Handboek Praktijkopleider
Middenkader en Management
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Waarvoor zijn de kaarten bedoeld? Bijgaande kaarten zijn bedoeld om de praktijkopleiders te ondersteunen bij de begeleiding van leerlingen in de volgende sectoren:
Transport Logistiek Haven Luchtvaart Koopvaardij Visserij Waterbouw Scheepsbouw Binnenvaart
1
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Welke kaarten zijn er? Inleiding 1 Waarvoor zijn de kaarten bedoeld? Gebruiksinstructie 2 Welke kaarten zijn er? Overzicht van de beschikbare kaarten Beroepsgericht MBO 3 Wat is het MBO? Mbo, ROC’s, BOL en BBL
1 2
3
4 Wat houdt beroepsgericht onderwijs globaal in? Aanleiding en winst van CGO en gevolgen voor het MBO
4
5 Wat betekent beroepsgericht onderwijs voor u? Kenmerken van CGO volgens VTL en de bijbehorende rol van de praktijkopleider
5
6 Hoe kunt u de kwalificatiedossiers lezen? Voorbeeld van een kwalificatiedossier en uitleg van de gebruikte termen
6
Organisatie van de BPV 7 Wie doet wat? Organisatiestructuur van VTL en rollen en verantwoordelijkheden van praktijkopleider, docent, leerling en VTL
7
8 Welke regels gelden voor een optimale BPV? Inleiding op de vier groepen regels (voor leerling, leerling in dienst van VTL, leerbedrijf en school)
8
9 Welke regels gelden voor de leerling? BPV-regels t.a.v. de leerling
9
10 Welke aanvullende regels gelden voor leerlingen in dienst van VTL? Aanvullende BPV-regels t.a.v. leerlingen die gedetacheerd zijn door VTL/Detachering
10
11 Welke regels gelden voor het leerbedrijf? BPV-regels t.a.v. het leerbedrijf
11
12 Welke regels gelden voor de school? BPV-regels t.a.v. de school
12
De competenties van de praktijkopleider 13 Hoe competent bent u als praktijkopleider? Ervaringscheck voor de praktijkopleider 14 Hoe wordt/blijft u een competente praktijkopleider? Toelichting op de score van de ervaringscheck Een nieuwe leerling op weg helpen 15 Hoe verzorgt u de introductie van een leerling binnen uw bedrijf? Tips ter voorbereiding op de eerste werkdag en tips voor de eerste werkdag 16 Hoe maakt u een praktijkwerkplan? Toelichting op het maken van een praktijkwerkplan
13 14
15 16
VTL helpt je vooruit
2
Praktijkopleider Instructie geven 17 Hoe geeft u de leerling instructies? Inleiding op de zes stappen voor het geven van instructies
2
17
18 Hoe verzorgt u de voorbereiding? Vragen voor een goede voorbereiding en tips
18
19 Hoe legt u de stof uit? Onderdelen van een goede uitleg en tips
19
20 Hoe doet u het voor? Stappen voor het voordoen en tips
20
21 Hoe zorgt u voor nadoen en terugkoppelen? Fasen voor nadoen en terugkoppelen en een tip
21
22 Hoe verzorgt u een nabespreking? Onderwerpen voor de nabespreking en een tip
22
23 Hoe geeft u aanvullende instructies? Manieren om aanvullende instructies te geven
23
Coachen 24 Hoe coacht u de leerling? Vragen voor de leerling, twee ezelsbruggetjes, feedback en motiveren
24
Rekening houden met leerstijlen 25 Hoe gaat u om met verschillen tussen leerlingen? Korte toelichting op de vier leerstijlen van Kolb en het gebruik hiervan
25
26 Hoe gaat u om met een doener? Kenmerken, valkuilen en leren van een doener
26
27 Hoe gaat u om met een bezinner? Kenmerken, valkuilen en leren van een bezinner
27
28 Hoe gaat u om met een denker? Kenmerken, valkuilen en leren van een denker
28
29 Hoe gaat u om met een beslisser? Kenmerken, valkuilen en leren van een beslisser
29
Gesprekken voeren 30 Hoe voert u een slechtnieuwsgesprek? Fasen voor een slechtnieuwsgesprek en valkuilen 31 Hoe voert u een begeleidings- of beoordelingsgesprek? Fasen voor een begeleidings- of beoordelingsgesprek en tips
30 31
Beoordelen 32 Hoe beoordeelt u een leerling? Waarneming en interpretatie, valkuilen, de WAKKER-methode
32
Collega’s inschakelen 33 Hoe en wanneer schakelt u collega’s in? Redenen om een collega in te schakelen en de STARR-methodiek
33
Meer trainingen en meer info 34 Welke trainingen kunt u volgen? Informatie over de training Praktijkopleider en de training Praktijkopleider Gevorderd
34
35 Waar kunt u meer informatie vinden? Sites over MBO en BPV en gegevens VTL
35
VTL helpt je vooruit
Omgaan met speciale groepen 36 Hoe gaat u om met lastig lerenden? Tips voor het omgaan met lastig lerenden en het letten op het eigen gedrag
Praktijkopleider
36
37 Hoe gaat u om met allochtone leerlingen? Tips voor het omgaan met allochtone leerlingen en het belang van bedrijfsregels
37
38 Hoe gaat u om met vrouwelijke leerlingen? Tips voor het omgaan met vrouwelijke leerlingen en het voordeel van gemengde teams
38
39 Hoe gaat u om met slecht gemotiveerde leerlingen? Waarneming versus interpretatie, oorzaken voor slechte motivatie en tips voor het motiveren
39
40 Hoe doet een leerling met ADHD? Informatie over ADHD, kenmerken, gevolgen en positieve eigenschappen
40
41 Hoe gaat u om met leerlingen met ADHD? Tips voor het omgaan met leerlingen met ADHD
41
42 Hoe doet een leerling met PDD-NOS? Informatie over PDD-NOS, kenmerken en positieve eigenschappen
42
43 Hoe doet een leerling met Asperger? Informatie over Asperger, kenmerken en positieve eigenschappen
43
44 Hoe gaat u om met leerlingen met PDD-NOS of Asperger? Tips voor het omgaan met leerlingen met PDD-NOS of Asperger
44
Begrippenlijst Wat is wat? Begrippen met uitleg
45
De kaarten 39 tot en met 44 zijn met behulp van de teksten van Sonja Koster tot stand gekomen.
VTL helpt je vooruit
2
Praktijkopleider
Wat is het mbo? Mbo De afkorting mbo staat voor middelbaar beroepsonderwijs. Het mbo leidt op voor zeer uiteenlopende beroepen. Binnen de sector transport en logistiek zijn dat bijvoorbeeld: assistent transport en logistiek, matroos binnenvaart, chauffeur goederenvervoer en luchtvaartdienstverlener. De beroepen worden op vier niveaus ingedeeld, van assistent (niveau 1) tot middenkaderfunctionaris (niveau 4). ROC’s De opleidingen binnen het mbo worden verzorgd door ROC’s: regionale opleidingscentra. BOL en BBL Een mbo-leerling volgt één van de twee leerwegen: BOL of BBL. De belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen BOL en BBL staan hieronder in een schema:
Afkorting van Verhouding werk/school
Overeenkomst met bedrijf en school Relatie van de leerling tot het bedrijf Begeleider binnen het bedrijf Doelgroep
BOL Beroepsopleidende leerweg De hele week naar school, wel stage lopen
Stageovereenkomst
BBL Beroepsbegeleidende leerweg Een of twee dagen per week naar school, de overige dagen werken (BPV: beroepspraktijkvorming) Maritiem: een hele week naar school en vijf à zes weken werken op het schip/varen. BPV-overeenkomst
De leerling is niet in dienst van het bedrijf De leerling is in dienst van het leerbedrijf De leerling ontvangt soms een vergoeding of van een detacheerder van detachering De leerling ontvangt een salaris Praktijkopleider / stagebegeleider Praktijkopleider Meestal schoolverlaters Meestal mensen uit de praktijk/ schoolverlaters
VTL helpt je vooruit
3
Praktijkopleider
Wat houdt beroepsgericht onderwijs globaal in? De aanleiding voor beroepsgericht onderwijs In onze huidige maatschappij veroudert kennis snel. Wat vandaag geldt, kan morgen al totaal anders zijn. Vroeger was het onderwijs vooral gericht op het leren van kennis, maar tegenwoordig hebben we daar niet meer genoeg aan. Mensen moeten vooral leren leren. Ze moeten weten waar ze belangrijke informatie kunnen vinden. Dit leer je vooral door het veel te doen gedurende de hele opleiding. In het verleden klaagden werkgevers soms dat wat de scholen leerden niet goed aansloot bij de praktijk. Wat in de praktijk moet worden uitgevoerd/gedaan, moet op scholen zó worden geleerd dat het meteen toepasbaar is. De winst van beroepsgericht onderwijs Beroepsgericht onderwijs (CGO) gaat veel verder dan het leren van kennis. Een competentie is namelijk het geheel van kennis, vaardigheden, houding en persoonskenmerken. Een competente beroepsbeoefenaar zet deze zaken gelijktijdig in. Beroepsgericht onderwijs moet leiden tot mensen die employability hebben: mensen die goed inzetbaar zijn in de beroepspraktijk. Deze mensen moeten zelf zorgen dat ze inzetbaar zijn en blijven en zelf zorgen dat ze (blijven) groeien. Beroepsgericht onderwijs en het mbo Vanaf dit moment wordt in het onderwijs uitgegaan van praktijksituaties en wordt iedere leerling gezien als een individu met een eigen leerweg en een eigen behoefte aan het leren van kennis en vaardigheden. Hiervoor moeten de leerlingen leren te reflecteren en hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Zo houdt VTL zich bezig met het project Com2 T&L. In het kader van dit project zijn casussen ontwikkeld voor de leerlingen van de opleiding Chauffeur goederenvervoer en Logistiek medewerker en bijbehorende materialen voor de docent van deze opleiding.
VTL helpt je vooruit
4
Praktijkopleider
Wat betekent beroepsgericht onderwijs voor u? VTL heeft acht kenmerken van beroepsgericht onderwijs opgesteld. U hebt als praktijkopleider vooral te maken met de onderstaande zaken: 1 Het beroep is het uitgangspunt voor het onderwijs. Dit is de taak van VTL/KBB. (Zie de kaart Wie doet wat?). VTL/KBB beschrijft wat een ervaren beroepsbeoefenaar doet en betrekt daarbij natuurlijk de branche. Iedere functie wordt beschreven op een afgesproken manier. Het eindproduct is een beroepscompetentieprofiel (BCP). 2 Er zijn criteria voor het beoordelen van de leerlingen. Ook dit is de taak van VTL/KBB. De BCP’s (zie kenmerk 1) beschrijven wat een vakvolwassen beroepsbeoefenaar moet kunnen. Belangrijk voor een school is wat een beginnend beroepsbeoefenaar moet kunnen. Vroeger werd dit beschreven in eindtermen: alles werd opgeknipt in deeltjes kennis, inzicht en vaardigheden. Tegenwoordig wordt het eindniveau beschreven in de vorm van competenties. Dit heet het kwalificatiedossier (KD). (Zie de kaart Hoe kunt u de kwalificatiedossiers lezen?). Naast vakinhoudelijke competenties heeft een leerling ook algemene en persoonsgebonden competenties nodig. Alles wat een mbo’er moet kennen en kunnen als hij klaar is met de opleiding is vastgelegd in het KD. Competenties kunnen in het gehele leven worden gebruikt: a Competenties zijn voor het leven. Bijvoorbeeld: plannen en organiseren doet een leerling niet alleen op school maar ook bij de sportclub en in de bijbaan. En als de leerling doorgroeit naar een andere functie kan hij de competentie ook daar gebruiken. b Belangrijk uitgangspunt voor de leerling: ik moet het dus zelf doen; ik word zelf verantwoordelijk. c De leerling is door het beroepsgerichte onderwijs ondernemender. d De leerling leert zichzelf kennen en denkt na over zichzelf. De kerntaken en werkprocessen uit het KD herkent u als het dagelijkse werk van u en uw leerling. Zij zijn dus de vertaling van het officiële onderwijsdocument naar de praktijk. Die beschreven kerntaken en werkprocessen helpen u bij het opleiden van uw leerling. Ze hebben twee duidelijke voordelen: U weet precies wat de leerling moet kennen en kunnen, met andere woorden: u weet wanneer hij over voldoende beroepsvaardigheden beschikt. U hebt snel duidelijk of uw bedrijf de mogelijkheden kan bieden aan de leerling om hem te laten leren wat hij moet leren. 3 De ontwikkeling van de leerlingen wordt regelmatig beoordeeld en vastgelegd. Als u leerlingen echt nieuwe dingen wil leren, is het belangrijk dat u weet wat zij al kennen en kunnen. Dat is niet bij iedere leerling hetzelfde. De een heeft bijvoorbeeld door een bijbaan in een warehouse al geleerd hoe een scanner werkt, de ander nog niet. Voor de leerling is het fijn te weten wat hij al kan en wat hij nog moet verbeteren. Als praktijkopleider spreekt u de leerling regelmatig over de voortgang. (Zie ook de kaart Hoe voert u een begeleidings- of beoordelingsgesprek?) 4 Het hele onderwijs is gericht op de individuele leerling. Mensen leren in een verschillend tempo. Sommige leerlingen haken af omdat ze zich vervelen en anderen omdat het te snel gaat. Mensen leren daarnaast op verschillende manieren. De een houdt bijvoorbeeld van experimenteren, de ander van ‘eerst zeker weten’. Daarom is het belangrijk voor u als praktijkopleider om rekening te houden met de persoon die u coacht. (Zie ook de kaart Hoe geeft u de leerling goed instructies? en de kaart Hoe gaat u om met verschillen tussen leerlingen?) 5 Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk en moeten leren reflecteren. Dit betekent twee dingen: leerlingen moeten steeds meer zelfstandigheid krijgen en leerlingen moeten leren kritisch naar zichzelf te kijken. Dán kunnen ze een leven lang bijblijven. Belangrijk is dat u als praktijkopleider de leerling leert zichzelf te beoordelen: ‘Dit kan ik goed.’ en ‘Hiervoor moet ik nog bijleren’. (Zie ook de kaart Hoe voert u een begeleidings- of beoordelingsgesprek?) 6 Leerlingen worden tijdens hun ontwikkeling begeleid. U neemt als praktijkopleider de leerlingen niet meer ‘bij de hand’, maar geeft ze de zelfstandigheid die ze aankunnen. Zij willen immers het vak leren. Leerlingen verschillen in de mate van zelfstandigheid en dus ook in de mate waarin u ze moet begeleiden. Aan het eind van de opleiding moet iedere leerling alles zelfstandig kunnen. U kunt een zelfstandige houding aan de leerlingen leren door te coachen. (Zie ook de kaart Hoe coacht u de leerling?)
VTL helpt je vooruit
5
Praktijkopleider
Hoe kunt u de kwalificatiedossiers lezen? Kwalificatiedossiers Voor iedere opleiding bestaat een kwalificatiedossier (KD). Hierin staat welke competenties de leerling aan het eind van de opleiding moet beheersen. Een voorbeeld: Kerntaak 2 Vangt en verwerkt vis 2.3 Werkproces Sorteert en verwerkt vis
Competentie Materialen en middelen inzetten
De stuurman/scheepswerktuigkundige kleine vissersschepen sorteert onder tijdsdruk en onder alle weersomstandigheden de vis op kwaliteit, soort en lengte. De discards zet hij terug in zee. Hij stript en spoelt de vis. Hij werpt de vis in de daarvoor bestemde bakken en dekt ze af met ijs. Hij labelt de bakken, bergt ze op in het koelruim en zet ze vast. Hij registreert en rapporteert per trek het resultaat van de vangst. Een verwerking en opslag van vis die de hygiëne en de kwaliteit van de vis garandeert. Goede registratie en rapportage Componenten Prestatie-indicatoren Vakkennis en vaardigheden Materialen en De stuurman/scheepswerktuigkundige kleine middelen doeltreffende vissersschepen stript en spoelt de vis met gebruiken behulp van voorgeschreven gereedschappen en persoonlijke beschermingsmiddelen op veilige en hygiënische wijze, zodat de vis snel opgeslagen kan worden en niet bederft.
Termen uit het kwalificatiedossier In ieder kwalificatiedossier komt u de termen kerntaak, werkproces, competentie, component en prestatie-indicator tegen. Alle kerntaken van een beroep tezamen beschrijven het beroep. Iedere kerntaak bestaat uit een aantal samenhangende werkprocessen. Een werkproces is een afgebakend geheel van beroepsactiviteiten binnen een kerntaak. De competenties in het kwalificatiedossier zijn afkomstig uit een lijst van 25 competenties. Bij iedere competentie kan worden gekozen uit één of meerdere, ook vaststaande, componenten. Een prestatie-indicator beschrijft hoe een beginnend beroepsbeoefenaar de competentie succesvol inzet om bij te dragen aan het gewenste resultaat. N.B. Voor u als praktijkopleider zijn vooral de prestatie-indicatoren van belang. Zij beschrijven immers wat u precies moet beoordelen.
