Handleiding Denken en Doen Vrije projecten voor gemeenten Gemeenten bepalen waar, voor wie en wanneer projecten worden uitgevoerd
De basis van dit programma is onderdeel van Masterplan Effectief Actief (MEA) Sport en Bewegen in de Buurt (VWS) Opgenomen in de Sportmenukaart van NISB en NOC*NSF Partner: ‘active aging’ (v/h fit for life) NISB predicaat: “Goed Beschreven” NISB predicaat: “Goed Onderbouwd” “koploper” uit het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB)
Inhoudsopgave
Denken en Doen
2014-2016
Doel project Denken en Doen (waarom?) ......................................2 Betrokken partijen bij de belangrijkste elementen van het project ....5 Verdeling van kosten en inspanningen ...........................................7 Projectbeschrijving van de uitvoering ............................................8 Project in de tijd ....................................................................... 15 Campagne- en materiaaloverzicht ............................................... 16 Literatuur ................................................................................ 17 Gedetailleerde projectbegroting .................................................. 18 Contactgegevens ...................................................................... 19
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 1
Doel van het project Denken en Doen (Waarom?) Doelstelling Denken en Doen is gericht op het vormen van communities van ouderen (gemiddeld 60+) waarbij bridge wordt ingezet als middel om mensen met elkaar te verbinden. Denken en Doen geeft de deelnemers een netwerk, een structuur met wekelijkse bijeenkomsten en kansen om sociaal en fysiek meer actief te worden. In het project staan de volgende subdoelen centraal: 1. Het vormen van communities in buurt en wijk in de vorm van bridgeclubs van ouderen (met een gemiddelde leeftijd van 60+). Het ontmoeten van andere mensen en het kunnen aangaan en onderhouden van sociale verbanden staat centraal, om op die manier deel te (blijven) nemen aan het lokale maatschappelijke leven; 2. Deelnemers voor een periode van twee jaar of langer laten deelnemen in deze of soortgelijke communities, bij voorkeur na verloop van ca. 6 tot 12 maanden als lid van een bridgeclub; 3. Het voort laten bestaan (continuïteit) van de community langer dan twee jaar, hetzij als zelfstandige bridgeclub, hetzij als satellietclub/middagclub/eigen lijn van een bestaande bridgeclub in de wijk of buurt; 4. Het bieden van een kans aan de deelnemers om meer te gaan bewegen; 5. Het bieden van een instrument voor gemeenten dat geschikt is om in te zetten bij hun ouderenbeleid op het gebied van ouderenparticipatie. Doelgroep Het Denken en Doenproject richt zich op ouderen (in de leeftijd van 60+) die wonen in de buurt, wijk of bijvoorbeeld zorginstelling. Vooral de gemeentelijke overheid krijgt hiermee een instrument om een lastig te bereiken (en te motiveren) doelgroep zelfstandig te laten participeren. Alle ouderen kunnen meedoen. De intermediaire doelgroepen zijn: a. Gemeenten en organisaties voor ouderenzorg (die, mede, het gemeentelijk beleid voor ouderenzorg uitvoeren); b. Bridgedocenten; c. Bridgeverenigingen. Gemeenten krijgen met Denken en Doen mogelijkheden om hun WMO participatie-doelstellingen inzake hun ouderenbeleid in te vullen. Bridgedocenten zijn de sleutelfiguren die de bijeenkomsten van Denken en Doen inhoud geven en bridgeverenigingen leveren kader en soms accommodatie.
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 2
Het project aanbod is non discriminatoir. Man, vrouw, afkomst, fysieke beperkingen: het maakt niet uit. Elke deelnemer kan zonder onderscheid meedoen. Wel zijn er drie exclusie criteria: - het niet beheersen van de Nederlandse taal; - het hebben van een ernstige visuele beperking; - het hebben van ernstig verlies van geheugen en/of andere geestelijke beperking. Verwacht resultaat Uit onderzoek met Denken en Doen is bekend dat elk netwerk een bereik zal hebben van deelnemers met een gemiddelde leeftijd van tegen de 70 jaar waarvan ruim 30% procent inactief en semiactief (beide gemeten via SQUASH) en één derde van de deelnemers is chronisch ziek (deze doelgroepen zullen elkaar deels overlappen). Tegen lage kosten (per contactuur) wordt een unieke doelgroep bij elkaar gebracht en duurzaam geholpen. Door het project ontstaat er in het leven van de deelnemers (extra) structuur met wekelijkse bijeenkomsten en ontmoetingen. Na afloop van de projectperiode (van circa twee jaar) is er een netwerk dat de stabiliteit en continuïteit heeft die vergelijkbaar is met een vereniging. Ook is vanaf dat moment geen externe financiële ondersteuning nodig, niet uit de ‘sportimpuls’, noch van de gemeente, terwijl de activiteiten onverminderd kunnen voortgaan. Elk netwerk dat langs deze weg ontstaat, heeft een langdurige levensverwachting. Uit wetenschappelijk onderzoek is bekend dat deelnemers aan het project zich minder eenzaam voelen dan bij aanvang1) en dat de ‘geluksbeleving’ significant stijgt2). 1) 2)
www.nivel.nl ‘denken en doen: bridgend de eenzaamheid te lijf’ . ( 2012) www.mulierinstituut.nl ‘Om mijn hersenen te trainen en voor de gezelligheid’ . ( 2012)
