Handleiding
Wijzer door de tijd
5
Tweede editie Geschiedenismethode
Celeste Snoek Marian van Gog
Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 1
25-10-2010 10:56:14
Lastige woorden
1
Blad 1
Les 1 De kalender
kalender Een lijst met de dagen van het jaar. Je kunt erop zien wanneer iets gebeurt.
schrikkeljaar Een jaar waarin februari 29 dagen heeft. Dat is elke vier jaar.
Pasen Een feest in de lente. Met kuikentjes, eieren en de paashaas.
Les 2 Hoe laat is het?
ochtend De morgen. Het eerste deel van de dag.
zonnewijzer Een soort klok.
schaduw Donkere vlekken op de grond of de muur. Je ziet ze als de zon schijnt.
zandloper Een soort klok. Mensen gebruiken een zandloper soms bij spelletjes.
hemel De lucht boven je hoofd. Je ziet er de wolken, de zon of de maan.
seizoen Een deel van het jaar. Een jaar heeft vier seizoenen: lente – zomer – herfst – winter.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 65
25-10-2010 10:56:34
Lastige woorden
1
Blad 2
Les 3 Oud en nieuw
masker Iets wat mensen soms met een feest voor hun gezicht houden. Door het masker zien ze er anders uit.
eeuw Honderd jaar. munt Een geldstuk. Bijvoorbeeld een euro.
oliebol Een ronde bol die in olie wordt gebakken. Oliebollen eet je met Oud en Nieuw.
Les 4 Iedereen heeft een geschiedenis
tijdlijn Een lijn waarop je kunt zien wanneer iets gebeurd is.
dagboek Een boekje waarin je schrijft wat je elke dag meemaakt.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 66
25-10-2010 10:56:35
Lastige woorden
2
Blad 1
Les 1 Jagen en verzamelen
kamp Een plaats waar mensen hun tenten opzetten. Ze blijven er een tijd wonen.
rendier Een soort hert. Het heeft ook een gewei.
krabber Met een krabber kun je iets schoon maken.
Les 2 De eerste boeren
akker Een stuk grond van een boer.
ploeg Een werktuig dat een boer gebruikt om zijn grond los te maken.
beek Een smalle rivier. Een beek is niet diep.
graan Een soort gras met dikke korrels. Van die korrels maakt de molenaar meel.
braam Een kleine donkerblauwe vrucht die je kunt eten.
hunebed Een graf van grote stenen. In een hunebed werden mensen begraven.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 67
25-10-2010 10:56:36
Lastige woorden
2
Blad 2
Les 3 Groeten uit Griekenland
held Iemand die anderen helpt die in gevaar zijn. Een held is niet bang. museum Een gebouw waar je mooie of oude dingen kunt bekijken.
ruïne Een gebouw dat is ingestort of kapot is gemaakt.
tempel Een soort kerk.
theater Een plaats waar mensen optreden. Ze zingen, dansen of spelen toneel. goden Sommige mensen geloven in goden. Ze geloven dat die goden alles op aarde regelen.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 68
25-10-2010 10:56:36
Lastige woorden
2
Blad 3
Les 4 Romeinen in Nederland
belasting Geld dat je aan de baas van jouw land moet betalen.
bezetten Een plaats inpikken en er de baas spelen. dek De vloer op een schip. Je kunt op het dek lopen.
fort Een soort kasteel met soldaten.
huid Een vel. Dieren hebben een vel met haren.
maalsteen Een steen om graan tot meel te malen.
oever De kant van een sloot of plas.
opstand Niet meer naar je baas luisteren. Geweld gebruiken.
schaaf Een stuk gereed schap om hout mee glad te maken.
wal Het land dat je ziet vanaf een boot.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 69
25-10-2010 10:56:37
Lastige woorden
3
Blad 1
Les 1 Wonen in een kasteel
artiesten Mensen die leuke dingen laten zien of horen. Zoals goochelaars en zangers.
goochelaar Iemand die trucjes doet.
bediende Iemand die voor zijn beroep iemand anders helpt. Bijvoorbeeld met koken of schoonmaken.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 70
25-10-2010 10:56:37
Lastige woorden
3
Blad 2
Les 2 Ridder worden
nette manieren leren Leren hoe je je netjes gedraagt. opleiding Lessen waarin je iets leert voor een beroep. strijd Een gevecht.
boogschieten Schieten met pijl en boog.
harnas Een soort jas en broek van metaal. Er hoort ook een helm bij. Een harnas beschermt je lichaam tijdens een gevecht.
worstelen Vechten zonder wapens.
dapper Niet bang. zwaard Een heel lang, groot mes.
lans Een lange stok met een scherpe punt.
toernooi Een soort feest met wedstrijden.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 71
25-10-2010 10:56:38
Lastige woorden
3
Blad 3
Les 3 Leven binnen de stadsmuren
bedelaar Iemand die om geld of eten vraagt.
koopman Iemand die spullen koopt en verkoopt.
burger (van de stad) Iemand die in een stad woont.
nachtwaker Iemand die ’s nachts oplet of er geen dieven zijn.
gracht Een grote sloot rond een stad. handwerker Ambachtsman. Iemand die dingen maakt met zijn handen. Bijvoorbeeld een timmerman of smid.
ambachtslieden Handwerkers. Mensen die dingen maken met hun handen.
de pest Een gevaarlijke ziekte.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 72
25-10-2010 10:56:39
Lastige woorden
3
Blad 4
Les 4 Ambachten en handel
ambacht Een beroep waarbij je iets met je handen maakt. Manden maken en ijzer smeden zijn ambachten. beurs Een zakje met geld.
florijn Een geldstuk. Net als de euro.
handel Alle spullen die je wilt verkopen. product Iets wat gemaakt is. twijgen Dunne takken.
wilgentakken Takken van een wilgenboom.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 73
25-10-2010 10:56:40
Lastige woorden
4
Blad 1
Les 1 Op ontdekkingsreis
gember De wortel van een gemberplant. Je kunt gember eten.
koraal Een soort steen uit de zee.
palm Een soort boom met grote bladeren.
specerij Iets wat je in je eten doet om het lekker te maken. Bijvoorbeeld peper of kaneel.
Les 2 Kooplieden en schilders
atelier (Je zegt: atteljee.) De werkplaats van een schilder.
schetsen Tekenen met dunne lijntjes. Als de schets klaar is, kun je hem overtrekken of natekenen.
etenswaren Dingen die je kunt eten.
landschap Wat je buiten ziet. Bijvoorbeeld een weiland met koeien of een bos.
open haard Een plaats in huis waar vuur brandt.
porselein Een soort klei. Je kunt er glimmende bordjes en kopjes van maken.
portret Het gezicht van iemand op een foto of schilderij.
camera (Je zegt: kaa-me-raa.) Een fototoestel.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 74
25-10-2010 10:56:40
Lastige woorden
4
Blad 2
Les 3 De wetten van de stad
misdaden Heel erge dingen die verboden zijn. Zoals stelen. galg Een paal met een touw eraan. Een boef werd er voor straf aan opgehangen, tot hij dood was.
schepenen Mensen die een stad bestuurden.
vergrijp Iets ergs wat je gedaan hebt. Iets wat verboden is, bijvoorbeeld stelen.
rakker Een politieagent van vroeger.
schandpaal Een paal waaraan een boef voor straf werd vastgebonden. De boef ging er niet dood van.
schout Een burgemeester van vroeger.
tuchthuis Een strenge gevangenis van vroeger.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 75
25-10-2010 10:56:41
Lastige woorden
4
Blad 3
Les 4 Rijke en arme mensen
olielantaarn Een lamp die op olie brandt.
schort Een kledingstuk. Je draagt het bij het koken om niet vies te worden.
steegje Een smalle straat.
bellenmeisje Een meisje dat de deur moest opendoen.
wasvrouw Een vrouw die voor anderen de was deed.
huishouding Het werk in huis. lantaarnopsteker Iemand die de olie lampen in de straat aanstak.
keukenmeisje Een meisje dat in de keuken werkte.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 76
25-10-2010 10:56:41
Lastige woorden
5
Blad 1
Les 1 Een reis met de trekschuit
koetsier Iemand die een koets bestuurt.
kinderhoofdjes Kleine keien op straat.
passagier Iemand die meereist in een boot of koets.
koets Een mooie kar waarin mensen zitten. Een koets wordt getrokken door een paard.
trekschuit Een boot waarin mensen reisden. De boot werd getrokken door een paard.
tram Een koets die op rails reed.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 77
25-10-2010 10:56:42
Lastige woorden
klokkenluider Iemand die de klokken van de kerk geluid laat maken. Hij trekt dan aan een lang touw. begrafenis Op een begrafenis wordt een dode in een kist in de grond gestopt.
5
Blad 2
schemering De tijd tussen licht en donker. Als het half donker is. plak Een soort houten lepel. De meester sloeg je ermee voor straf.
klompen Houten schoenen.
griffel Een staafje waarmee je op een lei kunt schrijven.
orde De meester kan goed orde houden als de kinderen naar hem luisteren.
lei Een grijs stuk steen waarop je kunt schrijven.
overhoren Vragen stellen om te kijken of een kind zijn lessen geleerd heeft.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 78
25-10-2010 10:56:43
Lastige woorden
5
Blad 3
Les 3 Wonen in een kamer
bokje springen Een spelletje. Kinderen springen over elkaar heen.
hoepel Een stuk speelgoed. Een grote ring van hout of ijzer.
ratel Een apparaat waarmee je veel lawaai maakt.
teil Een heel grote pan waarin je kunt wassen.
tol Een stuk speelgoed. Een tol draait heel snel rond.
poepdoos Een wc.
Les 4 Werken in een fabriek
ontslaan Zeggen dat iemand niet meer bij jou mag werken.
weefmachine Een machine die van draden lappen maakt.
stoommachine Een grote machine in een fabriek. De machine werkt op stoom.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 79
25-10-2010 10:56:44
Lastige woorden
6
Blad 1
Les 1 Manuel gaat naar het museum
raamwerk Iets wat steun geeft aan een rok.
ribben Botten in je borst.
taille Het middelste deel van je lijf. Net boven je heupen.
hoepelrok Een lange, wijde rok.
korset Een heel brede band met veters voor om je middel. Als je de veters strak aantrekt, lijk je heel dun. walvis Een groot dier dat in zee leeft.