VTL helpt je vooruit
6
Praktijkopleider
Wie doet wat? De organisatiestructuur van VTL
Raden van Toezicht Directie HRM Customer Relations
Finance Marketing
Kenniscentrum
Toelichting VTL is het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB) voor de sector transport en logistiek. Elke bedrijfstak in Nederland heeft zo’n KBB. Een KBB maakt de vertaalslag van functies in de bedrijfstak naar de opleiding daarvoor. Dit heet een kwalificatiedossier (KD). (Zie ook de kaart ‘Hoe kunt u de kwalificatiedossiers lezen?’). Dit is ook een wettelijke taak. Voor het praktijkdeel van een opleiding (BPV) heeft de leerling een leerbedrijf nodig. Een KBB heeft de wettelijke taak te zorgen voor voldoende kwalitatief erkende leerbedrijven waar leerlingen hun BPV kunnen doen. Daarnaast heeft het KBB middelen en mogelijkheden om de kwaliteit van een leerbedrijf te verhogen, zoals trainingen en bijeenkomsten voor praktijkopleiders. Dit valt onder Kenniscentrum Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven Transport en Logistiek. De afdeling Detacheren (Deta) detacheert leerlingen uit de BBL (zie ook de kaart ‘Wat is het mbo?’) bij erkende leerbe-drijven. Zij neemt daarmee de taak van werkgever van het leerbedrijf over. Dit valt onder de stichting VTL. De buitendienstmedewerkers (de accountmanagers en opleidingsadviseurs) werken voor de afdelingen. Rollen en verantwoordelijkheden van praktijkopleider, docent, leerling en VTL staan in het schema op de volgende pagina. School/BPV-docent
Lerende Bedrijf (POL)
VTL
VTL helpt je vooruit
7
Praktijkopleider Praktijkopleider/bedrijf
Docent/ROC
Leerling
VTL
Ontvangt de leerling en maakt kennis.
Bereidt de leerling voor op de introductieperiode in het bedrijf.
Bereidt zich op de introductie voor door een POP te maken.
Erkent leerbedrijven.
Bespreekt wederzijdse verwachtingen.
Begeleidt de leerling bij het maken van een POP.
Zorgt dat hij zich aan de afspraken met zijn praktijkopleider houdt.
Informeert de leerling over regels en werkwijze in het bedrijf.
Begeleidt de leerling en bespreekt vorderingen en wensen voor wat betreft het creëren van leersituaties.
Spreekt zijn verwachtingen uit naar de praktijkopleider.
Biedt ondersteuning bij en zorgt voor een aanbod voor deskundigheidsbevordering van de praktijkopleiders, waaronder de opleiding Praktijkopleider.
Sluit BPV-overeenkomst met de leerling.
Begeleidt de leerling in het creëren van leersituaties in samenwerking met de praktijkopleider.
Stelt vragen en maakt problemen zo nodig bespreekbaar bij de praktijkopleider en/of de docent.
Bemiddelt en adviseert praktijkopleiders bij knelpunten in de begeleiding.
Is voor vragen/problemen bereikbaar voor de leerling en de praktijkopleider.
Geeft zelf aan op welk moment hij iets wil leren en hoe, binnen het kader van zijn opleiding.
Is voor sommige BPVplaatsen in bedrijven de werkgever voor de leerlingen (afdeling Customer Relations).
Houdt zelf de vorderingen tijdens de BPV bij en houdt in de gaten of ook de praktijkopleider dat doet.
Biedt ondersteuning aan scholen op het gebied van BPV.
Voert de met de praktijkopleider afgesproken taken uit.
Zorgt incidenteel voor extra scholing van leerlingen op praktijklocaties.
Is actief in het zoeken naar leersituaties en bespreekt de mogelijkheden met de praktijkopleider.
Adviseert als bepaalde BPV-onderdelen niet in het leerbedrijf kunnen worden uitgevoerd.
Neemt BPV/opdrachtenboek door en ondersteunt de leerling bij het gebruik ervan. Stelt de leerling voor in het bedrijf
7
Voert regelmatig voortgangsgesprekken met de leerling.
Kent EVC’s toe.
Bespreekt het POP met de leerling en geeft de leerling nog suggesties voor POP.
Stelt zich op de hoogte van BPV in bedrijven.
Maakt afspraken over het takenpakket.
Informeert praktijkopleiders over de opleiding, inhoud en planning (onder andere examens).
Biedt de mogelijkheid om de werkprocessen onder begeleiding uit te voeren.
Onderhoudt de eigen dekundigheid.
Stimuleert de leerling om initiatief te nemen in het leerproces.
Beoordeelt de leerling.
Zorgt samen met het onderwijs voor de instroom van goed gekwalificeerd personeel op de arbeidsmarkt.
Vraagt regelmatig aan de leerling goe hij vindt dat het gaat.
Geeft een diploma af aan leerlingen die aan alle eisen van de opleiding hebben voldaan.
Bevordert de samenwerking tussen scholen en bedrijven.
Zegt regelmatig tegen de leerling hoe hij vindt dat de leerling het doet. Geeft daarbij aan wat goed gaat en wat verbeterd kan worden.
Is contactpersoon tussen de opleiding en het leerbedrijf.
Geeft inzicht in aantallen aarbeidsplaatsen/BPVplaatsen door onder andere het VTL Arbeidsmarktonderzoek.
Initieert de evaluatie van de BPV en de beoordeling van de leerling in samenwerking met de praktijkopleider.
Observeert de leerling in werksituaties. Zoekt of creëert geschikte leersituaties voor de leerling. Geeft instructie aan de leerling. Vervult een voorbeeldfuntie. Houdt de vorderingen bij van de leerling tijdens de BPV
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Praktijkopleider/bedrijf
Docent/ROC
Leerling
VTL
Bespreekt de beoordelingscriteria met de leerling. Beoordeelt de leerling in de praktijk. Onderhoudt de eigen deskundigheid (onder andere door het volgen van regiobijeenkomsten en/of cursussen georganiseerd door VTL.
7
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Welke regels gelden voor een optimale BPV? Er zijn regels opgesteld voor leerling/school en bedrijf om te komen tot een optimale BPV. Dit is gebeurd in een gezamenlijk project van VTL met en school en een bedrijf. Deze regels kunnen worden onderverdeeld in regels voor de leerling, aanvullende regels voor leerlingen in dienst van VTL, regels voor het leerbedrijf en regels voor de school. Zie de kaarten: Welke regels gelden voor de leerling? Welke aanvullende regels gelden voor leerlingen in dienst van VTL? Welke regels gelden voor het leerbedrijf? Welke regels gelden voor de school?
8
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Welke aanvullende BPV-regels gelden voor leerlingen in dienst bij VTL? Je zorgt ervoor dat je bij het sollicitatiegesprek ruim van tevoren aanwezig bent. Je werkt minstens de afgesproken werktijd. Dat wil zeggen dat je 10 minuten voor aanvang van de werktijd aanwezig bent, zodat je op tijd echt aan het werk kunt en dat je je spullen pas gaat pakken als je volledige werktijd er op zit. Als je ziek wordt, meld je dit zo spoedig mogelijk bij je bedrijf (bij de stagebegeleider/praktijkopleider) en bij de school. Stel je op de hoogte van de afspraken in het bedrijf (roken, pauzes, mobiele telefoons, internet, omgang met elkaar, enzovoort) en handel hiernaar. Als je afspraken hebt die je niet kunt uitstellen tot na werktijd, zoals de tandarts, dan meld je dat vooraf bij je stagebegeleider/ praktijkopleider. Als je werk doet waarbij je contact met klanten hebt, zorg dan dat je er verzorgd uitziet. Dat betekent in de regel dat tattoos en piercings niet zichtbaar zijn. Jouw werkgever kan afwijken van deze regel. Vraag of deze wel tattoos of piercings toestaat en zo ja, wat volgens het bedrijf zichtbaar mag zijn. Conflicten komen overal voor. Handel ook bij conflicten correct. Natuurlijk mag je zeggen wat je dwars zit, maar schreeuw en scheld niet. Ga zorgvuldig om met de materialen, gereedschappen en hulpmiddelen. Dat wil zeggen: verspil geen materialen en doe niets wat de levensduur van de gereedschappen en hulpmiddelen verkleint. Meld nevenactiviteiten, zoals bijbanen en vrijwilligerswerk, aan je begeleider zodat deze kan kijken of deze niet conflicteren. Tot slot: Werk bestaat uit leuke en minder leuke zaken. Handel ook de minder leuke klussen zorgvuldig af.
VTL helpt je vooruit
9
Praktijkopleider
Welke aanvullende BPV-regels gelden voor leerlingen in dienst bij VTL? Als je ziek bent, meld je dit bij school, bij je leerbedrijf en bij VTL. Voor vakanties, vrije dagen, doktersbezoek en dergelijke vraag je eerst om akkoord bij je leerbedrijf en daarna meld je dit bij VTL. Voor leerling-chauffeurs: het rooster van je rij-opleiding geef je tijdig door aan je leerbedrijf en aan VTL. Bij een VTL-dienstverband mag je in principe geen bijbaan hebben. Wanneer een bijbaan je werk bij het leerbedrijf en je werk op school niet belemmert, kun je eventueel met VTL/Detachering bespreken of een bijbaan toch mogelijk is. Meer informatie: Meer informatie kun je vinden in het informatieboekje voor leerlingen in dienst van VTL.
10
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Welke BPV-regels gelden voor het leerbedrijf? U benoemt een praktijkopleider, die vakinhoudelijk en qua didactische vaardigheden goed in staat is de leerling te begeleiden. U benoemt een praktijkopleider die minstens hetzelfde opleidingsniveau heeft als de leerling. U bent op de hoogte van de eisen waaraan de beroepspraktijkvorming moet voldoen en committeert zich hieraan. U zorgt ervoor dat alle bij de beroepspraktijkvorming betrokken personen binnen het bedrijf op de hoogte zijn van de eisen waaraan de beroepspraktijkvorming moet voldoen. U zorgt ervoor dat de praktijkopleider regelmatig contact onderhoudt met de onderwijsinstelling over het verloop van de beroepspraktijkvorming en de vorderingen van de leerling. U zorgt ervoor dat de praktijkopleider direct contact opneemt met de school als zich problemen voordoen met de leerling. U maakt tijd, ruimte en middelen vrij voor een goede kwaliteit van de beroepspraktijkvorming. U voert eens per maand een gesprek met de leerling over de voortgang van de beroepspraktijkvorming. U behandelt de leerling, zoals alle werknemers binnen het bedrijf behandeld worden (bijvoorbeeld: de leerling gaat mee met uitjes, wordt aangesproken bij niet naleven van regels). U biedt de leerling gelegenheid om opdrachten ten behoeve van de beroepspraktijkvorming gedurende de werktijd uit te voeren. U ziet erop toe dat de leerling in de gelegenheid wordt gesteld om alle relevante taken van het toekomstige beroep uit te voeren.
VTL helpt je vooruit
11
Praktijkopleider
Welke BPV-regels gelden voor de school? U bevestigt de plaatsing bij een (stage)bedrijf schriftelijk en vermeldt hierin wie het aanspreekpunt voor vragen over de beroepspraktijkvorming is. U zorgt ervoor dat de praktijkdocent het bedrijf verzoekt om voor de start van de BPV-periode met de leerling duidelijke afspraken over de huisregels te maken. (Bij wie ziekmelden en voor hoe laat, gebruik mobiele telefoon, MSN en internet) U plaatst een gemotiveerde leerling die past bij het leer-/takenpakket van het praktijkbiedende bedrijf. U plaatst een gemotiveerde leerling die past bij de bedrijfscultuur van het praktijkbiedende bedrijf. U biedt een BPV-overeenkomst waarin de afspraken met betrekking tot de BPV-periode zijn vastgelegd. Hierin staat de BPVperiode en de naam van de BPV-begeleider. Ook wordt aangegeven in deze overeenkomst wat de afspraken zijn wanneer de BPV-periode eerder beëindigd wordt. U bezoekt de leerling en de praktijkopleider in het praktijkbiedende bedrijf in de eerste vier weken van de BPV-periode. Tijdens dit eerste bezoek worden de afspraken gemaakt over het taken-/leerpakket welke het praktijkbiedende bedrijf aanbiedt en er wordt gekeken welke opdrachten gemaakt kunnen worden. Ook vindt er een eerste tussentijdse evaluatie plaats. Aan het einde van de BPV-periode evalueren de praktijkdocent, de leerling en de praktijkopleider van het praktijkbiedende bedrijf de BPV-periode. U maakt afspraken met de leerling en de praktijkopleider over verdere beoordelingen. U zorgt ervoor dat de praktijkdocent goed bereikbaar is voor het praktijkbiedende bedrijf en in geval van problemen snel naar passende oplossingen zoekt.
VTL helpt je vooruit
12
Praktijkopleider
Hoe competent bent u als praktijkopleider? Kruis in het overzicht op deze pagina eerlijk aan of u veel of geen/weinig ervaring hebt in het betreffende onderdeel. Met ‘de leerling’ wordt een persoon bedoeld die u nu begeleidt of in het verleden hebt begeleid in uw beroepspraktijk. Dit kan bijvoorbeeld een collega zijn die nieuwe taken krijgt, een nieuwe medewerker of iemand die binnen uw bedrijf BPV volgt.
Ervaringscheck: 1
2
Begeleiden 1 Ik geef de leerling regelmatig feedback over zijn hele leertraject. 2 Ik geef de leeerling altijd feedback wanneer ik hem heb geobserveerd. 3 Ik geef de leerling opbouwende feedback met duidelijke adviezen voor een goede aanpak. 4 Ik stimuleer de leerling kritisch naar zichzelf te kijken. 5 Ik motiveer de leerling om zelf initiatieven te nemen, moeilijkheden te overwinnen, grenzen te verkennen en zijn best te doen. 6 Ik luister goed naar de leerling. 7 Ik toon geduld als de begeleiding of de voortgang van de leerling niet zo gaat als gewenst. 8 Ik zie en bespreek de ontwikkelmogelijkheden en ontwikkelbehoeften van de leerling.
Veel ervaring
Weinig of geen ervaring
13
Presenteren 9 Ik creëer voor de leerling een werkomgeving die hem stimuleert zich te ontwikkelen. 10 Ik bereid instructies voor de leerling goed voor op papier. 11 Ik geef begrijpelijke en correcte instructies, zodat de leerling goed weet wat gedaan moet worden. 12 Ik richt me bij het geven van instructies aan de leerling alleen op de belangrijkste punten. 13 Mijn uitleg stem ik af op het kennis- en ervaringsniveau van de leerling. 14 Ik pas mijn tempo bij het geven van instructies aan de leerling aan. 15 Ik geef de leerling de ruimte om vragen te stellen 16 Ik straal enthousiasme uit wanneer ik instructies geef. 17 Ik check na mijn instructie altijd of de leerling de instructies begrepen heeft.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider 3
13
Vakdeskundigheid toepassen 18 Ik licht de achtergronden van de uit te voeren werkzaamheden goed toe aan de leerling, zowel vanuit de theorie als vanuit de praktijk. 19 Ik laat in de praktijk zelf zien hoe een taak het best kan worden uitgevoerd. 20 Ik leer de leerling stapgewijs het juiste vakjargon. 21 Ik observeer de leerling nauwkeurig bij de uitvoering van de ge:instrueerde taak en maak hierbij aantekeningen. 22 Ik beoordeel de taken van de leerling volgens de criteria die binnen mijn vakgebied gelden. 23 Ik beantwoord alle inhoudelijke vragen van de leerling duidelijk en correct. 24 Ik laat de werkzaamheden uitvoeren met inachtnemings van alle relevante wet- en regelgeving en voorschriften. 25 Ik spreek de leerling aan op een juiste uitvoering van taken, en dus ook op onveilig en/of nietmilieubewust gedrag.
Veel ervaring
Weinig of geen ervaring
Voor uw score zie de kaart: Hoe wordt/blijft u een competente praktijkopleider?
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe wordt/blijft u een competente praktijkopleider? Tel hieronder uw scores op de verschillende onderdelen op. Competentie 1
Begeleiden
2
Presenteren
3
Vakdeskundigheid toepassen
Aantal keer ‘veel ervaring’
Aantal keer ‘weinig of geen ervaring’
Totaal
Totaal
Beantwoord vervolgens deze vragen:
14
1
Heb ik in totaal minder dan 15 keer ‘veel ervaring’ingevuld?
Ja
Nee
2
Heb ik voor het onderdeel Begeleiden minder dan vijf keer ‘veel ervaring’ ingevuld?
Ja
Nee
3
Heb ik voor het onderdeel Presenteren minder dan vier keer ‘veel ervaring’ ingevuld?
Ja
Nee
Heb ik voor het onderdeel Vakdeskundigheid toepassen minder dan vier keer ‘veel ervaring’ ingevuld?
Ja
Nee
Advies van VTL VTL raadt u aan (een deel van) de tweedaagse training Praktijkopleider of een andere passende cursus te volgen wanneer u vraag 1 met ‘Ja’ hebt beantwoord en/of minstens twee vragen uit het rijtje 2 tot en met 4 met ‘Ja’ hebt beantwoord. Heeft u veel ervaring? Bij VTL bestaat ook een EVC-procedure voor praktijkopleiders. Ook biedt VTL een training aan voor gevorderde praktijkopleiders. (Zie ook de kaart Welke trainingen kunt u volgen?)
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe verzorgt u de introductie van een leerling binnen uw bedrijf? Voor een goede introductie (eerste werkdag) van een leerling is het belangrijk dat u zowel voorafgaand aan de eerste werkdag als op de eerste werkdag een aantal zaken in de gaten houdt. Tips ter voorbereiding op de eerste werkdag Kondig de andere werknemers tijdig aan wanneer de nieuwe (tijdelijke) werknemer gaat beginnen en wat hij gaat doen. Zorg dat de benodigde papieren klaarliggen op de eerste werkdag. Bedenk vooraf welke algemene informatie u de leerling tijdens het inleidende praatje wilt geven: vertelt u bijvoorbeeld iets over de geschiedenis en organisatie van het bedrijf of over speciale waarden en normen? Regel een rustige ruimte voor de eerste kennismaking. Zorg dat u in uw agenda genoeg ruimte vrij maakt voor de eerste werkdag van de leerling, zodat hij de hele dag een beroep op u kan doen. Tips voor de eerste werkdag Heet de leerling welkom en bied hem iets te drinken aan. Houd een inleidend praatje tegen de leerling: praat niet te lang, breng structuur aan, gebruik humor, stel de leerling zelf ook vragen, ga in op wat de leerling al weet. Leg uit hoe het inwerkprogramma eruit ziet en ook wat daarna van de leerling wordt verwacht. Licht toe wat u als praktijkopleider voor de leerling kunt en wilt betekenen. Verzorg een rondleiding door het bedrijf inclusief een kennismaking met de werknemers. Geef aan dat u bereikbaar bent voor vragen. Zie erop toe dat de leerling ook werkelijk al wat kan doen en niet aan zijn/haar lot wordt overgelaten. Bespreek de eventuele beschermingsmiddelen die binnen uw bedrijf gebruikt worden en geef deze zonodig aan de leerling.
