Handboek Opleiden in de School
‘Waar wegen samenkomen, vormt zich een nieuwe weg’ (Lao Tse)
Kernteam OiS: Windesheim Flevoland / Pabo Almere Hospitaaldreef 5 1315 RC Almere www.windesheimflevoland.nl juli 2012
Agatha Andela Conny Boendermaker Yolanda Halbesma Angela Heinsman Pim Mol Frank Sengers Martinette Strik
Inhoudsopgave Voorwoord Leeswijzer Inleiding Begrippen Comaker, onderzoek, prestaties en opdrachten - Wat is een comaker - Hoe ontwerpt een basisschool een goede comaker? - Onderzoek op Windesheim Flevoland/Pabo Almere - Criteria onderzoek - Criteria onderzoek propedeuse - Criteria onderzoek jaar 2 en jaar 3 - Criteria onderzoek afstudeerfase - Studiepunten voor de comaker / VOE-codes van comaker - Handleiding plan van aanpak comaker - Plan van aanpak comaker - Zelfevaluatie en feedback - Overzicht opdrachten en prestaties Praktijkgids Windesheim Flevoland/Pabo Almere - Voorwoord - Het onderwijs op Pabo Almere - Structuur van de praktijk - Begeleiding - Beoordeling - Rollen en taken van de betrokkenen in de praktijk - Semesterplan - Lesvoorbereidingsformulier - Lesvoorbereidingsformulier assessmentlessen - Beoordelingsformulier stage periode 1.1 - Beoordelingsformulier stage periode 1.2 t/m 1.4 - Beoordelingsformulier stage jaar 2 t/m 4 - Procedure bij onvoldoende praktijkbeoordeling en format reparatieplan - Format praktijkmap lessenoverzicht Coachgroep - Inleiding - Voorbeeldplanning coachbijeenkomsten - Verzilveringscyclys - Ondersteuningsdocumenten coachgroep - Evaluatie coach Praktische informatie - Curriculum Opleiden in de school
-
Studiepunten overzicht 2012-2013 Jaarrooster Literatuurlijst
Organisatie - Functieprofielen - Competentieprofiel schoolopleider - Overlegstructuur - Nieuwsbrief Opleiden in de School en WISE - Inductiefase - Aanbod trajecten expertisecentrum Achtergrondinformatie - Samenvatting Opleiden in de School bij Windesheim Flevoland - Visie en kaders Opleiden in de school - Plannen OiS voor cursusjaar 2012-2013 - Informatie per opleidingsschool o Opleidingsschool ASG o Opleidingsschool Prisma o Opleidingsschool SKOFV-Almere o Opleidingsschool Lelystad/Dronten - Voorbeeld van een OiS-overeenkomst - Handreiking Comakership 2012-2013 - Kernkwaliteiten van opleidingsscholen - Zelfevaluatiekader voor Opleiden in School - Kwaliteitskader van een opleidingsschool
Voorwoord Afgelopen schooljaar (2011-2012) zijn we van start gegaan met ‘Opleiden in de School (OiS) nieuwe stijl’. Omdat nog niet alles was vastgelegd hadden schoolopleiders en coaches de ruimte om OiS zelf vorm te geven. Afgelopen jaar zijn, dankzij de inzet en flexibiliteit van schoolopleiders en coaches, mooie stappen gemaakt. Zo bleek uit de enquête die onder schoolopleiders, studenten en coaches is afgenomen dat iedereen het werken aan comakers als een kwaliteitsverbetering ervaart. De samenwerking tussen basisscholen, studenten en pabo leidt tot een win-win-win situatie. Zo heeft de basisschool een ‘expertiseteam’ in huis om aan het ontwikkelthema van de school te werken in de vorm van de coachgroep onder leiding van een vakdocent. Het bewust bezig zijn met de opleiding van toekomstige leerkrachten zorgt voor een professionaliseringsslag in de schoolteams. De studenten hebben door het netwerk om hem heen van (getrainde) mentor, schoolopleider en coach de garantie op een goede (praktijk)begeleiding. Door het werken aan levensechte vraagstukken krijgt het onderzoek van de studenten meer betekenis. De opleiding heeft door OiS de mogelijkheid nog dichter bij de actualiteit van de praktijk aan te sluiten. Coaches nemen dit mee terug naar de opleiding. Op grond van deze positieve ervaringen is besloten om komend jaar OiS nog verder uit te bouwen. Zo zullen komend studiejaar alle voltijdstudenten in Almere en Lelystad/Dronten hun praktijk lopen op een opleidingsschool. De coach zal nog een grotere rol in de opleiding van de studenten gaan vervullen omdat de oorspronkelijke tutorrol komt te vervallen. Ook de studenten die in de regio (Groot-Amsterdam of ’t Gooi) hun praktijk lopen maken komend jaar deel uit van een coachgroep. Wij zijn blij met de ontwikkelingen op het gebied van OiS. We hopen dat dit handboek de informatie (praktisch en achtergrond) geeft, die helpt om komend jaar de gezamenlijke opleidingstaak van scholen en pabo nog beter uit te voeren. Kernteam OiS: Agatha Andela, Conny Boendermaker, Yolanda Halbesma, Angela Heinsman, Pim Mol, Frank Sengers, Martinette Strik
Waar hij staat geschreven, kan ook zij worden gelezen. Dit handboek wordt eenmalig aangeboden in een papieren versie. Daarnaast is een digitale versie beschikbaar. In dit handboek wordt vooral de naam Windesheim Flevoland/Pabo Almere gebruikt. Daar waar het de leesbaarheid in de weg staat is er gekozen voor een andere benaming.
Leeswijzer Dit handboek is bedoeld voor een ieder die geïnteresseerd is in ‘Opleiden in de School’ van Windesheim Flevoland/Pabo Almere. Het handboek is in de eerste plaats geschreven voor schoolopleiders, mentoren en coaches, maar bepaalde delen van het handboek zijn ook interessant voor schoolleiders en besturen en vanzelfsprekend ook voor studenten. De visie op OiS wordt weergegeven en daarnaast staan in dit handboek allerlei organisatorische en praktische zaken beschreven en toegelicht. Naast een inhoudelijke verantwoording biedt dit handboek dan ook de informatie die nodig is om in de praktijk aan de slag te gaan. Na een inleiding en een begrippenlijst volgt eerst de informatie die vooral voor schoolopleiders, mentoren en coaches van belang is om het praktijkdeel van de studie (inclusief comaker en opdrachten) goed te begeleiden. Naast informatie bevat dit deel van het handboek ook de formats voor onder andere het plan van aanpak en de lesvoorbereiding, beoordelingsformulieren en suggesties (met toelichting) voor methodieken om met de coachgroep te werken. Daarna volgt er de praktische informatie met daarin het jaarrooster van Windesheim Flevoland/Pabo Almere, het studiepuntenoverzicht en de literatuurlijst en een deel over de organisatie van OiS met daarin informatie over de inductiefase, functieprofielen en overlegstructuren. In het laatste deel van het handboek vindt u achtergrondinformatie met hierin onder andere de visie van Windesheim Flevoland/Pabo Almere en de verschillende besturen op Opleiden in de school, een toelichting op de samenhang en samenwerking tussen de verschillende betrokkenen en een uitgebreid overzicht van de kaders. Deze visie is stevig verankerd binnen Windesheim Flevoland/Pabo Almere en komt overeen met onze algemene visie op het opleiden van goede startbekwame leerkrachten.
Inleiding Kader Vanaf 2005 is er een dieptepiloot ‘Opleiden in de school’ waarin een aantal scholen binnen ASG (Almeerse Scholen Groep) en Windesheim Flevoland/Pabo Almere samen de opleiding van toekomstig leerkrachten basisonderwijs verzorgen. Hiermee is een basis gelegd voor vergaande samenwerking tussen opleiding en werkveld. De winst van Opleiden in de school zit in de kwaliteit van de pendel tussen theorie en praktijk en de intensiteit van de opleiding. Door samenwerking tussen scholen en pabo verwachten we leerkrachten op te leiden die optimaal zijn toegerust op het werk in de scholen. Vanuit een stevige kennisbasis werken studenten aan levensechte vraagstukken uit de actuele onderwijspraktijk. Visie Opleiden in de school van Windesheim Flevoland/Pabo Almere Windesheim Flevoland/Pabo Almere wil met Opleiden in de school kennis, praktijk en begeleiding samenbrengen zodat dit resulteert in (aankomende) professionals die zich kenmerken door een actieve, onderzoekende en kritische houding, gericht op kwalitatief goed onderwijs. We focussen op integrale competentie-ontwikkeling tot onderwijsprofessionals. Kennisdeling in en buiten de opleidingsschool maakt deel uit van de onderzoekende en lerende houding. De opleidingsomgeving verbindt een aantal kernwaarden aan deze nieuwe manier van opleiden. Vertrouwen hebben in elkaar, hoge doelen stellen en elkaar op proces en resultaten durven aanspreken zijn essentiële uitgangspunten. Dit vraagt een gelijkwaardige verhouding tussen de opleidingspartners en Windesheim Flevoland/Pabo Almere en tussen schoolteams en studenten. Windesheim Flevoland: Comakership Vanaf september 2010 valt Windesheim Flevoland/Pabo Almere onder Windesheim Flevoland. Windesheim Flevoland profileert zich in haar samenwerking met het werkveld. De term die hierbij gehanteerd wordt is Comakership. Comakership is een samenwerkingsvorm waarbij twee organisaties gezamenlijk tot een eindproduct komen. Bij deze vorm van samenwerken zijn beide partners betrokken bij zowel ontwikkelfase als uitvoeringsfase. De benaming comakership geeft aan dat beide partijen kennis en middelen inzetten. Binnen de opleidingen van Windesheim Flevoland ontwikkelen studenten producten (en kennis) en verlenen ze diensten als onderdeel van de opleiding. Windesheim Flevoland/Pabo Almere geeft invulling aan deze uitgangspunten binnen opdrachten, prestaties en onderzoeken van studenten binnen ‘Opleiden in de school’. De organisatie van de Opleidingsschool Windesheim Flevoland/Pabo Almere neemt de definitie van Opleidingsschool over van het Ministerie van OCW, namelijk: ‘Onder een Opleidingsschool verstaan we één of meerdere basisscholen, vallend onder één of meerdere besturen en een lerarenopleiding’. De term ‘Opleidingsschool’ wordt binnen de visie van Windesheim Flevoland/Pabo Almere gebruikt voor een groep basisscholen die nauw samenwerkt met Windesheim Flevoland/Pabo Almere. Windesheim Flevoland/Pabo Almere werkt met 4 opleidingsscholen: Opleidingsschool ASG, Opleidingsschool Prisma, Opleidingsschool SKOFV-Almere en Opleidingsschool Lelystad/Dronten. ‘Opleiden in de school’: het curriculum Het curriculum heeft uitgangspunten die voortkomen uit het onderwijsveld en de onderwijsconcepten van de verschillende opleidingsscholen/basisscholen en uitgangspunten die voortkomen uit de visie van Windesheim Flevoland/Pabo Almere en Windesheim Flevoland op het opleiden van studenten. Per school kan de focus van de schoolontwikkeling en de onderwijsinhoud verschillen. Dit vraagt om ruimte in het curriculum, zodat echte
praktijkopdrachten een rol kunnen spelen in het leren van de student. Het is van belang dat enerzijds rekening gehouden kan worden met speciale onderwijsconcepten en anderzijds met de eisen die aan het pabo-diploma worden gesteld. Coachgroep In de coachgroep worden ongeveer 15 studenten begeleid door een coach en een schoolopleider. De coachgroep is jaardoorbroken en ingedeeld op grond van basisschool en ontwikkelthema van de school. In de coachgroep vindt zowel studiebegeleiding als praktijkbegeleiding plaats. In de coachgroep wordt gewerkt aan de brede competentieontwikkeling van de student. In deze groep werken studenten uit verschillende jaren samen aan de comaker (opdracht vanuit het ontwikkelthema van de school) en worden zij begeleid door een vakinhoudelijke coach. Spoorcolleges In de spoorcolleges op de pabo worden studenten wegwijs gemaakt in jaarlaagspecifieke zaken en worden vaardigheden als het invullen van lesvoorbereidingsformulieren en het voeren van oudergesprekken geoefend. Een deel van de studieloopbaanbegeleiding vind plaats in deze spoorcolleges een ander deel in de coachgroep. (spoor staat voor: samen, presteren, onderzoeken, ontwikkelen en reflecteren). Comakers, Prestaties en domeinopdrachten Studenten werken aan comakers(opdrachten vanuit het ontwikkelthema van de school). Daarnaast is er ruimte voor vrije prestaties, voor derde- en vierdejaars studenten, die aansluiten op de ontwikkeling van de student en aan voorgeschreven domeinopdrachten, die gericht zijn op het ontwikkelen van de kennisbasis voor de verschillende vakken bij de student. De domeinopdrachten sluiten aan bij colleges die in het semester gegeven worden en bij de theoretische toetsing. Onderzoekslijn Studenten van Windesheim Flevoland/Pabo Almere leren om onderzoek uit te voeren vanuit praktijkvragen. Ze oefenen gedurende hun opleiding voortdurend met het opzetten, uitvoeren en rapporteren (mondeling of schriftelijk) van onderzoek. Deze onderzoekslijn is terug te vinden in zowel de comakers, de prestaties als de domeinopdrachten en zal dus in de coachgroepen een belangrijke rol spelen. In de spoorcolleges wordt de benodigde kennis aangereikt. De winst van Opleiden in de school is de pendel tussen theorie en praktijk en de intensiteit van de opleiding. Door samenwerking met scholen, volgens het in dit stuk beschreven model, verwachten we leerkrachten op te leiden die optimaal zijn toegerust op het werk in de scholen. Vanuit een stevige kennisbasis (“Body of Knowledge & Skills”) werken studenten aan levensechte vraagstukken uit de actuele onderwijspraktijk. Het opleiden en de samenwerking stoppen niet bij het afstuderen maar lopen door tot in ieder geval de eerste twee jaar van het werk als leraar basisonderwijs (inductie). Op dat moment zijn de leerkrachten niet alleen optimaal toegerust voor het werk in de onderwijspraktijk, maar ook startklaar voor een professionele educatieve masteropleiding.
Begrippen Assessment Een vaardigheidstoets waarin de student aantoont zowel in de praktijk als op de opleiding de comptenties te beheersen op propedeuse-, hoofdfase-, dan wel afstudeerniveau. Coach De instituutsopleider die vanuit zijn vakexpertise gekoppeld is aan een ontwikkelthema. De coach begeleidt de studenten van een of meer basisscholen die aan dat ontwikkelthema (in de vormgeving van een comaker) werken. Daarnaast verzorgt de coach de studiebegeleiding voor de coachgroep. Coachgroep Een coachgroep is een groep studenten, samengesteld uit jaar 1 t/m jaar 4, die gezamenlijk werken aan het ontwikkelthema van de school. De studenten werken op het niveau van hun leerjaar, begeleid door de coach van de pabo Comaker Een complexe taak/opdracht, die zowel kennis, vaardigheden als persoonlijke kwaliteiten van de student vraagt en aansluit op de ontwikkelingen op de basisschool. Een comaker kan geformuleerd zijn door stageschool, Windesheim Flevoland/Pabo Almere of student(en) zelf. Competenties Een complex geheel van vaardigheden, houding en kennis, dat nodig is om goed te functioneren in een bepaalde context. Mentor De groepsleerkracht die de dagelijkse praktijkbegeleiding voor de student verzorgt. Portfolio Een bewijsmap waarmee de student bepaalde competenties aantoont. Praktijkmap Een verzamelmap met alle belangrijke en voor de begeleiders noodzakelijke documentatie met betrekking tot de praktijk van de student, met daarin onder andere lesvoorbereidingen, lesevaluaties, feedback en praktijkbeoordelingen. Deze map heeft de student elke praktijkdag bij zich en deze wordt ook dagelijks aangevuld. De praktijkmap is in te zien door de mentor, de coach en de schoolopleider. Schoolopleider Verantwoordelijke voor Opleiden in de School binnen een of meer basisscholen. De schoolopleider denkt en begeleidt mee op het ontwikkelthema maar begeleidt ook de mentoren en studenten in de praktijk. Spiegelschrift De student schrijft een aantal keer tijdens de studie een reflectieverslag, waarin hij aangeeft welke competenties hij ontwikkeld heeft, door het volgen van de colleges, door het werken aan de comakers en andere opdrachten en door zijn ervaringen in de praktijk. Ook koppelt hij daarbij theorie aan praktijk. SPOOR Jaargebonden collegereeks waarin studentbegeleiding en het aanleren van vakoverstijgende vaardigheden een plek hebben. SPOOR is de afkorting van: Samen Presteren, Onderzoeken, Ontwerpen en Reflecteren. Verzilveringsgesprek (studieloopbaangesprek) Aan het eind van iedere periode bespreekt de coach van de pabo de ontwikkeling en studievoortgang met de student. In dit gesprek maakt de student zichtbaar wat hij geleerd heeft en geeft zijn ontwikkelpunten aan.
Comaker, onderzoek, prestaties en opdrachten In dit hoofdstuk wordt alles rondom de comaker verduidelijkt. In dit deel van het handboek staan de formulieren die nodig zijn om een goed plan te maken, de beoordelingsformulieren en de zelfevaluatieformulieren voor de student. Door de criteria voor onderzoek op verschillende niveaus te omschrijven kan er in de jaarlaagdoorbroken coachgroep in heterogene groepjes aan de comaker gewerkt worden.
Inhoudsopgave: -
Wat is een comaker Hoe ontwerpt een basisschool een goede comaker? Onderzoek op Windesheim Flevoland/Pabo Almere Criteria onderzoek Criteria onderzoek propedeuse Criteria onderzoek jaar 2 en jaar 3 Criteria onderzoek afstudeerfase Studiepunten voor de comaker / VOE-codes van comaker Handleiding plan van aanpak comaker Plan van aanpak comaker Zelfevaluatie en feedback Overzicht opdrachten en prestaties
Wat is een comaker? Het Comakership is een onderwijsvorm waarbij leren en het opdoen van praktijkervaring een onlosmakelijk geheel vormen en waarbij de nauwe samenwerking tussen de student, een externe opdrachtgever en de opleiding centraal staat. Voor studenten van Pabo Windesheim Flevoland betekent dit dat ze een opdracht (comaker) uitvoeren voor de basisschool waar ze stagelopen. Het is een tripartite overeenkomst waarbij alle partijen (studenten, opleiding en basisscholen) zo veel mogelijk voordeel kunnen halen uit deze vorm van samenwerking. Voorwaarde voor het toepassen van deze onderwijsvorm is dat studenten begeleid worden op het gebied van projectmatig werken, het plannen van werkzaamheden, het opleveren van producten en documenten, samenwerken en communiceren met een opdrachtgever. Bij Pabo Windesheim Flevoland noemen we het onderzoek dat de studenten ontwerpen en uitvoeren, gebasseerd op het ontwikkelthema dat de basisschool aanlevert en uitvoeren de comaker.
Student
Kennis deling
Basisschool
Pabo
Hoe ontwerpt een basisschool een goede comaker? Als het gaat om het stellen van goede leer- en onderzoeks-vragen, persoonlijke leervragen, maar vooral vanuit het ontwikkelthema van de basisscholen, is het goed te bedenken dat vragen stellen grootser is dan antwoorden geven. Alles begint met verwondering, het begin van inzicht. Alles wat onderzocht wordt, vanuit wat iemand echt wil weten, leren en onderzoeken, levert meer op dan wanneer opdrachten worden gegeven, plichtmatige vragen worden beantwoord. Als leerkrachten (in opleiding) onderzoek doen, kunnen hier twee hoofddoelstellingen aan gekoppeld worden. 1. Het onderzoek doen kan ingezet worden vanuit het didactische concept, als (leer)middel om kennis over een bepaald onderwerp te vergaren. 2. Het onderzoek kan een opleidingsdoelstelling zijn, waarbij het vormen van een onderzoekende houding centraal staat, en ook het beschikken over onderzoeksvaardigheden, zodat de leerkracht (in opleiding) in staat is haar eigen praktijk te onderzoeken. Elke leerkracht zou moeten beschikken over onderzoeksvaardigheden om (in ieder geval) het eigen handelen te kunnen verbeteren. Als het gaat om onderzoek doen binnen het HBO, binnen het concept van Opleiden in de school, spelen de volgende vragen: wat ligt bij de studenten, wat ligt bij de pabo en wat ligt bij de opleidingsschool? Het belangrijkste is het helder maken van verwachtingen, goed leeren onderzoeksvragen formuleren, goed plannen en met elkaar bespreken wat er verwacht wordt aan kennis, kunde en producten voor de opleidingsscholen. Het belang van goed opdrachtgeverschap, het vanuit het ontwikkelthema goed (mee)formuleren van leer- en onderzoeksvragen, betekent veel voor zowel de pabo, de opleidingsscholen en de studenten. Studenten kunnen kennis ontwikkelen, en vanuit die kennis bijvoorbeeld producten voor in de praktijk maken. Daarnaast kunnen zij binnen het thema van de school hun leervragen stellen en deze beantwoorden. Zij sluiten dan aan bij zowel de ontwikkeling van de school als bij hun eigen ontwikkeling. Studenten gaan samenwerken met teamleden, in de praktijk en op het vlak van doorontwikkelen op het thema. Vanuit het werken binnen het concept van Opleiden in de school van Windesheim Flevoland in samenwerking met de opleidingsscholen kunnen de volgende praktische tips úit de praktijk vóór de praktijk gegeven worden: o De coach van de pabo en de schoolopleider formuleren samen met de studenten de onderzoeks- en leervragen. o Zij stellen dan gelijk vast wie op school informatiebron, expert en/of opdrachtgever is (schoolopleider, IB, mentor, ouder(s), kinderen). o Zij stellen tevens vast wat zij graag aan proces en product terug willen zien van de student(en), in welke vorm, op welk moment, en met wie als publiek. o De plannen van aanpak worden gezien door de betrokkenen: pabo en opdrachtgever(s); de pabo bewaakt het HBO-niveau van studenten, de school bewaakt het zinvol werken vanuit het ontwikkelthema en het nut voor de school. o De school informeert het team: iedereen kan de bron, de opdrachtgever zijn, studenten leveren werk dat direct tot nut is voor de school. o De school en de pabo maken een goede (semester-/jaar)planning, zodat iedereen op de juiste momenten aanwezig kan zijn.
Onderzoek op Windesheim Flevoland/Pabo Almere Waarom moet een leerkracht onderzoeksvaardig zijn? Ervaringen opdoen met onderzoek is om verschillende redenen belangrijk voor pabostudenten. Ten eerste, een leerkracht is constant bezig met methodisch handelen in de beroepspraktijk. Een leerkracht vraagt zich voortdurend af: is dit eigenlijk wel een goede les; is dit een goede aanpak voor dit kind? Bovendien kan van een leerkracht verwacht worden dat hij onderzoek voor de beroepspraktijk kan opzetten en uitvoeren. De directeur kan bijvoorbeeld vragen om eens kritisch het leesonderwijs in een bouw onder de loep te nemen en een aantal verbeterpunten te formuleren. Als studenten willen doorstromen naar de universiteit, dan is het van belang dat er ervaring is opgedaan met het verrichten van onderzoek van de beroepspraktijk. Vandaar dat binnen Pabo Windesheim Flevoland gewerkt wordt met onderzoeksopdrachten. De comakers zijn een belangrijk element in de onderzoekscyclus. Zie hieronder de drie niveaus van onderzoek die relevant zijn voor de beroepspraktijk van leerkracht in het primair onderwijs. Niveau van Product Voorbeeld Wie? onderzoek De kwaliteit van je eigen onderwijs
les/handeling
Is dit een goede les/aanpak voor dit kind?
alle leraren
De kwaliteit van het onderwijs op je school
methodiekontwikkeling
Hoe kan het leesonderwijs op mijn school verbeterd worden?
vooral leraren met speciale taken
De kwaliteit van de hele beroepsgroep
onderzoeksrapport
Hoe werken onderwijzend personeel en onderwijsondersteunend personeel samen in het PO?
- leraren met onderzoeksinteresses - studenten die doorstromen naar het universitair onderwijs
Onderzoeksmatig handelen is niet alleen kenmerkend voor het hoger onderwijs (HBO en WO), Pabo Windesheim Flevoland vindt het zeer belangrijk dat studenten met een open onderzoekende houding de praktijk ingaan en dat deze houding later kenmerkend blijft. Als leerkracht ben je nieuwsgierig en onderzoek je voortdurend de wereld om je heen. Je doet onderzoek naar kinderen en de ontwikkeling van kinderen. Naar leren en opvoeden, naar prikkels en uitdagingen, naar belemmeringen in die ontwikkeling en naar manieren om die weg te nemen. Naar gedrag van individuele kinderen en groepen kinderen en naar wegen om er invloed op uit te oefenen. Om te stimuleren, te motiveren en samenwerkend te leren. Kortom, vanuit een gedegen kennisbasis doe je onderzoek naar onderwijs dat optimaal aansluit op de behoeften van je kinderen. Ook onderzoek je jezelf en hoe anderen je zien in je relatie met kinderen, collega’s, ouders en verzorgers en deskundigen in en om de basisschool. Het is precies deze houding die ervoor zorgt dat studenten open blijven staan voor een leven lang leren! Dit is de reden waarom onderzoek één van de vier onderdelen is van het beoogde profiel van de afgestudeerde leerkracht van Pabo Almere. In het profiel V.O.O.R., herken je naast je Verbinden met kinderen, onderwijs Ontwerpen, en Reflecteren en evalueren, ook het Onderzoeken. De leerkracht basisonderwijs 1. Verbindt zich met kinderen 2. Onderzoekt 3. Ontwerpt onderwijs
4. Reflecteert en evalueert
Onderzoeksvaardigheden in het curriculum Het onderdeel onderzoek dient in het curriculum opgenomen te zijn om het reflectiefonderzoeksmatig handelen van de student te ontwikkelen dan wel te versterken. Dit handelen is kenmerkend voor de HBO-student en voor in het bijzonder de afgestudeerde student aan Pabo Almere. In het verleden is getracht tot een beschrijving te komen van HBO-niveau. De HBO-raad heeft tien HBO-kernkwalificaties opgesteld voor haar opleidingen. Enkele kwalificaties refereren direct, dan wel indirect aan reflectief-onderzoeksmatig handelen, zoals toepassing van de wetenschap, probleemgericht werken en methodisch en reflectief denken en handelen. Ook de Vijf Dublin descriptoren refereren aan onderzoeksmatig handelen als HBO-kenmerk (o.a. oordeelsvorming en toepassen kennis en inzicht). Het gaat hierbij steeds om de toepassing van wetenschap: De toepassing van beschikbare relevante (wetenschappelijke) inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten bij vraagstukken waar afgestudeerden in hun beroepsuitoefening mee worden geconfronteerd. Naast de kenmerkende eigenschappen: verbinding maken met het kind (1) en het ontwerpen van onderwijs (3), zijn een onderzoekende houding (2) en het in staat zijn tot reflectie (4) prominent aanwezig in het profiel. De startbekwame student van Windesheim Flevoland heeft dus een duidelijk onderzoekende houding: hij zet veelvuldig vraagtekens en zoekt constant naar verbetering. Daarnaast bezit de startbekwame leraar van Windesheim Flevoland/Pabo Almere de kennis en de vaardigheden om praktijkgerelateerd onderzoek uit te voeren. Onderzoeksmatig handelen Fasering in onderzoek op Pabo Windesheim Flevoland 1: Informatie verzamelen 1a. Ontwerpen (plan van aanpak) • onderwerp kiezen: bepaalde praktijksituatie levert student verbazing/twijfel/interesse op • informatie verzamelen: literatuuronderzoek • begripsafbakening (theoretisch kader schetsen en probleemstelling en vraagstelling formuleren • eventueel materiaal maken (lesmateriaal/ enquêtes) • onderzoeksvoorstel schrijven en presenteren 1b. Operationaliseren (van theorie naar praktijk) • data in de praktijk verzamelen (gebruik en toetsing eigen materiaal en/of afnemen enquêtes) 2: Informatie verwerken: analyse 2a. Waarderen (Welke conclusie trek je voor jezelf en welke aanbevelingen zou je doen naar aanleiding van dit onderzoek?) • data verwerken (materiaalgebruik evalueren, kwantitatieve analyse/kwalitatieve analyse) • conclusies trekken • aanbevelingen doen 3: Informatie gebruiken: rapporteren en reflecteren 3a. Resultaten communiceren • rapport opstellen • onderzoek presenteren 3b. Reflecteren • reflectie op methodiek en praktijk (tops en tips van fase 1-4 verwoorden)
Mogelijke typen onderzoek van pabostudenten Exploratief onderzoek Onderzoek dat aan de hand van observaties een eerste indruk geeft van een situatie. Deze manier is een inductieve benaderingswijze. Bijvoorbeeld: onderzoek naar het functioneren van een onderwijsconcept Actieonderzoek Alle betrokken partijen leveren een bijdrage aan de oplossing van het probleem en leren van de veranderingen die in een onderzoeksproject in de praktijk worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld: verbetering van het woordenschatonderwijs op een stageschool Exemplarisch onderzoek Onderzoek naar de actuele toestand van een systeem. Het primaire doel is om meer inzicht in het functioneren te krijgen. Bijvoorbeeld: onderzoek naar het functioneren van een nieuwe onderwijsmethode Surveyonderzoek Onderzoek waarbij een aantal mensen wordt ondervraagd over een aantal begrippen die meestal betrekking hebben op meningen, motieven, attitudes, persoons- of achtergrondkenmerken Bijvoorbeeld: evaluatieonderzoek begeleiding NT2 leerlingen Effectmeting Onderzoek naar het effect van een methode of behandeling. Deze manier is in principe een deductieve benaderingswijze. Bijvoorbeeld: onderzoek naar het effect van pre-teaching
Richtlijnen voor literatuuronderzoek t.b.v. comaker, prestaties en onderzoek Bij onderzoek en prestaties is het heel belangrijk dat je leert goede bronnen te selecteren en te gebruiken. Bij een comaker selecteer je minimaal 5 schriftelijke bronnen. Studenten uit jaar 3 en 4 selecteren minimaal 1 buitenlandse bron. De richtlijnen voor literatuuronderzoek hebben niet alleen betrekking op aantallen maar ook op variëteit van bronnen. Je raadpleegt ten minste drie verschillende bronnen (de bronnen kunnen zijn: boeken, vaktijdschriften, kranten, internet, tv, video, interviews, etcetera). Mogelijke bronnen: 1) algemene leerboeken, 2) specifieke artikelen, 3) internetsites, 4) mondelinge bronnen, en 5) media (krant, tv). We gaan er vanuit dat je de door Pabo Almere verplicht gestelde literatuur in ieder geval 'checkt' op relevantie voor jouw onderwerp van dat moment, en dat je deze boeken vervolgens betrekt bij je onderzoek (zie verplichte literatuurlijst). Daarnaast is er in bijna alle gevallen een aantal auteurs/werken dat als autoriteit op een bepaald (vak)gebied wordt beschouwd. Tips voor deze boeken en artikelen krijg je vanzelfsprekend (ook) van je vakdocent. Je vindt artikelen van deze experts in vaktijdschriften en soms ook op specifieke internetsites. De mondelinge bronnen kunnen ook onderdeel zijn van je zoektocht naar het antwoord op jouw leervragen. Goede mondelinge bronnen garanderen actualiteit, en soms leveren ze een discussie op over een onderwerp, wanneer ze vergeleken worden met eerder gevonden theorie. Wanneer je verwijst naar zowel leerboeken, als vakartikelen, als goede internetsites, als mondelinge bronnen, heb je een verantwoorde database aan interessante bronnen samengesteld.
Criteria onderzoek Opzet tussendoelen en einddoelen per fase in de opleiding Propedeuse (jaar 1) o relevante vragen kunnen stellen o feedback kunnen geven en ontvangen o verantwoord brongebruik hanteren: 1) inzicht hebben in digitale mediatheek 2) bronnen kunnen selecteren 3) bronnen kunnen lezen 4) bronnen kunnen gebruiken o degelijke presentatie kunnen geven 1) inhoudelijk kwalitatief 2) goed gestructureerd 3) boeiend/interactief o samenhangende, doelgerichte tekst kunnen schrijven o doelgericht lesgeven (lesdoelen aantonen in lesroute) Jaar 2 en jaar 3 o weten hoe je een onderzoek moet afbakenen o weten hoe je zelf verzamelde data systematisch kunt verzamelen o een basaal inzicht hebben van hoe je data kunt verwerken o kunnen reflecteren op methodiek en praktijk o een onderzoeksvoorstel kunnen schrijven en presenteren o publicaties over wetenschappelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld dissertaties) kunnen begrijpen en verwerken o weten hoe je data kunt waarderen o je eigen bevindingen schriftelijk kunnen communiceren Afstudeerfase o een onderzoek van A-Z kunnen uitvoeren (ontwerpen, operationaliseren, waarderen, resultaten communiceren en reflecteren)
Criteria onderzoek propedeuse Kennis/Inzicht/Theorie Waar gaat het om? • •
• •
• • •
• •
Waar word ik op beoordeeld?
Ik beschik over basale kennis van het domein en de gehanteerde didactiek Ik kan theorie toepassen in/ koppelen aan de praktijk
•
Heeft de student de begrippen adequaat gebruikt? • Heeft de student een goede beschrijving gegeven? • Heeft de student de situatie in termen van theorie juist geïntepreteerd? Toepassen Ik kan de relatie met theorie leggen • Heeft de student het onderzoek (of delen ervan) Ik kan prestatie toepassen in de uitgevoerd in de praktijk? praktijk • Heeft de student een voor de praktijk bruikbaar onderzoek gedaan? • Heeft de student zichtbaar gemaakt wat het onderzoek bij kinderen te weeg brengt of kan brengen? Communiceren Ik kan boeiend presenteren Ik onderhoud contact met publiek Ik hanteer een heldere structuur
•
Heeft de student een heldere structuur aangebrachtr? • Heeft de student de inhoud helder gemaakt? • Heeft de student middelen adequaat gebruikt? • Heeft de student interactie met het publiek (vragen/discussie?) Zelfstandigheid/ ontwikkelingsgericht/professionele ontwikkeling Ik kan de keuze van het onderwerp • Staat de student open voor andere visies en verantwoorden ideeën? Ik kan de prestatie koppelen aan • Kan de student de keuze voor de prestatie praktijkhandelen verantwoorden? (vanuit eigen ontwikkeling, ervaring, motivatie, bewustwording van kwaliteiten en belemmeringen)? • Kan de student conclusies trekken vanuit bovenstaande over de prestatie?
Criteria onderzoek jaar 2 en jaar 3 Kennis/Inzicht/Theorie Waar gaat het om? • • • • •
•
Waar word ik op beoordeeld?
Ik kan theorieën met elkaar vergelijken Ik ga op zoek gaan relevante theorie Ik kan verklaringen geven met behulp van theoretische concepten evalueren Ik kan theorie koppelen aan vakdidactisch handelen Ik kan zelf context onderzoeken, probleemanalyse, plannen maken, uitvoeren, evalueren
• • •
Heeft de student een relevante keuze gemaakt uit de relevante theorieën? Heeft de student adequate analyses gemaakt met behulp van theoretische begrippen en verbanden? Laat de student adequate vakmethodische inzichten zien?
Toepassen • Heeft de student een haalbaar plan gemaakt? • Heeft de student daarbij rekening gehouden met individuele verschillen en belevingen van kinderen, met leerlijnen en met de aanpak van de mentor? • Heeft de student het plan adequaat uitgevoerd? • Heeft de student het plan geëvalueerd vanuit de verschillende gebruikers (kinderen/leerkrachten? • Heeft de student materialen adequaat ingezet? • Heeft de student adequate werkvormen ingezet? Communiceren
• • • •
• • •
Ik kan met medestudenten netwerken Ik kan met relevante anderen netwerken Ik kan interactief presenteren Ik kan kritische feedback verwerken
• • •
Kan de student op professionele wijze communiceren over het plan (correct gebruik van theoretische begrippen,) Kan de student kritisch commentaar van anderen constructief verwerken? Kan de student belangrijke anderen prikkelen om mee te denken?(dilemma’s/ uitvoeringsproblemen e.d)
Reflecteren/ gerichtheid op professionele ontwikkeling Ik kan het eigen leerproces sturen • Heeft de student tijdens de verschillende fasen Ik kan gebruik maken van het plan getoetst bij belangrijke anderen? beschikbare hulpbronnen • Kan de student aangeven hoe de prestatie heeft Ik kan de relatie leggen tussen bijgedragen aan zijn competentieontwikkeling prestatie en Sbl competenties (welke Sbl competenties)? • Kan de student de pedagogisch didactische opvattingen verantwoorden vanuit de theorie? • Kan de student de pedagogisch didactische opvattingen verantwoorden vanuit eigen keuzes
Criteria onderzoek afstudeerfase Kennis/Inzicht/Theorie Waar gaat het om? • • •
• •
Waar word ik op beoordeeld?
Ik beschik over een eigen visie Ik kan putten uit een eigen professionele kennisbasis Ik beschik over het vermogen tot een goede oordeelsvorming te komen
Ik kan leervragen vanuit de praktijk problematiseren Ik kan de praktijken innoveren/verrijken
Is de visie adequaat verwoord? Kan de student een aanpak schetsen vanuit de perspectieven van kind, school en omgeving? • Kan de student een aanpak of oplossing kritisch benaderen vanuit verschillende theoretische invalshoeken? • Kan de student een onderbouwde conclusie trekken Toepassen • Heeft de student een praktijkprobleem op een hoger niveau geherformuleerd? • Heeft de student een vernieuwende bijdrage geleverd aan de praktijk? • Heeft de student een complex praktijk op school adequaat opgelost? • •
Communiceren •
Ik kan met relevante anderen (collega’s uit de praktijk, externen)netwerken
•
• •
• • •
Kan de student op professionele wijze communiceren over het plan met opdrachtgevers, afnemers en andere betrokkenen? Kan de student samenwerken met andere disciplines zodat een integraal plan ontstaat? Beschikt de student over een relevant netwerk van professionals?
Reflecteren/ gerichtheid op professionele ontwikkeling Ik kan de eigen professionaliteit • Kan de student aangeven hoe de prestatie heeft uitbreiden bijgedragen aan zijn competentieontwikkeling?. Ik kan een bijdrage leveren aan de • Heeft de student een plan voor verdere ontwikkeling van het beroep competentieontwikkeling? Ik kan prestaties verantwoorden • Heeft de student een bijdrage geleverd aan vanuit de visie van de school? verdere visie ontwikkeling van vertegenwoordigers uit de praktijk?
Studiepunten voor comaker Studenten doen veel opdrachten in de praktijk. Deze opdrachten vallen onder het comakership. Bij Pabo Windesheim Flevoland noemen we de opdracht waarbij de studenten aan het ontwikkelthema van de school werken de comaker. Hieronder in schema de studiepunten per studiejaar. 1 ect = 28 studiebelastingsuren Semester 1 opdrachten comaker 2 x 1 ects Jaar 1 11 ects (voor Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
verschillende vakken) 15 ects (voor verschillende vakken) 6 ects – onderzoek 3 x 3 ects - keuze 6 ects - onderzoek 2 x 3 ects - keuze
Semester 2 opdrachten
comaker
9 ects
2 x 1 ects
2 x 1 ects
12 ects
2 x 1 ects
(min. 1 uit keuze)
minor
(min. 1 uit keuze)
9 ects afstudeeronderzoek (over comakeronderwerp)
VOE-codes van comaker Op het beoordelingsformulier van de comaker moet de VOE-code worden ingevuld. Dit is een code die nodig is om de studiepunten goed te kunnen verwerken. De coach en schoolopleider kunnen er in jaar 1 en 2 voor kiezen een beoordeling per semester te geven. Dan moet deze beoordeling 2 keer worden ingevuld (direct aan het eind van het semester). Comaker 1.1 Comaker 1.2 Comaker 1.3 Comaker 1.4
WFPABP.COM11.V412 WFPABP.COM12.V412 WFPABP.COM13.V412 WFPABP.COM14.V412
Comaker 2.1 Comaker 2.2 Comaker 2.3 Comaker 2.4
WFPABH.COM21.V412 WFPABH.COM22.V412 WFPABH.COM23.V412 WFPABH.COM24.V412
Onderbouw Comaker 3.1 WFPABH.COB31.V412 Comaker 3.2 WFPABH.COB32.V412 Bovenbouw Comaker 3.1 WFPABH.CBB31.V412 Comaker 3.2 WFPABH.CBB32.V412 Comaker 4.1 WFPABH.COM41.V412
Handleiding plan van aanpak comaker Een gedegen plan is essentieel voor een goed onderzoek. Onderstaande vragen leiden tot onderzoeks- en subvragen en een plan van aanpak. Om tot dat plan te komen ga je in gesprek met mensen van de praktijkschool en je coach en literatuur zoeken en bestuderen. Ook omschrijf je wat je persoonlijke leervragen zijn in verband met deze comaker en hoe je gaat samenwerken en communiceren binnen de comaker. Als laatste omschrijf je hoe de comaker past bij jouw studiejaar en hoeveel studiepunten je voor het eindproduct krijgt. A. Wat wil de praktijkschool? Door in gesprek te gaan met de mensen van de praktijkschool (schoolopleider, mentor, IB-er), krijg je een beeld van wat de school graag wil. Je kunt hierbij denken aan de volgende vragen: -
Wat wil onze praktijkschool dat wij leren tijdens deze comaker (ontwikkelthema, domein(en), concrete vertaling naar de praktijk, onderzoeks- en subvragen)? Welke kennis, kunde en/of producten levert dit op voor de praktijkschool? Welke mensen van de praktijkscholen begeleiden of leveren informatie? Aan wie binnen de praktijkschool en hoe wordt de kennis gepresenteerd/aangeboden?
B. Wat wil jij? Ga in gesprek met je coach en medestudenten en denk in ieder geval na over de volgende vragen: -
Aan welke kennisbasis van de basisschoolvakken wil je werken (op HBO-niveau). Aan welke competenties wil je werken? Wie wil jij raadplegen (medestudenten, vakdocent) Wat zijn jouw persoonlijke leervragen bij deze comaker (wat wil je leren, wat/wie heb je nodig voor je leerproces)
C. Hoe ga je binnen de comaker samenwerken en communiceren? - Hoe is de taakverdeling binnen de comakergroep? o Wie beantwoordt/beantwoorden welke (deel)leer- en onderzoeksvragen? o Wanneer is wat afgerond en hoe laat je dat aan elkaar, de coach en de schoolopleider/opdrachtgever van de basisschool zien? o Je werkt binnen je groepje met rollen: Een voorzitter, een secretaris, een notulist, enz. Stel deze rollen vast. o Wat zijn de verschillen in de rol van 1e t/m 4e jaars studenten bij jullie onderzoek? (Hoe begeleiden ouderejaars de jongere jaars bij hun onderzoek? Hoe verschilt wat de basisschool van derde en vierde jaars gaat ontvangen van dat wat een eerste-of tweedejaars gaat leveren? Hierbij kun je gebruik maken van de onderzoekscriteria zoals die voor de verschillende jaren zijn opgesteld.) - Hoe communiceer je met elkaar? o Wanneer kom je bij elkaar? o Wat gaat via de mail, wat gaat via de telefoon, of via andere communicatiemiddelen? o Stel vast hoe en wanneer je met je coach en met de schoolopleider/opdrachtgever vanuit de praktijkschool communiceert.
o D. -
Stel vast hoe je/jullie eventueel teamleden, ouders, kinderen van de school betrekken en benaderen, als dit aan de orde is.
Welke verbinding maken jullie met de theorie en de ‘bredere context’ ? Welke literatuur, websites, en (externe)bronnen selecteren jullie voor deze comaker? Waarom zijn dit de meest geschikte bronnen? Wie gaat welke bron bestuderen? Maak onderscheid in niveauverschil jaar 1, 2, 3, 4. Voor studenten in jaar 3 en 4: Zoek minimaal 1 buitenlandse bron voor het onderzoek. Wat is de maatschappelijke relevantie van jullie onderwerp. Waar zie je het onderwerp verschijnen: onderwijs, onderzoek, politiek, pers, nog anders? Is de kennis/kunde en/of het eindproduct dat je maakt voor je praktijkschool (ook) voor andere basisscholen van nut? (binnen hetzelfde bestuur, Almere/Flevolandbreed, of nog breder, landelijk bijvoorbeeld?)