Les 2 Opa’s fotoalbum
fotoalbum Een boek met foto’s.
melkboer Iemand die melk verkoopt.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 80
25-10-2010 10:56:45
Lastige woorden
6
Blad 2
Les 3 Toen oma kind was
dia Een kleine, doorzichtige foto.
Les 4 Toen papa klein was
Pong Een eenvoudig computerspel. Een soort tennis.
lp De afkorting van lang-speel-plaat. Een zwarte schijf. Je moest hem afspelen op een grammofoon. Dan kwam er muziek uit.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 81
25-10-2010 10:56:45
218241_HL5.indb 82
25-10-2010 10:56:45
Samenvatting
1
Blad 1
Tijdwijzers Les 1 De kalender Op een kalender kun je zien welke dag het is. Of wanneer iets gebeurt. Of hoe lang het nog duurt voordat iets gebeurt. Er zijn verschillende soorten kalenders. Op een jaarkalender kun je zien wat er in één jaar gebeurt. Op een maandkalender kun je zien wat er in één maand gebeurt. Op een verjaardagskalender kun je zien wie er jarig is. Een jaar heeft twaalf maanden. Elke maand heeft 30 of 31 dagen. Alleen februari heeft er 28. Maar eens in de vier jaar heeft februari 29 dagen. Zo’n jaar heet een schrikkeljaar.
Les 2 Hoe laat is het? Tijd gaat altijd maar door. Alle tijd die voorbij is, noem je verleden tijd. Vroeger keken mensen waar de zon aan de hemel stond. Dan wisten ze of het ochtend, middag of avond was. Later gebruikten ze een zonnewijzer. Of ze telden de uren met een kaarsklok. Je kunt tijd ook meten met een zandloper. De maan kun je ook als een soort klok gebruiken. Als je de hele maan ziet, noem je dat volle maan. Als het opnieuw volle maan is, is er ongeveer een maand voorbij. Aan de natuur kun je ook zien wat voor tijd het is: lente, zomer, herfst of winter. Dat zijn de namen van de seizoenen. lente april
mei
zomer juni
juli
herfst oktober
november
augustus
september
winter december
januari
februari
maart
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 83
25-10-2010 10:56:46
Samenvatting
1
Blad 2
Les 3 Oud en nieuw 31 december noemen we oudejaarsdag. Het is de laatste dag van een jaar. Na oudejaarsdag begint er een nieuw jaar. De eerste dag is 1 januari. In het jaar 1 werd Jezus Christus geboren. Alles wat daarvoor gebeurde noemen we: vóór Christus. En alles wat daarna gebeurde noemen we: ná Christus. Soms tellen we de jaren met heel grote stappen. Zo’n stap is honderd jaar. We noemen dat ook wel een eeuw.
Les 4 Iedereen heeft een geschiedenis Ieder mens heeft een eigen geschiedenis. Die geschiedenis begint met je geboorte. Daarna word je peuter, kleuter en schoolkind. Je kunt dingen over je eigen geschiedenis te weten komen. Vraag het aan je ouders. Of aan je opa of oma. Je kunt ook in een fotoalbum kijken. En misschien zijn er videofilms van jou gemaakt. Sommige mensen houden hun geschiedenis bij in een dagboek.
Het geboortekaartje van Lotte. Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 84
25-10-2010 10:56:46
Samenvatting
2
Blad 1
Leven met de natuur Les 1 Jagen en verzamelen Jagers halen alles wat ze nodig hebben uit de natuur. Ze verzamelen bessen en wortels. Ze maken speerpunten en messen van steen. Van een gedood rendier gebruiken ze bijna alles. Het vlees eten ze op. Van de huid maken ze dekens, kleding en tentdoek. Van de botten maken ze gereedschap. De jagers leven in tenten. Ze trekken steeds met de rendieren mee. Vuur is heel belangrijk voor de jagers. Ze maken er eten op klaar. Het geeft warmte. En het houdt gevaarlijke dieren op afstand.
Les 2 De eerste boeren Boeren wonen op een vaste plek. Ze houden tamme dieren, zoals koeien en schapen. Rond de boerderij liggen akkers. Eerst maakt de boer de grond los met een handploeg. Dan zaait hij graan en plant hij bonen op de akker. De boeren bewaren graan en bonen in potten van klei. Ze malen het graan en bakken er broodkoeken van. Ze verzamelen ook voedsel in de natuur, zoals bessen. Soms hebben ze voedsel over. Dat ruilen ze met andere boeren. Sommige boeren begraven hun doden in een hunebed.
Een hunebed.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 85
25-10-2010 10:56:47
Samenvatting
2
Blad 2
Grieken en Romeinen Les 3 Groeten uit Griekenland De Grieken hebben veel goden en godinnen. Voor elke god bouwen ze een tempel. En ze schrijven verhalen over goden en helden. De Grieken houden ook van toneelspelen. De Grieken dragen lange wollen kleding. Ze zitten niet op stoelen, maar liggen op banken. Ze eten vooral vis en brood. Veel Griekse kinderen gaan naar school. Ze leren er schrijven, rekenen en muziek. Ook doen de Grieken veel aan sport. Ze hebben de Olympische Spelen bedacht.
Les 4 Romeinen in Nederland In Nederland wonen Germanen. Dan komen de Romeinen. Zij worden de baas. Ze leggen wegen aan. En ze bouwen forten en wachttorens. Door de Romeinen is het veilig op de wegen. Veel Germanen zijn niet blij met de Romeinen. Ze moeten belasting betalen aan de keizer. Die woont ver weg in Rome. De Germanen ruilen hun spullen op de markt in het Romeinse fort. fort In Nederland zijn oude Romeinse schepen gevonden.
wachttoren
weg
Een Romeinse legerplaats.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 86
25-10-2010 10:56:47
Samenvatting
3
Blad 1
In en rond het kasteel Les 1 Wonen in een kasteel Een kasteel is een veilige plek om te wonen. Het heeft dikke muren met schietgaten. Rond het kasteel ligt een gracht. Je kunt alleen naar binnen over de ophaalbrug en door de poort. Soldaten bewaken het kasteel. Ze beschieten de vijand met pijl en boog. Of ze gieten kokende olie op de aanvallers. Op het kasteel wonen de kasteelheer en de kasteelvrouw, hun kinderen en de bedienden. Rond het kasteel wonen boeren. Zij werken voor de kasteelheer. Als er gevaar dreigt, mogen ze in het kasteel komen.
Les 2 Ridder worden Een kasteelheer is een ridder. Als er oorlog is, moet hij voor de koning vechten. Als beloning krijgt de ridder een stuk grond. Daarop laat hij een kasteel bouwen. De zoon van een ridder wordt later ook ridder. Eerst wordt hij page. Hij leert paardrijden en met een zwaard vechten. Daarna wordt hij schildknaap. Hij moet wapens poetsen en voor de paarden zorgen. Ten slotte slaat de koning hem tot ridder. Nu mag hij voor de koning vechten. En hij mag aan toernooien meedoen. Daar kan hij laten zien hoe goed hij kan vechten.
helm harnas
lans
zwaard
schild
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 87
25-10-2010 10:56:48
Samenvatting
3
Blad 2
Wonen en werken in de stad Les 3 Leven binnen de stadsmuren Om de stad staat de stadsmuur. Je kunt de stad alleen in door een poort. Daar staat een poortwachter bij. Die beslist wie er wel en wie er niet de stad in mag. ’s Nachts gaat de stadspoort dicht. Dan gaat de nachtwaker aan het werk. Hij loopt door de straten en kijkt of alles in orde is. In de stad wonen kooplieden, ambachtslieden en bedelaars. Op het plein is een markt. Daar verkopen kooplieden en boeren van buiten hun spullen. De meeste mensen in de stad zijn arm. Ze moeten hard werken. In de stad is het vies. De mensen gooien hun vuil op straat. Daar komen ratten op af. Die brengen de pest over. Dat is een gevaarlijke ziekte. De meeste huizen zijn van hout. Als er brand uitbreekt, gaat soms een hele wijk in vlammen op.
Les 4 Ambachten en handel Een ambachtsman is iemand die met zijn handen dingen maakt. Bijvoorbeeld manden. De dingen die hij maakt, noem je producten. Om zijn producten te kunnen maken, heeft een ambachtsman materiaal nodig. Bijvoorbeeld dunne takken om manden mee te vlechten. Een ambachtsman verkoopt zijn producten aan een handelaar. Die handelaar verkoopt de producten dan weer op de markt. De kopers zijn zijn klanten.
materiaal
ambachtsman
product
handelaar
klant
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 88
25-10-2010 10:56:48
Samenvatting
4
Blad 1
Specerijen en schilderijen Les 1 Op ontdekkingsreis In de tijd van de ontdekkingsreizen denken veel mensen dat de aarde plat is. Ze durven niet ver te varen. Ze zijn bang dat ze dan van de aarde af kunnen vallen. Maar niet alle mensen geloven dat. Vasco da Gama bijvoorbeeld gelooft het niet. Hij woont in Portugal. Hij maakt met zijn zeilschip een grote reis over zee. Hij zoekt landen waar hij specerijen kan kopen, zoals peper, kaneel en gember. Na een lange reis komt hij in Indië aan. Hij kijkt er zijn ogen uit. Hij wil specerijen ruilen voor spullen die hij heeft meegenomen uit Portugal. Maar de koning vindt die spullen niet mooi genoeg. De reis van Vasco da Gama noemen we een ontdekkingsreis. Zo’n reis is vaak lang en gevaarlijk. En er is niet altijd genoeg vers voedsel aan boord.