VTL helpt je vooruit
15
Praktijkopleider
Hoe maakt u een praktijkwerkplan? Maak, liefst samen met de leerling, een overzicht van de werkzaamheden die hij in de loop van de BPV-periode moet uitvoeren. Als de leerling een POP heeft, kunt u dit prima als uitgangspunt gebruiken. Voorbeeld voor een leerling-chauffeur:
Uit te voeren werkzaamheden Opdracht bij de planning ophalen Meerijden naar ophaaladres Bij klant de goederen ophalen in goed overleg Meerijden naar thuisbasis Goederen afleveren bij warehouse Nieuwe opdracht krijgen Geef aan welke informatie (van papier of van mensen) de leerling voor de werkzaamheden nodig heeft. Bijvoorbeeld: Uit te voeren werkzaamheden Opdracht bij de planning ophalen Meerijden naar ophaaladres Bij klant de goederen ophalen in goed overleg Meerijden naar thuisbasis Goederen afleveren bij warehouse Nieuwe opdracht krijgen
Benodigde informatie Waar zit de afdeling planning? Met wie heeft hij daar te maken? Welke informatie krijgt hij mee?
16
Met welke wagen zal hij meerijden? Wat kan die wagen? Zijn er richtlijnen voor het omgaan met de klant? Enzovoort.
Zet de kolom Benodigde informatie, indien mogelijk, op volgorde. Is er informatie die niet direct nodig is? Zet deze dan onder in het rijtje. Plan in wanneer de informatie door wie aan de leerling zal worden gegeven, zodat hij zoveel mogelijk zelfstandig aan de slag kan. Bijvoorbeeld: Uit te voeren werkzaamheden
Benodigde informatie
Wie?
Wanneer?
Opdracht bij de planning ophalen
Waar zit de afdeling planning
MB
1-11, 9.00 uur
Meerijden naar ophaaladres
Met wie heeft hij daar te maken
MB
1-11, 9.00 uur
Bij een klant de goederen ophalen in goed overleg
Welke informatie krijgt hij mee?
MB
1-11, 9.00 uur
Meerijden naar thuisbasis
Met welke wagen zal hij meerijden?
HW
1-11, 11.00 uur
Hw
1-11, 11.00 uur
UP
1-11, 15.00 uur
Goederen afleveren bij Wat kan die wagen? warehouse Nieuwe opdracht krijgen
Zijn er richtlijnen voor het omgaan met de klant? Enzovoort
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe geeft u de leerling instructies? Instructies geven Instructies geeft u in zes stappen: 1 Voorbereiden 2 Uitleggen 3 Voordoen 4 Nadoen en terugkoppelen 5 Nabespreken en (indien nodig) 6 Aanvullende instructies geven
Tips: Algemene tips bij het geven van instructies Wees geduldig. Pas uw taalgebruik aan de leerling aan. Houd instructies zo kort mogelijk. Zet de belangrijkste dingen op papier of een zakkaartje dat de leerling bij zich kan dragen.
Zie de kaarten: Hoe verzorgt u de voorbereiding? Hoe legt u de stof uit? Hoe doet u het voor? Hoe zorgt u voor nadoen en terugkoppelen? Hoe verzorgt u een nabespreking? Hoe geeft u aanvullende instructies?
17
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe verzorgt u de voorbereiding? Voorbereiden Voor een goede voorbereiding beantwoordt u de volgende vragen:
Wat moet de leerling na afloop van de instructie precies kunnen? Uit welke opeenvolgende stappen bestaat dit werk? Kunnen er (technische) moeilijkheden ontstaan? Hoe kunt u eventuele (technische) moeilijkheden voorkomen (bijvoorbeeld door apparatuur anders in te stellen of door een deel van het werk zelf te doen)? Zijn er nog speciale aandachtspunten? Wat kan de leerling al? Wat weet de leerling al? Tips: Maak op papier een schema om zicht te krijgen op de stappen waaruit het werk bestaat. Probeer u zo goed mogelijk te verplaatsen in de leerling. Vergeet niet dat u het werk zelf ooit ook heeft moeten leren! Stel vragen en observeer om vast te stellen wat de leerling al kan en weet, zodat u daarbij kunt aansluiten.
18
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe legt u de stof uit? Uitleggen Een goede uitleg bestaat uit de volgende onderdelen: Vertel in het kort wat de leerling moet gaan doen. Vertel eventueel waarom de leerling dit moet gaan doen. Vraag de leerling hoe hij de klus aan zou pakken. Vertel stap voor stap wat de leerling moet gaan doen en gebruik hierbij eventueel hulpmiddelen (het tonen van foto’s of schema’s, het maken van tekeningen, het opschrijven van steekwoorden enzovoort). Geef aan wat de punten zijn waar de leerling extra op moet letten. Vraag de leerling of er iets is dat hij nog niet begrijpt. Tips Vertel niet te veel in een keer. Geef de leerling de kans tussendoor vragen te stellen. Stel vragen om tussentijds te controleren of de leerling de uitleg heeft begrepen.
19
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe doet u het voor? Voordoen Doe het werk als volgt, stap voor stap, voor. Zorg voor een opstelling waarbij de leerling goed kan zien wat u precies doet. Leg bij iedere stap die u voordoet hardop uit wat u doet en waarom. Stop even met voordoen als u merkt dat de leerling meer tijd nodig heeft. Vat de belangrijkste stappen na afloop nog even samen. Doe (een deel van) het werk eventueel nog een keer voor. Tips Doe niet te veel in een keer voor. Geef de leerling de kans tussendoor vragen te stellen. Stel vragen om tussentijds te controleren of de leerling het voordoen heeft begrepen.
20
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe zorgt u voor nadoen en terugkoppelen? Nadoen en terugkoppelen Deze fase doorloopt u als volgt: Laat de leerling eerst in eigen woorden vertellen wat hij gaat doen. Stuur de uitleg eventueel bij door hem vragen te stellen. Laat de leerling het werk uitvoeren terwijl hij vertelt wat hij doet. Geef hierbij direct feedback. Grijp indien nodig in wanneer een onveilige situatie ontstaat. Doe dit direct, maar blijf rustig. Stel vragen om er achter te komen waarom iets fout ging: heeft de leerling niet genoeg kennis, niet genoeg vaardigheid of niet de juiste mentaliteit? Geef eventueel aanvullende aanwijzingen. Toon direct waardering voor wat de leerling goed heeft gedaan. Tip: Laat de leerling ook eens zelf ontdekken wat er gebeurt als hij iets verkeerd doet.
21
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe verzorgt u een nabespreking? Nabespreken Bespreek: Of de leerling tevreden is Wat hij goed vond gaan en waarom Wat hij minder goed vond gaan en waarom Of de leerling het werk leuk vond Of u tevreden bent Of u vindt dat het werk goed is gedaan Of het verstandig is om nog een keer te oefenen of aanvullende instructie te geven voordat de leerling zelfstandig aan de slag mag Tip Maak direct concrete afspraken over het verder oefenen of over het geven van aanvullende instructie.
22
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe geeft u aanvullende instructies? Aanvullende instructies geven U kunt op verschillende manieren aanvullende instructies geven: Herhaal de instructie. Bereid opnieuw de instructie voor en geef deze (gewijzigde) instructie. Geef een andere vorm van instructie (bijvoorbeeld: meer schema’s maken, de leerling actiever betrekken, meer of juist minder voordoen). Laat iemand anders de leerling instructies geven.
23
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe coacht u de leerling? Een goede coach vraagt meer dan dat hij vertelt: Wat zou jij als eerste doen? Wat zou nu de volgende stap zijn? Wat denk je, waarom is dit zo belangrijk? Maak jij een plannetje hoe je dat gaat aanpakken, dan bespreken we dat later. Wie zou je dat nou het beste kunnen vragen? Goed, ga het maar vragen. Twee belangrijke ezelsbruggetjes voor uw gedrag als coach: OEN en LSD Een goede coach vertoont OEN-gedrag: Open, Eerlijk en Nieuwsgierig. Een goede coach houdt zich bezig met LSD: Luisteren, Samenvatten en Doorvragen. Feedback Een coach begeleidt door het geven van feedback. Feedback betekent letterlijk ‘terugkoppeling’. Feedback is de informatie die u de leerling geeft over zijn gedrag. Vijf stappen voor het geven van feedback: 1 Beschrijf of benoem wat u ziet. Bijvoorbeeld: “Ik zie dat je de spullen die je hebt gebruikt niet hebt opgeruimd”. 2 Geeft het concrete gevolg en uw mening, gevoel of reactie. Bijvoorbeeld: “Het staat slordig en ik vind dat erg vervelend”. 3 Geef aan hoe het gedrag van de leerling op u overkomt. Bijvoorbeeld: “Je geeft me zo de indruk dat je niet geïnteresseerd bent.” 4 Geef tips voor het veranderen van gedrag in de ikvorm. Bijvoorbeeld: “Ik bekijk altijd mijn werkplek nog even voordat ik aan iets anders begin of voordat ik naar huis ga.” 5 Controleer of de ander u begrepen heeft en wat hij ervan vindt. Bijvoorbeeld: “Snap je wat ik bedoel? Wat vind je van mijn voorstel?”
Valkuilen bij het geven van feedback De feedback is een rechtstreekse aanval. De feedback is op de persoon gericht (“Jij doet ook nooit iets!”). De feedback is te laat (dat wil zeggen: niet direct na het gedrag). De feedback wordt gegevens in het bijzijn van anderen. Bij het geven van feedback spreekt u namens anderen. De feedback is altijd negatief. De feedback bevat meteen een oordeel.
Motiveren Een coach motiveert de leerling om te blijven leren. Dit kan bijvoorbeeld door: Een (letterlijk of figuurlijk) schouderklopje te geven. Te zorgen voor voldoende afwisseling in het werk van de leerling. De leerling passende verantwoordelijkheid te geven. Uit te stralen dat fouten maken mag. Betrokken te zijn bij de leerling. De leerling voldoende aandacht te geven. Uw afspraken met de leerling na te komen. Altijd eerlijk en duidelijk te zijn. Open te staan voor suggesties van de leerling.
VTL helpt je vooruit
24
Praktijkopleider
Hoe gaat u om met verschillen tussen leerlingen? De vier leerstijlen van Kolb Kolb onderscheidt vier algemene leerstijlen: de doener, de bezinner, de denker en de beslisser. Iedere leerling heeft een eigen combinatie van een aantal van deze vier leerstijlen. De leerstijl die overheerst kan per situatie wisselen. Bovendien kan een leerling in de loop van de tijd ook een voorkeur voor een andere leerstijl ontwikkelen. Onderstaande waarschuwing is daarom op zijn plaats! Waarschuwing!!! Beschouw de informatie over leerstijlen niet als heilig. De informatie kan u wel helpen om eens goed te Kijken naar de leerstijl(en) van een leerling en naar de manier waarop u daar zo goed mogelijk rekening mee kunt houden.
Zie voor een verdere uitwerking de volgende kaarten: Hoe gaat u om met een doener? Hoe gaat u om met een bezinner? Hoe gaat u om met een denker? Hoe gaat u om met een beslisser?
25
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe gaat u om met een doener? Kenmerkende vraag “Wat is er nieuw?” Kenmerken De doener: Kan goed met risico’s omgaan Gaat uit van de intuïtie Stapt onbevangen in nieuwe situaties Valkuilen Typische valkuilen van de doener: Vervallen in eerdere fouten Te snel overgaan tot actie Niet overweg kunnen met bezinners en denkers Leren De doener leert het best door: Het opdoen van ervaringen Het oplossen van problemen Het uitvoeren van uitdagende opdrachten
26
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe gaat u om met een bezinner? Kenmerkende vraag “Mag ik hier even over nadenken?” Kenmerken De bezinner: Kan goed ideeën bedenken Gaat uit van het gevoel Bekijkt alles van meerder kanten Valkuilen Typische valkuilen van de bezinner: Niet tot besluiten komen De eigen ervaringen niet kunnen ordenen Niet overweg kunnen met denkers Leren De bezinner leert het best door: Het uitvoeren van activiteiten met voldoende tijd De volgorde: eerst nadenken en dan handelen Het nemen van beslissingen zonder (tijds)limiet
27
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe gaat u om met een denker? Kenmerkende vragen “Hoe hangt alles met elkaar samen?” “Moeten we dat wel zo doen?” Kenmerken De denker: Kan goed logisch redeneren Gaat uit van het verstand Betrekt algemene regels bij de praktijk Valkuilen Typische valkuilen van de denker: Blijven hangen in de theorie en daarbij de praktijk vergeten Niet overweg kunnen met bezinners en met doeners
Leren De denker leert het best door: Gestructureerde situaties met duidelijke doelen Uitdagende situaties om over na te denken Het stellen van vragen Het achterhalen van theorie
28
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe gaat u om met een beslisser? Kenmerkende vragen “Hoe kan ik het toepassen in mijn werk?” Kenmerken De beslisser: Kan goed knopen doorhakken Gaat uitmethodes en procedures Pakt problemen stapje voor stapje aan Valkuilen Typische valkuilen van de beslisser: De betekenis vergeten en alleen denken aan wat er gedaan moet worden De sociale kant van zaken vergeten
Leren De beslisser leert het best door: Situaties met praktijk en theorie Hety richten op praktische zaken Het uitproberen van dingen Veel mogelijkheden tot oefenen
29
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe voert u een slechtnieuwsgesprek? Misschien gaat u met een leerling een slechtnieuwsgesprek voeren, bijvoorbeeld omdat hij absoluut niet goed functioneert binnen uw bedrijf. Doorloop dan onderstaande fasen. Vijf fasen voor een slechtnieuwsgesprek 1 Bereid u goed voor. Maak een afspraak om het slechte nieuws zo snel mogelijk te brengen. Bereid de argumenten voor het slechte nieuws goed voor. Zet ze eventueel op papier. Regel een plaats waar u het gesprek ongestoord kunt voeren. Zorg dat u voldoende tijd hebt om het gesprek te voeren. 2 Houd het gesprek in de hand. Houd de inleiding kort. Formuleer het slechte nieuws op een directe en duidelijke manier. Laat pas daarna merken dat u meeleeft met de ander, maar overdrijf niet. 3 Geef ruimte om het nieuws te verwerken. Geef de ander voldoende tijd om stoom af te blazen. Luister goed, maar reageer hier nog niet inhoudelijk op. Vat eventueel zijn/haar reactie kort samen. 4 Formuleer argumenten en redenen. Geef kort en bondig uw argumenten voor het slechte nieuws. Verschuil u niet achter anderen. Ga niet in discussie. Zwak het slechte nieuws niet af. Maak geen flauwe aanmoedigende opmerkingen. 5 Zoek samen naar oplossingen. Denk met de ander mee. Stel vragen zodat de ander ook zelf met oplossingen komt. Laat de ander niet alleen zitten met het slechte nieuws. Valkuilen voor een slechtnieuwsgesprek Uitstellen. Doen alsof het uw beslissing niet is. Troosten voor ‘de klap’ is uitgedeeld.
VTL helpt je vooruit
30
Praktijkopleider
Hoe voert u een begeleidings- of beoordelingsgesprek? Wanneer u regelmatig begeleidings- en beoordelingsgesprekken met een leerling voert, voorkomt u dat er grote problemen ontstaan. Vier fasen voor een begeleidings- of beoordelingsgesprek 1 Introductie Schep een ontspannen sfeer. Licht de bedoeling en de werkwijze toe. Stel een agenda samen. Bespreek de afspraken van gesprekken. 2 Kern Bespreek de vorderingen van de leerling op het gebied van het vak, de taakuitoefening en de beroepshouding. Formuleer eerst de goede punten (tops) en daarna de verbeterpunten (tips). Formuleer eventuele kritiek positief en opbouwend (zie ook de kaart Hoe coacht u de leerling?). Vraag de leerling naar zijn mening hierover. Bedenk samen voorstellen voor verbetering. 3 Inbreng van punten van de leerling. Vraag naar eigen goede punten en verbeterpunten van de leerling. Vraag hoe hij de verbeterpunten denkt op te lossen. Leg oplossingen en afspraken vast. Kies samen oplossingen voor verbeterpunten. 4 Afronding Leg vast hoe u de leerling zult begeleiden. Leg vast wanneer het volgende gesprek is. Evalueer samen hoe dit gesprek verliep. Bedank de leerling voor zijn inbreng. Let op! Het beoordelingsgesprek bevat, in tegenstelling tot het begeleidingsgesprek, een echte beoordeling. Deze beoordeling mag geen verrassing meer zijn. De leerling moet tijdens de begeleidingsgesprekken al een duidelijk beeld van zijn functioneren hebben gekregen. Meer over het beoordelen zelf leest u op de kaart Hoe beoordeelt u een leerling?.
Tips voor een begeleidings- of beoordelingsgesprek Wees open, eerlijk en nieuwsgierig (OEN). Luister actief: kijk de ander aan, geef non-verbale feedback en ‘hum’ af en toe. Laat merken dat u met de leerling meedenkt. Stel open vragen (wie, wat, welke, waar, wanneer, hoe). Laat de leerling reflecteren. Wijs de leerling op zijn eigen verantwoordelijkheid. Vraag door. Vat samen. Geef feedback (zie de kaart Hoe coacht u de leerling?). Stel SMART doelen: goede doelen zijn specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden. Leg afspraken vast. Gebruik eventueel de STARR-methode (zie ook de kaart Hoe en wanneer schakelt u collega’s in?).
