Handleiding ‘Kind Ik blijf altijd bij je 2.0’
uitgave 2006
Voorwoord
U heeft voor u de handleiding bij “Kind ik blijf altijd bij je 2.0”, de geheel vernieuwde versie van het bekende eerste-communieproject van onze stichting. Deze Handleiding is gratis beschikbaar op www.athanasius.nl als PDF-file. U heeft daarvoor Adobe Acrobat reader nodig. U kunt deze handleiding vervolgens printen en gebruiken of verspreiden. Geschiedenis Het vorige catecheseproject in de serie ‘Hartstocht-Kindercatechese’ is ontstaan in 1995. Maar de Kerk is sindsdien sterk veranderd, onder invloed van de vergrijzing aan de ene kant, en het gebrek aan elementaire kennis en ervaring met geloven bij kinderen en jonge gezinnen aan de andere kant. Tijd dus voor iets nieuws. Ons eerste-communieproject ‘Kind Ik blijf altijd bij je 2.0’ heeft de braafheid een beetje afgelegd. Met zoetsappige verhalen hoef je bij moderne kinderen niet aan te komen. Het nieuwe project is confronterender dan de vorige editie. Nu spelen herkenbare kinderen uit onze tijd een hoofdrol. Katholieke en ongedoopte kinderen die samenleven op school en in elkaars vriendenkring leven, zijn de tochtgenoten van de communicantjes. Deze kinderen zijn heel gewoon, in hun twijfels, maar ook in hun kinderlijk kwaad. Op die manier wordt op de voedingsbodem van het alledaagse leven een weg naar Jezus toe gegaan, een weg van leren en ervaren, een weg van goedheid en vergeving, maar ook een weg waarin de kinderen aan elkaar leren en tot keuzes komen. Een weg waarin de kinderen elkaar evangeliseren… We geven in 2006 nog geen vervolgproject(en) uit. Maar ook de jaren tussen eerste communie en vormsel zullen door ons worden heruitgegeven, zodat er opnieuw een serie van vijf systematische catecheseprojecten voor kinderen van 7-12 jaar kan ontstaan, parallel aan de basisschoolgroepen 4 t/m 8. Wij wensen alle gebruikers heel veel zegen en succes in het gebruik! Bestuur Stichting Sint-Athanasius
1
1. Uitgangspunt Kindercatechese Stichting Sint-Athanasius De Stichting Sint-Athanasius hecht er aan, in alles wat zij doet, trouw te zijn aan wat de Kerk vraagt van catecheten en catechisanten. ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ is daarom een grensverleggend project, dat niet blijft staan bij het kind, maar bij de vraag wat Gods Liefde met ons mensen voorheeft.
‘Kind Ik blijf altijd bij je’ 1. DOELGROEP De doelgroepen zijn: • Het kind in de leeftijd van 7-8 jaar. • De jonge ouders. Naast de bijeenkomsten voor de kinderen is het de bedoeling 5 bijeenkomsten voor de ouders te houden.1 De geloofsbasis bij deze dubbele doelgroep zal, afhankelijk van plaats en geloofsgemeenschap, verschillen. ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ veronderstelt wel een positieve grondhouding en durf bij parochies en parochianen. Er moet een zeker godsdienstig verlangen en een sluimerend christelijk bewustzijn zijn, ook als er geen hoogkerkelijke praxis is. Het is evenwel duidelijk, dat ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ niet bruikbaar zal zijn in een situatie waarin mensen catechese ‘consumeren’ ten behoeve van een volksfeest bij gelegenheid van de Eerste Communie, als zij niet echt willen kiezen voor het geloof in de levende Heer. ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ is dan ook gemaakt voor parochies die in dat opzicht ‘progressief’ willen zijn, op weg naar de actieve, evangeliserende en bloeiende Kerk van de toekomst. 2. WIE GEEFT DE CATECHESE? Er wordt van de catecheet/catechete een authentiek christelijk leven verlangd, een kerkelijke spiritualiteit en een bepaalde zending van de Kerk en/of de gemeenschap. Deze methode zal aanslaan in parochies waar de pastoor en de catecheten over de nodige durf beschikken. Net als het vormselproject G3 van onze stichting, willen we bewust vragen uitlokken en mensen enthousiast maken. Zelfs de kinderen zijn naar elkaar evangeliserend bezig. Dat vraagt van de catecheten een evangeliserende grondhouding en plezier-hebben in moeilijke vragen. Het verdient dan ook aanbeveling om een werkgroep voor de Eerste Communie niet elk jaar te laten wisselen, of goedbedoelende maar ongevormde ouders te laten mee-beslissen. 1
Het is aan elke parochie hoeveel dwang men daarbij wil gebruiken, maar gezien het niveau van kennis en ervaring bij deze doelgroep, lijkt de tijd van vrijblijvendheid onderhand wel voorbij. Maar hoe dan ook, de methode hoopt te bewerken, dat de lessen in de gezinnen worden voortgezet en verwerkt, door actief bezig te zijn in het werkboek, maar vooral door het leven zelf.
2
3. WAT WIL DE METHODE BEREIKEN? ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ is een weg van ONTMOETING met Jezus Christus; Hij is de ‘inhoud’ van elke catechese, en via Hem komt de catechisant in het leven met de Vader en de Geest. Die ontmoeting staat in alles centraal. Geloven is in de eerste plaats het aangaan van een relatie met de Levende. Deze catechese zal vooreerst KENNISMAKING zijn. We moeten eerlijk onder ogen zien, dat de bekendheid van jonge kinderen met Jezus Christus [ondanks het feit dat zij Zijn broertjes en zusjes zijn door de doop] meestal niet groot is. In dat opzicht is de Eerste-Communiecatechese (helaas) vaak een ‘eerste’ kennismaking na de doop. In het woord ‘kennismaking’ ligt het woord ‘kennis’ en ‘maken’ besloten. Het kind bouwt aan kennis en inzicht. Dat moet steeds verder groeien, om paraat te blijven. Maar dat is slechts één kant van de medaille. Kennis is de voorbereiding op een ERVARING, zoals je ook vrienden moet leren ‘kennen’. ‘Onbekend maakt onbemind’, zegt het spreekwoord; voor mensen die bij Jezus willen horen geldt dat niet minder. Daarom wordt er ook gewerkt aan een levende ervaring met Jezus… 4. METHODISCHE VRAGEN A. HET CATECHUMENAAT ALS MODEL Het model van de (aloude) doopcatechese is voor de hedendaagse, seculierchristelijke samenleving waarschijnlijk het meest geschikt. De tijd van de kerkvaders (de bloeitijd van het catechumenaat) is op meerdere punten vergelijkbaar met deze tijd: ook toen was er een grote groep niet-praktiserende gedoopten, een maatschappelijke bloei in combinatie met moreel verval, én – niet te vergeten – een nieuw elan in de Kerk vanwege belangrijke concilies, grote heiligen en leraren, en geestelijke vernieuwing. Binnen die cultuur werd gekozen voor uitnodigende, goed verzorgde, systematische en verhalende catechese, die mensen wilde voorbereiden op de keuze voor Christus in de doop. De middelen waren destijds beperkt tot het vuur en de welsprekendheid van de catecheet, priester of bisschop. De aantrekkelijkheid van de oude redenaars wordt thans vertaald in fraai verzorgde projecten, en een uitnodigende benadering. Er is ook een belangrijk verschil. De catechisanten waren destijds nog niet gedoopt, hoewel veel catechetische geschriften uit de oudheid ook voor gedoopten bestemd waren. De Kerk in onze tijd geeft eigenlijk ‘mystagogische catechese’, dat wil zeggen: zij bouwt voort op de doopgenade die er al is. Zij ontvouwt voor de catechisanten het geheim dat ze al bezitten: de relatie met Jezus Christus. Methodisch begint ook deze kindercatechese’ vooraan, bij het zogenaamde ‘pre-catechumenaat’, dat wil zeggen: eerst wordt het menselijke verlangen gewekt, alvorens er wordt gesproken over God.
B. PERMANENTE VORMING. 3
De gelovige weg van een kind is belangrijker dan een losse voorbereiding op Sacramenten. Gelovige vorming is een weg van regelmatige stapjes en geen weg van heftige sprongen om de paar jaar. Zonder permanente geloofsvorming heeft het vieren van een paar rituelen in de kerk geen wortels, en zal het gezaaide niet tot leven komen, zoals het zaad dat op de weg of tussen de doornen viel (vgl.Mc.4). Het vraagt jaren tijd om het Woord tot wasdom te laten komen, en een evenwichtige spreiding van de rijke inhoud. De voorbereiding op de Eerste Communie en het Vormsel is idealiter dan ook opgenomen in een vijfjarig lespakket. Voorheen gaven wij de drie vervolgjaren uit in de serie ‘Hartstocht’. Dat werkte echter maar op zeer beperkte schaal. In de meeste parochies werd na de Eerste Communievoorbereiding niets meer gedaan, waardoor het Vormselproject aan de moeilijke kant was. Daarom verscheen vorig jaar het vormselproject G3 als eerste opvolger van onze catechese-serie. Een brutaal project wat er van uitgaat dat kinderen niet veel meer hebben gehoord sinds de Eerste Communie. Het is helaas de praktijk. Wat niet wil zeggen dat we niet werken aan een update voor de tussenliggende jaren… C. AANSLUITING BIJ DE LITURGIE ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ wil aansluiten bij de gewone liturgie van de Kerk. De zondagsviering (de gezinsviering bij uitstek) volgens de gewone normen van het Missaal is dé verwerking bij uitstek van alles wat de kinderen in de catechese wordt geleerd. Waar kan het kind de relatie met Christus in de katholieke Kerk beter beleven? Die keuze betekent dat de kinderen in de projecten vertrouwd worden gemaakt met de meeste woorden die in de liturgie gebruikelijk zijn. Alles wat moeilijk is, (sacrale woorden, moeilijke bijbelverhalen, en morele ‘hot-items’) wordt niet weggelaten, maar uitgelegd. Het is inmiddels uit ervaring bekend, dat gemotiveerde kinderen daarmee echt niet worden overvraagd. De praktijk leert ook, dat deze catechese goed kan aanslaan in parochies waar op een verantwoorde manier wordt gewerkt met de inbreng van kinderen in de liturgie. Waar bijvoorbeeld wekelijks (of bijna wekelijks) een kinderwoorddienst wordt gehouden bij de gewone zondagsmis, liggen goede kansen om kindercatechese en liturgie met elkaar te verweven. De uitgaven van kinderwerk Samuel zijn voor deze kinderwoorddiensten bijzonder geschikt. Wij zijn niet zo geporteerd voor het houden van aparte en aangepaste gezinsvieringen. D. EVANGELISATIE EN DURF ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ is een evangeliserend project. Chris en Anna zijn geen bange christenen die zich schamen voor hun geloof. Ze hebben hun eerlijke vragen, maar getuigen in hun omgeving van hun geloof en komen op voor de eer van God. Dat moeten we hebben anno 2006! Het is belangrijk dat kinderen leren dat geloven fijn is, dat God van ze houdt en dat ze dat ook mogen zeggen. Mondige christenen voor de toekomst worden geboren in een evangeliserende Kerk, in gezinnen waar consequent geloven ‘normaal’ is.