Plan van aanpak comaker In het plan van aanpak staan de planning en verantwoording van het onderzoek om de comakeropdracht goed te kunnen uitvoeren. Er is goedkeuring van coach en schoolopleider (of andere vertegenwoordiger van de praktijkschool) nodig voordat tot het daadwerkelijke onderzoek kan worden overgegaan. (Maak onderstaande vakken zo groot als nodig)
Namen comakergroep
1.
Studiejaar:
2.
Studiejaar:
3.
Studiejaar:
Praktijkschool: Adres: Smart geformuleerde onderzoeksvraag (comakeromschrijving) : Schoolopleider: Inhoudelijk begeleider school (indien anders dan schoolopleider): Coach: Goedkeuring plan van aanpak:
Datum:
Handtekening coach: Handtekening schoolopleider:
De Probleemstelling: (Wensen van de school)
De Onderzoeksvraag: (en verdeling in subvragen)
Onderzoeksinstrumenten: (Op welke manier gaan jullie onderzoeken. Waarom op die manier?)
Competenties & je persoonlijke leervragen: (Licht toe hoe jij jouw eigen competenties hiermee ontwikkelt)
Comaker in de studie (Hoeveel studiepunten krijg je voor deze comaker:
Hoe past de comaker in je studiejaar)
Kennisbasis: (Licht toe aan welke vakken je werkt en waar dit terugkomt)
Onderzoeksontwerp: (Wat gaan jullie doen en wie gaat wat doen?)
Communicatie mondeling en schriftelijk: (Afspraken gemaakt over samenwerking en communicatie)
Planmatig werken: (Beschrijf het stappenplan)
Literatuuronderzoek: (Raadpleging van minimaal 5 betrouwbare schriftelijke bronnen, geef de volledige referenties) (Voor jaar studiejaar 3 en 4 geldt: minimaal 1 buitenlandse bron)
Conclusies bespreken: (Met critical friends en deskundigen reflectie op proces en product)
Samenvatting: (Wie zorgt voor de samenvatting? Van het totale proces wordt een samenvatting in de vorm van een artikel geschreven, geschikt voor publicatie op de OiS site van Windesheim Flevoland)
Presentatie: (Hoe en aan wie wordt het gepresenteerd en waarom op die manier)
Beoordelingsformulier comaker Namen studenten Comakergroep + studentnummer Praktijkschool: Adres: Comaker Schoolopleider Coach Beoordeling student 1 Beoordeling student 2 Beoordeling student 3 Datum van beoordeling:
1. 2. 3.
voe:.............. Studiejaar: Studiejaar: Studiejaar:
O / V / RV / G O / V / RV / G O / V / RV / G Handtekening coach:
De coach is eindverantwoordelijk voor de beoordeling en het toekennen van de studiepunten. De schoolopleider en/of andere vertegenwoordiger(s) van de opleidingsschoolschool geeft een adviesbeoordeling. Medestudenten kan om een adviesbeoordeling gevraagd worden maar dit is niet noodzakelijk. Voorwaarde voor een beoordeling: -‐ Het plan van aanpak is goedgekeurd door coach en schoolopleider. -‐ De zelfevaluatie is ingeleverd bij de coach en de schoolopleider. -‐ Het schriftelijke product en/of de presentatie is/zijn door de coach goed verzorgd bevonden.
Beoordelingscriteria: Onderzoeksmatig handelen In de comaker zijn de eigen leervragen, de vraag van de school en de eisen vanuit de pabo gecombineerd. De genomen onderzoeksstappen in de praktijk sluiten aantoonbaar aan bij de comaker. Het is duidelijk gemaakt en onderbouwd welke stappen ondernomen zijn in het onderzoek. De kwaliteit van het onderzoek.
Theoretische onderbouwing Het onderzoek in de praktijk is aantoonbaar theoretisch onderbouwd. Er zijn minimaal 5 verschillende, relevante en actuele schriftelijke bronnen geraadpleegd. Derde-/vierdejaars studenten hebben minimaal 1 buitenlandse bron geraadpleegd. Er worden concrete conclusies getrokken. Derde-/vierdejaars kunnen de vertaling van conclusies/aanbevelingen naar andere contexten dan de eigen praktijk aantoonbaar maken.
o
v
rv
o v rv
g
g
Kennisdeling met de coachgroep
o v
rv
g
De (theoretische) achtergrond wordt helder en volledig gepresenteerd. Het is zichtbaar wat de resultaten van de comaker betekenen voor medestudenten. De kennisdeling met de coachgroep is concreet en aantoonbaar. De presentatie aan de coachgroep is interactief.
Proces (inclusief samenwerking) De comakergroep heeft tijdens het werken aan de comaker duidelijk gecommuniceerd met schoolopleider, coach en medestudenten. Elk lid van de comakergroep kan voldoende ingaan op vragen over het proces en het product. De bijdrage van iedere student is helder en passend bij het studiejaar. In een jaargroepdoorbroken samenwerking hebben derde- en vierde jaars mede sturing gegeven aan het werk/onderzoek van jongerejaars De stappen uit het plan van aanpak zijn volgens plan uitgevoerd.
o
v rv
g
Product Het is duidelijk zichtbaar wat de resultaten van de comaker betekenen voor de praktijkschool (kinderen, team, directie, ouders). Het product levert (leverde) voldoende bijdrage aan de schoolontwikkeling. Het (werken aan het) product levert (leverde) voldoende bijdrage aan de ontwikkeling van de studenten.
o v rv
g
Opmerkingen
Zelfevaluatie en feedback Reflecteren is een belangrijk deel van leren en onderzoeken. Via onderstaande formulieren kan een student informatie over zichzelf krijgen en wordt de student uitgedaagd over zichzelf na te denken. Een volledig ingevuld zelfevaluatieformulier is voorwaardelijk voor een beoordeling van de comaker. 1. Onderzoeksmatig handelen: Ik ben in staat om vanuit een comaker strategische stappen te zetten Helemaal wel 0 0 0 0 0 Ik bewaak de onderzoekslijn tijdens het werken aan de comaker Helemaal wel 0 0 0 0 0 Ik word enthousiast van nieuwe kennis en nieuwe inzichten Helemaal wel 0 0 0 0 0 Ik ben in staat om op een klein onderzoeksgebied tot diepgang te komen Helemaal wel 0 0 0 0 0
Helemaal niet Helemaal niet Helemaal niet Helemaal niet
Conclusie: In hoeverre ben je in staat om onderzoeksmatig te handelen? Geef jezelf een cijfer:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
2. Theoretische onderbouwing: Ik kan toelichten hoe mijn praktische onderzoek gekoppeld is aan theoretische (achtergrond-) informatie Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Ik heb voor mijn onderzoek minimaal vijf verschillende bronnen gebruikt Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Ik kan concreet aangeven wat de conclusie van het onderzoek is Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Ik begrijp wat mijn conclusie voor gevolgen kan hebben voor de praktijk Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet
Conclusie: In hoeverre ben jij in staat om relevante theoretische onderbouwing te verzamelen en raadplegen? Geef jezelf een cijfer:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
3. Kennisdeling met de coachgroep: Ik kan helder uitleggen wat de achtergrond is van het onderzoek dat ik heb gedaan Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Ik kan mijn medestudenten duidelijk maken wat de conclusies voor hen kunnen betekenen Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Ik kan nieuw opgedane informatie helder overdragen Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Ik kan de presentatie van mijn onderzoek op interactieve wijze delen met mijn coachgroep Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet
Conclusie: in hoeverre ben jij in staat om nieuwe kennis en inzichten te delen met relevante anderen? Geef jezelf een cijfer:
1
2
3
4
5
6
4. Proces (inclusief samenwerking):
7
8
9
10
Ik heb tijdens het werken aan de comaker duidelijk gecommuniceerd met de schoolopleider, mijn coach en medestudenten Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Ik kan op alle vragen over het totale proces en product een toelichting geven Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Mijn bijdrage aan het geheel voldoet aan de eisen die gesteld worden bij het studiejaar waarin ik op dit moment zit Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Ik vind dat het proces een bijdrage heeft geleverd aan mijn ontwikkeling Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Conclusie: in hoeverre ben jij in staat om, volgens een plan van aanpak, vanuit open communicatie en in samenwerking, een onderzoeksproces uit te voeren? Geef jezelf een cijfer:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
5. Product: Ik weet wat de resultaten van het comaker- onderzoek betekenen voor de praktijkschool Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Ik ben trots op het eindproduct Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Ik vind dat het product een bijdrage levert aan de schoolontwikkeling Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Ik vind dat het product een bijdrage levert aan mijn ontwikkeling Helemaal wel 0 0 0 0 0 Helemaal niet Conclusie: in hoeverre ben jij in staat om de status van een comaker-onderzoek op waarde te schatten? Geef jezelf een cijfer: 1
2
3
4
5
6
7
8
9
Reflectie:
Welk advies geef je jezelf voor je verdere ontwikkeling?
10
Feedback samenwerking studenten Om zicht te krijgen op jouw rol in de samenwerking vragen studenten feedback aan studenten waarmee is samengewerkt. Onderstaand formulier kan daarvoor gebruikt worden.
Feedback samenwerking studenten Aan student: Samengewerkt aan: Datum:
Van student:
Vond je het prettig om met mij samen te werken? Licht je antwoord toe. Stel ik me voldoende open voor ideeën tijdens de samenwerking? Licht je antwoord toe. Wat is een sterke eigenschap van mij tijdens het samenwerken? Wat is een zwakke eigenschap van mij tijdens het samenwerken? Had ik bruikbare ideeën tijdens het samenwerken? Hield ik mij aan de afspraken die er gemaakt zijn? Toonde ik voldoende initiatief tijdens het samenwerken? Was mijn communicatie goed tijdens het samenwerken? Indien nee is hier ruimte om het toe te lichten: Evt. aanvullende vragen:
Ja/nee Ja/nee Ja/nee Ja/nee
Overzicht opdrachten & prestaties Vanuit de verschillende vakken wordt gevraagd ook een aantal opdrachten in de praktijk uit te voeren. Daarnaast zijn er in jaar 3 en 4 een aantal ‘vrije opdrachten’, genaamd prestaties. Hieronder een overzicht van wat er gevraagd wordt van de studenten in het eerste semester van hun studiejaar. Het overzicht voor semester 2 zal in de loop van het studiejaar bekend gemaakt worden.
Jaar 1, semester 1 Notabene: 1 Ect = 28 uur studiebelasting Aan onderstaand schema zijn geen rechten te ontlenen. Alle opdrachten staan in educator en de volledige opdrachtomschrijving krijg je van de vakdocent.
Opdracht en Toets (Ect) 1. Peda (2) Sociogram
2. ReWi (2) Rekenmaniertjes
3. Ned (2) Leesgedrag 4. DMW *(2) Kijkwijzer & praktijkles 5. Handschrift (1) 6. Muziek (1) CD 7. Drama (1) Voorlezen/ dramales 8. Logopedie (1)
Samenvatting van de opdracht
Samenwerking
* Kijkwijzer betreft adaptief onderwijs * Sociogram met toelichting én theoretische begrippen groepsdynamica * Observatie van één lln * Activiteitenplan voor de groep of voor één lln * Met minimaal 10 leerlingen werken met rekenmaniertjes. *Analyseren welke strategien de lln. gebruiken. Student moet theorie beschrijven en manieren scannen. * Reflecties van studenten mét theoretische begrippen * 2 lessen met verbinding leerlijnen met feedback mentor * leesautobiografie * transfer eigen leesgedrag naar groep. *Onderzoek DMW door de school (visie, leerlijn enz.) *Interview leerkracht *Observeren, ontwerpen en geven van een les * Zelf schrijven: Werkboek schriftvaardig, schrijftechnieken a.d.h.v. 5 schriftcriteria op bord en papier *Observeren handschrift * Interview leerkracht OB * CD maken tutorgroep * Liedje aanleren in de praktijk * Voorlezen * * Dramales geven aan tutorgroep én leerlingen
Duo mbt kijkwijzer Solo bij alle andere opdrachten Solo peerassessment
* Observatie mentor * Koppeling voorleeswedstrijd
solo
*DMW staat voor domein mens en wereld. Daarin zitten de vakken aardrijkskunde, geschiedenis, natuuronderwijs, techniek enlevensbeschouwing.
trio bij poster solo bij de rest trio solo
CD per tutorgroep rest = solo solo
Jaar 2, semester 1 Notabene: 1 Ect = 28 uur studiebelasting Aan onderstaand schema zijn geen rechten te ontlenen. Alle opdrachten staan in educator en de volledige opdrachtomschrijving krijg je van de vakdocent.
Opdracht (Ect)
Samenvatting van de opdracht
1.Peda (2)
4. Handschrift (1)
* Overzicht leerlingondersteuning (structuur in kaart) * Onderzoek op school * 1 leerling beschrijven * Theorie aan praktijk koppelen door les met boek dicht * Presentatie met videobeelden * Onderwijs-verhaal (incl. reflectie mentor) * Beginnende geletterdheid en goed leesonderwijs * Met protocol aan de slag (10 sessies met kleine groepjes), voormeting en nameting. * Theoretische onderbouwing van groep 1,2, 3 en 4 (met 3 studenten) * 3 keuze- opdrachten naar eigen keuze (lijst met 12 opdrachten) met als einddoel de ‘excellente schrijfles’
5. Bewo (1) 6. Bewo (2)
* Observeren van gym-leerkracht en transfer naar 1/2 * Geef een les en vervolgles en een keuzeles
solo
7. DMW (3) Ontwerpen van lessenserie cq project 8. Bevo (1)
*Ontwerpen en geven van een lessenserie waarin in ieder geval de verschillende vakken van DMW aan de orde komen. Minimaal 3 lessen per student in de praktijk uitgevoerd. *Student ontwerp en geeft een les beeldende vorming.
trio, uitvoering in groep is solo
9. Logo (1)
4 observaties
2. ReWi (2) 3. Ned (2)
Samenwerking Duo Solo Duo Solo Trio Deeltijd : solo Individueel
Individueel
Jaar 3/4 In jaar 3 en jaar 4 wordt naast de comaker gewerkt met prestaties (keuze-opdrachten). Het kan zijn dat de student deze inzet voor differentiatie of denominatie, maar deze opdracht kan ook vrij gekozen worden. In het studiepuntenoverzicht (praktische informatie) staat vermeld om hoeveel opdrachten/ects dit gaat (hieronder een samenvatting).
Semester 1 opdrachten
comaker
Semester 2 opdrachten
comaker
(min. 1 uit keuze)* minor Jaar 3 6 ects – onderzoek 3x3 ects – keuze* (min. 1 uit keuze)* 9 ects afstudeeronderzoek (over Jaar 4 6 ects - onderzoek 2x3 ects – keuze* comakeronderwerp) *In jaar 3 en jaar 4 gaat minimaal 1 van de keuze-opdrachten naar de comaker. De andere keuze-opdrachten kunnen ingezet worden voor differentiatie of denominatie of mag de student zelf ontwerpen. De differentiatie- en denominatie-opdrachten worden bij de differentiatie- of denominatie-groep op de pabo gepresenteerd. De comakeropdrachten en zelfontworpen opdrachten worden in de coachgroep gepresenteerd. Als een student ervoor kiest om zelf een opdracht te ontwerpen dan mag deze individueel (liefst als schrijfprestatie) of met andere derde- of vierdejaars (eventueel vanuit andere coachgroepen) worden uitgevoerd. In dat laatste geval wordt de prestatie in één van de coachgroepen gepresenteerd.
Praktijkgids Windesheim Flevoland / Pabo Almere studiejaar 2012 – 2013 In dit deel van het handboek vind u de praktijkgids met daarin de informatie die nodig is om de studenten in de praktijk goed te begeleiden en te beoordelen. Na de informatie vindt u de verschillende benodigde formulieren en formats
Inhoudsopgave - Voorwoord - Het onderwijs op Pabo Almere - Structuur van de praktijk - Begeleiding - Beoordeling - Rollen en taken van de betrokkenen in de praktijk - Semesterplan - Lesvoorbereidingsformulier - Lesvoorbereidingsformulier assessmentlessen - Beoordelingsformulier stage periode 1.1 - Beoordelingsformulier stage periode 1.2 t/m 1.4 - Beoordelingsformulier stage jaar 2 t/m 4 - Procedure bij onvoldoende praktijkbeoordeling en format reparatieplan - Format praktijkmap lessenoverzicht - Leerarbeidsovereenkomst - betaalde LIO - Leerovereenkomst Leraar in Opleiding – onbetaalde LIO - Propedeuse assessment - Hoofdfase assessment - Voorbeeldbrief van de school aan een student
Belangrijke namen / emailadressen voor mentor: In te vullen door de student.
Naam: Student :
E-mail: Telefoon:
Coach/ tutor (DT):
Naam: E-mail: Telefoon:
Schoolopleider/Regiodocent Naam: Windesheim Flevoland/ Pabo Almere: E-mail: Telefoon: Praktijkbureau:
Praktijkcoördinator Windesheim Flevoland/ Pabo Almere:
Windesheim Flevoland/ Pabo Almere
Naam:
Alena Baresic
E-mail:
[email protected]
Telefoon
088-4697519
Naam:
Pim Mol
E-mail:
[email protected]
Telefoon:
088-4696600 Hospitaaldreef 5 1315 RC Almere Telefoon: 088-4696600
Voorwoord Deze praktijkgids is bedoeld voor alle studenten van Pabo Almere, de schoolopleiders, de stagecoördinatoren en de mentoren die de studenten in de praktijk begeleiden. Voor allen bevat deze gids informatie over begeleiding, beoordeling, verwachtingen en verplichtingen. Voor de leesbaarheid hebben wij ervoor gekozen deze gids te richten aan de mentoren, de directe begeleiders van onze studenten. ‘Opleiden in de school’ is een partnerschap tussen schoolbesturen en Pabo Almere waarin leraren worden opgeleid. Dit partnerschap is terug te zien in de samenwerking tussen de schoolopleider en de coach van de pabo bij het opleiden van studenten. Opleidingsschool en pabo vervullen elk hun eigen rol ten aanzien van de inhoud van de opleiding. In het model ‘opleiden in de school’ is de aansluiting tussen kennisbases en de onderwijspraktijk het meest optimaal. De opleidingsschool zorgt voor adequate begeleiding van de studenten op ‘de werkvloer’ door de schoolopleider, de coach van de pabo koppelt theorie aan ontwikkelthema’s van de school. Op scholen die geen opleidingsschool zijn begeleidt naast de mentor van de stageschool de regiodocent van de pabo de praktijk van de student. Deze praktijkgids schetst een helder beeld van het onderwijs op Pabo Almere, van onze verwachtingen, de begeleiding, de beoordeling van de stage van onze studenten en andere relevante, praktische zaken. Heeft u nog vragen? Stel ze dan aan de coach of de regiodocent van de pabo die aan uw school verbonden is. Wij verheugen ons op een goede samenwerking en hopen dat u veel plezier van en met onze studenten heeft. Ook wensen wij u een goed en inspirerend onderwijsjaar! Namens directie en medewerkers van Pabo Almere, Pim Mol (
[email protected]), Coördinatie Stagebureau
Juli, 2012
NB • •
In deze praktijkgids worden onze studenten en anderen aangeduid met ‘hij’ of ‘hem’. Daar waar nodig, kan ook ‘zij’ of ‘haar’ gelezen worden. Deze praktijkgids is met grote zorgvuldigheid samengesteld. Aan de praktijkgids kunnen geen rechten of plichten ontleend worden.
1.
Het onderwijs op Pabo Almere
Pabo Almere is een brede, aantrekkelijke en vernieuwende opleiding, die samen met het beroepenveld een rijke leeromgeving voor studenten creëert. De pabo is een hogere beroepsopleiding die studenten opleidt tot Bachelor of Education: startbekwame leerkrachten voor het reguliere primaire onderwijs. Wij leiden studenten op voor het hele onderwijsveld: zowel openbaar als bijzonder onderwijs. 1.1 Nauwe band tussen opleiding en praktijk Pabo Almere stelt zich tot doel leerkrachten op te leiden die beschikken over een goede kennisbasis én over brede praktijkervaring. Dit realiseert Pabo Almere door competentiegericht op te leiden en door het creëren van een nauwe band tussen student, opleiding en praktijk. Leren door directe ervaring, sociale interactie en kritische reflectie zijn belangrijke schakels tussen theorie en praktijk. De student wordt gedurende de opleiding in toenemende mate regisseur van zijn leerproces. 1.2 Visie op leren De visie op het beroep leerkracht basisonderwijs vertaalt zich in een parallelle visie op de opleiding. Staat in de visie op beroep het kind centraal, in de visie van Pabo Almere op hoger beroepsonderwijs staat de student centraal. Pabo Almere streeft naar congruent werken. Dat betekent in de opleiding een centrale plaats voor ‘Verbinden met studenten en met kinderen’, ‘onderzoeken’, ‘onderwijs ontwerpen’ en ‘reflecteren en evalueren’. Juist het op geheel eigen wijze integreren van persoonlijke kwaliteiten, ambachtelijke vaardigheden en kennis, maakt docenten tot authentieke opleidingsdocenten en studenten tot unieke leerkrachten basisonderwijs. Ze kunnen keuzes maken en verantwoorden en kiezen altijd voor kwaliteit. Pabo Almere heeft een competentiegericht programma. Het begrip competentie is het best uit te leggen als: ik kan het, ik weet waarom en ik bewijs dat ik het kan. De student leert om na te denken over de kwaliteiten die hij al bezit en hoe hij die kwaliteiten verder kan ontwikkelen om een goede leerkracht te worden. Actief werken aan de eigen ontwikkeling is een belangrijk kenmerk van het competentiegericht onderwijs. 1.3 Opbouw van het curriculum Afstemming curriculum met opleidingsvisie Pabo Almere/Windesheim Flevoland In het opleidingsconcept van Windesheim Flevoland staat ‘samen-werkend-leren’ centraal. Samen-werkend-leren is gebaseerd op werken en leren vanuit de praktijk waarin ondernemend en onderzoekend leren belangrijke bases zijn. Er wordt uitgegaan van zes pijlers: 1. Leren en werken vanuit een stevige basis, de Body of Knowledge & Skills 2. Samenwerken aan praktijkopdrachten, de Comakerships 3. Werken aan je loopbaan (studentbegeleiding) 4. Onderzoekend en ondernemend leren 5. Competentieontwikkelend leren 6. Leren op maat Het concept van ‘samen-werkend-leren’ en wat binnen Windesheim Flevoland ‘comakership’ wordt genoemd komt volop terug in de opzet van ‘opleiden in de school’. In het opleidingsconcept van Pabo Almere staat daarnaast ‘VOOR’ centraal: verbindenonderzoeken-ontwerpen-reflecteren. Dit klinkt op vele manieren door in het curriculum. In de didactiek van zowel Windesheim Flevoland als Pabo Almere wordt uitgegaan van kennisontwikkeling in voortdurende interactie tussen theorie en praktijk. In opleiden in de school is hiervoor optimaal ruimte en worden theorie en praktijk dichter bij elkaar gebracht voor de student.
Het curriculum is verdeeld in drie fasen: de propedeutische fase (jaar 1), de hoofdfase (jaar 2, 3) en de afstudeerfase (jaar 4). Het studiejaar heeft vier periodes van elk negen of tien weken. Zie hiervoor het jaaroverzicht 2012-2013. Voor voltijdstudenten bestaat een periode uit zes of zeven onderwijsweken, een praktijkweek en twee weken met toetsen, presentaties en studieloopbaangesprek. Tijdens de onderwijsweken lopen voltijdstudenten één (jaar 1 en 2) of twee (jaar 3 en 4) dagen in de week stage. In de toetsweken lopen voltijdstudenten geen stage. Deeltijdstudenten gaan twee avonden per week naar de opleiding. Zij lopen het hele jaar één (jaar 1 en 2) of twee (jaar 3 en 4) dagen in de week stage, dus óók tijdens de toetsweken; er zijn geen praktijkweken voor hen. Voor onderwijsassistenten geldt een andere regel, zie hiervoor paragraaf 2.7. De tweede helft van jaar 3 volgen de studenten een minor. De minor is een afgebakend, samenhangend keuzeprogramma. De studieduur is een half jaar. De minor biedt onderwijs dat aansluit op de persoonlijke voorkeuren en ambities van de student. Dit traject kan zowel bij Pabo Almere als bij andere Hogescholen gevolgd worden. 1.4 Comakers en domeinopdrachten Studenten werken aan comakers die aansluiten op hun ontwikkeling en aan voorgeschreven domeinopdrachten, die gericht zijn op het ontwikkelen van de kennisbasis voor de verschillende vakken bij de student. Een comaker is te omschrijven als een complexe opdracht die de student met enkele andere studenten of alleen uitvoert. De comakers kunnen vanuit de basisscholen geformuleerd worden in overleg tussen de schoolopleider en de coach van de pabo. Domeinopdrachten sluiten aan bij colleges die in het semester (half studiejaar) gegeven worden en bij de theoretische toetsing. In de comakergroep is er ruimte om domeinopdrachten aan te passen aan de schoolontwikkeling en de vragen/opdrachten van de school. Wel bewaakt de coach van de pabo dat de student met de schoolopdracht aan de onderzoeksvaardigheden en aan dezelfde kennisontwikkeling werkt als met de domeinopdracht van de pabo. Over het algemeen zullen comakers en opdrachten in groepjes worden uitgevoerd, maar soms kan ook individueel werk gevraagd en toegestaan worden. Studenten presenteren de resultaten van hun werk aan comakers en opdrachten in de coachgroepen, zoveel mogelijk op de basisscholen, zodat teamleden van de basisscholen ook kennis kunnen nemen van de resultaten. Hier worden de comakers beoordeeld door de coach van de pabo en schoolopleider. Studenten die niet op een opleidingsschool stage lopen presenteren hun comakers in de coachgroep op de pabo. Onderzoekslijn Studenten van Pabo Almere leren om onderzoek uit te voeren vanuit praktijkvragen. Ze oefenen gedurende hun opleiding voortdurend met het opzetten, uitvoeren en rapporteren (mondeling of schriftelijk) van onderzoek. Deze onderzoekslijn is zowel terug te vinden in de comakers als in de domeinopdrachten en zal dus in de coachgroepen een belangrijke rol spelen. Studenten worden in deze onderzoeksvaardigheden en in het ontwikkelen van een onderzoekende houding begeleid door zowel de schoolopleider als de coach van de pabo. Studenten werken op deze manier toe naar hun afstudeerwerkstuk. Dit afstudeerwerkstuk vindt plaats in het vierde studiejaar van de student. Het gaat om een individueel onderzoek dat een relatie heeft met de schoolontwikkeling. In principe wordt het afstudeerwerkstuk begeleid door de coach van de pabo en de schoolopleider, maar soms vraagt de begeleiding om een specifieke expertise en kan daarom een expert van pabo of school als begeleider optreden.
1.5 Kennisbases Studenten volgen colleges en practica op de pabo. Ze worden actief uitgenodigd hier ervaringen uit hun stageschool in te brengen en om de in de colleges geleerde kennis toe te passen op de stageschool. Studenten krijgen voor de vakken Nederlands, rekenen/wiskunde en pedagogiek de eerste jaren elke week twee colleges. In de colleges en de literatuur die de student zelf moet bestuderen worden de landelijk vastgestelde kennisbases aangeboden. Deze kennisbases zijn de afgelopen jaren voor de verschillende vakken ontwikkeld. Hierin spelen ‘vakbegrippen’ een belangrijke rol. Het is belangrijk dat stageschool en pabo hierin dezelfde taal spreken. De vakdocenten die optreden als coach van de pabo binnen de opleidingsscholen werken nauw samen met de vakdocenten die de colleges op de pabo geven of geven zelf de colleges. Zo blijven de vakdocenten op de pabo op de hoogte van wat er op de (opleidings)scholen speelt. 1.6 Kennistoetsen Er zijn twee soorten kennistoetsen, namelijk landelijke verplichte kennistoetsen en Pabo Almere-kennistoetsen. De landelijke toetsing betreft zowel toetsing van de eigen vaardigheden Nederlands en rekenen/wiskunde als van onderdelen van de kennisbasis (vakdidactiek) Nederlands/rekenen-wiskunde. Het is noodzakelijk dat studenten ook in de opleidingsscholen kennis maken met en aangesproken worden op de eigen vaardigheden en de begrippen uit de kennisbases. De eisen aan de kennis en (hbo)vaardigheden van de student zijn vanaf 2011-2012 dermate uitgebreid dat de praktijk en de pabo nauw zullen samenwerken om studenten goed op de (landelijke) toetsing voor te bereiden. Assessments Er zijn drie assessments die telkens een fase van de studie afsluiten: propedeuseassessment, hoofdfase-assessment en afstudeerassessment. Assessments bestaan steeds uit een praktijkonderdeel en een portfoliogesprek. De praktijkassessments worden altijd beoordeeld door een praktijkassessor en door een paboassessor. In jaar 1 en in de hoofdfase zijn dat de mentor of schoolopleider samen met de coach van een andere groep. Voor het afstudeerassessment komen 2 assessoren van buiten de school (waarvan 1 assessor een docent van Windesheim Flevoland/Pabo Almere is).
2.
Structuur van de praktijk
2.1 Plaatsing Uitgangspunten bij de stage-indeling: • Voltijdstudenten in Almere en Lelystad/Dronten worden geplaatst op opleidingsscholen. • In Biddinghuizen, Zeewolde en Swifterbant kunnen studenten alleen stagelopen na toestemming van de praktijkcoördinator. • Buiten Zuidelijk Flevoland kunnen studenten alleen stagelopen op satellietscholen (’t Gooi, Diemen, Weesp/Muiden en Amsterdam). • Voor een LIO buiten opleidings- of satellietscholen is altijd toestemming nodig van de praktijkcoördinator. • Studenten lopen gedurende hun opleiding stage op minimaal drie verschillende scholen en maximaal twee jaar op dezelfde school (dit geldt voor stage en LIO samen). • Studenten mogen géén stage lopen op de scholen waar hun gezinsleden (partner, ouders, kinderen, broers, zussen) op school zitten of werken. 2.2 Verklaring omtrent gedrag (VOG) Een aantal schoolbesturen vraagt LIO-ers een VOG te overleggen. Studenten moeten dit zelf in hun woonplaats aanvragen. Het kan zijn dat dit in een enkel geval ook door een school aan stagiaires gevraagd wordt. 2.3 Eerste jaar In de propedeuse is het doel van praktijkleren vooral dat de student door een brede oriëntatie, voor zichzelf kan nagaan of de keuze voor de opleiding tot leraar primair onderwijs een goede keuze is geweest. Pabo Almere bekijkt in deze periode of de student geschikt is voor het beroep van leerkracht. Jaar 1
Minimaal aantal stagedagen per periode (excl. woensdagen)
Stagedagen
Voltijd Woensdag Semester 1 Bovenbouw
Semester 2 Onderbouw
2 perioden 1.1 en 1.2
2 perioden 1.3 en 1.4
9* Donderdag
coachgroep
1x per twee weken coachgroep op de opleidingsschool of op de pabo, de tussenliggende week werken de studenten zelfstandig aan de comaker 1 dag per week (6 weken) en 1 praktijkweek per periode
Deeltijd Dinsdag- of 1x per twee weken tutoraat op de donderdagavond pabo. Maandag, dinsdag 1 dag per week de hele periode of donderdag door (geen praktijkweek) * stagedagen, die de student om wat voor reden dan ook verzuimt, moeten - in overleg met de stageschool tijdens de afrondingsweken worden ingehaald.
Een student blijft een heel jaar op dezelfde stageschool. In het eerste jaar loopt hij het eerste semester stage in de bovenbouw (groep 5 t/m 8) en het tweede semester in de onderbouw (groep 1 t/m 4). Voltijdstudenten zijn per periode gedurende zes of zeven weken één dag per week in de praktijk (donderdag) en daarnaast in de praktijkweek vier dagen . In periode 2 zijn er extra stagedagen op woensdag 5 december om het sinterklaasfeest mee te maken en op vrijdag 21 december in verband met de Kerstviering.
De dag waarop deeltijdstudenten stage lopen (maandag, dinsdag of donderdag) wordt in overleg met de stageschool vastgesteld. 2.4 Tweede jaar In de hoofdfase is het doel van praktijkleren dat de student door verdieping en verbreding zich ontwikkelt in de competenties tot een startbekwame leerkracht. Jaar 2
Minimaal aantal dagen per periode
Stagedagen Voltijd Dinsdag
Semester 1 Onderbouw
Semester 2 Bovenbouw
2 perioden 2.1 en 2.2
2 perioden 2.3 en 2.4
9*
Woensdag
Coachgroep
1 dag per week (6 weken) en 1 praktijkweek per periode 1x per twee weken coachgroep op de opleidingsschool of op de pabo, de tussenliggende week werken de studenten zelfstandig aan de comaker
Deeltijd Maandag, dinsdag 1 dag per week de hele periode of donderdag door (geen praktijkweek) Dinsdag- of 1x per twee weken tutoraat op de donderdagavond pabo. * stagedagen, die de student om wat voor reden dan ook verzuimt, moeten - in overleg met de stageschool tijdens de afrondingsweken worden ingehaald.
Een student blijft een heel jaar op dezelfde stageschool. Het eerste semester stage in de onderbouw (groep 1 t/m 4) en het tweede semester in de bovenbouw (groep 5 t/m 8). Voltijdstudenten zijn per periode gedurende zes weken één dag per week in de praktijk (dinsdag) en daarnaast in de praktijkweek vier dagen. In periode 2 zijn er extra stagedagen op woensdag 5 december om het sinterklaasfeest mee te maken en op vrijdag 21 december in verband met de Kerstviering. De dag waarop deeltijdstudenten stage lopen (maandag, dinsdag of donderdag) wordt in overleg met de stageschool vastgesteld. 2.5 Derde jaar Een student blijft een half jaar op dezelfde stageschool. In het eerste semester van het derde jaar loopt hij stage in de bouw, die hij als specialisatie gekozen heeft. Jaar 3 Specialisatie jonge of oudere kind
Minimaal aantal dagen per periode
Stagedagen Voltijd Maandag en dinsdag
Semester 1
15*
2 perioden 3.1 en 3.2
Woensdag
Deeltijd Advies: maandag en dinsdag. Dinsdag- of donderdagavond Semester 2
15*
Coachgroep
2 dagen per week (6 weken) en 1 praktijkweek per periode de tussenliggende week werken de studenten zelfstandig aan de comaker 1x per twee weken coachgroep op de opleidingsschool of op de pabo. De tussenliggende week werken de studenten zelfstandig aan de comaker 2 dagen per week de hele periode door (geen praktijkweek) 1x per twee weken tutoraat op de pabo.
De praktijk is afhankelijk van de minor
* stagedagen, die de student om wat voor reden dan ook verzuimt, moeten - in overleg met de stageschool tijdens de afrondingsweken worden ingehaald.
2.6 Vierde jaar In het laatste jaar staat de LIO (‘leraar in opleiding) centraal. In de LIO-periode is de student medeverantwoordelijk voor een groep kinderen en voor het onderwijs dat zij krijgen. Sinds augustus 2001 is de Wet en regelgeving Leraren in Opleiding van kracht. Het begrip leraar in opleiding (LIO) is hierdoor onlosmakelijk gekoppeld aan een duaal traject (werkend leren) waarin de student, onder begeleiding van een coach, als volwaardig leerkracht zal functioneren. Het hoofddoel van de LIO-periode is het geleidelijk wennen aan de verantwoording voor een eigen klas. Volgens de wet is de leraar in opleiding een student in de afstudeerfase bij een pabo. In de wet is vastgelegd dat hiervoor een leer(arbeids)overeenkomst afgesloten moet worden tussen de opleiding, de school en de LIO. De opleiding en de school bewaken de verhouding tussen werken en leren. In de overeenkomst moet het leerdeel en het arbeidsdeel ongeveer aan elkaar gelijk zijn. De rechtspositie van de LIO is bij wet geregeld. We onderscheiden een betaalde- en een onbetaalde LIO. Het LIO-traject omvat een continue werk-leer periode. Er is altijd sprake van een benoeming voor bepaalde tijd. Er kan geen aanspraak gemaakt worden op verlenging. Voorwaarde om de LIO-periode in te kunnen gaan is een met minimaal ‘voldoende’ afgerond hoofdfase-assessment. Voor studenten die een andere studieroute volgen gedurende hun opleiding (jaarversnellers en verkorte deeltijders) geldt een andere procedure: - Jaarversnellers: kunnen bij de start van hun laatste jaar de LIO-periode starten. Zij doen in de loop van het eerste semester hun hoofdfase-assessment. - Verkorte deeltijders volgen een individueel traject, met hen wordt een traject op maat afgesproken. De leerarbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een periode van vijf maanden, eindigend voor de aanvang van de zomervakantie van de school of instelling bij een volledige werkweek, of; voor een periode van tien maanden eindigend voor de aanvang van de zomervakantie van de school of instelling bij een halve werkweek. (artikel 4.25 CAO PO 2009, p.46). Studenten kunnen tot uiterlijk 1 februari 2013 met hun LIO (Blok-) starten. De LIO wordt altijd binnen de specialisatie gelopen d.w.z. jonge (groep 1 t/m 4) respectievelijk oudere kind (groep 5 t/m 8). Een LIO in het speciaal onderwijs is mogelijk, als de student in de eerste drie jaar van de opleiding minimaal twee jaar in het reguliere onderwijs stage heeft gelopen én als de LIO in het speciaal onderwijs in een ‘grote’ groep kinderen wordt gelopen. Betaalde LIO Bij de betaalde LIO wordt de leerarbeidsovereenkomst getekend. (Bijlage 8) De leerarbeidsovereenkomst voorziet in een arbeidsdeel (50%) en een leerdeel (50%). Het arbeidsdeel De benoemings- of aanstellingsakte waarin: • Duur van de benoeming/aanstelling • Het salaris Het arbeidsdeel bestaat niet alleen uit voor de klas staan, maar ook het voorbereiden van de lessen en nazorg hoort daarbij. Ook horen bij de taakkarakteristiek van de leraar het verrichten van niet-lesgevende taken als vergaderingen en het onderhouden van contacten met ouders. De functiebeschrijving van de leraar in opleiding wordt in de wet als volgt genoemd: 1. Groepsgebonden taken (het lesgeven) en de daaruit rechtstreeks voortvloeiende werkzaamheden, zoals de planning en voorbereiding, klassenmanagement en de registratie van resultaten.
2. Algemene schooltaken, die redelijkerwijs voortvloeien uit het onderwijs aan de basisschool, zoals: • Het deelnemen aan teamvergaderingen; • Het onderhouden van contacten met collega's van de basisschool, ouders, begeleidingsdiensten e.d.; • Een bijdrage leveren aan de onderwijsontwikkeling van de basisschool; • Het verrichten van overige werkzaamheden ten behoeve van de goede gang van zaken in de basisschool. Essentieel is de zelfstandige uitoefening van bovenvermelde taken. Het leerdeel Het leerwerkplan waarin: • Beschrijving leer- en ontwikkelpunten van de student • Beschrijving ontwikkelpunten van de school • Beschrijving onderwerp afstudeerwerkstuk • Afspraken over de begeleiding door school en opleiding De LIO- werkt in principe de helft van de tijd van een fulltime leerkracht en verdient de helft van het brutosalaris van een beginnende leerkracht. Op dit moment is dit ongeveer € 1100 (voor het meest recente salaris zie www.leraar.nl). Dit geldt voor een 1.0 aanstelling (bloklio), bij een 0.5 aanstelling (lintlio) naar rato. Omdat de student een OV studentenkaart heeft, krijg hij geen reiskosten vergoed. Onbetaalde LIO: de LIO-stage Bij een onbetaalde LIO wordt een ‘leerovereenkomst LIO-stage’ getekend (bijlage B9) Onbetaald moet hier gelezen worden als niet op de formatie drukkend. Er kan een vergoeding overeengekomen worden, deze komt dan uit andere middelen, maar in de regel is er geen vergoeding. Binnen de formatie is er iemand anders aangesteld voor de groep. Deze leerkracht kan op het moment dat de LIO zelfstandig voor de groep staat wel andere taken doen. De onbetaalde LIO staat net als de betaalde LIO zelfstandig voor de groep maar heeft geen eindverantwoording. Bovendien zal de onbetaalde LIO minder belast worden met het verrichten van algemene schooltaken. De onbetaalde LIO is qua formatie ‘extra’ voor de school. In de praktijk moet dat ook aantoonbaar zijn. Hij wordt door de lioschool in de gelegenheid gesteld om de dagen waarop studenten terugverwacht worden op de pabo (intervisie, presentaties) daar ook aanwezig te zijn, ook als die op zijn ‘werkdagen’ vallen. Zoals eerder al is aangegeven zijn er twee LIO-trajecten: een Blok-LIO en een Lint-LIO. De Blok-LIO is een LIO-periode van een half jaar, het laatste semester van de opleiding. De student geeft drie dagen les aan de groep. De vierde dag is de betaalde LIO ook op school, deze dag is bedoeld om te werken aan het afstudeerwerkstuk en aan de voorbereiding van de drie dagen voor de groep. De laatste dag is de studiedag. Naast lesgeven draait de betaalde LIO mee als volwaardig teamlid: hij is aanwezig bij vergaderingen, leerlingbesprekingen en ouderavonden, hij neemt deel aan studiedagen en houdt contact met bijvoorbeeld de schoolbegeleidingsdienst. In samenspraak met de school is een andere leer-werk verhouding mogelijk. Er zijn regelmatig terugkommomenten op de pabo. Daar vindt intervisie plaats en begeleiding van het afstudeerwerkstuk. De eerste helft van jaar 4 is er een regulier studieprogramma met coachgroepbijeenkomsten, colleges en begeleiding onderweg op de pabo. Voor voltijdstudenten valt dit op de woensdagochtend (coachgroep), woensdagmiddag en donderdag (bij stage op maandag en dinsdag), of woensdagochtend (coachgroep), woensdagmiddag en dinsdag (bij stage op donderdag en vrijdag). De Lint-LIO is een LIO-periode waarbij de student het hele schooljaar twee dagen of twee en een halve dag voor de groep staat. De eerste helft van jaar 4 volgt hij ook nog het reguliere studieprogramma op de pabo met coachgroepbijeenkomsten, colleges en begeleiding
onderweg. Voor voltijdstudenten valt dit op woensdagmiddag en donderdag (bij LIO op maandag en dinsdag), of woensdagmiddag en dinsdag (bij LIO op donderdag en vrijdag). Voltijdversnellers kunnen alleen een Lint-LIO doen als de LIO-dagen op maandag en dinsdag vallen. Donderdag en vrijdag volgen zij het studieprogramma van het 3e jaar. De eerste weken van de Lint-LIO zal de mentor nog veel in de groep aanwezig zijn. Na verloop van tijd verschuift de verantwoordelijkheid en de mentor trekt zich steeds meer terug. Deze fase hebben de Blok-LIO’s tijdens de stage voorafgaand aan de LIO doorlopen. Het aantal praktijkdagen in het vierde jaar ziet er als volgt uit: Dagen stage Dagen LIO Blok-LIO 30 60 Lint-LIO 0 90 2.7 Onderwijsassistenten Onderwijsassistenten die minimaal twee dagen per week (werktijdsfactor 0,4 of meer) in het onderwijs werkzaam zijn, kunnen in aanmerking komen voor een aangepaste stage. Hiervoor geldt dat de onderwijsassistent aan het begin van elk semester een door de directeur ondertekende werkverklaring bij de tutor/coach van de pabo inlevert. In deze verklaring vermeldt de directeur dat deze student voor minimaal twee dagen per week werkzaam is op de basisschool. Loonstroken en aanstellingen worden niet geaccepteerd. De onderwijssetting waar de onderwijsassistent werkzaam is, bepaalt het aantal stagedagen op een andere school. Onderwijsassistenten zijn studenten met MBO-niveau 4 die ook onderwijstaken uitvoeren. Klassenassistenten met zorgtaken vallen hier niet onder; voor hen geldt het reguliere programma. Onderwijsassistenten participeren in het model ‘opleiden in school’, net als andere reguliere studenten op de school waar zij werken dan wel stage lopen. Dit betekent dat ook onderwijsassistenten die de pabo-opleiding volgen, elke periode een lesbezoek krijgt van de schoolopleider (indien de werk/stageplek een opleidingsschool betreft) dan wel van de regiodocent (indien de werk/stageplek een reguliere stageschool betreft). 2.7.1 Werkzaam in het regulier basisonderwijs Onderwijsassistenten die in het reguliere basisonderwijs werken, lopen in jaar 1 en 2, naast hun werk, tien dagen per studiejaar stage op een andere school en in een andere bouw (zie tabel). 1e jaar: Periode 1.1 Stage op eigen werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Beoordeling door coach
Periode 1.2 Stage op andere school Tien dagen stage bovenbouw op een andere school dan de werkplek Beoordeling door mentor
Periode 1.3 Stage op eigen werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Beoordeling door coach
Periode 1.4 Stage op eigen werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Beoordeling door coach
2e jaar: Periode 2.1 Stage op eigen werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Beoordeling door coach
Periode 2.2 Stage op eigen werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Beoordeling door coach
Periode 2.3 Stage op andere school Tien dagen stage bovenbouw op een andere school dan de werkplek Beoordeling door mentor
Periode 2.4 Stage op eigen werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Beoordeling door coach
3e en 4e jaars (die het tweede semester een bloklio lopen) die als onderwijsassistent in het reguliere basisonderwijs werken in de bouw van hun specialisatie, kunnen het eerste semester stage lopen op hun werkplek. 3e en 4e jaars die niet werken in de bouw van hun
specialisatie, moeten in het eerste semester minimaal 15 dagen stage lopen in de bouw van hun specialisatie. Dit mag op de eigen werkplek, maar het heeft de voorkeur om dit op een andere school te doen. In het tweede semester van het derde jaar vindt de minor plaats. Binnen deze minor loopt de student aanvullend tien dagen stage in periode 3.3 of 3.4. De LIO in het 4e jaar (blok- of lintlio) kan door onderwijsassistenten volledig binnen de aanstelling gelopen worden. Voorwaarde is wel dat de LIO binnen de specialisatie is. De onderwijsassistent moet voor de stage op de eigen werkplek voor elke periode aan een aantal verplichtingen voldoen: • Hij schrijft voor elke periode een semesterplan. • Hij moet minimaal vijf lessen zelfstandig aan een klas geven in elke periode. Deze lessen bereidt hij voor met behulp van het lesvoorbereidingsformulier. • Hij vraagt een begeleider of een mentor op het werk om schriftelijke feedback te geven op de gegeven lessen. Deze feedback wordt bewaard in de praktijkmap. Op basis van het semesterplan, de vijf lesvoorbereidingen en de schriftelijke evaluaties van de mentor ontvangt de student van de coach van de pabo een praktijkbeoordeling. In bepaalde gevallen kan deze afwijken van de beoordeling van de mentor. 2.7.2 Werkzaam in het speciaal basisonderwijs Onderwijsassistenten die in het speciaal onderwijs werken, lopen in jaar 1 en 2 van hun opleiding – naast hun werk – tien dagen stage in de bovenbouw van een ándere school in het bovenbouwsemester, én tien dagen stage in de onderbouw van een ándere school in het onderbouwsemester. De volgende tabel laat dit schematisch zien. 1e jaar: Periode 1.1 Stage op eigen werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Beoordeling door coach
Periode 1.2 Stage op andere school Tien dagen stage bovenbouw, op een andere school dan de werkplek
Periode 1.3 Stage op andere school Tien dagen stage onderbouw, op een andere school dan de werkplek
Beoordeling door mentor
Beoordeling door mentor
Periode 2.2 Stage op andere school Tien dagen stage onderbouw, op een andere school dan de werkplek
Periode 2.3 Stage op andere school Tien dagen stage bovenbouw, op een andere school dan de werkplek
Beoordeling door mentor
Beoordeling door mentor
Periode 1.4 Stage op eigen werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Beoordeling door coach
2e jaar: Periode 2.1 Stage op eigen werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Beoordeling door coach
Periode 2.4 Stage op eigen werkplek Vijf lessen worden bekeken en besproken met een leerkracht van de school Beoordeling door coach
Voor alle periodes gelden daarnaast dezelfde verplichtingen (ook in het kader van opleiden in school) als voor onderwijsassistenten die werkzaam zijn in het regulier basisonderwijs, zie 2.7.1. 3e en 4e jaars (die het tweede semester een bloklio lopen) die als onderwijsassistent in het speciaal basisonderwijs werken, lopen minimaal 15 dagen (één periode) in het eerste semester in de bouw van hun specialisatie in het reguliere onderwijs. Voor de andere periode en de minor gelden daarnaast dezelfde verplichtingen als voor onderwijsassistenten die werkzaam zijn in het regulier basisonderwijs, zie 2.7.1. 2.8 Verkorte deeltijd Aan studenten met een afgeronde HBO- of WO-opleiding biedt Pabo Almere de mogelijkheid van een verkorte route in de deeltijd van twee jaar. Vanaf de start van de studie in september tot aan januari volgt de student de reguliere deeltijdopleiding, al doet hij dat wel meteen in een aparte groep met andere studenten die opteren voor de verkorte deeltijdroute. Het programma is zó aangepast dat de student eind januari het propedeuse-assessment doet.