Les 2 Kooplieden en schilders Rijke kooplieden wonen in grote huizen. Ze hangen graag schilderijen aan de muren. Daarmee willen ze laten zien hoe rijk en belangrijk ze zijn. Ze geven schilders opdracht om schilderijen te maken. Natuurlijk moeten ze daarvoor betalen. Een schilder brengt met een penseel olieverf aan op een doek. Schilders maken allerlei soorten schilderijen, zoals zeegezichten, stillevens en portretten. Een beroemde schilder is Rembrandt.
Een stilleven.
Een portret.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 89
25-10-2010 10:56:50
Samenvatting
4
Blad 2
De dief en het dienstmeisje Les 3 De wetten van de stad De regels van een stad heten wetten. Ze zijn gemaakt door de mensen van het stadsbestuur. Het stadsbestuur is de baas in de stad. De rakkers zijn agenten. Ze pakken mensen op die zich niet aan de regels houden. De schout en de schepenen zeggen welke straf die mensen moeten krijgen. Ze worden bijvoorbeeld vast gebonden aan de schandpaal. Of ze moeten werken in het tuchthuis. Dat is een soort gevangenis. Mensen die iets heel ergs hebben gedaan, kunnen de doodstraf krijgen. Ze worden dan opgehangen aan de galg. De schandpaal.
Les 4 Rijke en arme mensen Er is een groot verschil tussen rijke en arme mensen. Rijke mensen wonen in prachtige, grote huizen aan de gracht. In hun huizen staan mooie meubels. Ze hebben personeel in dienst. Een wasvrouw om de was te doen. Een keukenmeisje om in de keuken te helpen. En een bellenmeisje om de deur open te doen en de gasten te ontvangen. ’s Nachts zijn de straten in de dure wijken verlicht. Elke avond steekt de lantaarnopsteker er de olielantaarns aan. Arme mensen wonen in smalle steegjes. Hun kinderen lopen op blote voeten. De kleintjes poepen en plassen gewoon op straat. ’s Avonds is het donker in de steegjes. Sommige arme mensen wonen in donkere, vochtige kelders.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 90
25-10-2010 10:56:50
Samenvatting
5
Blad 1
Op reis en naar school Les 1 Een reis met de trekschuit Het is tweehonderd jaar geleden. De meeste mensen lopen als ze ergens heen gaan. Soms reizen ze met de trekschuit. Die boot wordt door een paard getrokken. Het dier loopt over een pad langs het water. Rijke mensen gaan met de koets. De ijzeren banden om de wielen maken een hoop herrie op de keien. Die heten kinderhoofdjes. Er zijn ook sleepkoetsen. Die hebben geen wielen, maar staan op een slee. Een paardentram is ook een soort koets. De tram wordt door een paard over twee rails getrokken.
Les 2 Les in een schuur Kinderen die naar school gaan, betalen schoolgeld aan de meester. Die heeft vaak ook andere baantjes. Alle kinderen zitten bij elkaar in één klas. Ieder kind heeft zijn eigen werk. De meester overhoort hen. Kinderen schrijven met een griffel op een lei. Als een kind niet luistert, gooit de meester de pechvogel naar hem toe. Het krijgt dan tikken met de plak. Is een kind dom geweest? Dan krijgt het ezelsoren op. Deed een kind iets heel ergs? Dan moet het de hele dag met het schandbord rondlopen. griffel
lei
pechvogel
ezelsoren
sponzendoosje
plak
schandbord
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 91
25-10-2010 10:56:50
Samenvatting
5
Blad 2
Kleine huizen en lange dagen Les 3 Wonen in een kamer Het is honderd jaar geleden. Veel mensen wonen in een klein huis of in één kamer. Daar wassen, eten, slapen en koken ze. Ouders slapen vaak in een bedstee. Dat is een bed in een kast. Kinderen slapen op de grond. De mensen hebben geen kraan. Water halen ze bij een pomp. En ze hebben ook geen wc. Ze gaan op de poepdoos. Dat is een houten doos met een emmer erin. Die wordt elke week in de strontkar geleegd. Kinderen spelen op straat met hoepels en tollen. Of ze knikkeren er met steentjes. Of ze er doen tikkertje. Dat kan allemaal, omdat er weinig verkeer is. Veel winkeliers komen langs de deur. Ze hebben een handkar of een wagen met een paard ervoor. De vuilnisman heeft ook een paard en wagen. En een ratel.
Les 4 Werken in een fabriek Arbeiders krijgen niet veel betaald. Ze verdienen meestal te weinig om van te leven. Daarom werken ook hun kinderen mee in de fabriek. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. De fabrieken staan midden in de stad. In de fabriek staan machines, zoals weefmachines. Een stoommachine zorgt ervoor dat al die machines draaien. Het werk in de fabriek is zwaar en gevaarlijk. Een werkdag duurt lang. Er is veel stof en lawaai. En er gebeuren vaak ongelukken. De directeur is streng. Hij is de baas! Als hij dat wil kan hij je zo ontslaan. En als je ziek bent, krijg je geen geld van hem. Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 92
25-10-2010 10:56:51
Samenvatting
6
Blad 1
Korte rokken en knikkers Les 1 Manuel gaat naar het museum Kleding ziet er nu anders uit dan vroeger. Dat komt doordat de mode steeds verandert. Vroeger droegen dames bijvoorbeeld een korset. Daardoor kregen ze een smalle taille. Dat vonden ze mooi. Een korset zat heel strak. Hij drukte je ribben naarbinnen en dat was ongezond. Een tijdlang was de hoepelrok in de mode. Dat was een raamwerk van dunne walvisbotten. Daaroverheen trok je eerst een onderrok en dan een bovenrok aan. Badkleding bedekte bijna het hele lichaam. Dat is nu wel anders.
Een hoepelrok is lastig om aan te trekken.
Les 2 Opa’s fotoalbum In de tijd van opa zijn de gezinnen vaak groot. Wel zeven kinderen of nog meer. Jongens dragen meestal een korte broek en lange kousen. Er is weinig verkeer. Daardoor kunnen kinderen veilig op straat tollen en knikkeren. Jongens zitten meestal op een jongensschool en meisjes op een meisjesschool. Er zijn nog geen supermarkten. Voor groente, brood, melk en vlees zijn er aparte winkels. Maar er komen ook veel winkeliers aan huis, zoals de bakker en de melkboer. Iedereen vindt het heel normaal dat veel mensen op zaterdag werken.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 93
25-10-2010 10:56:53
Samenvatting
6
Blad 2
Van platenspeler tot mp3 Les 3 Toen oma kind was Oma keek als kind al televisie. De beelden waren in zwart-wit. Er was alleen ’s avonds tv. En er waren maar twee zenders. Een bekend tvprogramma was Swiebertje. Later kreeg oma kleurentelevisie. Nieuw speelgoed uit die tijd waren Lego en Barbiepoppen. Apparaten zoals de radio en de platenspelers werden steeds kleiner en lichter. Steeds meer mensen kochten een auto. En veel mensen gingen op vakantie. Met de caravan of in een vakantiehuisje.
Les 4 Toen papa klein was Papa had als kind een computer. Maar er waren bijna geen spelletjes voor. Op zijn computer kon je eigenlijk alleen maar typen. Nu spelen we muziek af die op cd’s staat. Of op een mp3-speler. Opa en oma hadden een grammofoon. De muziek stond op grote, zwarte schijven. Die schijven heten lp’s of langspeelplaten. In de tijd dat jouw ouders kind waren, gingen steeds meer mensen naar het buitenland op vakantie.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 94
25-10-2010 10:56:55
Herhalingsblad
1
Naam:
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 6 tot en met 10.
1
ladzijde 6 en 7 > bafbeelding 1
oem drie manieren waarop vroeger de tijd werd gemeten. N Zet een kruisje achter de oudste manier. 1 2 3
2
ladzijde 8 > bafbeelding 1
Trek een lijn naar het juiste jaartal. tijd van de Romeinen
7000 voor Chr.
tijd van de ridders
2000 na Chr.
prehistorie
200 na Chr.
nu
900 na Chr.
3
ladzijde 9 > bafbeelding 2
Wat vieren de kinderen?
ladzijde 10 > bafbeelding 1
We noemen zo’n lijn een
4
Daarop zie je de
van Lotte.
Waarom heeft de lijn links en rechts een pijl? Omdat
5
ladzijde 10 en 11 > bafbeelding 2, 3, 4 en 5
Noem drie manieren waarop Lotte iets weet over haar eigen geschiedenis. 1 2 3
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 119
25-10-2010 10:57:08
Herhalingsblad
2
Naam:
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 14 tot en met 21.
1
2
ladzijde 14 > bafbeelding 1
Kruis alles aan wat je ook op de tekening ziet.
ladzijde 16 en 17 > bafbeelding 1
Noem drie dingen die de mensen op de tekening doen.
gereedschap bomen huizen vuurplaats kleren speelgoed
tenten eten vishengel huiden schoenen naald
1 2 3
3
4
ladzijde 17 > bafbeelding 2
Dit bouwwerk heet een
ladzijde 18 > bafbeelding 1 en 2
Je ziet twee gebouwen, een
Het wordt gebruikt om
en een Ze staan in
5
6
ladzijde 20 > bafbeelding 1
Je ziet een
ladzijde 21 > bafbeelding 2
Waar zijn de wachttorens voor?
Het is nog van de
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 120
25-10-2010 10:57:08
Herhalingsblad
3
Naam:
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 24 tot en met 30.
1
ladzijde 24 > bafbeelding 1, 2, 3 en 4
2
ladzijde 26 en 27 > bafbeelding 1, 2, 3
Wie werken er op de tekeningen? De
werkt in de
De
werkt in de
Op de tekeningen zie je Lambert. Hij wordt Noem drie dingen die hij daarvoor moet leren. 1 2 3
3
4
ladzijde 27 > bafbeelding 4
Dit feest heet een
ladzijde 28 > bafbeelding 1
Wie willen hier de stad in?
Dat is
1 2 3 Wie zal de poortwachter niet binnenlaten? Zet daar een kruisje achter.
5
ladzijde 30 > bafbeelding 1
Zet een kring om het juiste woord. Dirk is handelaar – ambachtsman – boer.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 121
25-10-2010 10:57:09
Herhalingsblad
4
Naam:
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 34 tot en met 40.