4
2. De algemene aanpak De lessen in ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ zijn STRAK INGEDEELD. Het zal echter van de catecheet en de samenstelling van de groep afhangen in hoeverre ook binnen de lessituatie aan de strakke opbouw van iedere les wordt vastgehouden. Een meer ervaren catecheet kan natuurlijk vrij en soepel spelen met de tekst. ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ functioneert waarschijnlijk het beste in een stedelijke context, met GROEPEN die niet groter zijn dan 20 kinderen. Sommige opdrachten zijn praktisch moeilijk uitvoerbaar bij grotere of bij individuele voorbereiding. De lessen zijn zo opgezet, dat KINDEREN EN OUDERS THUIS alles kunnen doorlezen, binnen de context van de les. Veel andere projecten hanteren een structuur waarbij er geen tekst-en-uitleg staat tussen de verhalen. Soms werkt men met een losbladig systeem met alleen verhalen en verwerkingsplaten. Deze methode heeft daar niet voor gekozen, omdat daarmee thuisstudie wordt bemoeilijkt. In deze opzet kunnen de ouders over de schouders van de kinderen het catechetisch proces van het kind mee-beleven. Voor de kinderen is het prettig, dat ze thuis de verhalen kunnen lezen in een duidelijke, systematische context. Vanwege de heldere structuur blijven de projecten de moeite van het bewaren waard. Het zal zelfs na jaren niet moeilijk zijn de samenhang tussen lessen en verhalen op te halen. Met name het leerboek is een echt bewaarboek geworden. Afhankelijk van ieders ervaring kan men ook rustig EIGEN INVULLINGEN geven aan de verwerking. In groepen kan een ‘kringgesprekje’ heel goed werken om de stof in de kinderharten te doen aankomen. Maar niet iedere begeleider heeft de capaciteit om zo’n vrijere verwerkingsvorm te leiden. Daarom staan er ook tamelijk eenvoudige werkopdrachten in het project. Voor individuele ouders of een werkgroep in de parochie is het belangrijk vooraf de LEERMIDDELEN bij elkaar te brengen. De verwerkingsopdrachten moeten goed worden voorbereid, want anders vallen ze in het water. Zorg dus tijdig voor knutselspullen als dat nodig is! Als de lessen worden gegeven in een schoolgebouw zal dit gemakkelijker te organiseren zijn.
3. Jaarplanning Het staat elke parochie uiteraard vrij om de Eerste-Communieviering te plannen in het kerkelijk jaar. Voor veel parochies is de paastijd een ideale tijd, al moet men tegenwoordig rekening houden met idioot lange vakantieperiodes in de maand mei. Wel is het zo, dat les 4 en 5 sterk inspelen op de Advent- en Kersttijd. De aansluiting bij de liturgie is heel belangrijk. Het kan goed zijn, daarom al na de herfstvakantie te beginnen met de eerste lessen. Dat er dan na de kerstvakantie nog maar tien lessen en enkele vierende bijeenkomsten zijn, is een kwestie van plannen. Men kan in sommige periodes wellicht om de andere week bijeenkomsten houden of bepaalde tijden (zoals de Goede Week) benutten voor eigen bijeenkomsten, zoals een palmpasen-optocht of een kinderkruisweg. 5
4. De indeling per lesuur Een lesuur in groepsverband wordt (globaal) gerekend op 50-60 minuten. LEERBLOK:
20-30 minuten
VERWERKING:
20-30 minuten - Hoe was dat ook alweer? 5-10 minuten (Multiple choice of een enkele open vraag) - Wisselende opdrachten resterende tijd - Kleurplaat voor thuis.
• In de inleiding (leerboek) wordt meestal rechtstreeks teruggekoppeld naar eerdere lessen. Ervaren begeleiders kunnen dit gedeelte vaak met gesloten boeken spontaan laten ontstaan – hoewel sommige dialogen zich goed lenen voor een rollenspel. • De teksten in het leerboek zijn soms nogal stevig. Het is (omwille van de aandacht bij de kinderen ) goed de kinderen zelf zoveel mogelijk te laten lezen, eventueel met leesbeurten. • In het leerboek kunnen de rollen van een verteller, Chris en Anna, Tom en Kiki, of de andere personen in rollenspel worden gelezen. • Bij de eerste verwerkingsopdracht (werkboek) is er gekozen voor meerkeuzevragen, omdat gebleken is dat kinderen daar beter op reageren. Tevens ligt in de foute antwoorden een stuk humor besloten en geven ze de mogelijkheid evt. misverstanden te signaleren; in de foute antwoorden zitten vaak de heersende opvattingen en dwalingen verstopt. • De overige verwerkingsopdrachten (werkboek) zijn een suggestie. Men kan aan de hand van de doelstelling ook een passende eigen opdracht uitwerken, zeker als de lessen niet parallel lopen met het liturgisch jaar.
5. Het project ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ concreet
A. Algemene doelstelling De algemene doelstelling van ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ is: “Het kind maakt kennis met de beginselen van het katholieke geloof, is in staat voor het eerst deel te nemen aan de eucharistie, en beleeft (als vervolg op het Doopsel) de relatie met God door Christus die bij Hem komt in het sacrament”.
B. Algemene opmerkingen over de inhoud De opbouw van ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ is afgekeken van een bekend tractaat van St.Augustinus: “Het eerste geloofsonderricht”. Augustinus schreef dit in een heidens/christelijke tijd, waarin volwassen mensen de keuze voor Christus en de kerk maakten. Zijn onderricht begint vooraan, vóór het woord ‘God’ ter sprake is gebracht. 6
Vanuit de ervaring, dat iedere mens op zoek is naar geluk en rust, spiegelt Augustinus de mens voor dat hij slechts rust zal vinden bij God, in tegenstelling tot de onrust van het bestaan in zonde. In dat licht behandelt Augustinus de noodzaak van Christus, de Verlosser. Zo begint ook ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ met de structuur van een catechumenaatscatechese. Voor kinderen moet helder de zin van God en geloof worden behandeld (geluk), en de noodzaak van Christus’ komst worden aangegeven (verlossing en leven). In elementaire trekken (en waar nodig in flinke tegenstellingen) wordt deze lijn uitgezet. Zonder het begrip van deze elementen, is een zinvolle deelname aan de eucharistie, en het begrip van kerkelijke gebeden, onmogelijk. Daarom kiezen wij er voor om relatief veel te spreken over zonde en kwaad. Sommigen zullen dat belastend vinden voor de kinderziel, die dat allemaal nog niet kan bevatten. In die optiek moet men kinderen echter ook niet meenemen naar de gewone eucharistie, omdat alles wat daar wordt gedaan dan ook over de hoofden heengaat. Bovendien: de Kerk eist van de communicanten dat ze voor de Eerste Communie het Boetesacrament ontvangen. Als ze niet zouden kunnen beseffen wat zonde is, dan mogen ze de facto ook de Eerste Communie niet doen. Het wordt tijd om in deze weer gewoon trouw aan de Kerk te gaan zijn en daar zonder schroom van te getuigen. Omdat de nadruk ligt op de relatie met Christus, wordt het Oude Testament maar summier behandeld. De relaties met de Joden worden geheel buiten beschouwing gelaten, alsmede de verbinding tussen de joodse paasmaaltijd en de eucharistie. Wij hebben gekozen om de gedachtenis aan het nieuwe Paasmysterie te belichten boven de gedachte aan de oude paasmaaltijd. Beide elementen belichten zou nog meer leerstof betekenen, en waarschijnlijk verwarring. Nergens wordt ook gesproken over de betekenis van brood en/of maaltijd. Wij hebben gezien, dat de invalshoek van het maaltijd-karakter van de eucharistie, in de afgelopen decennia meer verwarring dan helderheid heeft gebracht. Eucharistie is veel méér dan ‘breken en delen’. Bovendien vraagt de kerk van kinderen die willen deelnemen aan de Eerste Communie, dat ze het verschil weten tussen de Hostie en gewoon brood. Dat vraagt al veel van het kinderlijke abstractievermogen. Het is dan verstandiger om juist niet te veel aandacht te schenken aan het brood thuis-op-tafel (dat kennen ze immers) en de aandacht te vestigen op ‘heel ander brood’... Het is natuurlijk wel de vraag in hoeverre kinderen anno 2006 in de thuissituatie überhaupt nog het woord ‘God’ hebben gehoord, laat staan dat ze Hem zelfs bij benadering kennen. In stedelijke parochies zal deze onbekendheid met God en Kerk sterker zijn dan in dorpen in het zuiden van het land, maar toch: we moeten er rekening mee houden dat er kinderen in de groep zijn voor wie deze catechese de eerste kennismaking met het ‘fenomeen God’ is, terwijl ze misschien opgegeven werden voor de communie vanwege het feest. Dat vraagt een zekere omzichtigheid in de benadering, ofschoon het er niet toe mag leiden daarom van alles weg te laten. ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ bestaat uit drie delen: • Lessen 1 t/m 4 zijn een inleiding: geluk, ongeluk, schepping, zonde, belofte. • Lessen 6 t/m 10 gaan over Jezus: geboorte, leer, wonderen, avondmaal en lijden, verrijzenis. • Lessen 10 t/m 15 gaan over de Eerste Communie: geloof, zondenbewustzijn, Jezus’ aanwezigheid, het kerkgebouw, de viering, en het christelijk leven. 7
C. Uitwerking per les Les 1: Wij zijn heel gelukkig ! DOELSTELLING: Het kind leert dat alle mensen op zoek zijn naar geluk, en plaatst de ervaring van geluk in zijn eigen leven. TOELICHTING LEERSTOF In deze eerste les wordt, uitgaande van de ervaring van moderne kinderen (in enigszins zwart-witte verhalen), een eerste aanzet gegeven waarom iemand zou geloven: gelukkig zijn. De echte vraag naar God komt pas in les 2. Zijn er kinderen bij met een redelijke achtergrondkennis, en bijvoorbeeld een regelmatig kerkbezoek, dan kan men sneller de koppeling maken naar God. In een dorp zal dat sneller kunnen voorkomen dan in een geseculariseerde stadswijk. Toch zegt mevrouw Hemels meteen: “Jullie horen toch bij Jezus?” Voor de kinderen die al vaker in de kerk zijn geweest, of die in bewuste gezinnen opgroeien, roept dit meteen herkenning op. De twee tweelingen zijn duidelijk uit het leven gegrepen. De beide gezinnen ook. De vragen van de kinderen aan elkaar zijn gedurfd, maar zo zijn kinderen. Het doen van de eerste communie is niet meer vanzelfsprekend voor de hoofdpersonen. De situatie bij de familie van der Heijden hebben we ‘beschaafd’ gehouden. De werkelijkheid is soms bizarder dan je kunt verzinnen, zeker in achterstandswijken. Het is goed om daarmee rekening te houden, zeker als de pastoor, diaken of werkgroep de achtergronden van kinderen kent. Er zijn gewoon heel veel kinderen ongelukkig omdat niemand naar ze omkijkt ! In de eerste les wordt al duidelijk, dat de katholieke Chris en Anna geen bange watjes zijn. Ze durven gewoon vrijuit te spreken over de communie, al hebben ze ook hun vragen. Het grappige is: Chris en Anna zijn jaloers op de materiele genoegens van hun klasgenootjes (en zijn dus gewone kinderen die niet braver zijn dan anderen!) terwijl Tom en Kiki helemaal niet zo gelukkig daarmee zijn. Die tegenstelling komt in het hele project terug. Let op! Tom en Kiki hebben vanuit hun heidense achtergrond meestal een groter verlangen… De verwerking stuurt aan op een eerste kennismaking met elkaar en de catechese. Aangezien het gaat om parochiecatechese, is het niet zeker dat de kinderen elkaar allemaal kennen. Soms kan een kennismakingsspel aan het begin ook heel goed werken. Dat kan door de catecheet zelf worden ingevuld. In het werkboek zit als kennismakingsopdracht daarom het maken van een communiekaars. Daarvoor kan men een soort blanco paaskaars nemen. Men kan die met verf, watervaste stiften of wasco volschrijven. De kaarsenhandelaar van de parochie weet daar wel ideeën voor te geven. Het is zaak om zo’n kaars tijdig te bestellen. Om de band met de lessen en de parochieviering te benadrukken, kan het mooi zijn om de kaars bij beide gelegenheden aan te (laten) steken (door een kind). Als men kiest voor het werken met de communiekaars, kan men die het beste maken voor de eigenlijke les begint. Elk kind zegt waar hij woont, op welke school hij zit, wat
8
de favoriete kleur is (daarmee dan liefst ook de naam tekenen) en wat de hobby’s zijn. Dan zet hij de naam op de kaars. HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-C; 2-B; 3-D; 4-C
Les 2: Hoe bestaat het ? DOELSTELLING: Het kind leert, dat God de wereld heeft geschapen omdat Hij van de mensen houdt, en kan daarmee de eigen eerste vragen over God in relatie tot zijn omgeving hanteren. TOELICHTING LESSTOF. Les 2 bouwt verder op de vragen van kinderen. Anna wordt geconfronteerd met het ongeloof van Kiki en begint zich daardoor zelf ook af te vragen of God wel bestaat. Mama vertelt dat God van ons houdt en dat Hij daarom alles heeft geschapen. Dat element God houdt van ons is heel wezenlijk om te benadrukken. Het komt vaker terug. Anna gelooft wat mama zegt, omdat zij geborgen is in een gezin waarin papa en mama ook van de kinderen houden. Het is belangrijk om de kinderen hier goed in de gaten te houden. Want geloven dat God van ons houdt, is niet te vatten als ze niet weten wat het is als mensen van ze houden. Geborgenheid moet een basis-ervaring van een kind zijn. Maar helaas is de praktijk weerbarstiger. Tom en Kiki verbeelden in dit project de gevoelens van ontheemde kinderen. Het is niet mogelijk om in het bestek van de lessen kinderen deze ervaring te laten opdoen als ze die niet kennen. Hooguit moet een parochie door de manier waarop ze kinderen ontvangt (bijvoorbeeld in een liturgie/kinderwoorddienst) laten zien hoe God is: open, warm en welkom. Tom en Kiki komen in het project uiteindelijk tot geloof omdat ze ervaren dat liefde en geborgenheid bestaan! De wereld zoals het scheppingsverhaal ons voorhoudt is mooi en goed geschapen. God heeft de wereld gemaakt om de kroon op zijn werk (de mens) daarvan te laten genieten. God heeft nooit iets anders gewild dan het goede voor de mensen. Daarmee wordt impliciet het beeld van een strenge en liefdeloze God weerlegd. Wat betreft het scheppingsverhaal zelf: de Kerk neemt aan, dat dit verhaal niet letterlijk kan worden verstaan, maar een zogenaamde ‘typologie’ is, een beeld van een werkelijkheid, een waarheid, zonder historische pretenties. Wel geloven wij, dat God alles heeft geschapen. Of het op die manier, en in zeven dagen, is geweest is niet bekend. Voor moderne mensen is dit nogal eens problematisch. Waarheid en historiciteit vallen in een wetenschappelijke optiek samen. De Kerk gelooft dat er ook waarheid is, die niet per se historisch is, maar boven-historisch. De verwerkingsopdrachten (werkboek) proberen een positieve verhouding tot de God-Schepper te stimuleren, en het kind dankbaarheid te laten uitdrukken. Het huiswerk wil de kinderen thuis nog eens laten nadenken over de mooie schepping en de goede God.