VTL helpt je vooruit
31
Praktijkopleider
Hoe beoordeelt u een leerling? U zult regelmatig een leerling moeten beoordelen aan de hand van de prestatie-indicatoren in het kwalificatiedossier. (Zie ook de kaart Hoe kunt u de kwalificatiedossiers lezen?). Goed beoordelen betekent: objectief, onbevooroordeeld zijn. Verschil tussen waarneming en interpretatie Om goed te kunnen beoordelen, moet u het onderscheid maken tussen uw waarneming en uw interpretatie. Een voorbeeld: Waarneming: Rob komt op het werk en wacht af. Interpretatie: Dat is zeker een lui type. Uw interpretatie kan juist zijn, maar er kan ook zijn afgesproken dat Rob eerst moet wachten op instructies van zijn leidinggevende!
Mogelijke valkuilen Wees alert op de onderstaande valkuilen bij het beoordelen: Niet gericht kijken. Slechts naar één onderdeel kijken, terwijl andere onderdelen ook van belang zijn. De leerling vergelijken met andere leerlingen in plaats van met de prestatie-indicator. Uw oordeel op te weinig gedrag baseren. Het HALO-effect: het generaliseren van goede eigenschappen. Een voorbeeld: een aantrekkelijke, sympathieke leerling wordt automatisch positief beoordeeld op zijn functioneren. Het Horn-effect: het generaliseren van slechte eigenschappen. Een voorbeeld: een onaantrekkelijke, minder sympathieke leerling wordt automatisch minder positief beoordeeld op zijn functioneren. De WAKKER-methode Voor een goed oordeel is een goede observatie nodig. Observeren doet u via de WAKKER-procedure: Waarnemen: Wat doet en zegt de leerling? Aantekeningen maken: Leg uw waarneming vast. Niet uw interpretatie! Klassificeren: Over welke competenties en prestatie-indicatoren zegt het gedrag iets? Kwalificeren: In hoeverre voldoet het gedrag aan de standaard? Evalueren: (bij meerdere beoordelaars) Welk eindoordeel wordt gegeven? Rapporteren: Leg de beoordeling vast. Koppel terug. Laat de betrokkenen tekenen voor akkoord. Geef aan wie de beoordeling heeft uitgevoerd. Geef hierbij ook eventuele gemaakte afspraken aan.
VTL helpt je vooruit
32
Praktijkopleider
Hoe en wanneer schakelt u collega’s in? Er kunnen verschillende redenen zijn om een collega in te schakelen bij de begeleiding van een leerling. Bijvoorbeeld U bent tijdelijk afwezig. Een collega heeft meer verstand dan u van een specifiek onderdeel. De leerling heeft moeite met een specifiek onderdeel en u wilt eens een andere aanpak proberen. De STARR-methodiek Licht uw collega’s in met behulp van de STARR-methodiek. Situatie: Wat is de situatie? Wie zijn de betrokkenen? Waar speelt een en ander zich af? Wanneer speelt/speelde een en ander zich af? Taak: Wat zijn de taken en rollen van de betrokkenen? Wat wordt er van iedereen verwacht? Eventueel: Wat zijn uw eigen verwachtingen en doelen? Actie: Wat is er gedaan en gezegd? Hoe reageerden de betrokkenen? Wat was ieders aanpak? Resultaat: Wat was het resultaat? Hoe reageerden de betrokkenen hierop? Reflectie: Hoe vond u dat u het zelf deed? Was u hier tevreden over? Zou u het een volgende keer anders aanpakken? Hoe dan? Wat is hiervoor nog nodig? Deze methodiek kun je ook gebruiken bij het voeren van beoordelingsgesprekken. (Zie de kaart: Hoe voert u een begeleidingsof beoordelingsgesprek?). Let op! Wanneer een collega de dagelijkse begeleiding van leerlingen doet, kunt u de STARR-methodiek gebruiken om van hem voldoende informatie over de voortgang van de leerlingen te krijgen.
VTL helpt je vooruit
33
Praktijkopleider
Welke trainingen kunt u volgen? Als u zich nog verder wilt scholen, kunt u de training Praktijkopleider volgen. Er is een aparte training Praktijkopleider voor de scheepvaart. Zie onderstaand schema. Naam training
Praktijkopleider
Doel training
Vergroten van de basisvaardigheden op het gebied van terrein beroepsgericht opleiden, begeleiden en beoordelen van leerlingen in de BPV.
Doelgroep
Personen die direct verantwoordelijk zijn of worden voor de praktijkbegeleiding van leerlingen in hun leerbedrijf.
Groepsgrootte
6 - 12 deelnemers
Omvang training
4 dagdelen
Inhoud
Introductie en kennismaking Beroepsgericht opleiden Instrueren en introduceren Feedback geven, begeleiden en motiveren
De training is met name geschikt wanneer u nog niet voldoende kennis heeft over (een aantal van de) genoemde onderwerpen of wanneer u hiermee graag meer wilt oefenen door middel van groepsopdrachten en rollenspellen. Neem voor meer informatie contact op met (een opleidingsadviseur van) VTL. Als u zelf wilt testen hoeveel ervaring u al heeft als praktijkopleider, dan kunt u een ervaringscheck uitvoeren. (Zie de kaart: Hoe competent bent u als praktijkopleider?)
VTL helpt je vooruit
34
Praktijkopleider
Waar kunt u meer informatie vinden? Meer informatie over MBO en BPV vindt u op: Www.vtl.nl Www.MBO2010.nl Www.maakjezelfonmisbaar.nl Vanaf 1 februari 2008 heeft de site van VTL een speciaal gedeelte voor praktijkopleiders; www.depraktijkopleider.nl Stel uw vragen ook gerust aan een opleidingsadviseur van VTL! Contactgegevens VTL Anthonie van Leeuwenhoekweg 8 2408 AM Alphen aan den Rijn Postbus 112 2400 AC Alphen aan den Rijn T 0900 1442 (lokaal tarief) F 0172 431 814 E
[email protected]
35
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe gaat u om met lastig lerenden? In de praktijk zult u soms te maken krijgen met leerlingen voor wie het leren extra moeite kost. Vaak is het voldoende om de stof nogmaals te herhalen. Maar er zijn meer mogelijkheden.
Tips: Enkele andere tips in deze situatie: Vraag de leerling om te herhalen wat u heeft uitgelegd. Vertel erbij dat u niet wilt toetsen of hij/zij wel luistert, maar dat u wilt achterhalen wáár precies de moeilijkheid zit. Laat de leerling aantekeningen maken. Vraag om extra feedback aan de leerling. Vraag bijvoorbeeld aan de leerling wat hij/zij denkt dat u kunt doen om het leren makkelijker te maken. Geef extra duidelijk aan waarom het belangrijk is dat iets wordt geleerd. Besteed extra aandacht aan het reflecteren. Probeer eens iets anders: leg het rustiger uit, gebruik simpeler woorden, visualiseer, doe meer voor, laat de leerling meedoen, vraag een ander de instructie te geven. Beloon de leerling vaker. Geef vaker positieve feedback. Uw eigen gedrag Kijk af en toe eens kritisch naar uw eigen gedrag als praktijkopleider. In de praktijk blijkt leidend, helpend en begrijpend gedrag van een praktijkopleider de leerling het best te helpen. Ontevreden gedrag en corrigerend gedrag helpen juist niet. Dus wel: Leidend gedrag U bent de expert, u weet wat er gebeurt, u merkt wat de leerling doet, u geeft structuur, u geeft duidelijke richtlijnen, u legt zaken duidelijk uit, u zorgt dat de leerling naar u luistert, u let er op dat de voortgang niet belemmerd wordt. Helpend gedrag U bent de ondersteuner, u ondersteunt de leerling, u heeft interesse in wat de leerling doet, u behandelt de leerling op een vriendelijke, attente manier, u kunt een grapje maken, u geeft vertrouwen, u staat open voor de leerling, u vangt de leerling op wanneer dat nodig is, u bent zorgzaam. Begrijpend gedrag U bent de begrijpende luisteraar, u luistert met interesse, u kunt zich verplaatsen in de leerling, u toont begrip en vertrouwen, u aanvaardt excuses, u bent geduldig, u staat open voor de leerling. Maar niet: Ontevreden gedrag U bent ontevreden, u geeft kritiek, u kijkt nors. Corrigerend gedrag: U wordt snel boos, u verbiedt zaken, u laat merken dat u geïrriteerd bent. Voor meer informatie over leerlingen met PDD-NOS, ADHD of Asperger kunt u bij uw opleidingsadviseur van VTL een speciale brochure aanvragen.
VTL helpt je vooruit
36
Praktijkopleider
Hoe gaat u om met allochtone leerlingen? Als u weet hoe u het beste om kunt gaan met allochtone leerlingen, kunt u de slaagkans van deze groep leerlingen vergroten. Dat is in het belang van de leerling zelf, omdat hij/zij met goede werkervaring straks meer kans heeft op een passende baan. Het is ook in uw eigen belang: u stopt immers veel tijd en energie in de begeleiding. Tips voor het omgaan met allochtone leerlingen Ga ervan uit dat ieder mens uniek is. Er bestaat geen standaard aanpak voor autochtone en dus ook niet voor allochtone leerlingen. Kijk ook eens naar de tips op de andere kaarten over het omgaan met speciale groepen en op de kaarten over het rekening houden met leerstijlen. Negeer alle vooroordelen over allochtone leerlingen. Wie zegt dat ze regelmatig te laat zijn? Wie zegt dat déze leerling zo is? Onderscheid uw waarneming van uw interpretatie: zie de kaart ‘Hoe beoordeelt u een leerling?’. Ga er niet te snel vanuit dat een allochtone leerling te afwachtend of niet voldoende betrokken is. De westerse ik-cultuur geldt niet overal! Vertel duidelijk welk gedrag van de leerling u graag ziet. Laat u altijd leiden door kwaliteit. Als een leerling niet aan de gestelde eisen (van de opleiding en van uw bedrijf) voldoet, is deze niet geschikt. Allochtoon of autochtoon. Geef dan wel altijd duidelijk aan op welke punten de leerling onvoldoende presteert. Zorg dat u, zoals voor elke leerling, genoeg tijd hebt voor de allochtone leerling. Heeft u allochtone medewerkers in dienst? Dan is het mogelijk om de leerling te koppelen aan een allochtone medewerker. Vraag aan beiden of ze dat willen. Sommigen vinden dat prettig; sommigen willen het juist niet. Sta open voor de achtergrond en eventuele religieuze en familieverplichtingen van de allochtone leerling. Geef gerust eerlijk toe dat u niet veel weet over zijn/haar etnische achtergrond. Wees open en stel eventueel belangstellende vragen. Erken dat een allochtone leerling veel van u kan leren, maar dat u wellicht ook wat van hem/haar kan leren. De begeleiding van een allochtone leerling kan voor u ook een interessante ervaring zijn. Durf de begeleiding aan. Denk niet direct dat een allochtone leerling niet zal passen binnen een bedrijf met vooral autochtone medewerkers. En laat u niet weerhouden door een minder goede ervaring. De ene Rotterdammer is de andere niet; de ene allochtoon is de andere niet. Dus: ga de uitdaging aan of zoek de uitdaging actief op.
Het belang van bedrijfsregels Geef, net als bij autochtone leerlingen, duidelijk aan wat de bedrijfsregels zijn. Aandachtspunten daarbij zijn: Of het op prijs wordt gesteld dat stagiairs en medewerkers in hun eigen taal of dialect tegen elkaar praten Of stagiairs en medewerkers zich stipt aan bepaalde tijden moeten houden Of er regels zijn voor het uiterlijk van stagiairs en medewerkers; en zo ja, welke De wijze waarop er binnen het bedrijf gecommuniceerd mag en moet worden (wat mag en moet je wanneer aan wie melden?)
VTL helpt je vooruit
37
Praktijkopleider
Hoe gaat u om met vrouwelijke leerlingen? In uw sector komt u meer mannelijke dan vrouwelijke leerlingen tegen. Hieronder staan enkele tips waarmee u ervoor kunt zorgen dat een vrouwelijke leerling zich snel in een ‘mannenbedrijf’ thuis voelt. Tips voor het omgaan met vrouwelijke leerlingen Ga ervan uit dat ieder mens uniek is. Er bestaat geen standaard aanpak voor mannelijke en dus ook niet voor vrouwelijke leerlingen. Kijk ook eens naar de tips op de andere kaarten over het omgaan met speciale groepen en op de kaarten over het rekening houden met leerstijlen. Negeer alle vooroordelen over vrouwelijke leerlingen. Wie zegt dat ze veel praten? Wie zegt dat déze leerling zo is? Onderscheid uw waarneming van uw interpretatie (zie de kaart Hoe beoordeelt u een leerling?). Laat u altijd leiden door kwaliteit. Als een leerling niet aan de gestelde eisen (van de opleiding en van uw bedrijf) voldoet, is deze niet geschikt. Mannelijk of vrouwelijk. Geef dan wel altijd duidelijk aan op welke punten de leerling onvoldoende presteert. Zorg dat u, zoals voor alle leerlingen, voldoende tijd hebt voor de vrouwelijke leerling. Heeft u vrouwelijke medewerkers in dienst? Dan is het mogelijk om de leerling te koppelen aan een vrouwelijke medewerker. Vraag aan beiden of ze dat willen. Sommigen vinden dat prettig; sommigen willen het juist niet. Mocht de vrouwelijke leerling de enige vrouw binnen uw bedrijf zijn, ga dan na of speciale voorzieningen wettelijk verplicht zijn. Denk bijvoorbeeld aan: aangepaste werkkleding en een aparte omkleedruimte. Houd er bij het opleiden rekening mee dat er maar weinig vrouwen zijn die graag experimenteren. De groep vrouwen die eerst alles zeker wil weten, is een stuk groter. Deze grote groep kunt u het beste geruststellen én stimuleren: “Ik ben er zeker van dat je voldoende weet om het te kunnen. Hup, doe het maar!”. Veel vrouwen met thuiswonende kinderen voelen zich erg verantwoordelijk voor de gang van zaken thuis. Mocht dit belemmerend werken in de BPV/stage, stimuleer hen dan om meer over te laten aan anderen (aan kinderen, partner, overige familie). Benadruk het voordeel van gemengd teams! Uit onderzoek blijkt dat teams met zowel mannen als vrouwen het erg goed doen. Deze teams scoren hoger op productiviteit, innovatie en creativiteit dan niet-gemengde teams. Maak gebruik van deze kennis!
VTL helpt je vooruit
38
Praktijkopleider
Hoe gaat u om met slecht gemotiveerde leerlingen? Waarneming en interpretatie Wanneer een leerling op u een ongemotiveerde indruk maakt, kunt u eerst nagaan of dit een objectieve waarneming is of uw eigen interpretatie. Een voorbeeld: Een leerling komt vaak te laat. Op u maakt dit een ongemotiveerde indruk. Is dat terecht? Lijkt de leerling tijdens het werken ook gemotiveerd? Of gaat de leerling bijvoorbeeld regelmatig een half uur later dan de anderen weg? Voor meer informatie: zie de kaart Hoe beoordeelt u een leerling?.
Oorzaken Wanneer u nog steeds denkt dat de motivatie van de leerling tekort schiet, kunt u nagaan of hier een duidelijke oorzaak voor is. Enkele mogelijkheden: De leerling heeft privéproblemen. De leerling heeft een slaaptekort. De leerling weet niet goed wat er van hem/haar wordt verwacht. De leerling mist een deel van de vereiste kennis en vaardigheden. De leerling is onzeker. De leerling heeft het gevoel dat hij/zij onder het eigen niveau moet werken. Typisch voor de scheepvaart: De leerling heeft heimwee. Een leerling leidt op een schip vaak een heel ander leven dan de vrienden en familie thuis. En welke jongere is ineens de hele werkweek niet thuis? Probeer in een open en eerlijk gesprek met de leerling te achterhalen of er een oorzaak is. Het bovenstaande rijtje kan daarbij een leidraad zijn. Los het probleem vervolgens samen met de leerling op. Overleg, indien nodig, met de school. Motiveren Als u andere oorzaken hebt uitgesloten en toch nog ongemotiveerd gedrag opmerkt, kunt u de motivatietips toepassen die staan op de kaart Hoe coacht u de leerling?. Als de leerling echt niet te motiveren blijkt, moet het BPV-traject worden beëindigd.
VTL helpt je vooruit
39
Praktijkopleider
Hoe doet een leerling met ADHD? Tijdens uw werk kunt u te maken krijgen met een leerling die zich door ADHD anders gedraagt dan u gewend bent. Dit lijkt misschien lastig voor u, maar door wat eenvoudige maatregelen kunt u het deze leerlingen veel gemakkelijker maken. ADHD ADHD is de afkorting van Attention Deficit Hyperactivity Disorder. In het Nederlands: aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Iemand met ADHD mist een ‘filter’ waardoor alle prikkels van buitenaf naar binnen komen. Kenmerken van ADHD ADHD heeft drie belangrijke kenmerken: Aandachtsproblemen. Mensen met ADHD zijn snel afgeleid. Soms kunnen zij zich echter wel goed concentreren op bepaalde bezigheden (zoals werk of computer). Impulsiviteit. Veel mensen met ADHD doen voordat ze denken. Het antwoord is bijvoorbeeld al gegeven voordat een vraag volledig is gesteld. Hyperactiviteit. Veel mensen met ADHD hebben moeite om stil te zitten. Ze kunnen niet stoppen met praten en kunnen zich moeilijk ontspannen. Soms lijkt de hyperactiviteit mee te vallen, maar is er vooral innerlijke onrust. De drie kenmerken komen niet altijd tegelijk voor.
40
Gevolgen van ADHD Iemand met ADHD kan grote moeite hebben om zich aan afspraken te houden, kan vergeetachtig zijn, kan moeite hebben met het organiseren van studie, werk en huishouden. Dit kan leiden tot problemen met opleiding, werk en relaties. Veel mensen met ADHD schamen zich voor hun missers, nalatigheden, schulden en slordigheden en proberen die te verbergen voor de omgeving. Mensen met ADHD denken vaak negatief over zichzelf en over hun mogelijkheden. Positieve eigenschappen Positieve eigenschappen van mensen met ADHD kunnen onder andere zijn: Veel energie hebben Creatief zijn Veel dingen naast elkaar kunnen doen Zie ook de kaart Hoe gaat u om met leerlingen met ADHD?
