Handleiding Schrijven 1.1
Inleiding
In het bedrijfsleven en in de wetenschap vormen schriftelijke stukken een communicatiemiddel bij uitstek. Ook in onderwijsinstellingen wordt terecht steeds meer aandacht besteed aan de communicatie via schriftelijke stukken. In het kader van OGO moeten jullie per casus meestal een verslag schrijven. Iedere groep maakt één verslag per casus en dit wordt zowel naar vorm als naar inhoud gewaardeerd. De beoordeling van de inhoud vindt plaats aan de hand van een lijst met criteria, zoals de beschrijving van de probleemstelling, beschrijving van modelvorming, beschrijving van experimenten, de juistheid van de berekeningen en analyses en de kwaliteit van schetsen en tekeningen. De vormaspecten worden beoordeeld aan de hand van de hierna gegeven richtlijnen. Denk vooraf goed na over de structuur en opbouw van het verslag. Het verslag van een casus moet géén chronologisch verslag van de werkzaamheden van de OGO-groep zijn. Probeer een verslag zo beknopt en zakelijk mogelijk te houden. Schrijf nooit letterlijk teksten van anderen over. Geef met eigen woorden de inhoud van bijvoorbeeld de theorie weer. Bij het schrijven van een verslag is het van groot belang je te realiseren voor wie je het verslag uiteindelijk schrijft. Een constructeur van een bedrijf die het ontwerp moet gaan bouwen moet anders geïnformeerd worden dan een opdrachtgever die nog moet beslissen over de aanschaf van je ontwerp. In het eerste geval moet het ontwerp zo duidelijk mogelijk omschreven zijn, inclusief bouwtekeningen en berekeningen. In het tweede geval is het voldoende om alleen de globale mechanische eigenschappen te vermelden. De nadruk ligt dan op de beschrijving van de afwegingen die hebben geleid tot dit ontwerp (dat uiteraard superieur is aan dat van je concurrenten en bovendien een stuk goedkoper). Voor uitgebreidere informatie over het schrijven van het verslag verwijzen wij naar ‘Rapportagetechniek’ (2005) van Elling (zie literatuurlijst). Hierin komen zaken aan de orde als schrijfstrategieën (o.a.het schrijven met een groep), tekstopbouw, schrijven (o.a. formuleren) en visualisering en vormgeving. In bijlage 2 van het betreffende boek zijn tips opgenomen voor spelling, grammatica en het gebruik van leestekens. Van bijna elke casus wordt een groepsverslag gemaakt. Het verslag wordt met een tekstverwerker gemaakt; Indien niet specifiek aangegeven in de casusomschrijving, omvat de hoofdtekst maximaal 3000 woorden (gebruik Wordcount voor het vaststellen van het aantal woorden). De hoofdtekst is het gedeelte tussen inleiding en afsluitend hoofdstuk; Ieder lid van de groep levert zijn of haar bijdrage aan het verslag. De eindverantwoordelijkheid voor het verslag ligt bij de redactie. De redactie bestaat uit één of twee redacteuren die de volgende taken hebben: Ze zorgen ervoor dat de juiste informatie in het verslag staat. Ze delen het werk op in een aantal taken en wijzen die toe aan de overige leden in de groep. Voorbeelden van taken zijn: het schrijven van een bepaald hoofdstuk of het maken van de illustraties. Het ligt voor de hand dat de redacteuren zelft de taken op zich nemen waar enig overzicht voor nodig is, zoals het schrijven van de conclusies. Ze zien er op toe dat iedereen zich aan de gestelde deadline houdt. Zorg ervoor dat de deadline voor de losse stukjes ruim voor de deadline van het eindverslag valt zodat er voldoende tijd is om alles samen te voegen tot een geheel. Ze spreken de groepsleden er op aan wanneer ze zich niet aan de afspraken houden of wanneer de deadline niet gehaald dreigt te worden. Ze zorgen voor de vorm van het verslag. Ze passen de lay-out aan, veranderen lettertypes en stijlen en kunnen zelfs wat tekstuele wijzigingen aanbrengen om ervoor te zorgen dat het lijkt alsof het verslag door éen persoon geschreven is. Elk verslag moet op de uiterste inleverdatum (zie Semesterinfo) vóór 13.00 uur in tweevoud worden afgegeven bij het Onderwijsbureau (niet bij de casuscoördinator!);
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012
1.2
Het nagekeken en beoordeelde verslag wordt door de casuscoördinator aan elke OGO-groep teruggegeven en nabesproken. Een rooster voor deze nabesprekingen is opgenomen in het semesterboek.