9
Nota bene: de opmerking in de inleiding op dit project over de mate waarin de kinderen in de thuissituatie wel of niet over God hebben gehoord, moet serieus worden gewogen in de opzet van de les. Het kan nuttig zijn bij twijfel daaraan, gewoon voor de tekst in het leerboek te vragen: “Wie van jullie heeft wel eens van God gehoord?” De antwoorden kunnen dan bepalen hoe hoog of hoe laag de begeleiders inkoppen met het verhaal van Anna en Kiki en het daarop volgende scheppingsverhaal. Als er heel veel ‘Kiki’s’ zijn, vraagt dat meer uitleg. HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-C; 2-B; 3-Adam en Eva; 4-B
Les 3: Ongelukkige mensen DOELSTELLING: Het kind leert, dat de zonde in de wereld is gekomen door menselijke ongehoorzaamheid, dat wij daarvan nog steeds de gevolgen meedragen, en kan dat plaatsen in de eigen ervaringen met het kwade, in verdriet en jaloezie. TOELICHTING LESSTOF: De zonde wordt concreet in het leven van Chris en Tom. Chris is jaloers en hunkert naar materiele rijkdom. Tom is jaloers op Chris omdat die zo gelukkig is en wordt boos op het egoïsme van zijn ouders. Alles bij elkaar is niemand gelukkig. Dat roept ook bij kinderen al heftige gevoelens van ongenoegen en vragen op. Meestal uiten die gevoelens zich in kinderlijke afgunst. Omdat die jaloezie zo herkenbaar is, wordt het in deze les uitgangspunt voor het bestaan van de zonde. In deze les wordt het contrast van les 1 geplaatst in een heilshistorisch perspectief. De mens zoekt naar geluk (1); God wil dat de mens geven (2). De mens is zelf medeschuldig aan het ongeluk ; omdat hij in opstand kwam tegen Gods bedoeling (3). Zo wordt het begrip ‘zonde’ ingeleid: als ongehoorzaamheid. Het begrip ‘zonde’ is de verdere uitwerking van het ervaringsbegrip het ‘kwade’. Omdat deze term ook elk Onze Vader afsluit worden beide begrippen gehanteerd. Het verhaal van de zondeval is daarbij de kern. Over de historische verhouding t.o.v. de waarheid: zie les 2. In de afsluiting wordt het begrip van de erfzonde heel voorzichtig uitgelegd. Want de kinderen moeten wel leren dat het kwade wordt aangeleerd en God het niet heeft gemaakt. Tegelijk wordt er voor gewaakt dat kinderen er niet negatief van worden. Mama leert Chris vooral dat God van mensen blijft houden. De opdrachten in het werkboek zijn beide bedoeld om kinderen heel elementair een besef van goed en kwaad te geven. Men kan daar verder bij uitleggen wat men wil, door het te verbinden met wat de kinderen zelf inbrengen bij hun ‘boom van goed en kwaad’ (blz.10). Deze opdrachten zijn ook een goede opstap om te komen tot een kinderlijk zondenbesef – want kinderen kunnen ook op de communieleeftijd al keihard zijn en heel wat punten van ‘weet jij het’ zelf hebben gedaan… HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-D; 2-C; 3-Goed en kwaad; 4-D
10
Les 4: Vol verwachting klopt ons hart DOELSTELLING: Het kind leert dat God, de Schepper, een goede God blijft en van de mensen blijft houden als ze het kwade doen. Door de beleving van de Advent, groeit er in het kinderhart een verlangen naar de verlossing door Jezus. TOELICHTING LESSTOF: Les 4 is een les die idealiter aansluit bij de Adventstijd in de Kerk. Het beste is als les 4 eind november/begin december valt, omdat de kinderen dan ook allemaal in de sinterklaasstemming zijn – een prima aanknopingspunt voor het verlangen naar iets moois. Uitgangspunt is de adventskrans die tegenwoordig overal te koop is en helemaal in de mode is, ook bij ongelovigen. Tuincentra en de Xenos staan er vol mee. Heel herkenbaar voor het kind. Aan de hand daarvan stellen Anna en Kiki allemaal vragen. De lesblokjes sluiten aan bij de Adventszondagen in de Kerk. Terwijl even kort het woord ‘Bijbel’ valt (wat met een mooi boek kan worden gevisualiseerd) wordt verteld wat de kern is van de verlossing: God laat mensen niet in de steek als ze zondigen. Daarom ook de geboorte van Jezus waar naar toe wordt gewerkt. Weer als sterk motief benadrukken: God houdt van de mensen. Als het mogelijk is, kan men de verhalen van Jesaja, Johannes de Doper en de Aankondiging van de Heer vertellen met behulp van een viltbord of een bijbelse poster. Bij de opdracht in het werkboek, kan het (als de les in de advent valt) mooi zijn om naar de kerk te gaan en de adventskrans te bekijken, uit te leggen, en de tekst van die week te lezen. Als er de gelegenheid is om de communicanten in de weken van de advent elke week te zien (bijvoorbeeld als ze het kerstspel van les 5 oefenen of voorbereiden), kan het heel mooi zijn om ze elke week de tekstjes te laten bidden, met de kaarsen die elke week extra worden aangestoken. HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-C; 2-B; 3-A; 4-B ANTWOORD PUZZEL: “God houdt van alle mensen en is niet boos.” NOTA BENE: FOUTEN! In het werkboek is bij deze les een en ander fout gegaan. Het konijn bij ‘hoe was dat ook alweer’ houdt de ballonnen van les 5 vast, i.p.v. les 4. In de opdracht “Wat staat daar nou” op blz. 13 is een storende drukfout geslopen. Onder de letters staan cijfertjes in plaats van een codeteken wat bedoeld was. Maar wat erger is: de cijfertjes staan in de verkeerde vakjes waardoor de puzzel niet meer werkt. Daarom in deze Handleiding (volgende bladzijde) de juiste puzzel. U kunt deze afdrukken en verspreiden. Onze excuses hiervoor.
11
12
Les 5: Jezus wordt geboren DOELSTELLING: Het kind leert dat God zoveel van mensen houdt en dat als vervulling van de belofte Jezus, de Zoon van God is mensgeworden, wat in het meedoen met de kerstvieringen voor alle kinderen dichtbij kan komen. TOELICHTING LESSTOF: Hoewel je deze les natuurlijk ook in maart kunt doen, is de les wel helemaal toegespitst op een voorbereiding voor kerstmis. In deze les zien we voor het eerst dat de geborgenheid van het gezin Hemels aanstekelijk werkt. Geluk moet je ervaren. Chris en Anna evangeliseren op een heel natuurlijke manier. “Natuurlijk gaan wij naar de kerk!” Let op de verschillen tussen Tom en Kiki. Kiki wil eigenlijk niets liever dan meedoen. Tom doet nog wat stoer “Wij gaan nooit naar de kerk.” Het kan goed zijn om dit te spiegelen aan het gedrag van de kinderen. Het kerstverhaal is waarschijnlijk al bekend – al mogen we daar niet meer zomaar van uitgaan. Leg voldoende nadruk op het slot van de tekst in het leerboek. Wat de pastoor zegt over de reden van Jezus’ geboorte: God die van ons houdt en ons gelukkig wil maken. Het contrast met de ervaringen van kinderen wordt door Tom in de laatste zin uitgedrukt. Een creatieve catecheet kan bij deze les vragen: “Wat doen jullie met kerstmis?” Daarmee kan gewezen worden op een kerstviering met kinderen, of het deelnemen aan een kerstspel. Maar ook wat er thuis gebeurt, of kinderen een beetje geborgenheid ervaren. Zo kan in een simpel gesprekje het kerstgebeuren aan Gods bedoeling van liefde, vrede en geluk worden verbonden. In zo’n gesprekje kan ook de vraag gesteld worden: “Wat zouden jullie nou aan het kindje Jezus willen vragen?” Laat Jezus dan geen kerstman worden natuurlijk. Dit werkt best goed als kinderen met kerst helemaal niet zo gelukkig blijken te zijn. Zo kunnen zelfs voorbede-intenties opkomen voor de kerstviering met kinderen… Het kerstverhaal kan heel goed met behulp van een kerststalletje worden geïllustreerd. In de verwerking leren de kinderen het Weesgegroet. Ze leren het vóór het Onze Vader. Dat lijkt vreemd, maar het komt goed uit bij de zichtbare personen van Maria, Jozef en het kind. Men kan heel gemakkelijk het Weesgegroet op blz.17 van het werkboek kopiëren, en op een (blauwe) kaart plakken, kleuren en bij een Mariabeeld zetten. Als de kerk niet te ver weg is, kan het heel mooi zijn naar de Maria-kapel te gaan, en bijvoorbeeld een kaarsje aan te steken, en te bidden. De meeste Mariabeelden hebben een kind
13
op de arm, waarop mooi kan worden ingespeeld. Misschien staat de kerststal er al (met beelden en een lege kribbe). Dan is het helemaal makkelijk. Verder is het leuk om een paar kerstliedjes te zingen voor de kerstviering – als de les tenminste in december valt. HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-C; 2-C; 3-B; 4-A
Les 6: God onze Vader DOELSTELLING: Het kind leert dat Jezus ons God als barmhartige Vader leert kennen en leert om als kind tot de Vader te bidden. Het kind plaatst het godsbeeld van de Vader in zijn eigen beleving, en kan mogelijk beamen dat God een lieve God is. TOELICHTING LESSTOF: De leer over God als Vader is een eerste inleiding in het bestaan van de Drieëne God, wat door de kerk als middelpunt van de catechese wordt beschouwd. (vgl. DCG 1997, nrs.98-100) Het begrip ‘God’ wordt verbreed van ‘Schepper’ naar ‘de Vader en de Zoon’. Bij het Vormsel (project G3) wordt de H.Geest behandeld, en daarmee de Drieëenheid, geplaatst in de Geloofsbelijdenis. [[ Voor de theologisch geschoolden: les 6 en 7 staan heel duidelijk in de lijn van de zgn. ‘impliciete christologie’, Vergeving=voorafbeelding van het verlossende offer op het kruis; Genezing=voorafbeelding van de heelmaking door de verrijzenis. ]]
Tom en Kiki zijn mee geweest naar de kerk met kerstmis. Dat is een eerste stap, maar die roept ook veel vragen op. Daarbij stellen de kinderen harde en duidelijke vragen. Chris en Anna worden beproefd in hun eigen geloof. Dat is heel bewust zo gedaan. Kinderen moeten leren te getuigen, vrijmoedig te zijn. Maar er wordt ook gevraagd dat ze zelf moeten nadenken, antwoorden geven, en zelf eerst de vragen te stellen. In les 6 en 7 komen respectievelijk Anna en Chris in de rol van verteller. Ze leren zelf op te komen voor hun eigen godsbeeld. Dat vraagt dus ook, dat kinderen leren bidden. Alleen daarin komt de ervaring met de levende God. Anna heeft het gemakkelijker. Meisjes zijn (vaak) meer open voor gevoelens, zodat Kiki door een mooi verhaal snel geraakt is en zelf gaat bidden. Tom is in les 7 veel rationeler, zoals jongens (vaak) kunnen zijn. Daarom moet Chris in les 7 ook veel meer argumenteren. Het beeld van de Vader wordt sterk uitgedrukt in het verhaal van de Verloren Zoon. Centraal begrip is: barmhartigheid en vergeving. Als er iets van de Vader moet worden verteld, dan is het zijn liefde, zijn begrip, zijn goedheid. Van daaruit is het Gebed des Heren ons gegeven. Dit gebed vat het hele evangelie samen.