1
2
ladzijde 34 > bafbeelding 1
De jongens varen op een
ladzijde 35 > bafbeelding 2
Zet een kring om het juiste woord.
schip.
Hun tocht heet een
Wat willen de mannen van Vasco da Gama van de koning van Indië? Ze willen spullen ruilen – stelen – verkopen.
3
ladzijde 36 > bafbeelding 2, 3 en 4
Hoe heet het soort schilderijen dat je ziet? 1 2 3
4
ladzijde 37 > bafbeelding 5
Zet een kring om het juiste woord. Wat Rembrandt hier doet, kun je nu vergelijken met het werk van een schilder – fotograaf – beeldhouwer.
5
6
ladzijde 39 > bafbeelding 2
Costijn staat aan de
ladzijde 40 > bafbeelding 1
Door wie wordt het werk in huis gedaan?
Hoe zou hij tegenwoordig gestraft worden?
1 2
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 122
25-10-2010 10:57:09
Herhalingsblad
5
Naam:
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 44 tot en met 52.
1
ladzijde 44 > bafbeelding 1
Welke twee voertuigen zie je? 1 2
2
ladzijde 45 > bafbeelding 2
Je ziet een Noem de verschillen met een koets. De passagiers Het paard
3
ladzijde 46 en 47 > bafbeelding 1 en 2
Noem drie verschillen met jouw school nu. 1
2
3
4
ladzijde 48 > bafbeelding 1
Waar gebeurt het? wassen in slapen in plassen en poepen op
5
ladzijde 50 > bafbeelding 1
Schrijf op wat de kinderen doen. Ze Tegenwoordig zouden ze
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 123
25-10-2010 10:57:09
Herhalingsblad
6
Naam:
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 54 tot en met 61.
1
ladzijde 54 > bafbeelding 1
Schrijf achter elk kledingstuk het juiste jaartal. Kies uit: 1800 – 1850 –1900 –1950 hoepelrok hoge hoed kuitbroek
2
ladzijde 56 > bafbeelding 1, 2 en 3
Noem drie verschillen met nu. 1 Spelen: 2 Verkeer: 3 School:
3
ladzijde 57 > bafbeelding 5
Wat deed opa voor werk? Hij was
4
ladzijde 58 > bafbeelding 1
Wat is het verschil met een moderne televisie?
5
ladzijde 60 > bafbeelding 1
Deze computer heeft nog geen
6
ladzijde 60 > bafbeelding 2
Wat is dit voor apparaat?
Waarom kon je die niet thuis gebruiken?
Streep het foute woord door. Apparaten waren vroeger groter / kleiner dan nu.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 124
25-10-2010 10:57:09
Antwoorden herhaling
1
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 6 tot en met 10.
1
ladzijde 6 en 7 > bafbeelding 1
oem drie manieren waarop vroeger de tijd werd gemeten. N Zet een kruisje achter de oudste manier. 1 2 3
2
3
4
ladzijde 8 > bafbeelding 1
met een zonnewijzer met een kaarsklok met een zandloper
Trek een lijn naar het juiste jaartal. tijd van de Romeinen
7000 voor Chr.
tijd van de ridders
2000 na Chr.
prehistorie
200 na Chr.
nu
900 na Chr.
ladzijde 9 > bafbeelding 2
Wat vieren de kinderen?
ladzijde 10 > bafbeelding 1
We noemen zo’n lijn een
oudjaar/nieuwjaar
Daarop zie je de
tijdlijn geschiedenis
van Lotte.
Waarom heeft de lijn links en rechts een pijl? Omdat
5
ladzijde 10 en 11 > bafbeelding 2, 3, 4 en 5
de lijn naar twee kanten doorloopt.
Noem drie manieren waarop Lotte iets weet over haar eigen geschiedenis. 1 2 3
geboortekaartje foto’s video Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 125
25-10-2010 10:57:10
Antwoorden herhaling
2
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 14 tot en met 21.
1
2
ladzijde 14 > bafbeelding 1
Kruis alles aan wat je ook op de tekening ziet.
ladzijde 16 en 17 > bafbeelding 1
Noem drie dingen die de mensen op de tekening doen.
gereedschap bomen huizen vuurplaats kleren speelgoed
1 2 3
3
4
tenten eten vishengel huiden schoenen naald
bos kappen gat in de muur dichtmaken brood bakken
ladzijde 17 > bafbeelding 2
Dit bouwwerk heet een
ladzijde 18 > bafbeelding 1 en 2
Je ziet twee gebouwen, een
Het wordt gebruikt om
hunebed. doden in te begraven.
theater. Ze staan in Griekenland. en een
5
ladzijde 20 > bafbeelding 1
Je ziet een
ladzijde 21 > bafbeelding 2
Waar zijn de wachttorens voor?
6
tempel
oud schip. Het is nog van de Romeinen. om de grens te bewaken
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 126
25-10-2010 10:57:10
Antwoorden herhaling
3
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 24 tot en met 30.
1
ladzijde 24 > bafbeelding 1, 2, 3 en 4
Wie werken er op de tekeningen? De De
2
ladzijde 26 en 27 > bafbeelding 1, 2, 3
kok smid
werkt in de werkt in de
keuken. smederij.
Op de tekeningen zie je Lambert. Hij wordt
ridder
Noem drie dingen die hij daarvoor moet leren. 1 2 3
met pijl en boog schieten een harnas poetsen zwaardvechten, paardrijden
3
ladzijde 27 > bafbeelding 4
Dit feest heet een
4
ladzijde 28 > bafbeelding 1
Wie willen hier de stad in?
toernooi. Dat is een vriendschappelijk gevecht tussen ridders.
1 2 3
een koopman twee bedelaars een zieke vrouw
Wie zal de poortwachter niet binnenlaten? Zet daar een kruisje achter.
5
ladzijde 30 > bafbeelding 1
Zet een kring om het juiste woord. Dirk is handelaar – ambachtsman – boer.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 127
25-10-2010 10:57:11
Antwoorden herhaling
4
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 34 tot en met 40.
1
2
ladzijde 34 > bafbeelding 1
De jongens varen op een
ladzijde 35 > bafbeelding 2
Zet een kring om het juiste woord.
Hun tocht heet een
zeil schip. ontdekkingsreis.
Wat willen de mannen van Vasco da Gama van de koning van Indië? Ze willen spullen ruilen – stelen – verkopen.
3
ladzijde 36 > bafbeelding 2, 3 en 4
Hoe heet het soort schilderijen dat je ziet? 1 2 3
4
ladzijde 37 > bafbeelding 5
landschap stilleven portret
Zet een kring om het juiste woord. Wat Rembrandt hier doet, kun je nu vergelijken met het werk van een schilder – fotograaf – beeldhouwer.
5
ladzijde 39 > bafbeelding 2
Costijn staat aan de
schandpaal.
Hoe zou hij tegenwoordig gestraft worden?
met een boete 6
ladzijde 40 > bafbeelding 1
Door wie wordt het werk in huis gedaan? 1 2
keukenmeisje, wasvrouw bellenmeisje
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 128
25-10-2010 10:57:11
Antwoorden herhaling
5
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 44 tot en met 52.
1
ladzijde 44 > bafbeelding 1
Welke twee voertuigen zie je? 1 2
2
ladzijde 45 > bafbeelding 2
trekschuit sleepkoets
Je ziet een
Noem de verschillen met een koets. De passagiers Het paard
3
ladzijde 46 en 47 > bafbeelding 1 en 2
1
3
5
ladzijde 48 > bafbeelding 1
ladzijde 50 > bafbeelding 1
hobbelen minder over de keien. kan de tram beter trekken.
Noem drie verschillen met jouw school nu.
2
4
paardentram.
Nu zijn er meer ramen en is er dus meer licht. Toen werd er geschreven met griffel en lei. Nu leer je geen losse letters meer maar hele woorden.
Waar gebeurt het?
een teil slapen in een bedstee plassen en poepen op een poepdoos wassen in
Schrijf op wat de kinderen doen.
werken in een fabriek (weven). Tegenwoordig zouden ze naar school gaan. Ze
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 129
25-10-2010 10:57:12
Antwoorden herhaling
6
Maak de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Je vindt de afbeeldingen op bladzijde 54 tot en met 61.
1
ladzijde 54 > bafbeelding 1
Schrijf achter elk kledingstuk het juiste jaartal. Kies uit: 1800 – 1850 –1900 –1950
1850 hoge hoed 1850 -1900 kuitbroek 1800 hoepelrok
2
ladzijde 56 > bafbeelding 1, 2 en 3
Noem drie verschillen met nu.
Je kon overal op straat spelen. 2 Verkeer: Er waren minder auto’s. 3 School: Er waren jongens- en meisjesscholen. 1 Spelen:
3
ladzijde 57 > bafbeelding 5
Wat deed opa voor werk? Hij was
4
ladzijde 58 > bafbeelding 1
Wat is het verschil met een moderne televisie?
5
ladzijde 60 > bafbeelding 1
Deze computer heeft nog geen
6
ladzijde 60 > bafbeelding 2
Wat is dit voor apparaat?
bakker.
Nu is er kleuren-tv, toen zwart-wit. muis.
een computer Waarom kon je die niet thuis gebruiken?