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe gaat u om met leerlingen met ADHD? Tips voor het omgaan met leerlingen met ADHD Bespreek het hebben van ADHD op nuchtere wijze met de leerling. Zeg bijvoorbeeld:” Het valt mij op dat jij moeite hebt met … (ADHD-gedrag benoemen). Klopt dat? Hoe kunnen we samen zorgen dat jouw BPV goed verloopt?”. Kijk met elkaar naar hoe de persoon optimaal kan presteren. Zorg voor een goede werkplek: meestal een rustige werkplek met zo min mogelijk stoorzenders, maar soms juist een werkplek met zoveel mogelijk prikkels. Zorg voor een duidelijk zichtbare klok. Geef steun bij het ordenen van de werkzaamheden (bijvoorbeeld door ‘s morgens samen de planning van de dag door te nemen). Stel samen prioriteiten en laat deze opschrijven (liefst in een memoboekje en niet op een los papiertje). Verdeel grote taken/opdrachten in kleinere taken.
41
Geef enkelvoudige, korte opdrachten. Zet deze het liefst ook op papier. Wees duidelijk over wat er van de werknemer verwacht wordt, bijvoorbeeld over wanneer een bepaalde taak af moet zijn. Check in alle gesprekken of de boodschap duidelijk is overgekomen of dat er nog onduidelijkheden zijn. Laat een agenda bijhouden met daarin de werktijden. Geef voldoende bewegingsvrijheid: mensen met ADHD moeten regelmatig letterlijk hun energie kwijt door bijvoorbeeld even te lopen. Voorkom dat iemand met ADHD meerdere opdrachtgevers heeft. Geef complimentjes: positieve feedback werkt veel beter dan op fouten wijzen. Rem de werknemer af als dat nodig is: mensen met ADHD zijn potentiële kandidaten voor een burn-out. Belangrijk Het omgaan met mensen met ADHD is vooral maatwerk en een kwestie van veel individuele aandacht. Wat bij de ene werknemer wel werkt, kan bij de ander juist niet werken. Het is belangrijk om goed met elkaar in gesprek te blijven en afspraken te evalueren en zonodig bij te stellen. Meer info Voor meer achtergrondinformatie: zie de kaart Hoe doet een leerling met ADHD?
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Hoe doet een leerling met PDD-NOS? Tijdens uw werk kunt u te maken krijgen met een leerling die zich door PDD-NOS anders gedraagt dan u gewend bent. Dit lijkt misschien lastig voor u, maar door wat eenvoudige maatregelen kunt u het deze leerlingen veel gemakkelijker maken. PDD-NOS PDD-NOS is de afkorting van Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified. PDD-NOS heeft kenmerken van het autisme, maar niet genoeg om zo te worden genoemd. Bij mensen met PDD-NOS ontwikkelen het sociale begrip en de sociale intuïtie zich zeer moeizaam. Dat maakt hen vaak onzeker en angstig. Ze houden zich graag vast aan bekende regels en patronen. Ze kunnen zelfs erg rigide en dwangmatig zijn.
Kenmerken van PDD-NOS Mensen met PDD-NOS kunnen opvallen door: Onhandig en angstig gedrag in sociale situaties Weinig begrip en weinig gebruik van non-verbale signalen (oogcontact, gezichtsuitdrukking, lichaamshouding) Het niet of nauwelijks leren van sociale ervaringen Het ontbreken van wederkerigheid in het contact Een eenzame, gesloten indruk Angst voor veranderingen Fanatiek vast te houden aan bepaalde routines Zich koppig en driftig te uiten (uit angst) Een eenzijdige belangstelling te tonen Rigide en dwangmatige gedragspatronen te ontwikkelen Overgevoeligheid voor zintuiglijke prikkels of juist weinig gevoeligheid voor geluiden, beelden, temperaturen of aanrakingen Een trage taalontwikkeling Taal in alle gevallen letterlijk te nemen Een onhandige, stijve motoriek Mensen met PDD-NOS kunnen onderling sterk verschillen in de mate van hun problemen.
Positieve eigenschappen Positieve eigenschappen van mensen met PDD-NOS kunnen onder andere zijn: Sterk en stabiel in routinewerk Veel kennis bezitten over een bepaald onderwerp Ze blijven lang bij een werkgever als ze het ergens naar hun zin hebben Meer info Zie ook de kaart Hoe gaat u om met leerlingen met PDD-NOS of Asperger?
VTL helpt je vooruit
42
Praktijkopleider
Hoe doet een leerling met Asperger? Tijdens uw werk kunt u te maken krijgen met een leerling die zich door het Aspergersyndroom (Asperger) anders gedraagt dan u gewend bent. Dit lijkt misschien lastig voor u, maar door wat eenvoudige maatregelen kunt u het deze leerlingen veel gemakkelijker maken. Asperger Asperger is vernoemd naar de Oostenrijkse psychiater Hans Asperger. Het is een aan autisme verwante stoornis. Mensen met Asperger nemen de omgeving totaal anders in zich op. Ze zien anders, horen anders, voelen anders etcetera. Vaak horen ze kleine dingen, zoals het krassen van een pen, vrij hard of is het licht voor hen veel te fel. Mensen met Asperger komen in eerste instantie vrij ‘normaal’ over op anderen, waardoor ze nog wel eens worden overschat. Hun intelligentie is echter doorgaans wel normaal tot hoog.
Kenmerken van Asperger Asperger heeft vier belangrijke kenmerken: Gebrek aan sociale vaardigheden. Mensen met Asperger hebben moeite met het aangaan en onderhouden van sociale contacten. Ze hebben problemen met het begrijpen van sociale regels en non-verbale communicatie. Ze kunnen de sociale afstand bijvoorbeeld niet goed inschatten en gedragen zich bij de directeur hetzelfde als bij vrienden thuis. Iemand aankijken vinden ze moeilijk. Eenzijdige interesses. Vaak houden mensen met Asperger zich op een gedetailleerde en obsessieve wijze bezig met eenzijdige interesses en wijden ze daar ook urenlang over uit. Stressgevoeligheid. Kleine veranderingen kunnen al grote paniek veroorzaken. Slechte motoriek. Volwassenen met Asperger bewegen vaak traag en houterig, hebben minder gezichtsuitdrukkingen en een wat meer monotone stem.
Positieve eigenschappen Positieve eigenschappen van mensen met Asperger kunnen onder andere zijn: Perfectionisme Langdurig en intensief bezig kunnen zijn met hetzelfde (als dat hun interesse heeft) Bovengemiddelde intelligentie Meer info Zie ook de kaart Hoe gaat u om met leerlingen met PDD-NOS of Asperger?
VTL helpt je vooruit
43
Praktijkopleider
Hoe gaat u om met leerlingen met PDD-NOS of Asperger? Tips voor het omgaan met leerlingen met PDD-NOS of Asperger Bespreek het hebben van PDD-NOS of Asperger op nuchtere wijze met de leerling. Zeg bijvoorbeeld:” Het valt mij op dat jij moeite hebt met … (gedrag van iemand met PDD-NOS of Asperger benoemen). Klopt dat? “Hoe kunnen we samen zorgen dat jouw BPV goed verloopt?”. Kijk samen naar hoe de werknemer optimaal kan presteren. Zorg voor duidelijkheid in relaties en functies: leg goed uit wie wat doet in het bedrijf. Stel geen hoge eisen op sociale gebieden: mensen met PDD-NOS en Asperger vermijden het liefst ‘social talk’. Gebruik concrete en duidelijke taal in gesprekken en op papier. Geef duidelijk aan waar, wanneer en aan wie er vragen gesteld kunnen worden. Geef heldere en duidelijke opdrachten. Geef voldoende tijd om informatie te verwerken door bijvoorbeeld stiltes te laten vallen in gesprekken.
44
Zorg voor een werkplek met zo min mogelijk prikkels (somber en overzichtelijk). Hang een klok op een duidelijk zichtbare plaats. Zorg voor een rustige plek om pauzes door te brengen. Bespreek het verloop van de ochtend- en avondbegroeting die gebruikt wordt in het bedrijf. Geef duidelijk aan wanneer belangrijke contactpersonen door bijvoorbeeld ziekte of verlof afwezig zijn. Kondig ‘feestelijkheden’ tijdig aan en vertel hoe daar in het bedrijf mee wordt omgegaan. Belangrijk Het omgaan met mensen met PDD-NOS of Asperger is vooral maatwerk en een kwestie van veel individuele aandacht. Wat bij de ene werknemer wel werkt, kan bij de ander juist niet werken. Het is belangrijk om goed met elkaar in gesprek te blijven en afspraken te evalueren en zonodig bij te stellen. Meer info Voor meer achtergrondinformatie: zie de kaart Hoe doet een leerling met PDD-NOS? en de kaart Hoe doet een leerling met Asperger?
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Wat is wat? Begrip Accountmanager BBL BCP BOL BPV CGO Competentie Component Deta Detacheren Employability EVC Feedback Halo-effect Horn-effect Introductie KBB KD Kerntaak Kwalificatiedossier Leerbedrijf Leerling LSD MBO OEN Opleidingsadviseur POP Prestatie-indicator ROC SMART WAKKER Werkproces
Uitleg Regiomanager buitendienst Beroepsbegeleidende leerweg Beroepscompetentieprofiel Beroepsopleidende leerweg Beroepspraktijkvorming Beroepsgericht onderwijs Het geheel van kennis, vaardigheden, houding en persoonskenmerken Onderdeel van een competentie Zie Detacheren Afdeling van VTL die leerlingen bij erkende leerbedrijven detacheert Inzetbaarheid Erkenning verworven competenties Terugkoppeling, informatie over iemands gedrag Het generaliseren van goede eigenschappen Het generaliseren van slechte eigenschappen Eerste werkdag Kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven Kwalificatiedossier Aantal samenhangende werkprocessen binnen een beroep Document waarin staat welke competenties de leerling aan het eind van de opleiding moet beheersen Bedrijf waar een leerling de BPV volgt Iemand die een BPV-traject doorloopt (een jongere, een collega, een zij-instromer et cetera) Luisteren, samenvatten, doorvragen Middelbaar beroepsonderwijs Open, eerlijk en nieuwsgierig Buitendienstmedewerker van VTL Persoonlijk ontwikkelingsplan Beschrijving die aangeeft hoe iemand kan zien dan een beginnend beroepsbeoefenaar de competentie succesvol inzet Regionaal opleidingscentrum Specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden (eisen voor doelen) Waarnemen, aantekeningen maken, klassificeren, kwalificeren, evalueren, rapporteren Afgebakend geheel van beroepsactiviteiten binnen een kerntaak
VTL helpt je vooruit
45
Praktijkopleider
Checklist sollicitatiegesprek Opening Stel de leerling op zijn gemak. Stel jezelf voor. Stimuleer de leerling om tijdens het gesprek vragen te stellen. Licht de opbouw van het gesprek toe. Informatie-uitwisseling Over het bedrijf Vraag aan de leerling: Wat weet je al over ons bedrijf? Vul beknopt aan: grootte, klanten, producten/diensten, enzovoort. Vraag aan de leerling: wat wil je nog meer over ons bedrijf weten? Over de functie en afdeling Vraag aan de leerling: Wat verwacht je dat jouw werkzaamheden zijn? Vul aan met informatie over: Werkzaamheden Met wie de leerling samenwerkt Wie zijn praktijkopleider wordt Manier van omgaan met elkaar Verwachtingen die je hebt van de leerling
Over de sollicitant Stel open vragen, deze beginnen met: Wie?, Wat?, Waar?, Wanneer?, Waarom?, Hoe? Enkele voorbeelden: Wat voor bijbaantjes heb je al gehad? Wat vind je leuk aan dit werk? Wat spreekt je minder aan in het werk? Wanneer heb jij een leuke dag gehad op je werk?
Vraag door, wanneer je meer informatie wilt krijgen van de leerling. Enkele voorbeelden: Kan je daar wat meer over vertellen? Kun je dat uitleggen? Wat bedoel je daar precies mee? Klopt het als ik [vat samen wat je hebt gehoord] zeg?
A1a
Afronding Bespreek de vervolgstappen met de leerling: Wanneer hoort de leerling of hij het geworden is? Wanneer kan hij beginnen bij het bedrijf? Wat zal de start tijd zijn? Neem afscheid van elkaar. Indien je de leerling direct aanneemt: Geef hem een eventueel een korte rondleiding door het bedrijf om zijn werkplek te laten zien.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Tips voor het voeren van een sollicitatiegesprek Opening Hoewel niet nodig, ervaren veel leerlingen een sollicitatiegesprek als iets heel spannends. Het is daarom belangrijk dat je de leerling eerst op zijn gemak stelt. Open het gesprek met een informele vraag, bijvoorbeeld of hij het bedrijf gemakkelijk kon vinden, of een opmerking over het mooie weer. Bied de sollicitant wat te drinken aan en vertel wat over jezelf en je functie. Voor de leerling is het prettig om te weten hoe het gesprek ongeveer zal verlopen. Vertel hem daarom hoe het gesprek is opgebouwd, wanneer hij de gelegenheid heeft om vragen te stellen. Informatie over de organisatie en de waarzaamheden Na de opening geef je in het kort informatie over het bedrijf. Daarna vertel je iets meer over de werkzaamheden die de leerling zal gaan uitvoeren bij het bedrijf. Houd het kort en treed niet te veel in details. Vragen stellen aan de sollicitant In dit onderdeel is het de bedoeling om de leerling zoveel mogelijk aan het woord te laten om zoveel mogelijk relevante informatie te verzamelen, zodat je goed kunt bepalen of de hij geschikt en gemotiveerd is. Om zoveel mogelijk over de sollicitant te weten te komen, is het volgende belangrijk: Stel open vragen Door open vragen te stellen (‘Waarom heb je voor deze opleiding gekozen? Wat vond je leuk aan het werk van chauffeur goederenvervoer) stimuleer je een sollicitant over zichzelf te vertellen. Vraag door Beantwoordt de leerling je vraag te kort of te oppervlakkig of is het antwoord je niet helemaal duidelijk, vraag dan door. Bijvoorbeeld met vragen als ‘Kun je daar een voorbeeld van geven?’ of ‘Waarom was je het daar dan niet mee eens?’ Het is niet erg als er af en toe een stilte valt. De leerling voelt zich dan vaak verplicht de stilte op te vullen en vervolgt zijn verhaal. Vragen van de sollicitant Wanneer je van mening bent dat je voldoende te weten bent gekomen over de leerling, geef je hem de gelegenheid om vragen te stellen. Afsluiting In de afsluiting informeer je de leerling over de volgende stappen en op welke termijn hij een terugkoppeling krijgt. Vervolgens neem je afscheid van elkaar. Wanneer je besluit om de leerling aan te nemen, vertel de leerling dit en spreek een datum en tijd af waarop de leerling bij je bedrijf kan beginnen met werken.
VTL helpt je vooruit
A1b
Praktijkopleider
Checklist inwerkprogramma
Activiteit Wat?
Persoon
Tijdstip
Afgerond
Wie?
Wanneer?
Paraaf
Voorbereiden Bedrijfskleding regelen Gegevens leerling verzamelen Personeel inlichten Detacheringsovereenkomst van VTL tekenen Uitvoeren - introductie, specifiek voor de eerste praktijkleerdag Leerling ontvangen Bedrijfsinformatie geven Rondleiding door het bedrijf Werktijden bespreken: q op tijd beginnen q aantal uren q ziekte en ziekmelding Inplannen overlegmomenten met praktijkopleider Inplannen kennismaking met collega’s (o.a. toelichting functie, taken en verantwoordelijkheden) Toelichten werkzaamheden/activiteiten eerste dag: q q q Uitvoeren - inwerkenprogramma Bedrijfsregels toelichten: q kleding q pauzes q koffie, thee q roken q opruimen q gebruik (mobiele) telefoon q Informeren over Arbo, persoonlijke beschermingsmiddelen q werkschoenen q houding q veiligheid q Uitleg en afspraken heftruck: q q Opdrachten/werkzaamheden inwerkperiode bespreken en inplannen 1. 2. 3. 4. Begeleidingsplan opstellen: q rol leerling en praktijkopleider q doelen stellen q introductie/inwerkperiode opstellen q planning maken q opdrachten school q afspraken maken q voortgangsgesprekken
A2a
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Activiteit Wat?
Persoon
Tijdstip
Afgerond
Wie?
Wanneer?
Paraaf
Terugkijken Afrondend gesprek q evaluatie van het inwerkprogramma q vragen bespreken q afspraken maken q q Opmerkingen en aanvullingen
A2a
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Contactformulier Gegevens leerling Naam:
E-mail:
Voorvoegsel:
Adres:
Voornaam:
Postcode/Plaats:
Voorletters:
Geboortedatum:
Telefoon: Mobiel:
Vervoermiddel:
Gegevens ouders/verzorgers Naam 1:
Telefoonnr. 1:
Naam 2:
Telefoonnr. 2:
A7b
Gegevens Naam onderwijsinstelling:
Telefoon algemeen
Praktijkbegeleider/Docent:
Telefoon direct:
Adres:
Postcode/Plaats:
Gegevens KBB VTL Naam Adviseur buitendienst:
E-mail: Mobiel
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Handleiding - Aan de slag met de VTL Motivatie Matrix De VTL Motivatie Matrix is een praktisch instrument dat u in kunt zetten tijdens motivatiegesprekken met uw leerlingen. Enerzijds kan het instrument als een gespreksleidraad dienen en anderzijds is het eventueel een aanleiding om met de leerling ontwikkelingsdoelen te stellen. Uitgangspunt De VTL Motivatie Matrix is niet een wetenschappelijk onderbouwd instrument. Het is wel gebaseerd op bewezen modellen. De VTL Motivatie Matrix is afgeleid van de modellen van de kanjertrainingen en het model van Ofman. We hebben vooral een praktisch instrument willen maken dat u en uw leerling meer houvast biedt. Het materiaal Deze handleiding biedt u toelichting over het volgende materiaal: 1 Woordenlijst 2 Doelstellingen 3 Score overzicht: Meten, reflecteren en motiveren 4 Praatpapier: Karakter is zoals je bent, gedrag is wat je doet 5 Kernkwadrant sjabloon met dominantie zwarte smiley 6 Kernkwadrant sjabloon met dominantie rode smiley 7 Kernkwadrant sjabloon met dominantie gele smiley 8 Kernkwadrant sjabloon met dominantie witte smiley
B11a
Hieronder volgt de toelichting per onderdeel en achter in de handleiding vindt u tevens een praktisch stappenplan. De basis De basis onder het instrument is het indelen van gedrag naar 2 x 4 basistypen van persoonlijkheid. We gebruiken smileys om gedrag te typeren. De kleur, maar vooral de uitdrukking van de smiley, moet directe associaties oproepen. In ieder type gedrag herkennen we gewenste, neutrale en ongewenste gedragsuitingen. Karakter is zoals je bent, gedrag is zoals je doet
Praktijkopleider
De stoere
De oneerlijke
De humoristische
De gemene
De rustige
De aansteller
De enthousiaste
De saaie
Ieder mens kiest vooral dat gedrag waarbij ze zich prettig voelen (de kleur van de smiley). Dat kan prima uitpakken, als gekozen wordt voor de positieve mogelijkheden van die smiley (kleur). Moeilijker wordt het als vooral wordt aangesloten bij de negatieve kanten Ons uitgangspunt is dat je leerlingen moeten inzien welke smiley (kleur) hun voorkeur heeft en dat er aangesloten wordt bij de positieve mogelijkheden.