14
Pas echter op! In gebroken gezinnen heerst (helaas) vaak een ander ‘vaderbeeld’, namelijk dat van de liefdeloze, kwade man. Ken daarom (indien mogelijk) uw leerlingen... Een kind dat geen liefdevolle eigen vader heeft, zal extra aandacht en uitleg nodig hebben om dit toch te vatten. De vragen van Kiki zijn daarom ook heel bewust in het project gezet. Het antwoord van Anna “denk dan maar aan mijn papa” en het antwoord van Kiki die in Anna echt een vriendin herkent, zijn een goed alternatief als kinderen geen eigen vaderbeeld hebben. Het is wel belangrijk om bij de uitleg over ‘afwezige vaders’ de eigen vader van het kind niet te stigmatiseren. Blijf zelf altijd mild en liefdevol, dan laat je het beste zien wat je bedoelt! Bovendien is het nooit goed om kinderen en ouders tegen elkaar uit te spelen. Vanuit het vaderbeeld is God te begrijpen als een nabije God, en kan het gebed worden geplaatst als een gesprekje met iemand die héél dichtbij is. Het Onze Vader moet gewoon van buiten worden geleerd. Werkblad (Kubus), in het werkboek blz. 21. Mogelijk kan het op dik karton worden gekopieerd. Zorg voor voldoende scharen en lijm, anders loopt het maken van de kubus qua tijd uit de hand, en gaan de kinderen zich vervelen. Eventueel kan de werkgroep de kubussen vast uitknippen. HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-B; 2-D; 3-C; 4-A; 5-B
Les 7: Jezus helpt mensen DOELSTELLING: Het kind leert dat Jezus mensen echt helpt; dat bidden zin heeft. Het leert dat de gemeenschap van Jezus de liefde laat zien en dat mensen elkaar moeten helpen. Ze maken dit waar en ervaren de liefde voor mensen door een gebaar naar zieken. TOELICHTING LESSTOF: Tom valt Chris aan op zijn geloof, omdat hij zelf zo ongelukkig is. Er spreekt een enorme hunkering uit zijn woorden. Tom wil wel, maar voelt nog niks. Hij luistert daarom heel goed, maar heeft nog vragen, hij kan het niet geloven. Pas als Chris hem laat zien dat God ook helpt dóór mensen, gaat hij overstag. Hij herkent de liefde van Jezus in de houding van de familie Hemels. Chris verbeeldt Gods geborgenheid in de arm die om Tom wordt heengeslagen en Tom ervaart Chris als een broertje voor hem en Jezus, als kind van de Vader. Deze ervaring geeft de doorslag waarom Tom uiteindelijk gedoopt zal worden. Het is heel belangrijk om kinderen te leren zien, dat geloof het passende antwoord is op de wonderverhalen, maar dat we die pas ervaren als we zelf liefde hebben ervaren. Daarom al die vragen van Tom. De manier waarop het wonder wordt behandeld is belangrijk. Hoewel daarover vele theorieën circuleren, houdt de kerk vast aan een historisch gebeurd verhaal. Wat in 15
ieder geval nooit mag, is de genezingswonderen psychologiseren. Dan wordt de genezing ‘zelfgenezing’. De essentie is juist: het heil komt van God, van buitenaf, niet uit jezelf... Gebruik bij het vertellen (indien mogelijk) plaatjes en/of een viltbord. De opdracht in het werkboek (blz. 24) is een concretisering van Tom’s ervaring van menselijke geborgenheid. Wie eenzaam is, kan moeilijker geloven in Jezus’ redding. Het kan mooi zijn om de tekeningen naar de zieken te brengen met de leden van een ziekencomité. Dat brengt oud en jong bij elkaar, en het geeft het ziekencomité de kans om bezig te zijn met haar eigenlijke roeping: om in naam van de Heer naar de zieken gaan. Het kan ook goed zijn, de tekening op dik karton te kopiëren. HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-B; 2-C; 3-D; 4-C; 5-A.
Les 8: Jezus geeft zijn leven DOELSTELLING: De leerlingen zien het verband tussen leven, Laatste Avondmaal, lijden en sterven van Jezus, en verbinden Jezus’ offer aan de liefde voor de mensen. Zo gaan ze positief naar het kruis kijken. TOELICHTING LESSTOF: Kiki is een echt meisje, die een dode man aan een kruis maar eng vindt. Daar komen vragen van. Nu vindt Anna het ook moeilijk. Mama mag de rest van het verhaal vertellen. Als het goed is, kan een gelovige moeder op vergelijkbare manier over Jezus vertellen! Meelezende ouders mogen zich afvragen of zij dat ook zouden kunnen… Het is heel belangrijk om bij deze les de juiste nadruk te leggen op: 1. De reden van zijn gevangenneming en kruisiging: de vijanden van Jezus wilden niet geloven, en blijven steken in de zonde. Wie die vijanden zijn wordt verder in het midden gelaten. Dat is de ene kant van de medaille. 2. Het bewuste handelen van Jezus: Hij weet wat Hij gaat doen. Heel bewust heeft het Laatste Avondmaal plaats, als voorbereiding op het offer. De lijdensweg is een bewust gekozen weg uit liefde voor de mensen. Dat is de andere kant van de medaille. In deze samenhang krijgt de strijd tussen goed en kwaad (les 1 en 3) weer een nieuwe dimensie: God overbrugt de tegenstelling in een daad van liefde door Jezus. Leg vooral de nadruk op het geruststellende van de blijvende gedachtenis: “Ik blijf bij jullie”. Dat is de titel van het project. De eucharistie als gedachtenis-maaltijd is een plaats van ontmoeting met Jezus, een ontmoeting die blijft. Het maken en bewaren van het kruisbeeldje heeft diepe betekenis. Het is een teken van herinnering, maar ook iets waar je voor kunt knielen, en mee kunt bidden. Zo krijgt het kruis een plaats in de relatie met Jezus die zo veel van ons houdt. Probeer die veranderende houding van Kiki ook bij de kinderen te wekken als die er niet is. Laat de kinderen vooral enthousiast worden over Jezus’ kruis!
16
Het is heel praktisch, als er een voorbeeld-kruisje aanwezig is. Zorg voor genoeg lijm! Leg er de nadruk op, dat het thuis in de kinderkamer aan de muur kan hangen, en zorg voor een haakje om het te bevestigen. Op blz. 29 van het werkboek staat getekend hoe het kruisje moet worden gemaakt. Per kruisje zijn 21 halve (houten!) wasknijpers nodig. Het is goed als de wasknijpers vóór de les gedemonteerd zijn. Sommige hobbywinkels verkopen de halve wasknijpers ook gewoon in een pak. De halve wasknijpers voor het kruishout worden met de platte kant op een stuk karton geplakt voor de stevigheid. Als lijm gebruikt men het beste witte houtlijm uit het gele knijppotje (Bison). Transparante hobbylijm laat snel los! Zet achterop de namen van elk kind, zodat het rustig kan drogen. HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-D; 2-C; 3-mijn Lichaam/mijn Bloed; 4-B Laat de kinderen een foto van zichzelf meenemen voor les 9!
Viering: Kinderkruisweg DOELSTELLING: Het kind leert op een nieuwe manier de betekenis van Jezus’ kruis ervaren, en krijgt het gezegende kruisje mee, en verbindt dat met gebed en zijn eigen beleving. TOELICHTING LESSTOF: De kruisweg in de kerk is een prachtig visueel project voor de kinderen. Elk schilderij vertelt een verhaal op zich! De tekst in het werkboek is een hulpmiddel. Misschien nemen de kinderen het werkboek beter niet mee, maar alleen de pastoor/diaken/catecheet. De teksten zijn – zoals dat bij een kruisweg gewoon is – tamelijk moraliserend, maar op die manier ook concreet. Naderhand worden de kruisjes (die een week hebben gedroogd) gezegend. De pastoor kan daar een eigen invulling aan geven. Het is – omwille van de kinderlijke ervaring met Jezus – heel belangrijk om naast de lessen ook te vieren. Dan kan het geleerde ook wortel schieten in het hart. Beter is natuurlijk, om het niet te laten bij de vieringen in het project. Elke zondag is er een viering die de leerstof verwerkt en kinderen moeten ‘thuis’ zijn in de kerk, om zich bij God als Vader thuis te kunnen voelen.