Toelichting Tijdens elk project wordt een netwerk gevormd van maximaal zestig personen. Na afloop kan dit netwerk zelfstandig voortbestaan dus zonder dat externe financiering in de vorm van subsidies nodig is. Het programma staat ook op de ‘sportmenukaart’ van NISB en past dus in de ‘sportimpuls’ maar dan heeft de gemeente geen regie over de uitvoering. In deze handleiding wordt uitgegaan van gemeentelijke regie: dit wil zeggen dat de gemeente bepaalt waar, voor wie en wanneer het project wordt uitgevoerd. Verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt uiteraard niet bij de gemeente. Meedoen. Denken en Doen is erop gericht om de doelgroep ouderen (gemiddeld 60+) te bereiken en te laten meedoen. Het is een algemeen (buurt)aanbod. In de meeste dorpen, steden en buurten geldt dat grote
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 3
groepen ouderen niet voldoende participeren en dit heeft een negatief effect op hun gezondheid. De WMO doelstelling om ouderen langer zelfstandig te laten wonen kan worden bereikt als de participatiegraad van ouderen hoog blijft. Bij dit aanbod moet worden meegenomen dat veel ouderen minder actief zijn en met chronische ziekten kampen (hart- en longziekten, depressie, reuma, diabetes e.d.). Dus niet elk participatieaanbod is voor hen geschikt en bovendien wordt deze groep niet makkelijk bereikt. Aan Denken en Doen kunnen deze chronisch zieken en semi- of inactieven (zelfs tot rolstoelgebruikers aan toe) probleemloos en zonder onderscheid (of extra kosten) meedoen, evenals deelnemers met een eenzaamheidsproblematiek. Dit aanbod is voor hen zelfs bijzonder geschikt. Het programma bestrijdt ook de eenzaamheid. Effectief. Het project gebruikt sport (bridge en desgewenst de beweegcomponent) als middel om het doel te bereiken. Concreet uitgevoerd onderzoek bevestigt niet alleen dat de doelgroep wordt bereikt maar ook de tevredenheid van deelnemers en de motivatie van de deelnemers om na afloop van het project door te gaan (ruim 80%(!) van de deelnemers). Dit is over meer dan honderd succesvol uitgevoerde projecten door heel Nederland geconstateerd. Het project creëert dus een blijvende participatie zonder doorlopende kosten voor de gemeenschap. Op deze wijze versterkt Denken en Doen de sociale infrastructuur voor ouderen in de buurt/wijk. Actief. De gekozen projectopzet stimuleert de zelfstandigheid van de deelnemers, geeft structuur door de wekelijkse bijeenkomsten en bevordert de onderlinge sociale contacten. Het maken van vrienden en het opdoen van nieuwe leerervaringen prikkelt de beleving van de deelnemers. Dit alles heeft een positief effect. Men voelt zich thuis in de buurt. Het project bevordert op tal van manieren een actieve leefstijl en het maken van vrienden. Bovendien geeft het project de gelegenheid om aan de deelnemers ook een passend beweegaanbod te doen. Achtergrond Bij veel ouderen slinkt om allerlei goed verklaarbare redenen het sociale netwerk (zie hiervoor ook de theoretische onderbouwing bij dit project). Bekend is dat ouderen die elkaar kennen meer activiteiten ondernemen. Deel uitmaken van een sociaal netwerk heeft aantoonbare positieve gezondheidseffecten. Behalve het teruglopen van sociale contacten staat veroudering ook vaak aan de basis van het ontstaan chronische ziekten en bewegingsarmoede. Tijdens het project kan daarom naast aandacht aan het ontwikkelen van een sociaal netwerk (op zich al een bijdrage aan het activeren van betrokkene) ook een geschikt beweegaanbod aan de deelnemers worden gedaan. Het zolang mogelijk zelfstandig blijven is voor de meeste ouderen zelf, maar ook voor de overheid, een doel waaraan dit project bijdraagt. Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 4
Betrokkenheid partijen bij de belangrijkste elementen van het project. Inleiding Deze handleiding gaat uit van een zelfstandig project dat door een gemeente wordt gewenst. Het project Denken en Doen kent meerdere onderdelen waarbij diverse partijen worden betrokken, ieder in zijn eigen rol. Hier worden de belangrijkste onderdelen op een rijtje gezet en de daarbij behorende rollen toegelicht. Belangrijkste onderdelen. 1. Aanvraag, coördinatie en uitvoering: De gemeente die binnen haar ouderenbeleid de sociale infrastructuur voor ouderen met dit project wil versterken maakt zich bekend bij de Nederlandse Bridge Bond (al dan niet via een lokale bridgevereniging). De NBB bespreekt het project met de gemeente, bewaakt de kwaliteit, geeft toegang tot de benodigde materialen. 2. Regie op de doelgroep: Het initiatief/de aanvraag komt van de gemeente. De gemeente helpt via het GBA bij het benaderen van de doelgroep. Welke ouderen aan te schrijven, en uit welke buurt? Ook kan de gemeente contact zoeken met zorginstelling in de wijk. De gemeente is behulpzaam bij het verwerken van deze reacties en aanmeldingen. De NBB kan voorzien in ‘op maat gemaakt’ foldermateriaal voor het project. 3. Beweegcomponent: In dit project kan wandelen en/of nordic walking worden aangeboden, als mogelijke ‘beweegcomponent’. Maar vaak hebben gemeenten ook een eigen aanbod dat kan worden gebruikt. Dit vraagt overleg tussen de gemeente en de NBB. Er is geen dwang. Immers niet iedereen kan of wil meedoen. Ook chronisch zieken maken deel uit van de groep. De filosofie binnen dit project is dat de sociale cohesie eerst tot stand moet komen voordat het beweegonderdeel tot zijn recht kan komen. Het beweegonderdeel zal dus later in de tijd beginnen dan het project zelf, bij voorkeur in de seizoenen lente of herfst. Omdat de beweegcomponent maatwerk is, maakt deze geen deel uit van de standaard begroting.