Hij was veel te groot. Streep het foute woord door. Apparaten waren vroeger groter / kleiner dan nu.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 130
25-10-2010 10:57:12
Verdiepingsopdrachten
1
Opdracht 1, blad 1
Maak je eigen stamboom Wat ga je doen? Alle mensen van één familie horen bij elkaar. Ze zijn met elkaar verbonden. Hoe ze verbonden zijn, kun je aangeven in een stamboom. Jij gaat zo’n stamboom maken van je eigen familie. Dit heb je nodig n Kopieerblad 1.1, blad 2: Stamboom n foto’s van mensen die bij jouw familie horen n lijm Om thuis te doen 1 Verzamel foto’s van je eigen familie. Je hebt foto’s nodig van jezelf, je broers en zusjes, je ouders, opa’s en oma’s. En als het kan ook van je overgrootouders, dus de ouders van je opa’s en oma’s. Ooms, tantes, neefjes en nichtjes kunnen ook meedoen, maar het hoeft niet. 2 Zijn foto’s te lastig? Maak dan van iedereen een tekening. Je weet van iedereen wel iets wat hen bijzonder maakt. Bijvoorbeeld de bril van je moeder, de pijp van je opa, de grote neus van je vader. 3 Is het lastig om foto’s van je familie te verzamelen? En wil je liever niet tekenen? Maak dan een stamboom van het koninklijk huis. Foto’s van de mensen uit die familie vind je in een tijdschrift of op internet. Of je maakt een kopie uit een boek. Aan de slag 1 Vraag het kopieerblad aan je juf of meester. 2 Maak kopieën van de foto’s. 3 Kijk goed waar de foto’s horen en plak ze op. Onder elke foto schrijf je de juiste naam. 4 Kleur de stamboom mooi in. Wil je meer weten? Zoek op internet. Gebruik een zoekprogramma als Google. Zoek bij afbeeldingen. Tik in: stamboom.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 131
25-10-2010 10:57:12
Verdiepingsopdrachten
1
Opdracht 1, blad 2
Stamboom
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 132
25-10-2010 10:57:13
Verdiepingsopdrachten
1
Opdracht 2
Vraag het aan opa of oma Wat ga je doen? Hoe ging het er vijftig jaar geleden aan toe? Jouw opa en oma en andere mensen van hun leeftijd weten het wel. Jij gaat het hun vragen in een echt interview. Je schrijft op wat ze je vertellen. En misschien hebben zij ook wel foto’s die je kunt bekijken. Dit heb je nodig n pen en papier Om thuis te doen 1 Bedenk aan wie jij je vragen kunt gaan stellen. Heb je geen opa of oma meer of wonen ze te ver uit de buurt? Bedenk dan wie ongeveer hun leeftijd heeft. Misschien een buurman of buurvrouw, een ander familielid, of de opa of oma van een vriendje of vriendinnetje. Maak een afspraak. Vertel dat je graag langs wilt komen om dingen over vroeger te vragen. 2 Bereid je bezoek goed voor. Overleg altijd eerst met je ouders of leerkracht. Schrijf op wat je wilt weten. Bijvoorbeeld: Hoe woonden de mensen vijftig jaar geleden? Wat leerden kinderen toen op school? Wat deden ze in hun vrije tijd? Welke spelletjes speelden ze? Welke boeken lazen ze? Keken ze ook tv en welke programma’s had je toen? 3 Ga langs en stel je vragen. Schrijf de antwoorden kort op. Vraag of je ook foto’s kunt zien. Misschien mag je ze lenen om te kopiëren of na te tekenen. Misschien kun je een digitale camera lenen en meenemen om zelf foto’s te maken. Aan de slag 1 Maak van de antwoorden die je hebt gekregen een leuk verhaal. 2 Maak er tekeningen bij of plak de kopieën van de foto’s op. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekprogramma als Google. Zoek bij afbeeldingen. Tik in: opa, oma, vroeger.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 133
25-10-2010 10:57:14
Verdiepingsopdrachten
1
Opdracht 3
Maak een memoryspel Wat ga je doen? Je gaat een memoryspel maken met plaatjes van oude voorwerpen. Zoals een oude telefoon, een oude auto en een oude klok. Dit heb je nodig n karton n schaar n kleurpotloden of viltstiften n plaatjes Aan de slag 1 Zoek plaatjes van oude voorwerpen. Je vindt ze in boeken of op internet. Op de computer kun je een trefwoord intypen. Bijvoorbeeld: oude auto, koffiemolen of leesplankje. Zoek twaalf tot achttien verschillende plaatjes. 2 Elk plaatje kopieer je twee keer. Of je tekent ze na en dan kopieer je ze twee keer. 3 Kleur twee plaatjes die bij elkaar horen op dezelfde manier in en knip ze uit. 4 Van karton knip je vierkante kaartjes: 4 bij 4 centimeter groot. 5 Plak elk plaatje op een kaartje. 6 Om de plaatjes lang mooi te houden, kun je ze plastificeren of met doorzichtige lak aflakken. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google bij afbeeldingen. Tik in: oude koffiemolen, oude auto, enzovoort.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 134
25-10-2010 10:57:14
Verdiepingsopdrachten
1
Opdracht 4
Teken een oud beroep Wat ga je doen? Je kiest een oud beroep. Je maakt daarvan een tekening. Zo kan iedereen zien wat dat beroep vroeger inhield. Dit heb je nodig n tekenpapier n tekenmateriaal Aan de slag 1 Je leest hieronder allemaal oude beroepen. Kies er één uit. Lantaarnopsteker, schillenboer, putjesschepper, leerlooier, schoorsteenveger, klompenmaker, sigarenmaker, mijnwerker, melkventer, bezembinder. 2 Weet je wat het beroep precies inhield? Had iemand er gereedschappen en materialen voor nodig? Welke gereedschappen en welke materialen waren dat? Hoe zagen de producten eruit? En wie kochten die producten? Werkte degene die het product maakte in een fabriek? Of had hij een eigen werkplaats? Verdiende iemand met dit beroep veel geld of weinig? Had hij er dieren bij nodig, bijvoorbeeld een paard om een kar te trekken? Als je het niet weet, kun je het opzoeken. Bijvoorbeeld op internet. Gebruik een zoekmachine als Google en tik de naam van het beroep in. 3 Teken op een vel papier iemand die dat beroep heeft. Denk aan het gereedschap, de materialen, de werkplaats, de kar met het dier ervoor. 4 Schrijf de naam van het beroep in mooie letters onder je tekening. 5 Hebben andere kinderen ook een tekening van een oud beroep gemaakt? Dan kunnen jullie een kleine tentoonstelling maken. En jullie kunnen er ook een raadspel van maken. Schrijf de naam van het beroep dan niet onder de tekening. Of dek de naam af. Andere kinderen moeten dan raden welke beroepen jullie getekend hebben. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekprogramma als Google. Tik in: oude ambachten.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 135
25-10-2010 10:57:14
Verdiepingsopdrachten
2
Opdracht 1
Maak een tijdlijn Wat ga je doen? Aan een tijdlijn hangen allemaal kaartjes. Op elk kaartje staat een gebeurtenis. En de datum van die gebeurtenis. Zo kun je direct zien wat er gebeurd is, wanneer en in welke volgorde. Jij gaat een tijdlijn maken over je eigen leven. Dit heb je nodig n een lange draad n paperclips n stevig paper n eventueel een lamineerapparaat Aan de slag 1 Schrijf eerst op wat er in jouw leven allemaal voor belangrijks is gebeurd. Denk aan de geboorte van een broertje of een zusje. Of het halen van je zwemdiploma. Of kies voor enkele leuke gebeurtenissen, zoals een mooie vakantie of een bijzonder feest. Kies acht tot twaalf gebeurtenissen en schrijf achter elke gebeurtenis wanneer hij plaatsvond. 2 Knip van het karton kaartjes van 8 bij 8 centimeter. 3 Schrijf op elk kaartje één gebeurtenis. Je kunt de tekst ook op de computer typen, printen, uitknippen en op de kaartjes plakken. 4 Versier elk kaartje met een leuke toepasselijke tekening. 5 Om de kaartjes extra mooi te maken, kun je ze lamineren. 6 Span een draad van ongeveer 1 meter. Hang de kaartjes in de juiste volgorde met een paperclip aan de lijn. Zorg ervoor dat de onderlinge afstanden kloppen. Twee gebeurtenissen die vlak na elkaar plaatsvonden, hangen dicht bij elkaar. Twee gebeurtenissen waar meer tijd tussen zat, hangen verder uit elkaar. 7 Hang je tijdlijn op in de klas. Wil je meer weten? Kijk nog even naar les 4 op bladzijde 10 en 11 in je boek.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 136
25-10-2010 10:57:15
Verdiepingsopdrachten
2
Opdracht 2
Bouw een hunebed Wat ga je doen? Je maakt een hunebed en de spullen die daarin lagen. Dit heb je nodig n schoenendoos n karton n klei n verf n kwasten n schaar n wol n eventueel een latje, wat touw en een stokje (pijl en boog) Aan de slag 1 Knip aan één kant de korte kant uit de schoenendoos. Zet de schoenendoos nu omgekeerd neer. 2 Teken op karton grote stenen en knip ze uit. Schilder de stenen grijs of bruin. Schilder de schoenendoos in dezelfde kleur. 3 Plak de stenen op de schoenendoos. Maak één losse steen, die straks voor de open kant kan komen. Dit is de opening, dus je moet de steen niet vastplakken! 4 Maak van klei kleine potten. Maak ook enkele kralen van klei en rijg die aan een wollen draad. Van stevig karton of een dun latje en touw maak je een boog. Maak een puntje aan een stokje: dat is de pijl. 5 Zet alles wat je gemaakt hebt in het hunebed. Zet de losse steen voor de opening. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google. Tik in: hunebed.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 137
25-10-2010 10:57:15
Verdiepingsopdrachten
2
Opdracht 3
Speel een echt Grieks drama Wat ga je doen? Een ander woord voor drama is: toneelstuk. Je gaat een toneelstuk bedenken over het oude Griekenland. En dat ga je met een groepje spelen. Dit heb je nodig n lappen (van lakens) voor kleding n crêpepapier en karton voor attributen n karton voor maskers Aan de slag 1 Zoek naar informatie over de Grieken. Je weet al dat ze mooie gebouwen maakten en van sporten hielden. Ook schreven ze graag verhalen en gedichten. En ze speelden graag toneel. Bij ‘Wil je meer weten’ staat waar je nog meer informatie over de Grieken kunt vinden. 2 Bedenk samen een verhaal over de oude Grieken. Schrijf het verhaal op en verdeel de rollen. 3 Bedenk welke attributen nodig zijn en maak ze, bijvoorbeeld van karton. Attributen zijn voorwerpen die je nodig hebt bij het spelen van je stuk. Zo kun je bijvoorbeeld een krans van laurierbladeren maken als je toneelstuk gaat over een sportheld die een wedstrijd heeft gewonnen. 4 Als kleding kun je lakens omslaan. Griekse toneelspelers verkleedden zich niet. Zij maakten wel maskers om duidelijk te maken wie zij voorstelden. Zo’n masker plakten ze op een stokje en hielden ze voor hun gezicht. Iedere speler maakt zijn eigen masker. 5 Lukt het jullie om je toneelstuk op rijm te zetten? Dan is dat helemaal Grieks! Maar zonder rijm kan het ook prima. 6 Oefen jullie toneelstuk en speel het dan voor de hele groep. Wil je meer weten? Kijk nog even naar les 3 op bladzijde 19 en 20 in je boek. Op internet kun je nog veel meer informatie over de Grieken vinden. Zoek met een zoekmachine als Google. Tik in: oude Grieken. Kijk ook in Junior informatie C59: Zo leefden de Grieken (Noordhoff Uitgevers).