Les 9: Jezus blijft altijd bij ons
17
DOELSTELLING: Het kind leert de betekenis van de verrijzenis, ziet dat Jezus als levende nog steeds bij de mensen blijft, en herkent dat in de kerkgemeenschap. TOELICHTING LESSTOF: Tom is in les 7 overtuigd. Hij wil nu meer weten en meedoen. Dat komt in de dialogen sterk uit. Daarom is het tijd om Tom en Kiki mee te nemen naar de kerk en ze voor te stellen aan de pastoor. De pastoor komt nu in het verhaal. Dat moet ook wel, want de kinderen moeten ook de persoon die hen de communie gaat geven, goed leren kennen. Het vertellen van de betekenis van de verrijzenis en de verlossing is niet eenvoudig. Het is een uniek historisch gebeuren, dat zeker niet mag worden gesymboliseerd of verpsychologiseerd. Het is de kern van het christelijk geloof, dat wij belijden: Jezus is werkelijk verrezen om ons te bevrijden van de eeuwige dood. De manier waarop dat gebeurd is, wordt aan de kinderen niet gedetailleerd verteld. Het kind moet wél snappen, dat wij nog steeds de eucharistie vieren, omdat wij gelovig willen delen in zijn lijden, sterven en verrijzen. Daarom is het verhaal van de Emmaüsgangers gekozen. De leerlingen hebben pas de betekenis gezien van de instelling van de eucharistie, ná deze ontmoeting met de Verrezene (en niet bij het Laatste Avondmaal). Daarna zijn ze gaan doen zoals Hij had gezegd, en zo wisten dat de Levende in hun midden was. Maar laat vooral duidelijk blijken, dat dit geen psychologische inbeelding is geweest. Om de verkondiging over de historische gebeurtenissen omtrent Jezus af te ronden, en over te gaan naar actualisatie, wordt in het laatste deel van de les de Kerk behandeld. De gepresenteerde leerstof is summier, maar duidelijk. Er staan veel begrippen in. De meeste kinderen kunnen die niet meteen allemaal onthouden. Dat hoeft ook niet. De Kerk komt later in de beleving van de catechese voortdurend terug. De plakplaat (werkboek blz. 36-37): het kind (met een foto) dat bij Jezus aan tafel zit, brengt het begrip van de eucharistie voor het kind meer dichtbij. De opdracht bereidt het kind voor op de laatste lessen, waarin het alleen nog gaat over die relatie: “Jezus en jij”. Het antwoord van Kiki op wat ze vinden van de lessen is in dezelfde lijn, wat moderner verwoord: “Cool, pastoor! Mogen wij meedoen?” Dat is het verlangen… Het kan handig zijn de plakplaat te kopiëren op dikker karton. HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-C; 2-C; 3-B; 4-D
Les 10: Jezus en jij DOELSTELLING: het kind realiseert zich, dat het door de doop met Jezus verbonden is, en wordt opgewekt om de stap van het geloof te zetten. TOELICHTING LESSTOF:
18
Tom en Kiki zijn echte bekeerlingen. Ze zijn geraakt door het geloof van Chris en Anna en komen zelf tot geloof. Daarom is het tijd dat ze gedoopt worden. Maar daarbij hoort een les over geloven. Deze les is de koppeling tussen de verhalen van het verleden, en het heden. Alleen door het geloof kan men de christelijke initiatie (in Eucharistie en Vormsel) voortzetten. Zonder dat prille geloof bij het kind, is deelname aan de Eerste Communie tamelijk zinloos. Men moet er scherp op letten, dat kinderen komen tot een keuze, al is die nog zo eenvoudig. De verwerkingsopdracht met het presentatiestuk is een goede manier om te kijken of kinderen daar iets mee kunnen, en of ze er achter staan. Het is nu de juiste plaats om een eerste prille geloofsbelijdenis te verwachten. De kinderen hebben de hoofdlijnen van het geloof gezien: schepping, verlossing, Jezus en de Vader, menswording, kruis en verrijzenis. Daarmee hebben ze de meerderheid van de artikelen in de klassieke geloofsbelijdenis gehoord. Deze les plaatst de Eerste Communie in het licht van de christelijke initiatie, als vervolg op de doop. De koppeling aan het doopsel komt in de meeste EersteCommunieprojecten wel voor; de koppeling aan het noodzakelijke geloof niet. Als één van de communicanten nog gedoopt moet worden, is er geen mooiere gelegenheid dan na deze les. Het verdient daarom aanbeveling om in de Eerste Communieviering te werken met een hernieuwing van de doopbeloften – met brandende doopkaars. Het project stuurt actief in deze richting. De opdracht in het werkboek (blz.40-41) is een ervaring met de doop (heel intens als de kinderen een doopviering meemaken zoals die van Tom en Kiki), maar ook al mooi als ze met het werkboek de verkenningsopdrachten rond de doopvont doen. Het opent ze voor de betekenis van de symbolen van water en licht. HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-A; 2-C; 3- citaten uit de tekst; 4-D.
Les 11: Jouw kleine zonden DOELSTELLING: Het kind leert zijn eigen zonden te erkennen en te merken hoe goed het is om vergeving te vragen. TOELICHTING LESSTOF: Deze les lijkt wat zwaar, maar het gaat toch over een wezenlijk onderdeel van de eucharistie: “Lichaam en Bloed tot vergeving van zonde”. De komst van Jezus in het hart van het kind is ontmoeting én vergeving. Er wordt heel vaak (en gemakkelijk) beweerd dat kinderen op deze leeftijd nog geen zonde doen. Het gemis aan zondenbesef betekent echter niet dat er ook geen zonde bestaat. Als de mensen zonder zonden waren, hoefden ze maar één keer ter communie. De herhaling is juist nodig, omdat alle mensen – groot en klein – zondaars zijn. De ervaring leert, dat kinderen van 7 jaar in dat opzicht hele gewone mensen zijn, en dat ze ook goed begrijpen wat de essentie van deze les is. De Kerk zal trouwens nooit over zonde spreken zonder in één adem de barmhartigheid te noemen. Als kinderen zondenbesef opbouwen, betekent dat niet dat ze een schuldcomplex wordt 19
aangepraat. Zondenbesef hangt steeds samen met verlossingsbesef, en dat is een blije, eerlijke ervaring. Deze les laat ook de brave Chris zien als iemand die helemaal niet alleen braaf is. Maar in zijn eerlijkheid is hij ook de eerste die om vergeving vraagt. De Kerk vraagt van de pastoors dat ze de communicanten vóór de Eerste Communie een zondenbelijdenis met absolutie laten ontvangen.2 De Kerk vraagt dit met reden, en het is niet goed om daar gemakkelijk van af te wijken. Daarom dat wij in dit project leren hoe dat werkt. We noemen het niet ‘biechten’ of ‘sacrament’, maar gewoon ‘de vergeving’. De plaatjes en de tekst zijn positief en uitnodigend. Chris is als kleine zondaar de eerste om er van te getuigen: “Cool, die vergeving! Dat moeten jullie ook eens proberen!” Bedenk dat kinderen echt zo open en onbevangen daarmee kunnen omgaan! Bezwaren tegen dit sacrament komen niet van de kinderen… In het werkboek zit een boeteviering met biddend gewetensonderzoek, dat heel nauw aansluit bij de 10 geboden, al worden die nergens genoemd. Met de voorbeelden in het leerboek, leren de kinderen heel goed wat zonden zijn, die ze zelf ook allemaal wel eens hebben gedaan… Hoe het gesprekje met de pastoor verloopt, is enigszins door het werkboek aangegeven. In de mini-oefening van berouw zit de belijdenis, en de penitentie is standaard. Maar elke pastoor kan daar zelf een invulling aan geven, en ook kiezen voor een absolutieformule. In de aangegeven vorm is het in elk geval wel kort en zelfs bij 50 communicanten of meer nog te behappen. Tijdens de gesprekjes met de priester kan de werkgroep bijvoorbeeld de liedjes voor de communieviering oefenen. Zie bijvoorbeeld blz. 57-58 van het werkboek. Nota Bene: het sacrament van de verzoening is nooit af te dwingen. Als kinderen na de boeteviering niet naar de pastoor willen voor de persoonlijke vergeving, dan is dat ook goed. Het is belangrijk dat het sacrament positief wordt aangeboden, dan zijn we in ons land al heel ver. HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-C; 2-B; 3-D; 4-B
Les 12: De Eerste Communie DOELSTELLING: Het kind leert dat Jezus in de Hostie aanwezig is, en gaat verlangen naar de ontmoeting met Jezus in de Eerste Communie. TOELICHTING LESSTOF: Opnieuw zijn de kindervragen belangrijk. “hoe kan dat nou?” ligt vooraan in de mond van kinderen. Het is niet zo, dat je kinderen van 7-8 jaar nog alles kunt vertellen. Ze stellen overal vragen bij. Het is de theologie van de Kerk, dat Jezus niet alleen bij ons is in het vieren en het ritueel, maar dat Hij juist ook in de Hostie aanwezig is. Het oude begrip ‘transsubstantiatie’ spreekt de 2
Redemptionis Sacramentum 87, Directorium voor de Nederlandse Kerkprovincie 2006, blz. 75.
20
moderne mensen minder aan, omdat we het woord ‘substantie’ te materieel zijn gaan verstaan. Hoe we het ook willen verklaren; brood en wijn worden Lichaam en Bloed van Jezus. Op die realiteit legt het verhaal van de broodvermenigvuldiging (met de toelichting uit de broodrede van het Johannesevangelie) de nadruk. De tekst geeft enkele zeer geactualiseerde bewerkingen van de Johannestekst (‘mensen-eten’). Daarbij wordt ingespeeld op de vragen die kinderen zich onherroepelijk stellen als ze denken aan ‘eten’ en ‘de persoon van Jezus’. (“zijn we kannibalen” of “doet het Jezus pijn als je op de Hostie kauwt?”) Ga er ook op in als daar vragen over komen! Het woord ‘consecratie’ moet echt worden aangeleerd, met de juiste betekenis. Het woord en zijn betekenis worden vanaf deze les voortdurend herhaald, zodat de kinderen het goed kunnen onthouden. De invulopdrachten 3 en 4 bij de verwerkingsopdrachten toetsen nog eens bijzonder de fundamentele kennis over de eucharistie. Het is belangrijk dat de kinderen al weten hoe een hostie smaakt. Anders geeft dat gegiechel of gekke gezichten bij de Eerste Communie zelf. Heel belangrijk is, hoe dat wordt gepresenteerd. Het kan goed zijn, de ongeconsacreerde hosties nog gewoon ‘brood’ te noemen, om het verschil duidelijker te maken. ‘Hostie’ is namelijk een woord dat naar het ‘offer’ verwijst en dat is bij ongeconsacreerde hosties niet het geval. De verwerkingsopdracht wil bij de kinderen een sterk verlangen wekken naar de viering – de ontmoeting met Jezus die bij ze blijft... Het welslagen van de collage is afhankelijk van de grootte van de groep. Men kan gemakkelijk kopieën maken van tekeningen uit dit werkboek (ten behoeve van deze collage is dat natuurlijk toegestaan), en die laten uitknippen en kleuren. Het is ook leuk om de namen er bij te zetten. HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-B; 2-C; 3- “het verschil is, dat de Hostie Jezus is, en gewoon brood niet”; 4-B
Les 13: Onze kerk: Gods huis DOELSTELLING: het kind leert wat het kerkgebouw is, en hoe zich daar te gedragen. TOELICHTING: Hoewel de kinderen eigenlijk de weg kunnen weten in de kerk (dat suggereert, leert de praktijk dat ze niet zo vaak in de kerk zijn geweest. Maar zelfs als ze regelmatig in de kerk komen, is er toch veel nieuw. Daarom moet ook de rondleiding een beetje degelijk worden aangepakt. Een goede uitleg van de belangrijkste voorwerpen is heel belangrijk, al moet men in een kerk waar veel te zien is, oppassen niet alles te willen behandelen. Let er ook op, dat niet alleen de 21
‘leuke’ dingen worden onthouden. Als je bijv. met kinderen naar het orgel gaat, en laat spelen met alle registers open, dan is die indruk vaak sterker dan de betekenis van het altaar. Let er ook op, dat kinderen bij de rondleiding echt eerbiedig zijn, en niet door het gebouw hollen. Ga daarom eerst even samen met ze bidden, of houd een kort moment van aanbidding met de monstrans – zie blz. 51 van het werkboek. Dan leren ze dat de kerk ‘een huis van gebed’ is. De inleiding in het leerboek is niet voor niets, dat bewijst de praktijk...