Op deze manier onderzoekt Pabo Almere of de student geschikt is voor het versneld volgen van de opleiding. Groei moet in dit halfjaar zichtbaar zijn. We letten daarbij op leervermogen en reflectievermogen. Als de propedeuse behaald is voor 1 februari, kan de student de verkorte deeltijd in. Het gedeelte dat dan volgt, duurt nog anderhalf jaar. Bij de verkorte deeltijd gaan studenten, net als bij de reguliere voltijd en deeltijd, vanaf de start van hun opleiding de praktijk in. Studenten lopen per jaar minimaal 60 dagen stage, in ieder geval één vaste dag in de week en de overige dagen in overleg met school. Van de verkorte deeltijdstudenten wordt vanaf periode twee verwacht dat ze regelmatig lesgeven, starten met dagdelen lesgeven en veel eigen lessen ontwerpen. Dit sluit aan bij het hoofdfaseniveau. In vergelijking met de reguliere opleiding hebben de verkorte deeltijders dus minder tijd en ruimte. Omdat binnen de verkorte deeltijd in de regel geen lio gelopen wordt, verwacht Pabo Almere dat de student de laatste tien weken van het tweede studiejaar twee dagen per week zelfstandig voor de groep staat. Het staat de student vrij meer stage te lopen. Als de ontwikkeling van de student dat toe laat kan een verkorte deeltijder ook een reguliere lio (lint of blok) lopen. Het is niet mogelijk voor de praktijk extra vrijstelling te krijgen. De reden hiervoor is, dat studenten van de verkorte deeltijd in korte tijd zowel in de diepte, als in de breedte het “vak” van leraar basisonderwijs moeten leren. Voor studenten met een aanstelling als onderwijsassistent geldt een andere regel, zie hiervoor paragraaf 2.7.
3.
Begeleiding
3.1.1 Semesterplan Om hun ontwikkeling te kunnen sturen maken studenten een praktijk-/semesterplan. In dit plan formuleren zij hun doelen en werkwijze. Het plan geeft richting aan de activiteiten van de student in de praktijk, zodat u als mentor de student gericht kunt begeleiden. De student start in periode 1 met een semesterplan. In periode 2 past hij dit plan aan, aan de hand van uw feedback en de feedback van de coach van de pabo. In periode 3 maakt de student een nieuw semesterplan dat ook weer bijgesteld wordt voor periode 4 op basis van de adviezen van u en de coach. Naast doelen wordt ook de uitvoering van de comaker voor de praktijk in dit plan verwerkt. De student overhandigt u dit plan aan het begin van een nieuwe periode. Het is belangrijk dat u dit plan aan het begin van ieder semester bespreekt. 3.1.2 Praktijkmap In de praktijkmap houdt de student een overzicht bij van alle activiteiten, die hij op de stageschool uitvoert. Het is een onderdeel van zijn portfolio. De student overhandigt de map aan de mentor en tijdens een praktijkbezoek aan de coach of regiodocent. De praktijkmap kan dienen als uitgangspunt voor een gesprek. In de praktijkmap van de student zit in ieder geval: • een overzicht van uitgevoerde activiteiten • een overzicht van uitgevoerde activiteiten binnen de comakergroepen • het semesterplan • de voorgaande praktijkbeoordelingen • de uitgewerkte lesvoorbereidingen • de eigen evaluaties van de lessen • de evaluaties van de mentor en schoolopleider • de uitwerkingen van andere activiteiten De praktijkmap schetst zo een helder beeld van de ontwikkeling en het functioneren van de student. 3.2 Eerstejaarsstudenten De student voert in de eerste periode minimaal één op het lesvoorbereidingsformulier voorbereide activiteit per dag uit, dit mag met een groepje kinderen zijn of met gehele groep. Vanaf periode twee voert de student twee activiteiten per dag uit waarvan minimaal één met de gehele groep. In periode drie en vier zijn dit activiteiten voor de hele groep. 3.3 Tweedejaarsstudenten Er wordt voortgebouwd op de praktijkdoelen die in het eerste jaar zijn behaald. De student werkt nu aan uitbreiding van de praktijkactiviteiten. Dit houdt in dat hij meerdere lessen achtereen geeft of zelfs al hele dagdelen of dagen zelfstandig voor de groep staat. Ook kunnen er andere werkvormen binnen de lessen worden geïntroduceerd, activiteiten binnen de schoolorganisatie kunnen worden ontplooid en de aandacht wordt gericht op het individuele kind. Ook in het tweede jaar maakt de student voor zijn lessen gebruik van het lesvoorbereidingsformulier van Pabo Almere. Al deze vormen van lesvoorbereidingen en lesevaluaties verzamelt de student in de praktijkmap, als bewijs dat hij bepaalde activiteiten in de praktijk heeft uitgevoerd. 3.4 Derdejaarsstudenten Het onderwijs op de pabo staat in het eerste semester van het derde jaar in het teken van de specialisatie jonge of oudere kind. Hierbij staat het ontwerpen van onderwijs en het omgaan met verschillen centraal. In dit semester is het belangrijk dat de student, naast de methodegebonden lessen (zelf bewerken van methodelessen), ook zelf lessen ontwerpt.
Uitgangspunt hierbij is dat hij op een adaptieve manier les geeft, dus rekening houdt met de verschillen tussen kinderen. De student geeft lessen in álle vakgebieden, zowel methodegebonden lessen als zelfontworpen lessen, waarbij hij gebruik maakt van activerende werkvormen. Van een derdejaarsstudent wordt verwacht dat hij in periode 3.1 hele dagdelen het onderwijs aan de groep verzorgt en in periode 3.2 hele dagen. Het is belangrijk dat de student zicht heeft op het doel en opzet van de methodegebonden en de zelfontworpen lessen. De student maakt gebruik van het lesvoorbereidingsformulier van Windesheim Flevoland/Pabo Almere . Van een derdejaarsstudent wordt ten slotte verwacht dat hij interesse toont in groepsoverstijgende zaken. Met het oog op de lio van het vierde jaar, is het van belang dat de student kennis maakt met teamvergaderingen en oudergesprekken, met de organisatie van buitenschoolse activiteiten en dat hij zicht krijgt op de organisatie- en zorgstructuur van de school. De afspraken voor tweedejaarsstudenten over de praktijkmap gelden ook voor de derdejaarsstudenten, zie 3.3. In het derde jaar kiezen studenten één van de differentiaties of denominatie. Dit betekent dat zij een prestatie doen over het onderwerp van de gekozen differentiatie. Studenten onderzoeken dan tevens de visie van de school op één van deze onderwerpen. 3.5 Vierdejaarsstudenten De coach van de pabo begeleidt de student gedurende de LIO-periode. De coach zal met de groep deze bijeenkomsten vormgeven en begeleidt de student in zijn persoonlijke ontwikkeling (ontwikkelingslijnen). De coach van de pabo onderhoudt het contact met de mentor. De coach komt op LIOpraktijkbezoek en stemt de begeleiding naar het veldassessment toe af met de mentor. De student stelt voor het feitelijke begin van de LIO-periode een leerwerkplan op. Hierin worden leer en ontwikkelpunten van student en ontwikkelpunten van de school, afspraken over begeleiding en het onderwerp van het afstudeerwerkstuk vastgelegd. Van de LIOschool wordt verwacht dat de student een mentor krijgt toegewezen. Deze begeleidt de student op professionele ontwikkeling (leerlijnen): observeert lessen van de student en voert begeleidingsgesprekken. Ook kan van de mentor gevraagd worden om video-opnames te maken. Het is wenselijk dat de mentor niet dezelfde leerkracht is als de groepsleerkracht van de groep. Dit bevordert het vermogen van de mentor om naar de groep te kijken vanuit het perspectief van de student en niet vanuit de ervaringen van de leerkracht met deze groep. De mentor onderhoudt ook de relatie met de coach van Pabo Almere (op beider initiatief). 3.6 Mentor Als mentor en/of schoolopleider speelt u een belangrijke rol bij de begeleiding van de studenten in de praktijk. U ziet de student bij al zijn handelingen in de klas, observeert zijn lessen en zijn houding en bespreekt de aandachtspunten vóór en ná een activiteit. Ook motiveert u de student om naar andere lesvormen en perspectieven te zoeken. Dit is méér dan het geven van tips. Paragraaf 3.6.2 gaat in op de verschillende vormen van begeleiding voor wat betreft de sturing die u als mentor aan de student kunt geven. In paragraaf 3.6.3 leest u wat u van onze studenten mag verwachten en welke verplichtingen zij hebben. Tevens kunt u lezen welke verwachtingen Pabo Almere heeft van u als mentor. In paragraaf 3.6.4 vindt u hoe de communicatie tussen u, de schoolopleider en de coach van de pabo is opgezet. 3.6.1 Dynamiek tussen theorie en praktijk Het omzetten van theorie naar praktisch handelen gaat niet automatisch. De beroepspraktijk is complex en vraagt om in- en uitzoomen van de student. Doelgericht leren lesgeven en gericht werken aan verbeteringen, vraagt om systematische reflectie door de student. Pabo Almere gebruikt hiervoor het reflectiemodel van Korthagen. Dit model kunt u als mentor inzetten in de begeleiding. Figuur 3.1 geeft een schematische weergave van het model.
Figuur 3.1 Reflectiemodel van Korthagen
Bij het model hoort een aantal standaardvragen: a. Wat is er gebeurd? (fase 2) b. Wat vond ik daarin belangrijk? (fase 3) c. Tot welke voornemens of leerwensen leidt dat? (fase 4) Deze drie vragen zijn eigenlijk heel eenvoudig en toch blijkt het systematisch beantwoorden ervan een grote verdieping aan te kunnen brengen in het leren van ervaringen. Er ontstaat een vruchtbare wisselwerking tussen het handelen als leerkracht (fasen 1 en 5) en het leren van dat handelen. 3.6.2 Continuüm van begeleiding Studenten verschillen in de wijze waarop ze begeleid willen worden. In onderstaand schema ziet u de opbouw en verschuiving van de soorten begeleiding die u de student kunt geven. Van een student in de hoofdfase mag u verwachten dat hij een sturende begeleiding steeds minder nodig heeft en van u een coachende of ondersteunde begeleiding zou willen. De sturing van de begeleiding zal in de loop van de opleiding namelijk verschuiven via een coachende naar een ondersteunde rol van u als mentor en/of schoolopleider.
Sturend u luistert naar inhoud u lost het probleem op u fungeert als gids u geeft input
Continuüm van begeleiding Coachend Ondersteunend u luistert actief u luistert naar gevoel u helpt bij het probleem oplossen u verduidelijkt het probleem u maakt de student eigenaar u laat de student zelf begaan u geeft feedback u moedigt aan om zelf te ontdekken
3.6.3 Verwachtingen en verplichtingen met betrekking tot studenten In de begeleiding van onze studenten stellen wij enkele verplichtingen en verwachtingen centraal. Verplichtingen voor de student • De student bespreekt in de eerste week van elke nieuwe periode het semesterplan met u. • De student maakt altijd gebruik van het lesvoorbereidingsformulier van Pabo Almere.
• • •
De student zorgt voor diversiteit in lessen en activiteiten. Voorafgaand aan elke lesactiviteit dient de student het lesvoorbereidingsformulier aan u te overhandigen om zo gerichte feedback te kunnen ontvangen (zie bijlage). De student:
Periode 1.1 Periode 1.2 Periode 1.3 en 1.4
Vanaf jaar 2 Semester 1 Vanaf jaar 2 Semester 2 Vanaf jaar 3 Semester 1 Vanaf jaar 3 Semester 2
De student voert minimaal één op het lesvoorbereidingsformulier voorbereide activiteit per dag uit, dit mag met een groepje kinderen zijn of met gehele groep. De student voert twee activiteiten per dag uit waarvan minimaal één met de gehele groep a.d.h.v. een goed ingevuld lesvoorbereidingsformulier. De student voert twee activiteiten per dag uit a.d.h.v. een goed ingevuld lesvoorbereidingsformulier met gehele groep voert minimaal twee activiteiten per dag aan de hele groep uit. voert minimaal drie activiteiten per dag aan de hele groep uit. geeft hele dagdelen les aan de hele groep. geeft hele dagen les aan de hele groep.
Verwachtingen t.a.v. de student Persoonlijke aspecten De student: • voert het semesterplan uit en maakt het zichtbaar in de activiteiten; • leeft zich in in de identiteit /visie van de stageschool; • toont een actieve inzet (biedt zichzelf aan in bepaalde voorbereidingen, hand- en spandiensten verlenen (o.a. nakijken). Pedagogische aspecten De student: • zoekt contact met kinderen; • signaleert verschillen tussen leerlingen (vanaf jaar 1, periode 3); • signaleert verschillen tussen leerlingen in tempo en niveau (vanaf jaar 1 periode 4). Vakinhoudelijke aspecten De student: • observeert doelgericht uw leerkrachtgedrag en de leerlingen; • brengt interactie tot stand met de groep (vanaf jaar 1 periode 2) en in de groep (vanaf jaar 1 periode 4); • maakt een koppeling tussen de theorie en de praktijk (vanaf jaar 1 periode 3); • maakt bewuste keuzes bij het geven van methodegebonden lessen, volgt niet klakkeloos de handleiding (vanaf jaar 1 periode 3); • geeft een aanzet om leerlingen te laten nadenken, verbindingen te laten leggen met andere kennis (vanaf jaar 1 periode 3); • toont initiatief in het geven van betekenisvol onderwijs, sluit aan bij de belevingswereld van kinderen (vanaf jaar 1 periode 3); Organisatorische aspecten De student: • participeert ook in niet-lesgebonden activiteiten (sportdag, sint, kerst, musical, projecten). Samenwerking De student: • zoekt contact met teamleden; • neemt incidenteel deel aan bouwoverleg, teamvergadering en studiedag (vanaf jaar 2); • communiceert met u de doelen in het semesterplan voor planning en begeleiding; • maakt eventuele problemen bespreekbaar met u; • komt gemaakte afspraken na.
Reflectie en ontwikkeling De student: • staat open voor adviezen van u en de coach/regiodocent en weet dat te vertalen naar de praktijksituatie; • toont bewustwording van de beroepsrol en handelt hiernaar voor en na schooltijd, in pauzes en bij buitenschoolse situaties. Verwachtingen t.a.v. de mentor Het terugkijken op het handelen, de attitude en de lessen van de student aan de hand van het reflectiemodel in 3.6.1 staat centraal. U leert de student zich bewust te worden van zijn eigen kwaliteiten en van de manier waarop de student deze kan inzetten om professioneler te functioneren. Een ander belangrijk element van de begeleiding is het bespreken van het semesterplan aan het begin van ieder semester. Dit kan gebeuren aan de hand van onder meer de volgende punten: • welke ontwikkelingen zijn in de vorige periode zichtbaar geworden? • is er een balans tussen uitdaging en haalbaarheid? • welke prestaties kunnen een plek krijgen in de praktijk? • welke andere suggesties of perspectieven kan de ervaren mentor meegeven? • welke concrete leerdoelen heeft de student zich gesteld? Van de student mag u verwachten dat hij initiatief neemt, coöperatief is, vragen stelt en overlegt over lessen die concreet en toepasbaar zijn in het vervolg van de stage. 3.6.4 Contact tussen mentor, schoolopleider en coach van de pabo U heeft elke periode contact met de schoolopleider. Als er problemen in de studievoortgang gesignaleerd worden, verzoeken wij u uw zorgen met hen te bespreken. Is uw school geen opleidingsschool dan heeft u als mentor elke periode contact met de regiodocent tijdens het praktijkbezoek. Een regiodocent, tevens docent van Pabo Almere, is verantwoordelijk voor de begeleiding van studenten op hun stagescholen. Tegelijkertijd vertegenwoordigt de regiodocent in zijn/haar regio de opleiding. Ook de rol van bemiddelaar behoort tot de taken van de regiodocent. De stageschool mag de regiodocent verzoeken om het team een toelichting te geven op de visie en werkwijze van Pabo Almere. Als er problemen in de studievoortgang gesignaleerd worden, verzoeken wij u de regiodocent te informeren . 3.7 Schoolopleider Een (bovenschools) schoolopleider, is verantwoordelijk voor de begeleiding van studenten op hoofdlijnen op hun stagescholen (koppeling opgeleide mentoren aan studenten, overzicht van de ontwikkeling van de student, afstemming coachgroep op ontwikkelthema van de school, begeleiding van mentoren). Daarnaast is de schoolopleider de spin in het web (contactpersoon voor studenten, mentoren en coach van de pabo, contact met andere schoolopleiders binnen dit bestuur. 3.7.1 Praktijkbezoek De schoolopleider komt elke periode (iedere tien weken) op lesbezoek. Een week voor het bezoek stuurt de student het ingevulde lesvoorbereidingsformulier (bijlage B1) naar de schoolopleider. Het praktijkbezoek duurt een uur, waarvan de student een half uur les geeft. Het laatste half uur wordt de les nabesproken en komt de ontwikkeling van de student in de praktijk aan de orde. Tevens wordt de praktijkmap besproken. Zo krijgt de schoolopleider een beeld van hóe de student evalueert en reflecteert en wát in de loop van het praktijkleren de feedback van de mentor is geweest. Bij voorkeur is de mentor bij het gesprek aanwezig. Ook alle pabostudenten met een onderwijsassistentenaanstelling krijgen elke periode een bezoek waarin de les die zij laten zien, geobserveerd wordt door en nabesproken wordt met de schoolopleider. Bij niet-opleidingsscholen wordt het praktijkbezoek gedaan door de regiodocent van de pabo.
Lesbezoekverslag • Aan het einde van het begeleidingsgesprek tussen schoolopleider en student (en indien mogelijk mentor) vat de student het gesprek samen. In deze samenvatting benoemt de student de bereikte punten en de actiepunten. De schoolopleider vraagt de student aantekeningen te maken van het gesprek. • De student maakt een schriftelijk verslag van het gesprek (het lesbezoekformulier) met daarin opgenomen de bereikte punten en de actiepunten, en mailt dit binnen één week na het lesbezoek naar zijn mentor en schoolopleider. • De student geeft het verslag aan u als mentor, zodat u op de hoogte bent van de afspraken tussen student en schoolopleider. • Een tweede exemplaar doet de student in de praktijkmap. De coach kan de student vragen of hij het lesbezoekformulier kan inzien, indien er bijvoorbeeld vragen zijn rondom zijn ontwikkeling in de praktijk. • De schoolopleider checkt bij het eerstvolgende bezoek of het verslag in de praktijkmap zit.
4.
Beoordeling
Per praktijkperiode beoordeelt u als mentor de ontwikkeling van de student aan de hand van het beoordelingsformulier van Pabo Almere (bijlage B3, B4 en B5), dat de student aan u geeft. U brengt een adviesbeoordeling uit aan Pabo Almere door het beoordelingsformulier in te vullen, te ondertekenen en mee te geven aan de student. Het is de bedoeling dat u voor een praktijkperiode één beoordeling geeft. U kiest uit: onvoldoende (5 of lager), voldoende (6), ruim voldoende (7), goed (8 en hoger). Naast deze praktijkbeoordelingen gelden er aparte afspraken rondom het propedeuseassessment, het hoofdfase-assessment en het afstudeerassessment. 4.1 Propedeusepraktijkassessment Aan het eind van het eerste jaar (periode 1.4) kan een student zijn propedeuse-assessment doen. Een onderdeel van het propedeuse-assessment is een door de student voorbereide en daadwerkelijk gegeven les op de stageschool, het praktijkassessment. Deze les wordt gegeven in aanwezigheid van de mentor en de coach van de pabo (regiodocent bij nietopleidingsschool). De student reflecteert direct na afloop van de les met u en de coach van de pabo. Deze les wordt beoordeeld door u en de coach van de pabo aan de hand van het beoordelingsformulier propedeusepraktijkassessment dat de student aan u overhandigt. In sommige gevallen kan het zijn dat de les onvoldoende wordt beoordeeld door u en/of de coach van de pabo. Het is aan u en de coach van de pabo of de student op korte termijn kan herkansen (zie bijlage). 4.2 Hoofdfase-assessment Derdejaarsstudenten leggen aan het eind van het eerste semester het hoofdfaseassessment af. Als een onderdeel daarvan moet de student twee lessen laten beoordelen: één door u als mentor en één door de coach van de pabo (regiodocent bij nietopleidingsschool). Dit moeten twee verschillende lessen zijn. Van de student ontvangt u het juiste beoordelingsformulier. Aan de hand van dat formulier beoordeelt u het functioneren van de student in die specifieke les. Deze beoordeling kan afwijken van de beoordeling over een bepaalde periode (zie bijlage). 4.3 Afstudeerassessment Vierdejaarsstudenten leggen aan het eind van hun opleiding het afstudeerassessment af. De ontwikkeling die de student doormaakt gedurende de LIO-periode wordt beoordeeld door de mentor (bijlage B5). Dit is geen eindbeoordeling. De Lint-LIO krijgt zowel de eerste als de tweede helft van jaar 4 een beoordeling van de LIOperiode. De Blok-LIO heeft de eerste helft een beoordeling van de stage en de tweede helft een beoordeling van de LIO-periode. De eindbeoordeling gebeurt door twee onafhankelijke assessoren tijdens het veldassessment van het afstudeerassessment De student kan alleen aan het afstudeerassessment deelnemen, wanneer zowel de directeur van de lioschool als de coach van de pabo daarmee instemmen. Zij moeten daartoe de aanvraag afstuderen ondertekenen. Deze ondergetekende aanvraag (door student, directeur en coach van de pabo) moet bij de coach van de pabo worden ingeleverd. 4.4 Disfunctioneren van de student Indien de student niet naar tevredenheid functioneert, verwijzen wij u naar de procedure in bijlage B6 “Procedure bij onvoldoende praktijkbeoordeling en format reparatieplan”. Pabo Almere kan besluiten een student na ernstig disfunctioneren uit de praktijk terug te trekken.
5.
Rollen van de betrokkenen op niet-opleidingsscholen
De rol van de student Voordat de student op een nieuwe stageschool begint, maakt hij altijd kennis met de nieuwe mentor en zorgt hij ervoor dat de school de Praktijkgids van Windesheim Flevoland/Pabo Almere ontvangt. Ook laat hij weten wie de regiodocent is. Vanzelfsprekend is de student te gast op de stageschool en houdt hij zich aan de regels en gebruiken van de school. De regels en verwachtingen verschillen weliswaar per school, maar u mag altijd een actieve houding van de student verwachten. Dat betekent dat de student ook deelneemt aan activiteiten, die na schooltijd worden georganiseerd, zoals nabespreken, opruimen, meewerken aan projecten, en dergelijke. Stagetijd is kostbare tijd. Gemiste praktijkdagen, óók door bijvoorbeeld ziekte of doktersbezoek, worden dan ook ingehaald. Als een student besluit om met de opleiding te stoppen, stelt hij zélf de stageschool, de regiodocent, de coach van de pabo, het praktijkbureau en de praktijkcoördinator op de hoogte. De rol van de coach van de pabo De coach van de pabo onderhoudt het contact met de regiodocent over de ontwikkeling van de student in de praktijk. De coach van de pabo is eindverantwoordelijke voor de beoordeling van de praktijk van de student. In principe volgt hij hierbij het advies van de mentor. De rol van de mentor De mentor is de primaire begeleider van de student in de praktijk (zie 3.3). De rol van de directeur en/of stagecoördinator van de stageschool De directeur en/of stagecoördinator van de stageschool plaatst de studenten binnen de school. Bij langdurige uitval van een mentor zorgt de directeur of stagecoördinator voor een vervangende begeleider of neemt hij/zij contact op met de praktijkcoördinatie van Pabo Almere. De rol van de regiodocent De regiodocent is de contactpersoon tussen Pabo Almere en de praktijkschool (zie 3.4).
Semesterplan Student: Periode: Coach / Tutor (DT): Spoorgroep / Tutorgroep (DT: Schoolopleider/regiodocent:
Praktijkschool: Mentor: Groep: Aantal leerlingen: Datum laatste bijstelling:
Het semesterplan is een flexibel plan, waar je gedurende een half jaar in de praktijk aan werkt. Je zult je semesterplan periodiek bijstellen (4x per jaar) omdat je je continu ontwikkelt. Het bijstellen doe je in overleg met je mentor en je tutor/schoolopleider. Per periode stel je in totaal drie doelen op gekoppeld aan de praktijk. Koppel elk doel aan één van de zeven beroepscompetenties (zie de SBL-competenties). Je beschrijft in welke richting je je wilt ontwikkelen het komende semester, op welke gebieden je meer kennis wil opdoen, waar je vaardiger in wilt worden. Je beschrijft ook welke activiteiten je gaat ondernemen om je gekozen ontwikkelingsrichting en leerdoelen te verwezenlijken. Praktijkdoelen Beschrijf hier je je praktijkdoelen. Dit zijn doelen die je wil bereiken tijdens je stage. Praktijkdoel 1 • • • 1.
Wat wil je bereiken? Maak duidelijk aan welke competentie(s) je gaat werken. Hoe maakt werken aan dit doel jou een betere leerkracht? Hoe zien kinderen dit terug in jouw onderwijs? Wat ga je concreet doen om dit te bereiken? (bedenk minimaal drie activiteiten)
2. 3. •
Wanneer is je doel bereikt? Hoe ziet jouw mentor dit terug in jouw onderwijs?
Praktijkdoel 2 • • • 1.
Wat wil je bereiken? Maak duidelijk aan welke competentie(s) je gaat werken. Hoe maakt werken aan dit doel jou een betere leerkracht? Hoe zien kinderen dit terug in jouw onderwijs? Wat ga je concreet doen om dit te bereiken? (bedenk minimaal drie activiteiten)
2. 3. •
Wanneer is je doel bereikt? Hoe ziet jouw mentor dit terug in jouw onderwijs?
Praktijkdoel 3 •
Wat wil je bereiken? Maak duidelijk aan welke competentie(s) je gaat werken.
• • 1.
Hoe maakt werken aan dit doel jou een betere leerkracht? Hoe zien kinderen dit terug in jouw onderwijs? Wat ga je concreet doen om dit te bereiken? (bedenk minimaal drie activiteiten)
2. 3. •
Wanneer is je doel bereikt? Hoe ziet jouw mentor dit terug in jouw onderwijs?
Comaker, opdrachten, prestaties • Geef hieronder een overzicht van de activiteiten die je voor je comaker, opdrachten of prestaties gaat uitvoeren in de praktijk:
Lesvoorbereidingsformulier groep 1 t/m 8 In onderstaand formulier zijn de lesfasen van het directe instructie model (DIM) voorgestructureerd. Indien je een les wilt geven die niet volgens het directe instructie model is opgebouwd kun je deze fasen vervangen.
Student Jaar Regiodocent /coach Datum
Stageschool Mentor Stagegroep Aantal leerlingen
Onderwerp van de les
Vakgebied
Leerpunten (ik wil van mijn mentor of coach feedback op de volgende leerpunten) 1. 2. 3. Lesdoel
Vakgebied
Wat leren de leerlingen tijdens deze les? Concreet beschrijven (lesdoelen nummeren)
1. 2. 3. Beginsituatie Op welke wijze sluiten het onderwerp en de inhoud van mijn les aan op de belevingswereld van de kinderen? Wat kunnen, kennen en/of weten de kinderen al wat betreft de leerinhoud van mijn les?
Differentiatievorm Wat doe ik concreet om rekening te houden met het verschil in tempo of niveau van de kinderen?
Organisatie Denk aan: Wat moet ik klaarleggen? Waar kunnen kinderen zelf pakken? Wissel ik van opstelling tijdens de les? Wie ruimt wat op? Waar leggen de kinderen hun producten neer? Wat kunnen de kinderen doen die eerder klaar zijn met mijn les?
Lesfase
Minuten per fase
Activiteit
Activeren voorkennis van de leerlingen.
Oriëntatie op de leerstof en uitleg van de leerstof
Begeleide inoefening; de kinderen oefenen onder begeleiding met de nieuwe stof.
Zelfstandige verwerking en verlengde instructie.
Evaluatie van de lesstof met de kinderen
Reflectie op de les (door de student) Reflecteer op je les door terug te blikken op (tips en tops):
Verloop van de les (didactiek) en de betrokkenheid van de groep.
Schrijf op welke verbeterpunten je ziet voor een volgende les.
Bordgebruik Materiaalgebruik
Feedback op de les (door de mentor, schoolopleider of regiodocent) Evalueer de les door terug te blikken op (tips en tops):
Verloop van de les (didactiek) en de betrokkenheid van de groep.
Schrijf op welke verbeterpunten u ziet voor een volgende les.
Lesvoorbereidingsformulier assessmentlessen Student Tutorgroep Regiodocent Datum
Praktijkschool Mentor Stagegroep Aantal leerlingen
1. LEERPUNTEN (waar ik voor mezelf aan wil werken) Leerpunt betrek hier ook je semesterplan en je evaluaties van je vorige lessen bij
Hoort bij competentie
1. 2. 3. 2. VERANTWOORDING (waarom ik deze les ga geven) Onderwerp van de les
Vakgebied
Lesdoelen (wat kunnen, kennen en/of weten de kinderen aan het einde van mijn les?) Lesdoel Koppeling aan het Koppeling aan Concreet beschrijven (lesdoelen (de) volgende de volgende: nummeren) kerndoel(en) - theorie en/of - kennisbasisbegrippen Kennis = •
weten
Vaardigheden = kunnen Attitude = houding
•
Leeropbrengst Lesdoel Noteer het nummer van je lesdoel
Kennis Vaardigheden Attitude •
Beginsituatie
Op welke wijze sluiten het onderwerp en de inhoud van mijn les aan op de belevingswereld van de kinderen? Wat kunnen, kennen en/of weten de kinderen al wat betreft de leerinhoud van mijn les?
Hoe stel ik vast of het lesdoel behaald is?
3. DIDACTIEK (hoe ik deze les ga geven) • In mijn les kies ik voor het (de) volgende didactische model(len) O Directe InstructieModel (DIM) O vijf stappenplan (DMW) O vijf didactische impulsen O V.E.S.I.T.-model O anders, namelijk: _______________________________________ • In mijn les bereik ik de lesdoelen het beste door de volgende werkvorm(en): O interactievorm O instructievorm O opdrachtvorm O spelvorm O anders, namelijk: _______________________________________ • Bij mijn gekozen werkvorm kies ik voor de volgende groepingsvorm(en): O klassikaal O kring O in groepen van ___ kinderen O in tweetallen O individueel • Differentiatie in mijn les Differentiatievorm
Wat doe ik concreet binnen deze differentiatievorm?
Denk hierbij ook aan het groepshandelingsplan/ individuele handelingsplannen
Tempo Niveau Leerstijl Interesse 4. ORGANISATIE Vooraf Wat moet ik klaarleggen? Waar kunnen de kinderen spullen zelf pakken? Waar leggen de kinderen hun producten neer?
Tijdens Wissel ik van opstelling tijdens de les?
Na afloop Wie ruimt wat op? Waar en hoe gaan de kinderen zitten voor de volgende les?
Extra werk Wat kunnen de kinderen doen die eerder klaar zijn met mijn les?
5. LESVERLOOP (wat ik ga doen in deze les) Directe InstructieModel
Vijf stappenplan
Vijf didactische impulsen
V.E.S.I.T.
1. terugblik 2. oriëntatie 3. uitleg
1. introductie/ confrontatie 2. spontane verkenning 3. onderzoek en resultaten vastleggen
1. oriënteren 2. structureren en verdiepen 3. verbreden
1. voorstructureren 2. ervaringen 3. structureren
4. begeleide oefening 5. zelfstandige verwerking 6. evaluatie
4. rapportage/ communicatie 5. verbreding of verdieping
Lesfase
Activiteit
In deze kolom noem ik afzonderlijk alle lesfasen van het gekozen didactische model
Tijd Per fase geef ik aan hoe veel tijd ik hier voor neem
4. toevoegen 5. reflecteren
4. inzoomen 5. theorie
Bordgebruik
Hier noteer ik per fase wat ik wil gaan doen en wat de kinderen gaan doen tijdens mijn les. Om per fase aan te geven in welke mate deze leerkrachtgestuurd en/of kindgestuurd is, plaats ik een x op de lijn
Hier geef ik per fase aan of en hoe ik het bord ga gebruiken. - Wat noteer ik op het bord? - Hoe gebruik ik het whiteboard? - Waarvoor gebruik ik het digitale schoolbord?
Materiaalgebruik Hier geef ik per fase aan hoe ik het materiaal inzet
leerkrachtgestuurd I---------------------I kindgestuurd
leerkrachtgestuurd I---------------------I kindgestuurd
leerkrachtgestuurd I---------------------I kindgestuurd
leerkrachtgestuurd I---------------------I kindgestuurd
leerkrachtgestuurd I---------------------I kindgestuurd
leerkrachtgestuurd I---------------------I kindgestuurd
6. Zelfevaluatie (hoe ik vind dat mijn les verlopen is) In het schema van mijn
Zie schema LESVERLOOP (5) laatste kolom
+/NA de les vul ik in wat goed (+) en minder goed (-) ging
LESVERLOOP (5) geef ik eerst per fase aan wat goed ging (+) en wat minder goed ging (-) Hoe weet ik dat ik mijn lesdoel(en) behaald heb? - Welke wel en welke niet? - Wat zie ik van/bij de kinderen in het proces en het product? Hoe komt het dat ik mijn lesdoel(en) niet behaald heb? Wat is de oorzaak? In hoeverre heb ik mijn eigen leerpunten behaald? Welke wel en welke niet? Hoe komt het dat ik mijn eigen leerpunten niet behaald heb? Wat is de oorzaak? Wat zou ik bij een volgende les anders doen en waarom? Welke leerpunten neem ik mee naar mijn volgende les? Bekijk ook je semesterplan!
Beoordelingsformulier praktijk periode 1.1 voe: WFPABP.PR11.V412 e e Dit formulier wordt ingevuld in de 8 of 9 week dat de student aanwezig is
Windesheim Flevoland/Pabo Almere Student: Studentnummer: Coach: Schoolopleider/regiodocent:
Stageschool: Mentor: Groep: Aantal leerlingen:
Aanwezigheid in praktijk De student is ……… dagen aanwezig geweest
Aandachtspunten Is de student voldoende gemotiveerd?
ja / nee
Heeft de student voldoende initiatief getoond?
ja / nee
Heeft de student voldoende belangstelling voor wat er in de groep en op school gebeurt?
ja / nee
Maakt de student voldoende contact met kinderen? Is de houding van de student adequaat (denk aan uitstraling, expressie, stem- en taalgebruik)?
ja / nee ja / nee
Maakt de student zorgvuldige lesvoorbereidingen met behulp van het lesvoorbereidingsformulier?
ja / nee
Komt de student afspraken na?
ja / nee
Zijn de praktijkdoelen zoals geformuleerd in het praktijkplan voldoende tot uitdrukking gekomen in het handelen van de student?
ja / nee
Is de student in staat om op basis van feedback zijn eigen onderwijsgedrag bij te stellen?
ja / nee
Ruimte voor opmerkingen:
De student heeft zijn semesterplan en praktijkmap aan de mentor toegelicht.
JA
NEE
Beoordeling van de mentor: 0 onvoldoende 0 voldoende 0 ruim voldoende 0 goed (I.v.m. de administratieve verwerking van de beoordeling gelieve één keuze te maken uit de vier mogelijkheden.)
Datum: Handtekening mentor: Handtekening student:
Voe-codes van praktijkbeoordeling Bovenaan ieder beoordelingsformulier moet de voe-code worden ingevuld. Hieronder de codes: Praktijk 1.2 – WFPABP.PR12.V412 Praktijk 1.3 - WFPABP.PR13.V412 Praktijk 1.4 - WFPABP.PR14.V412 Praktijk 2.1 - WFPABH.PR21.V412 Praktijk 2.2 - WFPABH.PR22.V412 Praktijk 2.3 - WFPABH.PR23.V412 Praktijk 2.4 – WFPABH.PR24.V412 Praktijk 3.1 - WFPABH.PR31.V412 Praktijk 3.2 - WFPABH.PR32.V412 Praktijk 4.1/4.2 (semesterbeoordeling) – WFPABH.PIBS.V412 Praktijk 4.3/4.4 (semesterbeoordeling) – WFPABH.LIO.V412
Beoordelingsformulier stage 1.2 t/m 1.4 voe:……………..
Windesheim Flevoland/Pabo Almere Student: Studentnummer: Periode: Coach: Schoolopleider/regiodocent: Bezoekdatum:
Stageschool: Mentor: Groep: Aantal leerlingen: Aanwezigheid in de praktijk: Datum:
(aantal dagen)
Aandachtspunten van de vorige praktijkbeoordeling In te vullen door de student:
Studenten van Pabo Almere worden opgeleid volgens de zeven landelijke competenties. In onderstaande grijze balken staan vijf van deze zeven competenties geformuleerd op startbekwaamniveau. De bijbehorende indicatoren zijn wél geformuleerd volgens propedeuse niveau. Dit houdt in dat de student aan het einde van het eerste jaar moet voldoen aan deze indicatoren. Dit betekent wel dat een student ook halverwege jaar 1 een ‘goed’ kan krijgen als beoordeling. Aan de begeleider het verzoek om de indicatoren als richtlijn te gebruiken bij het beoordelen van hun eerstejaars stagiaire. Het lege vlak naast de indicatoren kan gebruikt worden voor opmerkingen. Op de laatste pagina is ruimte voor opmerkingen van algemene aard.
Competenties Interpersoonlijke competentie De leerkracht primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst. Hij schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Hij bevordert de zelfstandigheid van de kinderen en zoekt in zijn interactie met hen een goede balans tussen: leiden en begeleiden, sturen en volgen, confronteren en verzoenen, corrigeren en stimuleren.
• •
•
De student sluit aan op de belevingswereld van de leerling. De student stimuleert positief gedrag en spreekt leerlingen aan op negatief gedrag. De student brengt interactie tot stand mét de groep en in de groep.
Pedagogische competentie De leerkracht primair onderwijs heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon. Voor een hele klas of groep maar ook voor een individuele leerling. Hij bevordert de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de kinderen.
•
De student stimuleert zelfstandigheid bij de leerlingen o.a. door ze zelf te laten nadenken en verantwoordelijk te stellen voor materiaal.
Vakinhoudelijke en didactische competentie Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen. Zo’n leraar stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de kinderen en houdt rekening met individuele verschillen qua tempo, niveau, belangstelling en leerstijl. Hij motiveert de kinderen voor hun leertaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden. Hij leert de kinderen leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen.
•
De student geeft doelgericht les.
•
De les sluit aan op de beginsituatie van de leerlingen.
•
De student beheerst de leerstof van de les.
•
De student geeft boeiend les.
Organisatorische competentie Een leraar hanteert op een consequente manier concrete, functionele en door de kinderen gedragen procedures en afspraken. Hij gebruikt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen. Hij houdt een planning aan die bij de kinderen bekend is en gaat adequaat om met tijd.
•
De student zorgt dat materialen klaar liggen.
•
De student hanteert afspraken op een consequente manier.
Competent in reflectie en ontwikkeling Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo'n leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo’n leraar weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat. Hij heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten. Hij werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling. Hij stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen.
•
De student weet wat goed en minder goed ging in de les.
•
De student kan de keuzes in de les goed verantwoorden.
Opmerkingen Hieronder kunt u kwijt wat u verder nog is opgevallen bij de student (Hoe is zijn/haar inzet bij de stage? Hoe is de houding van de student? Verloopt de communicatie tussen de student en u naar wens? Kan de student handelen n.a.v. feedback?).
De student heef zijn/haar praktijkplan en praktijkmap aan de mentor toegelicht.
JA
Gekeken naar de SBL-competenties op propedeuseniveau, hoe vindt u dat de student zich ontwikkeld heeft de afgelopen periode? Beoordeling van de mentor: 0 onvoldoende 0 voldoende 0 ruim voldoende 0 goed (I.v.m. de administratieve verwerking van de beoordeling gelieve één keuze te maken uit de vier mogelijkheden.)