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 5
4. Facilitaire functie: Niet elke gemeente/wijk heeft een denksportcentrum. Toch is het van belang dat de zaal/locatie vooraf geregeld is. Aan een zaal worden weinig eisen gesteld, het niveau van een fatsoenlijke kantine is vaak al genoeg. De NBB zorgt dat het benodigde spel- en lesmateriaal ter plaatse is. Voor de duur van het project wordt aan de gemeente gevraagd deze zaal te regelen. Deze inspanning/kosten beperken zich tot de duur van het project. Het project is dusdanig opgezet dat het netwerk na afloop van de projectperiode zelfstandig in staat is een bescheiden huur te betalen. Vaak is een bridgeclub in de buurt bereid mee te werken.
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 6
Verdeling van kosten en inspanningen. Achtergrond. De NBB heeft in het kader van het VWS programma Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) uitgebreide ervaring opgedaan met het project Denken en Doen. Door de uitvoering van ruim honderd projecten binnen meer dan 60 gemeenten in de periode 2007-2013 is er getest, verbeterd en een schat aan praktijkervaring opgedaan. Ook is er goed inzicht in de kosten verkregen. Dit alles wordt ingezet in Denken en Doen. Zeer beperkte lasten voor de gemeente De gemeente heeft geen andere externe last dan de eenmalige opstartkosten die in de bij deze handleiding gevoegde begroting zijn genoemd. Daarnaast is de gemeente belast met het oproepen en inschrijven van deelnemers en het regelen van een zaaltje. De Nederlandse Bridge Bond is aanspreekpunt voor de coördinatie en zal kader (docent en bijvoorbeeld tafelbegeleiders) en bridge- en lesmateriaal laten verzorgen. Eigen bijdrage deelnemers Aan de deelnemers wordt een eigen bijdrage gevraagd, die zal neerkomen op €60 per jaar (dit is ca. €2,50 per les, dus €30 per lesserie). Dit bedrag is vergelijkbaar met de (gemiddelde) contributie van een bridgeclub. Alleen gedurende het project worden uit deze opbrengst een aantal structurele kosten bestreden, die niet uitgesplitst zijn opgenomen in de projectkosten verderop in deze handleiding (indirecte kosten zoals onderzoekskosten, monitoring en evaluatie (database) en kennis delen). Na afloop van het project is deze eigen bijdrage van de deelnemers -gemiddeld- toereikend om te voorzien in het clublidmaatschap. Hierdoor ervaren de deelnemers geen lastenverhoging als het project afloopt! De gemeente betaalt dus alleen (een deel van) de lokale opstartkosten. Het transport -van en naar de speelgelegenheid- en eventuele parkeergelden is een last voor de deelnemers. Indien een beweegonderdeel wordt georganiseerd kan de gemeente besluiten deze extra kosten door middel van een eigen bijdrage te verminderen.