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 138
25-10-2010 10:57:15
Verdiepingsopdrachten
2
Opdracht 4, blad 1
Maak een Romeins cijferspel Wat ga je doen? Romeinen hielden van spelletjes. Jij gaat een Romeins bordspel maken. Het wordt een ganzenbordspel met genummerde vakjes. Op sommige vakjes staan opdrachten. Dit heb je nodig n kopieerblad 2.4, blad 2: Romeinse cijfers en figuurtjes n wit karton of stevig tekenpapier (30 x 30 cm) n tekengerei, verf, kleurpotloden of viltstiften n lijm n dobbelsteen n steentjes of klei (voor pionnen) Aan de slag 1 Teken dun met potlood een ‘slingerweg’ over het karton, net als bij een ganzenbordspel. De weg moet ongeveer 2 centimeter breed zijn. Verdeel de weg in vakjes van 2 centimeter lang. Zorg dat je veertig tot vijftig vakjes krijgt. Is de weg naar je zin? Teken hem dan duidelijk over. 2 Nummer elk vakje, maar: nummer ze met Romeinse cijfers! 3 Kies tien vakjes uit waar je een opdrachtje bij schrijft. Kies voor ‘Romeinse’ opdrachten, bijvoorbeeld: Poets je helm. Sla één beurt over. Of: Handig die weg. Gooi nog een keer. Of: Je doet inkopen op de markt. Je mag pas verder als je 2 gooit. Schrijf de tekst bij de vakjes (erin past niet) en maak er toepasselijke tekeningetjes bij. 4 Versier je bord met leuke plaatjes. Bijvoorbeeld met de tekeningen van het kopieerblad. 5 Plak het spel op het karton en lamineer het of lak het af. 6 Maak pionnen door steentjes of stukjes klei te verven en te lakken. Je kunt ook Romeinse figuurtjes uitprinten, op karton plakken en in een stukje klei schuiven. 7 Speel het spel met je klasgenoten. Wil je meer weten? Kijk terug in je lesboek: hoofdstuk 2, les 4. Zoek op internet met een zoekmachine als Google. Tik in: Romeinen. Of zoek bij Junior informatie C19: De Romeinen (Noordhoff Uitgevers).
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 139
25-10-2010 10:57:15
Verdiepingsopdrachten
2
Opdracht 4, blad 2
Romeinse cijfers 1 I
11 XI
21 XXI
31 XXXI
2 II
12 XII
22 XXII
32 XXXII
3 III
13 XIII
23 XXIII
33 XXXIII
4 IV
14 XIV
24 XXIV
34 XXXIV
5 V
15 XV
25 XXV
35 XXXV
6 VI
16 XVI
26 XXVI
36 XXXVI
7 VII
17 XVII
27 XXVII
37 XXXVII
8 VIII
18 XVIII
28 XXVIII
38 XXXVIII
9 IX
19 XIX
29 XXIX
39 XXXIX
10 X
20 XX
30 XXX
40 XL
"
Romeinse figuurtjes
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 140
25-10-2010 10:57:21
Verdiepingsopdrachten
3
Opdracht 1
Maak een plan voor een oud gebouw Wat ga je doen? Op veel plaatsen staan oude gebouwen. Bijvoorbeeld een oude kerk of een oude watertoren. Waar kun je zo’n oud gebouw voor gebruiken? Jij gaat het bedenken en er een plan voor maken. Dit heb je nodig n papier n eventueel een camera n inbinder of snelhechter Aan de slag 1 Zoek naar een oud gebouw bij jou in de buurt. Zorg dat je er een plaatje van krijgt. Misschien kun je een foto krijgen bij de VVV. Maak anders zelf een foto. Staat er geen oud gebouw in jullie buurt? Zoek dan een foto van zo’n gebouw in een tijdschrift. 2 Zoek uit waar het gebouw vroeger voor werd gebruikt. En nu? Staat het leeg of wordt het ergens anders voor gebuikt? Schrijf het allemaal op. 3 Bedenk zelf waar je het gebouw (nog meer) voor kunt gebruiken. Houd rekening met de grootte, de vorm, het aantal ramen enzovoort. In een watertoren kun je bijvoorbeeld prima wonen. Maar het is wat lastiger om er een dierenasiel van te maken. Dat kan wel goed in een oude boerderij. 4 Schrijf op waarvoor jij het gebouw wilt gebruiken. Schrijf ook op waarom je dat wilt. 5 Teken de buitenkant van het gebouw. Maak ook een plattegrond van de binnenkant. 6 Werk je plan zo goed mogelijk uit en bind het in. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google bij afbeeldingen en tik in: oud gebouw of molen of watertoren of kerk.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 141
25-10-2010 10:57:21
Verdiepingsopdrachten
3
Opdracht 2
Maak een fotoboek met monumenten Wat ga je doen? Maak een fotoboek van monumenten uit de hele wereld. Bijvoorbeeld een tempel in Griekenland, een piramide in Egypte, een kasteel in Nederland en een moskee in Turkije. Dit heb je nodig n reisgidsen en tijdschriften n schaar en lijm n vellen papier n computer met internet en printer n inbinder of snelhechter Aan de slag 1 Zoek zoveel mogelijk plaatjes van monumenten in Nederland of het buitenland. Je kunt het zo doen: – Ga naar een reisbureau en vraag naar oude reisgidsen. Knip er plaatjes uit. – Zoek in de bibliotheek naar reisboeken. Kopieer plaatjes van monumenten. – Zoek op internet. Print de plaatjes van monumenten uit. – Veel mensen sturen met vakantie kaarten van monumenten waar ze geweest zijn. Ga op zoek en verzamel er zoveel mogelijk. 2 Plak de plaatjes van de monumenten op de vellen papier. Plak monumenten van één land bij elkaar. 3 Schrijf bij elk monument hoe het heet. 4 Schrijf er ook bij wat het voor monument is. En wanneer het gebouwd is. 5 Maak van je bladen een mooi boek. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google. Tik in: Egypte, Colosseum, Rome.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 142
25-10-2010 10:57:21
Verdiepingsopdrachten
3
Opdracht 3
Maak je eigen straatlantaarn Wat ga je doen? Je gaat een ouderwetse straatlantaarn maken. Vroeger stak een lantaarnopsteker met de hand alle lantaarns aan. Dit heb je nodig n een klein melkpak (of de helft van een groot pak) n ijzerdraad n theelichtje in een cupje n verf en kwasten n schaar n stokje of waslijn Aan de slag 1 Maak het melkpak schoon. Vouw de bovenkant open. 2 Knip uit alle zijkanten vierkante ‘raampjes’. 3 Schilder het pak in een kleur die je leuk vindt. Vergeet niet om ook de binnenkant te verven. 4 Plak het cupje van het theelichtje op de bodem van het pak. 5 Vouw het pak dicht zoals het was. Heb je een afgeknipt literpak? Vouw de bovenkant dan zelf dicht. 6 Prik een gaatje door de bovenkant. Doe daar een ijzerdraadje door. 7 Ben jij de enige die een straatlantaarn heeft gemaakt? Hang je lantaarn dan aan een stokje. Hebben meer kinderen een lantaarn gemaakt? Hang ze dan aan een waslijn, zodat je een hele rij met straatlantaarns krijgt. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google. Tik in: straatlantaarn en erfgoed.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 143
25-10-2010 10:57:21
Verdiepingsopdrachten
3
Opdracht 4
Ontwerp een monument Wat ga je doen? Er worden allerlei monumenten opgericht. Bijvoorbeeld om iets nooit te vergeten. Zoals het monument van de schommel voor kinderen die in de oorlog dood zijn gegaan. Bedenk zelf een monument voor iets wat jij belangrijk vindt. Dit heb je nodig n papier en potlood om je monument te ontwerpen Als je het ontwerp ook echt gaat maken, kun je bijvoorbeeld gebruiken: n hout n klei n karton n ijzer n touw n verf Aan de slag 1 Bedenk eerst waar jij een monument voor wilt maken. Bijvoorbeeld tegen zinloos geweld. Of voor mensen die dieren helpen. 2 Bedenk hoe jouw monument eruit moet zien. Je kunt bijvoorbeeld een foto versieren of een steen beschilderen. Je kunt ook zelf iets bouwen of schilderen. 3 Teken je monument. 4 Als er tijd voor is, kun je jouw monument bouwen. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google bij afbeeldingen. Tik in: monument.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 144
25-10-2010 10:57:21
Verdiepingsopdrachten
4
Opdracht 1