Datum: Handtekening mentor: Handtekening student:
NEE
Beoordelingsformulier stage jaar 2 t/m 4 Voe:……….…
Windesheim Flevoland/Pabo Almere Student: Studentnummer: Periode: Coach: Studiejaar: Schoolopleider/regiodocent: Bezoekdatum:
Stage-/ Lioschool: Mentor: Groep: Aantal leerlingen: Aanwezigheid in de praktijk: Datum:
(aantal dagen)
Aandachtspunten van de vorige praktijkbeoordeling In te vullen door de student:
Studenten van Pabo Almere worden opgeleid volgens de zeven landelijke competenties. In onderstaande grijze balken staan zes van deze zeven competenties geformuleerd op startbekwaamniveau. De bijbehorende indicatoren zijn wél geformuleerd volgens hoofdfase niveau. Dit houdt in dat de student aan het einde van het derde jaar moet voldoen aan deze indicatoren. Dit betekent wel dat ook een tweedejaarsstudent een ‘goed’ kan krijgen als beoordeling op het tweedejaarsniveau. Aan de begeleider het verzoek om de indicatoren als richtlijn te gebruiken bij het beoordelen van hun tweede of derdejaars stagiaire. Het lege vlak naast de indicatoren kan gebruikt worden voor opmerkingen. Op de laatste pagina is ruimte voor opmerkingen van algemene aard.
Competenties Interpersoonlijke competentie De leerkracht primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst. Hij schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Hij bevordert de zelfstandigheid van de kinderen en zoekt in zijn interactie met hen een goede balans tussen: leiden en begeleiden, sturen en volgen, confronteren en verzoenen, corrigeren en stimuleren.
•
• • •
Je kunt je manier van communiceren en je taalgebruik aanpassen aan de leeftijdsgroep . Je bent in staat interacties tussen kinderen te sturen en te volgen Je zorgt dat kinderen initiatieven nemen naar elkaar Je bent je bewust van je eigen gedrag en houding en van de invloed daarvan op de kinderen
Pedagogische competentie De leerkracht primair onderwijs heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon. Voor een hele klas of groep maar ook voor een individuele leerling. Hij bevordert de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de kinderen.
Je reageert adequaat op signalen van kinderen zodat je gedragsproblemen voorkomt • Je kunt ongewenst gedrag tijdig voorkomen en/of ongewenste patronen doorbreken • Je stimuleert positief gedrag bij kinderen Vakinhoudelijke en didactische competentie •
Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen. Zo’n leraar stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de kinderen en houdt rekening met individuele verschillen qua tempo, niveau, belangstelling en leerstijl. Hij motiveert de kinderen voor hun leertaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden. Hij leert de kinderen leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen.
Je kunt de lesinhoud verbinden aan de eigen leefwereld van kinderen. • Je kunt bemiddelen tussen de belangstelling van kinderen en je eigen lesdoelen • Je zet verschillende instructievormen, leermiddelen en werkvormen in om kinderen te laten leren • Je houdt in je les rekening met individuele verschillen qua tempo, niveau, belangstelling en leerstijl Organisatorische competentie •
Een leraar hanteert op een consequente manier concrete, functionele en door de kinderen gedragen procedures en afspraken. Hij gebruikt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen. Hij houdt een planning aan die bij de kinderen bekend is en gaat adequaat om met tijd.
• •
• •
Je zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in je les. Je gebruikt organisatievormen, leermiddelen en – materialen die doel en activiteiten ondersteunen. Je gaat efficiënt om met je tijd Je hanteert een heldere planning, ook voor de leerlingen
Competent in samenwerken met collega’s Een leraar die competent is in het samenwerken met zijn collega's, levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en vakinhoudelijk & didactisch klimaat op zijn school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Dat wil zeggen dat zo'n leraar goed met collega’s communiceert en samenwerkt. Hij levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om de school goed te laten functioneren. Hij levert een bijdrage aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school.
•
•
• •
Je zorgt ervoor dat jouw werk en dat van je collega's op school (mentor) goed op elkaar zijn afgestemd. Je gedraagt je wat betreft afspraken en communicatie als een collega. In de samenwerking met medestudenten laat je zien goed te kunnen overleggen en af te stemmen. Je draagt bij aan het goed functioneren van de schoolorganisatie Je kunt je vragen goed duidelijk maken en je staat open voor feedback
Competent in reflectie en ontwikkeling Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo'n leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo’n leraar weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat. Hij heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten. Hij werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling. Hij stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen.
•
•
Je kunt goed aangeven wat je belangrijk vindt in het leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen je uitgaat Je hebt een goed beeld van je eigen competenties, je sterke en zwakke kanten
Opmerkingen Hieronder kunt u kwijt wat u verder nog is opgevallen bij de student (Hoe is zijn/haar inzet bij de stage? Hoe is de houding van de student? Verloopt de communicatie tussen de student en u naar wens? Kan de student handelen n.a.v. feedback?)
De student heeft zijn/haar semesterplan en praktijkmap aan de mentor toegelicht.
JA
NEE
Gekeken naar de SBL-competenties, hoe vindt u dat de student zich ontwikkeld heeft de afgelopen periode? Beoordeling van de mentor: 0 onvoldoende 0 voldoende 0 ruim voldoende 0 goed (I.v.m. de administratieve verwerking van de beoordeling gelieve één keuze te maken uit de vier mogelijkheden.)
Datum: Handtekening mentor: Handtekening student:
Procedure bij onvoldoende praktijkbeoordeling Het kan voorkomen dat een student van u als mentor dan wel van de coach van de pabo een onvoldoende praktijkbeoordeling krijgt. De student heeft dan de gelegenheid om in de volgende praktijkperiode de onvoldoende te repareren volgens onderstaand format. De student schrijft een helder reparatieplan waarin hij duidelijk maakt hoe de onvoldoende ‘gerepareerd’ gaat worden. Het reparatieplan betreft altijd het werken aan tekortkomingen die aan de hand van de praktijkbeoordeling door de beoordelaars geconstateerd zijn. Het plan laat op aannemelijke wijze zien dat er gewerkt wordt aan ontwikkeling. De student legt dit reparatieplan voor aan de coach van de pabo die de onvoldoende beoordeling heeft vastgesteld op grond van de beoordeling van de mentor. Als de coach van de pabo het reparatieplan toereikend vindt, mag de student aan de volgende praktijkperiode beginnen. De onvoldoende voor de praktijk kan alleen in de onmiddellijk daarop volgende periode gerepareerd worden. Er wordt dan beoordeeld of het reparatieplan goed is uitgevoerd en of de gesignaleerde tekortkomingen weggewerkt zijn. Dit wordt beoordeeld door de mentor, schoolopleider en de coach van de pabo van de periode waarin de reparatie wordt verricht. Als de uitvoering van het reparatieplan met een onvoldoende beoordeeld wordt, vervallen de praktijkdagen uit de periode waarin de onvoldoende gehaald werd. Deze dagen moeten ingehaald worden en moeten worden beoordeeld als ware het een gewone praktijkperiode. In de periode waarin de student werkt aan het reparatieplan, kan hij tegelijk volledig werken aan het praktijkplan voor die periode. De beoordeling van de praktijkperiode tijdens welke de student werkt aan haar reparatieplan gebeurt op dezelfde manier als de beoordeling van een ‘normale’ periode. Hiermee wordt geborgd dat er integraal gekeken blijft worden naar de ontwikkeling in de praktijk. Een student kan pas het tweede jaar in, als hij voor alle praktijkbeoordelingen van jaar 1 minimaal een voldoende heeft behaald. Als periode 1.4 onvoldoende is, moet een student dit in periode 2.1 herkansen. Taken en verantwoordelijkheden bij een onvoldoende beoordeelde praktijkperiode - de student is verantwoordelijk voor het maken van het reparatieplan en het informeren van de betrokkenen over dit reparatieplan. Betrokkenen zijn de coach van de pabo, de mentor en de schoolopleider van zowel de periode waarin de onvoldoende is gegeven als de coach van de pabo, mentor en schoolopleider van de periode waarin de onvoldoende gerepareerd gaat worden. De betrokkenen worden geïnformeerd bij het ingaan van de nieuwe praktijkperiode. - De beoordelende coach van de pabo beoordeelt het reparatieplan en geeft al dan niet zijn goedkeuring. Hij stopt het reparatieplan in het archief van de student. - Bij het begin van een nieuwe periode met nieuwe studenten gaat elke coach van de pabo na hoe de vorderingen van elke student in de praktijk zijn (overdracht en archief). Als er sprake is van een reparatieplan checkt de coach van de pabo of de mentor en de schoolopleider hiervan op de hoogte zijn. - De mentor uit de periode is degene die in eerste instantie beoordeelt of voldoende ontwikkeling plaatsvindt en die de student daarbij begeleidt. De rollen van de schoolopleider en coach van de pabo zijn dezelfde als elders beschreven. Dit alles geldt ook voor het reparatieplan. Twee onvoldoende beoordelingen in het eerste jaar betekent dat een student een bindend afwijzend studieadvies (BSA) krijgt van Pabo Almere en de opleiding zal moeten beëindigen.
Format Reparatieplan bij onvoldoende praktijkbeoordeling Wat moet je doen? 1. Vul het onderstaande reparatieplan duidelijk in. Dit is een extra plan náást je gewone praktijkplan/semesterplan. 2. Stuur dit reparatieplan naar je coach van de pabo, mentor en regiodocent. Bij wisseling van semester stuur je het plan zowel naar je oude als nieuwe coach van de pabo, mentor en regiodocent ter goedkeuring. 3. Na de goedkeuring voer je jouw reparatieplan uit in de praktijk. 4. Je schrijft aan het einde van de periode een reflectie over hoe je gewerkt hebt aan je ontwikkelpunten. Dit stuur je ook weer naar je coach van de pabo, mentor en regiodocent. 5. Je zorgt voor bewijslast waarin je mentor beschrijft hoe jij aan de ontwikkelpunten hebt gewerkt en of hij/zij hier voldoende vooruitgang in ziet. Dit stuur je ook naar je coach van de pabo en regiodocent. 6. Je eigen reflectie en de bewijslast van je mentor bewaar je daarnaast in je praktijkmap.
BEGINSITUATIE Beschrijf de ontwikkelpunten waarop je een onvoldoende hebt gekregen. Ontwikkelpunten
Hoort bij de competentie:
A. B. C. D. PLAN VAN AANPAK Beantwoord per ontwikkelpunt de volgende drie vragen: -
Wat ga je concreet doen? Geef dit zo specifiek mogelijk aan. Hoe ziet jouw mentor jouw concrete acties terug? Wanneer is je ontwikkelpunt behaald?
Ontwikkelpunten A. B. C. D.
Praktijkmap In de praktijkmap houdt de student een overzicht bij van alle activiteiten, die hij op de stageschool uitvoert. De student overhandigt de map aan de mentor en tijdens een praktijkbezoek aan de schoolopleider, coach of regiodocent. Onderstaand schema is onderdeel van deze map.
Overige lessen
Bewegingsonderwijs
Drama
Muziek
Beeldende vorming
DMW (techniek)
DMW (levensbeschouwing)
DMW (natuuronderwijs)
DMW (geschiedenis)
DMW (aardrijkskunde)
Nederlands (handschrift)
Nederlands (spelling)
Nederlands (taal)
Rekenen en wiskunde
Overzicht van alle gegeven lessen in de praktijk per semester Vul in de lege vakken de datum in van de dag waarop je de les geeft.
Leerarbeidsovereenkomst – betaalde LIO S.v.p. invullen voor de ‘statistieken’: Lint / blokLIO VT / DT Betaald / onbetaald * doorhalen wat niet van toepassing is Leerarbeidsovereenkomst voor de leraar in opleiding in het primair onderwijs De ondergetekenden: Naam instelling : gevestigd te straatnaam en huisnummer : postcode, plaatsnaam : ten deze vertegenwoordigd door naam persoon : functie :
handtekening:
hierna te noemen: de praktijkschool, en Naam student wonende te studentnummer
: : :
handtekening:
hierna te noemen : de student, en Pabo Almere gevestigd te Almere, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de teamleider van de afstudeerfase: naam: handtekening: hierna te noemen: de pabo, Voor de periode van ……………. …… tot ………………………….. d.d. …………………………………………… Plaats ……………………………………
Inleiding: Deze leerarbeidsovereenkomst bevat uitsluitend het deel dat de leerovereenkomst betreft. Het verwijst wat betreft het arbeidsdeel van de overeenkomst naar de gebruikelijke akte van aanstelling met dien verstande dat het hier om een aanstelling van de leraar in opleiding gaat waarbij de geldende CAO-PO bepalend is. Deze twee onderdelen vormen samen met de in artikel 5 genoemde bijlage de leerarbeidsovereenkomst. Overwegende dat partijen wensen samen te werken op het gebied van duaal opleiden, voorts overwegende dat partijen de toekomstige samenwerking deugdelijk wensen vast te leggen, komen zij het navolgende overeen: Artikel 1: In deze overeenkomst wordt verstaan onder: Leerarbeidsovereenkomst De overeenkomst die bestaat uit de in de inleiding genoemde onderdelen en wordt gesloten tussen de leraar in opleiding, de pabo en de praktijkschool; Leraar in opleiding (LIO) De student van een pabo bedoeld als bij wet is vastgesteld, die toegelaten is tot de afstudeerfase en is benoemd op een leerarbeidsplaats bij een praktijkschool; Lerarenopleiding Het bevoegd gezag van de pabo waar de leraar in opleiding als student is ingeschreven; Leerarbeidsplaats Dat deel van de formatie waarin uitsluitend een leraar in opleiding kan worden benoemd; Praktijkschool Een instelling waar de leraar in opleiding in het kader van een leerarbeidsplaats leert en werkt; Instituutsbegeleider De docent van de pabo, die de leraar in opleiding begeleidt in zijn persoonlijke ontwikkeling bij het realiseren van de praktijkopleiding; Mentor De aangewezen medewerker van de praktijkschool, die de leraar in opleiding begeleidt in zijn professionele ontwikkeling op de werkplek; LIO-periode De periode gedurende welke de leraar in opleiding door het bevoegd gezag van de praktijkschool is aangesteld en als leraar in opleiding op die praktijkschool leert en werkt; Leerwerkplan Het door de leraar in opleiding opgesteld plan, waarin, in overleg met de pabo en de vertegenwoordiger van het bevoegd gezag van de praktijkschool waar de leraar in opleiding is aangesteld, de leer- en werkactiviteiten en de afstemming van de begeleiding zijn vastgelegd die de leraar in opleiding tijdens zijn LIO-periode zal verrichten. Ook de afstemming van de begeleiding is hierin geregeld. Artikel 2 Voor zover het gaat om het leergedeelte van de leerarbeidsovereenkomst wordt deze gesloten tussen partijen en dient deze tenminste te voldoen aan de geldende wettelijke regels Artikel 3 De opleiding tot het beroep leraar vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de pabo. De pabo is eindverantwoordelijk voor de totale beoordeling van de leraar in opleiding (zie ook artikel 7). Als uitgangspunt bij de beoordeling gelden de startbekwaamheidseisen zoals die zijn neergelegd in de SBL-competenties.
Artikel 4 De leraar in opleiding wordt begeleid door: Een door de pabo aangewezen instituutsbegeleider; Een door de praktijkschool aangewezen mentor. De praktijkschool en de pabo zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een goede en deugdelijke begeleiding van de leraar in opleiding. Zij dragen daarvoor in goed overleg zorg. De afspraken over de begeleiding, waaronder tenminste afspraken over de wijze en frequentie van de begeleiding door de mentor en door de instituutsbegeleider, worden vastgelegd in het leerwerkplan. Artikel 5 De leraar in opleiding is verplicht in overleg met de pabo en de praktijkschool een leerwerkplan op te stellen. Het leerwerkplan wordt onderdeel van deze leerarbeidsovereenkomst.
Artikel 6 De leraar in opleiding heeft als primaire taak de realisatie van het leerwerkplan, waaronder het zelfstandig functioneren als leraar. De Blok-LIO staat drie dagen voor de groep en werkt één dag op de praktijkschool aan ontwikkelwerk, het afstudeerwerkstuk en niet lesgebonden taken. De Lint-LIO staat twee dagen voor de groep en werkt een halve dag op de praktijkschool aan ontwikkelwerk, het afstudeerwerkstuk en niet lesgebonden taken. Artikel 7 De praktijkschool draagt zorg: voor een goede introductie van de positie van de leraar in opleiding in de school, met name naar ouders en overige teamleden; voor een gemotiveerd oordeel over de LIO-periode teneinde samen met de pabo te komen tot een gefundeerd eindoordeel over de leraar in opleiding. Artikel 8 De leerarbeidsovereenkomst eindigt, onverminderd het elders in deze overeenkomst bepaalde: 1 door het verstrijken van de in de leerarbeidsovereenkomst genoemde tijd; 2 bij wederzijds goedvinden; 3 op schriftelijke aanzegging van één der partijen aan de overige partijen, onder vermelding van het tijdstip van beëindiging, wanneer één der partijen zich ervan heeft overtuigd dat de pabo, de praktijkschool of de LIO- de hem/haar opgelegde verplichtingen niet nakomt; 4 zich zodanige omstandigheden voordoen, dat van praktijkschool, de LIO- of de pabo het voortduren van de leerarbeidsovereenkomst redelijkerwijs niet kan worden verlangd. Artikel 9 In gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet, alsmede ingevallen waarin zich problemen voordoen, zijn partijen gehouden om in goed onderling overleg naar een oplossing te zoeken.
Leerovereenkomst leraar in opleiding – onbetaalde LIO S.v.p. invullen voor de ‘statistieken’: Lint / blokLIO VT / DT Betaald / onbetaald * doorhalen wat niet van toepassing is Leerovereenkomst voor de leraar in opleiding in het primair onderwijs De ondergetekenden: naam instelling : gevestigd te : straatnaam en huisnummer : postcode, plaatsnaam : ten deze vertegenwoordigd door naam persoon : functie :
handtekening:
hierna te noemen: de praktijkschool, en naam student wonende te studentnummer
: : :
handtekening:
hierna te noemen : de student, en Pabo Almere gevestigd te Almere, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de teamleider van de afstudeerfase: naam: handtekening: hierna te noemen: de pabo, Voor de periode van ………………… tot ……………………… d.d. …………………………………………… Plaats ……………………………………
Inleiding: Overwegende dat partijen wensen samen te werken op het gebied van duaal opleiden, voorts overwegende dat partijen de toekomstige samenwerking deugdelijk wensen vast te leggen, komen zij het navolgende overeen: Artikel 1: In deze overeenkomst wordt verstaan onder: Leerovereenkomst De overeenkomst die wordt gesloten tussen de leraar in opleiding, de pabo en de praktijkschool; Leraar in opleiding (LIO) De student van de pabo bedoeld als bij wet is vastgesteld, die toegelaten is tot de afstudeerfase en als LIO-stagiair is aangesteld bij een praktijkschool; Lerarenopleiding Het bevoegd gezag van de pabo waar de leraar in opleiding als student is ingeschreven; Praktijkschool Een instelling waar de leraar in opleiding als stagiaire leert en werkt; Instituutsbegeleider De docent van de pabo, die de leraar in opleiding begeleidt in zijn persoonlijke ontwikkeling bij het realiseren van de praktijkopleiding; Mentor De aangewezen medewerker van de praktijkschool, die de leraar in opleiding begeleidt in zijn professionele ontwikkeling op de werkplek; LIO-periode De periode gedurende welke de leraar in opleiding als stagiaire op de praktijkschool is aangesteld en als leraar in opleiding op die praktijkschool leert en werkt; Leerwerkplan Het door de leraar in opleiding opgesteld plan, waarin, in overleg met de pabo en de vertegenwoordiger van het bevoegd gezag van de praktijkschool waar de leraar in opleiding is aangesteld, de leer- en werkactiviteiten en de afstemming van de begeleiding zijn vastgelegd die de leraar in opleiding tijdens zijn LIO-periode zal verrichten. Artikel 2 De opleiding tot het beroep leraar vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de lerarenopleiding. De pabo is verantwoordelijk voor de totale beoordeling van de leraar in opleiding (zie ook artikel 6). Als uitgangspunt bij de beoordeling gelden de startbekwaamheidseisen zoals die zijn neergelegd in de SBL-competenties. Artikel 3 De leraar in opleiding wordt begeleid door: Een door de pabo aangewezen instituutsbegeleider; Een door de praktijkschool aangewezen mentor. De praktijkschool en de pabo zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een goede en deugdelijke begeleiding van de leraar in opleiding. Zij dragen daarvoor in goed overleg zorg. De afspraken over de begeleiding, waaronder tenminste afspraken over de wijze en frequentie van de begeleiding door de mentor en door de instituutsbegeleider, worden vastgelegd in het leerwerkplan.
Artikel 4 De leraar in opleiding is verplicht in overleg met de pabo en de praktijkschool een leerwerkplan op te stellen. Het leerwerkplan wordt onderdeel van deze leerovereenkomst. Artikel 5 De leraar in opleiding heeft als primaire taak de realisatie van het leerwerkplan, waaronder het zelfstandig functioneren als leraar. De Blok-LIO staat drie dagen voor de groep. De Lint-LIO staat twee (en een halve) dagen voor de groep. Artikel 6 De praktijkschool draagt zorg: voor een goede introductie van de positie van de leraar in opleiding in de school, met name naar ouders en overige teamleden; voor een gemotiveerd oordeel over de LIO-periode teneinde samen met de pabo te komen tot een gefundeerd eindoordeel over de leraar in opleiding. Artikel 7 De leerarbeidsovereenkomst eindigt, onverminderd het elders in deze overeenkomst bepaalde: 1 door het verstrijken van de in de leerovereenkomst genoemde tijd; 2 bij wederzijds goedvinden; 3 op schriftelijke aanzegging van één der partijen aan de overige partijen, onder vermelding van het tijdstip van beëindiging, wanneer één der partijen zich ervan heeft overtuigd dat de pabo, de praktijkschool of de LIO- de hem/haar opgelegde verplichtingen niet nakomt; 4 zich zodanige omstandigheden voordoen, dat van praktijkschool, de LIO- of de pabo het voortduren van de leerovereenkomst redelijkerwijs niet kan worden verlangd. Artikel 8 In gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet, alsmede in gevallen waarin zich problemen voordoen, zijn partijen gehouden om in goed onderling overleg naar een oplossing te zoeken.
Bijlage bij leerovereenkomst LIO – onbetaalde LIO Leerwerkplan Student: LIOschool: Mentor: Schoolopleider: Groep:
Datum: Periode: Coach van de pabo:
Leer- en ontwikkelpunten (doelen) student Op welke gebieden wil ik me deze periode ontwikkelen en wat is mijn motivatie hiervoor? (input POP en aandachtspunten hoofdfase-assessment).
Ontwikkelpunten (doelen) school Komen uit schoolplan
Onderwerp(en) prestatie en kettingprestatie Relatie tussen ontwikkeldoelen student en die van school worden duidelijk, formuleer SMART (verwijs ook naar plan van aanpak)
Werkwijze en te ondernemen activiteiten:
Opbrengst:
Begeleiding Wie doet wat en is waar voor verantwoordelijk: • Mentor:
•
Schoolopleider:
•
Directie:
•
Coach van de pabo:
•
Overigen:
Afstemming begeleiding: (frequentie lesbezoek; gesprekken; contacten tussen begeleiders)
Relevante schooltaken (Taken buiten de lesgerelateerde taken; relatie met leerpunten)
Afspraken over bewaking voortgang en uitvoering leerwerkplan (denk hierbij aan data, frequentie, plaats, deelnemers, enz)
Propedeuseassessment cohort 2012 – 2013 Toelichting op het propedeuseassessment Je behaalt je propedeuse als je het propedeuseassessment hebt gehaald. Het propedeuseassessment vindt plaats aan het einde van periode 1.4, maar vraagt een degelijke voorbereiding in de voorafgaande periodes. Het propedeuseassessment bestaat uit drie onderdelen: A. het praktijkassessment (zie het beoordelingsformulier praktijkassessment) B. het portfolio (zie het document ‘voorbereiding portfolio en portfoliogesprek’) C. het portfoliogesprek (zie het beoordelingsformulier portfolio en portfoliogesprek’) Ad A. Je komt in aanmerking voor je praktijkassessment indien je voor alle praktijkbeoordelingen t/m periode 1.3 tenminste minimaal een voldoende hebt behaald. Let op: mocht je in de afronding van periode 1.4 tegen de verwachting in een onvoldoende halen voor de praktijk, dan wordt het geplande portfoliogesprek omgezet in een verzilveringsgesprek. Het praktijkassessment bestaat uit een correct ingevuld en tijdig gemaild lesvoorbereidingsformulier, de observatie van de bijbehorende les door de assessoren (de mentor en de regiodocent) en een nagesprek over de les. Zowel de mentor als de regiodocent geven een beoordeling volgens het beoordelingsformulier. Een week vóór je les mail je de beide assessoren het ingevulde lesvoorbereidingsformulier en het beoordelingsformulier van het praktijkassessment. De lesobservatie duurt minimaal een half uur, maximaal 40 minuten. Het wordt niet geaccepteerd om de les uit te voeren met een klein, select groepje leerlingen. Je moet vooraf goed bedenken welke les, activiteit of welk deel van de les je wilt laten zien. Dit kan een afgeronde les zijn, of een onderdeel van een les. De criteria die op het beoordelingsformulier staan moeten namelijk allemaal zichtbaar zijn tijdens jouw les. Je kunt volledig ‘op safe’ spelen en kiezen voor een standaard methodeles zonder eigen toevoegingen. Hiermee loop je het risico dat je niet kunt laten zien wat je in huis hebt en dat de assessoren de les onvoldoende vinden voor propedeuseniveau. Je kunt ook lef tonen en bijvoorbeeld een dramacircuit organiseren en uitvoeren bij leerlingen die nog nooit een dramales hebben gehad. Het nemen van uitdagingen wordt altijd gewaardeerd, maar is geen garantie voor een voldoende. Het nagesprek is bedoeld om te reflecteren op de les en op de keuzes die je hebt gemaakt vóóraf en tijdens de uitvoering van de les. Alle onderdelen van het assessment, lesvoorbereiding en uitgevoerde les en reflectie, dienen als minimaal voldoende beoordeeld te worden door de beide assessoren. Herkansing op korte termijn is alleen mogelijk indien de mentor aangeeft dat de kwaliteit van de gegeven les niet representatief is voor de kwaliteit die je normaliter laat zien. Herkansing op lange termijn betekent meer tijd voor een noodzakelijke ontwikkeling; een nieuwe kans ná de zomervakantie. De beoordeling voor het praktijkassessment vervangt de gebruikelijke praktijkbeoordeling niet. Het praktijkassessment is een normatieve beoordeling, de praktijkbeoordeling is een ontwikkelingsgerichte beoordeling betreffende de gehele periode 1.4.
Ad B. Het portfolio gebruik je om aan te tonen dat je je voldoende hebt ontwikkeld om de hoofdfase in te gaan. Jij bent zelf eigenaar van het portfolio en je bepaalt dus ook de inhoud. De inhoud van het portfolio is subjectief en selectief. Je maakt een persoonlijke selectie waarmee je laat zien dat je aan de eisen van de opleiding voldoet. Kijk bij het samenstellen van je portfolio goed naar de criteria. We verwachten dat elk criterium is bewezen in het portfolio en zonodig kan worden toegelicht in het portfoliogesprek. ‘Hard’ bewijs (controleerbaar) is natuurlijk veel overtuigender dan ‘zacht’ bewijs (moeilijk te controleren). Er bestaat geen voorwaarde ten aanzien van het aantal bewijsstukken dat je in het portfolio opneemt. De afweging tussen ‘hard en zacht’ en ‘veel en weinig’ dien je zelf te maken. Bedenk dat de docent slechts een half uur tijd heeft voor het beoordelen van je portfolio. Dit betekent dat het nodig is om per bewijs een korte toelichting te geven. Dit bevordert de leesvriendelijkheid aanzienlijk en geeft de nodige diepgang aan het portfolio. Het portfolio is uniek per student, maar kent voor deel één een vaste inhoud. Deel twee vul je met jouw bewijzen voor de competenties. Indien niet alle onderdelen zijn opgenomen in het portfolio, wordt er geen beoordeling gegeven. Het beoordelen van het portfolio en het houden van een portfoliogesprek gebeurt met een assessor die je niet kent als tutor of als regiodocent. De toegewezen assessor beoordeelt jouw portfolio. Als het portfolio de voorwaarden is gepasseerd dan volgt een portfoliogesprek. Je kunt ook je portfolio ook volledig digitaal maken. Denk er hierbij wel aan dat verplichte documenten en handtekeningen gescand worden. Je mag het portfoliogesprek aanvragen bij de assessor als je alle punten gehaald hebt tot en met periode 1.3 plus tenminste een voldoende voor de praktijkbeoordeling, de punten voor de twee prestaties en de DMW-opdracht van periode 1.4. Ad C. Op basis van je portfolio en jouw toelichting ontstaat tijdens het portfoliogesprek een volledig beeld van jouw competenties. Dit volledige beeld moet uiteraard van voldoende propedeuseniveau zijn. De assessor hanteert hiervoor de criteria. Indien het portfolio en portfoliogesprek van onvoldoende niveau zijn geeft de assessor aan of herkansing op korte dan wel lange termijn mogelijk is. Herkansing op korte termijn is alleen mogelijk indien het om een kleine aanvulling gaat. Herkansing op lange termijn betekent dat de kwaliteit nog niet op propedeuseniveau is. Indien de assessor dit aangeeft verandert het portfoliogesprek op dat moment in een gesprek waarin feedback op het portfolio en reflectie van de student centraal staan. Wat moet je allemaal plannen? Het maken van een afspraak met de regiodocent voor je propedeusepraktijkassessment doe je, zoals gebruikelijk, ruim op tijd. Geef aan of het om een regiobezoek gaat (ontwikkelingsgericht) of een praktijkassessment (beoordelend). Bij een praktijkassessment moet je zelf de mentor tijdig inlichten wat betreft de procedure van het assessment en planning tijdens de stagedag. Zorg dat je lesvoorbereidingsformulier minimaal één week voorafgaande aan het praktijkassessment in het bezit is van je regiodocent en van je mentor. Vóór je les overhandig je beide assessoren het beoordelingsformulier van het praktijkassessment waarop je jouw gegevens ingevuld hebt. Voor de inhoud van je portfolio ben je vanaf dag één van je stage al bezig om bewijs te verzamelen. Vanaf nu doe je dat meer gericht; indien je bewijs mist, zul je mogelijk activiteiten moeten plannen om daarvoor bewijsmateriaal te verzamelen (bijv. gesprekken in de kleine kring). Beoordeling propedeuseassessment De eindbeoordeling wordt gegeven op basis van het praktijkassessment, portfolio en gesprek. Voor het praktijkassessment worden twee beoordelingen ontvangen (tenminste voldoende) en voor het portfolio en bijhorende gesprek wordt één beoordeling ontvangen
(tenminste voldoende). Deze drie beoordelingen worden ‘gemiddeld’ en dit resulteert in één eindbeoordeling. Het ontvangen van een ‘goed’ voor het propedeuseassessment is een enorm compliment en daarnaast relevant voor het behalen van een cum laude aantekening. Geen propedeuseassessment Je komt niet in aanmerking voor je propedeuseassessment indien je studievertraging hebt opgelopen en indien je voor studieonderdelen een onvoldoende hebt behaald. Bevind jij je in deze situatie dan heb je aan het einde van periode 1.4 geen portfoliogesprek maar een verzilveringsgesprek met de eigen tutor. Je mag (dus het moet niet) al wel bepaalde onderdelen van het propedeuseassessment afronden: het praktijkassessment indien de praktijkbeoordelingen in 1.1, 1.2, en 1.3 met minimaal een voldoende beoordeeld zijn een begin maken met je portfolio en hierover feedback vragen aan de eigen tutor tijdens het verzilveringsgesprek 1.4 in de spoorgroep een stukje video tonen van een les aan je leerlingen en feedback vragen van je tutorgroep. Daarna maak je een samenvatting van de feedback en reflecteer je op de eigen les en de feedback van je tutorgroep (dit is een verplicht onderdeel van het portfolio). In het nieuwe collegejaar probeer je de achterstand/onvoldoendes weg te werken om alsnog je propedeuseassessment te behalen. Als je in de herkansingsweek van augustus jouw achterstand hebt weggewerkt, dan zal in individueel overleg bekeken worden wanneer het portfoliogesprek zal plaatsvinden.
Propedeuseassessment cohort 2012 – 2013 Beoordelingsformulier praktijkassessment In te vullen door de student Student: Studentnummer: Tutor: Tutorgroep: Regiodocent: Datum:
Praktijkschool: Mentor: Groep: Datum: Assessoren: o Mentor o Assessor pabo
Toelichting bij het formulier: Dit beoordelingsformulier wordt gebruikt door twee assessoren tijdens het bijwonen en beoordelen van één les; het zogenaamde praktijkassessment. De les wordt door de student in de eigen groep gegeven en de assessoren beoordelen dezelfde les. De mentor en regiodocent (níet de tutor) treden op als assessor. Pas met een voldoende van beide assessoren kan een student in aanmerking komen voor het afronden van de propedeuse. De student dient de mentor tijdig in te lichten over de procedure betreffende dit assessment door dit beoordelingsformulier vooraf te bespreken. De student zorgt ervoor dat er een extra beoordelingsformulier aanwezig is voor de regiodocent. Indien de student geen maatregelen heeft getroffen om mentor/regiodocent op de hoogte te stellen van dit assessment, dan vindt het assessment niet plaats. Pabo Almere hanteert in haar opleiding de landelijke SBL competenties als uitgangspunt, maar geeft vanuit de eigen visie een specifieke vertaling van deze competenties. De visie van Pabo Almere concentreert zich rondom ‘verbinden met kinderen’, ‘onderzoeken’, ‘ontwerpen’, ‘reflecteren en evalueren’. De vertaling van de SBL competenties naar de visie van Pabo Almere noemen we de profilering van Pabo Almere. Het curriculum van Pabo Almere is afgestemd op deze profilering. De omschrijving van de SBL competentie en de profilering is niet geformuleerd op propedeuseniveau, maar dat geldt wél voor de afzonderlijke criteria. De les van de propedeusestudent dient te voldoen aan deze criteria. Het praktijkassessment bestaat uit drie onderdelen. (1) Een correct ingevuld lesvoorbereidingsformulier. Dit lesvoorbereidingsformulier hebben de assessoren een week voor het assessment ontvangen. (2) Het geven van de les. In deze les worden alle genoemde criteria zichtbaar gemaakt, ongeacht onderwerp, situatie of werkvorm. Daarnaast kan de student zelf nog criteria toevoegen. (3) Het nagesprek. Tijdens dit gesprek komt de competentie reflectie en ontwikkeling aan bod. Dit nagesprek vindt in ieder geval plaats tussen regiodocent en student. De assessor kan naast de criteria een korte evaluatie plaatsen. Daarnaast heeft de assessor de ruimte om per competentie nog aanvullende observaties te noteren. Ook deze observaties worden meegewogen in de beoordeling. Op basis van het totaal aan opmerkingen met betrekking tot de verschillende criteria komen de assessoren elk tot een eindbeoordeling. Deze is onvoldoende (O), voldoende (V), ruim voldoende (RV) of goed (G). Een O wordt gegeven als de student te weinig heeft laten zien en de gewenste kwaliteit niet wordt behaald. Een V impliceert dat alle criteria zijn behaald. Een RV wordt toegekend indien alle criteria zijn behaald waarvan enkele met overtuiging. Een G wordt gegeven indien de student alle criteria met overtuiging heeft behaald. Het is niet noodzakelijk dat er twee beoordelingsformulieren worden ingevuld; het is wél noodzakelijk dat er twee beoordelingen (O, V, RV of G) worden gegeven met twee handtekeningen. De twee assessoren mogen onderling verschillen in de beoordeling. Bij een O van één of beide assessoren is het praktijkassessment niet gehaald. Een herkansing op korte termijn is alleen mogelijk indien de mentor aangeeft dat de kwaliteit van de les niet representatief is voor de kwaliteit die de student doorgaans toont. In te vullen door assessor Bijzonderheden: 1. Het lesvoorbereidingsformulier is correct ingevuld.
Ja / Nee
Interpersoonlijke competentie (SBL landelijk) De leerkracht primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst. Hij schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Hij bevordert de
zelfstandigheid van de kinderen en zoekt in zijn interactie met hen een goede balans tussen: leiden en begeleiden, sturen en volgen, confronteren en verzoenen, corrigeren en stimuleren. Profilering Pabo Almere De leerkracht die is afgestudeerd aan Pabo Almere verbindt zich met elk kind door het tonen van oprechte betrokkenheid en interesse in de belevingswereld van het kind. Verbinden is een wederkerig proces; de leerkracht biedt het kind de mogelijkheid om zich ook met de leerkracht te verbinden. De leerkracht werkt aan een kwalitatief goed contact met zowel het individuele kind als de groep. Dit contact brengt hij tot stand dankzij goede contactuele eigenschappen, gespreksvaardigheden, inlevingsvermogen en consequent gedrag. Deze leerkracht weet dat hij een voorbeeldrol vervult en hij is zich bewust dat zijn eigen doen en laten bepalend is voor de sfeer in een groep. Deze competentie vormt een voorwaarde voor het geven van goed onderwijs en het creëren van betrokkenheid bij kinderen.
Beoordeling interpersoonlijke competentie (in te vullen door assessor) •
De student sluit aan op de belevingswereld van de leerling.
•
De student stimuleert positief gedrag en spreekt leerlingen aan op negatief gedrag.
•
De student brengt interactie tot stand mét de groep en ín de groep.
Overige criteria m.b.t. de interpersoonlijke competentie (eventueel in te vullen door student en assessor)
Overige opmerkingen m.b.t. de interpersoonlijke competentie (in te vullen door assessor)
Pedagogische competentie (SBL landelijk) De leerkracht primair onderwijs heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon. Voor een hele klas of groep maar ook voor een individuele leerling. Hij bevordert de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de kinderen. Profilering Pabo Almere De leerkracht die is afgestudeerd aan Pabo Almere verbindt zich met kinderen door een veilig groepsklimaat te waarborgen voor elk kind. De leerkracht waarborgt dit groepsklimaat onder andere door het inspelen op de groepsdynamiek en door het aanbieden van activiteiten die de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van het kind stimuleren. Deze ontwikkeling van het kind brengt de leerkracht in kaart door gericht onderzoek. Hierdoor signaleert de leerkracht gedragsproblemen en speelt hij in op deze problemen door het opzetten en uitvoeren van een handelingsplan.
Beoordeling pedagogische competentie (in te vullen door assessor) •
De student stimuleert zelfstandigheid bij de leerlingen b.v. door ze zelf te laten nadenken en verantwoordelijk te stellen voor materiaal.
Overige criteria m.b.t. de pedagogische competentie (eventueel in te vullen door student en assessor)
Overige opmerkingen m.b.t. de pedagogische competentie (in te vullen door assessor)
Vakinhoudelijke en didactische competentie (SBL landelijk) Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen. Zo’n leraar stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de kinderen en houdt rekening met individuele verschillen qua tempo, niveau, belangstelling en leerstijl. Hij motiveert de kinderen voor hun leertaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden. Hij leert de kinderen leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen. Profilering Pabo Almere De leerkracht die is afgestudeerd aan Pabo Almere kiest voor uitdagingen in het onderwijs. Deze uitdaging is onder andere. zichtbaar door het ontwerpen van eigen materiaal, vakintegratie en kritisch gebruik van bestaande onderwijsmethoden. De leerkracht waardeert individuele verschillen tussen kinderen en handelt hiernaar door het aanbieden van gedifferentieerd lesmateriaal. Ter ondersteuning van differentiatie voert de leerkracht gericht onderzoek uit naar de kwaliteiten van het kind. Hoge, realistische verwachtingen ten aanzien van elk kind kenmerken deze leerkracht. Het kind wordt geholpen om te leren leren. De leerkracht heeft kennis van leerlijnen en stemt de inhoud van zijn onderwijs af op deze leerlijnen.
Beoordeling vakinhoudelijke en didactische competentie (in te vullen door assessor) •
De student geeft doelgericht les.
•
De les sluit aan op de beginsituatie van de leerlingen.
•
De student beheerst de leerstof van de les.
•
De student geeft boeiend les.
Overige criteria m.b.t. de vakinhoudelijke en didactische competentie (eventueel in te vullen door student en assessor)
Overige opmerkingen m.b.t. de vakinhoudelijke en didactische competentie (in te vullen door assessor)
Organisatorische competentie (SBL landelijk) Een leraar hanteert op een consequente manier concrete, functionele en door de kinderen gedragen procedures en afspraken. Hij gebruikt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen. Hij houdt een planning aan die bij de kinderen bekend is en gaat adequaat om met tijd. Profilering Pabo Almere De leerkracht die is afgestudeerd aan Pabo Almere handelt naar de uitgangspunten van goed klassenmanagement; preventie van problemen, regels en afspraken, inrichting van het klaslokaal en didactische vaardigheden. De onderwijsactiviteiten worden planmatig en doelgericht uitgevoerd, ondersteund door passende didactische werkvormen. De leerkracht toont voorspelbaar gedrag voor de kinderen.
Beoordeling organisatorische competentie (in te vullen door assessor) •
De student zorgt dat materialen klaar liggen.
•
De student hanteert afspraken op een consequente manier.
Overige criteria m.b.t. de organisatorische competentie (eventueel in te vullen door student en assessor)
Overige opmerkingen m.b.t. de organisatorische competentie (in te vullen door assessor)
Competent in reflectie en ontwikkeling (SBL landelijk) Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo'n leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo’n leraar weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat. Hij heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten. Hij werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling. Hij stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen. Profilering Pabo Almere De leerkracht die is afgestudeerd aan Pabo Almere reflecteert op zijn eigen kennis, gedrag en attitude. Voor deze reflectie neemt de leerkracht het initiatief tot het vragen van feedback van anderen. Deze leerkracht is zich bewust dat het handelen planmatig gebeurt volgens een bepaalde visie op kinderen en onderwijs. Deze visie kan de leerkracht verwoorden. De leerkracht ontwikkelt de eigen competenties door het bewust kiezen van kansen en uitdagingen. Het schoolbeleid en de actuele ontwikkelingen in het onderwijs zijn zichtbaar in het handelen van de leerkracht.
Beoordeling competentie reflectie en ontwikkeling (in te vullen door assessor) •
De student weet wat goed en minder goed ging in de les.
•
De student kan de keuzes in de les verantwoorden.