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 7
Projectbeschrijving van de uitvoering Project: de praktische uitvoering De bouw van elk sociaal netwerk is maatwerk. Toch valt zo’n proces in grote lijnen goed te beschrijven. Voorfase De voorfase in dit project bestaat uit het leggen van een verbinding tussen de betrokkenen: de gemeente, de buurt (en eventueel de ouderenstichting/welzijnsorganisatie daar), de NBB en indien relevant de lokale bridgevereniging. Het Denken en Doen project is zoals gezegd lokaal maatwerk en de regierol van de gemeente is belangrijk in de voorfase. Welke wijk, welke doelgroep en welke communicatiemiddelen worden ingezet. Daarbij maakt het verschil of vooraf beoogd wordt dat het netwerk na verloop van tijd als een zelfstandige club/middagclub verder gaat of dat beoogd wordt dat het netwerk na afloop instroomt bij een bestaande bridgevereniging (beginnerslijn). Vragen over het gewenste aantal deelnemers, bridgemateriaal, begeleiding, speelzaal en speelmoment zijn hier van belang. Met de ervaring van de NBB kan niet alleen een goede opzet worden gekozen, ook wordt al gedacht over de continuïteit op lange termijn Resultaat van de voorfase: Het commitment voor het project wordt door betrokkenen bevestigd, medewerking van eventueel andere betrokken instanties dan de gemeente is geverifieerd. De gemeente besluit tot het project. Eerste stap, (na besluit van uitvoering): het werven Nadat financiering geregeld is, kan aan de uitvoering worden begonnen. Timing, locatie en doelgroep worden verder gespecificeerd. Door aanschrijving via het GBA, soms versterkt met andere wervingsmethoden bijvoorbeeld folderen, een ledenoproep en/of een artikel in een huis-aanhuisblad, wordt ruchtbaarheid gegeven aan Denken en Doen en de doelgroep bereikt. Belangrijk is dat de NBB een speciale folder heeft ontwikkeld die aan het lokale aanbod wordt aangepast. Deze folder moet de geadresseerden (via het GBA) verleiden zich in te schrijven voor het project. Dit is een beproefde methode. Een concreet aanbod aan deelnemers kan alleen als in dit stadium afspraken worden gemaakt met een lokale bridgedocent. Er moet duidelijkheid zijn over de speelgelegenheid en over dag en uur waarop de activiteit zal plaatsvinden. Dit is een arbeidsintensief en complex onderdeel waarbij de kennis en hulp van de NBB bepalend is voor het succes.
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 8
Bij voorkeur in deze fase vindt ook de besluitvorming over de beweegcomponent plaats. Wil men dit, en hoe? Er worden concrete afspraken gemaakt, ook over de additionele financiering. Resultaat van de eerste stap: per project is er een docent, een speelgelegenheid en heeft zich een relevante doelgroep ingeschreven. Eventueel is ook een invulling van de beweegcomponent bekend. Voorbereiding, vervolgstappen Vervolgens komen stap 2 tot en met 5 (zie hieronder), waarbij de deelnemers zijn betrokken. Deze stappen worden gezet via wekelijkse bijeenkomsten in de speelgelegenheid. Hierin moeten tenminste 7 losse tafels staan met rondom elk 4 stoelen, rolstoeltoegankelijkheid (inclusief manoeuvreerruimte) is gewenst. Elke stap kent ca 12 lessen van gemiddeld 2,5 uur. Tussen de lesseries zit vaak een pauze van enkele weken. Ook tijdens de feestdagen en in de zomer is er een stop, hoewel dikwijls tijdens de zomer de groepsbijeenkomsten blijven doorgaan. Het project is ontworpen voor max. 60 personen die in eerste instantie worden verdeeld over twee lesgroepen van max. 32-28 personen. Een belangrijk moment vindt plaats na stap 4 omdat in stap 5 lesgroepen worden samengevoegd. Er zijn vanaf dit moment dus aanzienlijk meer tafels en stoelen nodig. En de deelnemers leren weer veel nieuwe mensen kennen. Tweede , derde en vierde stap, de bijeenkomsten Tijdens de tweede stap worden twee groepen samengesteld van 28-32 personen. De docent leert de deelnemers bridgen volgens de methode Startersbridge. Deze methode (Innovatieprijs NOC*NSF 2005) is speciaal ontwikkeld met een laagdrempelig bridgeaanbod voor een breed publiek en onlangs compleet vernieuwd en verbreed met de methode “Bridge in een flits” (Bif). Afhankelijk van de groepssamenstelling worden in ca 12 lessen de hoofdstukken doorgenomen. Inzake een belangrijk knelpunt bij het leren van bridge, het tijdrovende oefenen van de stof, is onlangs een nieuwe ondersteuning operationeel geworden. Via internet kunnen deelnemers oefenen in een beschermde omgeving. Hiervoor zijn de programma’s ‘Startersbridge met Berry’, gratis op internet te spelen, en vanaf de derde of vierde stap (docentafhankelijk) ‘De Toekomstclub’. Beide ondersteuningsmogelijkheden zijn dus oefenplatformen die via internet (e-learning) benaderd worden. Voor de deelnemers zitten hier soms (zeer geringe) kosten aan. Indien deelnemers langdurig (>6 weken) op de toekomstclub willen oefenen is hiervoor slechts een bescheiden financiële bijdrage noodzakelijk. ‘Startersbridge met Berry’ blijft gratis. De deelnemers betalen in alle stappen een projectbijdrage. De gedachte daarachter is dat zij meteen het kostenniveau (contributie) dragen dat Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 9
voor de continuïteit ook na afloop van het project nodig is. Zodoende kunnen zij na afloop van het project het sociale netwerk voortzetten zonder dat ze geconfronteerd worden met een verhoging van de kosten. Het gaat om de gewenning van de deelnemers aan het betalen van de kosten (€30,- per lesserie, dit is €2,50 per keer). Het bridgemateriaal en lesmateriaal noch voor de lessen behoeft verder te worden betaald. Deze kosten zijn onderdeel van het project (de opstartkosten). Resultaat van de tweede stap: de betrokken deelnemers leren elkaar beter kennen en beleven zoveel plezier aan het spel dat men wil doorgaan naar de volgende ronde: het bieden. De derde en vierde stap houdt twee keer een bied- verdiepingscursus in aan de twee groepen van max. 32 personen. Afhankelijk van de groepssamenstelling gaat het om tweemaal ca 12 lessen. Het resultaat van deze stappen zijn: betrokkenen herkennen de volledige structuur van het spel nog beter en beleven aan beide fasen (het bieden [stap 3/4] en het afspel [stap 2]) zoveel plezier dat men wil doorgaan naar de volgende stap: het clubleven. Dit bestaat uit het houden van kleine drives (spelcompetities).