Maak je eigen kasteel Wat ga je doen? In de tijd van 1000 tot 1500 leefden de ridders. Zij woonden in grote, sterke kastelen. Jij gaat zo’n kasteel in het klein nabouwen. Dit heb je nodig n karton (eventueel uit dozen knippen) n lege melkpakken n keukenrollen n verf n kwasten n schaar n lijm of behangplaksel n stukje touw of ketting Aan de slag 1 Eerst moet je natuurlijk precies weten hoe een middeleeuws kasteel eruitzag. Zoek op internet of in de bibliotheek naar plaatjes van kastelen. 2 Maak een bouwtekening van jouw kasteel. Muren, torens en ophaalbrug... Waar gaat alles komen? Bedenk ook hoe je de brug kunt ophalen. Maak er een stukje touw of ketting aan. 3 Verzamel het materiaal dat je wilt gebruiken. In plaats van lijm kun je behangplaksel gebruiken. Smeer het papier en karton dan dik in en laat alles lang drogen. 4 Bouw nu je kasteel. 5 Als de lijm droog is, kun je je kasteel beschilderen. Plak je kasteel daarna op een stuk karton. Vergeet niet daarop ook de weilanden en natuurlijk de slotgracht te schilderen! 6 Als je kasteel af is, is het leuk om er bewoners bij te zetten. Knip ze uit een oud kaartspel of teken ze zelf. Plak ze achter de ramen, op de binnenplaats en op de ophaalbrug. Wil je meer weten? Zoek naar informatieboekjes: Kastelen, N34 (informatiereeks Noordhoff Uitgevers). Kastelen, C42 (junior informatie Noordhoff Uitgevers). Ridders, C76 (junior informatie Noordhoff Uitgevers). Of kijk op internet. Gebruik een zoekprogramma als Google. Tik in: kasteel of kastelen.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 145
25-10-2010 10:57:21
Verdiepingsopdrachten
4
Opdracht 2
Schilder een uithangbord Wat ga je doen? In de stad van vroeger wist je precies waar de zadelmaker woonde en waar de bakker. Je zag het aan het bord dat aan hun huis hing. Zo’n uithangbord ga jij maken. Dit heb je nodig n karton of triplex n schaar (eventueel een figuurzaag en een boor) n verf en kwasten n blanke lak n touw of een ketting om je bord op te hangen Aan de slag 1 Zoek naar voorbeelden van uithangborden. Hoe zag of ziet zo’n bord er precies uit? 2 Bedenk waar jij een bord voor wilt maken. Kies bij voorkeur een oud beroep. 3 Maak eerst een ontwerp. Dus teken eerst op papier wat er op jouw bord gaat komen. In elk geval een grote afbeelding. En misschien ook een korte tekst. 4 Knip je bord uit karton of zaag het uit triplex. Teken met potlood je ontwerp op het bord. 5 Schilder het bord. Laat de verf drogen en lak er daarna overheen. Je bord gaat dan mooi glimmen en de verf kan niet verkleuren. 6 Maak twee gaatjes boven in je bord (knippen of boren) en hang je bord met het touw of de ketting op. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekprogramma als Google. Zoek bij afbeeldingen. Tik in: uithangbord.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 146
25-10-2010 10:57:22
Verdiepingsopdrachten
4
Opdracht 3
Maak een oud schilderij Wat ga je doen? In de Gouden Eeuw maakten schilders in opdracht van rijke kooplieden schilderijen. Jij gaat nu ook zo’n oud schilderij maken. Dit heb je nodig n papier n verf en kwast(en) n karton of hout voor de lijst Aan de slag 1 Eerst bepaal je wat voor schilderij je wilt maken. Wordt het een portret, een landschap, een stilleven of een zeegezicht? Zoek voorbeelden van het soort schilderij dat jij wilt maken. 2 Teken je schilderij eerst met potlood. Dat heet schetsen. Denk eraan dat het een ‘oud’ schilderij moet worden. Dus teken huizen zoals die er vroeger uitzagen. En zorg dat de kleding bij die tijd past. Denk ook aan vervoermiddelen van vroeger. Bijvoorbeeld aan een oud schip, of een paard en wagen. 3 Is de schets naar je zin? Neem dan een kwast en verf en maak je schilderij. Denk eraan dat ze vroeger geen felle kleuren gebruikten, maar juist donkere. 4 Terwijl je schilderij droogt, maak je de lijst. Een lijst van hout is natuurlijk prachtig. Maar eentje van karton kan ook prima. De lijst moet er oud uitzien: met tierlantijntjes en donkerbruin of goudkleurig geschilderd. 5 Plak je schilderij in de lijst. 6 Hebbe n meer kinderen een schilderij gemaakt? Hang ze samen aan één muur. Vroeger hingen rijke mensen ook zoveel mogelijk schilderijen bij elkaar. Wil je meer weten? Kijk nog even terug naar les 2 op bladzijde 36 en 37 in je boek. Of zoek op internet met een zoekprogramma als Google. Kijk bij afbeeldingen. Tik in: portret, zeegezicht, landschap of stilleven.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 147
25-10-2010 10:57:22
Verdiepingsopdrachten
4
Opdracht 4
Maak regels voor de stad van vroeger Wat ga je doen? Had je vroeger iets verkeerds gedaan? Dan kon je voor straf aan de schandpaal gezet worden. Dan mocht iedereen je uitschelden en met poep naar je gooien! Jij gaat ook regels maken, voor de stad van vroeger. Dit heb je nodig n pen n vel tekenpapier n pot koude thee Je kunt ook een theezakje onderdompelen in wat koud water. n eventueel een computer met printer Aan de slag 1 Je gaat eerst het papier maken waarop je regels straks aangekondigd worden. Neem het vel papier. Giet daar voorzichtig het theewater overheen. Laat het papier drogen. Als het opgedroogd is, zal het er uitzien als ‘echt’ oud papier. 2 Bedenk nu een aantal regels voor de stad van vroeger. Denk daarbij aan: – Waar mag een handwerker zijn producten verkopen? – Wat gebeurt er als hij slechte producten verkoopt? – Waar mogen bedelaars bedelen (en waar niet)? – Moet je geld betalen om de stad binnen te komen? – Welke straffen zijn er? Schrijf de regels op. Of tik ze in op de computer. 3 Is het papier droog? Schrijf je regels dan zo mooi mogelijk op. Schrijf wel lekker groot. Want de burgers van de stad moeten de nieuwe regels wel goed kunnen lezen. Gebruik letters die er oud uitzien, bijvoorbeeld gotische. Op internet kun je voorbeelden vinden. Gebruik een zoekmachine als Google en tik in: gotische letters. Wil je meer weten? Lees het Informatieboekje: (Noordhoff Uitgevers).
136 Leven in de middeleeuwen
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 148
25-10-2010 10:57:23
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 1
Maak een boekje met musea Wat ga je doen? Ken je die boekjes waarin je kunt opzoeken wat er waar te zien is? Zo’n boekje ga jij nu maken over musea in Nederland. Dit heb je nodig n computer met internet n printer n papier n dun karton om een kaft te maken n nietjes of lint Aan de slag 1 Zoek op internet naar zoveel mogelijk verschillende musea. Of haal bij de VVV folders over musea. Je kunt ze ook opzoeken in een boek met uitstapjes in Nederland. Zoek museums uit die iets te maken hebben met geschiedenis. 2 Bezoek de website van elk museum en verzamel zoveel mogelijk informatie. Schrijf in elk geval op hoe het museum heet, waar het ligt en wat er te zien is. Probeer plaatjes te vinden over het museum. Of over een tentoonstelling die er gehouden wordt. 3 Schrijf op de computer een stukje over elk museum dat je vindt. Kopieer de plaatjes in je boekje en print het uit. 4 Bind je boekje in een mooie kaft van dun karton. Dat kan met nietjes. Je kunt er ook twee gaatjes in maken en daar een mooi lint doorheen doen. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekprogramma als Google. Tik in: museum.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 149
25-10-2010 10:57:23
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 2
Maak een tijdcapsule Wat ga je doen? Denk je eens in dat het het jaar 2150 is. En dat je een cd vindt uit het jaar 2005. Maar je hebt geen idee wat dat rare schijfje is. Zat er maar een beschrijving bij. Jij gaat nu een tijdcapsule maken. Een verzameling van voorwerpen die de mensen later iets kunnen vertellen over de tijd waarin we nu leven. Dit heb je nodig n voorwerpen die een goed beeld geven over onze tijd n een grote doos of plastic bak n stevig breed plakband Aan de slag 1 Zoek voorwerpen die iets vertellen over onze tijd. Bij voorkeur ‘raadselachtige’ voorwerpen. Dingen waarvan mensen later niet zomaar zullen snappen waarvoor ze gebruikt werden. Kies kleine voorwerpen die niets of weinig kosten. 2 Maak aan elk voorwerp een kaartje vast met een korte uitleg. Bedenk wel dat de mensen uit de toekomst vast geen flauw idee zullen hebben wat het voorwerp is. Schrijf op het kaartje bij een cd bijvoorbeeld: ‘Op dit schijfje staat muziek. Stop het in een muziekspeler of een computer en je kunt de muziek horen.’ 3 Stop alle voorwerpen in de doos en plak die dicht. 4 Bewaar de doos en neem hem mee naar groep 6. Maak de doos aan het eind van groep 6 open. Bekijk dan met de hele groep wat je erin hebt gestopt. Je kunt ook wachten tot het eind van groep 8!