Overige criteria m.b.t. de competentie reflectie en ontwikkeling (eventueel in te vullen door student en assessor)
Overige opmerkingen m.b.t. de competentie reflectie en ontwikkeling (in te vullen door assessor)
Eindbeoordeling: O / V / RV / G Datum: Handtekening:
Handtekening:
Naam assessor 1:
Naam assessor 2:
Inleiding hoofdfaseassessment Inleiding Pabo Almere heeft drie belangrijke assessments in de opleiding: het propedeuseassessment, het hoofdfaseassessment en het afstudeerassessment. Dit zijn momenten in de opleiding waarop we je uitnodigen om te laten zien hoe ver je je hebt ontwikkeld als aankomend respectievelijk startbekwaam leerkracht. Het zijn alledrie belangrijke momenten: - het propedeuseassessment geeft je toegang tot de hoofdfase - het hoofdfaseassessment geeft je toegang tot de LiO-stage - het afstudeerassessment geeft je toegang tot het ‘echte’ werkveld In de bijlage kun je kort de verschillende portfolio-eisen van de verschillen fasen vinden. In deze handleiding beschrijven we het hoofdfaseassessment. In de bijlage vind je de benodigde formulieren en een samenvatting in de vorm van een routekaart. Het hoofdfaseassessment Aan het eind van de hoofdfase heb je je al behoorlijk ontwikkeld als aankomend leerkracht. Je hebt ervaring opgedaan op een aantal stagescholen en in verschillende groepen. Je hebt je door colleges, prestaties en onderzoek in de verschillende vakken verdiept, en je hebt vast en zeker al je eigen ideeën over ‘goed’ onderwijs, en de ideale leerkracht die jij wil zijn. Aan het eind van de hoofdfase laat je in het hoofdfaseassessment zien wat je in huis hebt. Je toont aan dat je je voldoende hebt ontwikkeld om de afstudeerfase in te gaan. Je toont je ontwikkeling aan door overtuigend handelen in de praktijk te laten zien, door aan te tonen dat je over vakdidactische deskundigheid beschikt en door het samenstellen van een portfolio. Het hoofdfaseassessment bestaat uit drie onderdelen: • het praktijkassessment (2 lessen) • de domeinassessments (2 domeinen) • het portfolioassessment (eindgesprek over je hele portfolio) Het praktijkassessment Het praktijkassessment bestaat in de hoofdfase uit twee lesbeoordelingen: één door je mentor en één door een assessor van de pabo. Bij elk van deze lesbeoordelingen hoort een correct ingevuld lesvoorbereidingsformulier, de uitvoering van de betreffende les en een nagesprek over de les. Omdat je in het hoofdfaseassessment moet aantonen dat je onderwijs kunt ontwerpen, geef je voor het praktijkassessment zelfontworpen lessen. Een zelfontworpen les kan natuurlijk wel gebaseerd zijn op de lesdoelen en het thema van een methode die op dat moment in de klas wordt gebruikt. In je eigen ontwerp laat je zien, hoe jij zelf een les kunt maken, die goed aansluit bij jouw stijl van lesgeven en jouw groep. In deze lessen laat je bovendien zien, dat je kunt omgaan met verschillen tussen leerlingen. De les duurt minimaal 30 en maximaal 40 minuten. De lessen worden beoordeeld aan de hand van het beoordelingsformulier praktijkassessment (zie bijlage 1). Op dit formulier staan bij elke competentie items genoemd, die je in ieder geval zichtbaar moet maken. Daarnaast kun je zelf punten toevoegen, die jij speciaal wil laten zien in de door jou voorbereide les. Zo kun je deze les ook als bewijsmateriaal gebruiken voor andere kwaliteiten en vaardigheden waar je over beschikt. We raden je dan ook van harte aan hier gebruik van te maken. Je bepaalt zelf wanneer je de lesbeoordelingen laat plaatsvinden. Dit kan vanaf eind periode 3.1 (ongeacht het aantal behaalde studiepunten tot dan toe). Je maakt zelf afspraken met je mentor en je regiodocent. Zorg dat ze tijdig (uiterlijk een week van tevoren) je lesvoorbereidingsformulier en het beoordelingsformulier van je ontvangen.
Beoordelingsformulier praktijkassessment 2012-2013 (Onderdeel van het hoofdfaseassessment) In te vullen door de student Student:
Praktijkschool:
Tutor:
Mentor:
Tutorgroep:
Groep:
Assessor pabo:
Datum:
Datum:
Les beoordeeld door: o Mentor: o Assessor pabo:
Toelichting bij het formulier: Dit beoordelingsformulier wordt gebruikt door de mentor en de regiodocent bij het praktijkassessment. Een student laat voor het hoofdfaseassessment twee lessen beoordelen: één door de mentor en één door de regiodocent. Het betreft beide keren een door de student zelf ontworpen les (dus geen methodeles), die de student in de eigen groep geeft. Dit formulier is gebaseerd op de landelijke SBL competenties. Alleen met een voldoende van beide assessoren kan een student het hoofdfaseassessment afronden. In het formulier zijn bij de competenties items aangegeven die een student in ieder geval zichtbaar moet maken in de les. Daarnaast kan de student aanvullende punten noemen die hij graag wil laten zien of die specifiek in de betreffende les aangetoond kunnen worden. De assessor (de mentor of regiodocent) kan naast de criteria een korte evaluatie geven en heeft daarnaast nog de ruimte om aanvullende observaties mbt de verschillende competenties te noteren, die hem of haar opvallen tijdens de les. Ook deze observaties worden meegewogen in de beoordeling. Bij elk item wordt aangegeven of de student dit zichtbaar heeft gemaakt in de lesvoorbereiding, in de uitvoering van de les en/of in de reflectie op (dwz in het nagesprek over) de les. Op basis van het totaal aan opmerkingen mbt tot de verschillende competenties komt de assessor tot een eindbeoordeling. Bij een onvoldoende beoordeling, geeft de assessor gerichte feedback aan de student en wordt een nieuwe afspraak gemaakt voor een herkansing. Een herkansing op korte termijn is alleen mogelijk als de mentor aangeeft dat de kwaliteit van de les niet representatief is voor de kwaliteit die de student doorgaans toont. In te vullen door assessor: Het lesvoorbereidingsformulier is correct ingevuld:
Ja / Nee
Bijzonderheden:
Interpersoonlijke competentie De leerkracht primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst. Hij schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Hij bevordert de zelfstandigheid van de kinderen en zoekt in zijn interactie met hen een goede balans tussen: leiden en begeleiden, sturen en volgen, confronteren en verzoenen, corrigeren en stimuleren.
De student kan zijn manier van communiceren en zijn taalgebruik aanpassen aan de leeftijdsgroep . De student leidt gesprekken in de groep, waarin: - kinderen initiatief nemen; - een prettige sfeer heerst; - hij kinderen volgt en ruimte geeft - hij zelf volgbaar is voor kinderen - hij echt contact maakt met kinderen - hij betrokkenheid tussen kinderen stimuleert. De student is zich bewust van zijn eigen gedrag en houding en van de invloed daarvan op de kinderen. (Dit blijkt uit zijn reflectie) Overige criteria mbt de interpersoonlijke competentie? (In te vullen door student)
Overige opmerking mbt de interpersoonlijke competentie: (in te vullen door assessor)
Pedagogische competentie De leerkracht primair onderwijs heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon. Voor een hele klas of groep maar ook voor een individuele leerling. Hij bevordert de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de kinderen
De student reageert adequaat op (beginnende) gedragsproblemen, zodat hij escalatie voorkomt. De student neemt bewust maatregelen om problemen te voorkomen (dit blijkt uit de lesvoorbereiding en reflectie)
De student kan elementen in een leeromgeving ontwerpen of toevoegen, die eraan bijdragen dat leerlingen zich ontwikkelen tot zelfstandige en verantwoordelijke personen. Overige criteria mbt de pedagogische competentie? (In te vullen door student)
Overige opmerking mbt de pedagogische competentie: (in te vullen door assessor)
Vakinhoudelijke en didactische competentie Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen.
Zo’n leraar stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de kinderen en houdt rekening met individuele verschillen qua tempo, niveau, belangstelling en leerstijl. Hij motiveert de kinderen voor hun leertaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden. Hij leert de kinderen leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen
De student kan onderwijs ontwerpen vanuit de dagelijkse situatie, de belevingswereld en de belangstelling van kinderen. De student kan bemiddelen tussen de belangstelling van kinderen en zijn eigen lesdoelen De student zet verschillende instructievormen, leermiddelen en werkvormen in om kinderen te laten leren. De student houdt in de les rekening met individuele verschillen qua tempo, niveau, belangstelling en leerstijl. Overige criteria mbt de vakinhoudelijke en didactische competentie? (In te vullen door student)
Overige opmerking mbt de vakinhoudelijke en didactische competentie: (in te vullen door assessor)
Organisatorische competentie Een leraar hanteert op een consequente manier concrete, functionele en door de kinderen gedragen procedures en afspraken. Hij gebruikt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen. Hij houdt een planning aan die bij de kinderen bekend is en gaat adequaat om met tijd.
De student zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer in de les. De student gebruikt werkvormen, leermiddelen en – materialen waarmee de lesdoelen op een efficiënte manier bereikt worden. De student gaat efficiënt om met de tijd. De student hanteert in de groep op een consequente manier concrete en functionele afspraken. Overige criteria mbt de organisatorische competentie? (In te vullen door student)
Overige opmerking mbt de organisatorische competentie: (in te vullen door assessor)
Competent in reflectie en ontwikkeling Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo'n leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo’n leraar weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige
opvattingen hij uitgaat. Hij heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten. Hij werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling. Hij stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen.
De student weet wat goed en minder goed ging in de les. De student kan in de les gemaakte keuzes goed verantwoorden. De student kan goed aangeven wat hij belangrijk vindt in het leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat. De student heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten. Overige criteria mbt de competentie reflectie en ontwikkeling? (In te vullen door student)
Overige opmerking mbt de competentie reflectie en ontwikkeling: (in te vullen door assessor)
Opmerkingen:
Eindbeoordeling: G / RV / V / O Datum : Naam assessor:
Handtekening:
Voorbeeldbrief van de school aan een student Beste student, Directie en team van ….. heten je van harte welkom op onze school. We hopen dat je je hier snel thuis voelt en hier een ‘leerzame’ tijd zult hebben. De opleiding die je volgt is een beroepsgerichte opleiding. Wij willen je hierbij zo goed mogelijk begeleiden en verwachten van je dat je serieus aan je opleiding werkt. We willen een aantal regels van onze school met je doornemen zodat je weet wat de school van je verwacht. Schoolregels en afspraken. Je mentor heeft in zijn / haar map m.b.t. het school- en groepsgebeuren afspraken opgenomen. We verzoeken je deze zo spoedig mogelijk door te nemen. Heb je er vragen over, dan kun je deze bij hem / haar stellen. De school geeft elk jaar een informatieboekje uit. Zorg dat je een exemplaar krijgt. Hierin vindt je ook relevante informatie over de school. Schooltijden: De leerlingen zijn van 8.30 – 11.30 uur of 12.00 uur en van 13.15 – 15.15 uur op school aanwezig. Op woensdagmiddag zijn de kinderen vrij. De leerkrachten maken echter langere dagen. Een werkdag omvat gemiddeld 8 uur. We verwachten dat ook stagiairs een deel van deze niet lesgebonden uren op school blijven. Deze tijd is nodig om o.a. lessen voor de volgende dag/week voor te bereiden en om gegeven lessen na te bespreken. Ook kunnen in deze tijd niet lesgebonden stage-opdrachten worden gedaan. Leerkrachten zijn uiterlijk om 8.00 uur op school aanwezig. Om 8.00 zal er een briefing plaatsvinden in de koffiekamer. Dit geldt ook voor de stagiairs.. Gebruik van faciliteiten: Voor schooltijd wordt er door de meeste leerkrachten thee of koffie gedronken. Voor zover je lesvoorbereiding het toelaat (iets op het bord schrijven, papier klaarleggen e.d.) kun je hieraan deelnemen. Het gebruik van koffie en thee is gratis. Voor je opleiding kun je gratis kopiëren mits het aantal beperkt blijft en direct te maken heeft met de stage aan onze school. Neem in twijfelgevallen contact op met de directie. Als je wilt telefoneren, dien je dit aan je mentor of de directie te vragen. Voor privé gesprekken en niet noodzakelijke “zakelijke” gesprekken met de schooltelefoon dienen betaald te worden. Je eigen telefoon staat tijdens de lesuren en tijdens overleg momenten uit. De lessen: De te geven lessen worden van tevoren met de mentor besproken. Het kunnen lessen zijn, die door de opleidingsschool worden opgegeven of door de mentor. Afhankelijk van je ervaring geef je per dag zoveel mogelijk les. De overige tijd wordt besteed aan observatie van door de mentor te geven lessen.
Al je lessen worden schriftelijk voorbereid, volgens het model van de opleiding.
Ruim voor de door jou te geven lessen overhandig je deze lessen (lesvoorbereiding) aan je mentor, zodat duidelijkheid bestaat en vooroverleg kan plaatsvinden. Tijdens het geven van de les maakt de mentor aantekeningen. Deze worden tussen de middag of na schooltijd besproken. Gedurende de lesgebonden tijd loop je niet zomaar de klas uit. Ook als je geen les geeft valt er veel te observeren en dus te leren. Je kunt je vaak ook nuttig maken door de mentor te helpen, tijdens de teken- of handvaardigheidles. Ook nakijken of niveau- lezen met een groepje kinderen behoort tot de mogelijkheden. Mocht je toch de klas uit willen, dan overleg je dat met je mentor. Niet lesgebonden stage-opdrachten gebeuren zoveel mogelijk buiten schooltijd. Zorg dat je voldoende tijd hebt om na schooltijd ook te overleggen over de nieuwe te geven lessen voor de volgende keer. Meer dan lesgeven: Het vak van leraar omvat veel meer dan lesgeven alleen. De tijd buiten de schooltijden om is vaak nog drukker. Soms zijn daarbij ook taken, die door een stagiair gedaan kunnen worden. Het initiatief daartoe kan worden genomen door de mentor of door de directie. Daarnaast verwachten we van je dat je initiatief neemt als je merkt dat er iets te doen valt. Hulp wordt altijd op prijs gesteld. Pauze: In de ochtendpauze ga je met de mentor, als hij / zij pleinwacht heeft, mee naar buiten. Tussen de middag ben je welkom bij het gezamenlijk eten in de teamruimte. Maar als je een ommetje wil maken, kan dat ook. (in school en op het schoolplein geldt een rookverbod) Verzuim: Als je niet in staat bent de stageschool te bezoeken, bel je rond 8 uur de school; hoofdgebouw 036- /dependance 06- , met opgaaf van reden. Je meldt vervolgens tijdig wanneer je weer aanwezig denkt te zijn. Ook overleg je op dat moment welke lessen je nog kunt geven. Je overlegt later met je mentor wanneer je deze tijd inhaalt. Maak op je stagedag in principe zo min mogelijk afspraken met dokter, tandarts en ziekenhuis. En verder: Besef goed dat je in je stage geen leerling meer bent. Voor de mentor ben je een ‘halve’ collega, voor de kinderen een juf of meester. De kinderen spreken je aan met juf….of meester…!! Pas je gedrag, je taalgebruik en je kleding, indien nodig, aan. Tot slot: Als er wrijvingen of problemen zijn tussen je mentor en jou, probeer dat dan eerst samen op te lossen. Veel kan worden opgelost en verbeterd. Lukt dat niet, dan kun je de schoolopleider en/of je instituutopleider inschakelen. Veel plezier en een leerzame tijd toegewenst tijdens je stage op. Directie en team van
Coachgroep In dit deel van het handboek wordt duidelijk wat er in een coachgroep gebeurt. Ook worden er verschillende methodieken beschreven die de coach en/of schoolopleider kunnen gebruiken bij de begeleiding van de coachgroep.
Inhoudsopgave: - Inleiding - Voorbeeldplanning coachbijeenkomsten - Verzilveringscyclys - Ondersteuningsdocumenten coachgroep - Evaluatie coach
Inleiding Alle voltijdstudenten nemen deel aan een coachgroep. Daar werken ze in jaarlaagdoorbroken comakergroepjes onder leiding van een vakinhoudelijke coach aan de comakers (opdrachten) van de school. Daar vindt praktijkintervisie en studentbegeleiding plaats. Naast deze jaardoorbroken groepen worden er op de pabo ook jaarlaagspecifieke colleges aangeboden, vakinhoudelijk-didactische colleges en studiebegeleidingscolleges in de SPOOR-lijn. Onderwerpen voor de coachgroep: - Werken aan comaker en opdrachten - Intervisie op de praktijk - Intervisie op werken aan comaker - Nieuws en actualiteit (ca. 4x per jaar) - Groepsdynamiek (incl. kennismaking) - Studievoortgang - Verzilvering - Vertaling opbrengst comaker naar opleiding en andere basisscholen Onderwerpen voor de SPOOR-lijn kunnen zijn: - Praktische informatie - Doelen stellen - Beroepshouding - Studievaardigheden - Communicatie - Intervisie - Reflectie - Onderzoekslijn - SVIB - Focusdiscussie/Evaluatie
Voorbeeldplanning coachbijeenkomsten Een voorbeeld van een woensdagochtend coachgroep: De coachbijeenkomst staat geroosterd van 8.30 tot 12.30 uur. De coach bepaald de planning. Eens per periode staat er een hele dag voor de coachgroep gepland (bij presentaties) 9.00 uur Intervisie op de praktijk rondje ‘langs de velden’. - Hoe is het met een ieder in de praktijk? - Vanuit verschillende vragen/focussen de praktijkervaringen bespreken. - Afwisselende intervisiemodellen gebruiken. 10.00 uur Eerst plenair uitwisselen stand van zaken comakers of algemene zaken hierin. In comakergroepen de stand van zaken, plannen van aanpak etc. bespreken o.l.v. coach. 11.00 uur Ruimte voor individuele begeleiding, gesprekken. De praktijkmap of studieresultaten kunnen meegenomen worden. 11.45 uur Gemeenschappelijke afsluiting, met voornemens bijvoorbeeld, of reflectie etc.
Verzilveringscyclus Het verzilveringsgesprek is een voortgangsgesprek dat wordt gevoerd tussen coach en student aan het eind van iedere periode van 10 weken. In de verzilveringsgesprekken ligt de nadruk op het te verzilveren, de persoonlijke leeropbrengst van de student. Er wordt gevraagd naar de reflectie van de student op de eigen ontwikkeling. Soms wordt een spiegelschrift gevraagd, waar de reflectie duidelijk wordt gemaakt. Soms worden andere reflectievormen ingezet: metafoor, spel etc. de coach spreekt dit af met de studenten. Eveneens zullen de studieresultaten en welbevinden van de student in dit gesprek aan de orde komen. Ook zal de praktijkbeoordeling worden meegenomen in de gesprekken. Indien een reparatieplan is gemaakt naar aanleiding van een onvoldoende dan moet dit zorgvuldig gevolgd worden. Jaar 1
Jaar 2 Jaar 3
Jaar 4
Periode 1 Eerste spiegelschrift en subjectief concept. Verzilveren / reflecteren
Periode 2 Spiegelschrift en voortgangsgesprek (datum 1 februari en BSA) Spiegelschrift of andere vorm
Verzilveren / reflecteren
Verzilveren / reflecteren
metafoor spiegelschrift Spiegelschrift, Verzilveren nav reflectie 360 feedback.
Periode 3 Spiegelschrift Focus op reflectie Verzilveren met constructen over kinderen Minor (in 2013-2014 verschuiving naar periode 1 en 2) Spiegelschrift en studievoortgangsgesprek.
Periode 4 Verzilveren m.b.v propedeuseportfolio, deel of afronding van heel portfolio. Transformatieverslag en studievoortgang. Minor Eigen vorm Eindgesprek, etalageportfolio als input.
COACHLIJN JAAR 1 t/m 4, 2012-2013 (een voorbeeld) NB In deze voorbeeld oachlijn wordt ervan uitgegaan dat er een semester wordt gewerkt aan een comaker. Dit kan soms ook anders worden afgesproken. Periode 1 Week
Inhoud (altijd actualiteit bespreken als er aanleiding toe is, regelmatig stilstaan bij groepdynamiek, altijd eindigen met voorbespreking van de ‘zelfstandige’ woensdag) Startbijeenkomst: - kennismaking - algemene afspraken - eerste stagedag voorbespreken - oriëntatie comakeronderwerp/start pva - rol van studenten van verschillende jaren
Afspraken maken over
opmerking
- wanneer en waar bij elkaar komen - de ‘zelfstandige woensdag’ - aanwezigheid en afmeldingen - bestuderen…. - besluitenlijstjes maken - inleveren pva
Zie startbrief
Week 38/39
Bijeenkomst 2: - praktijkervaringen eerste week - pva vervolg - hoe en wanneer wordt comaker afgerond - beoordelingsformulier bespreken - semesterplan invullen (ook in SPOOR) - leren voor de toetsen
- semesterplan invullen - lesvoorbereidingsformulieren invullen - praktijkmap bijhouden
Week 40/41
Bijeenkomst 3: - studiebegeleiding: zijn er nog grote onduidelijkheden en kunnen we elkaar daarmee helpen? - lesvoorbereidingsformulier - praktijkeisen per jaar bespreken (zie praktijkgids) - voorbespreken praktijkweek, - begeleiding pva/comaker,
- rooster presentaties van de pva’s in eerste afrondingsweek - spiegelschrift
Week 42
praktijkweek
Week 43
herfstprogramma
Week 44/45
Afrondingsweken met eventueel presentaties en in elk geval verzilveringen
Week 36/37
NB Coach spreekt praktijkbezoek en na met schoolopleider
Mogelijk alleen nog maar presenteren pva of deel van comaker
Periode 2 Week 46/47
Bijeenkomst 4: - nabespreken praktijkweek - nabespreken ervaringen met toetsen en praktijkbeoordelingen - studievoortgang bespreken - begeleiding comaker - hoe houd je goed contact over comaker met praktijkschool
- bijstellen semesterplan
Week 48/49
Bijeenkomst 5: - praktijkintervisie rondom casus (spontaan) - werken aan/verzamelen voor portfolio’s - competenties - wat is je rol binnen school met Sinterklaas (en andere feestelijkheden)? - onderzoeksmatig werken praktijkweek
Afspreken wie een casus voorbereidt voor volgende keer
Week 50
Let op: week 49 Sinterklaas valt op woensdag en is extra praktijkdag NB Coach spreekt praktijkbezoeken na met schoolopleider Extra praktijkdag op vrijdag (voor kerstviering)
Week 51
Bijeenkomst 6: - praktijkintervisie rondom casus (voorbereid) - sterkte-/zwakteanalyse eigen comakerpresentaties (aan de hand van beoordelingsformulier) - ervaringen met directe instructiemodel en andere lesmodellen - rol kennisbases
Week 52/1 Week 2
kerstreces Bijeenkomst 7: - kwaliteiten bespreken - voortgang opdrachten verschillende vakken - laatste begeleiding op comakerpresentaties - hoe wordt comaker gedeeld met eigen school en andere scholen? - verband comaker en curriculum - beoordelingsformulier opnieuw bespreken
- rooster presentaties - spiegelschrift - samenvatting presentatie voor site of nieuwsbrief
Laatste bijeenkomst semester 1
Week 3/4
Afrondingsweken met presentaties en verzilveringen
- volgend semester - aanwezigheid derdejaars volgend semester?
Presentatie soms (ook) op ander moment, bijvoorbeeld studiedag, bouwvergadering
SPOOR-planning Hieronder een globale planning van de onderwerpen die in de SPOOR-colleges behandeld gaan worden in het eerste semester van jaar 1 en 2. In jaar 3 en 4 zal de nadruk liggen op intervisie en leerkrachtgedrag. Spoorlijn 1e semester jaar 1 (1.1 en 1.2) Week Inhoud Week 37 Week 37 Week 38 Week 38 Week 39 Week 39 Week 40 Week 40 Week 41 Week 41 Week 46 Week 46 Week 47 Week 47 Week 48 Week 48 Week 49 Week 49 Week 2 Week 2
semesterplan lesvoorbereidingsformulier intervisie, nav opdracht over eerste stage ervaring wat is een prestatie/comaker leren voor een toets Training observeren presenteren Training observeren Reflectieverslag en voortgangsgesprek, semesterplan en de startmeter (verslag) Training observeren Hoe geef ik feedback en wat leer ik van feedback? Training observeren Plannen (hoe plan ik mijn studie) Training observeren Richtlijnen schriftelijk werk Monteren van filmpjes Evaluatie van de periode tbv focusdiscussie Monteren van filmpjes Training observeren Werken met het digitale schoolbord
Type SPOOR Ontwerp Ontwerp Reflectie
Docent
SLB SLB Onderzoek Presenteren Onderzoek Reflectie
Yolanda Rudolphine Janneke Rudolphine Janneke Helga
Onderzoek
Janneke
Reflecteren
Yolanda
Onderzoek SLB Onderzoek Onderzoek Presenteren Reflecteren Presenteren Onderzoek Ontwerpen
Janneke Helga Janneke Rudolphine Aris Helga Aris Janneke Aris
Yolanda Rudolphine Helga
Opmerkingen: -‐ De startmeter wordt meegenomen naar het eerste voortgangsgesprek met de coach. Daar wordt besproken of de aandachtspunten van invloed zijn op de studie. -‐ De aanwezigheid wordt bijgehouden in een spreadsheet waar alle betrokken docenten in werken. (Staat op de docentenkamer). -‐ Op de docentenkamer komt een map met SPOOR 1. Hier komt een studenten dossiertje (studenten die gestopt zijn, studenten met bijzondere omstandigheden, aandacht voor studie of praktijk). Ook komt in deze map het overzicht van student / coach etc. -‐ Gedurende studiejaar 2012-2013 wordt de inhoud verder uitgewerkt door de betrokken docenten. De uitwerking wordt gedeeld op Wise (course en docentenkamer). -‐ Binnen de spoorcolleges is ook ruimte voor praktijkintervisie, zodat studenten verhalen over verschillende scholen kunnen uitwisselen.
Spoorlijn 1e semester jaar 2 (2.1 en 2.2) Week Activiteit Week 37 lesvoorbereiding verdieping
SPOOR Ontwerpen
Week 37 Week 38 Week 39 Week 39
Reflectie SLB Onderzoek Onderzoek
Week 40 Week 41 Week 46 Week 47
rondleiding in de Living semesterplan Onderzoeksvaardigheden Enquete Bezoek bibliotheek in het kader van literatuuronderzoek doen onderzoeksvaardigheden Verslaggeving Plannen, samenwerken en presenteren SVIB (video interactie) instructie Oudergesprekken
Week 48
Focusdiscussie (voorbereiden in de groep)
Reflectie
Week 49 Week 2
Werken met het Smartboard, digiboard SVIB presenteren in groepen
Presenteren Reflectie
Onderzoek SLB Reflectie Reflectie
Docent Melanie en Janneke Agatha Yvonne/Melanie Jeroen olv Jeroen Jeroen Melanie Jeroen Melanie en Yvonne Melanie en Yvonne Aris Melanie en Yvonne
Binnen de spoorcolleges is ook ruimte voor praktijkintervisie, zodat studenten verhalen over verschillende scholen kunnen uitwisselen.
Ondersteuningsdocumenten coachgroep 1. Reflectiecirkel van Korthagen Dit is een begeleidingsvorm op reflecteren, concreet op een gegeven les. Dit formulier is goed te gebruiken tijdens het gesprek om ook de stappen zichtbaar te maken voor de student.
Fase 1: In deze fase ben je
handelen/ervaring opdoen aan het handelen.
Fase 2: terugblikken Je kijkt terug op fase 1, waarin je aan het handelen was. Je kunt jezelf een aantal vragen stellen: Wat wilde ik? Wat wilden de leerlingen? Wat voelde ik? Wat voelden de leerlingen? Wat dacht ik? Wat dachten de leerlingen? Wat deed ik? Wat deden de leerlingen? Fase 3: formuleren van essentiële aspecten Je denkt na over wat je wilt veranderen: Wat vond ik tijdens het handelen belangrijk? Hoe hangen de antwoorden die ik mezelf stelde in fase 2 met elkaar samen? Wat is hierbij de invloed van de context/de school als geheel? Wat betekent dit voor mij? Wat is de kern van het probleem? Fase 4: alternatieven ontwikkelen en hier uit kiezen Hier geef je aan wat je voornemens voor de volgende keer zijn. Stel jezelf de vraag: “Tot welke voornemens of leerwensen leidt dit alles?” Fase 5 en fase 1: uitproberen in nieuwe situatie Voor de volgende keer: Wat wil ik bereiken? Waar wil ik op letten? Wat wil ik uitproberen?
Begeleiden op de reflectiecirkel van Korthagen Basisvaardigheid: bepalen waar de student zit in onderstaande cyclus
Alle voorgaande vaardigheden + helpen bedenken van oplossingen en het maken van een keuze
Helpen bij het creëren van een geschikte ervaring
Acceptatie Empathie Echtheid Concreetheid Confronteren Generaliseren
Hier-en-nu gebruiken Helpen expliciteren Empathie Echtheid
Concreetheid De Lift (uit Kernreflectie) F. Korthagen De Lift is een term, die F. Korthagen gebruikt voor geeft het bewegen in een gesprek tussen denken (hoofd), voelen (hart) en willen (buik). Er worden vragen gesteld op de verschillende niveaus van De Lift. Als een student veel ‘in het hoofd zit’, kan het goed zijn een vraag ‘aan het hart’ te stellen. Iemand die vooral handelt, kan aan het nadenken gezet worden als er een vraag ‘aan de ratio, het hoofd’ wordt gesteld. De Lift geeft dus ingangen tot vragen stellen op niveaus die voor de reflectant op dat moment niet de meest vanzelfsprekende zijn.
2. De STAR(R)-methode Deze methode kan goed worden toegepast als de mentor of coach de student niet in actie heeft gezien en wel wil laten reflecteren op de gegeven les.De STAR-methode wordt vaak gebruikt als interviewtechniek tijdens een sollicitatiegesprek. Tevens is deze techniek zeer bruikbaar als er concrete afspraken gemaakt en geëvalueerd dienen te worden. Doel STAR staat voor: Situatie, Taak, Actie en Resultaat. De STAR-methode gaat uit van de volgende aanname: gedrag uit het recente verleden is de beste voorspeller van toekomstig gedrag. De STAR-methode, met de bijbehorende vragen: Situatie
Wat speelde er?
Taak
Wat waren je taken?
Activiteiten
Wat heb je concreet gezegd of gedaan?
Resultaat
Wat gebeurde er daarna?
STAR of STARR? Aan de afkorting STAR wordt soms nog een R toegevoegd, die staat voor reflectie. Door te reflecteren verbind je conclusies aan je handelen. Eigenlijk kun je de STAR-methode nooit goed gebruiken zonder enige mate van reflectie te plegen (een paar uitzonderingen daargelaten). STAR en STARR staan dus feitelijk voor hetzelfde. Wel is het zo dat als je wilt leren van een situatie, je nooit zonder de R van reflectie kunt. Ben je alleen op zoek naar feiten, bijvoorbeeld om die goed te kunnen beschrijven in een verslag, dan zul je wat minder nadruk hoeven leggen op de reflectiecomponent. Tips voor de student Zorg er voor dat je eerst zelf een kort verslag hebt gemaakt. Bluf niet en vertel zeker geen leugens of halve waarheden. Houd je verhaal kort en concreet. Gebruik alleen voorbeelden uit het recente verleden (dus van een les die je net hebt gegeven). Tips voor de coach, mentor en schoolopleider: Spreek goed af waarover het gesprek zal gaan, dus focus op enkele aspecten Zorg dat je middels goed door te vragen de situatie helder hebt, zoals wat deed, dacht, voelde of wilde de student, maar ook wat er gebeurde in de klas. Laat de verantwoordelijkheid van de inhoud van het gesprek bij de student
3. Luisteren, Samenvatten, Doorvragen (LSD) LSD is de basis voor veel gesprekken. Er zijn veel verschillende soorten vragen. Een geoefende vragensteller switcht naar gelang de situatie. Luisteren De kunst van het vragen stellen begint met luisteren. Luisteren doe je niet alleen met je oren, maar met je hele lichaam. Door je lichaamshouding laat je de ander zien dat je geïnteresseerd bent in wat hij te zeggen heeft. Aandachtspunten: • open houding • oogcontact • knikken en ‘hummen’ • non-verbaal ‘meeveren’(afstand verkleinen, afstand nemen, gebaren spiegelen) Samenvatten Heeft de ander zijn betoog, zijn verhaal, afgerond, dan vat je dit verhaal samen in je eigen woorden. Door samen te vatten, check je of je de boodschap goed hebt begrepen. Is dat niet het geval, dan geef je de ander de gelegenheid aan te vullen of te corrigeren. Samenvattingen maken een gesprek gestructureerd. Voorbeeld van een samenvatting: “Als ik je goed heb begrepen, vind jij dat ...”. Doorvragen Speur naar aanknopingspunten om door te vragen. Wees alert op vaagheden, subjectieve uitlatingen, aannames, algemene waarheden en formuleringen met ‘moeten’ en ‘kunnen’. Deze taalpatronen verhullen vaak waardevolle informatie. Voorbeelden: • “Mijn docenten zijn tevreden.” Doorvragen: Hoe weet je dat? • “Ik moet doorzetten.”, “Ik moet het werk op tijd af hebben.” Doorvragen: Wat gebeurt er als je dat niet meer doet? • “Ik kan dit niet goed.” Doorvragen: Wat bedoel je? • “Niets gaat goed.”, “Iedereen doet het zo.” Doorvragen: Is dit zo?
4. De Incidentmethode, een methode voor intervisie (2) Fase 1 - Start en reflectie vorige intervisie inbreng Hoe zit iedereen erbij na de vorige bijeenkomst? Het reflectieverslag van de vorige inbrenger wordt besproken. Kort verslag over de in de praktijk gebrachte adviezen naar aanleiding van het toen ingebrachte werksituatie. Fase 2 - Nieuwe inbreng van een professionele werksituatie / probleem / veranderingsvraag Hierbij is het belangrijk te kiezen voor een persoonlijke professionele werksituatie / probleem, die onlangs in de praktijk plaats heeft gevonden. De casusinbrenger heeft het incident / situatie geïntroduceerd, via een korte schets op papier tot op het kritische moment, hoe hij/zij zelf handelde en eventuele reacties. Mogelijke ideeën / oplossingen zijn door de inbrenger geheel weggelaten. Deelnemers noteren, voor zichzelf, de vragen die ze hebben om meer inzicht te krijgen in de situatie. Fase 3 - Verdieping / inzicht van de casus via diverse vragenronde De groep stelt informatieve vragen aan de inbrenger. Het gaat om feitelijke vragen. Doorvragen en het stellen van verdiepingsvragen, dus niet interpreteren, oordelen of suggereren. De inbrenger beantwoord elke vraag. Fase 4 - Analyse en inzichten vanuit de deelnemers / collega’s De deelnemers bespreken hoe zij de situatie zien en welke oorzaken zij hebben ontdekt. Ze benoemen aanleidingen die er waren. Hoe was de rol van de inbrenger en betrokkenen. Bekijk ook de omgevingsfactoren. De inbrenger luistert maar mag niet reageren. Fase 5 - Adviesronde vanuit de ervaringen deelnemers / collega’s Bepaal welke persoonlijke betrokkenheid ieder heeft tot het ingebrachte probleem. Wat zouden de andere deelnemers doen in deze situatie? Bespreek de inzichten die ontstaan zijn. De oplossingen worden uitgesproken door iedere deelnemer. De inbrenger reageert pas na alle adviezen en oplossingen. De inbrenger geeft aan welk advies of oplossing het beste bij hem past. Fase 6 - Evaluatie en vervolgafspraken Hoe hebben de deelnemers de bijeenkomst ervaren? Welke persoonlijke leeropbrengst is er? Wat is nog niet uitgesproken? Afspraken voor de volgende intervisie bijeenkomst. Tijdshantering intervisiebijeenkomst Advies: Fase 1 - Start en reflectie vorige intervisie (10 min.) Fase 2 - Inbreng van een nieuw werkprobleem / veranderingsvraag (10 min.) Fase 3 - Verdieping / inzicht van de casus via diverse vragenronde (20 min.) Fase 4 - Analyse en inzichten vanuit de deelnemers (15 min.) Fase 5 - Adviesronde vanuit de ervaringen deelnemers (15 min.) Fase 6 - Evaluatie (10 min) en vervolgafspraken plannen (10 min.)
Mogelijk schema gespreksleider en inbrenger Week
Gespreksleider/ster
Inbrenger werkprobleem
Reserve inbrenger
1 4 8 12 etc. Reflectieverslag De inbrenger van het probleem maakt tijdens de intervisie aantekeningen. Deze worden met de indrukken, adviezen en eventuele inzichten en gevoelens door de inbrenger verwerkt tot een reflectieverslag. In het reflectieverslag komen de volgende aandachtspunten terug: • • • • • •
Welke inzichten heb je verkregen Wat heb je met de adviezen binnen de praktijk gedaan Hoe was je gevoelsbeleving na de intervisiebespreking Hoe heb je het collegiale advies ervaren Zie je een gedragsverandering binnen het werkveld Is er iets blijven liggen wat aandacht vraagt
Het oefenen van het schrijven en bespreken van een reflectieverslag zal regelmatig terug komen binnen de intervisie, en kan worden opgenomen in de praktijkmap.
Evaluatie Coach Windesheim Flevoland/Pabo Almere Betreft: Coach: School: Datum:
__________________ _____ _____
Invulinstructie Dit formulier is bedoeld om het functioneren van individuele coaches te evalueren, aan heet eind van ieder semester. Deze evaluatie vormt een onderdeel van het kwaliteitsmanagementsysteem van Pabo Almere. Geef bij elke stelling aan welk antwoord jouw mening het beste weergeeft. De mogelijkheden lopen op een schaal van 1 – 5 van 1 (zeer oneens) tot 5 (zeer eens). Als je de vraag niet kunt beantwoorden, vul dan in: nvt (niet van toepassing). Onderaan het formulier is ruimte voor je overige opmerkingen. Directeur en teamleiders gebruiken de (vertrouwelijke) informatie in functionerings– en beoordelingsgesprekken met coaches. Het gezamenlijke doel is om de kwaliteit van het functioneren van coaches verder te verhogen. Alvast dank voor het invullen!
Coach en coachgroep Begeleiding Individueel 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
De
14. kan –waar nodig– goed de relatie met de praktijk leggen. 15. In de coachgroep is de praktijk zinvol nabesproken.
Ruimte voor overige opmerkingen
1. 2. 3.
OOOOO OOOOO OOOOO
O nvt O nvt O nvt
4. 5.
OOOOO OOOOO
O nvt O nvt
6.
OOOOO
O nvt
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO OOOOO
O nvt O nvt O nvt O nvt O nvt O nvt O nvt
14. 15.
OOOOO OOOOO
O nvt O nvt
De coach:
is een goede begeleider van het leerproces in de coachgroep. heeft zorg gehad voor een goede sfeer in de coachgroep. geeft de coachgroep precies genoeg zelfstandigheid. geeft ons goede adviezen voor de aanpak bij decomaker en opdrachten. is voldoende op de hoogte van de inhoud van decomaker en opdrachten. kan de groep goed stimuleren dieper op leerstof in te gaan. let goed op deelname van individuele groepsleden. houdt het functioneren van de groep goed in de gaten.
Begeleiding Praktijk coach:
NVT
De coach:
kan informatie helder verwoorden. is stimulerend voor me voor deze periode.. heeft mij voldoende feedback gegeven op mijn studie- en praktijkervaringen. heeft me aangezet tot zelfsturing van mijn leerproces Als ik problemen had zou ik deze met mijn coach bespreken.
Begeleiding Groep
ZEER ONEENS 1 2 3 4 5 ZEER EENS
Praktische informatie In dit deel van het handboek staat informatie over het currciculum (inclusief studiepuntenoverzichten), het jaarrooster en de literatuurlijst.
Inhoudsopgave - Curriculum Opleiden in de school - Studiepunten overzicht 2012-2013 - Jaarrooster - Literatuurlijst
Curriculum Opleiden in de school Inleiding Opleiden in de school is een partnerschap waarin leraren worden opgeleid. Dit partnerschap is terug te zien in de samenwerking tussen de schoolopleider/mentor en de coach bij het opleiden van studenten. Opleidingsschool en pabo vervullen elk hun eigen rol ten aanzien van de inhoud van de opleiding. Het curriculum van ‘Opleiden in de school’ en de rol hierin van het opleidingsteam en de verschillende studentbegeleiders wordt hieronder beschreven. Het curriculum is afgestemd op het onderwijsveld (opleidingsschool/betrokken basisscholen/ontwikkelingen binnen het basisonderwijs) en op onderwijsconcepten/-visies van Windesheim Flevoland/Pabo Almere. Afstemming curriculum met opleidingsschool/basisscholen Het curriculum heeft uitgangspunten die voortkomen uit het onderwijsveld en de onderwijsconcepten van de verschillende opleidingsscholen/basisscholen en uitgangspunten die voortkomen uit de visie van Pabo Almere en Windesheim Flevoland op het opleiden van studenten. In het basisonderwijs staan aandacht voor taal en rekenen, opbrengstgericht werken en handelingsgericht werken in de schijnwerpers. Per opleidingsschool (ASG, Prisma, SKOFV, Lelystad/Dronten) kan de focus van de schoolontwikkeling en de onderwijsinhoud verschillen, maar ook per basisschool binnen de opleidingsscholen kunnen er verschillen zijn in onderwijskundige visie, aandachtspunten, ontwikkelthema’s. Dit vraagt om ruimte in het curriculum, zodat echte praktijkopdrachten een rol kunnen spelen in het leren van de studenten. Het is van belang dat enerzijds rekening gehouden kan worden met speciale onderwijsconcepten en anderzijds met de eisen die aan het pabo-diploma (op HBO-niveau) worden gesteld. Afstemming curriculum met opleidingsvisie Pabo Almere/Windesheim Flevoland In het opleidingsconcept van Windesheim Flevoland staat ‘samen-werkend-leren’ centraal. Samen-werkend-leren is gebaseerd op werken en leren vanuit de praktijk, waarbij ondernemend en onderzoekend leren een belangrijke basis is. Er wordt uitgegaan van zes pijlers: 1. Leren en werken vanuit een stevige basis, de Body of Knowledge&Skills 2. Samenwerken aan praktijkopdrachten, de Comakerships 3. Werken aan je loopbaan (studentbegeleiding) 4. Onderzoekend en ondernemend leren 5. Competentieontwikkelend leren 6. Leren op maat Het concept van ‘samen-werkend-leren’ en wat binnen Windesheim Flevoland ‘comakership’ wordt genoemd komt volop terug in de opzet van ‘opleiden in de school’. In het opleidingsconcept van Windesheim Flevoland/Pabo Almere staat daarnaast de visie ‘VOOR’ centraal: verbinden-onderzoeken-ontwerpen-reflecteren. Deze visie klinkt op vele manieren door in het curriculum. In de didactiek van zowel Windesheim Flevoland als Windesheim Flevoland/Pabo Almere wordt uitgegaan van kennisontwikkeling in voortdurende interactie tussen theorie en praktijk. In opleiden in de school is hiervoor optimaal ruimte en worden theorie en praktijk dichter bij elkaar gebracht voor de student.