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 10
De sociale cohesie Spelenderwijs ontstaat er tijdens de stappen meer sociale cohesie in de groep. Onder leiding van een enthousiaste en ervaren docent leren de ouderen bridgen. Natuurlijk wordt gericht aandacht besteed aan de beginselen van het gekozen spel, maar er gaat minstens zoveel aandacht uit naar de sociale cohesie in de groep. In eerste instantie gaat het om het bij elkaar brengen en het binden van de groep. Juist door de eigenschappen van de bridgesport wordt snel een netwerk opgebouwd. 1. Met de docent is vooraf afgesproken dat het meedoen belangrijk is. Er is dan ook per ‘les’ veel aandacht voor de sociale contacten, er zijn (koffie) pauzes en de eerste lessen worden vaak in wisselende samenstellingen gespeeld om voldoende interactie te hebben, zodat mensen een prettige/passende bridgepartner kunnen vinden (bridge is een teamsport!). 2. Voor deelnemers die vallen onder de noemer ‘inactief en semiactief’ en/of een chronische ziekte hebben, is de wekelijkse regelmaat, er naartoe gaan, napraten, nieuwe mensen ontmoeten een positieve ontwikkeling in hun leefstijl. Juist door de eigenschappen van de bridgesport (samenwerken in paren, korte concentratie intervallen van ca 5-10 min, elk half uur een ander paar tegenstanders) wordt snel een netwerk opgebouwd, als het ware gedicteerd door de spelregels. Op deze manier worden de deelnemers letterlijk aan sociale contacten geholpen. Omdat niet iedereen met bridge bekend is, staan hieronder kernwaarden die nodig zijn voor de intrinsieke motivatie van de deelnemers en het bouwen van een sociaal netwerk. Deze kernwaarden komen bij bridge op een unieke manier bij elkaar en maken dat het bridgespel een anker in het project is voor het bereiken van de projectdoelstelling en dus niet zomaar door een andere activiteit kan worden vervangen. De projectactiviteit moet: Leuk zijn en niet vervelen. Op beginnersniveau is de combinatie tussen geluk en kunde bepalend voor het resultaat. Het spel gaat gepaard met een combinatie van bluf en berekening. Beredeneren kan de speler helpen, maar kan hem ook op een dwaalspoor brengen. De variaties in het spel zijn nagenoeg oneindig. Juist omdat het verloop van het spel op basis van je eigen redenatie is te beïnvloeden (denksport) verveelt het niet en blijft het uitdagen. Gericht zijn op sociaal contact. Bridge is de enige denksport die tevens een teamsport is. Iedereen speelt met een partner. Met deze partner moeten bied- en speelafspraken worden gemaakt om elkaar in de eerste fase: het bieden (een soort veiling) goed te kunnen begrijpen. Niet alleen is er met die partner intensief contact (vaak ook buiten de speeltijden om) ook speelt ieder paar tegen andere paren. De spelregels bepalen dat de spelers tijdens het bridgen veel
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 11
verschillende mensen aan tafel krijgen (elk half uur wordt er gewisseld). Ook mensen die minder gemakkelijk sociaal contact maken, krijgen op deze manier, op geheel natuurlijke wijze, veel contacten aangeboden. Vergevend zijn bij verlies. Niemand zit te wachten op harde confrontaties. Bridge is geen geluksspel, dat zou snel vervelen. Wel zijn er veel verzachtende omstandigheden voor het paar dat verliest. Iedereen speelt veel spellen en doorgaans gaan er altijd wel een aantal goed. De echte uitslag komt pas na afloop van alle spellen (de resultaten moeten met elkaar worden vergeleken, dat kan pas na de drive). De speler kan de schuld voor het verlies gemakkelijk aan het zitsel geven (‘Ik dacht dat de ruitenheer bij west zat!’). Los daarvan kan verlies worden geweten aan de kwaliteiten van tegenspelers (‘wat zijn ze goed’) of aan de partner (hij/zij begreep me niet). Kortom, bij tegenslag kunnen veel excuses van buitenaf worden aangedragen. Non-discriminatoir zijn. Mannen en vrouwen, zwart en wit: bij bridge speelt iedereen met en tegen elkaar. Bij bridge hoeft geen rekening te worden gehouden met taalvaardigheid, fysieke beperkingen of leeftijd. Ook zonder