Les 14: De Eucharistieviering DOELSTELLING: het kind leert de indeling van de eucharistie, en herkent de diverse onderdelen in theorie en praktijk. TOELICHTING LESSTOF: Het is natuurlijk heel belangrijk, dat een kind de opbouw van de viering kent, voor het er aan deelneemt. De opbouw is echter wel enigszins vereenvoudigd. Het gaat er immers om dat ze de gedeelten herkennen! Het zou goed zijn, om de boekjes van de communieviering mee te nemen. Een video-opname van een communieviering kan daarbij ook wonderen doen! Dit project kiest ervoor, om een viering te maken die zoveel mogelijk aansluit bij de ‘gewone’ zondagsmis. De Kerk vraagt van de parochies om een EersteCommunieviering niet teveel te laten verschillen van een ‘volwassen’ mis. Daarom leren de kinderen gebeden als het “Heer ontferm U”. Denk niet te snel dat kinderen dat niet begrijpen, en leg het anders goed uit! Het kan praktisch zijn een deel van deze les in de kerk te houden. Rond het altaar kan de catecheet alles veel beter visualiseren. We gebruiken het woord ‘Het grote Dankgebed’, een juiste en begrijpelijke vertaling voor ‘Eucharistisch Gebed’. De verwerkingsopdracht om een Eucharistisch Gebed te lezen is een proefwerk voor kind en catecheet. Het kind kan laten zien dat het de leerstof heeft begrepen; de catecheet kan zien of hij/zij geslaagd is in haar doelstellingen. Wij raden aan om in de vieringen een gewoon Eucharistisch Gebed te gebruiken (5 (de Boskapel: “God onze Vader”) of 2-C) Die aanbeveling is ingegeven door de eerder genoemde keuze om de Eerste-Communieviering te laten aansluiten bij de gewone zondagsmis. Bovendien zitten alle onderdelen van de gewone gebeden in het project, zodat ze de betekenis zouden moeten kunnen vatten. De liederen op bladzijde 57-58 zijn geschikt voor de Eerste Communieviering. Het kan door iedereen worden meegezongen (oud en jong) wat de band in de gemeenschapsviering kan versterken. Het kan natuurlijk worden overgenomen uit het project.
22
HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-B; 2-C; 3-D; 4-C; 5: “Brood en wijn worden Lichaam en Bloed van Jezus”; 6-D; 7-“Lichaam van Christus – Amen”
23
Les 15: Leven als leerling van Jezus DOELSTELLING: het kind leert hoe het concreet moet leven vanuit de ontmoeting met Jezus. TOELICHTING LESSTOF: Deze les is bedoeld voor na de Eerste-Communieviering. De kinderen moeten weten dat het na de viering niet afgelopen is, niet met de catechese, maar ook niet met hun christelijk leven. Heel veel projecten behandelen de thema’s van les 15 al veel eerder. Dat lijkt ons niet juist, omdat je de ethische opdrachten juist doet vanuit de band met Christus, en die moet je dus eerst ervaren. Het doen van de Eerste Communie maakt mensen verantwoordelijk voor elkaar, in gemeenschap. Maar de genade is daarvoor de basis, niet het voorbeeld... Chris en Anna, Tom en Kiki, komen volop in beeld. Het zijn gewone kinderen met hun egoïsme en kwaadheid. Jongens- en meisjeszonden worden naar ons idee goed verwoord. Heel confronterend is de uitspraak van Sharon over de tweede communie. Het lijkt cru, maar is letterlijk zo geuit door een communicant, ergens in het land. Het is goed om reclame te maken voor het misdienen, en sowieso te benadrukken dat het na de communie dóórgaat… HOE WAS DAT OOK ALWEER? ANTWOORDEN: 1-B; 2-C; 3-C; 4-A
24
Bijlage 1: Liederen in de vieringen Het is niet verkeerd om in aansluiting op de catechese in de projecten ook in de vieringen geschikte liederen te zingen, op melodieën die iedereen kan meezingen, ook de oudere kerkgangers. Door te kiezen voor bekende melodieën wordt de integratie van oud en jong bevorderd. De Stichting SintAthanasius levert bij deze enkele eigen liedteksten, passend bij de aangegeven melodie. Het copyright ligt bij onze stichting, maar voor gebruik in de kerkelijke vieringen hoeft bij ons geen aparte toestemming te worden gevraagd. EERSTE COMMUNIEVIERING Lied bij de intrede (mel.Gedenken wij dankbaar: zie Gezangen voor Liturgie (GVL 441) Vandaag vieren wij hier de dag van ons leven. De Eerste Communie, de Heer maakt ons blij. Het Lichaam van Christus wordt aan ons gegeven, zijn kracht gaat in ons werken, en maakt ons vrij. Wij gaan nu beginnen met luist’ren en bidden. Wij zingen en spelen, en horen Gods Woord. Wij weten het zeker: God is in ons midden, dus zeggen wij gebeden die Hij verhoort. Wij mogen de gaven van Jezus nu eten: zijn Lichaam en Bloed in het brood en de wijn. Wij willen zijn offerdood niet meer vergeten nu wij door de verlossing Gods kind’ren zijn. Wij zingen nu dankbaar voor Jezus, de Koning, die na de communie steeds bij ons is. Hij blijft in ons hart, Hij maakt ons tot zijn woning. Wij delen in zijn leven: verrijzenis ! Lied tussen de lezingen (geschikt is: “Heel de aarde jubelt en juicht”, een vrije bewerking van psalm 67 (66). Lied bij de offerande (mel. Onze Vader maak alles nieuw) Jezus, Zoon van onze Vader, kom hier bij ons. Wij bereiden hier uw tafel, kom hier bij ons. Brood en wijn zijn onze gaven, kom hier bij ons. Neem onszelf aan, heel ons leven, kom hier bij ons.
25
Jezus, Zoon van onze Vader, kom in ons hart. Geef uw lichaam, geef uw leven, kom in ons hart. Geef uw bloed, voor ons vergoten, kom in ons hart. geef uw liefde, onze vrede, kom in ons hart. Jezus, Zoon van onze Vader, blijf in ons hart. Dat wij leven van uw gaven, blijf in ons hart. Dat wij zijn wat wij ontvangen, blijf in ons hart. Dat wij delen wat wij krijgen, blijf in ons hart. Lied bij de communie (mel. Zomaar een dak GVL 568) Zing nu voor God: Wat Hij beloofde heeft Hij vandaag voor jou gedaan. Wat een geluk: met wie geloofde wil Jezus nu door ‘t leven gaan. Eerste Communie, Vader en Kind: “Ik blijf altijd bij jou, Voor altijd elkaar trouw!” Stil in je hart, mag je God danken dat je vandaag zijn kind mag zijn. Dat je zijn Zoon echt mag ontvangen niet te begrijpen, maar zo fijn! Eerste Communie, Jezus voor jou, je bidt :“Ik blijf bij U voor altijd, hier en nu!” Thuis, na het feest, mogen de mensen zien dat je kind van God wilt zijn. Alle cadeaus, en al je wensen zijn zonder liefde schone schijn. Eerste Communie, Jezus in jou, je wordt een vredeskind: door God en mens bemind.
26
Bijlage 2. Wat is catechese volgens de Kerk? Evangelisatie en catechese 'Luistert. Eens ging een zaaier uit om te zaaien. Toen hij aan het zaaien was, viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten. Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken waar het niet veel aarde had; het schoot snel op, omdat het in ondiepe grond lag. Maar toen de zon was opgekomen, kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel. Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op zodat het verstikte en geen vrucht opleverde. Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en doordat het opschoot en zich ontwikkelde, leverde het vrucht op en bracht het dertig -, zestig -, en honderdvoudige voort.' (Mc.4,3-8) Met deze evangelietekst begint het Algemeen Directorium voor de Catechese, dat op 15 augustus 1997 door de Congregatie voor de Geestelijkheid is uitgegeven. Catechese is – volgens bovenstaande evangelietekst – te verstaan als: • Het zaaien van de rijkdom van Gods Woord • In de wereld van vandaag • In de harten van verschillende mensen die het Woord zullen verstaan naargelang hun geloof, hun ervaring met de levende God, maar ook hun culturele en sociale omstandigheden. Wat dit betekent wordt hieronder verder uitgewerkt. In eerste instantie is het goed om – in de lijn die de Kerk uitzet – aan te geven wat de situatie is, waarin de catechisanten (kinderen en hun gezinnen) zich bevinden, om in tweede instantie de doelstellingen te formuleren. De situatie. ”Bij het beschouwen van de huidige godsdienstige situatie dienen de zonen en dochters van de kerk zich af te vragen in hoeverre zij zelf niet besmet zijn door het klimaat van secularisatie en ethisch relativisme. Een eerste groep bestaat uit de vele mensen die wel zijn gedoopt, maar buiten iedere vorm van christelijk leven staan. Het betreft een menigte christenen die hun geloof niet in praktijk brengen, ook al is bij velen van hen het religieus besef niet geheel verdwenen. Dit geloof weer te doen ontwaken is een ware uitdaging voor de Kerk.” (DCG 1997, nr.25) “ Bij al deze geloofssituaties van christenen wordt van de zaaier dringend gevraagd te beginnen aan een nieuwe evangelisatie, vooral in de kerken met een oud christelijk verleden waarin het secularisme het diepst is doorgedrongen. Deze nieuwe situatie vraagt om evangelisatie, en daarin moet missionaire verkondiging en catechese, vooral voor jongeren en volwassenen, duidelijke prioriteit genieten.” (DCG 1997, nr.26)
27
Nieuwe christenen. De catechese aan kinderen, jongeren en volwassenen van de laatste decennia heeft echter een nieuw type christen doen ontstaan, die zich bewust is van zijn geloof, en die daarmee overeenkomend handelt in zijn leven. “De catechese heeft hen namelijk bijgebracht: • een nieuwe en fundamentele ervaring van God als barmhartige Vader. • een inniger herontdekken van Jezus Christus, niet alleen in zijn goddelijkheid, maar ook in zijn menselijkheid. • het inzicht dat allen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de opdracht van de kerk in de wereld. • het bewustzijn van de maatschappelijke verplichtingen van het geloof.” (DCG 1997, nr.25) Op die ingeslagen weg mag de kerk aansluiten in de benadering van de eerder omschreven situatie. Die situatie wordt daarmee vooral uitdaging.