Vormgeving met een tekstverwerker
Voor de casusverslagen geldt: gebruik A4-formaat (21*29,7 cm); enkelzijdig; lettergrootte Arial 10 + regelafstand 1,0; geef de pagina's een nummer. Let bij het schrijven op de volgende punten: afkortingen zoveel mogelijk vermijden; na een leesteken een spatie; achter een titel of een kopje geen leesteken, hoogstens een vraag- of uitroepteken; laat tussen kopjes en tekst regels wit open, boven een kopje een witregel meer dan eronder; zet geen titel/kopje onderaan een pagina; er moeten minstens drie regels tekst onder staan; vermijd zoveel mogelijk pagina's met slechts enkele regels tekst die verder blanco zijn; wees spaarzaam, maar wel consequent bij het gebruik van eventuele cursiveringen, of onderstrepingen.
1.3
Indeling casusverslag
Een goede indeling van het casusverslag is: Titelblad Inhoudsopgave Inleiding Hoofdtekst (hoofdstukken en/of paragrafen met korte, informatieve titels/kopjes) Concluderend of samenvattend hoofdstuk ter afsluiting Literatuurlijst Bijlage(n)
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012
1.4
Het titelblad
Het voorblad bevat: titel van de casus; nummer van de casus; nummer van de groep; namen (voorletter(s) en achternaam) en identiteitsnummers van alle groepsleden; naam van de tutor; kader waarin de opdracht heeft plaatsgevonden; plaats en datum van verschijning.
TU/e opleiding Werktuigbouwkunde Ontwerp Gericht Onderwijs Kwartiel 4 - 2011-2012
casus 1
MUZIEK IN DE TENT Tutor: dr.ir. I. Lopez Arteaga OGO-groep 1: namen en id.nrs.
Eindhoven, 1 oktober 2011
Figuur 1.
Voorbeeld titelblad casusverslag
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012
1.5
De inhoudsopgave
De inhoudsopgave geeft de structuur van het rapport weer. Zorg dat de inhoudsopgave zo overzichtelijk mogelijk is. Kenmerken van een goede inhoudsopgave (zie figuur 2):
de indeling van het verslag bepaalt de indeling van de inhoudsopgave. Dit betekent dat deze indeling wordt aangegeven door de decimale nummering, hoofdstuktitels 1, 2 enz., paragraafkopjes 1.1, 1.2 enz.; de indeling van de tekst en dus ook van de inhoudsopgave is beperkt tot paragrafen (geen subparagrafen), dus bijvoorbeeld 1.1, 2.3; de titels en kopjes in de inhoudsopgave zijn precies hetzelfde als in de tekst; de titels en kopjes zijn kort, maar ze zijn wel informatief en dekken de lading. Eigenlijk zijn ze te beschouwen als een kernachtige samenvatting van het betreffende hoofdstuk of paragraaf. De lezer moet na het doornemen van de kopjes al een beeld van de inhoud hebben; achter elke titel of kopje vermeld je het nummer van de pagina waar de betreffende onderdelen, hoofdstukken en paragrafen beginnen; de Literatuurlijst heeft geen nummer en staat vóór de bijlagen; eventuele bijlagen (of appendices) komen achteraan. Bijlagen hebben een titel en het nummer wordt doorgaans met een letter aangeduid, de onderdelen Titelblad en Inhoudsopgave worden niet in de inhoudsgave opgenomen; de bladzijdenummering begint bij de inleiding; de pagina met de inhoudsopgave wordt zelf dus niet genummerd; de bladzijdenummering loopt in de bijlagen door.
Inhoudsopgave Symbolenlijst
Hfdst.
Omschrijving
1
INLEIDING
1
2 2.1 2.2
THEORIE ….. …..