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 150
25-10-2010 10:57:24
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 3
Maak een poster voor een tentoonstelling Wat ga je doen? In een museum is wel eens een heel bijzondere tentoonstelling. Bijvoorbeeld over oud speelgoed. Voor zo’n tentoonstelling wordt reclame gemaakt. Zo weet iedereen dat de tentoonstelling er is. Jij gaat nu zo’n poster maken. Dit heb je nodig n groot vel papier n potlood, kleurpotloden, viltstiften, verf en kwast(en) Aan de slag 1 Misschien weet je dat ergens een bijzondere tentoonstelling wordt gehouden. Zoek anders welke tentoonstellingen er zijn. Je kunt er ook zelf één bedenken. Hij moet wel met geschiedenis te maken hebben. 2 Ontwerp nu je poster. Eerst schets je met dun potlood wat er op jouw poster moet komen. Denk eraan dat de poster is bedoeld om mensen naar jouw tentoonstelling te lokken. De naam, datum, plaats en openingstijden moeten er dus duidelijk op staan. Maak er een mooie tekening bij. Bijvoorbeeld van iets wat op jouw tentoonstelling te zien is. Dan kunnen de mensen direct zien waarom ze moeten komen. 3 Is de poster naar je zin? Kleur hem dan mooi in. 4 Hang de poster op in je school. 5 Organiseren jullie zelf een tentoonstelling? Maak je poster dan daarvoor. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekprogramma als Google. Zoek bij afbeeldingen. Tik in: affiches, tentoonstelling.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 151
25-10-2010 10:57:24
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 4
Maak een tentoonstelling Wat ga je doen? Bij jullie thuis hangt misschien wel een oude prent aan de muur. En misschien heeft je oma nog een oude naaimachine staan. Jij gaat (samen met anderen) voorwerpen van vroeger verzamelen en tentoonstellen. Dit heb je nodig n voorwerpen n tafels n kaartjes n eventueel een camera Aan de slag 1 Iedereen die meedoet zoekt naar voorwerpen van vroeger. Kijk op zolder of in de schuur, bij opa of oma, of waar je maar kunt verzinnen. Denk aan: oude foto’s, oude kleren, een oude fiets of oude boeken. Je moet natuurlijk wel eerst toestemming vragen. 2 Oude voorwerpen zijn kostbaar. Ga er daarom zorgvuldig mee om. Je kunt ook afspreken dat de eigenaar de voorwerpen zelf komt brengen. En dat alleen de juf of de meester er aan mag komen. Wil de eigenaar het voorwerp liever niet meegeven? Maak er dan een foto van. 3 Heb je een mooie ruimte gevonden om de tentoonstelling te houden? Zet de voorwerpen daar neer of hang ze op. Maak bij elk voorwerp een kaartje. Zet daar op: wat het is, uit welke tijd het komt en wie het gebruikten. 4 Wil je een boekje (een catalogus) bij de tentoonstelling maken? Zet dan bij elk voorwerp alleen een kaartje met een nummer erop. In je catalogus zet je elk nummer nog een keer. En achter elk nummer schrijf je de informatie over het voorwerp. Wat het is, hoe oud het is en waar het vandaan komt. 5 Nodig mensen uit om naar jullie tentoonstelling te komen kijken. Je kunt dan een rondleiding organiseren. Of je laat de bezoekers zelf rondneuzen. Geef ze dan eventueel de catalogus mee. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekprogramma als Google. Tik in: school, vroeger. Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 152
25-10-2010 10:57:25
Verdiepingsopdrachten
6
Opdracht 1, blad 1
Maak een leesplankje Wat ga je doen? Vroeger leerden de kinderen lezen met een leesplankje. Jij gaat zo’n leesplankje maken. Dit heb je nodig n kopieerblad 6.1, blad 2: Leesplankje n lichtbruin of geel karton (A4-formaat) of een plaatje triplex n tekenspullen n stevig papier of dun karton n klein doosje of vouwblaadjes Aan de slag 1 Vraag het kopieerblad aan je juf of meester. Knip de vakken en de woordstroken uit en bewaar ze. Gooi het kopieerblad met de gaten niet weg, maar gebruik het als een ‘model’. Leg het op het karton of het triplex en trek de randen na. Nu weet je precies waar alles moet komen. 2 Schrijf de woorden van het leesplankje over op de uitgeknipte woordstroken. Plak ze op de goede plek op je eigen leesplankje. 3 Maak bij elk woord een tekening op de vakken die je uit het kopieerblad hebt geknipt. Plak de tekeningen op de juiste plek op je leesplankje. 4 Schrijf dan alle woorden van je leesplankje over op het stevige papier. Knip daarna alle letters van alle woorden los. Doe de letters in een doosje. Je kunt ook zelf een doosje of envelop vouwen van een vouwblaadje. 5 Het leesplankje is klaar. Nu kunnen kinderen die nog moeten leren lezen de letters op de woorden leggen. Zo leren ze om woorden te maken. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekmachine als Google. Tik in: leesplankje. Zoek ook bij afbeeldingen.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 153
25-10-2010 10:57:25
6
Opdracht 1, blad 2
Leesplankje
Verdiepingsopdrachten
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 154
25-10-2010 10:57:26
Verdiepingsopdrachten
6
Opdracht 2
Schrijf een dagboek van een fabriekskind Wat ga je doen? Vroeger werkten er ook kinderen in de fabrieken. Ze moesten al heel vroeg beginnen. Het werk was zwaar en de kinderen moesten lang in dezelfde houding staan. In de fabriek was het donker en stoffig. En het stonk er. Stel je eens voor dat jij zo’n kind was. En dat je een dagboek bijhield, waarin je opschreef hoe het was om in de fabriek te werken. Dit heb je nodig n papier (schriftblaadjes) Aan de slag 1 Zoek naar informatie over kinderarbeid. 2 Probeer je in te denken hoe het was om een kindarbeider in een fabriek te zijn. Schrijf in het kort een week uit je leven op. Hoe zou je dag eruitzien? Wat gebeurde er op de fabriek? En hoe was het als je thuiskwam? 3 Werk je aantekeningen nu uit in een dagboek. Je kunt daarvoor gewoon schriftblaadjes gebruiken. Kinderen uit die tijd hadden geen ‘mooi’ papier. Je kunt alle dagen op één blaadje zetten, of voor elke dag een ander blaadje nemen. Boven aan elke pagina zet je de datum, bijvoorbeeld: maandag 3 september 1846. Beschrijf zo een week uit het leven van jezelf als kind dat in een fabriek werkt. Denk eraan dat je op zaterdag ook moest werken. En wat deed je ’s avonds en op zondag? Wil je meer weten? Lees nog even wat er over kinderarbeid staat in hoofdstuk 5, les 4. Of zoek op internet met een zoekprogramma als Google. Zoek bij afbeeldingen. Tik in: kinderarbeid en vroeger.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 155
25-10-2010 10:57:26
Verdiepingsopdrachten
6
Opdracht 3
Houd een modeshow met kleding van vroeger Wat ga je doen? Ga op zoek naar kleren van vroeger. Duik in de klerenkast van je opa of oma of van je vader of moeder. Of ga eens zoeken op zolder. Met de kleren die je vindt, ga je een modeshow houden. Dit heb je nodig n oude kleren n oude schoenen n oude hoeden, brillen, tassen Aan de slag 1 Verzamel plaatjes over mode door de eeuwen heen. 2 Bekijk de kleren en andere spullen die je gevonden hebt. Kun je er een modeshow van maken over een bepaalde tijd uit de geschiedenis? Je kunt eventueel eerst ontwerpen maken: tekeningen waarop je de mode uit een bepaalde tijd natekent. Bijvoorbeeld de kleding van de oermensen, Romeinse soldaten, ridders, piraten of mensen uit de Gouden Eeuw. Hang die ontwerpen op. Kijk dan of je de kleren kunt laten lijken op de ontwerpen. 3 Zijn er kleren bij waar je in mag knippen? Laat ze dan nog beter lijken op kleren van vroeger. Was de kniebroek in de mode? Knip dan een lange broek af. Bind hem daarna met elastiek om de knie, zodat de broek een beetje opbolt. Of stop wat kussens of kranten onder een wijde rok om er een hoepelrok van te maken. 4 Schrijf van elk kledingstuk op een briefje wat het is. Vergeet vooral niet om de tijd te vermelden. Je schrijft bijvoorbeeld op: ‘Anne draagt een oermens-jas. Hij is gemaakt van rendierbont. En hij heeft knopen gemaakt van botjes.’ 5 Maak posters waarop staat wanneer de modeshow is. 6 Tijd voor de modeshow! Een paar kinderen zijn de modellen. Twee kinderen presenteren de kleren. Zij lezen de briefjes voor. Als het goed is, krijg je na afloop vast applaus. Wil je meer weten? Zoek op internet met een zoekprogramma als Google. Zoek bij afbeeldingen. Tik in: mode en vroeger. Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 156
25-10-2010 10:57:27
Verdiepingsopdrachten
6
Opdracht 4
Maak een advertentie voor een ‘nieuw’ apparaat Wat ga je doen? Kun je je voorstellen wat een wonder het was toen de eerste koelkast verscheen? En de eerste stofzuiger? Nu hoefden mensen niet meer op hun knieën de vloer te boenen. Jij gaat reclame maken voor zo’n ‘nieuw’ wonderapparaat. Dit heb je nodig n papier n zwarte inkt Aan de slag 1 Bedenk een apparaat dat het leven ineens een heel stuk leuker of makkelijker maakte. Het mag ook een uitvinding zijn, zoals de elektrische lamp. Voor dat apparaat of die uitvinding ga jij een advertentie maken: een stukje in een krant of folder om iets aan te prijzen. Als je zelf niets kunt bedenken, kun je het ook aan je opa of oma vragen. Of zoek iets op op internet. Denk bijvoorbeeld aan: de fiets, de wasmachine, de auto, het computerspel, de telefoon, de televisie of blikgroente. 2 Bedenk wat de mensen niet konden doen toen het apparaat nog niet bestond. En vooral wat ze met het apparaat opeens wel konden. En hoe wonderlijk dat moet zijn geweest. Met die ideeën in je achterhoofd ga je een advertentie voor het apparaat maken. 3 Schrijf en teken je advertentie op het papier. Leg uit wat het apparaat kan, hoe gemakkelijk dat is, wat het apparaat kost en wie er wat aan heeft. Denk eraan dat de eerste apparaten vaak nog niet zoveel konden als de latere versies. In een reclamefolder voor de eerste auto kun je bijvoorbeeld zetten: ‘Sneller ging je nooit! Deze automobiel kan wel 20 kilometer per uur!’ 4 Schrijf en teken je boodschap met zwarte inkt, want vroeger was er nog geen kleurendruk. Wil je meer weten? Kijk voor ideeën op internet. Gebruik een zoekprogramma als Google. Zoek bij afbeeldingen. Tik in: uitvindingen.
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 157
25-10-2010 10:57:27
Aantekeningen
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 163
25-10-2010 10:57:29
Aantekeningen
Wijzer door de tijd 5 © Noordhoff Uitgevers
218241_HL5.indb 164
25-10-2010 10:57:29