been kan iemand bridgen. Korte spelcycli bevatten. Ouderen hebben over het algemeen meer concentratieproblemen dan jongeren. Daarmee moet rekening worden gehouden. Uit onderzoek is bekend dat bij het verwerken van verlies activiteiten die kortdurend veel concentratie vragen zeer geschikt zijn. Bij bridge is dat het geval. Elk spel duurt gemiddeld vijf tot tien minuten, daarna is er ontspanning en begint het volgende spel. Normaliter worden er drie tot vier spellen per half uur gespeeld. Laagdrempelig zijn. Het vooroordeel over bridge is dat het een moeilijk, wat ontoegankelijk, spel is. Binnen het Denken en Doenproject speelt dit geen rol. Ten eerste, juist omdat het project iets nieuws aanbiedt is er een ‘level playing field’. Er bestaan geen sterkteverschillen tussen de deelnemers. Iedereen begint bij het begin en is dus gelijkwaardig aan elkaar. De deelnemers voelen geen schaamte voor elkaar bij het stellen van vragen. Ten tweede is een lesmethode ontwikkeld om het spel in kleine stapjes, en daardoor als leerstof zeer toegankelijk, aan te bieden. Goedkoop zijn. Een duur project of een project waar de prijs/kwaliteit van het materiaal deels de prestatie bepaalt, is niet geschikt voor een breed non-discriminatoir aanbod. Bovendien zullen hoge continuïteitskosten een belemmering zijn voor structurele deelname. Omgekeerd bevorderen gratis projecten vaak niet de intrinsieke motivatie van de deelnemers om deel te (blijven) nemen. Bridge kent geen kledingvoorschriften en slechts beperkte materiaalkosten. Alleen de zaalhuur is een constante kostenpost, maar aan de zaal zelf worden geen bijzondere bouwkundige eisen gesteld.
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 12
Veilig en gezond zijn. De activiteit mag geen verhoogde blessurekans geven. Zeker ouderen zijn zich zeer bewust van lichamelijke risico’s die bewegen en sporten met zich meebrengen. Anderzijds is een positieve gezondheidsassociatie wel een motivator voor deelname: iedereen weet dat bezig zijn met het hoofd goed is. De uitdrukking ‘use it, or lose it’ gaat ook op voor de hersenen. Een actieve leefstijl bevorderen. Vaak worden ouderen wat bevoogdend benaderd: anderen weten wat goed voor hen is. In dit project gaan we ervan uit dat de ouderen dat zelf ook weten! En hier maken we gebruik van. Nadat de groep vertrouwd is met elkaar wordt men uitgedaagd tot bewegen. Het is onverplichtend en niet prestatiegericht. Verder wordt de groep geprikkeld -al dan niet gezamenlijk- activiteiten te ondernemen. Dat gebeurt wanneer de mensen elkaar kennen en vertrouwen. De beweegactiviteiten worden bij voorkeur gepland rondom de tijd dat de derde en vierde stap aan de orde zijn. Goede ervaringen zijn ook opgedaan met gemeentelijke beweegmarkten, waarin gemeenten veel andere projecten voor ouderen binnen de gemeente aan de deelnemers konden presenteren. Vijfde en laatste stap De vijfde stap bestaat uit het houden van drives. Onder deskundige begeleiding speelt men echte ‘drives’ op een gezamenlijke clubmiddag of -avond. Zeker in het begin zal dit in aangepast tempo geschieden. Nieuw is dat de lesgroepen (van elk max. 32 personen) nu worden gemixt. Dat biedt niet alleen meer spelmogelijkheden, maar ook weer nieuwe sociale variaties. Tijdens deze laatste stap, en vaak al eerder, nodigen andere sportorganisaties de deelnemers uit om mee te doen met hun sportactiviteiten of komt de gemeente met een eigen sportaanbod. Gelet op ieders belangstelling kunnen daar andere activiteiten, zowel individueel als in groepsverband, uit voortvloeien. Conform een van de projectdoelstellingen kan dankzij Denken en Doen een kwetsbare groep uitstekend (en zonder extra kosten ) worden bereikt. De begeleiding heeft oog voor de continuïteit van het netwerk. Zijn er deelnemers die geschikt en bereid zijn om als wedstrijdleider te functioneren of om bestuursverantwoordelijkheid te dragen? In deze periode wordt ook duidelijk of het netwerk als satelliet kan voortbestaan of dat beter integratie met de bestaande clubavond/middag kan plaatsvinden.