2 2 2
2 2.1 2.2
EXPERIMENT ….. …..
3 3 4
3
CONCLUSIE
5
LITERATUURLIJST
Pagina
6
BIJLAGEN A BOUWTEKENINGEN A.1 DETAIL B …..
Figuur 2.
Voorbeeld inhoudsopgave
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012
1.6
Het gebruik van symbolen
Symbolen worden gebruikt om nauwkeurig gedefinieerde begrippen mee vast te leggen, onafhankelijk van de taal waarin het begrip wordt omschreven. Door combinatie met andere symbolen ontstaan nieuwe symbolen. Bedenk dat wanneer begrippen, eenheden of grootheden worden aangegeven door middel van symbolen de lezer een nieuwe 'taal' moet leren. Elk symbool is een nieuw 'woord'. Maak hem het leren van deze taal zo gemakkelijk als maar mogelijk is. Vermeld altijd duidelijk in de tekst wat ieder symbool betekent en geef een apart overzicht van de notatie in een aparte lijst (zie figuur 3). In deze lijst zet je de symbolen in de eerste kolom, in alfabetische volgorde. Symbolen van vergelijkbare grootheden kunnen in dezelfde rij worden geplaatst. Een goed voorbeeld van het introduceren van nieuwe symbolen in de tekst is: ”De spanning in de omtreksrichting van een cilindrisch drukvat is gelijk aan:
waarin p gelijk is aan de inwendige overdruk, R de straal van de cilinder en t de dikte van de cilinderwand.” Op deze manier wordt op een natuurlijk manier de symbolen , p, R en t. geïntroduceerd. Dit hoeft uiteraard slechts een keer te gebeuren. Om ervoor te zorgen dat de lezer op een andere plaats in het verslag snel kan zien wat een symbool betekent, dient er een symbolen te worden samengesteld.
Symbool
Grootheid
p
Druk
R t
Straal Wanddikte Spanning
Figuur 3.
SYMBOLENLIJST Eenheid Newton per vierkante meter (Pascal) meter meter Newton per vierkante meter (Pascal)
Afkorting eenheid 2 N/m m m 2 N/m
Voorbeeld symbolenlijst
De symbolen voor grootheden worden cursief neergezet, terwijl de symbolen voor eenheden en decimale voorvoegsels rechtop worden gezet: m l
meter liter
m l
massa lengte
In een casusverslag moeten de gebruikte symbolen worden verklaard (zie voorbeeld inhoudsopgave voor plaats van deze lijst in het verslag). Meer informatie over symbolen en het gebruik van symbolen vind je in NEN 5050 (1994).
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012
1.7
De inleiding
De inleiding heeft tot doel de lezer voor te bereiden op de hoofdtekst. In de inleiding van een casusverslag wordt vermeld: a. b. c.
op welke vraag in de casus een antwoord wordt gegeven (= probleemstelling); waarom op die vraag een antwoord wordt gegeven (= doelstelling); hoe op die vraag een antwoord wordt gegeven (= opbouw van het verslag).
Het is dus niet de bedoeling dat in de inleiding de casusomschrijving wordt overgeschreven. De inleiding wordt doorgaans niet in paragrafen onderverdeeld. Houd de inleiding zo kort mogelijk: overschrijd niet de grens van één A4-tje. De inleiding van het verslag kun je -samen met de conclusies- opvatten als twee accoladen die de inhoud van het verslag (de hoofdtekst) omvatten. Als de lezer niet zo erg geïnteresseerd is of maar een beperkte hoeveelheid tijd heeft, dan moet lezing van de inleiding en conclusies een voldoende goed beeld geven van het behandelde onderwerp en de bereikte resultaten (dus zonder de hoofdtekst te hebben gelezen!).