Wij zijn ervan overtuigd dat het motiverend werkt als leerlingen beter inzicht krijgen in hun voorkeursgedrag en daarnaast de mogelijkheden kunnen zien om binnen dat type gedrag zich optimaal te ontwikkelen. VTL helpt je vooruit
Start De leerling vult de woordenlijst van de VTL Motivatie Matrix in. Het is een lijst van 36 woorden. De leerling geeft per woord aan in hoeverre dat woord bij hem past op dit moment. Dat gebeurt op een schaal van 0 (helemaal niet aan de orde) tot 5 (helemaal aan de orde). Nadat alle woorden zijn beoordeeld neemt u de score over. U telt per rij de scores op en neemt vervolgens de score per rij over in het aangegeven hokje op het blad van de woordenlijst.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Analyse Nadat u alle totalen hebt overgenomen uit de woordenlijst van de VTL Motivatie Matrix telt u per rij en per kolom de totalen op. U heeft dan alle ingrediënten om een analyse te maken van het gedrag van uw leerling.
B11a
De hoogste scores per rij geven inzicht in het (volgens de leerling) favoriete gedragstype. Dat kunnen er meer dan één zijn! De kolomtotalen geven aan welk gewenst, neutraal en ongewenst gedrag een leerling laat zien.
Toepassen U bepaalt gezamelijk met de leerling (op basis van zijn score) zijn meest favoriete of passende gedragstype. u neemt vervolgens het passende kernkwadrantensjabloon met de meest dominale smiley/kleur, uiteraard gebaseerd op de score. u gebruikt dus slecht één van de vier kernkwadrantsjabonen om uw motivatiegesprek vorm te geven. De scores van voorgaand overzicht kunt u noteren op het passende kernkwadrantensjabloon, zodat u de kernkwaliteiten, de valkuilen, de uitdagingen en de allergieën van de leerling kunt bespreken Op basis van de score kunt u zien hoe het gedrag van de leerling gepositioneerd is in het betreffende sjabloon. Dit bespreekt u en geeft aanleiding om afspraken, uitdagingen, doelen te stellen.
Voorbeeld Bij deze leerling is het favoriete gedragstype de zwarte smiley. Hij scoort hoog op gewenst (14 van de 15 mogelijke punten) en neutraal gedrag daarbinnen. Hij scoort ook hoog op negatief gedrag. Dat is daarmee zijn valkuil. Hij “schiet door” en dan wordt het te veel van het goede. Zijn uitdaging is om in bepaalde situaties ander, positief, gedrag te laten zien. Dat lijkt ook haalbaar omdat deze leerling relatief hoog scoort op positief witte en rode smiley gedrag. Het gevaar dat hij “kiest” voor negatief tegenovergesteld gedrag is klein. Met andere woorden, deze leerling laat zich niet snel verleiden tot zijn allergie. Hij vertoont ook geen gedrag dat bij ‘anderen’ allergische reacties oproept.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Doelen stellen Na het gesprek stimuleert u de leerling om concrete doelen te stellen. De doelen worden beschreven door 4 vragen te beantwoorden. De doelen corresponderen met de 4 onderdelen van het kernkwadrant en de 8 gedragsmileys. Deze laat u de leerlingen invullen op de achterkant van de woordenlijst, zodat de leerling het geheel mee kan nemen en u een kopie kunt maken om te bewaren.
B11a
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
VTL Motivatie Matrix - 10 stappen plan Praktijkopleider
moedig
0 1 2 3 4 5
leiderstype
0 1 2 3 4 5
initiatiefrijk
0 1 2 3 4 5
A
humoristisch
0 1 2 3 4 5
bescheiden
0 1 2 3 4 5
chillen
0 1 2 3 4 5
luisteren
0 1 2 3 4 5
gevat
0 1 2 3 4 5
B
samenwerken
0 1 2 3 4 5
C
enthousiast
0 1 2 3 4 5
bazig
0 1 2 3 4 5
durf
0 1 2 3 4 5
overheersend
0 1 2 3 4 5
zelfverzekerd
0 1 2 3 4 5
D
dominant
0 1 2 3 4 5
ongeïnteresseerd
0 1 2 3 4 5
vervelend
E
0 1 2 3 4 5
giechelen
0 1 2 3 4 5
afwezig
0 1 2 3 4 5
F
afwachten
0 1 2 3 4 5
volgzaam
0 1 2 3 4 5
stil
G
0 1 2 3 4 5
nuchter
0 1 2 3 4 5
beheerst
0 1 2 3 4 5
gemeen
H
0 1 2 3 4 5
agressief
0 1 2 3 4 5
oneerlijk
0 1 2 3 4 5
I
uitlachen
0 1 2 3 4 5
stoken
0 1 2 3 4 5
irriteren
0 1 2 3 4 5
J
bang
0 1 2 3 4 5
aanstellerig
0 1 2 3 4 5
beïnvloedbaar
0 1 2 3 4 5
K
saai
0 1 2 3 4 5
meningloos
0 1 2 3 4 5
ontlopend
0 1 2 3 4 5
L
Stap 1: De leerling vult de woordenlijst in. U vertelt dat de leerling moet aangeven in hoeverre het desbetreffende woord van toepassing is op het gedrag van de leerling. Indien nodig, geeft u toelichting bij de woorden die onduidelijk zijn. Stap 2: U bepaalt de uitslag door de scores van de 3 woorden die naast elkaar op rij staan op te tellen en over te nemen in het gekleurde vakje naast de woorden.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Meten, reflecteren, motiveren
Icoon
Gewenst
Neutraal
Ongewenst
A
E
I
B
F
J
C
G
K
D
H
L
Icoon
Totaal
Stap 3: U neemt de scores over in de matrix in de juiste “cellen” van de matrix. De juiste cellen worden aangegeven met letters.
Totaal VTL helpt je vooruit
Karakter is zoals je bent, gedrag is zoals je doet
Praktijkopleider
De stoere
De oneerlijke
De humoristische
De gemene
De rustige
De aansteller
De enthousiaste
De saaie
Stap 4: U informeert de leerling over het gebruik van de smileys, de kleuren en gewenst, neutraal en ongewenst gedrag. U geeft nadrukkelijk aan dat de test en het gesprek geen waardeoordeel is! Het gaat er juist om inzicht te krijgen en uiteindelijk doelen te kiezen waarvan de leerling vindt dat er voordeel uit te halen valt.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
moedig
initiatiefrijk
w
a
eit lit
agressief oneerlijk
Va lk
l ui
Negatief tegenovergestelde
da gin g
e All
uitlachen
rg ie
stoken
irriteren bang
saai
beïnvloedbaar
ontlopend
aanstellerig
gemeen
Teveel van het goede
leiderstype
Kern k
B11a
meningloos
t Ui
Teveel van het goede
Positief tegenovergestelde
U kiest het ‘juiste’ kernkwadranten sjabloon bij de score. humoristisch chillen gevat
enthousiast
bescheiden
zelfverzekerd
samenwerken
durf
Stap 5: Op basis van de scores bepaalt u welke smiley (kleur) dominant is.
De smileys (kleur) die dominant zijn staan in de twee bovenste vakken.
luisteren
VTL helpt je vooruit
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Stap 6 Met de leerling bespreekt u alle kwadranten. U start links boven. dat is het gedrag dat de leerling erg goed past. Het zijn de kernkwaliteiten. Stel de vraag hoe de leerling dir gedrag nog meer kan ontwikkelen! U neemt het antwoord op de vraag bij stap 7 over in het eerste blok van het doelstellingenblad.
Stap 7: U bespreekt met de leerling het ‘gevaar’ van ‘teveel van het goede’. wat er gebeurt als ‘je goede gedrag’ doorschiet, dan wordt het negatief en praten we over een valkuil (rechtsboven). Stel de vraag hoe de leerling dir gedrag kan veranderen. Neem dit voornemen over in het tweede vak op het doelstellingenblad. Stap 8: U bespreekt met de leerling welk gedrag gewenst, handig, noodzakelijk, prettig is in bepaalde situaties. Dat is niet altijd het gedrag wat de leerling graag en goed laat zien. soms is dat ander gedrag. dat is niet altijd eenvoudig, vandaar dat we spreken over een uitdaging. Stel de vraag: “Van welk gedrag zou je ook blij worden?’ Neem dit voornemen over in het derde vak op het doelstellingenblad.
Stap 9: U bespreekt tot slot het vier kwadrant. het gaat hier om gedrag wat bij anderen tot allergische reacties kan leiden. het gaat ook om gedrag van anderen waar deze leerling zich aan kan ergeren. Stel de vraag van welk gedrag de leerling niet blij wordt en wil (moet) voorkomen. Neem dit voornemen over in het vierde vak op het doelstellingenblad.
VTL helpt je vooruit
B11a
Praktijkopleider
Stap 10: Loop met de leerling alles nog even door en laat bevestigen dat de vier doelstellingen juist zijn overgenomen. Het blad met de woordenlijst en doelstellingen op de achterzijde kunt u kopiëren zodat u en uw leerling beiden een exemplaar in bezit hebben. U kunt afspreken binnen welke tijd de leerling zich kan ontwikkelen. tijdens het volgende gesprek kunt u dit materiaal weer gebruiken als basis voor uw gesprek.
B11a
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Leerling dossier Om alle gegevens die belangrijk zijn voor de begeleiding van een leerling bij elkaar te hebben adviseert VTL u een leerling dossier samen te stellen. Hieronder leest u welke informatie volgens VTL allemaal in het dossier kan worden opgenomen: Hulpmiddel Algemeen Contactformulier Checklist sollicitatiegesprek Checklist inwerkprogramma Overzicht van werkzaamheden die passen bij de werkprocessen uit dossier Praktijkovereenkomst Begeleidingsgesprek formulier Beoordelingsformulier LB en LL Persoonlijke informatie leerling Motivatiematrix ingevuld door de leerling Leerstijlentest ingevuld door de leerling Algemene informatie vanuit VTL en ROC BPV-protocol BPVO Toolbox kaart opleiding leerling
Toolcode A.7.b A.1.a A.2.a
D.23.a B.11.b C.18.b
VTL helpt je vooruit
B13a
Praktijkopleider
Leerstijlen Iedereen heeft een persoonlijke leerstijl, dat wil zeggen: een manier van omgaan met leerstof en leeractiviteiten. Er zijn bijvoorbeeld mensen die het fijn vinden om te leren door veel vragen te stellen. Anderen zijn echte doeners, zij willen het liefst meteen met iets aan de slag. De ene leerstijl is niet beter dan de andere. Wel leent de ene stijl zich beter voor de ene dan voor de andere leersituatie. Dit verklaart bijvoorbeeld waarom sommige mensen niet op hun best zijn in een klassikale lessituatie, maar wel tot hun recht komen tijdens een het werken. De leerstijlen van Kolb De Learning Style Inventory (LSI), die ontwikkeld is door David Kolb, is een van de eerste en meest gebruikte modellen voor leerstijlen in het onderwijs. Deelnemers aan de test vullen lijsten in met statements zoals: Deelnemers moeten dan op een vierpuntsschaal opschrijven wat het meeste en het minste op hen van toepassing is. Deze vier voorkeuren komen volgens Kolb overeen met fasen in het leerproces, oftewel de leercirkel. De leerstijlen die Kolb onderscheidt, zijn kwadranten in deze leercirkel. In de cirkel staan dus zowel de verschillende fasen in een leerproces, als de verschillende typen die iemand kan zijn. De doener houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang. De bezinner kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag. De denker is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn. De beslisser plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Hij houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen. Leestips In het handboek van de praktijkopleider leest u tips hoe u kunt omgaan met de verschillende leerstijlen. Deze informatie kunt u vinden in hoofdstuk 25 tot en met 30 (pagina 63 tot en met 72). Ook in de training Praktijkopleider wordt verder ingegaan op de leerstijlen van Kolb.
VTL helpt je vooruit
C18a
Te snappen wat er gebeurt
Te luisteren en te kijken en informatie te verzamelen
Van alles meegemaakt te hebben
Ik vind het belangrijk om
SCORE
TOTAAL C
Ben ik vooral gericht op wat er nog zal gaan gebeuren
Laat ik alles nog eens door mijn hoofd gaan en denk erover na
Ben ik vooral bezig met wat er op dat moment gebeurt
Als er iets belangrijks gebeurt
TOAAL B
Wil ik snappen hoe het in elkaar steekt
Kijk en luister ik vooral
Ben ik het liefst actief bezig
Als ik iets nieuws moet leren
TOTAAL A
Denk ik goed over alles na
Stel ik mezelf vooral vragen
Doe ik alles op gevoel
Meestal
Denk ik daar goed over na
Heb ik over de anderen een mening of ze het goed of slecht doen
Heb ik heel goed in de gaten wat er gebeurt
Neem ik de dingen zoals ze zijn
Als ik met anderen moet samenwerken
Houd ik het liefst enige afstand
Denk ik vooral na over wat er gebeurt
Kijk ik vooral naar wat er gebeurt
Let ik voorla wat ik zelf voel of hoe ik het beleef
Als ik in een groepje zit
Beleef ik dat vooral gevoelsmatig en leef ik erg mee
Denk ik eerst na over wat er moet gebeuren
Vraag ik me af of het nut heeft wat ik moet doen
Laat ik alles op me afkomen
Meestal
Als er iets ergs gebeurt
Zoek ik naar verschillen met een vorige opdracht
B
A Probeer ik het eerst eens uit
4 Zet ik dat op mijn rekening?
3 Koop ik een nieuwe broek?
Krijg ik gelijk zin om te beginnen
Ga ik daarvan feesten?
Als ik een leuke opdracht krijg :
UITSPRAAK
Als ik onverwachts € 100 krijg dan:
Voorbeeld
D
C
TOTAAL D
Probeer ik daar meteen iets aan te doen
Mijn ideeën uit te proberen
Let ik vooral op wat ik dan kan doen
Begin ik meteen
Zeg en doe ik alles spontaan zonder na te denken over de gevolgen
Zeg ik hoe we aan het werk moeten
Ben ik vooral bezig
Heb ik gelijk mijn mening klaar
Kijk ik of ik het kan gebruiken
2
1 Geef ik dat een een goed doe?l
Praktijkopleider
Leerstijlentest
Hieronder staan een aantal uitspraken. Per uitspraak staan er vier mogelijkheden. Geef voor de uitspraak die het meest klopt 4 punten, voor de uitspraak die daarna het meest klopt 3 punten, de daaropvolgende 2 punten en voor de uitspraak die het minst klopt 1 punt.
Sla geen enkele vraag over en geef geen enkele uitspraak hetzelfde cijfer.
VTL helpt je vooruit
C18b
Type B, aantal punten
Bezinner Je hebt veel fantasie en je barst van de ideeën Je let goed op wat er gebeurt en kijkt graag naar andere mensen Als er iets gebeurt zie je meteen wat er misschien nog meer zou kunnen gebeuren Je begrijpt vaak snel wat de verschillende dingen die je ziet met elkaar te maken hebben Je bent creatief Je kunt chaotisch zijn en soms kun je niet kiezen uit alle mogelijkheden Je kunt soms besluiteloos zijn Je denkt graag van tevoren na over wat er moet gebeuren Je neemt pas een beslissing als je er goed over hebt nagedacht Je vindt het belangrijk om de mensen met wie je samenwerkt en je vrienden en vriendinnen goed te leren kennen Je vindt het prettig om met anderen te praten over gevoelens Jet hebt het nodig om je veilig te voelen en tijd om over dingen na te denken
Doener Je wilt graag een doel bereiken en je houdt van gezellig met anderen iets samen doen. Je past je snel aan in een groep Je wilt wel dat als je iets doet dat dat ook snel lukt Je wil graag betrokken zijn bij wat er gebeurt Je werkt graag volgens een goede planning Je vindt het belangrijk wat anderen van jou vinden Als iets niet lukt verlies je snel je interesse Je kunt snel ongeduldig worden en soms je zin doordrijven Je vindt het belangrijk steeds iets nieuwd te doen en je wilt graag zo veel mogelijk meemaken Als er een probleem is, wil jij dat het liefste oplossen Je hebt uitdagingen nodig Voor jou is humor, een goede sfeer en contact met anderen belangrijk Je reageert vaak spontaan. Denker Je vindt het belangrijk dat alles logisch is Je bent heel goed in het uitleggen van begrippen, regels en formules Je bent nauwkeurig en zelfstandig Nieuwe theorie wil je graag snappen Je denkt veel over allerlei dingen Je wilt de werkelijkheid graag indelen in systemen Voordat je aan een opgave begint wil je eerst de theorie snappen Je doet liever iets alleen Soms vlucht je weg uit de realiteit Je houdt van structuur en je hebt een duidelijk doel nodig voor je aan iets begint Een opgave moet voor jou uitdagend zijn: je moet er goed over kunnen nadenken Je wilt vragen kunnen stellen over de theorie die wordt behandeld Je houdt van orde en rust
Type C, aantal punten Beslisser Je bent gericht op het oplossen van problemen: voor elke probleem bestaat één oplossing Je wilt graag een doel bereiken en je maakt daarvoor een plan Je vindt het leuk om allerlei technische hulpmiddelen te gebruiken Als anderen van de hak op de tak sprinegn vind jij dat vervelend Soms maak je onhandige opmerkingen waardoor anderen zich gekwetst voelen Je houdt van praktische zaken Iets leren wil je eigenlijk alleen maar als je weet waarom het nuttig is Je vindt een leraar die goed uitlegt en dingen voordoet belangrijk Je hebt duidelijke meningen Je wilt oplossingen die je hebt bedacht ook zelf uitproberen
Type D, aantal punten
C18b
Type A, aantal punten
Praktijkopleider
Betekenis van de behaalde punten 9 t/m 14 deze manier van leren gebruik je bijna niet 15 t/m 21 deze manier van leren gebruik je soms 22 t/m 28 op deze manier kun je redelijk goed leren 29 t/m 36 op deze manier kun je goed leren en zo leer je ook het liefst Voorbeeld: als je bij A 23 punten hebt en bij B 34 en bij C 18 en bij D 15, dan ben je vooral een type B en gebruik je de manier van leren van type D bijna niet.