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 13
Na de vijfde stap Na de vijfde stap zijn de additioneel aan het Denken en Doen project toegekende opstartkosten verbruikt. In formele zin is het project afgelopen, maar voor de deelnemers is hun avontuur eigenlijk pas begonnen. De groep gaat door, de inspanning blijft. Alleen nu zonder externe financiering. Het resultaat dat tegen die tijd is bereikt: a. Allereerst is de doelgroep (met substantiële percentages aan semien inactieven, eenzamen en ouderen met een chronische ziekte) bereikt en zijn de deelnemers in een community rondom de bridgesport verbonden. Men vindt daar een netwerk en een wekelijkse structuur om elkaar te ontmoeten. Men is sociaal actief. Het stoppen van het project zullen zij niet ervaren. Hun activiteit zal onbelemmerd worden voortgezet; b. De deelnemers hebben voor een periode van twee jaar deelgenomen en voelen zich verbonden met elkaar. c. Het gevormde netwerk blijft voortbestaan of zelfstandig als nieuwe bridgeclub, of als satelliet van een reeds bestaande bridgeclub in de buurt waar ook het ‘technisch kader’ van kan worden gebruikt; d. Aan de deelnemers is door wekelijkse bijeenkomsten, met zeer veel menselijke interactie, structuur geboden. Dit op zich bevordert al een (sociaal) actieve leefstijl. Verder zijn de deelnemers fysiek actief geworden door het beweegproject; e. De gemeente heeft via dit initiatief uitvoering gegeven aan een onderdeel van het eigen vastgestelde ouderenbeleidsplan; f. De bridgevereniging/aanvrager heeft door dit project veel meer bekendheid in de buurt en de contacten met de gemeentelijke overheid zijn versterkt. Omgekeerd kunnen deze instanties de vereniging makkelijker vinden; g. Niet onbelangrijk voor de exploitatie en continuïteit van de vereniging is dat er een nieuwe groep gebruikers is ontstaan die bijdraagt aan de exploitatie van de vereniging;
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 14
Project in de tijd. Project in de tijd In totaal beslaat een Denken en Doen project twee jaar. Het project begint met de benadering en selectie van de potentiële deelnemers en kan als volgt worden samengevat: 0. 1. 2. 3. 4. 5.
Start besluit gemeente. Voorbereiding project Startersbridge1) Start bieden1)2) Bridge in een flits deel 2 Clubbegeleiding en verder
(p.m.) (ca. 4 mnd) (ca. 3 à 4 mnd) (ca. 3 à 4 mnd) (ca. 3 à 4 mnd) (ca. 8 mnd)
Totaal > = 24 maanden Na twee jaar functioneert de groep zonder extern gefinancierde begeleiding. 1) 2)
Docent kan kiezen voor Bridge in een flits deel 1 De docent bepaalt wanneer de groep kan gaan oefenen op internet bij ‘de toekomstclub’.
Kennisuitwisseling en intervisie Centrale kennisuitwisseling gemeenten en docenten Twee-jaarlijks organiseert de NBB-accountmanager een dag waarop betrokkenen binnen de gemeente bij bridgeleerprojecten (Denken en Doen) ervaringen met elkaar kunnen uitwisselen. Succesfactoren, good practices, maar ook teleurstellingen kunnen worden besproken en gedeeld. Soortgelijke dagen organiseert de NBB-accountmanager ook voor betrokken bridgedocenten (intervisie). Opleiding De NBB houdt een opleiding in stand voor vrijwilligers die willen participeren in Denken en Doen projecten bijvoorbeeld als docent of tafelbegeleider.
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 15
Campagne- en materiaaloverzicht Campagnemateriaal Het project Denken en Doen maakt gebruik van eenvoudige voorlichtingsmaterialen: Voor gemeenten en projectaanvragers - Een handleiding voor de uitvoerder/bridgeclub (deze) waarin het project wordt uitgelegd; - Folder materiaal en een ‘update’ gericht op gemeenten; - Voorbeelden van uitnodigingen, brieven, persberichten en promotiemateriaal gebruikt in andere gemeenten; - Projectomschrijving Denken en Doen; - Een aanbeveling van NISB; - Een aanbeveling van Prof. Hopman Rock (TNO gezondheid); - Verwijzing naar de literatuurlijst. Voor deelnemers en geïnteresseerden: Folder, cursus- en lesmateriaal. Het cursus- en lesmateriaal is door de NBB ontwikkeld en volledig inbegrepen in de projectkosten. - Een (per project ingedrukte) folder voor deelnemers; - Het praktijkboek ‘Startersbridge met Berry’; - Gratis toegang op internet tot ‘Startersbridge met Berry’; - Het vervolgboek: ‘Start bieden met Berry’; (afh. van de voorkeur van de bridgedocent kan het praktijkboek samen met het vervolgboek worden vervangen door ‘Bridge in een flits 1’, dezelfde auteur); - Als gebruiker van het vervolgboek toegang tot ‘de Toekomstclub’ op internet, waar kan worden geoefend (6 weken gratis); - Het vervolgboek ‘Bridge in een flits 2’ voor verdere verdieping; - Tafelbladen; - Speelkaarten; - Biddingboxen. - Boards Voor -