1.8
De hoofdtekst
De hoofdtekst, dit wil zeggen het stuk tekst tussen inleiding en conclusie(s) in, is het belangrijkste onderdeel van het verslag. De inhoud van dit gedeelte zal, afhankelijk van de casus, variëren. Neem in de hoofdtekst alleen relevante berekeningen en eindresultaten van berekeningen op. Zet uitgebreide deelberekeningen en computerprogramma’s in de bijlagen en verwijs hiernaar in de hoofdtekst. Hanteer bij de beslissing ‘in de hoofdtekst of in de bijlage’ het volgende criterium: de lezer moet de hoofdtekst kunnen lezen zonder de bijlagen te moeten raadplegen. Dat de hoofdtekst een logisch, samenhangend, leesbaar, evenwichtig en verantwoord verhaal moet zijn, is welbekend. Maak een duidelijke onderverdeling in hoofdstukken en paragrafen. Geef de hoofdstukken en paragrafen heldere, toepasselijke en informatieve titels en kopjes. Het is onmogelijk een vaste indeling voor de hoofdtekst voor te stellen; de indeling is afhankelijk van de inhoud. De groep moet expliciet per casus nadenken over de indeling van met name de hoofdtekst en welke delen in bijlagen worden opgenomen.
1.9
Het concluderend of samenvattend hoofdstuk ter afsluiting
In dit hoofdstuk zet je alles wat besproken is nog eens op een rij. Zijn er conclusies te trekken, doe dat dan op deze plek. Is dit niet mogelijk, probeer hier dan de belangrijkste punten aan te geven. Af en toe zul je hier ook aanbevelingen moeten formuleren. Zorg ervoor dat dit hoofdstuk teruggrijpt naar de inleiding: de groep geeft hier antwoord op de vraag die in de inleiding is gesteld. Dit gebeurt op basis van informatie die in de hoofdtekst is beschreven. In het concluderend of samenvattend hoofdstuk mag je dus niet met nieuwe gegevens komen. Wel mag je gegevens uit de hoofdtekst interpreteren of vergelijken met gegevens uit de literatuur die je voor de betreffende casus hebt doorgenomen.
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012
1.10 De literatuurlijst De literatuurlijst is een belangrijk onderdeel van het verslag. Op deze plaats worden de publicaties vermeld die door jullie zijn bestudeerd en waarnaar in de tekst is verwezen. Het is erg belangrijk dat het beschrijven van de publicaties correct gebeurt. De lezer moet de betreffende publicaties zonder problemen kunnen aanvragen in een bibliotheek of kunnen bestellen in een boekhandel. Het onderdeel 'literatuurlijst' heeft, in tegenstelling tot hoofdstukken en paragrafen, geen nummer. Er kan op twee manieren worden verwezen naar de publicaties: door gebruik te maken van de zogenaamde ‘Harvard’ methode of door middel van eindnoten. Verwijzing in de (hoofd)tekst van het verslag met behulp van de Harvard methode. Een literatuurverwijzing volgens de Harvard methode bevat maximaal 3 onderdelen: de auteursnaam of –namen, het jaartal en eventueel paginanummers. Deze onderdelen gebruik je op de volgende manier in de tekst van het verslag: Paginanummer(s) gebruik je alleen als je naar een specifiek gedeelte van een publicatie verwijst of als je letterlijk citeert (zie eerste voorbeeld hieronder); Vermeld dus geen paginanummer(s) als je naar een publicatie als geheel verwijst (zie tweede voorbeeld); Jaartal en paginanummer(s) plaats je altijd tussen haakjes; De naam van de auteur(s) plaats je ook tussen haakjes als de verwijzing zelf niet in de lopende zin ‘past’ (zie eerste voorbeeld); Bij meerdere auteurs vermeld je in de tekst alleen de eerstgenoemde, gevolgd door de afkorting “e.a.” (zie derde voorbeeld) Voorbeelden: “ …het oppervlaktetraagheidsmoment van de rechthoekige doorsnede kan als volgt worden bepaald (zie Fenner, 1995, p525):” “Een belangrijk bezwijkmechanisme in vakwerken is knik. Fenner (1995) behandelt dit onderwerp slechts summier.” “In Steehouder e.a. (1984) vinden we dat …..” Verwijzing in de (hoofd)tekst van het verslag met behulp van eindnoten. Een andere manier om verwijzingen in de tekst te plaatsen is door middel van eindnoten. In dit geval hebben alle publicaties in de literatuurlijst een uniek nummer. Op de plaats van de verwijzing volstaat het dan om het nummer tussen vierkante haken te schrijven. In sommige gevallen zou je eventueel de naam van de (eerste) auteur kunnen vermelden, maar dit hoeft zeker niet. Met de eindnoot methode zien bovenstaande voorbeelden er als volgt uit: Voorbeelden: “ …het oppervlaktetraagheidsmoment van de rechthoekige doorsnede kan als volgt worden bepaald [12]:” “Een belangrijk bezwijkmechanisme in vakwerken is knik. Fenner behandelt dit onderwerp slechts summier [12].” “In Steehouder e.a. [24] vinden we dat …..” Een belangrijk voordeel van deze manier van verwijzen is dat het nu ook mogelijk is om te verwijzen naar artikelen die niet een duidelijke auteur hebben, zoals bronnen op het internet. Een nadeel is dat je de nummering van verwijzingen in de tekst en de publicaties in de lijst goed bij moet houden.