Belangrijke curriculumonderdelen Coachgroep (1x per 14 dagen) In de coachgroep vindt zowel studiebegeleiding als praktijkbegeleiding plaats. De coachgroep is jaardoorbroken en ingedeeld op grond van basisschool en ontwikkelthema van de school. In de coachgroep vindt begeleiding plaats door een vakdocent op comakers en opdrachten die gekoppeld zijn aan het ontwikkelthema van een of meerdere van de bij de opleidingsschool betrokken basisscholen. In deze groepen is het mogelijk dat studenten uit verschillende fases/jaren samenwerken aan een schoolopdracht, ieder op het eigen niveau. Een coachgroep bestaat uit meerdere comakergroepen (groepjes studenten die aan verschillende (deel)onderzoeksvragen vanuit het ontwikkelthema van de basisschool werken). In de comakergroepen werken studenten aan echte vragen uit de praktijk en ontwikkelen zij producten en kennis die gebruikt kunnen worden op hun praktijkschool; altijd beantwoorden zij onderzoeksvragen die relevant zijn voor hun praktijkschool. De resultaten van hun werk presenteren zij altijd in één of andere vorm terug aan de school. De coachgroepen worden (idealiter) begeleid door een vakdocent (coach/instituutsopleider) van de pabo met expertise waaraan behoefte is voor de schoolontwikkeling. Daarnaast worden de coachgroepen begeleidt door de schoolopleider. Ook experts uit de scholen (bijvoorbeeld een taalcoördinator, een IB-er, een gespecialiseerde leerkracht, een leerteam/leerwerkgemeenschap) kunnen in de comakergroepen een belangrijke rol spelen. De schoolopleider en de coach werken samen en verdelen de taken, afhankelijk van wat nodig en mogelijk is. In de coachgroep is er ruimte om praktijkervaringen te delen. De coachgroepbijeenkomsten vinden waar mogelijk plaats op (een van de) basisscholen waar de deelnemende studenten stage lopen. In de coachgroep is veel aandacht voor de ontwikkeling van de individuele student en vindt studieloopbaanbegeleiding plaats. SPOOR Op de pabo worden ondersteunende colleges aangeboden in de SPOOR-lijn (samen, presteren, onderzoeken, ontwerpen en reflecteren). Onderwerpen die jaarlaaggebonden zijn (zoals portfoliobegeleiding, onderzoeksvaardigheden, reflecteren, lesvoorbereiding) worden in collegevorm aangeboden. Ook zal in de SPOOR-lijn ruimte zijn voor intervisie zodat ook (praktijk) ervaringen van studenten binnen dezelfde jaarlaag op verschillende scholen uitgewisseld kunnen worden. Domeinopdrachten Studenten werken aan voorgeschreven domeinopdrachten, die gericht zijn op het ontwikkelen van de kennisbasis voor de verschillende vakken bij de student. De domeinopdrachten sluiten aan bij colleges die in het semester gegeven worden en bij de theoretische toetsing. In de coachgroep is er ruimte om domeinopdrachten aan te passen aan de schoolontwikkeling en de vragen/opdrachten van de school. Wel bewaakt de vakdocent die de comakergroep begeleidt dat de student met de schoolopdracht aan dezelfde kennisontwikkeling werkt als met de domeinopdracht van de pabo, en tevens aan de onderzoeksvaardigheden genoeg aandacht besteed wordt. Studenten presenteren de resultaten van hun werk zo veel mogelijk op de basisscholen, zodat teamleden van de basisscholen ook kennis kunnen nemen van de resultaten. Hier worden de prestaties ook beoordeeld door de coach. Het oordeel van de schoolopleider wordt hierbij als belangrijk advies meegenomen. De aangepaste domeinopdrachten worden beoordeeld door de coach die als vakdocent bij de coachgroep betrokken is, aangezien de (standaard)domeinopdrachten ook op de pabo uitsluitend door vakdocenten (inhoudelijke experts) beoordeeld worden in verband met borging van de kennisbasis per vak. Als de
domeinopdracht niet is aangepast aan de schoolontwikkeling wordt de opdracht op de normale manier op de pabo beoordeeld door de betreffende vakdocent. Onderzoekslijn Studenten van Pabo Almere/Windesheim Flevoland leren om onderzoek uit te voeren vanuit praktijkvragen. Ze oefenen gedurende hun opleiding voortdurend met het opzetten, uitvoeren en rapporteren (mondeling of schriftelijk) van onderzoek. Deze onderzoekslijn is zowel terug te vinden in de comakers als in de domeinopdrachten en zal dus in de coachgroepen een belangrijke rol spelen. Studenten worden in deze onderzoeksvaardigheden en in het ontwikkelen van een onderzoekende houding begeleid door zowel de schoolopleider als de coach. Studenten werken op deze manier toe naar hun afstudeerwerkstuk. Dit is het laatste onderzoek dat een student uitvoert. Het gaat om een individueel onderzoek dat een relatie heeft met de schoolontwikkeling. In principe wordt het afstudeerwerkstuk begeleid door de coach (vakdocent) en de schoolopleider, maar soms vraagt de begeleiding om een specifieke expertise en kan daarom een (andere) expert van pabo of school als begeleider optreden. Praktijk Stage lopen in de praktijk is de kern van de opleiding van de student. In de praktijk leert de student van goede voorbeelden, past de student toe wat op de pabo in theorie geleerd is, leert de student lessen te ontwerpen, instructies te geven, leerprocessen te volgen, een onderzoekende houding aan te nemen, zich te verbinden met kinderen en nog veel meer. Het is dan ook erg belangrijk dat de mentoren (groepsleerkrachten) die de student steeds gedurende een semester begeleiden regelmatig bijgeschoold worden voor deze begeleidende taak. Mentoren binnen de opleidingsscholen worden in de gelegenheid gesteld hiervoor scholing te volgen. Hoorcolleges/werkcolleges (vakinhoud en didactiek) en practica Studenten van de opleidingsscholen volgen de colleges en practica op de pabo. Ze worden actief uitgenodigd hier ervaringen uit hun praktijkschool in te brengen en op de basisscholen om de in de colleges geleerde kennis toe te passen. Studenten krijgen voor de vakken Nederlands, rekenen/wiskunde en pedagogiek de eerste jaren elke week twee colleges en voor andere vakken regelmatig of geclusterd per periode. In de colleges en de literatuur die de student zelf moet bestuderen worden de landelijk vastgestelde kennisbases aangeboden. Deze kennisbases zijn de afgelopen jaren op landelijk niveau voor de verschillende vakken ontwikkeld. In deze kennisbasis spelen ‘vakbegrippen’ een belangrijke rol. Het is belangrijk dat praktijkschool en pabo hierin dezelfde taal spreken, daarom is het aan te bevelen dat ook de begeleiders binnen de opleidingsscholen zich verdiepen in de nu opgestelde kennisbases voor de verschillende vakken. De vakdocenten die optreden als coaches binnen de opleidingsscholen werken nauw samen met de vakdocenten die de colleges op de pabo geven of geven zelf de colleges. Zo blijven de vakdocenten op de pabo op de hoogte van wat er op de (opleidings)scholen speelt. 1e jaar 2e jaar 3e jaar
Maandag Opleiding Opleiding Stage
Dinsdag Opleiding Stage Stage
Woensdag Opleiding/comakergroepen Opleiding/comakergroepen Opleiding/comakergroepen
Donderdag Stage Opleiding Opleiding
Tabel: Overzicht van de stagedagen jaar 1, 2 en 3 voor voltijdstudenten
Vrijdag Opleiding Opleiding Opleiding
Toetsing Presentaties Resultaten van comakers worden gepresenteerd. Dit kan op verschillende manieren: - In de coachgroep, waarbij leerkrachten aanwezig zijn. - Presentatie op een studiedag - Een schriftelijk verslag - Iets vertellen in de bouwvergadering - Een tentoonstelling (bv. voor het schoolteam) Verzilveringen/studieloopbaangesprekken Verzilveringen vinden plaats bij de coach en zijn een verplichte voorbereiding op de assessments. De verzilveringen zijn reflectiegesprekken en studieloopbaangesprekken. Deze gesprekken zullen gevoerd worden met de student door de coach op basis van reflectie van de student en met input van mentor/schoolopleider. Kennistoetsen Er zijn twee soorten kennistoetsen, namelijk landelijke kennistoetsen en Windesheim Flevoland/Pabo Almere-kennistoetsen. De landelijke toetsing betreft zowel toetsing van de eigen vaardigheden Nederlands en rekenen/wiskunde als van onderdelen van de kennisbasis (vakdidactiek) Nederlands en rekenen/wiskunde. Het is noodzakelijk dat studenten ook in de opleidingsscholen kennis maken met en aangesproken worden op de eigen vaardigheden en de begrippen uit de kennisbases. De eisen aan de kennis en (HBO)vaardigheden van de student worden dermate uitgebreid dat de praktijk en de pabo nauw zullen moeten samenwerken om studenten goed op de toetsing voor te bereiden. Assessments Er zijn drie assessments die telkens een fase van de studie afsluiten: propedeuseassessment, hoofdfaseassessment en afstudeerassessment. Assessments bestaan steeds uit een praktijkonderdeel en een portfoliogesprek. De praktijkassessments worden altijd beoordeeld door een praktijkassessor en door een paboassessor.
Studiepunten overzicht
2012-2013
Propedeuse jaar 1
voltijd en deeltijd
Studentbegeleiding Praktijkleerlijn – comakership
Periode
1.1
Reflectie, toetsing op competenties
SPOOR
Praktijk Comaker
inclusief onderzoekslijn (licht blauw)
Opdracht (didaktiek) / Comaker Toets (kennisbases)
Praktijk 1.1 (3) Comaker 1.1 (1)
Ku Or
Praktijk 1.2 (3) Comaker 1.2 (1) Peda (2) ReWi (2) Ned (2)
Peda (2) ReWi (2) Ned (2)
DMW
Body of knowledge
1.2
DMW (2) Drama (1) Muziek (1)
Projectweek Eigen vaardigheden
Ondersteunende leerlijn
TOTAAL EC’s
Hoofdfase jaar 2 Periode Reflectie, toetsing Studentbegeleiding op competenties Praktijkleerlijn – comakership
Praktijk Comaker
inclusief onderzoekslijn (licht blauw)
Opdracht (didaktiek)/ Comaker Toets (kennisbases)
EV DMW (1) Handschrift EV ReWi (1) (1) EV Ned (1) Logopedie (1) SPOOR Onderzoeksvaardigheden (1) 16 14
Ondersteunende leerlijn
1.4
Praktijk 1.3 (3) Comaker 1.3 (1)
Propedeuseassessment (3) Praktijk 1.4 (3) Comaker 1.4 (1) Peda (2) ReWi (2) Ned (2)
Peda (2) ReWi (2) Ned (2) DMW (2)
EC’s 3 12 4 12 12
DMW (1)
5
Beeldende vorming (1)
3
Projectweek WF (1)
1 ReWi (1) Ned (1)
7
1 14
16
60
2.3
2.4
EC’s
voltijd en deeltijd 2.1
2.2
SPOOR T/m periode 3.2 minimaal 5 voortgangsgesprekken met een tussenpoos van minimaal 4 weken. Praktijk 2.1 Praktijk 2.2 Praktijk 2.3 Praktijk 2.4 (3) (3) (3) (3) Comaker 2.1 Comaker 2.2 Comaker 2.3 Comaker 2.4 (1) (1) (1) (1) Peda (2) Peda (2) ReWi (2) ReWi (2) Ned (2) Ned (2) Peda (2) ReWi (2) Ned (2)
DMW Body of knowledge
1.3
DMW (3)
Ku Or
Beeldende vorming (1)
Practica
Bewegingsonderwijs (1+2) Handschrift (1) Logopedie (1)
SPOOR Onderzoeksvaardigheden ICT TOTAAL EC’s 15
14
Peda (2) Re Wi (2) Ned (2) DMW (3)
ReWi LT (2) Ned LT (2)
Theater productie / projectweek WF (1) Engels (1)
Muziek (1) Drama (1)
15
16
12 4 12
16 6 4
6
60
Hoofdfase jaar 3 Periode Studentbegeleiding Praktijkleerlijn – comakership
Reflectie, toetsing op competenties Praktijk Comaker
Inclusief onderzoek (licht blauw)
Opdracht (onderzoek)
voltijd en deeltijd 3.1 3.2 Specialisatie: het jonge of oude kind SPOOR. Vanaf 2.1 minimaal 5 voortgangsgesprekken met een tussenpoos van minimaal 4 weken. Hoofdfase assessment (5) Praktijk 3.1 (5) Praktijk 3.2 (5) Comaker 3.1 (3)
3.4
EC’s 5 10
Comaker 3.2 (3)
6
Combinatie van Nederlands, Pedagogiek en Rekenen/Wiskunde (6: 2+2+2)
6
minor
Toets (kennisbases) DMW Body of knowledge
3.3
Ku Or Practica Keuze (1x)
Ondersteunende leerlijn TOTAAL EC’s
Afstudeerfase jaar 4 Periode Studentbegeleiding
Reflectie, toetsing op competenties Praktijk (keuze)
Praktijkleerlijn – comakership Body of knowledge
3
30
Opdracht (onderzoek)
Ondersteunende leerlijn
TOTAAL EC’s
60
voltijd en deeltijd 4.1 + 4.2 vervolg specialisatie SPOOR
4.3 + 4.4 vervolg specialisatie Veldassessment & eindportfolio (3)
stage in bouw specialisatie (12)
blok-LIO in bouw specialisatie (24)
lint-LIO in bouw specialisatie (36)
Keuze (2x)
Differentiatie (3) Comaker (3) Denominatie (3) SPOOR Oudergesprekken Onderzoeksvaardigheden en zakelijk schrijven 15 15
Combinatie van Nederlands, Pedagogiek en Rekenen/Wiskunde (6) Denominatie (3) Differentiatie (3) Comaker (3) Oudergesprekken Sollicitatietraining Scriptievaardigheden Vergadervaardigheden ICT 24 (4.1 en 4.2 of 4.3 en 4.4)
EC’s 3 36 36
Afstudeerwerkstuk (9)
21
36 (4.3 en 4.4 of 4.1 en 4.2)
60
Jaarrooster Literatuurlijst
Organisatie In dit deel van het handboek staat de informatie over de verschillende rollen binnen Opleiden in de School, informatie over de inductiefase (en ander scholingsaanbod vanuit het Expertisecentrum Onderwijs & Opvoeding van Windesheim Flevoland), een stukje over de nieuwsbrief (en gewenste ontwikkelingen) en een overzicht van de overlegstructuur binnen Opleiden in de School.
Inhoudsopgave: - Functieprofielen - Competentieprofiel schoolopleider - Overlegstructuur - Nieuwsbrief Opleiden in de School en WISE - Inductiefase - Aanbod trajecten expertisecentrum
Functieprofielen
Coach begeleidt comaker en is studieloopbaanbegelei der
Mentor begeleidt en beoordeelt praktijk Lid van coachgroep, participeert en werkt samen
Student Schoolopleider bezoekt de student
Werkt met medestudent aan comaker
Coach en schoolopleider beoordelen comaker
Kadering: opleiden in de school bezien vanuit de student De coachgroep is samengesteld uit studenten van verschillende jaarlagen van dezelfde Opleidingsschool. (a) ASG; b) Prisma; c) SKOFV-Almere; d) Lelystad/Dronten; E) Groot-Amsterdam en 't Gooi. Frequentie coachgroep: 1x per 2 weken, de tussenliggende week werken de studenten zelfstandig aan hun comaker. De student neemt deel aan een coachgroep op de praktijkschool. Deze groep bestaat uit alle studenten van één of meerdere individuele scholen binnen een opleidingsschool (met hetzelfde ontwikkelingsthema).Tevens vindt in deze groep praktijkintervisie en studieondersteuning plaats. Focus ligt op uitvoeren comaker, onderzoeksopdrachten, en kennisontwikkeling. Een coach is een (vak)docent van Windesheim Flevoland/Pabo Almere en de schoolopleider is werkzaam op de opleidingsschool. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de coach en schoolopleider om deze coachgroepen actief aan het werk te hebben. De student is veel aanwezig in de praktijk op de basisschool; de stage in de praktijkgroep en activiteiten voortkomend uit comakers, opdrachten en onderzoeken. De begeleiding wordt gedaan door de mentor, de schoolopleider en de coach.
De mentor beoordeelt elke periode van 10 weken (eventueel in samenspraak met de schoolopleider) de student. Assessoren van de pabo beoordelen studenten van Windesheim Flevoland/Pabo Almere (op onderdelen samen met mentoren en/of schoolopleiders) bij praktijkassessments. Voor de rollen, taken, verantwoordelijkheden en competenties van de betrokken mensen betekent dit: Van de student binnen OiS mag verwacht worden: • De student werkt aan te behalen doelen en competenties. (SBL) • De student werkt aan comakers, opdrachten en onderzoeken vanuit de pabo, nadrukkelijk ook binnen het ontwikkelthema van de school/in opdracht van de school; studenten werken samen met elkaar op dezelfde stageschool. • De student heeft regelmatig overleg met de de mentor en schoolopleider en de coach van de pabo over voortgang en resultaten. • De student staat open voor feedback en is aantoonbaar actief in het verkrijgen van feedback. • De student is in staat om op het eigen handelen te reflecteren en dit te evalueren en te beschrijven in het portfolio. • De student ontwikkelt actief theoretisch inzicht en visie. • De student gebruikt de mogelijkheden die de opleidingsschool biedt (pro-)actief. • De student is actief en participeert binnen de school. Competenties van de student binnen OiS zijn: • De student heeft een pro-actieve en zelfstandige werkhouding. • De student handelt vanuit eigen verantwoordelijkheid voor de praktijk en de opleiding • De student is communicatief vaardig, beleefd en voorkomend. Hij kent de ‘huisregels’ en de wijze van communiceren van de school. • De student is in staat een relatie op te bouwen en deze te onderhouden. • De student is in staat tot evaluatie en reflectie. • De student kan tijdig en adequaat ondersteuning inroepen als het gaat om hobbels in de opleiding of stage, lastige gesprekken die gevoerd moeten worden, etcetera. Van de mentor binnen OiS mag verwacht worden: • De mentor begeleidt en coacht de student: o bij het maken van keuzen in opdrachten, en bij het uitvoeren van de opdrachten. o bij de verbinding tussen praktijk en theorie (ook als het gaat om uitvoeren comaker, opdrachten en onderzoeken). o bij het werken aan competenties. o bij het ontwerpen en uitvoeren van les(voorbereidingsformulieren). o bij het nabespreken van lessen, liefst op de dag dat de lessen worden gegeven. o bij het (leren) reflecteren op eigen functioneren en ontwikkeling. • beoordeelt de student periodiek (vier keer per jaar: periodebeoordeling) • beoordeelt samen met de assessor de student bij enkele praktijkassessments Competenties van de mentor binnen OiS zijn: • De mentor is begeleidingsdeskundig: feedback geven, ruimte durven geven, krachtige leeromgeving creëren, heeft een sterk inlevend vermogen, kan aanzetten tot zelfreflectie en maakt eigen vermogen tot reflecteren zichtbaar. • De mentor is vakdeskundig: heeft brede ervaring in het basisonderwijs, heeft een lerende houding. • De mentor kan goed werken ‘met twee petten’: begeleiden en beoordelen • De mentor is bewust van voorbeeldfunctie, is enthousiasmerend en gemotiveerd om te begeleiden. • De mentor heeft kennis van en inzicht in het ontwikkelingsproces van zowel deeltijdals voltijdstudenten.
•
De mentor heeft interesse in en kennis van het curriculum van Pabo Almere en heeft interesse in opleiden van startbekwame leerkrachten in het algemeen.
Van de schoolopleider binnen OiS mag verwacht worden: • De schoolopleider begeleidt studenten en mentoren en zorgt voor collegiale ondersteuning aan mentor. • De schoolopleider coacht de mentoren bij de begeleiding en beoordeling en coacht soms ook de studenten. • De schoolopleider kan in overleg met mentor en coach de wijze en intensiteit van begeleiden laten aansluiten bij het competentieniveau van de individuele studenten. • De schoolopleider is communicatief vaardig. • De schoolopleider onderhoudt zowel het contact tussen de school en Pabo Almere als het contact met de directie van de school. • De schoolopleider draagt zorg voor de communicatie over en overdracht van ervaringen en resultaten naar de coach. • De schoolopleider organiseert in overleg en in samenwerking met coaches en mentoren intervisiemomenten/-bijeenkomsten en presentatiemomenten met en voor studenten. • De schoolopleider organiseert intervisie voor begeleidende mentoren, zittende leerkrachten, studenten, enzovoort. • De schoolopleider bewaakt het proces van Opleiden in de School: Hij houdt in samenspraak met de coaches overzicht over comakers, onderzoeken en opdrachten van studenten, en bewaakt dat deze zo veel mogelijk binnen de ontwikkelthema’s van de school vallen/in opdracht van de school uitgevoerd worden door de studenten. Competenties van de schoolopleider binnen OiS zijn: • De schoolopleider is begeleidingsdeskundig: feedback geven, ruimte durven geven, krachtige leeromgeving creëren, heeft een sterk inlevend vermogen, kan aanzetten tot zelfreflectie en maakt eigen vermogen tot reflecteren zichtbaar. • De schoolopleider is zich bewust van voorbeeldfunctie, is enthousiasmerend en gemotiveerd om te begeleiden. • De schoolopleider is vakdeskundig: heeft brede ervaring in het basisonderwijs, heeft een lerende houding. • De schoolopleider is flexibel en kan adequaat handelen. • De schoolopleider kan goed werken met verschillende ‘petten’:collega en begeleider, adviseur, medebeoordelaar en vertegenwoordiger van de school. • De schoolopleider is communicatief vaardig: Hij is in staat een relatie op te bouwen en deze te onderhouden. • De schoolopleider heeft en houdt zicht op het grotere geheel van en de verbanden binnen opleiden in school. • De schoolopleider is organisatorisch vaardig: intervisie organiseren, studentenindeling etc. • De schoolopleider laat leiderschapskwaliteiten zien. • De schoolopleider stuurt aan en bewaakt. • De schoolopleider heeft een onderzoekende en lerende houding: o heeft aantoonbare theoretische en praktische scholing gevolgd op het gebied van begeleiden (bijvoorbeeld video interactie begeleiding, coachingopleiding). • De schoolopleider heeft kennis van en inzicht in het ontwikkelingsproces van zowel deeltijd- als voltijdstudenten. • De schoolopleider heeft interesse in en kennis van het curriculum van Pabo Almere en in ontwikkelingen op opleiden van startbekwaam leerkrachten in het algemeen. • De schoolopleider heeft zicht op ontwikkelingen binnen de eigen school.
Van de coördinerend schoolopleider (bovenschools schoolcoördinator vanuit het bestuur) binnen OiS mag verwacht worden: • Hij organiseert intervisiebijeenkomsten voor schoolopleiders (eventueel samen met de coaches). • Hij organiseert (bij)scholing voor mentoren. • Hij houdt zicht op de voortgang (zowel studietechnisch als in de praktijk) van studenten en adviseert bestuur daarover bij mogelijk vervolg duaal traject. • Hij informeert en adviseert het schoolbestuur bij scholingsbehoeften binnen opleiden in school. • Hij kan participeren in werkgroepen van Pabo Almere. • Hij houdt zicht op curriculum, afstemming en communicatie tussen (Opleidings)school en Pabo Almere. • Hij draagt bij aan het vaststellen van criteria voor (Opleidings)school en schoolprofiel. • Hij levert indien gewenst een bijdrage aan voortgang, evaluatie en rapportage van projecten binnen opleiden in school.. • Hij heeft kennis van het opleidingsprogramma van Pabo Almere en van opleiden van startbekwaam leerkrachten in het algemeen. • Hij houdt zicht op voortgang van de projecten en schoolontwikkeling. • Hij onderhoudt contacten met directies scholen. • Hij is ambassadeur naar het bestuur. Competenties van de coördinerend schoolopleider (bovenschools schoolcoördinator vanuit het bestuur) binnen OiS zijn: • De coördinerend schoolopleider laat leiderschapskwaliteiten zien. Hij stuurt aan, bewaakt afspraken en houdt de grote lijnen in de gaten. • De coördinerend schoolopleider is begeleidingsdeskundig: feedback geven, ruimte durven geven, krachtige leeromgeving creëren, heeft een sterk inlevend vermogen, kan aanzetten tot zelfreflectie en maakt eigen vermogen tot reflecteren zichtbaar. • De coördinerend schoolopleider is zich bewust van voorbeeldfunctie, is enthousiasmerend en gemotiveerd om te begeleiden. • De coördinerend schoolopleider is vakdeskundig: heeft brede ervaring in het basisonderwijs en heeft een lerende houding. • De coördinerend schoolopleider is flexibel en kan adequaat handelen. Hij kan goed werken met verschillende ‘petten’:collega en begeleider, adviseur en vertegenwoordiger van de school of groep basisscholen. • De coördinerende schoolopleider is communicatief vaardig: Hij is in staat een relatie op te bouwen en deze te onderhouden, hij kan communiceren op verschillende niveaus en met verschillende geledingen in projecten binnen en naast opleiden in de school. • Hij heeft en houdt zicht op het grotere geheel van en de verbanden binnen opleiden in school. • De coördinerend schoolopleider is organisatorisch vaardig: zoals bijvoorbeeld intervisie organiseren, vergaderingen leiden etc. • De coördinerende schoolopleider heeft een onderzoekende en lerende houding: heeft aantoonbare theoretische en praktische scholing gevolgd op het gebied van begeleiden (bijvoorbeeld video interactie begeleiding, coachingsopleiding). • Hij heeft interesse in en kennis van het curriculum van Pabo Almere/Windesheim Flevoland en op opleiden van startbekwaam leerkrachten in het algemeen. Van de coach binnen OiS mag verwacht worden: t.a.v. comaker en praktijk: • Hij onderhoudt contact met de school, met de student, de schoolopleider en de directie. In voorkomende situaties kan er ook contact zijn met de mentoren; dit in overleg met de student en de schoolopleider.
• • • • • • • •
Hij begeleidt vanuit de opleiding bij de afstemming tussen theorie en praktijk. Hij zorgt voor de overdracht naar de schoolopleider wat betreft ervaringen van/met de studenten en de eerder behaalde resultaten/beoordelingen van de studenten Hij heeft zicht op de voortgang studenten als het gaat om praktijkervaring en als het gaat om opdrachten en onderzoeken. Hij heeft hierover contact met de student én met de schoolopleider. Hij gaat in gesprek met de schoolopleider en de student als er problemen zijn en zoekt (indien noodzakelijk) samen naar oplossingen. Hij organiseert samen met de schoolopleider begeleide intervisiemomenten enoverleggen met studenten (praktijk- en comakerbegeleiding). Hij voert minimaal 1x per lio een liobezoek uit bij betreffende studenten. Hij voert de propedeusepraktijkassessments en de hoofdfase-assessments uit bij studenten van een partnercoachgroep. Hij geeft ervaringen uit de comaker een plaats binnen Pabo Almere/Windesheim Flevoland, en heeft hierin een ambassadeursfunctie naar de (vak)docenten op Pabo Almere/Windesheim Flevoland, en het managementteam.
t.a.v. SLB studenten: • Hij heeft kennis en inzicht in het ontwikkelingsproces van zowel voltijd als deeltijdstudenten. • Hij voert 4x per studiejaar een SLB (verzilveringsgesprek) met de studenten die participeren in de coachgroep. • Hij heeft, daar waar nodig, extra individuele SLB-gesprekken met studenten van de coachgroep. • Hij draagt zorg voor groepsdynamiek en sfeer. • Hij bespreekt regelmatig thema’s uit de actualiteit/nieuws m.b.t. het onderwijs. • Hij vult de behaalde studiepunten van de student voor de praktijk en de comaker in. Competenties van de coach binnen OiS zijn: • Hij is begeleidingsdeskundig: hij beheerst coachingsvaardigheden: feedback geven, ruimte durven geven, flexibele houding als het gaat om nieuwe ervaringen en veranderende aanpakken, kan krachtige leeromgeving creëren, heeft een sterk inlevend vermogen, kan aanzetten tot zelfreflectie en maakt eigen vermogen tot reflecteren zichtbaar. • De coach is bewust van voorbeeldfunctie, is enthousiasmerend en gemotiveerd om te begeleiden. • Hij is vakdeskundig op het gebied van de comaker en heeft kennis van het ontwikkelingsproces van scholen; kan meedenken in de schoolontwikkeling. • Hij heeft communicatieve vaardigheden en een heeft een sterk inlevend vermogen. Hij is in staat een relatie op te bouwen en deze te onderhouden; kan communiceren op verschillende niveaus en met verschillende geledingen in projecten binnen en naast opleiden in de school. • Hij is flexibel en kan adequaat handelen. De schoolopleider kan goed werken met verschillende ‘petten’: begeleider van de comaker en studieloopbaan,adviseur, beoordelaar en vertegenwoordiger van de pabo. • Hij heeft leiderschapskwaliteiten. De schoolopleider is besluitvaardig stuurt aan en bewaakt. • Hij heeft organisatorische vaardigheden: intervisie organiseren, SLB organiseren, … Van de coördinerend Instituutsopleider (vanuit Pabo Almere) binnen OiS mag verwacht worden • Hij zet samen met de andere coördinerend instituutsopleiders grote lijnen uit bij curriculum, stage-invulling en toetsing. • Hij voert regelmatig overleg met bestuur en coördinerend schoolopleider.
•
• • • • • • •
Hij voert regelmatig overleg met alle betrokken partijen binnen opleiden in de school over de voortgang en concrete invulling van binnenschools curriculum (in de praktijk) en buitenschools curriculum (Pabo Almere). Hij heeft zicht op en kan werken binnen het curriculum, de afstemming en de communicatie tussen (Opleidings)school en Pabo Almere. Hij bewaakt het kwaliteitskader als het gaat om competentieverwerving en kennisontwikkeling van studenten. Hij draagt bij aan het vaststellen van de kwalificaties van de diverse rollen die binnen opleiden in de school vervuld worden. Hij draagt bij aan het vaststellen van criteria voor (Opleidings)school en schoolprofiel. Hij bewaakt, verzorgt en garandeert samen met de coördinerend schoolopleider de voortgang, evaluatie en rapportage opleiden in de school. Hij beschikt over een brede kennis van en ervaring in het (primair) onderwijs: heeft kennis van kwaliteitskaders op Opleiden in de schoolniveau en landelijk niveau. Hij organiseert intervisie van de coaches, eventueel samen met de schoolopleiders.
Competenties van de coördinerend instituutscoördinator (coördinerend vanuit Pabo Almere) binnen OiS zijn: • Hij heeft leiderschapskwaliteiten: kan de grote lijnen (over)zien en bewaken; is besluitvaardig; kan snel en adequaat handelen; heeft financieel inzicht; kan aan mensen structuur en ondersteuning bieden; kan stimuleren en inspireren; gaat uit van talenten; is relationeel sterk; bezit ondernemerschap; kan beleid maken, voor korte en langer termijn. • Hij is begeleidingsdeskundig. Hij beheerst coachingsvaardigheden: feedback geven, ruimte durven geven, heeft een sterk inlevend vermogen. Hij is motiverend en enthousiasmerend; staat open voor evaluatie en reflectie en kan hiernaar handelen. • Hij is communicatief vaardig: is relationeel sterk, heeft een sterk inlevend vermogen: kan goed luisteren. Hij is in staat een relatie op te bouwen en deze te onderhouden. Hij kan communiceren op verschillende niveaus en met verschillende geledingen in projecten binnen en naast opleiden in de school. • Hij is vakdeskundig, heeft zicht op de totale omvang van de verschillende opleidingstrajecten; heeft kennis van het ontwikkelingsproces van scholen; kan meedenken in de schoolontwikkeling en heeft een flexibele houding als het gaat om nieuwe ervaringen en veranderende aanpakken. • Hij is organisatorisch sterk Van Basisschool en Bestuur binnen OiS mag verwacht worden: • Zij organiseren stagemogelijkheden voor meerdere studenten in verschillende fasen van de opleiding, en bieden deze studenten een krachtige leeromgeving. • Zij faciliteren in ruimte, materialen, tijd en informatie. • Zij laten studenten zo veel mogelijk als volwaardig teamlid (op eigen betreffende niveau) ‘meedraaien’. • Zij bewaken het welzijn van de student tijdens de stage. • Zij dragen zorg voor continuïteit in begeleiding van studenten bijvoorbeeld bij ziekte of afwezigheid. • Zij brengen adaptief onderwijs in de praktijk. • Zij beschikken over geschoolde mentoren. • Zij beschikken over geschoolde schoolopleiders en een coördinerend schoolopleider indien meerdere scholen binnen een bestuur participeren in OIS. • Zij hebben bestuurlijk overleg met het managementteam van de Pabo.
Van Pabo Almere/WindesheimFlevoland binnen OiS mag verwacht worden: •
Zij heeft bestuurlijk overleg met de schoolbesturen.
•
Zij onderhoudt contacten met de directies van scholen.
Praktijkcoördinatie: • Zij draagt zorg voor een heldere praktijkgids, aanwezig op de scholen. • Zij brengt de scholen tijdig op de hoogte van welke studenten er zullen komen.
Expertisecentrum: • •
Zij verzorgt de mentorentraining van mentoren die studenten begeleiden. Zij verzorgt training schoolopleiders.
Competentieprofiel schoolopleider Onderstaand competentieprofiel voor de schoolopleider kan bv. gebruikt worden in waarderings- en functioneringsgesprekken en eventuele sollicitaties 1
Grondslag voor het opleiderschap Een competente schoolopleider is een kwalitatief goede leerkracht. Een competente schoolopleider heeft zicht op de ontwikkeling van leerlingen, van studenten en van zichzelf. Deze schoolopleider staat open voor anderen, neemt initiatieven en is zowel kritisch als tactvol. Hierdoor fungeert de schoolopleider als voorbeeld voor anderen.
1.1
De schoolopleider geeft vorm aan de drieslag: - zicht hebben hoe leerlingen zich ontwikkelen; - begeleiden van de ontwikkeling van studenten. - sturen van de eigen ontwikkeling als opleider. De schoolopleider is: - initiatiefrijk; - motiverend; - betrokken; - geïnteresseerd; - kritisch; - open; - probleemoplossend; - tactvol; - flexibel; en doet dit in samenhang en op een evenwichtige manier. De schoolopleider stelt de ontwikkeling van de studenten centraal en stimuleert hen om daarin eigen verantwoordelijkheid te nemen en neemt hun inbreng serieus. De schoolopleider vervult een voorbeeldfunctie.
1.2
1.3 1.4 2
Interpersoonlijk en (ped)agogisch. Een competente schoolopleider kan goed met mensen omgaan en kan relaties tussen zichzelf en anderen en tussen anderen onderling adequaat hanteren. De schoolopleider kan aanstaande leraren in een veilige werkomgeving structuur en uitdaging bieden en schept de voorwaarden voor hun groei.
De schoolopleider: 2.1 Creëert een veilige (werk)sfeer. 2.2 Stelt zich open voor en luistert actief naar anderen. 2.3 Geeft ruimte, neemt leiding en confronteert. 2.4 Hanteert groepsdynamische processen en stimuleert de interactie tussen zichzelf en aanstaande leraren en tussen aanstaande leraren onderling (coachgroepen). 2.5 Maakt gebruik van de input van aanstaande leraren en ontplooit initiatieven met hen. 2.6 Stimuleert aanstaande leraren om hun eigen ontwikkeling vorm te geven. 2.7 Ondersteunt aanstaande leraren in hun beroeps- en identiteitsontwikkeling. 2.8 Stimuleert waardenoriëntatie bij aanstaande leraren en is zich bewust van zijn eigen waarden. 3
Opleidingsdidactisch Een competente schoolopleider heeft zicht op leerprocessen van leerlingen en aanstaande leraren, kan deze (ook theoretisch) duiden en is in staat leerprocessen te ondersteunen. Deze schoolopleider kan aanstaande leraren helpen zich een lerende houding eigen te maken. Een competente schoolopleider kan opleidingsdidactische keuzes beschrijven, onderbouwen en verantwoorden.
De schoolopleider: 3.1 Vertaalt nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs en in het opleiden naar de opleidingssituatie op de eigen school. 3.2 Ontwikkelt en/of kent verschillende aanpakken om binnen de school op te leiden en past deze toe 3.3 Maakt gehanteerde didactische aanpakken inzichtelijk, reflecteert met de aanstaande leraren op de didactische keuzen en daagt hen uit tot het maken van eigen keuzen.
3.4 Doet recht aan verschillen tussen deelnemers. 3.5 Maakt gebruik van de ervaringen van de aanstaande leraren, verdiept hun ervaringen (ook met theoretische inzichten) en stimuleert hen deze ervaringen te vertalen in praktische werktheorieën. 3.6 Begeleidt aanstaande leraren bij het ontwikkelen van een onderzoekende houding en het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek. 3.7 Stimuleert aanstaande leraren tot reflectie op hun ervaringen, tot zelfverantwoordelijkheid voor hun leerproces en tot zelfbeoordeling van hun geschiktheid. 3.8 Beoordeelt aanstaande leraren aan de hand van relevante criteria (indien van toepassing). Kan goed werken ‘met twee petten’: begeleiden en beoordelen
4
Organisatorisch Een competente schoolopleider is in staat het opleiden in de school organisatorisch goed te laten verlopen. Daarbij heeft de opleider oog voor wat nodig is voor de school en voor zichzelf.
De schoolopleider: 4.1 Ondersteunt het opleiden in de school door zowel te coördineren als te (laten) organiseren. 4.2 Draagt mede zorg voor adequate ondersteunende leerfaciliteiten. 4.3 Organiseert goed het eigen werk en de eigen tijd. 5
Werken met collega’s binnen de opleidingsschool. Een competente schoolopleider werkt samen met collega's: collega-begeleiders, instituutsopleider(s) en vormt met hen een team. Deze opleider ondersteunt collega’s adequaat en geeft waar nodig (inhoudelijk) leiding en draagt er mede zorg voor dat kennis over opleiden binnen de school goed toegankelijk is.
De schoolopleider: 5.1 Ondersteunt begeleiders van aanstaande leraren zoals mentoren en coaches bij hun begeleidings- en opleidingswerk. 5.2 Werkt samen met instituutsopleiders en draagt mede zorg voor een goede inhoudelijke afstemming tussen de opleiding en de school. 5.3 Maakt het opleiden van aanstaande leraren zichtbaar binnen de school. 5.4 Draagt zorg voor kennisdeling binnen de school. 5.5 Organiseert in overleg en in samenwerking met coaches en mentoren intervisiemomenten en presentatiemomenten met en voor studenten. 5.6 Organiseert intervisie voor begeleidende mentoren en studenten. 5.7 Draagt zorg voor de communicatie over en overdracht van ervaringen en resultaten naarcoaches van de pabo. 5.8 Onderhoudt contact tussen de basisschool en de opleiding. 5.9 Houdt in samenspraak met de coach overzicht over prestaties, onderzoeken en opdrachten van studenten en bewaakt dat deze zo veel mogelijk binnen de ontwikkelthema’s van de school vallen/in opdracht van de school uitgevoerd door studenten 6
Werken aan beleid en schoolontwikkeling Een competente schoolopleider is in staat mee vorm te geven aan de ontwikkeling van de school tot een krachtige en inspirerende werk-/leeromgeving. Deze opleider is in staat het beleid op het gebied van het opleiden in de school (mee) vorm te geven.
De schoolopleider: 6.1 Neemt vanuit verschillende (theoretisch onderbouwde) perspectieven ontwikkelingen rond het opleiden binnen de eigen school waar. 6.2 Draagt mede zorg voor een geëxpliciteerde en onderbouwde visie op opleiden van aanstaande leraren in de school. 6.3 Draagt mede zorg voor (de verdere ontwikkeling van) een veilige, krachtige en inspirerende leeromgeving binnen de school. 6.4 Legt een verbinding tussen het opleiden in de school en het integraal personeelsbeleid en het kwaliteitsbeleid van de school. 6.5 Initieert beleidsontwikkeling en is een gesprekspartner voor de schoolleiding m.b.t. het opleiden in de school. 6.6 Draagt mede verantwoordelijkheid voor een passend systeem van kwaliteitszorg rond het opleiden in de school.
7
Werken in een brede context Een competente schoolopleider werkt goed samen met lerarenopleiding(en) en maakt effectief gebruik van netwerken rond het opleiden in de school.
De schoolopleider: 7.1 Geeft het opleiden in de school vorm in samenwerking met één of meer lerarenopleidingen. 7.2 Participeert ook buiten de eigen school in (de discussie over) de verdere ontwikkeling van het opleiden van leraren( intervisies met verschillende geledingen). 7.3 Participeert in relevante netwerken buiten de school. 8
Werken aan de eigen professionele ontwikkeling Een competente schoolopleider heeft een onderzoekende houding. Deze schoolopleider kan op een professionele manier de eigen bekwaamheid en beroepsopvattingen beschrijven en is in staat de eigen professionaliteit gericht verder te ontwikkelen.
De schoolopleider: 8.1 Onderbouwt het eigen handelen mede met inzichten uit relevante literatuur op het gebied van het leren van (aanstaand) leraren en opleiden. 8.2 Onderhoudt kennis en vaardigheden op het gebied van het opleiden van aanstaande leraren in de school en bouwt deze uit. •8.3 Heeft aantoonbare theoretische en praktische scholing gevolgd op het gebied van begeleiden (bijvoorbeeld video interactie begeleiding, coachingsopleiding) en zoekt actief naar mogelijkheden om zich verder te ontwikkelen en is in staat deze mogelijkheden te verbinden met de eigen behoeften. 8.4 Reflecteert systematisch op zijn eigen functioneren als schoolopleider.
Overlegstructuur Samen opleiden betekent regelmatig afstemmen op verschillende niveaus. Daartoe is het belangrijk steeds al in het voorgaande jaar de overlegmomenten voor het volgende jaar in te plannen. Hiervoor zijn de coördinerend instituutsopleider en de coördinerend schoolopleider per opleidingsschool samen verantwoordelijk. OiS vraagt - net als andere vormen van opleiden - veel overleg van de verschillende opleiders rondom een student, tegelijk is het belangrijk dat er niet meer overlegd wordt dan noodzakelijk is. Elk jaar zal opnieuw bekeken moeten worden hoe vaak en welk overleg noodzakelijk is. In de huidige (doorontwikkel-)fase van OiS zijn de volgende overlegstructuren/-momenten aan te bevelen: Bestuurlijk niveau Aanwezig: - Een vertegenwoordiger van het betrokken schoolbestuur (respectievelijk de betrokken besturen) - Een bestuurlijk vertegenwoordiger van de Lerarenopleiding Basisonderwijs van Windesheim Flevoland - Coördinator van OiS op de pabo (adviserend) - De coördinerend schoolopleider (adviserend) - De coördinerend instituutsopleider (adviserend) Doel: Overleg over financiering en voortgang project, kwaliteitsbewaking Toelichting: Op bestuurlijk niveau worden bindende afspraken gemaakt over onder andere financiën, deelnemende scholen en kwaliteitsborging. Dit overleg wordt de stuurgroep genoemd. Frequentie: drie maal per studie-/schooljaar Coördinerend niveau per opleidingsschool Aanwezig: - De coördinerend schoolopleider - De coördinerend instituutsopleider - Indien gewenst kan ook de algemeen coördinator van OiS vanuit de pabo bij dit overleg aanwezig zijn Doel: Overleg over de voortgang van OiS, de deelnemende scholen, voorkomende problemen en verbeterpunten. Toelichting: Op uitvoerend niveau zijn de coördinerend schoolopleider en de coördinerend instituutsopleider verantwoordelijk voor de voortgang van OiS in de betreffende opleidingsschool Frequentie: zeer regelmatig Bovenschools niveau per opleidingsschool 1. Aanwezig: - De schoolopleiders van de verschillende basisscholen - De instituutsopleiders (coaches) Doel: Studentbespreking, intervisie Toelichting: Schoolopleiders en instituutsopleiders vormen gezamenlijk het opleidingsteam. Dit opleidingsteam bespreekt waar nodig studenten en verder kunnen hier alle zaken ingebracht worden die spelen rondom OiS. In dit team vindt ook intervisie plaats. Frequentie: minimaal vier maal per jaar Om praktische redenen kan vanuit dit team besloten worden ook regelmatig in kleinere kring bijeen te komen, bijvoorbeeld:
-
Schoolopleiders onderling Instituutsopleiders onderling
2. Aanwezig: - Vertegenwoordiger bestuur - Directieleden van basisscholen - Coördinerend schoolopleider - Coördinerend instituutsopleider Doel: vinger aan de pols bij alle ontwikkelingen Toelichting: Het is van belang om regelmatig terug te horen vanuit de basisscholen of OiS goed loopt, voldoet aan de verwachtingen en of er veranderpunten gewenst worden. Frequentie: twee maal per jaar Schoolniveau 1. Aanwezig: - directeur of adjunct-directeur - instituutsopleider (coach) - schoolopleider Doel: verwachtingen afstemmen en evalueren Toelichting: er is regelmatig (tenminste aan het begin en aan het einde van het jaar) overleg met de directie van de betreffende school. In dit overleg worden verwachtingen voor het betreffende jaar vastgesteld en geëvalueerd. Frequentie: minimaal twee maal per jaar (begin/eind) 2. Aanwezig: - instituutsopleider (coach) - schoolopleider Doel: studentbespreking en overleg over voortgang van de bijdrage van de studenten aan het ontwikkelthema van de school. Toelichting: de coach en de schoolopleider(s) hebben regelmatig contact over het functioneren van de studenten die op de betreffende school geplaatst zijn en over de resultaten op de ontwikkelthema’s. Daarnaast is er altijd contact wanneer er zorgen zijn rondom een student. Gezamenlijk wordt er dan naar oplossingen gezocht. Frequentie: minimaal vier maal per jaar, na de praktijkweek of in de afrondingsweek, aangevuld met waar nodig overleg per telefoon en contact per mail. Pabo-niveau Aanwezig: - Coördinerend instituutsopleiders van de verschillende opleidingsscholen - Eindcoördinator OiS van de pabo Doel: doorontwikkeling en afstemming Toelichting: de coördinatoren van de verschillende opleidingsscholen vormen met de eindcoördinator op de pabo het ‘Kernteam’. In dit team wordt onder andere bewaakt dat de ontwikkelingen binnen de verschillende opleidingsscholen op elkaar afgestemd blijven. Frequentie: minimaal 6 keer per jaar Eén maal per jaar worden bij dit overleg ook de coördinerend schoolopleiders uitgenodigd. Doel: afstemming, overleg en evaluatie Afsluitend Elke opleidingsschool kan besluiten overlegmomenten te combineren. Dit is onder andere afhankelijk van de grootte van de opleidingsschool. Ook kan steeds besloten worden nog andere overleggen te roosteren.