Uitdaging en moeilijkheden Missionair. Er is een goede ontwikkeling in gang gezet: sinds het 2e Vaticaans Concilie is de catechese gerevitaliseerd. Om het nieuwe type christenen waarop de kerk doelt (die ook wel ‘keuze-christenen’ worden genoemd), in de uitdagende omstandigheden van onze tijd te vormen, is een adequate aanpak noodzakelijk. Hedendaagse catechese zal daarom een missionair karakter hebben, om er voor te zorgen “dat in een wereld waarin het religieus besef verduisterd raakt, de catechumenen en catechisanten trouw blijven aan hun geloof; bij dit streven beseft men terdege dat catechese een alomvattend vormend karakter moet krijgen, en het niet mag laten bij louter instructie: ze zal een ware bekering moeten trachten te bewerken.” (DCG 1997, nr.29) Problemen. Het is evenwel noodzakelijk, om met bijzondere aandacht enkele problemen na te gaan en de oplossingen te onderkennen. • “Het eerste betreft het inzicht dat de catechese een SCHOLING is in het geloof, dat ze inleidt in heel het leven als christen en leert daarnaar te handelen, een inzicht waarvan de catecheten nog niet voldoende doordrongen zijn. • Wat de fundamentele richting betreft leeft in het catechetische werk in het algemeen heel sterk het begrip ‘Openbaring’, maar het van het Concilie stammend begrip ‘Traditie’ speelt als wezenlijk inspiratie-element in de catechese een minder grote rol. Inderdaad beroepen veel catechismussen zich bijna uitsluitend op de heilige Schrift, en gaat dit te weinig gepaard met verwijzing naar wat de kerk in 2000 jaar aan gedachtengoed en ervaring heeft verworven. In dat geval is het KERKELIJK KARAKTER van de catechese minder duidelijk. Het catechetisch overdragen van het geloof wordt nog niet bevrucht door het harmonieus samengaan van de heilige SCHRIFT, de TRADITIE en het LEERAMBT, ieder op zijn wijze. • Met betrekking tot de doelstelling van de catechese, namelijk de gemeenschap met Jezus Christus te bevorderen, blijkt het nodig de volledige waarheid over het CHRISTUSMYSTERIE op evenwichtiger wijze uiteen te zetten. Soms wordt alleen zijn menszijn benadrukt zonder dat zijn godheid uitdrukkelijk ter sprake wordt gebracht; in andere, tegenwoordig minder frequente gevallen, wordt de nadruk zozeer uitsluitend op zijn godheid gelegd, dat het geheim van het Mensgeworden Woord als realiteit in het duister blijft. 28
• Wat betreft de inhoud van catechese zijn er nog steeds verschillende problemen, zoals LACUNES op leerstellige gebied omtrent de waarheid over God en mens; over de zonde, de genade en de eschatologie. Er is behoefte aan degelijkere morele vorming; de geschiedenis van de kerk wordt op gebrekkige wijze aangeboden, en onvoldoende aandacht wordt geschonken aan haar sociale leer; in sommige streken ziet men een wildgroei van catechismussen en teksten, waarvan strekking en accenten zo sterk uiteenlopen dat de onmisbare convergentie in de eenheid van het geloof erdoor geschaad wordt. • De catechese is krachtens haar aard met alle liturgische en sacramentele vieringen verbonden. Maar in de praktijk heeft de catechese vaak maar een zwakke of losse band met de LITURGIE. (...) • Wat de PEDAGOGIE betreft: na de overdreven nadruk die sommigen legden op het belang van methoden en technieken, geeft men nog steeds niet de gewenste aandacht aan de eisen en de oorspronkelijkheid van de pedagogie die eigen is aan het geloof. Te gemakkelijk vervalt men in het dualisme tussen inhoud en methode, waarbij men zicht tot het ene of het andere uiterste beperkt. Met betrekking tot het pedagogische aspect wordt niet steeds de vereiste theologische onderscheiding in acht genomen.” (DCG 1997, nr.30)
Een kerkelijke synthese Om uitdaging en moeilijkheden met elkaar in balans te brengen, zoekt de Kerk naar een synthese. Daarom is het wellicht goed om enkele kerkelijke krachtlijnen inzake catechese hieronder bij elkaar te zetten. • Catechese in de huidige tijd staat ten dienste van een NIEUWE EVANGELISATIE, de missie van de kerk voor hen die Christus niet kennen, en voor hen die hun doopsel nog tot bloei moeten laten komen. (zie DCG 1997, 26-27; 46-49) • Catechese wekt op tot een echte BEKERING van het hart ( zie DCG 1997, 53-57) en vraagt in een voorstadium al een bepaalde mate van bekering. (zie DCG 1997, 62). • Catechese is altijd nauw verbonden met de INITIATIE van de gelovige, en heel bijzonder met de doop (zie DCG 1997, 63-67) en vraagt vervolgens een voortdurende vorming in het christelijke geloof. (zie DCG 1997, 69-72) • Catechese is een taak van de hele KERK, die als een moeder haar kinderen voedt met het geloof dat zij zelf heeft ontvangen (traditio) en doorgeeft (redditio). De kerk is als geheel het subject van catechese. (zie DCG 1997, 78-79) • Catechese leidt altijd binnen in het leven in GEMEENSCHAP MET CHRISTUS, in een echte relatie, die haar hoogtepunt beleeft in het leven van de Drievuldigheid. Christus en de Drievuldigheid staan daarmee in het centrum van elke catechetische activiteit. (zie DCG 1997, 80-84) • Catechese heeft als TAKEN: (DCG 1997, 85 en 115) • Kennis van het geloof verspreiden.
29
• Liturgische opvoeding. • Morele vorming. • Leerschool van gebed. Dit komt overeen met de indeling van de Katechismus van de Katholieke Kerk (1992), dat ijkpunt is voor alle catechese. (zie DCG 1997, 119-130) Daarnaast is haar taak: (DCG 1997, 86) • Onderricht in gemeenschappelijk leven. • Openen van de missionaire dimensie. • Daarom kent catechese een aantal KARAKTERISTIEKE TREKKEN: • “Een ALOMVATTENDE en SYSTEMATISCHE geloofsvorming en -opvoeding. De synode van 1977 heeft de noodzaak benadrukt van een “systematisch en samenhangend” godsdienstonderricht, omdat de catechese zich wezenlijk van alle andere vormen van de verkondiging van Gods Woord onderscheidt, doordat ze diep ingaat op het Christusgeheim. • Deze alomvattende vorming is méér dan onderricht: ze is leren hoe als christen te leven, een “volledige christelijke initiatie”, waardoor men als een echte VOLGELING VAN CHRISTUS een leven gaat leiden waarin Hij centraal staat. (...) Zo zal de leerling van Christus geholpen worden om de oude mens af te leggen, de doopbeloften te aanvaarden, en het geloof te belijden vanuit zijn hart. • Ze is een BASISVORMING (...) die de grondlagen legt van het geestelijk bouwwerk van de christen, voedt de wortels van zijn geloofsleven, en bereidt hem voor op het ontvangen van vaste spijs in het gewone leven van de christelijke gemeenschap.” (DCG 1997, 67) • Deze vorming moet het geloof INTEGRAAL weergeven: de persoon die een leerling van Christus wordt, heeft er recht op om de woorden van het geloof niet in aangepaste, vervormde of gereduceerde vorm te ontvangen, maar geheel en al, in al zijn gestrengheid en kracht. (zie Catechesi Tradendae 30, vgl. DCG 1997, 111-112)
Enkele methodische kwesties Uitgangspunt is, dat de gebruikte methode en de vereiste inhoud elkaar niet weerspreken, maar ondersteunen. Een goede methode verzekert juist trouw aan de inhoud van het geloof. • DE PLAATS VAN ERVARING EN LEEFWERELD VAN KINDEREN Catechese aan kinderen mag niet over de kinderhoofden heengaan, maar ook niet infantiel blijven. De Kerk geeft ook positief ruimte aan het gebruik van menselijke ervaring als basis voor catechese. De ervaring laat mensen stilstaan bij existentiële vragen en verlangens. Het is een taak van catechese om mensen “meer bewust te maken van hun meest tekende persoonlijke en maatschappelijk ervaringen, en de daarmee samenhangende vragen en noden te verhelderen met het licht van het Evangelie.” (DCG 1997, 152) Bovendien maakte ook Jezus veelvuldig gebruik van menselijke, herkenbare situaties om er het Rijk Gods mee te vergelijken. De ervaring is een echte vindplaats om de
30
mens te laten zien dat Gods genade een plan heeft met zijn alledaagse bestaan (vgl.DCG 1997, 152-153) Loutere ‘ervaringscatechese’, lesstof die uitsluitend of voornamelijk put uit de bestaande leefwereld, is echter geen catechese. De zgn. ‘inductieve’ methodes zijn heel nuttig, maar hebben wel de ‘deductieve’ methodes nodig: “deze laatste immers licht de feiten toe en beschrijft ze door uit te gaan van hun oorzaken”. (DCG 1997, 150). Uiteindelijk is in de bronnen (Bijbel en mensenwereld) het geopenbaarde heilsplan van God werkzaam, en de persoon van Christus, en dat heilsplan is het kader, waarbinnen de andere bronnen een plaats mogen krijgen. Het kan dus nooit zo zijn, dat het referentiekader van de mensenwereld dé absolute norm wordt, waaraan alle uitgangspunten voor catechese moeten worden aangepast. Catechese moet ‘levensnabij’ zijn, maar niet ten koste van haar eigen wezen. • DE ROL VAN SLEUTELBEGRIPPEN EN HET MEMORISEREN Catechese is meer dan ‘uit het hoofd leren’. Toch zijn er bepaalde gebeden en formules die belangrijk zijn om te kennen en uit te diepen. De geloofsbelijdenis, het Onze Vader en Weesgegroet horen daarbij, maar ook de sacramenten, de 10 geboden en andere begrippen. Zij garanderen een nauwgezette weergave van “een kostbaar gemeenschappelijk erfgoed op het gebied van de leer, de cultuur en het taalgebruik. Een goede toe-eigening van de geloofstaal is een onmisbare voorwaarde om het geloof zelf goed te beleven.” (DCG 1997, 154) Het is dan ook niet de bedoeling van de kerk, dat bepaalde begrippen worden weggelaten, of moeilijke geloofspunten van een andere, meer toegankelijke inhoud worden voorzien. • DE ROL VAN DE CATECHEET “Geen enkele methode, hoe vaak ook aan de praktijk getoetst, ontslaat de catecheet van een persoonlijke arbeid bij alle fasen van het catechetisch proces. Het van de Geest ontvangen charisma, een degelijke spiritualiteit, het helder getuigenis van zijn leven, vormen de ziel van iedere methode, en alleen goede menselijke en christelijke eigenschappen van de catecheet zorgen voor een goed gebruik van de teksten en andere hulpmiddelen” (DCG 1997, 156) Dit punt is zeker niet het minste. Niets is zo belangrijk als catecheten die zelf leven van datgene wat ze anderen voorhouden. Het eigen leven is het sprekendste getuigenis. Het directorium benadrukt dat de catecheet een niet te onderschatten rol speelt: hij is ‘middelaar’ tussen God, de gemeenschap en de catechisanten. Zelf levend vanuit de genade, geeft hij genade door. Daarom vraagt de Kerk van catecheet dat hij zelf een authentiek katholiek leven leidt. Verder vraagt de Kerk dat er positief wordt ingespeeld op het belang van geloofsgemeenschap waarbinnen catechese een plaats heeft, groepsprocessen die van invloed zijn op het aanvaarden van het geloof bij catechisant, en op het gebruik van de moderne mediatechnieken audiovisuele middelen.
de op de en
De bestaande praktijk een spanningsveld?