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012
Titelbeschrijvingen in de literatuurlijst De literatuurlijst bevat een opsomming van literatuurbronnen die jullie ten behoeve van de betreffende casus hebben geraadpleegd. De wijze waarop deze lijst is samengesteld, hangt af van de manier van verwijzen. In het geval van de Harvard methode staan de publicaties alfabetisch geordend, op naam van de eerste auteur. In het geval van de eindnoot methode zijn de publicaties genummerd en staan ze in de volgorde waarin ze in de hoofdtekst worden gebruikt. De manier waarop een publicatie wordt omschreven in de literatuurlijst, hangt af van het type publicatie. Hieronder volgt een aantal richtlijnen voor titelbeschrijvingen in de literatuurlijst. De voorbeelden hebben betrekking op de Harvard methode van verwijzen. 1. Bij de titelbeschrijving van een boek dienen achtereenvolgens te worden vermeld: - naam en voorletter(s) van de auteur(s) - jaar van (gehanteerde) uitgave: tussen haakjes - titel (en eventuele ondertitel): cursief - druk, tenzij het de eerste druk is, plus notities als gewijzigd, herzien of aangevuld - eerstgenoemde plaats van vestiging van de uitgever - uitgever Voorbeeld: Seborg, D.E., Edgar, T.E., Mellichamp, D.A. (1989). Process dynamics and control, second edition. New York: Wiley. Is er sprake van een redacteur of redacteuren, dan moet achter de naam of namen en voorletter(s) tussen haakjes Red. (bij Engelstalige uitgaven Ed. dan wel Eds.) toegevoegd worden. Voorbeeld: Lindh, G. (Ed.)(1990). Water, development, and the environment. Lund Institute of Technology Sweden. 2. Bij de titelbeschrijving van een tijdschriftartikel dienen achtereenvolgens te worden vermeld: - naam en voorletter(s) van de auteur(s) - jaar (tussen haakjes) - titel van het artikel - naam van het tijdschrift (De tijdschrifttitel wordt voluit vermeld en cursief weergegeven. Een eventuele ondertitel wordt weggelaten. De hoofdwoorden beginnen met een hoofdletter.) - nummer van de jaargang (Evenals de naam wordt ook het jaargangnummer cursief weergegeven.) - begin- en eindpagina van het artikel. Voorbeeld: Ringuest, J.L., Rinks, D.B. (1987). Interactive solutions for the linear multiobjective transportation problem. European Journal of Operational Research, 52, p.11-21. 3. Bij de titelbeschrijving van normbladen dient vermeld te worden: - norm + nummer (bijvoorbeeld NEN 214, DIN 1421) - jaar van uitgave (tussen haakjes) - titel (en eventuele ondertitel): cursief Voorbeeld: ISO 214 (1976). Documentation; abstracts for publications and documentation.