Nieuwsbrief Opleiden in de School en WISE Oktober 2011 verscheen het eerste nummer van de Nieuwsbrief OiS. In eerste instantie had deze Nieuwsbrief als functie om elkaar te inspireren en te informeren. Nu OiS (nieuwe stijl) een jaar heeft gedraaid, heeft iedereen een beeld van wat er op de scholen gebeurt en is de tijd gekomen om met de inhoud van de nieuwsbrief een nieuwe weg in te slaan. Binnen Opleiden in school van Pabo Almere zien wij kennis delen nadrukkelijk als doelstelling. Om deze kennisdeling voor zowel de opleidings- als niet-opleidingsscholen én álle studenten en docenten van Pabo Almere optimaal te laten zijn, streven we komend jaar naar een nog inhoudelijker nieuwsbrief. Studenten van Windesheim Flevoland/Pabo Almere en van andere pabo’s zijn het hele schooljaar aanwezig in de groepen van de basisscholen binnen de opleidingsscholen ASG, Prisma, SKOFV en Lelystad/Dronten, van onderbouw tot bovenbouw. Zij lopen stage in de praktijk en werken in opdracht van de scholen en/of hun opleiding aan onderzoeken en grotere projecten, om kennis en ervaring op te doen en deze meteen z’n weerslag te laten hebben in de praktijk. Deze manier van werken wordt steeds meer gezamenlijk. In de nieuwsbrief OiS van Windesheim Flevoland/Pabo Almere (doelgroep: het gehele onderwijsveld, de studenten van Windesheim Flevoland/Pabo Almere en de opleidingsdocenten van Windesheim Flevoland/Pabo Almere) en in de communicatiemedia (nieuwsbrieven, intranetten) van de genoemde besturen zal uitgebreid aandacht gaan worden besteed aan de onderzoeksresultaten, uitwerking van projecten, concrete producten in de groepen en mooie rapportages, verslagen en lessen(series) die studenten vormgeven, vaak in samenspraak en samenwerking met hun mentoren en met hun medestudenten en docenten op de opleiding,. Deze kennis moet naar ons idee breder gedeeld gaan worden! Want het is jammer als een handleiding bij muzieklessen aan de groepen 1/2 ‘alleen maar’ gelezen wordt door die ene leerkracht bij wie deze student stage liep. En het is een gemiste kans als niet íedere basisschool kan profiteren van het protocol dat een groepje studenten opstelde als het gaat om digitaal pesten, van een lessenserie waarin rekenen/wiskunde optimaal geïntegreerd wordt met techniekonderwijs, van een woordenschatdatabase, bekeken vanuit werkvormen in kleine groepjes, gebaseerd op de goede manier om te werken aan woordenschatonderwijs in de onder-, midden- en bovenbouw, waarmee kinderen zelfstandig aan de slag kunnen. Om maar een paar voorbeelden te noemen. Kortom: alles wat gebeurt op de opleidingsscholen van Windesheim Flevoland/Pabo Almere, door studenten en/of teamleden, en waaraan studenten kunnen bijdragen of hébben bijgedragen, met mooi resultaat, komt aan bod in de nieuwsbrief OiS van Pabo Almere. Op deze manier kunnen ook niet-opleidingsscholen profiteren van de kennis en de ervaringen die worden opgedaan in de opleiden-in-school-basisscholen. Daarnaast zullen van iedere comaker samenvattingen worden geplaatst op WISE (het digitaal communicatiemiddel van Windesheim Flevoland, waar ook de schoolopleiders toegang toe zullen krijgen). Belangrijk is: studenten en/of andere eigenaren van eindproducten blijven dit ook en kunnen zelf aangeven of kennis gedeeld mag worden.
Inductiefase: achtergrond en informatie Als het gaat om de Inductiefase, en het aanbod hiervoor, wordt continue afstemming beoogd tussen Windesheim Flevoland/Pabo Almere (pabo) en ASG, Prisma, SKOFV en Lelystad/Dronten. Context In het Plan van Aanpak Impuls Onderwijs Almere (2011) krijgt de professionalisering van het onderwijspersoneel ruim aandacht. Hierbij wordt gesproken over de kwaliteit van de opleiding en de carrièremogelijkheden voor leraren. De net afgestudeerde leraren vormen een bijzondere aandachtsgroep. Behalve de wens om deze groep leerkrachten te behouden voor het basisonderwijs, wordt er tevens naar gestreefd om een opleidingsstructuur te creëren die er toe moet leiden dat het intellectuele klimaat binnen de scholen wordt versterkt. Daarnaast is het wenselijk dat meer leerkrachten doorstromen naar een masteropleiding. In het huidige document wordt gesproken over de inductiefase, een tweejarig traject voor de beginnende leerkracht. De voorgestelde opleidingsstructuur van deze inductiefase omvat deskundigheidsbevordering en ondersteuning, zowel ‘on the job’ als vanuit Windesheim Flevoland/Pabo Almere. Startbekwame leerkrachten ontvangen in de inductieperiode zowel begeleiding bij de uitvoer van de dagelijkse schoolse werkzaamheden alsmede vakinhoudelijke en didactische scholing. Invulling inductiefase Hieronder volgt een overzicht over de inductiefase. Het aanbod wordt opgesplitst in drie trajecten: 1a. 1b. 2. 3.
begeleiding en coaching op de werkplek, door de schoolopleider aanvullende introductieprogramma’s van de eigen school cq bestuur vaktheoretisch en didactisch aanbod vanuit de pabo modules van de master Special Educational Needs (SEN), aangeboden op de pabo
Doelgroep Alle scholen behorend bij ASG, Prisma en SKOFV kunnen leerkrachten aanleveren voor de inductiefase. Deze fase is niet slechts voorbehouden aan opleidingsscholen, het traject staat open voor startende leerkrachten vanuit alle scholen. In tegenstelling tot traject 1a, 1b en 2, staat traject 3 open voor alle leerkrachten (financiering *). Uitgangspunten Bij de invulling is gewerkt vanuit een aantal uitgangspunten. Deze staan met bijbehorende verantwoording hieronder vermeld. De lijst is niet volledig en de inhoud staat ter discussie. Uitgangspunten 1) De leerkracht ontvangt maatwerk op de werkplek & vanuit het eigen schoolbestuur en verdieping vanuit Pabo Almere. 2) Bij een volledige aanstelling correspondeert 10% met 166 uur. 3) Bij de timing en invulling van het aanbod maatwerk en verdieping wordt gehandeld vanuit de
Toelichting en Verantwoording Het maatwerk (traject 1a & 1b) is volledig afgestemd op de situatie van de individuele leerkracht op de school waar hij/zij werkt. Daarnaast zijn er schooloverstijgende aspecten die ingevuld kunnen worden door een gezamenlijke inspanning van scholen van hetzelfde schoolbestuur of door het schoolbestuur zelf. De pabo biedt een verdiepingstraject aan, dit is bestuursdoorbroken (traject 2 & 3). Deze uren gelden als begrenzing voor de inzet en belasting die van een leerkracht in de inductiefase verwacht mag worden. De verdeling tussen maat- en verdiepingswerk is niet evenredig verdeeld, afhankelijk van de tijdsperiode en werkdruk voor de leerkracht en de eigen keuze voor de omvang van het aanbod. In de eerste maanden van het eerste jaar ligt de nadruk op maatwerk omdat de startbekwame leerkracht in deze periode ‘veel op zich af ziet komen’. Door in deze tijd de begeleiding vanuit de school & het bestuur te intensiveren voelt de leerkracht zich relatief snel thuis
behoefte van de leerkracht. (ook: de ervaring die we met deze groep leerkrachten hebben opgedaan). 4) Het verdiepingstraject vindt hoofdzakelijk plaats op Pabo Almere; maatwerk vindt hoofdzakelijk plaats op de werkplek.
5) De leerkracht die de inductiefase doorloopt, volgt minimaal één traject op de pabo én beide trajecten op de eigen werkplek.
binnen de werkplek. De pabo start het verdiepingstraject daarom pas na de herfstvakantie, met uitzondering van de modules uit de master SEN, leerroute gespecialiseerd leraar zorg. De thema’s van de vakinhoudelijke en didactische cursussen zijn bepaald nav de meest voorkomende problemen die door startende leerkrachten worden genoemd. De exacte invulling van deze cursussen wordt ten dele bepaald door de inbreng van de leerkrachten, ter plekke. De verdieping wordt ondersteund door bijeenkomsten op de pabo. Binnen het vaktheoretische en didactische traject (traject 2) is gekozen voor 4 bijeenkomsten van 2 uur per cursus. Deze bijeenkomsten zijn tweewekelijks op de woensdagmiddag. De modules uit de master (traject 3) volgen de timing en inhoud van de reguliere master, op de dinsdagmiddag en avond. Het maatwerk (traject 1a & 1b) vindt plaats in de eigen groep, op de eigen school of op scholen binnen het eigen bestuur. De coaching en begeleiding wordt uitgevoerd door de schoolopleider binnen het bestuur. De leerkracht doorloopt traject 1a & 1b volledig. De leerkracht heeft de keuze om binnen de verdiepingstrajecten op de pabo te kiezen voor ofwel traject 2 (cursussen vaktheorie en didactiek) en/of traject de 3 (modules master). Het 3 traject impliceert dat de leerkracht het masterniveau ambieert en aan moet kunnen. Het doorlopen van de inductiefase impliceert dat de leerkracht gefaciliteerd wordt tot het volgen van de diverse bijeenkomsten. De pabo biedt daartoe de colleges aan op de woensdagmiddag (cursussen in traject 2) en dinsdagmiddag en avond (modules in traject 3). Het maatwerk vindt vooral plaats op een reguliere werkdag.
Jaar 1: Inductieprogramma VERDIEPING Pabo Almere 2. Vaktheorie & didaktiek: 2x 25 leerkrachten max. Woensdag 14:00 – 16:00 uur De leerkracht doorloopt alle cursussen en/of kiest voor minimaal 1 module uit master SEN. Tijdsinvestering = 36 uur totaal - klassenmanagement, 4x3 uur, waarvan 1 uur huiswerk - motiveren van leerlingen, idem - omgaan met gedragsproblemen (deel 1), idem 3. Module uit master SEN: 1x 25 leerkrachten max. Dinsdag 16:30 – 21:00 uur. De leerkracht kiest minimaal 1 module en/of doorloopt alle cursussen uit vaktheorie en didactiek. Per module = 84 uur waarvan 20 contacturen. Schooljaar 2011/2012: - dialogen rond onderwijsbehoeften (3 ect’s) - rekenhulp groep 3 t/m 6 (3 ect’s) - orthopedagogische interventies in de groep (3 ect’s) Jaar 2: Inductieprogramma 2. Vaktheorie & didactiek De keuze van de leerkracht is identiek aan die in jaar 1. Dat geldt ook voor de tijdsinvestering. - specialisatie jonge versus oude kind - ICT - omgaan met gedragsproblemen (deel 2)
MAATWERK (scholen / schoolbesturen) ASG PRISMA
SKOFV
1a. Coaching & begeleiding adhv observatie in de klas (schoolopleider binnen bestuur) 1b. School- en/of bestuursdeel van het inductieprogramma
1b. School- en/of bestuursdeel van het inductieprogramma
1b. School- en/of bestuursdeel van het inductieprogramma
“Bewust van start”
“Starterspakket”
1a. Coaching & begeleiding adhv observatie in de klas (schoolopleider binnen bestuur) 1b. School- en/of bestuursdeel van het inductieprogramma
1b. School- en/of bestuursdeel van het inductieprogramma
1b. School- en/of bestuursdeel van het inductieprogramma
3. Module uit master SEN De keuze van de leerkracht is identiek als in jaar 1. De keuze van modules is wel uitgebreid. Naast de modules van jaar 1 is er nu ook keuze uit de modules van jaar 2. Er is geen verandering in tijdsinvestering. - vloeiend leren lezen (3 ect’s) - begeleiden van leerlingen met complexe problemen (3 ect’s) Jaar 3: Mogelijkheid tot doorstromen naar de Master SEN met vrijstelling van gevolgde modules
Aanbod trajecten expertisecentrum Windesheim Flevoland / Pabo Almere Inductieprogramma (startende leerkrachten) Pabo Almere/Windesheim Flevoland biedt in samenspraak met de Almeerse schoolbesturen ASG, SKOFV en Prisma een gedegen en uitdagend inductieprogramma. Dit programma beslaat twee jaar, en biedt jou als startend leerkracht alle mogelijkheden je verder te professionaliseren. Vanwege subsidiegelden voor het onderwijs in Almere zijn zowel het gehele inductietraject als de losse cursussen van dit inductieprogramma komend studiejaar, 2012-2013, kosteloos te volgen. De enige voorwaarden die gesteld worden zijn: 1) de tweedejaars-cursussen zijn alleen toegankelijk voor degenen die jaar 1 succesvol afgesloten hebben en 2) de cursussen zijn niet los te volgen, maar als blok van drie (per jaar). Kortom: schrijf je in voor een blok van drie cursussen, of meld je aan voor het gehele eerste en/of tweede jaar van dit programma! Inschrijven verloopt als volgt: Stuur een mail met daarin jouw wensen ten aanzien van het traject (geheel, cursus(sen)) naar Judith Kaersenhout van Pabo Almere/Windesheim Flevoland:
[email protected].
Vermeld in deze mail je volledige naam, je geboortedatum en -plaats en je werkplek (school en groep). Deze gegevens gebruiken we voor je bewijs van deelname.
Je ontvangt dan van Judith Kaersenhout een bevestigingsmail zodat je weet dat je inschrijving in goede orde is ontvangen.
We verwachten je op de (eerste) cursusdag bij de receptie van Windesheim Flevoland, aan de Hospitaaldreef 5 in Almere.
JAAR 1 INDUCTIEPROGRAMMA, PABO ALMERE Klassenmanagement 31 oktober 2012, 15-17 uur 7 november 2012, 15-17 uur 21 november 2012, 15-17 uur 28 november 2012, 15-17 uur
Motiveren van leerlingen 9 januari 2013, 15-17 uur 23 januari 2013, 15-17 uur 30 januari 2013, 15-17 uur 13 februari 2013, 15-17 uur
Omgaan met gedragsproblemen (1) 6 maart 2013, 15-17 uur 20 maart 2013, 15-17 uur 3 april 2013, 15-17 uur 17 april 2013, 15-17 uur
Jaar 1, I Klassenmanagement (docenten: Jeroen de Kruijf & Ingrid Hoff) Onderwerpen die hierbij behandeld kunnen worden, zijn het effectief organiseren van lesovergangen en wisselmomenten tijdens de lessen, de voorwaardes voor een optimaal leef- en werkklimaat, een vlotte organisatie van een kring, rust bij de start en afsluiting van de dag, de structuur omtrent zelfstandig werken, het geven van meer verantwoordelijkheid aan leerlingen, tijdsplanning binnen de lessen, tijdsplanning van niet-lesgebonden activiteiten, etc. Het doel van deze cursus is het optimaliseren van kennis en vaardigheden op het gebied van de organisatorische competentie. Jaar 1, II Motiveren van leerlingen (docenten: Jeroen de Kruijf & Ingrid Hoff) Het achterhalen van de oorzaken van demotivatie bij leerlingen is het startpunt van deze cursus. Vervolgens wordt ingegaan op de mogelijkheden die de leerkracht heeft om leerlingen op verschillende manieren (opnieuw) te motiveren. Activerende werkvormen, aanpassing van lesaanbod, feedback geven, adaptief onderwijs, doeloriëntatie en het pedagogische klimaat zijn onderwerpen die aan bod komen. Het doel is kennis nemen van nieuwe mogelijkheden binnen de didactiek, organisatie en pedagogiek om te werken aan de motivatie van leerlingen. Uiteraard ook, deze kennis toepassen in de eigen praktijk. Jaar 1, III Omgaan met gedragsproblemen (docenten: Jeroen de Kruijf & Ingrid Hoff) In deze cursus krijgen de deelnemers informatie over de vier belangrijkste typen gedragsproblemen: disruptieve stoornissen, stoornissen in de aandacht en impulsregulatie, pervasieve ontwikkelingsstoornissen en angststoornissen. De deelnemers leren om voor een kind in de eigen groep, met behulp van een kindplan (Pameijer et al, 2009) kleine, snelle gedragsdoelen te formuleren. De deelnemers gaan bij dit kind in hun eigen praktijk een aantal algemene- en specifieke gedragsinterventie strategieën toepassen en het effect ervan evalueren. In de cursus staat het handelen van de leerkracht centraal. JAAR 2 INDUCTIEPROGRAMMA Oudere of jonge kind 31 oktober 2012, 15-17 uur 7 november 2012, 15-17 uur 21 november 2012, 15-17 uur 28 november 2012, 15-17 uur
Media 9 januari 2013, 15-17 uur 23 januari 2013, 15-17 uur 30 januari 2013, 15-17 uur 13 februari 2013, 15-17 uur
Omgaan met gedragsproblemen (2) 27 februari 2013, 15-17 uur 13 maart 2013, 15-17 uur 27 maart 2013, 15-17 uur 10 april 2013, 15-17 uur
Jaar 2, I Specialisatie jonge versus oudere kind (docent: Els van der Houwen) Het jonge kind: De onderbouw (en ten dele , de middenbouw) van de basisschool, een doelgroep waarvoor specifieke kennis en vaardigheden van de leerkracht gevraagd worden. Doorgaande lijnen binnen de verschillende ontwikkelingsgebieden moeten leidraad zijn voor het activiteitenaanbod. Hoe begeleiden we kinderen via de spelontwikkelingslijn naar de fase van leeractiviteiten. Hoe dagen we kinderen uit en welke materialen zijn daarbij voorhanden? Hoe maak je onderwijs werkelijk betekenisvol ? In de bijeenkomsten gaan we vanuit inzichten (theorie) koppelingen maken naar vaardigheden (de praktijk van alledag). Het oude kind: De bovenbouw (en ten dele, de middenbouw) vraagt steeds meer om een didactiek waarin autonomie en coöperatie centraal staan. Naast de educatieve kant van het vak, dient de leerkracht zich ook bewust te zijn van de groepsdynamica. Sociale processen krijgen in deze cursus ruim aandacht. Ook de ontluikende puberteit en de voorbereiding op de middelbare school zijn items die besproken kunnen worden. Uiteraard is de inhoud van deze cursus vraaggestuurd, naar gelang de wensen van de deelnemers. Jaar 2, II Media in het onderwijs (docenten: Marjolein Rietveld & Marcel Staring, en gastdocenten) De ontwikkelingen op het gebied van de nieuwe media gaan snel. Kinderen gebruiken vaak en veel ict-toepassingen en nemen daarin een actieve, vaak producerende rol. Onderwijsvormen met moderne media die een hogere betrokkenheid van leerlingen bij het leerproces teweeg kunnen brengen, bieden kansen voor het onderwijs. In deze cursus worden de kansen en mogelijkheden in kaart gebracht, voor zowel het jonge als het oudere kind. Behalve de educatieve kant, wordt ook gesproken over de ethische kant: welke rol heeft de leerkracht als het gaat om “mediaopvoeding” en hoe beweegt de leerkracht zich in sociale relaties op het internet met leerlingen, ouders, collega’s en directie. Jaar 2, III Omgaan met gedragsproblemen (deel 2) (docenten: Ingrid Hoff & Jeroen de Kruijf) In het eerste jaar heeft de cursist aanwijzingen gehad voor het werken met een kindplan (gericht op de individuele leerling). In het tweede jaar verlegt te cursist de aandacht naar het omgaan met gedragsproblemen op groepsniveau. De cursist leert de relevante informatie uit het sociaalemotioneel leerlingvolgsysteem te selecteren en geschikte gedragsinterventies te kiezen voor de eigen groep. De cursist maakt een opzet voor een pedagogisch groepsplan.
Mentorentraining Deze training is bedoeld voor leerkrachten die studenten van pabo’s en ROC’s begeleiden in het basisonderwijs. Er wordt uitgegaan van de kennis en vaardigheden van de mentoren. Ook wordt steeds weer de ervaringen van de mentoren met de begeleiding van de studenten meegenomen Wat komt aan bod: • De verwachtingen van leerkrachten naar de studenten en pabo/ROC en andersom • Visie op begeleiden van pabo-studenten • Begeleidingsvaardigheden oefenen, onder andere aan de hand van concrete situaties uit de praktijk. • Kennis over leerstijlen, communicatievaardigheden, verschillende visies, achtergronden en theorie over begeleiden, zoals leerstijlen, soorten coachen, zoals kernreflectie, oplossingsgericht choachen etc. • Begeleiden op lesvoorbereiding, begeleiden op vakinhoud en didactiek (kennisbases) • Reflectie en feedback • Intervisie De opbrengst Na de training kan de mentor studenten op een bewuste en verantwoorde manier adequaat begeleiden. Voor wie? Dit traject is ontwikkeld voor leerkrachten die studenten begeleiden in hun verdere ontwikkeling tot leerkracht of onderwijsassistent. Tevens kunnen de kennis en vaardigheden die opgedaan worden in de mentorentraining gebruikt worden voor de begeleiding van kinderen en collega’s. Trainers/begeleiders Agatha Andela, opleidingsdocent Windesheim Flevoland, coach, LVSC-geregistreerd supervisor en master begeleidingskunde, en Martinette Strik, opleidingsdocent Windesheim Flevoland. Datum, tijd en locatie De mentorentraining bestaat uit zes bijeenkomsten van 2 ½ uur. Windesheim Flevoland, De Landdrost, of in overleg op de eigen school/scholen.
Opleiding tot schoolopleider de belangrijke schakel tussen opleidingsschool en pabo In toenemende mate leiden basisscholen en pabo samen studenten op tot startbekwame leerkrachten. Bij deze intensieve vorm van ‘opleiden in de school’ is de schoolopleider (in dienst van het schoolbestuur) de professional die samen met de instituutsopleider van de pabo verantwoordelijk is voor de opleiding van studenten en voor de professionalisering van de leerkrachten primair onderwijs. Een sleutelpositie dus als het gaat om de echte verbinding tussen theorie en praktijk: u zorgt er voor dat samen werken met studenten en mentoren ook werkelijk ‘samen opleiden in de school’ kan worden. Opbrengst Na het volgen van de training tot schoolopleider bent u toegerust op de volgende taken: • Het coachen van studenten en het begeleiden en ondersteunen van mentoren. • Het opbouwen van en doorontwikkelen van een adequate opleidingsinfrastructuur binnen de eigen school of scholen. • Het hanteren van een eenduidige opleidingsdidactiek die afgestemd is op de opleidingsdidactiek van de pabo. • Het afstemmen van de curricula van de opleidingsschool en pabo. • Het positioneren van vakinhoudelijke didactiek door vakdocenten van de pabo. • Helderheid over uw eigen rol als schoolopleider Gedurende de training werken de deelnemers aan onderstaande competenties van de schoolopleider: • interpersoonlijk en pedagogisch • opleidingsdidactisch • organisatorisch • werken met collega’s binnen de school • werken aan beleid en schoolontwikkeling • werken aan de toekomst van de school: eigen toekomstig personeel opleiden • werken in een brede context, met mensen van binnen en buiten de eigen schoolorganisatie • werken aan de eigen professionele ontwikkeling Inhoud van de training De training kent de volgende thema’s: begeleidingsvaardigheden, visie over coaching; rol van de schoolopleider: structureren, organiseren, communiceren; creëren van rijke leersituaties en leiderschap; opleidingsdidactiek; kennisbases (vakdidactiek/ prestaties/onderzoek/relatie schoolontwikkeling). Intervisie is tijdens alle bijeenkomsten een belangrijke vorm van leren. Naast deelname aan de bijeenkomsten, zullen de deelnemers ook opdrachten in hun werksituatie moeten uitvoeren. Voor wie? Degenen die de rol en taak van schoolopleider krijgen in het kader van Opleiden in de school (stagecoördinatoren, interne opleidingscoördinatoren, andere begeleiders en leerkrachten basisonderwijs) én beschikken over een master denk- en werkniveau. Er wordt verwacht dat zij de mentorentraining of een vergelijkbare coachtraining hebben gevolgd. Begeleiders Agatha Andela, opleidingsdocent, Windesheim Flevoland.
Datum, tijd en locatie Duur van het traject: vier bijeenkomsten 2 ½ uur (totaal 10 uur), op de donderdagmiddagen of dinsdagavonden. De data worden later bekend gemaakt. Locatie: Windesheim Flevoland, De Landdrost
Master SEN van Windesheim Wilt u, of een van uw collega's, zich verder ontwikkelen als professional in Passend Onderwijs? Bij onze HBO-master Special Educational Needs (SEN) kunt u kiezen uit vijftien verschillende leerroutes. Sommige leerlingen hebben extra zorg en betrokkenheid nodig om tot prestaties te komen. In de master SEN leiden wij professionals op die zich met hart en ziel voor deze leerlingen inzetten. De master SEN van Windesheim (in nauwe samenwerking met Windesheim Flevoland) heeft een goede en betrouwbare naam opgebouwd. Dat blijkt uit evaluaties en tevredenheidsonderzoeken onder studenten en oud-studenten. Vooral de deskundigheid en de persoonlijke begeleiding door docenten worden zeer gewaardeerd. Wij bieden onze master aan in samenwerking met Stenden Hogeschool, Hogeschool Inholland en de Marnix Academie. U kunt de opleiding daarom op vijf locaties volgen: Zwolle, Leeuwarden, Hoofddorp en Utrecht, en Almere! Uw lesdagen en -tijden zijn afhankelijk van de leerroute die u kiest. Mocht u vragen of opmerkingen hebben, belt u dan met het Informatiecentrum Windesheim Flevoland: 088 - 469 88 88. Natuurlijk kunt u bij Windesheim en bij Windesheim Flevoland ook terecht voor een training of voor coaching op maat. Kijk voor meer informatie op: www.windesheimflevoland.nl/HBO-Deeltijd/post-hbo-cursussen/Paginas/Home.aspx
Achtergrondinformatie In dit deel van het handboek staat achtergrondinformatie over de visie, kaders en afspraken. Hierin vind u onder andere een op de pabo toegespitste bewerking van de handreiking comakership van Windesheim Flevoland. Windesheim Flevoland streeft er naar alle studenten in comakerships (leren middels opdrachten in de praktijk) te laten leren. De vertaling van de pabo hiervan is Opleiden in de School. In dit deel ook verschillende documenten die de verschillende betrokkenen kunnen gebruiken in de communicatie (o.a. samenvattingen waarin kort wordt uitgelegd wat Opleiden in de School inhoudt), specifieke gegevens per bestuur (met een overzicht van de betrokken scholen) en de kwaliteitskaders.
Inhoudsopgave: - Samenvatting Opleiden in de School bij Windesheim Flevoland - Visie en kaders Opleiden in de school - Plannen OiS voor cursusjaar 2012-2013 - Informatie per opleidingsschool o Opleidingsschool ASG o Opleidingsschool Prisma o Opleidingsschool SKOFV-Almere o Opleidingsschool Lelystad/Dronten - Voorbeeld van een OiS-overeenkomst - Handreiking Comakership 2012-2013 - Kernkwaliteiten van opleidingsscholen
-
Zelfevaluatiekader voor Opleiden in School Kwaliteitskader van een opleidingsschool
Samenvatting: Opleiden in de School bij Windesheim Flevoland/Pabo Almere Windesheim Flevoland/Pabo Almere werkt al enkele jaren met opleidingsscholen. Afgelopen jaar is deze samenwerking geïntensiveerd. Vanuit een stevige kennisbasis werken studenten in coachgroepen met daarin studenten uit alle jaarlagen aan levensechte vraagstukken uit de actuele onderwijspraktijk (comakers). De studenten worden in de praktijk en bij het werken aan deze comakers begeleid door een schoolopleider en een coach (vakdocent pabo). De producten van deze leergemeenschappen dragen bij aan de schoolontwikkeling. Opleidingsschool en pabo vervullen elk hun eigen rol ten aanzien van de inhoud van de opleiding. Het curriculum heeft uitgangspunten die voortkomen uit het onderwijsveld en uitgangspunten die voortkomen uit de visie van Windesheim Flevoland/Pabo Almere en Windesheim Flevoland-breed op het opleiden van studenten. In de didactiek van zowel Windesheim Flevoland als Windesheim Flevoland/Pabo Almere wordt uitgegaan van kennisontwikkeling in voortdurende interactie tussen theorie en praktijk. In opleiden in de school is hiervoor optimaal ruimte en worden theorie en praktijk dichter bij elkaar gebracht voor de student. Er zijn vier opleidingsscholen, namelijk ASG, Prisma, SKOVF-Almere en Lelystad/Dronten, met daarbinnen ruim dertig participerende basisscholen. Daarnaast wordt er vanaf cursusjaar 2012/2013 gewerkt met satellietscholen in onder andere de regio’s Amsterdam, Weesp en ’t Gooi. Ook de studenten op de satellietscholen zullen zo veel mogelijk volgens het principe van Opleiden in de School worden opgeleid. De doelstellingen binnen Opleiden in de School van Windesheim Flevoland/Pabo Almere zijn: ontwikkeling scholen en opleiding (kennis delen), en professionalisering. Kennis delen binnen Opleiden in de School Studenten van Windesheim Flevoland/Pabo Almere zijn het hele schooljaar aanwezig in de groepen van de basisscholen binnen de opleidingsscholen, van onderbouw tot bovenbouw. Zij lopen stage in de praktijk en werken in opdracht van de scholen en/of hun opleiding aan onderzoeken en grotere projecten, om kennis en ervaring op te doen en deze meteen z’n weerslag te laten hebben in de praktijk. Een goed gekozen comaker is hierbij van belang. Ook kenniskringen verbonden aan het lectoraat spelen een rol bij de ontwikkeling van kennis. De kennis wordt gedeeld in colleges, teambijeenkomsten, via de nieuwsbrief en via een intranetomgeving. Door een directe koppeling theorie-praktijk zijn comakers echt betekenisvol. De directe begeleiding door de coach als vakexpert zorgt voor een kwaliteitsverbetering. Professionalisering Door te werken met getrainde mentoren en schoolopleiders en zo de begeleiding op en van de praktijk te intensiveren, gaan zowel de kwaliteit van de studenten als van de zittende leerkrachten omhoog. Studenten zijn binnen Opleiden in de School belangrijk onderdeel van het team. De winst van Opleiden in de school zit in de kwaliteit van de pendel tussen theorie en praktijk en de intensiteit van de opleiding. Door samenwerking met scholen, volgens het in dit stuk beschreven model, verwachten we leerkrachten op te leiden die optimaal zijn toegerust op het werk in de scholen. Het opleiden en de samenwerking stoppen niet bij het afstuderen maar lopen door tot in ieder geval de eerste twee jaar van het werk als leraar basisonderwijs (inductie). Op dat moment zijn
de leerkrachten niet alleen optimaal toegerust voor het werk in de onderwijspraktijk, maar ook startklaar voor een (educatieve) masteropleiding.
Visie en kaders Opleiden in de school 1.
Visie Opleiden in de school van Windesheim Flevoland/Pabo Almere Windesheim Flevoland/Pabo Almere wil met Opleiden in de school kennis, praktijk en begeleiding samenbrengen zodat dit resulteert in professionals die zich kenmerken door een actieve, onderzoekende en kritische houding, gericht op kwalitatief goed onderwijs. We focussen op integrale competentie-ontwikkeling tot onderwijsprofessionals. Hierbij vormen theorie en praktijk een continuüm waarbij de opleiding dicht bij/in de praktijk staat en de student een onderzoekende houding heeft. Kennisdeling in en buiten de Opleidingsschool maakt deel uit van de onderzoekende en lerende houding. Vanuit deze houding staat de Opleidingsschool open voor de maatschappelijke context om ons heen. Om een doorgaande onderwijsverbetering te realiseren, zijn competenties als ‘reflecterend vermogen’, ‘samenwerking’ en ‘het willen blijven leren en deze leergierigheid omzetten in kennis, vaardigheden en attitude’ bij onze studenten, leraren en begeleiders essentieel. De opleidingsomgeving verbindt een aantal kernwaarden aan deze nieuwe weg van opleiden. Vertrouwen hebben in elkaar, hoge doelen stellen en elkaar op proces en resultaten durven aanspreken zijn essentiële uitgangspunten. Dit vraagt een gelijkwaardige verhouding tussen de opleidingspartners en Windesheim Flevoland/Pabo Almere en tussen de schoolteams en studenten. Heldere afspraken over de wijze van coachen draagt bij aan de gezamenlijke coachingsdidactiek die uitgaat van ‘help de student en de leraar het zelf te doen’. We hechten veel waarde aan het realiseren van een stevige kennisbasis, de zogenaamde ‘Body of Knowledge & Skills’. De resultaten van deze gezamenlijke aanpak om opleiding en onderwijs te verbeteren moeten zichtbaar zijn voor alle partijen. Dit vraagt een adequate kwaliteitsborging en verantwoording waarbij werkwijzen en resultaten transparant zijn, niet alleen voor de Inspectie van het Onderwijs en de NVAO maar we streven ook naar publieke verantwoording. Bij de inhoudelijke stukken achterin dit document treft u de tekst over kwaliteit en zelfevaluatie aan.
2.
Definitie Opleidingschool en Academische Opleidingsschool Windesheim Flevoland/Pabo Almere ziet de Opleidingsschool als een vorm van samenwerking tussen de lerarenopleiding en basisscholen. Deze werken samen op basis van gelijkwaardigheid: de lerarenopleiding houdt de eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de opleiding en het niveau van de afgestudeerden. Het Ministerie van OCW (2009) definieert Opleiden in de school (OIS) als volgt: ‘Een Opleidingsschool is het partnerschap tussen één of meer scholen voor po, vo en/of bve en één of meer hogescholen en/of universiteiten die met één of meer van hun lerarenopleidingen in gezamenlijkheid toekomstige leraren voor een groot gedeelte van hun tijd op de werkplek opleiden.’ Het Ministerie van OCW definieert ook de Academische Opleidingsschool, en wel als volgt: ‘Een Academische Opleidingsschool is een Opleidingsschool die het opleiden van leraren verbindt met het in het kader van die opleiding verrichten (voor een belangrijk deel door de leraar in opleiding) van praktijkgericht onderzoek en het bevorderen van schoolontwikkeling en innovatie. De Academische Opleidingsschool legt daarbij relaties met op onderzoek en innovatie gerichte organisaties. HBO-lectoren en hun kenniskringen kunnen in dat verband ook een belangrijke rol spelen.’ Windesheim Flevoland/Pabo Almere streeft naar het vormen van Academische
Opleidingsscholen. Het opleiden van (toekomstige) leraren neemt een prominente plaats in maar er vindt ook praktijkgericht onderzoek, schoolontwikkeling en innovatie plaats. Naast de betrokken scholen en lerarenopleidingen zijn er andere partners die een bijdrage leveren aan de Opleidingsschool, zoals universiteiten, begeleidingsdiensten,maar ook meer gespecialiseerde instellingen (bijvoorbeeld gericht op kunst, techniek en milieu). 3.
Opleiden in de school: de samenhang centraal De Opleidingsscholen zijn de sleutel voor het leggen van de thematische en institutionele verbindingen. Binnen de Opleidingsscholen wordt de professionalisering van studenten en leerkrachten in samenhang uitgevoerd (opleiding en personeelsontwikkeling). De professionalisering draagt direct bij aan schoolontwikkeling. 4. Opleiden in de school bezien vanuit de overheid, PO- en HBO-raad, gemeenten, Windesheim Flevoland en schoolbesturen 4.1
De overheid
De overheid heeft sinds 2000 het Opleiden in de school gestimuleerd. In het beleidsplan “Een goedwerkende arbeidsmarkt” van OCW (2004) worden doelen geformuleerd om scholen in staat te stellen beter in te spelen op conjunctuurschommelingen op de onderwijsarbeidsmarkt. Opleiden in de school heeft een plek hierin. Een goedwerkende arbeidsmarkt heeft een heldere kwalificatiestructuur nodig voor de onderwijsberoepen en een flexibel stelsel van scholing en begeleiding. In de wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO) wordt duidelijk aan welke eisen leraren moeten voldoen maar ook dat het scholen van (nog niet) bevoegde leraren moet plaatsvinden in het kader van het Integraal personeelsbeleid. In de periode 2002 tot 2006 heeft het ministerie van OCW door middel van een subsidieregeling gestimuleerd tot het inrichten van een goede infrastructuur voor het opleidingsproces in de school en tot het maken van afspraken met lerarenopleidingen over taaken verantwoordelijkheidsverdeling bij het Opleiden in de school. In totaal hebben hier 1.081 scholen voor primair onderwijs, 207 scholen voor voortgezet onderwijs en 20 instellingen voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie aan deelgenomen. Met de groei van het Opleiden in de school kwam ook de noodzaak naar voren om de kwaliteit goed te borgen. Daarom heeft OCW in de periode 2005-2008 de ‘Dieptepilot Opleiden in de school’ laten uitvoeren binnen 37 projecten van (combinaties van) scholen die bereid en in staat zijn toekomstige leraren op te leiden voor meer dan de eigen behoefte én aan scholen die het Opleiden in de school verbinden met onderwijsinnovatie en schoolontwikkeling; de ‘academische’ scholen. Het doel was te onderzoeken onder welke voorwaarden de Opleidingsschool die opleidt voor de markt en de Academische Opleidingsschool ‘een succes’ kunnen zijn. Opleiden in de school heeft met ingang van studiejaar 2009-2010 een structurele verankering in het onderwijsstelsel gekregen. Opleidingsscholen zijn beoordeeld op basis van het ‘Toetsingskader Opleidingsschool’ (NVAO, 2009). Op basis van advies van de NVAO heeft het ministerie van OCW 55 Opleidingsscholen erkend, waarvan 24 in het primair onderwijs. Deze hebben voor een periode van zes jaar bekostiging gekregen. Een van deze Opleidingsscholen wordt vormgegeven door Windesheim Flevoland/Pabo Almere in samenwerking met schoolbestuur ASG. Het schoolbestuur is penvoerder. Voor de academische opleidingssscholen achtte OCW een verdere verdiepingsslag nodig om inzicht te krijgen in aanvullende kwaliteitscriteria en randvoorwaarden en in de extra kosten voor de Academische Opleidingsschool (OCW, 2009). Deze (kwaliteits- en financiële) criteria voor de Academische Opleidingsschool zijn aanvullend op de criteria en andere voorwaarden voor de tegemoetkoming voor de Opleidingsschool. De Academische Opleidingsschool vormt een ‘kop’ op de Opleidingsschool.
4.2
De PO-raad en de HBO-raad De PO-raad en de HBO-raad gaan de komende jaren intensiever samenwerken (bron: agenda Samenwerking PO-raad en HBO-raad, 8 december 2010/PO-raad). Het gezamenlijke doel is de verbetering van de kwaliteit van het primair onderwijs en van de onderwijskwaliteit van de pabo’s. De komende jaren ligt de focus voor verbetering van de kwaliteit op taal en rekenen. De samenwerking richt zich op de bijdrage die de pabo’s kunnen leveren aan het opbrengstgericht werken van de basisscholen en scholen voor speciaal onderwijs, de bijdrage die het primair onderwijs kan leveren aan het opleiden van toekomstige leraren en de samenwerking bij de verdere professionalisering van leraren primair onderwijs. De PO-raad en de HBO-raad zien beide het belang van ‘de school als lerende organisatie’. De lerarenopleidingen basisonderwijs zijn bereid om ook op de langere termijn bij te dragen aan de schoolontwikkeling in het PO en daartoe structurele samenwerkingsvormen in te richten met de schoolbesturen. Dit kan bijvoorbeeld vorm krijgen in een Opleiden in de schoolsamenwerkingsverband. Een dergelijk samenwerkingsverband stelt de nodige eisen aan de kwaliteit van de leeromgeving aan beide kanten. Als de school aan de pabostudenten een goede onderzoeksomgeving biedt met de mogelijkheid tot het uitvoeren van ontwikkelopdrachten, kan de student bijdragen aan de schoolontwikkeling en tegelijkertijd zijn eigen onderzoekende vermogen uitbouwen. Ook de specifieke deskundigheid van de leraren kan over en weer benut worden, waarbij de leraren uit het primair onderwijs hun kennis en ervaring vanuit de eigen onderwijspraktijk aanbieden en de pabodocenten de school betrekken bij het uitvoeren van onderzoek. De pabodocenten begeleiden de studenten in hun stage en begeleiden ook de studenten bij het schoolgerichte onderzoek en het ontwikkelen van onderwijs. De school verkrijgt door de pabodocent expertise en deskundigheid om het eigen onderwijs te verbeteren. De pabodocenten kunnen de opgedane ervaringen verwerken in het onderwijsprogramma voor de studenten. Binnen een goed functionerende samenwerking kan het onderwijs van beide partners zich tot een hoger niveau ontwikkelen. Nauwere samenwerking die het reflectieve vermogen van studenten en leraren vergroot draagt bij aan de verwezenlijking van de ambities in het regeerakkoord, waar expliciet aandacht wordt gevraagd voor verhoging van kennis en vaardigheden van docenten en schoolleiders, alsmede voor de kwaliteit van de Pabo’s. Daarenboven past dit streven in de agenda die voor het hoger onderwijs is neergelegd met het rapport van de commissie Veerman, en die tevens steun geniet van het kabinet. Dit rapport beoogt het hoger onderwijs kwalitatief te versterken en het onderzoekend vermogen van HBO-afgestudeerden te vergroten. 4.3 Gemeenten Opleiden in de school is op zich geen verantwoordelijkheid van gemeenten. Opleiden in de school kan wel een bijdrage leveren aan de doelstellingen van het lokale onderwijsbeleid doordat de kwaliteit van het onderwijspersoneel verbetert en doordat Opleidingsscholen werken aan onderwijsontwikkeling en kennisontwikkeling. Windesheim Flevoland/Pabo Almere wil nadrukkelijk de pabo zijn voor heel Flevoland en hecht daarom, naast de samenwerking met scholen en schoolbesturen, aan de samenwerking met de lokale overheid. De gemeente Almere gaat hierin vooralsnog voorop; in de afgelopen periode is overleg geweest over de bijdrage van Opleiden in de school aan de doelstellingen van het lokale onderwijsbeleid, mede vertaald in de Lokaal Educatieve Agenda. 4.4
De gemeente Almere: Impuls Onderwijs Almere
Het lokale onderwijsbeleid van de gemeente Almere is verwoord in de Lokaal Educatieve Agenda (LEA). Deze is in 2008 ondertekend door gemeente en schoolbesturen en hierin zijn
afspraken gemaakt over hogere opbrengsten van het onderwijs, over de kwaliteitsverbetering van zwakke scholen en het versterken van het leesonderwijs, een goede overgang van primair naar voortgezet onderwijs, minder voortijdig schoolverlaters en onderzoek, analyse en monitoring. In 2010 is er een nieuw college aangetreden en deze heeft geconstateerd dat er meer zwakke scholen zijn dan in 2008 en geconcludeerd dat een intensivering van de aanpak urgent is. In het coalitieakkoord (Oostvaardersakkoord 2010-2014) krijgt onderwijs hoge prioriteit. In januari 2011 presenteerde wethouder onderwijs René Peeters de nota ‘Van achterstand naar voorsprong. Plan van aanpak Impuls Onderwijs Almere’. Een van de belangrijkste ambities van dit plan is om te zorgen dat Almere geen zwakke scholen meer kent. Op het moment van het schrijven van deze nota was 33 procent van de basisscholen in Almere (zeer) zwak. De aanpak die men voorstaat kent zes onderdelen: a. kinderen van 2-6 jaar eerste prioriteit: voor – en vroegschoolse educatie voor alle doelgroepleerlingen b. geen zwakke scholen meer in 2014 c. meer tijd om te leren d. goed onderwijspersoneel e. de omgeving van het kind betrekken bij de school f. alle feiten op tafel: transparantie en publieke verantwoording In het kader van Opleiden in de school is met name onderdeel d, goed onderwijspersoneel, relevant. De gemeente Almere streeft naar nauwe samenwerking tussen Windesheim Flevoland/Pabo Almere en de schoolbesturen door middel van Opleiden in de school. Er wordt ingezet op de professionalisering van net afgestudeerde leraren, met name op ambachtelijke kwaliteiten als (vak)didactiek en omgaan met verschillen. Het lectoraat Maatwerk Primair wordt een centrale rol toegedicht bij de ontwikkeling van een ‘opleidingsinfrastructuur’ waarbij deskundigheidsbevordering en ondersteuning bij voorkeur ‘on the job’ plaatsvinden, in de scholen, door een team van excellente trainers en opleiders. Hiernaast is de ambitie dat studenten naast hun studie betaald ingezet kunnen worden om leerachterstanden te verminderen. In de opleiding is aandacht voor opbrengstgericht werken en vroegschoolse educatie zeer gewenst. Het opleidingsniveau van leraren kan verhoogd worden met het verhogen van de VWO-instroom, excellentietrajecten, masteropleidingen vanuit Windesheim en het opwaarderen van het lectoraat Maatwerk Primair tot een bijzonder hoogleraarschap. Het gemeentebestuur van Almere zet in op scholing van leraren, interne begeleiders en directies. 4.5 De gemeenten Lelystad en Dronten In de gemeente Lelystad is een samenwerkingsverband van de besturen St.SchOOL, SCPO en SKOFV-afdelingLelystad en WindesheimFlevoland/PaboAlmere 1 september 2011 Opleidingsschool Lelystad gestart. De besturen van SPILbasischolen, SCPODronten en SKOFafdelingDronten volgen de ontwikkelingen en onderzoeken in 2012-2013 mogelijkheden tot aansluiting. ROCFlevoland heeft zich in 2011-2012 aangesloten bij het project; in 2013-2013 gaan mogelijk ROCstudenten participeren. Opleidingsschool Lelystad richt zich op de opleidingsfase van leraren basisonderwijs, de inductiefase en de stap naar het volgen van een masteropleiding. Door samen te werken aan opleiding, schoolontwikkeling en onderzoek wordt er een rijke leeromgeving gerealiseerd voor studenten en wordt ingezet op de professionalisering van zittende leerkrachten. De verwachtingen zijn dat het sterke leerkrachten oplevert en verbeterslagen in het onderwijs door het werken aan de ontwikkelingsthema’s van de scholen. In 2012-2013 zullen de contacten met het lokale onderwijsbeleid van de gemeente Lelystad worden uitgebouwd.