Hieronder vindt je de beschrijving van de vier types.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Doener Globale beschrijving Doeners storten zich helemaal en zonder voorbehoud in nieuwe ervaringen. Ze genieten van het hier en nu en zijn gericht op het opdoen van directe ervaringen. Zij zijn open van geest, niet sceptisch, en daardoor zijn ze snel enthousiast over alles wat nieuw is. Hun levenshouding is: “Ik moet alles ooit proberen”. Zij begeven zich op paden die anderen niet durven betreden. Hun dagen zitten vol activiteiten. Ze genieten van brandjes blussen. Zo gauw het enthousiasme over de ene activiteit verflauwt, zijn ze naarstig op zoek naar de volgende activiteit. Ze bloeien op bij een uitdaging, maar vervelen zich bij het invoeren en langdurig begeleiden van iets nieuws. Ze houden van gezelligheid en zijn constant bezig met andere mensen. Ze trekken alle aandacht. Eigenschappen Doelgericht, gericht op zichtbare resultaten. Ziet inspanningen graag beloond in concrete, herkenbare en tastbare vorm. Past zich snel en uitstekend aan aan nieuwe concrete situaties. Gebruikt goed zijn verstand bij de benadering van problemen. Accent op praktische vaardigheden. Heeft minder analytisch vermogen dan de denker, maar gaat af op informatie van anderen en eigen intuïtie. Brede praktische interesse. Nauwelijks geïnteresseerd in onderliggende theorie of technische details. Actiegericht; werkt proefondervindelijk, gaat problemen proberenderwijs te lijf. Onderzoekt, tracht nieuwe ervaringen op te doen. Krijgt veel gedaan. Geeft plannen en theorieën die niet bij de eigen ervaring aansluiten snel op. Handelt spontaan en intuïtief. Baseert beslissingen op totaalindrukken, meer dan op feiten en cijfers. Niet sceptisch, is bereid iets anders te proberen en enthousiast over alles wat nieuw is. Neemt graag risico’s, houdt van iets boeiends, verandering. Houdt niet van routines. Betrokken bij zeer veel nieuwe activiteiten, goede starter. Emotioneel, vertrouwt op eigen gevoel. Gevoelens van zichzelf en anderen zijn even belangrijk als welke harde feiten en gegevens ook. Zwakte is ongeduld, te hard van stapel lopen en daarmee samenhangend te grote risicobereidheid. Wil meteen ter zake komen. Pikt vaak een deelaspect van het probleem eruit dat uitzicht biedt op concrete resultaten. Anderen vinden hem soms drammerig en opdringerig. Neiging waarschuwingen in de wind te slaan. Kan goed met mensen opschieten. Persoonlijk, op mensen gericht; is betrokken en biedt anderen ondersteuning. Past zich goed aan bij mensen en situaties. Kan zich makkelijk in anderen inleven en sluit zich makkelijk aan bij de mening van anderen. Open van geest, staat open voor feedback en commentaar. Raadpleegt, vraagt om inlichtingen, informeert naar meningen en gevoelens bij anderen. Is graag samen met anderen. Afhankelijk van andere mensen om een taak uit te voeren. Bespreekt plannen met anderen, betrekt mensen bij een taak en geeft ze inspiratie. Taalgebruik actiegericht: “Laten we ..., Als ik nu een voorstel mag doen ...” Kenmerkende formuleringen “Ik heb zo’n idee dat ...” “Ik voel gewoon dat we ...” “Mijn intuïtie zegt me dat ...” “Ik heb het gevoel dat ...” “Mijn gevoel zegt me dat ...” “Mijn ervaring zegt me dat …” “De ervaring heeft mij geleerd dat ...” Sterke kanten Sterke kant is het stellen van doelen in de aanvangsfase van een project: Brengt het probleemoplossingproces op gang. Zeer actief. Activeert en motiveert de betrokken personen. Beargumenteert ideeën en posities. Betrekt anderen erbij. Spontaan en enthousiast. Sterke kant in de uitvoeringsfase van een project, is het implementeren en doorvoeren van een oplossing. Voert plannen uit, implementeert oplossingen. Praktisch gericht. Probeert zaken uit, onderzoekt de mogelijkheden. Zal verscheidene aanpakken proberen. Neemt nieuwe ideeën van anderen over. Neemt risico’s.
VTL helpt je vooruit
C18c
Praktijkopleider
Zwakke kanten Organiseert slecht, stelt moeilijk doelen. Onbezonnen, gaat onbewust en overijld te werk. Heeft zoveel projecten dat het onmogelijk is ze allemaal goed te overzien. Lopende zaken worden niet altijd afgedaan. Het kan moeilijk zijn voor anderen om de constante verandering te accepteren. Veel praktische ervaring maar weinig tijd voor reflectie. Risico dat hij teveel hooi op zijn vork neemt. Ideale leeromgeving Uitdaging en spanningsvolle situaties die om keuzes vragen. Afwisseling in programma-onderdelen en werkvormen. Ruimte voor humor, plezier en ontspanning. Feedback op eigen actie. Kunnen werken in een leuke, aardige en boeiende groep. Gelegenheid en de vrijheid om snel te kunnen reageren.
C18c
Als Doener leer je het meest van activiteiten waar je gelegenheid krijgt om iets nieuws te leren. je je kunt verdiepen in het ‘hier en nu’, met bijvoorbeeld rollenspellen, discussies. voortdurende afwisseling en opwinding hebt. in het voetlicht treedt, gestimuleerd wordt om actief te participeren. in het diepe gegooid wordt met een opdracht die je moeilijk vindt. ideeën kunt spuien, zonder de remmende werking van beleid, structuur of praktische realiseerbaarheid.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Bezinner Globale beschrijving Bezinners nemen graag afstand om hun ervaringen te overdenken en vanuit vele verschillende gezichtspunten of invalshoeken te bekijken. Zij verzamelen gegevens, zowel uit de eerste hand als van anderen, en herkauwen deze grondig voordat ze tot een conclusie komen. Uitgebreid informatie verzamelen en analyseren van gegevens leidt ertoe, dat ze het nemen van definitieve conclusies steeds neigen uit te stellen. Hun levenshouding is behoedzaam en terughoudend. Ze blijven het liefst op de achtergrond bij gesprekken en vergaderingen. Ze observeren graag hoe andere mensen bezig zijn. Ze maken een lichtelijk afstandelijke, verdraagzame, onverstoorbare indruk. Wanneer ze tot actie overgaan, past dat in een groter kader, en houden zij niet alleen rekening met de eigen inzichten, maar ook met die van anderen. Eigenschappen Goed in waarnemen, gebruikt ogen en oren; luistert en observeert aandachtig. Neemt zaken in zich op, stelt vragen. Overziet het geheel. Groot vermogen problemen te herformuleren; snel verbanden leggen tussen een aantal inzichten of observaties leiden tot een andere kijk op de zaak. Bezit een groot voorstellingsvermogen, waarmee hij een concrete situatie vanuit verschillende gezichtshoeken kan bekijken. Ziet veel alternatieven. Kan zichzelf voorstellen in verschillende situaties. Creatief, gebruikt zijn verbeeldingskracht en fantasie. Maakt vaak nieuwe en uiteenlopende ideeën of plannen. Komt tot zijn recht bij brainstorming. Inventief, scoort hoog in oplossen van problemen waarbij meerdere oplossingen mogelijk zijn. Reactief, afwachtend, weloverwogen. Verzamelt gegevens en onderzoekt die gegevens zorgvuldig alvorens tot een conclusie te komen. Laat liefst niets on-onderzocht. Timing is belangrijk, kan pas met iets anders verder gaan als hij klaar is. Neigt tot zolang mogelijk uitstellen van definitieve conclusies. Komt vaak niet tot besluiten, omdat hij steeds weer nieuwe alternatieven bedenkt en keuzes uitstelt, of geen keuzes kan maken. Geïnteresseerd in mensen; leert door naar anderen te luisteren, vervolgens door ideeën met een klein aantal mensen te delen en vorm te geven. Zoekt graag bij anderen bevestiging. Gericht op relaties met mensen, maar stelt zich in het sociale contact wat ingehouden, bedachtzaam of afzijdig op. Rustig, kalm, vriendschappelijk, ondersteunend, vermijdt ruzie. Gevoelsmens. Humoristisch, met gevoel voor ongerijmdheden. Brede culturele belangstelling, esthetische interesse. Idealistisch. Vrijzinnig, conformeert niet snel aan autoriteit. Meer zelfvertrouwen dan de beslisser. Is geneigd extremer te scoren op eens-/oneens-vragenlijsten. Taalgebruik wordt gekenmerkt door uitingen van persoonlijke beleving: “Ik voel dat, ik zie dat zo.” Gebruik van metaforen, beeldspraak en concrete voorbeelden (ezelsbruggetjes). Neiging van de hak op de tak te springen. Kenmerkende formuleringen “Stel dat .......” “Ga eens uit van gedachte dat .......” “Kunnen we er een zodanige vorm aan geven dat ......” “Is er misschien een manier om .....” “Kunt u op een of andere manier aannemelijk maken dat dit idee .......” “Laten we hierover wat ideeën naast elkaar zetten” Sterke kanten Sterke kant is probleem-identificatie; vergelijken van een gewenste situatie met de werkelijkheid en duidelijk maken waar de verschillen tussen de ideale situatie en de realiteit zitten. Zoekt en verzamelt achtergrondinformatie. Peilt meningen en gevoelens van anderen. Goed in het zien van dingen. Onderzoekt nieuwe, afwijkende patronen. Herkent discrepanties, storingen of problemen. Maakt problemen duidelijk. Ziet zaken in perspectief. Voelt kansen, mogelijkheden aan. Ziet wat hij kan gebruiken. Heeft creatieve mogelijkheden. Goed in creatief denken; ideeën bedenken. Bedenkt veel alternatieven. Kan wachten op het beste tijdstip. Erkent eigen stress-symptomen.
VTL helpt je vooruit
C18c
Praktijkopleider
Zwakke kanten Kan door de bomen het bos niet meer zien. Heeft veel ideeën maar is weinig actiegericht. Wacht te lang alvorens maatregelen te nemen. Wacht af hoe anderen de taak uitvoeren. Weinig kritisch. Is ongeduldig over kleinigheden. Ideale leeromgeving Ruimte voor het uiten van ervaringen en gevoelens. Tijd voor beschouwing en verwerking van waarnemingen en indrukken. Gelegenheid om anderen in de groep te leren kennen en hun standpunten te weten. Verschillende visies en opinies gepresenteerd krijgen om ze te vergelijken. Visuele presentatie van leerstof.
C18c
Als Bezinner leer je het meest van activieiten waar je in staat wordt gesteld en aangemoedigd wordt om zaken te bekijken, te overdenken. kunt luisteren en observeren, en daardoor afstand kunt nemen van zaken. Voorbeelden hiervan zijn het observeren van een groep bij het werk, het kijken naar een videoband, of zich tijdens een vergadering op de achtergrond opstellen. mag denken voor je handelt, tijd hebt om je antwoord voor te bereiden, mag overwegen voor je commentaar geeft, een kans krijgt om vooraf wat achtergrondinformatie te lezen. enig diepgaand onderzoek kunt doen, d.w.z. informatie vergaren, onderzoeken, tot de bodem van iets gaan. de kans hebt gebeurtenissen, en datgene wat je geleerd hebt, nog eens de revue te laten passeren. gevraagd wordt zorgvuldig overwogen analyses en rapporten te schrijven. geholpen wordt in een veilige omgeving van gedachten te wisselen met andere mensen. in jouw eigen tempo beslissingen kunt nemen, zonder druk van buiten af of binnen strakke tijdslimieten.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Denker Globale beschrijving Denkers verwerken hun waarnemingen in ingewikkelde maar logisch doordachte theorieën. Ze doordenken problemen op een consequente, stapsgewijze, logische methode. Ze neigen tot perfectionisme, dus vinden ze geen rust tot de dingen geordend zijn en ingepast in hun rationele schema”s. Denkers houden ervan te analyseren (van geheel naar delen) en te synthetiseren (van delen naar een geheel). Ze zijn dol op abstracte ideeën, uitgangspunten, principes, theoretische modellen, logisch redeneren en rationeel denken. De denker kijkt naar een groter geheel, en zoekt naar onderliggende wetmatigheden. Vragen die hij stelt zijn: Wat zijn de uitgangspunten? Hoe kan je die dingen met elkaar rijmen? Waar heb je dat vandaan? Ze zijn vaak objectief en onbevooroordeeld en benaderen de werkelijkheid consequent logisch. Ze verwerpen alles wat daar niet in past. Eigenschappen Groot analytisch vermogen. Stijl wordt gekenmerkt door het denken in heldere, logische en abstracte termen. Doordenkt problemen op een consequente, stapsgewijze en systematische manier. Betwijfelt, zoekt naar fouten, oefent kritiek uit. Redeneert inductief (van bijzonder naar algemeen). Verzamelt alle feiten, overweegt de mogelijkheden, maakt combinaties, herontwerpt, beproeft opnieuw. Brengt graag een verscheidenheid aan afzonderlijke feiten en observaties in een omvattende, logisch samenhangende verklaring samen. Leert door ideeën afzonderlijk te bestuderen, voegt ideeën samen om een nieuw plan of model op een georganiseerde manier te ontwerpen. Voorkeur voor logische en exacte theorievorming. Neiging tot perfectionisme. Opereert vanuit een bepaald kader. Rust niet eerder dan nadat de zaken zijn gecategoriseerd en ingepast in zijn rationele schema. Niet gericht op mensen. Werkt alleen, onafhankelijk. Onpersoonlijk, taak-georiënteerd. Stelt meer belang in abstracte ideeën dan in hetgeen andere mensen vinden en denken. Rationeel, logisch, analyserend, intellectueel. Geeft de voorkeur aan feiten. Denkt en leest. Breed georiënteerd. Niet emotioneel maar bedachtzaam en geduldig. Reageert secundair, handelt berekenend. Laat zich niet door emotionele betrokkenheid meeslepen. Vermijdt te diep in iets betrokken te worden. Maakt gebruik van diagrammen en modellen. Taalgebruik onpersoonlijk en zaakgericht: “Het is …, zo, dat.” Kenmerkende formuleringen “Als …, dan ..., tenzij ....” “Onderzoek heeft aangetoond dat ....” “Ik heb eens gelezen dat ...” “Ik denk dat dit niet klopt...” “Ik moet u erop wijzen dat ...” “Als gevolg van ... We zullen bij gevolg ...” “waarom is deze ... beter dan de vorige? … Wat zal er gebeuren, als ... Ik voorzie het gevaar dat...” “Waar blijven we, als ... ... Ik denk niet dat ... … Ik zie niet in waarom dat zou moeten volgen uit wat je zojuist hebt gezegd. … De cijfers die mij bekend zijn, verschillen van de cijfers die u hebt genoemd. … Dat is niet de enig mogelijke verklaring, ... Sterke kanten Sterkte is logica, nauwkeurigheid in het analyseren van een probleem en het komen tot een probleemstelling. Stelt de prioriteiten op basis waarvan een (deel-) probleemstelling kan worden bepaald, definieert dan het probleem. Bedenkt perfecte theoretische modellen. Overziet modellen en middelen die geschikt zijn om toe te passen op een bepaald probleem. Zoekt naar wat bruikbaar is. Maakt goed gebruik van ervaringen uit het verleden. Bedenkt alternatieve oplossingen voor een probleem. Gaat de mogelijkheden van het gebruik van verschillende alternatieven na. Definieert verwachtingen, stelt criteria op en voert een onderzoek uit, rekent de mogelijkheden uit. Ontwikkelt theorieën en formuleert modellen. Sterkte is het kunnen bedenken van perfecte theoretische modellen. Is een goede planner en organisator. Maakt plannen, bedenkt hoe oplossingen uitgevoerd moeten worden. Werkt georganiseerd. Werkt goed alleen.