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012
4. Bij online geraadpleegde bronnen dient vermeld te worden: Titel van de website. Indien mogelijk het jaartal. Als dit niet mogelijk is volstaat (n.d.). Naam van de overkoepelende website, bijvoorbeeld Wikipedia Datum (en tijdstip) waarop de site geraadpleegd is. Dit is noodzakelijk omdat informatie op websites vaak verandert. Volledige URL van de website. Voorbeeld: Oppervlaktetraagheidsmoment (2010). In Wikipedia. Geraadpleegd op 5 feb 2010 om 14:31. http://nl.wikipedia.org/wiki/Oppervlaktetraagheidsmoment Wanneer je kiest voor de eindnoot methode, ziet de lijst met bovenstaande verwijzingen er als volgt uit: [1] [2] [3] [4] [5]
Seborg, D.E., Edgar, T.E., Mellichamp, D.A. Process dynamics and control, second edition. New York: Wiley, 1989. Lindh, G. (Ed). Water, development, and the environment. Lund Institute of Technology Sweden, 1990. Ringuest, J.L., Rinks, D.B. Interactive solutions for the linear multiobjective transportation problem. European Journal of Operational Research, 52, p.11-21, 1987. ISO 214 (1976). Documentation; abstracts for publications and documentation. Oppervlaktetraagheidsmoment. In Wikipedia. Geraadpleegd op 5 feb 2010 om 14:31. http://nl.wikipedia.org/wiki/Oppervlaktetraagheidsmoment
Omdat het jaartaal nu niet meer nodig is voor de identificatie van de publicatie, is het naar het einde van de regel verschoven. Let op. Blijf altijd kritisch ten aanzien van online geraadpleegde bronnen zoals Wikipedia, websites van producenten van gereedschappen en materialen en internetfora. De informatie in dit soort artikelen wordt vaak niet of nauwelijks op juistheid gecontroleerd. Gebruik deze bronnen uitsluitend in combinatie met of in aanvulling op reguliere bronnen.
1.11 De bijlagen Materiaal dat door de mate van gedetailleerdheid in de hoofdtekst de loop van het betoog zou onderbreken, maar dat toch de moeite waard is, kan als bijlage worden opgenomen. Uiteraard moet de tekst los van de bijlage(n) een begrijpelijk geheel vormen. Bijlagen worden meestal niet in de gegeven volgorde gelezen; er wordt informatie in opgezocht of er wordt mee gewerkt. Bijlagen moeten een titel hebben, genummerd worden en ook in de inhoudsopgave worden vermeld. Naar elke bijlage moet tenminste ergens in de hoofdtekst worden verwezen. Beperk het aantal bijlagen. Voorbeelden van zaken die in de bijlagen thuishoren: uitgebreide berekeningen waarvan het resultaat in de hoofdtekst staat; ruwe data van experimenten waarvan een samenvatting in de vorm van een tabel of grafiek in de hoofdtekst staat; een reeks grafieken waarbij er één als voorbeeld in de hoofdtekst is opgenomen.
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012
1.12 Het gebruik van formules In formules wordt vaak gebruik gemaakt van symbolen. Deze symbolen moeten, zoals we al eerder gezien hebben, apart vermeld worden in de symbolenlijst. Bij het gebruik van formules willen we nog op de volgende punten wijzen: Wees consequent met spaties in formules. Let erop dat superscripten recht boven subscripten staan. Vermijd in formules letters die gemakkelijk met cijfers verward kunnen worden, zoals de letters o en l. Zet formules bij voorkeur op een aparte regel. Nummer de formules. Gebruik bij voorkeur geen leestekens (bijv. punt of komma) na formules die op een aparte regel gezet zijn. Voorbeeld
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012
1.13 Tabellen en figuren Tabellen en figuren zijn vaak onmisbaar. Tabellen worden vooral gebruikt om cijfermatige gegevens op overzichtelijke wijze weer te geven. Alle illustraties die geen tabel zijn, zoals grafieken, staaf-, cirkel-, punt- en stroomdiagrammen en kaarten heten figuren. Figuren worden gebruikt om relaties en verdelingen (distributies) aanschouwelijk weer te geven. Voorbeeld
Figure 3.1 Frequency Response Function for the Car model. Displacement of front wheel (solid line) and rear wheel (dashed line) for a speed of 75 km/hr.