docenten De docentenprojecthandleiding voor Denken en Doen De docentenhandleiding voor ‘Startersbridge met Berry’ De docentenhandleiding voor ‘Start bieden met Berry’ De docentenhandleiding voor ‘Bridge in een flits 1 en 2’ Powerpoint ondersteuning voor ‘Startersbridge met Berry’ Powerpoint ondersteuning voor ‘Start bieden met Berry’ Powerpoint ondersteuning voor ‘Bridge in een flits 1 en 2’
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 16
Literatuurlijst (achtergrond) Tenslotte is er naast het cursus en lesmateriaal ook veel achtergrond informatie over het project beschikbaar. De volgende literatuur is op aanvraag bij de NBB beschikbaar: Intern - Projectomschrijving Denken en Doen - Werkblad NISB Denken en Doen (versie mei 2013) - Bolhuis, A. Aanbevelingsbrief NOC*NSF, 5 november 2010 - Boer, R. Aanbevelingsbrief NISB, 14 april 2011 Gepubliceerd (selectie) - Pisters M.F., Veenhof C. Evaluatie Pilotfase van het Nationaal Actieplan Sport & Bewegen –setting sport Nivel 2007 - Ooms L., Veenhof C. Evaluatie van de implementatiefase van het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen, setting sport Nivel 2010 - Leemrijse C.J., Ooms L, Veenhof C Evaluatie van kansrijke programma’s om lichaamsbeweging in de bevolking te bevorderen Utrecht Nivel 2011 - Nivel: factsheet: www.nivel.nl/pdf/Factsheet-Denken-en-Doen.pdf - ZonMW: website 8 juni 2010: Bridge en Beweegproject ouderen slaat aan. - Smits F, Elling A, Bridge en sportieve wensen van ouderen, W.H.J. Mulier Instituut 2011 - Hopman-Rock M. (Prof.), Denken en Doen, een initiatief om te ondersteunen! 2010 - Hopman-Rock M (Prof), Can Playing Cards Stimulate Physical Activity. Active Aging Today, July/august 2010, volume 2 issue 1 - House J.S., Landis K.R., Umberson D., Social Relationships and Health. Sience - New Series Vol 241, No. 4865 (jul 29, 1988) pp 540-545 - Holt-Lunstad J., Smith T.B., Layton J.B.(2010), Social Relations and Mortality Risk: a Meta-analytic Review PloS Med 7(7) e1000316 doi:10.1371/journal. Pmed.1000316 - Leemrijse C.J., Veenhof. C., ‘denken en doen: bridgend de eenzaamheid te lijf’ . ( juni 2012), www.nivel.nl - Smits F, van Rens F, Elling A, ‘Om mijn hersenen te trainen en voor de gezelligheid’ . ( juli 2012), www.mulierinstituut.nl
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 17
De kosten voor een gemeente van het inzetten van een denken en doen interventie (realisatie sociaal netwerk voor max. zestig personen -in twee groepen-) Begroting (per project) Standaard begroting voor project Denken en Doen Werving deelnemers o.a. inactieve ouderen Werving (stap 1) materiaal op maat (folder Denken en Doen) bereik (GBA, verspreiding, verwerking respons)
€ 1.600 €. p.m.
Uitvoering tweejarig Sportaanbod Accommodatie
(lokaal invullen)
€.
stappen 2, 3 en 4
lessen, 68 dagdelen, lokale menskracht materialen
€ 6.800 € 2.200
stap 5
clubvorming, 20 dagdelen, lokale menskracht
€ 1.000
overig
advisering NBB lokale reis- en parkeergelden (>90 transporten)
€ 1.500 € 1.800
eenmalige (opstart) kosten voor het project over twee jaar bijdrage van de NBB uit Denken en Doen fonds* netto tweejaarlijkse bijdrage van de gemeente aan D&D project
p.m.
€ 14.900 + p.m. € 4.150 € 10.750
Bijdrage van de GEMEENTE aan Denken en Doen per jaar € 5.375 waarbij de onder p.m vermelde kosten eigen inspanningen van de gemeente zijn en dus voor hun rekening blijven. *uitsluitend voorzover het ‘Denken en Doenfonds’ hiervoor voldoende middelen heeft, e.e.a. bij aanvang van het project af te spreken. TOELICHTING 1. De projectkosten (opstartkosten) zijn eenmalig. Na het project is er een zelfstandig netwerk dat de gemeentelijke structuur voor ouderen versterkt en is geen aanvullende financiering nodig. (U helpt 50-60 ouderen voor minder kosten dan één scootmobiel per jaar) 2. In het project wordt aan deelnemers een eigen bijdrage gevraagd van €30 per lesserie van 12 lessen (dit is €2,50 per bijeenkomst). Deze eigen bijdrage volstaat om de deelnemers na afloop van het project zonder substantiële kostenverhoging deel te laten blijven uitmaken van het sociale netwerk. Gedurende het project worden deze indirecte projectkosten uit de eigen bijdrage bestreden zoals algemene onderzoekskosten, intervisiekosten, opname in database, kennis delen en een eventueel batig saldo wordt in het Denken en Doen fonds gestort. De NBB is een non-profit organisatie, aangesloten bij NOC*NSF. 3. Denken en Doen is een sportactiviteit en daarom vrijgesteld van BTW.
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 18
Contactgegevens Geïnteresseerd? Neem contact op met Nancy de Boer. Project: Denken en Doen Nederlandse Bridge Bond Kennedylaan 9 3533 KH Utrecht
[email protected] Voor platte informatie kunt u ook terecht op www.bridge.nl > bridge & samenleving
Denken en Doen, vrije projecten voor gemeenten. -1.9.1-
Pagina 19