VTL helpt je vooruit
C18c
Praktijkopleider
Zwakke kanten Soms beperkte toepasbaarheid van de theorie in de praktijk. De denker geeft theorie voorrang boven de feiten en laat zich moeilijk door concrete ervaring op andere gedachten brengen. Klopt een logische en exacte theorie niet met de feiten in de praktijk, dan zal hij de feiten opnieuw bekijken of terzijde schuiven, liever dan de theorie laten vallen. Vereist te veel bewijsmateriaal alvorens te handelen. eerstijlen Neemt weinig risico’s. Weinig realiteitszin. Laat het verleden met tegenzin los. Weinig waardering voor gevoelens, zowel van zichzelf als van anderen. Moeite met onderkennen eigen gevoelens. Ideale leeromgeving Duidelijke doelen en een heldere programmastructuur. Gelegenheid voor het stellen van vragen naar filosofische, theoretische of methodologische achtergronden. Complexe ideeën en vraagstukken aangeboden krijgen als een uitdaging om ze te begrijpen. Orde en rust om na te denken. Tijd en hulp om observaties een plaats te geven in eigen theorieën en begrippenkaders.
C18c
Als Denker leer je het meest van activiteiten waar je wat aangeboden wordt deel uitmaakt van een groter systeem, een overkoepeld model, concept of theorie. de kans krijgt de basismethodiek, de uitgangspunten of de logica achter iets te onderzoeken. Bijvoorbeeld door deel te nemen aan een vraag- en antwoordsessie, of door stukken op inconsequenties te bestuderen. iets uit moet leggen aan mensen van een hoog niveau, die je kritische vragen zullen stellen. kunt luisteren naar of lezen over waterdichte, interessante theorieën en concepten, die de nadruk leggen op rationaliteit of logica en dan hoeven ze niet eens zo relevant te zijn. de tijd hebt methodisch de verbanden tussen ideeën, gebeurtenissen en situaties te onderzoeken. je geestelijk moet inspannen, bijvoorbeeld door een ‘stevige kluif’ in de zin van complexe materie te moeten analyseren. je bevindt in gestructureerde situaties met een duidelijk doel. redenen voor succes of mislukking kunt analyseren en daarna generaliseren. interessante ideeën wordt aangeboden hoewel ze niet meteen belangrijk hoeven te zijn. geacht wordt ingewikkelde situaties te begrijpen en er aan deel te nemen.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Beslisser Globale beschrijving Beslissers proberen graag theorieën, technieken en ideeën uit om te zien of ze ook in de praktijk werken. Ze zoeken actief naar nieuwe ideeën, zoeken nieuwe theorieën tot op de bodem uit en nemen de eerste de beste gelegenheid waar om met de toepassing te experimenteren. Ze zijn het soort mensen dat na een cursus overloopt van de nieuwe ideeën die ze uit willen proberen in de praktijk. Ze pakken graag dingen aan en reageren snel. Direct in contact met anderen, ze draaien er niet omheen en worden ongeduldig bij oeverloze discussies. Ze zijn praktische mensen, die met beide benen op de grond staan. Ze nemen graag praktische besluiten. Het zijn probleemoplossers. Ze zien hun problemen als een uitdaging. Hun levenshouding wordt gekenmerkt door het “Het kan altijd beter” en “Als het werkt, is het goed”. Zij vragen vaak naar oplossingen in de vorm van “recepten”. Eigenschappen Sterkte is doelgerichtheid en planmatigheid: praktisch en toepassingsgericht. Past ideeën toe om problemen op te lossen. Komt goed tot zijn recht als ideeën in de praktijk gebracht moeten worden, vooral in situaties waar slechts één oplossing de juiste of mogelijk is. Beproeft verwachtingen objectief in de praktijk. Zet projecten op, doet onderzoek en experimenteert. Maakt theorieën bruikbaar, weet informatie goed op het probleem toe te spitsen. Niet emotioneel. Heeft graag de situatie onder controle. Gebruikt rationeel verstand en logica teneinde doelen te bereiken. Neemt stappen om taken uit te voeren. Zoekt actief naar nieuwe ideeën, theorieën of technieken om deze op toepasbaarheid in de praktijk te kunnen toetsen. Leert door met waarschijnlijkheden te werken en deze te beproeven om tot conclusies te komen. Zoekt nieuwe ervaringen. Handelt onafhankelijk van anderen. Sterke interesse in zaken betekent dat het sociale contact niet hoog op de prioriteitenlijst staat. Zakelijk, onpersoonlijk en direct in het sociale contact. Praat er niet graag omheen, snel ongeduldig tijdens discussies. Loopt vooral niet met zijn emoties te koop. Neiging zich op hoofdzaken te concentreren zonder zich door emotionele betrokkenheid af laten leiden. Stelt prijs op goede manieren, orde en regelmaat. Werkt snel en vol vertrouwen aan ideeën waartoe hij zich aangetrokken voelt. Neemt de verantwoordelijkheid. De drang om besluiten te kunnen nemen kan zo sterk zijn dat de kwaliteit in het geding komt. De beslisser loopt het risico liever een foute beslissing, dan helemaal geen beslissing te willen nemen. Autoriteitsgevoelig. Geneigd om mening te wijzigen onder druk van gezag. Onder deze groep vindt men de specialisten in een vakgebied, die uitblinken op een bepaald terrein waar ze begrippen, modellen en theorieën toetsen in de praktijk. Beroepsgroep vooral: Natuurwetenschappen. Uit onderzoek komt als prototype voor deze stijl de ingenieur naar voren. Taalgebruik logisch dwingend: “We moeten ..., hieruit volgt dat ...”. Praat in termen van structuur, orde en logica. Formuleert volgens een eenduidige gedachtegang. Kenmerkende formuleringen “Om te ....., zouden we kunnen …” “Zou het niet mogelijk zijn …” “het positieve is, dat we …” “Laten we …” “ “Als, dan zullen…” “onder welke omstandigheden zou….kunnen worden? …Ik heb een idee over hoe het zou kunnen worden gerealiseerd...” Sterke kanten Sterkte is het beoordelen van de gevolgen van de verschillende oplossingsmogelijkheden, testen van een aanpak in de praktijk, en het kiezen van een oplossing. Ziet problemen als normaal; als iets dat moet worden opgelost. Nieuwsgierig; gebruikt dit om feiten te verkrijgen. Stelt zich doelen en handelt ook dienovereenkomstig. Stelt prioriteiten vast, kiest uit alternatieve oplossingsmogelijkheden, richt zich op de meest doelgerichte aanpak. Evalueert plannen en mogelijkheden; zet proefsituaties op en test verwachtingen in de praktijk. Verklaart gegevens. Neemt besluiten. Werkt goed onafhankelijk.
VTL helpt je vooruit
C18c
Praktijkopleider
Zwakke kanten Geeft de taak voorrang boven mensen. Onderschat persoonlijke gevoelens. Ongeduldig. Neemt risico”s door te grote actiebereidheid. Overweegt geen alternatieven. Handelt soms vanuit een te dogmatische theorie. Heeft leiding nodig, maar wil het vaak alleen doen. Maakt geen doeltreffende gebruik van de sterke kanten van andere mensen. Ideale leeromgeving De rode draad in een presentatie kunnen ontdekken en vasthouden. Mogelijkheid om zelf praktische conclusies te trekken. Duidelijke relatie tussen leerstof en problemen in de eigen praktijk. Technieken en aanwijzingen om problemen zelfstandig op te lossen. Deskundige opleiders, die het zelf ook kunnen, als model. Gelegenheid tot experimenteren met zelf bedachte oplossingen.
C18c
Als Beslisser leer je het meest van activiteiten waar je meteen de kans krijgt het geleerde in praktijk te brengen. een duidelijk verband ziet tussen de stof en een voor jou herkenbaar probleem, of een situatie op het werk. technieken demonstreert, waarvan je de voordelen in de praktijk duidelijk kunt zien; bijvoorbeeld hoe je tijd kunt winnen, hoe je een goede eerste indruk kunt maken, hoe je met vervelende mensen kunt omgaan. de kans krijgt technieken uit te proberen en te beoefenen onder toezicht van iemand die in uw ogen een geloofwaardig expert is. Dat wil zeggen iemand die succes heeft in de praktijk en zelf de technieken die hij onderwijst kan toepassen. de leeractiviteit realistisch is, dus gericht op werkelijke praktijkproblemen en met echt aandoende praktijksimulaties. te maken krijgt met een lichtend voorbeeld waaraan je je kunt meten, bijvoorbeeld een gewaardeerde baas, een demonstratie van iemand met de nodige ervaring, een instructiefilm met veel voorbeelden. technieken krijgt aangereikt die van toepassing zijn op jouw eigen situatie. je kunt bezig houden met praktische zaken, bijvoorbeeld actieplannen opstellen met een duidelijk eindresultaat, het bedenken en voorstellen van directere methodes, het geven van adviezen, enzovoort.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Beoordelingsformulier (Chauffeur goederenvervoer) Datum: Naam deelnemer: Geboortedatum: BBL-opleiding BPV sinds: Beoordeling door leerbedrijf: A. Goed, vakbekwaam, competent B. Ruim voldoende C. Voldoende maar moet beter D. Slecht, past niet bij vakman in opleiding (A, B, C, of D in tekstvak invullen, met eventueel gewenste toelichting) 1 Kwaliteit (Handelt volgens instructies, laadt, lost en stapelt op de juiste manier, signaleert en meldt schade en manco’s enzovoort)
D23a
2 Prestaties (Werkt efficiënt en met inzet, is en begint op tijd, werkt in juiste volgorde, beperkt leegloop c.q. overuren, kan pieken aan, betrekt en helpt anderen, kan meerdere activiteiten doen, boekt resultaat enzovoort)
3 Beroepshouding (Correcte omgang met mensen en middelen, is geïnteresseerd in bedrijf en beroep, is oplettend en zorgvuldig met documenten en formulieren, leest en begrijpt memo’s en instructies)
4 Presentatie (Zorgt voor orde en netheid in eigen en directe werkomgeving, zoals loods, kantine, cabine, laadruimte, buitenkant auto, ziet er verzorgd en correct uit)
5 Veiligheid en gezondheid (Houdt zich aan regels en voorschriften, gaat verantwoord om met pallettruck, draagt veiligheids(hand)schoenen, rijdt veilig en verkeersvriendelijk, kent en past verkeers- c.q. wetregels toe, tilt en draagt verantwoord, is zich bewust van gevaren en risico’s, brengt zichzelf en/of anderen niet in gevaar enzovoort)
6 Collegialiteit en communicatie: (Helpt anderen op eigen initiatief, geeft duidelijk mogelijkheden/beperkingen aan, onderhoudt goed contact met andere medewerkers en leidinggevende, komt afspraken na, signaleert tijdig enzovoort)
VTL helpt je vooruit
Praktijkbegeleider
7 Zelfstandigheid (Heeft een goed werktempo, bereikt gewenste resultaten, heeft inzicht in het proces, behoeft niet dagelijks te worden gecontroleerd, start zonder toelichting of aansporing, signaleert afwijkingen enzovoort)
8 Vorderingen
9 Opdrachten takenboek
10 Geschiktheid
afspraken D23aGemaakte (Onderwerp: Wat doet de leerling? Wat doet de praktijkopleider? Wanneer moeten de zaken af zijn) 1 2 3
Evaluatie gemaakte afspraken 1 2 3
Bijzonderheden
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Formulier is ondertekend voor akkoord/gezien door praktijkopleider en deelnemer op: Datum: Deelnemer:
Praktijkopleider:
Handtekening:
Handtekening:
Namens VTL Naam:
Handtekening:
D23a
VTL helpt je vooruit
Praktijkbegeleider
Ervaringen van de leerling werknemer: A. Goed B. Ruim voldoende C. Voldoende maar kan beter op punt van ...... D. Onvoldoende, had beter verwacht van het bedrijf op gebied van ....... ( A, B, C, of D in tekstvak invullen, met gewenste toelichting ) 1 Introductie (Kennismaking, inwerken, enzovoort)
2 Samenwerking en sfeer (Met collega’s en leidinggevende)
D23a 3 Begeleiding en ondersteuning (Uitleg, mogelijkheden, opdrachten, enzovoort)
4 Hoe zou ik beter kunnen werken en leren
5 Tevredenheid werkplek
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
Feedback geven Feedback is een boodschap over het gedrag of de prestaties van een ander. Feedback is onmisbaar als u met anderen samenwerkt. U moet zo nu en dan kunnen zeggen dat het werk van de ander niet in orde is, of juist heel erg goed is. U stuurt elkaar bij door commentaar te geven. Bent u praktijkopleider, dan is het voor u extra belangrijk dat u feedback leert geven. Bij elke stijl van leidinggeven past u feedback vaak toe. Tijdens de praktijkopleiders training leert u meer over uw stijl van leidinggeven en feedback geven. In onderstaande informatie wordt praktische informatie gegeven. Feedback kan positief en negatief zijn U denkt bij feedback meteen dat het om iets vervelends gaat, maar feedback geven is ook welgemeende en gerichte complimenten uitdelen. Leerlingen leren vaak veel meer van duidelijk commentaar op werk dat ze goed hebben gedaan, dan van kritiek op fouten. Positieve feedback is heel motiverend. U kunt de ander vragen of u “in de toekomst nog meer van hetzelfde gedrag mag zien”. Daarmee is feedback geven een goede techniek om anderen te beïnvloeden. Formule voor het geven van feedback 1 Beschrijf veranderbaar gedrag. 2 Beschrijf concreet en specifiek gedrag dat u zelf hebt gezien of gehoord. 3 Gebruik een ‘ik-boodschap’. 4 Geef aan welk effect dat gedrag op u heeft. 5 Laat de leerling reageren. 6 Vraag om het gewenste gedrag. 7 Verken samen oplossingen of achtergronden.
D25a
1 Beschrijf veranderbaar gedrag U geeft altijd feedback op iets wat de leerling gedaan heeft en niet op hoe hij is. Het heeft weinig zin om tegen een leerling te zeggen dat ze altijd zo zit te stotteren, want daar kan hij waarschijnlijk weinig aan doen. Beschrijf alleen gedrag dat hij kan veranderen. Als de leerling weinig vragen tijdens het werk kunt u dit met hem bespreken. 2 Beschrijf concreet en specifiek gedrag dat u zelf heeft gezien of gehoord Feedback waarin de woorden ‘altijd’ of ‘overal’ of ‘nooit’ in voorkomen, slaat de plank mis. Zo loopt de feedback uit op een welles-nietes-ruzie. Het is beter om feedback zo concreet mogelijk en zo specifiek mogelijk te omschrijven zoals: “Het viel me op dat je vanmorgen met een koffiekopje de loods in liep, terwijl de afspraken zijn dat je alleen koffiedrinkt in de kantine.” Een extra regel is dat u het zélf gezien of gehoord moet hebben. Met feedback die u baseert op geklets, of eerlijke vertrouwelijke informatie, van anderen maakt u meer kapot dan u lief is. U beschadigt het vertrouwen van uw bron. De andere kan het ontkennen en wil meteen weten wie dat dan gezegd heeft. 3
Gebruik een ik-boodschap Een ik-boodschap is: “Ik kan je niet begeleiden als jij me niets vraagt.” Een jij-boodschap is: “Jij vraagt me niets.” Een jij-boodschap zegt: jij doet iets fout. En ik-boodschap zegt: ik zou het graag anders zien. Kunnen we het daar over hebben? Een ik-boodschap nodigt uw gesprekspartner uit om begrip op te brengen voor uw kant van de zaak. Door een jij-boodschap schiet de ander meteen in de verdediging.
4 Geef aan welk effect het gedrag van de ander op u heeft Laat uw gevoel spreken. Dat gaat al veel makkelijker als u een ik-boodschap geeft. Het gaat er immers niet om wat die ander nu precies heeft gedaan of nagelaten, maar u hebt problemen met de gevolgen ervan. U heeft iets nodig van de ander en dat moet u kunnen benoemen. “Doordat je voor de derde keer te laat kwam, kreeg ik het gevoel dat je je werk niet serieus neemt. Daardoor ga ik twijfelen of ik je het vak wel wilt leren." U kunt dus prima zeggen welke gedachten het gedrag van de ander bij jou oproept. Zo kan de leerling zich beter inleven.
VTL helpt je vooruit
Praktijkopleider
5 Laat de leerling reageren Geef de leerling de gelegenheid te reageren. Houd gewoon even uw mond, hoe moeilijk dat ook kan zijn. Vraag of de leerling u heeft begrepen en of hij zich het voorval hetzelfde herinnert als u. Is dat niet het geval, licht de boodschap dan toe met aanvullende voorbeelden. Durf om een reactie te vragen: “Begrijp je wat ik bedoel?” 6 Vraag om het gewenste gedrag U wilt graag dat de leerling zijn gedrag verandert. Help hem daarbij door duidelijk te zeggen hoe u het dan wilt: “Ik zou het fijn vinden als je je koffiebekertje direct weggooit als je klaar bent met drinken zodat de kantine netjes blijft voor de volgende ploeg die mag pauzeren.” 7 Verken oorzaken en oplossingen Als de leerlinghet met u eens is dat zijn gedrag moet veranderen kunt u gaan praten over oorzaken en oplossingen. Neem de tijd om te analyseren. Stel open vragen om te verkennen wat de oorzaken van zijn gedrag zijn. Zo geeft u de ander de ruimte om zijn gedrag toe te lichten. Vul niet in wat u dénkt dat de ander bedoelt. Maak duidelijk dat u de ander graag wil helpen waar nodig. Ga uw oplossing niet opleggen: “Zo mooi dat je het me eens bent, dan lijkt het mij het beste dat jij het project uitstapt.” U hebt samen een probleem, dus zoekt u sámen naar oplossingen. De leerling voelt zich medeverantwoordelijk als u hem zelf vraagt met voorstellen te komen, en zal zich ervoor inzetten afspraken in te lossen.
D25a
In deze fase komt het erop aan actief te luisteren. Wat de leerling zegt biedt immers aanknopingspunten om tot een oplossing te komen. U kunt natuurlijk pas deze laatste fase van het gesprek starten als de ander uw feedback een beetje heeft laten ‘indalen’. Als de leerling geëmotioneerd is, kunt u beter een afspraak maken om de volgende dag verder te praten. Ook moet de ander de feedback accepteren. Als hij uw feedback onzin blijft vinden, zult u eerst de vorige stappen nóg een keer langs moeten lopen.
VTL helpt je vooruit