Tabellen en figuren krijgen een decimaal nummer en een titel die zoveel mogelijk op zichzelf moet staan. De titel van een tabel wordt boven de tabel geplaatst (‘bovenschrift’), in tegenstelling tot de titel van een figuur, die onder de figuur wordt geplaatst (‘onderschrift’). Met dit boven- of onderschrift moeten tabellen en figuren zelfstandig leesbaar zijn, ook al betekent dit een (gedeeltelijke) doublure van de tekst in het verslag. Als je de tabel of de figuur, of de gegevens die erin verwerkt zijn, hebt ontleend aan anderen, neem dan een verwijzing naar de bron op. Zet deze verwijzing tussen haakjes, onder de titel. De titel zelf moet worden onderstreept of cursief gemaakt. Tabellen en figuren mogen geen losstaande elementen zijn in het betoog: zorg dus voor verwijzingen in de tekst. Overigens: neem alleen een tabel of figuur op in de tekst als er een goede reden voor is. Een reden kan zijn dat een tabel of figuur een betoog kernachtig weet samen te vatten of treffend te illustreren. Tabellen of figuren met gedetailleerde informatie of ruwe meetgegevens kunnen over het algemeen beter in de bijlage opgenomen worden. Bij de samenstelling van een tabel is het gebruikelijk de onafhankelijke variabele op te nemen in de voorkolom (uiterst links in de tabel) en de afhankelijke variabele in de kolommen rechts daarvan. In een tabel neem je bij percentuele getallen geen cijfers achter de komma op. Deze getallen worden -in het geval er cijfers achter de komma voorkomen- op de gebruikelijke wijze afgerond. Tenslotte is in de volgende paragraaf nog een checklist voor de vormkenmerken van het verslag opgenomen. Deze checklist is een soort samenvatting van dit hoofdstuk en is op twee manieren te gebruiken: als hulpmiddel tijdens het schrijven van een verslag of als controlemiddel achteraf waarmee je het geschreven verslag nog een keer doorloopt.
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012
1.14 Checklist vorm verslag ALGEMEEN Gebruik tekstverwerker Enkelzijdig A4 Marges 2,54 cm; lettertype en lettergrootte goed leesbaar Paginanummering Gebruik van standaardeenheden en standaardsymbolen Stijl en spelling volgens richtlijnen Schrijfwijzer (Renkema, 2005) Samenhang (vooral aansluiting op vorm en inhoud van onderdelen die door verschillende groepsleden zijn geschreven) TITELBLAD Titel Nummer casus Nummer groep Namen + id.nummers Naam van de tutor Plaats en datum van verschijning INHOUDSOPGAVE Overzichtelijk Kopjes/titels van hoofdstukken en paragrafen precies hetzelfde als in de tekst van het verslag Paginanummering precies hetzelfde als in de tekst van het verslag SYMBOLENLIJST Verklaring van alle gebruikte symbolen INLEIDING: Probleemstelling (op welke vraag wordt een antwoord gegeven) Doelstelling (waarom wordt op deze vraag een antwoord gegeven) Opbouw (hoe wordt op deze vraag een antwoord gegeven) HOOFDTEKST: Heldere structuur: logische verdeling in hoofdstukken en paragrafen Kopjes van hoofdstuk / paragraaf: zijn kernachtig, informatief en dekken de inhoud Inhoud: goed lopend betoog, onderbouwing van gemaakte keuzes Alleen relevante informatie: balans tussen ‘uitsluitend hoofdzaken’ en details ‘Ruwe’ of erg gedetailleerde informatie eventueel in bijlagen CONCLUDEREND OF SAMENVATTEND HOOFDSTUK Geeft antwoord op vraag/vragen in de inleiding Is gebaseerd op informatie in de hoofdtekst (dus geen nieuwe gegevens) Bevat eventueel aanbevelingen LITERATUURLIJST Consequente keuze voor verwijzen in de tekst Standaardvorm titelbeschrijving BIJLAGEN Minimaal een begrippenlijst Titel + letter Vermelding in inhoudsopgave Verwijzing vanuit hoofdtekst FORMULES Precisie in lay-out Nummering in geval van verwijzingen TABELLEN EN FIGUREN Nummering en kopjes: bij tabel erboven en bij figuur eronder Verwijzing vanuit de tekst
Handleiding Schrijven, 3 oktober 2012