31
1. PAROCHIECATECHESE? ‘Kind Ik blijf altijd bij je 2.0’ is bedoeld voor kinderen die gaan deelnemen aan een parochieleven en sacramenten, en is dus geschreven voor parochiecatechese. Parochiecatechese legt de verantwoordelijkheid voor de catechese weer bij de geloofsgemeenschap. Daar hoort ze wezenlijk thuis volgens de kerk (zie DCG 1997, 78-79, blz.7 van deze handleiding). Van oudsher had de katholieke school daarin ook een belangrijke rol. Als de school op godsdienstig gebied kan voldoen aan een haalbare invulling van de richtlijnen die de Kerk aanreikt, is er voor de school een prachtige taak weggelegd. Het Algemeen Directorium besteedt daar enkele nummers aan (DCG 1997, 259-260). De discussie in hoeverre er in Nederland nog ruimte voor echte catechese (zoals de Kerk dat bedoelt in haar Directorium) op katholieke scholen is, hoeft hier niet te worden gevoerd. Het staat in ieder geval vast, dat er een zekere tendens is, om sacramentencatechese en systematische kindercatechese niet meer via de school te organiseren, maar via de parochie. Deze kindercatechese is geschreven voor parochiecatechese, hoewel in de praktijk al is aangetoond, dat ze – in gunstige omstandigheden – ook nog wel voor schoolcatechese, en klassikale behandeling kan worden gebruikt. Wij werken evenwel aan een nieuw project naast ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ (Leven met Jezus, zie www.athanasius.nl) voor gebruik in de basisschool. Het veranderingsproces ten gunste van parochiecatechese is evenwel nog lang niet uitgekristalliseerd. De bisschoppen van Nederland zijn nog bezig met hun meningsvorming omtrent het katholiek onderwijs. Op veel plaatsen is de tijd wellicht nog niet rijp voor een ‘progressief’ idee als systematische parochiecatechese. Op sommige plaatsen kan het gebruik van ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ nog op beleidsmatig wantrouwen stuiten. Dan kan er beter eerst een grondig bezinningsproces op gang komen, alvorens er gekozen wordt voor deze of gene methode. 2. CONFLICT TUSSEN OPENHEID EN ORTHODOXIE Het is een positieve verworvenheid van onze tijd, dat mensen op levensbeschouwelijk gebied aan een grote openheid hechten. De kerk van een ontzuilde samenleving moet op een doordachte manier openstaan voor andere godsdiensten en stromingen. Ook de kerk van het 2e Vaticaans Concilie wordt gekenmerkt door een nieuwe, verfrissende en positieve kijk op het heil dat ook in andere godsdiensten opgesloten ligt. De tijd van de onderlinge strijd omwille van godsdienst lijkt ver weg. Desondanks belijdt de Kerk, dat in de katholieke kerk de weg, de waarheid en het leven van Christus wordt bewaard. (Vgl. Lumen Gentium 8) Bovendien houdt zij vast aan een stevige dogmatische catechismus, en zijn haar eisen met betrekking tot de catechese niet kinderachtig. Dat roept een conflict op. Sommigen menen dat de Kerk (en de catecheet) niet de pretentie mag hebben ‘de enige Waarheid’ te verkondigen, want dat zou op gespannen voet staan met de openheid. Het is niet voor niets, dat de Kerk van catechisanten verlangt, dat er een elementaire bekering moet plaatsvinden voor de catechese aanvangt. Er moet ergens een keuze zijn voor Christus, al is de openheid voor die keuze nog zo klein. Bij ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ zal het probleem daarmee niet zo sterk van de kinderen afhangen. Het kan eerder voorkomen dat ouders of leerkrachten moeite hebben met de waarheidsaanspraken van de Kerk. Het kan van wijsheid getuigen dit probleem in een persoonlijke, rustige dialoog te bespreken. In zo’n gesprek kan misschien in
32
volledig respect voor elkaars opvattingen een soort ‘pre-catechese’ plaatsvinden, om de elementaire openheid te bewerken. 3. CONFLICT TUSSEN LEVENSNABIJE EN HOOGDRAVENDE CATECHESE Catechese mag niet over de hoofden van de kinderen heengaan. Niemand zal dat betwisten, want als de lesstof niet overkomt, is alle moeite verspild. Daarom moet goede catechese aansluiting zoeken bij de leefwereld van de kinderen: de beginsituatie van de catechisant. Nu weet iedereen dat de gelovige ‘beginsituatie’ van kinderen bij de eerste catecheseles niet gemakkelijk is. Veel kinderen zijn na de doop nog een onbeschreven godsdienstig blad. Dat is enerzijds een prachtig uitgangspunt, omdat God dan nog alle kansen heeft om zijn Woord op een vrij en onbevooroordeeld blad te zetten. Maar anderzijds is het heel moeilijk om het juiste begin te maken, en geen kennis te veronderstellen die er niet is. Met eenzelfde probleem moet het hele basisonderwijs klaarkomen. Daar heeft men reeds lang oog voor de diverse niveaus waarop kinderen zich ontwikkelen, en men probeert daarop gericht in te spelen. Het hoofdprogramma is zo ingericht, dat het gemiddelde kind wordt uitgedaagd om zijn grenzen te verleggen, en geleidelijk te groeien. Kinderen die niet goed meekomen krijgen aparte begeleiding en aangepaste vorming. Het geleidelijk verleggen van grenzen en het uitdagen van het kind om meer te willen weten, zonder af te haken, is het spel waarin ook de catechese zich beweegt. ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ probeert steeds op een oprechte manier de kinderen op een gemiddeld, verantwoord en uitdagend niveau aan te spreken. De praktijk van enkele jaren wijst er op, dat voor een gemiddelde leerling de lesstof niet te hoog gegrepen is, maar dat ze af en toe wat omvangrijk is. Als sommigen echter vinden dat kerkelijke catechese, zoals ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ ‘hoogdravend, belerend en abstract’ is, dan wordt heel vaak bedoeld: “zulke kerkelijke catechese is niet wénselijk...” Ter verdediging: In het basisonderwijs wordt aan de kinderen voortdurend lesstof bijgebracht die op dat moment nog niet voor hen leeft. Reken- en taalonderwijs verlegt voortdurend grenzen op kennisniveau, ook als kinderen dat per se niet leuk vinden. Maatschappelijke normen en waarden worden bewust aangeleerd, bijvoorbeeld inzake milieu, discriminatie en verdraagzaamheid, seksueel-correct gedrag, pesten, enz. De basisvorming anno 2006 verlegt heel bewust grenzen op belevingsniveau. Dat vindt de samenleving echter ‘wenselijk’, en dus gebeurt het gewoon. Pas nadat volwassenen hebben gekozen voor de ‘wenselijkheid’ van kerkelijke catechese, kan men eerlijk bekijken in hoeverre de verhouding tussen kennis en ervaring evenwichtig is, en wel in vergelijking met andere vakken waarbij kennis en ervaring wordt overgedragen.. 4. LITURGISCHE EN MORELE COMPATIBLITEIT ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ wil aansluiten bij de gewone liturgie van de Kerk. De zondagsviering volgens missaal en lectionarium is de norm. Dat betekent dat de kinderen in de projecten vertrouwd worden gemaakt met de woorden die in de liturgie gebruikelijk zijn. De ervaring van de laatste decennia leert, dat het achterwege-laten van de gewoonste liturgische begrippen de kinderen (en veel ouders van nu) heeft
33
vervreemd van het vieren in de geloofsgemeenschap. Een gezinsviering met aangepaste teksten (met vaak weinig transcendent taalgebruik) kan die vervreemding versterken, omdat de jonge gezinnen die meestal alleen naar de (maandelijkse) gezinsvieringen komen, zich naderhand niet gaan thuisvoelen in de ‘volwassen’ vieringen in de weekenden en door-de-week. Catechese is een uitstekend middel om de scheiding tussen oudere en jongere gelovigen te overbruggen, als ze erin slaagt de jonge gezinnen weer uit te dagen en/of vertrouwd te maken om deel te nemen aan de weekendviering van de hele gemeenschap. Het probleem is, dat er op veel plaatsen er een situatie gegroeid is, die meer of minder afwijkt van het ideaal. Het vraagt veel geduld en tact om een bestaande gemeenschap te laten wennen aan nieuwe ideeën, zeker als die voor het gevoel van mensen ‘de klok terugzetten’ of ‘niet aanspreken’. 5. MEDEWERK(ST)ERS? De Kerk vraagt van catecheten dat de medewerk(st)ers zelf een authentiek katholiek leven leiden. Het gebeurt echter op meerdere plaatsen, dat welwillende ouders en andere hulpkrachten meewerken aan het inhoudelijke deel van de kindercatechese, of dat niet-praktiserende leerkrachten van scholen de catechese geven ‘omdat ze dat zo goed kunnen’. Het is nodig, om méér te verlangen: goede vorming, maar ook en vooral: een deugdzaam leven, het levend getuigenis. Dat kan een spanningsveld oproepen, dat alleen met veel wijsheid en beleid kan worden overbrugd. Het is beter om goedwillende, mensen niet af te stoten, zelfs als ze niet alle gewenste kwaliteiten bezitten. Het kan een uitdaging zijn om hen op te wekken tot geloofsverdieping en toerusting. Gebeds- en catechesegroepen voor volwassenen kunnen een belangrijke oefenschool worden voor goede catechetische medewerk(st)ers. Voor deze inzichten zal misschien op sommige plaatsen de tijd nog niet rijp zijn. 6. VERGELIJKING MET ANDERE PROJECTEN De beoordeling van de geschiktheid van catechetisch materiaal wordt meestal gemaakt aan de hand van een vergelijking met andere projecten. Uiterlijke presentatie is daarbij steeds belangrijker. Maar ook de inhoud wordt meestal kritisch bekeken. Nieuwe projecten met een andere systematiek vallen vaak af. Een vertrouwde aanpak spreekt al snel méér aan, omdat het weinig moeite kost om in de stof te komen: het is een vertrouwd pad. Het aanvaarden van iets nieuws vraagt veel meer studie, en ook een zekere durf. Maar is ‘vergelijking’ wel het juiste criterium? Is het niet veel belangrijker om alles wat met onderwijs te maken heeft, te toetsen aan het resultaat en de gehaalde doelen? Volgens de Kerk is dat doel: “Het kind leert ongeschonden de christelijke boodschap, en kan zich bekeren tot Christus”. Dat zijn hooggegrepen doelen. Op veel plaatsen is men niet bezig met zulke doelstellingen. Sommige ouders hebben als doel: een mooi communiefeest. Ook voor die doelstelling bestaan projecten, maar daarmee kan men de ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ niet vergelijken.
Veranderende Kerk De eerste serie Hartstocht-kindercatechese is ontwikkeld in de tweede helft van de jaren 90. Dat lijkt nog heel kort geleden, maar dat is na 7-8 jaar gebruik eigenlijk 34
alweer bijna ouderwets. Want de ontwikkelingen in Kerk en gezinnen gaan snel, veel sneller dan sommigen zien. Was het op veel plaatsen begin jaren 90 nog gebruikelijk dat alle kinderen wel eens hadden gehoord over God of Jezus Christus, of soms naar gezinsvieringen in de kerk gingen; anno 2006 en de jaren die komen gaan, is dit niet meer vanzelfsprekend. De grote vraag van de komende jaren gaat zijn: hoe gaan wij als Kerk de gezinnen opnieuw evangeliseren. Hoe komen wij tot een hernieuwd besef dat God werkelijk bestaat en dat Hij er toe doet. Helaas moeten wij vermoeden dat de komende tijd een generatie jonge gezinnen en kinderen zich aandient, die deze vraag nooit heeft gesteld en die ook in de thuissituatie praktisch leven alsof God niet bestaat. Het is goed mogelijk zelfs dit nieuwe ‘Kind Ik blijf altijd bij je 2.0’ in enkele jaren al weer verouderd is en vraagt om een interactieve, internet-gestuurde ‘Kind Ik blijf altijd bij je 3.0’. De vraag in ons Vormselproject G3 is actueel: “God, wie is dat? Kun je dat eten?” Het zal een weg zijn van ‘van voren af aan beginnen’ om kinderen te laten beseffen dat God überhaupt bestaat en – om in de beeldtaal van de Eucharistie te blijven – ook te eten is.
Een keuze ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ heeft opnieuw enkele fundamentele keuzes gemaakt, en vanuit een missionaire gezindheid de hand aan de ploeg geslagen. De Stichting SintAthanasius wil niet beweren dat dit het laatste woord is. Zij wil niet garanderen dat het zo het beste is. Ze wil alleen een oprechte poging aanreiken. Het is ‘een’ weg, in de hoop dat het uitloopt op een goed resultaat. Maar dat kan niemand nu reeds zien of berekenen, dat zullen we pas weten als de kinderen van nu volwassen gelovigen zijn geworden. Maar... wie niet waagt, die wint niet; stilstand is anno 2006 meer dan ooit achteruitgang. Somberheid of wanhoop omtrent de moeizame situatie van onze Kerk lost niets op. Op voorhand afwijken van de wegen die de Kerk wijst, is ook op voorhand heilloos. Daarom is het waarschijnlijk beter, om toch te proberen, zoeken en durven. Een gelovige, missionaire en optimistische poging om iets positiefs te doen voor de geloofsverkondiging in onze Kerk.
35
INHOUDSOPGAVE Voorwoord ............................................................................................................1 1. Uitgangspunt Kindercatechese Stichting Sint-Athanasius .....................................2 2. De algemene aanpak.............................................................................................5 3. Jaarplanning..........................................................................................................5 4. De indeling per lesuur ...........................................................................................6 5. Het project ‘Kind Ik blijf altijd bij je’ concreet........................................................6 A. Algemene doelstelling .......................................................................................6 B. Algemene opmerkingen over de inhoud............................................................6 C. Uitwerking per les..............................................................................................8 Les 1: Wij zijn heel gelukkig ! .............................................................................8 Les 2: Hoe bestaat het ? .....................................................................................9 Les 3: Ongelukkige mensen..............................................................................10 Les 4: Vol verwachting klopt ons hart ..............................................................11 Les 5: Jezus wordt geboren ..............................................................................13 Les 6: God onze Vader .....................................................................................14 Les 7: Jezus helpt mensen ................................................................................15 Les 8: Jezus geeft zijn leven..............................................................................16 Viering: Kinderkruisweg ...................................................................................17 Les 9: Jezus blijft altijd bij ons ..........................................................................17 Les 10: Jezus en jij ............................................................................................18 Les 11: Jouw kleine zonden..............................................................................19 Les 12: De Eerste Communie ............................................................................20 Les 13: Onze kerk: Gods huis............................................................................21 Les 14: De Eucharistieviering ............................................................................22 Les 15: Leven als leerling van Jezus ..................................................................24 Bijlage 1: Liederen in de vieringen..........................................................................25 Bijlage 2. Wat is catechese volgens de Kerk?...........................................................27
36