4.6
Windesheim Flevoland: Comakership
Windesheim Flevoland profileert zich op haar samenwerking met het werkveld. De term die hierbij gehanteerd wordt is Comakership. Comakership is een samenwerkingsvorm waarbij twee organisaties gezamenlijk tot een eindproduct komen. Bij deze vorm van samenwerken zijn beide partners betrokken bij zowel ontwikkelfase als uitvoeringsfase. De benaming comakership geeft aan dat beide partijen kennis en middelen inzetten. Binnen de opleidingen van Windesheim Flevoland werken studenten aan hun comaker, de opdrachten, en ontwikkelen ze producten en verlenen ze diensten als onderdeel van de opleiding. Windesheim Flevoland/Pabo Almere geeft invulling aan deze uitgangspunten binnen opdrachten, comakers, en onderzoeken van studenten en binnen het geheel van Opleiden in de school. 4.7 Schoolbesturen Studenten van Windesheim Flevoland/Pabo Almere komen voor het grootste deel uit de provincie Flevoland en daarbinnen met name uit de stad Almere. Een wat kleinere groep komt uit de regio Lelystad/Dronten, uit het Gooi en uit Amsterdam. Binnen Almere wordt er samengewerkt met de besturen ASG, Prisma en SKOFV-Almere . De samenwerking met de schoolbesturen in Lelystad en Dronten wordt verder vormgegeven via het Regionaal Platform primair onderwijs Lelystad. Hieraan nemen deel de besturen van St.SchOOL, SCPO-Lelystad, SKOFV-Lelystad/Dronten, SPILbasisscholen Dronten en SCPODronten. In Almere is Windesheim Flevoland/Pabo Almere samen met schoolbesturen en gemeente partner in het convenant dat gesloten wordt in het kader van de ‘Impuls Onderwijs Almere’ en zullen de afspraken in dit kader gemaakt worden. 5. Opleiden in de school gedefinieerd door de NVAO en de onderwijsinspectie Aan Opleiden in de school kan een aantal functies worden toegekend. De onderwijsinspectie en De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) (2007) onderscheiden de volgende functies: (1) dualisering, (2) personeelsontwikkeling, (3) schoolontwikkeling en (4) kennisontwikkeling. Hieronder worden deze functies nader uitgewerkt. 1) Dualisering betreft het verminderen van de praktijkschok die veel afgestudeerden ervaren bij de start als leraar: een deel van het curriculum wordt verplaatst naar de school. 2) Opleiden in de school kan voorzien in de personele behoefte (personeelsontwikkeling) van scholen door een vroegtijdige intensieve kennismaking met leraren in opleiding. Dit kan betrokkenheid creëren, zodat studenten vrijkomende vacatures willen gaan invullen. Personeelsontwikkeling vindt ook plaats door het Opleiden in de school mee te nemen in beleid voor zittend personeel. Door het leren op de werkplek kan een dynamiek binnen de school ontstaan: leren, werken, opleiden en uitgebreide professionalisering komen als functies in de school bij elkaar. 3) Opleiden in de school kan worden aangegrepen om te komen tot schoolontwikkeling. Studenten en opleiders van de school én van de lerarenopleiding kunnen daarvoor worden ingezet. Actuele kennis en praktijkgericht onderzoek worden gebruikt om het onderwijs te verbeteren (herontwerpen). 4) Kennisontwikkeling wordt gerealiseerd als Opleidingsscholen niet alleen ontwikkelen en onderzoeken, maar deze kennis ook beschikbaar stellen aan andere scholen, opleidingen en partijen die niet betrokkenen zijn bij de Opleidingsschool. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van kenniskringen rondom lectoraten of expertisecentra.
6. Opleiden in de school ingevuld door Windesheim Flevoland/Pabo Almere Het perspectief bij de in de vorige paragraaf genoemde functies is dat van de basisschool. Als we echter Opleiden in de school definiëren als een partnerschap waarin leraren worden opgeleid, zal het perspectief van de lerarenopleiding ook nadrukkelijk naar voren moeten komen. Dit vraagt volgens Windesheim Flevoland/Pabo Almere om het herformuleren van de functies van Opleiden in de school, zodat niet alleen het perspectief van de basisschool maar ook het perspectief van de opleiding wordt meegenomen. We komen dan tot drie functies, te weten: (1) opleiding en personeelsontwikkeling, (2) school- en opleidingsontwikkeling en (3) kennisontwikkeling (Sengers, 2009). Hieronder worden deze drie functies nader gedefinieerd. 1) Opleiding en personeelsontwikkeling zijn gericht op: • studenten die worden opgeleid voor onderwijzende of ondersteunende functies in het onderwijs • medewerkers van de school en/of opleiding die worden opgeleid/begeleid voor het beter uitvoeren van hun huidige functie • personeel van de school en/of opleiding dat wordt opgeleid/begeleid voor een andere taak of functie binnen de school/opleiding • personeel van de school en/of opleiding dat wordt opgeleid/begeleid voor taken en functies binnen de Opleidingsschool 2) School- en opleidingsontwikkeling is gericht op innovatie in het curriculum en de organisatie van de zowel de school als de opleiding.
• • • •
3) Kennisontwikkeling is gericht op het ontwikkelen van overdraagbare producten en kennis voor gebruik binnen: scholen opleidingen educatieve infrastructuur samenleving
Met de komst van lectoraten heeft het hoger onderwijs naast een opleidingstaak ook een taak op het gebied van ontwikkeling en toegepast onderzoek. We zien school- en opleidingsontwikkeling en kennisontwikkeling nadrukkelijk als zelfstandige functies die moeten leiden tot betere scholen, opleidingen en tot kennis en inzicht. Dit in tegenstelling tot Opleidingsscholen die praktijkgericht onderzoek vooral inzetten voor de professionalisering van (toekomstige) leraren. De functies van opleiding en personeelsontwikkeling, school- en opleidingsontwikkeling en kennisontwikkeling krijgen binnen de Opleidingsscholen van Windesheim Flevoland/Pabo Almere een plek. 7. Opleiden in de school uitgediept: organisationele invulling 7.1 De organisatie van de Opleidingsschool zie ook het organigram dat te vinden is bij de inhoudelijke stukken achteraan Windesheim Flevoland/Pabo Almere neemt de definitie van Opleidingsschool over van het Ministerie van OCW, namelijk: ‘Onder een Opleidingsschool verstaan we één of meerdere basisscholen, vallend onder één of meerder besturen en een lerarenopleiding’.
De term ‘Opleidingsschool’ wordt binnen de visie van Windesheim Flevoland/Pabo Almere gebruikt voor een groep basisscholen die nauw samenwerkt met Windesheim Flevoland/Pabo Almere, en er daarmee onderdeel van is. Zo werkt Windesheim Flevoland/Pabo Almere samen met de Opleidingsschool ASG, met de Opleidingsschool Prisma en met de Opleidingsschool SKOFV. Daarnaast werken binnen Lelystad en Dronten de verschillende schoolbesturen samen met Windesheim Flevoland/Pabo Almere aan het ontwikkelen van een Opleidingsschool. Binnen alle Opleidingsscholen kent de personele invulling een vaste basis: er is de schoolopleider (in dienst van het schoolbestuur), er is de coach (in dienst van Windesheim Flevoland/Pabo Almere, tevens opleidingsdocent op Windesheim Flevoland/Pabo Almere) en er zijn de ontwikkelaars (in dienst van Windesheim Flevoland/Pabo Almere en in dienst van de schoolbesturen, aangevuld met vakmensen uit het veld, expertisecentra, etcetera). De precieze invulling van de genoemde functies staat uitgewerkt in een taak- en verantwoordelijkheidsverdeling en -omschrijvingen. Daarbij staat vast dat de schoolopleider en de coach gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de opleidingsaspecten van studenten en voor de professionalisering van de leerkrachten (in ieder geval in de eerste twee jaar na afronding van hun opleiding, in de zogenaamde inductiefase). Elke Opleidingsschool kent (vak)inhoudelijke experts die een ontwikkel- en onderzoeksfunctie vervullen. Deze mensen zijn verantwoordelijk voor de ontwikkel- en onderzoekslijn binnen de Opleidingsschool. Het zijn experts die samen met de schoolteams, opleiders en studenten onderwijs ontwikkelen. De ontwikkelaars worden op basis van hun expertise gezocht en gevonden binnen Windesheim Flevoland/Pabo Almere en de scholen. Verder kan de expertise worden aangevuld vanuit het lectoraat van Windesheim Flevoland/Pabo Almere, universiteiten en andere hogescholen, science-centra, de landelijke pedagogische centra, de landelijke verenigingen van onderwijsvernieuwers en de expertisecentra. De omvang van de taak en het aantal mensen dat hun expertise levert is afhankelijk van de ambitie en de omvang van de middelen van de Opleidingsschool. 7.2
De Stuurgroep
Elke Opleidingsschool kent een stuurgroep die bestaat uit een (vertegenwoordiging van) het betrokken schoolbestuur/de betrokken schoolbesturen en het management van Windesheim Flevoland/Pabo Almere. De stuurgroep werkt in samenwerking met en vergadert in aanwezigheid van de coördinerend instituutsopleider (Windesheim Flevoland/Pabo Almere). Tevens is in deze samenwerking en tijdens vergaderingen altijd de coördinerend schoolopleider (van de schoolbesturen) betrokken. 7.3
Het Opleidingsteam
Centraal in de organisatie van de Opleidingsschool staat het opleidingsteam. Het opleidingsteam wordt geleid door de coördinerend instituutsopleider (Windesheim Flevoland/Pabo Almere) en de coördinerend schoolopleider (schoolbestuur/school). Altijd aanwezig zijn alle coaches en schoolopleiders. Op verzoek kunnen experts aanwezig zijn bij de vergadering. 8
Opleiden in de school: het beeld van de Opleidingsschool
De opleidingsfunctie wordt binnen Opleiden in de school gecombineerd met een praktijkgerichte onderzoeks- en innovatiecomponent. Hierin werken Windesheim Flevoland/Pabo Almere, basisscholen en eventuele andere partners nauw samen. Vanuit de gewenste samenhang en samenwerking is aan te geven hoe Opleidingsscholen van Windesheim Flevoland/Pabo Almere er uit zien.
• • • •
• •
Er is sprake van gelijkwaardigheid tussen het schoolbestuur en Windesheim Flevoland/Pabo Almere; zij zijn beide volwaardig partner in Opleiden in de school. Er is zowel op de Opleidingsschool als op Windesheim Flevoland/Pabo Almere sprake van een voortdurende pendel tussen theorie en praktijk. De opleidingsomgeving staat open voor alle studenten van Windesheim Flevoland/Pabo Almere, van jaar 1 tot en met jaar 4. Studenten van Windesheim Flevoland/Pabo Almere worden allemaal, of ze nu leren en werken op Opleidingsscholen of op niet-Opleidingsscholen, op eenduidige wijze beoordeeld, en krijgen allemaal op basis van het voldoen aan dezelfde criteria en hetzelfde niveau als het gaat om kennis en competenties hun diploma. Met andere woorden: er geldt geen apart toetsingsapparaat en/of onderwijscurriculum voor studenten die leren en werken op een Opleidingsschool. De opleiding en begeleiding duurt minimaal voort tot twee jaar na het afstuderen (inductiefase); dit valt binnen de opleidingsinfrastructuur die door Windesheim Flevoland/Pabo Almere en schoolbestuur in samenspraak is opgezet. Na afloop van deze inductiefase zijn leerkrachten startklaar voor het volgen van een professionele masteropleiding. Een deel van de leerkrachten doet dit ook daadwerkelijk.
Plannen OIS voor cursusjaar 2012-2013 (bij besturen voorgelegd maart 2012) Er zal met regelmaat intervisie tussen coaches onderling en tussen coaches en schoolopleiders worden georganiseerd. De coachgroepen zullen bestaan uit ongeveer 15 voltijdstudenten van alle jaarlagen. Deze worden begeleid door 1 vakinhoudelijk coach en het liefst door 1 schoolopleider. Kleinere scholen zijn mede verantwoordelijk voor Vanuit bevindingen van de afgelopen maanden, maanden waarin we werken met ‘opleiden in de school -nieuwe stijl’, liggen hier de plannen voor het komend studiejaar. In grote lijnen zijn we over de gekozen vorm -waarbij studenten in jaarlaagdoorbroken groepen onder leiding van een vakinhoudelijke coach werken aan ontwikkelthema’s van de schooltevreden. Dit blijft dan ook de basis van OiS. Voortraject 19 december 2011 heeft het OiS-pabo-kernteam (coördinerend instituutsopleiders en coördinator OiS) een aantal (organisatorische) knelpunten gesignaleerd en heeft oplossingen van deze knelpunten uitgewerkt in plannen voor volgend jaar. De gesignaleerde knelpunten zijn voor een deel door het pabo-team aangedragen via de enquête onder het pabo-team van 31 oktober 2011 en de verschillende intervisie-bijeenkomsten per opleidingsschool. Daarnaast is de input van de schoolopleiders en besturen via de coördinerend schoolopleider en coördinerend instituutsopleider in het kernteam ingebracht. Op 23 januari (via stellingen) en 6 februari (via groepsgesprekken onder leiding van een lid van het kernteam) heeft het pabo-team (huidige comakergroepbegeleiders en overige instituutsopleiders) meegepraat over verschillende aspecten van OiS. Daarnaast is er input vanuit de groep ‘comakership Windesheim Flevoland’ (onder leiding van Sophia Overbeeke). Op korte termijn zal er een evaluatie onder studenten, instituutsopleiders en schoolopleiders/directeuren worden uitgezet. (red.: deze heeft inmiddels plaatsgevonden). Al deze input is verwerkt in plannen voor komend cursusjaar. Plannen We streven er naar om alle voltijdstudenten (behalve LIO-ers) in Almere (en zo veel mogelijk in Lelystad/Dronten) op een opleidingsschool te plaatsen. Dit betekent dat er op nietopleidingsscholen in Almere en Lelystad/Dronten niet of nauwelijks studenten geplaatst zullen worden. Komend studiejaar zullen alle voltijdstudenten (jaar 1 t/m jaar 4) die verbonden zijn aan een opleidingsschool actief participeren in de coachgroep en worden begeleid door de coach. Voor/aan de LIO-ers die op woensdagochtend zelfstandig een groep draaien wordt dan ook gevraagd deze (minimaal) tweemaal per periode vrij te roosteren van onderwijstaken, zodat ook deze studenten actief lid kunnen zijn van de coachgroep en goed kunnen participeren in het werken aan de comaker (het ontwikkelthema van de basisschool). Deeltijdstudenten zullen niet plaatsnemen in coachgroepen. De deeltijdstudenten werken dan ook niet aan een comaker. Een opleidingsschool kan er zeker voor kiezen om deeltijdstudenten te plaatsen. Deze studenten leveren echter geen bijdrage aan het ontwikkelthema van de school. Ze tellen niet mee in de coachgroep en vallen dus niet onder de coach. Ze tellen wel
mee als studenten in ‘Opleiden in de School’ en worden wel bezocht in de praktijk door de schoolopleider. Voor voltijd studenten die niet op een opleidingsschool (onder andere Amsterdam, Weesp, Gooi) zitten worden er jaarlaagdoorbroken coachgroepen geroosterd op de pabo (op woensdagochtend) onder leiding van een (vakinhoudelijke) coach. De studenten kunnen in overleg geplaatst worden en aansluiten bij thema’s van hun school of eigen interesse, en werken voor hun prestaties aan de vakinhoudelijke onderwerpen in de coachgroep. Hierdoor is er geen onderscheid meer tussen het curriculum van studenten op een opleidingsschool en studenten buiten Almere en Lelystad/Dronten. Ook eerstejaars studenten worden meteen geplaatst in de praktijk (gezamenlijke eerste kennismaking op basischool met alle studenten (alle jaarlagen), coach en schoolopleider (en mentor) op woensdag 5 september 2012). De eerstejaarsprestatie van de eerste periode wordt observerend en/of oriënterend van aard (bijvoorbeeld: wat houdt de gekozen comaker precies in en waarom is de gekozen comaker belangrijk voor de school? En/of: inlezen in het ontwikkelthema. Bij hoogbegaafdheid als ontwikkelthema bijvoorbeeld: wat is het nu precies, achtergrondinformatie verzamelen). De term coach wordt gehanteerd voor de instituutsopleider (in de lijn van Windesheim Flevoland). De term comaker wordt gebruikt voor de opdracht die de school aan de comakergroep geeft (ontwikkelthema). De coach gaat veel van de taken van de oorspronkelijke tutor overnemen. De oorspronkelijke tutor komt als functie in de voltijd te vervallen. In de deeltijd blijft gewerkt worden met de tutoroude stijl. Er worden jaarlaaggebonden SLB-colleges aangeboden door verschillende onderwerp-experts. Bovendien blijven de colleges in de didactieklijn belangrijk aanbod vanuit de pabo. Taken van de coach zijn onder andere: zorg dragen voor praktijkintervisie, verzilveren, begeleiden op ontwikkelthema/vakinhoud (dus de comaker), begeleiden van het proces bij vrije prestatie, overzicht hebben/krijgen over die verschillende jaarlagen, beoordelen comaker, afstemmen schoolopleider/directeur over ontwikkelthema, afstemmen schoolopleider (en in sommige gevallen met mentor) over praktijk van studenten, 1x praktijkbezoek aan LIO, afnemen praktijkassessments (bij andere studenten dan die uit eigen coachgroep). Er blijft per opleidingsschool een coördinerend instituutsopleider. Daarnaast blijft er een coördinator OiS (Yolanda Halbesma); zij vervult een structurele adviserende taak in het MT van de pabo.
Opleidingsschool ASG Opleidingsschool ASG is op dit moment de grootste opleidingsschool met komend jaar zestien deelnemende basisscholen en minimaal 120, maar bij voorkeur zelfs 140 studenten. Binnen ASG zijn er verschillende baisscholen die al vanaf het eerste uur meedoen in en meedenken over ‘Opleiden in de school’. Deze bottom-up betrokkenheid vanuit de deelnemende scholen is voelbaar. De situatie van opleidingsschool ASG is een bijzondere binnen het geheel van ‘Opleiden in de school’, gezien het verkregen keurmerk. Dit geeft mogelijkheden én schept verplichtingen. Een van de consequenties is dat binnen opleidingsschool ASG een minimum aantal studenten geplaatst moet worden om de bij het keurmerk behorende financiering te borgen. Hieronder treft u de contactgegevens van de zestien basisscholen aan, evenals de ontwikkelthema's voor het school-/studiejaar 2012- 2013. Bestuursvertegenwoordiger ASG: Marie-Trees Meerenboer Coördinerend schoolopleider: Ina van Ek Coördinerend instituutsopleider: Pim Mol Deelnemende basisscholen Albatros Ontwikkelthema: Meervoudige intelligentie/ meerbegaafdheid Schoolopleider: Esther Peek Edelhertweg 85, 1338 EB Almere 036 - 5328971 Archipel Ontwikkelthema: Woordenschat Schoolopleider: André Maldivenweg 45, 1339 PP Almere 036 - 5214791 Avontuur Ontwikkelthema: Actief burgerschap/ meerbegaafdheid Schoolopleider: Loes van der Ouderaa Catootjepad 6, 1336 JG Almere 036 - 5214747 Bombardon + Watertuin (sbo) Ontwikkelthema: pedagogische thema’s/gedrag Schoolopleider Bombardon: Paula Keeven Schoolopleider Watertuin: Alex Doves Churchillweg 3,5,7, 1314 RA Almere 036 - 5333548 Boventoon Ontwikkelthema: Begrjpend lezen/woordenschat Schoolopleider: Prokofjevstraat 3, 1323 SB Almere 036 - 5360322 Caleidoscoop
Ontwikkelthema: Ouderbetrokkenheid/ didactisch partnerschap Schoolopleider: Karla Finkers Walt Disneyplantsoen 72, 1325 SX Almere 036 - 5353419 Columbus Ontwikkelthema: Meer- en hoogbegaafd/ evidence based did/ partnerschap met ouders Schoolopleider: Annemieke Korevaar Marcopoloroute 56, 1363 LA Almere 036 - 7670150 Egelantier Ontwikkelthema: Begrijpend lezen/ woordenschat Schoolopleider: Hans Bruin Pieter van Damstraat 38, 1335 PG Almere 036 - 5296818 Flierefluiter Ontwikkelthema: Meer- en hoogbegaafdheid/ kunst en cultuur/ natuur en techniek Schoolopleider: Madelon Goores Bosgouw 235, 1352 GW Almere 036 - 5312332 Hasselbraam Ontwikkelthema: Didactisch partnerschap/ pedagogische thema’s Schoolopleider: Annemieke Koorevaar Iepenstraat 1-2, 1326 DB Almere 036 - 5379821 Klaverweide Ontwikkelthema: Ontwikkeling zaakvakken/ Engels Schoolopleider: Martine van Doorn Rietmeent 136, 1357 CM Almere 036 - 5312333 Kring Ontwikkelthema: Hoog- en meerbegaafdheid Schoolopleider: Hans Bruin Wipmolenweg 50, 1333 GS Almere 036 - 5321030 Letterland Ontwikkelthema: Coöperatief leren/ ouderbetrokkenheid Schoolopleider: Helma van der Plank A. Roland Holststraat 58, 1321 RX Almere 036 - 5360566 Montessori Stad Ontwikkelthema: Voortzetting diverse leerlijnen/ social media Schoolopleider: Randstad 22-113 B, 1316 BW Almere 036 - 5376591 Ontdekking Ontwikkelthema: Implementatie rekenmethode/ hoog- en meerbegaafdheid/ social media Schoolopleider: Annemarie van der Waarde Kraaiennest 6, 1319 DA Almere 036 - 5487050 Zeetuin Ontwikkelthema: Talententuin/ passend onderwijs (gedrag) Schoolopleider: Ineke Moerenhout Monteverdistraat 5, 1323 AE Almere Boventoon 036 - 5360355
Opleidingsschool Prisma Prisma Almere is een van de opleidingsscholen van Windesheim Flevoland/Pabo Almere. Er is een intensieve en hooggewaardeerde samenwerking tussen de opleidingsschool, de individuele basisscholen en de pabo. Prisma Almere kent een jaarlijkse visitatieronde, waarin de individuele basisscholen elkaars krachten, kwaliteiten en leerpunten bezien en bevragen, waarin de pabo met haar vertegenwoordiger(s) meekijkt en toeziet en waarna kwaliteit geborgd en verhoogd kan worden. Verder voldoet Prisma Almere als opleidingsschool aan de verwachtingen die Windesheim Flevoland/Pabo Almere stelt aan haar opleidingsscholen en deelnemende individuele basisscholen. Hieronder treft u de contactgegevens van de acht basisscholen aan, evenals de ontwikkelthema's voor het school-/studiejaar 2012- 2013. Coördinerend schoolopleiders: Saskia Klijnsma (tevens adjunct-directeur De Dukdalf) Bestuur Wilma Tjalsma (tevens hoofd Onderwijs) –
[email protected] Prisma Almere Louis Armstrongweg 120 www.prisma-almere.nl
1311 RL Almere (036) 534 63 00
[email protected]
Coördinerend instituutsopleider vanuit Windesheim Flevoland/Pabo Almere voor de Prisma-opleidingsschool: Martinette strik Basisschool De Buitenburcht Ontwikkelthema: Spelling Schoolopleider: Dorenda de Boer Directeur: Annemieke Kiel Zonnebloemweg 66 1338 TV Almere (036) 532 92 71 www.buitenburcht.nl
[email protected] Het Drieluik, oecumenische basisschool Ontwikkelthema: Spelling Schoolopleiders: Marianne Brilstra en Elles de Vries Directeur: Lesley de Groot Ten Harmsen v/d Beekpad 4 1336 BK Almere (036) 529 56 23 www.drieluik-almere.nl
[email protected] Protestants Christelijke basisschool De Dukdalf Ontwikkelthema: Woordenschatontwikkeling en Begrijpend lezen Schoolopleider: Miranda Wallenburg Directeur: Elies Kok Makassarweg 68a 1335 HZ Almere (036) 532 50 89 www.dukdalf-almere.nl
[email protected]
P.C. Basisschool Het Kompas Ontwikkelthema: Meervoudige intelligentie Schoolopleider: Sonja Bisschop-Hansma Directeur: TjesjenKuiper-Douma Binnenkruierstraat 5 1333 EC Almere (036) 532 10 65 www.kompasalmere.nl Christelijke basisschool De Kraanvogel Ontwikkelthema: Sociaal-emotioneel klimaat Schoolopleider: Ytje Koopmans Directeur: René van Eijk Perzikstraat 24 (hoofdlocatie) 1326 HN Almere (036) 535 45 27 www.dekraanvogel.nl
[email protected] De Lichtboei, Protestants Christelijke Basisschool Ontwikkelthema: Woordenschatontwikkeling en Begrijpend lezen Schoolopleider: Annemiek Haarman Directeur: Amerensia van Houwelingen Luitstraat 7 1312 LH Almere (036) 536 15 95 www.lichtboei.nl
[email protected] De Omnibus, oecumenische basisschool voor Daltononderwijs Ontwikkelthema: Dalton Schoolopleider: Harriet Peeters Directeur: Riekel Zijlstra J.J. Slauerhoffstraat 53 1321 HE Almere (036) 536 31 25 www.de-omnibus.nl
[email protected] De Optimist, oecumenische basisschool voor Daltononderwijs Ontwikkelthema: Dalton Schoolopleider: vacature Directeuren (a.i.): Miranda van der Kamp en Ben Hofsink Optimist 1: Hildo Kropstraat 20 1328 BC Almere (036) 536 90 60 Optimist 2: Paul Kleestraat 35 1328 HC Almere (036) 534 65 71 www.de-optimist.nl
SKOFV-Almere SKOFV – Almere is een van de opleidingsscholen van Windesheim Flevoland/Pabo Almere. Er is goede samenwerking tussen de opleidingsschool, de individuele basisscholen en de pabo. Het SKOFV is een samenwerkingsverband van 27 scholen in het primair onderwijs. De scholen hebben hun eigen identiteit, maar werken samen vanuit de katholieke levensbeschouwing. Alle scholen staan voor eigentijds onderwijs, gericht op veilige sfeer en kwaliteit, die gevoed wordt door de levensbeschouwelijke en onderwijskundige identiteit, met vooral oog voor kinderen. Samen met ouders, kinderen, medewerkers en bestuur geven ze daar invulling aan. Hieronder treft u de contactgegevens van het bestuur en de drie basisscholen aan, evenals de ontwikkelthema's voor het school-/studiejaar 2012- 2013. SKOFV Stichting Katholiek Onderwijs Flevoland - Veluwe Almere Meentweg 14 8224 BP Lelystad Tel: 0320-225040 Email:
[email protected] Coördinerend schoolopleider: Ursula Oosterbos Coördinerend instituutsopleider vanuit Windesheim Flevoland/Pabo Almere voor de SKOFV- opleidingsschool: Conny Boendermaker Coaches: Conny Boendermaker, Suzanne Boendermaker en Agatha Andela Kbs ’t Zonnewiel Bongerdstraat 4 1326 AB Almere Stad
[email protected] www.zonnewiel.nl Directeur: Herman Brunen Schoolopleider: Ursula Oosterbos (en tijdelijk Ton van de Brink). De Droomspiegel Marco Poloroute 60 1363 LA Almere Poort
[email protected] www.droomspiegel.nl Directeur: Joost de Bruin Schoolopleider: Kristian Van den Berg Kbs De Lettertuin Zonnebloemweg 68 1338 TV Almere Buiten
[email protected] www.kbslettertuin.nl directeur: Frank van Oeffelt Schoolopleider: Marion Slot
Opleidingsschool Lelystad Opleidingsschool Lelystad (OIS-L) is gestart op 1 september 2011 en is een samenwerkingsverband van drie schoolbesturen in Lelystad St. SchOOL, SKOFV-Lelystad en SCPO en de opleidingsinstituten Pabo Windesheim/Flevoland en ROC Flevoland . De besturen in Dronten, SPILbasisscholen, PCPO Dronten en SKOFV Dronten, volgen het project. SPILbasisscholen en SKOFV Dronten haken mogelijk in de toekomst aan. In het school-/studiejaar 2011- 2012 heeft OIS-L zich met name ontwikkeld tot een academische opleidingsschool voor pabo-studenten. ROC Flevoland gaat na de oriëntatiefase van het afgelopen jaar in 2012-2013 daadwerkelijk participeren. Hieronder treft u de contactgegevens van de besturen en basisscholen aan, evenals de ontwikkelthema's voor het school-/studiejaar 2012- 2013. Coördinerend schoolopleider: Monique Oude Reimer tevens schoolopleider voor Basisschool de Boeier en coördinator stages St. SchOOL.
[email protected] Coördinerend instituutsopleider ROC: Mw. Mieke van der Meulen. Coördinerend instituutsopleider Pabo Windesheim/Flevoland: Angela Heinsman-Feringa t. 088-4697521
[email protected] ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------St. schOOL Meenthoek 1, 8224 BS Lelystad t. 0320-767700 Alg. dir. A.J. (André) van der Velde Basisschool de Boeier, ontwikkelingsthema: educatief partnerschap. Een handreiking voor ouders. Karveel 49-19, 8224 VS Lelystad 0320-222178 Dir. Mw. Geraldien Peters Schoolopleider: Monique Oude Reimer (
[email protected]) Basisschool De Albatros ontwikkelingsthema: educatief partnerschap. Een handreiking voor ouders. Kogge 02-25, 8242 AL Lelystad 0320-240672 Dir. Mw. Yvonne Verver Schoolopleider: Mw. Yvonne Verver (
[email protected]) Basisschool De Grundel ontwikkelingsthema: educatief partnerschap. Een handreiking voor ouders. Gondel 22-17, 8243 CA Lelystad 0320-222422 Dir. Mw. Yvonne Verver Schoolopleider: Mw. Yvonne Verver (
[email protected])
SKOFV Meentweg 14, 8224 BP Lelystad 0320-225049 Lid CvB. Mw. A. (Annelies) Verbeek Basisschool ’t Schrijverke ontwikkelingsthema: educatief partnerschap. Leesontwikkeling/ woordenschatontwikkeling Wold 22-15, 8225 AZ Lelystad 0320-230044 Dir. Dhr. Maarten Lensink Schoolopleider (tevens adj. dir): Mw. Willy Koenders (
[email protected]) Basisschool De Kring Ontwikkelingsthema’s: woordenschatontwikkeling; Engels op de basisschool De Schouw 12-03, 8232 ZA Lelystad Dir. Mw. Inge Jansen Schoolopleider (tevens adj. dir): Mw. Patricia de Haan (
[email protected]) SCPO Meentweg 14, 8224 BP Lelystad Vz. CvB Dhr. H. (Harald) Leeuwis
0320-767600
Basisschool 3Sprong ontwikkelingsthema: burgerschapsontwikkeling. Debatteren op school. Pauwenburg 2, 8226 TA Lelystad 0320-258025 Dir. Dhr. Chris Klaver Schoolopleider (tevens adj. dir): Mw. Mariëtte Smit (marië
[email protected]) en Dhr. Chris Klaver (
[email protected]) Spilbasisscholen De Drieslag 30, 8251 JZ Dronten Alg. dir. Dhr. W. (Wim) Selling
0321-385425
Pabo Windesheim/Flevoland Hospitaaldreef 5, 1315 RC Almere 088-4696600 Clustermanager Onderwijs en Opvoeding: Dhr. F. (Frank) Sengers ROC Flevoland Straat van Florida 1, Almere 036-5496272 Manager Opl. Welzijn en begeleiding: Mw. H (Hieke) van der Meulen.
Handreiking Comakership® 2012-2013 “Samen-werkend leren” Hieronder een beperkt deel uit de handreiking comakership die voor alle opleidingen van Windesheim Flevoland is geschreven. De hele handreiking kunt u vinden op de website van Windesheim Flevoland. Comakership Het Comakership is een onderwijsvorm waarbij leren en het opdoen van praktijkervaring een onlosmakelijk geheel vormen en waarbij de nauwe samenwerking tussen de student, een externe opdrachtgever en de opleiding centraal staat. Tijdens het Comakership voert de student een opdracht uit voor een bedrijf of instelling. Daarnaast volgt dezeondersteunend onderwijs bij de opleiding. Het Comakership is een officieel geregistreerd merk van Windesheim Flevoland. Het is een tripartite overeenkomst waarbij alle partijen (studenten, opleiding en bedrijven of instellingen) zo veel mogelijk voordeel kunnen halen uit deze vorm van samenwerking. Het voordeel voor de student is dat de opleiding op deze manier inspirerend en uitdagend is en dat deze met de constant vernieuwende beroepspraktijk meegroeit. Studenten leren immers vanuit een werkelijke, “real life” casus. Bovendien maakt deze in een vroeg stadium kennis met verschillende potentiële werkgevers en bouwt de student een professioneel cv op tijdens de studie. Studenten worden doordat ze actief meewerken aan de ontwikkelingen binnen een bedrijf of instelling goed begeleidt. Het voordeel voor de medewerkers van de opleiding is dat zij door deze wisselwerking met de beroepspraktijk goed op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op hun vakgebied. Het voordeel voor de opdrachtgever is dat een comaker waardevolle en bruikbare resultaten voor de organisatie oplevert, maar ook dat de student straks als afgestudeerde onmiddellijk inzetbaar is en dat deze ook tijdens de studie al productief kan zijn. Voorwaarde voor het toepassen van deze onderwijsvorm is in veel beroepsgroepen dat studenten in de propedeuse al voldoende vertrouwd zijn geraakt met projectmatig werken, het plannen van werkzaamheden, het opleveren van producten en documenten, samenwerken en communiceren met een opdrachtgever. Dit document beschrijft een algemene werkwijze en uitgangspunten voor de Student Comakerships zoals deze binnen de opleidingen van Windesheim Flevoland worden georganiseerd. Het beschrijft de taak--‐ en rolverdeling, de wijze van begeleiden en de wijze van beoordelen van comakeropdrachten. Het vormt daarmee een handreiking voor de betrokken coaches en Kennis deling assessoren van comakers en een basis voor het kwaliteitsmanagement van deze onderwijsvorm
Organisatie
Opleiding
Rollen betrokken bij het Comakership Voor de uitvoering van het comakership is een aantal rollen gedefinieerd. Bij inrichting van het onderwijs is het raadzaam rekening te houden met deze rolverdeling. De begeleiding rondom het Comakership wordt verzorgd door een praktijkbegeleider, diegene die begeleidt namens het bedrijf of de instelling, en een coach, diegene die begeleidt namens de opleiding/Hogeschool; Extern: Werkveld Praktijkbegeleider De praktijkbegeleider vertegenwoordigt de opdrachtgever of is zelf de opdrachtgever. De praktijkbegeleider heeft tot taak de voortgang van de comaker te bewaken en de student(en) hierbij te begeleiden. Hij kan de studenten wegwijs maken in de organisatie en de vereisten van de comaker. Met de praktijkbegeleider bespreekt de student de mogelijkheden om de vereiste competenties te halen bij de organisatie en heeft geregeld overleg met hem/haar. Dit overleg kan zowel individueel van aard zijn als ook een groepsbegeleiding. In het begin van het Comakership spreken zij, zeker voor de eerste periode, vaste begeleidingsmomenten af. De praktijkbegeleider overlegt ook regelmatig met de coach. Hij adviseert bij het tot stand komen van de comakeromschrijving, denkt mee over de uit te voeren werkzaamheden en brengt advies uit aan de coach en/of assessoren over de geleverde prestatie. • De praktijkbegeleider adviseert bij het tot stand komen van de opdrachtomschrijving. Hij denkt mee over de uit te voeren werkzaamheden, zorgt voor periodieke voortgangsbesprekingen en bewaakt de voortgang. Hij faciliteert de studenten vanuit de organisatie waar de opdracht wordt uitgevoerd. • De praktijkbegeleider kan de student(groep) inhoudelijke ondersteuning bieden bij het uitvoeren van de werkzaamheden binnen de organisatie. Hij is goed bekend met de organisatie en de normen, waarden en cultuur van de organisatie. Hij is voor de student(groep) het primaire aanspreekpunt van de organisatie. • De praktijkbegeleider geeft de student(groep) gevraagd en ongevraagd opbouwende feedback. • De praktijkbegeleider houdt actief contact met de coach en bespreekt kritische wijzigingen, ten aanzien van de vastgestelde opdracht, met betrekking tot voortgang, resultaat en houding van de student(groep). Opdrachtgever De opdrachtgever vertegenwoordigt een bedrijf of instelling. Hij geeft een student of een groep studenten de opdracht tot het maken van een product of het leveren van een dienst voor zijn bedrijf of instelling. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het begeleiden van de student(en) op de werkvloer gedurende de afgesproken tijd voor het Comakership. De opdrachtgever levert de student faciliteiten om de opdracht te kunnen uitvoeren; hierover worden vooraf afspraken gemaakt in de Comakershipovereenkomst. Intern: Docent Rollen Coach De coach is het meest betrokken bij het gehele traject van het Comakership en vertegenwoordigd hierin de opleiding. Hij zorgt voor de begeleiding van de student(groep) zowel procesmatig als inhoudelijk. Ook begeleid de coach de evaluaties tijdens en na de comakership periode. De coach adviseert de assessoren over de geleverde prestatie met betrekking tot de beroepstaken en het leerproces. De coach bepaalt wanneer resultaten van de student(groep) worden overgedragen voor beoordeling aan de assessoren. Een coach heeft een inhoudelijke expertise overeenkomstig het inhoudsgebied van het Comakership, heeft een basis in
projectmatig werken en vindt het een uitdaging studenten te stimuleren om het meest uit hun Comakership en de bijbehorende competentieopbouw te halen. Hij weet studenten uit te dagen, te stimuleren en motiveren. De begeleiding door de coach bestaat enerzijds uit de begeleiding van het proces (vaardigheden en attitude) en voortgangsreflectie op het Comakership en anderzijds uit de inhoudelijke begeleiding. Hij heeft daarbij de mogelijkheid om workshops en trainingen in te zetten en daarbij in te spelen op de actuele vraag van een student(groep). De coach dient direct inhoudelijk ondersteuning te kunnen leveren en dus te beschikken over de benodigde kennis. • De coach wijst de student(groep) op de doelstellingen van het Comakership. Welke doelen dienen te worden behaald? • Hij bewaakt de voortgang bij het bereiken van die doelen. • De coach attendeert de student(groep) op eventuele achterstanden die zijns inziens worden opgelopen. Ook geeft de coach aan waar extra onderscheidende mogelijkheden liggen voor de student(groep). • De coach geeft de student(groep) gevraagd en ongevraagd opbouwende feedback. • De coach houdt actief contact met de praktijkbegeleider en bespreekt kritische wijzigingen, ten aanzien van de vastgestelde opdracht, met betrekking tot voortgang, resultaat en houding van de student(groep). • De coach zorgt voor een goede bereikbaarheid en adequate reactie wanneer de student(groep) of de praktijkbegeleider vragen stellen.
Eisen aan de comaker Criteria Comakership Opdracht Windesheim Flevoland Ieder comakership kent een aantal vereisten, deze verschillen per opleiding en per studiejaar, maar zijn te vatten onder de volgende algemene kenmerken: Vereisten comaker-opdrachten Duur minimaal 10 weken Groepssamenstelling (1 tot 5 studenten) Omvang (aantal dagen per week) Passend binnen het thema van het betreffende Comakership Groepssamenstelling mag maximaal 2 Comakerships hetzelfde zijn (voor het derde comakership moet de student dus andere teamgenoten vinden) Maximaal twee Comakerships bij dezelfde opdrachtgever Opdrachtgever gaat akkoord met voorwaarde in Comakershipovereenkomst van de opleiding Complexiteit is op het niveau van bijbehorend studiejaar (beginner, gevorderd, bachelor) Vanuit de opdrachtgever wordt goede ondersteuning en inhoudelijke begeleiding op hoog niveau aangeboden
Naast deze algemene criteria zijn er criteria die specifiek zijn voor het Comakership. Voor ieder comakership zijn in de volgende kenmerken beschreven: Template Comakership Titel / Naam
Titel of naam van het comakership
Thema (beroepstaken)
Betrokken beroepstaken en/of inhoudelijk thema
Duur
Duur comakership in weken en perioden
Uitvoeringsperiode(n) Niveau / Studiejaar
Wanneer (gedurende het schooljaar) kan comakership door studenten worden uitgevoerd, Voor welk studiejaar is dit comakership geschikt, wat is het niveau van het comakership(nu gericht op bachelor, zou in de toekomst ook associate kunnen zijn)
Groepssamenstelling
Individueel of groep van minimaal en maximaal aantal studenten
Toetsbare eenheden (Studiepunten)
Aantal EC’s per student
Vereiste voorkennis
Wat moet een student reeds behaald en/of gevolgd hebben om aan dit comakership mee te mogen doen
Doelstelling
Wat is de doelstelling van het comakership voor de student
Inhoud Op te leveren producten / resultaat go, no go momenten Comakershipdagen Lesdagen Locatie uitvoering comakership Beoordelingsmethodiek Competenties
Wat is de onderwijs inhoud van dit comakership, waar moet de inhoud van de opdracht minimaal aan voldoen voor de student Wat zijn de resultaten / producten van het comakership inclusief procesdocumentatie Wat zijn de momenten waarop een comakership een go- no go vanuit de opleiding kan krijgen Hoeveel dagen per week werkt een student aan zijn comakership en welke dagen zijn dat Hoeveel dagen per week wordt er onderwijs verzorgt aan WF en welke dagen zijn dat Waar wordt het comakership uitgevoerd, op de locatie van het bedrijf of instelling of op WF Wordt de beoordeling volgens de beoordelingsprocedure comakership handleiding uitgevoerd (door assessoren op basis van resultaat, advies coach, advies praktijkbegeleider en studentrapportages) Aan welke beroeps en/of algemene hbo competenties wordt er tijdens dit comakership gewerkt
Proces comakership pabo De comakerships van Windesheim Flevoland/Pabo Almere worden al voor aanvang van het nieuwe cursusjaar door de scholen aangedragen. Er werken ca. 15 studenten (in comakergroepjes van 3 studenten) een jaar lang aan hetzelfde thema. Eerste en tweedejaars studenten zijn 1 dag per week in hun stageklas en een 2e dag per week werken ze op hun stageschool aan de comaker. Derdejaars zijn 2 dagen per week in hun stageklas en werken daarnaast nog een dag op hun stageschool aan de comaker. De vierdejaars studenten werken over het algemeen als LIO (leraar in opleiding) op hun stageschool. Hieronder een korte samenvatting van het proces per semester. Per coachgroep kan hiervan worden afgeweken.: Kort Proces Overzicht Pabo Week nr. Actie Week -15: Week -10: Week 0: Week 1-4: Week 2-18: Week 4-5: Week 8: Week 18/19: Week 18/19/20: Week21 :
Comakeromschrijving wordt aangeleverd door de basisschool Studenten kiezen comaker voor volgend cursusjaar Kennismaking studenten met coach en basisschool Opstellen Plan van Aanpak Twee wekelijks een coachgroepbijeenkomst Goedkeuring PvA en start onderzoek Tussentijdse rapportage Eindpresentatie aanwezig i.i.g. coach, medestudneten, schoolopleider Verzilvering individuele student Inleveren cijfers Comakerships
Verantwoordelijk Schoolopleider en coord. instituutsopleider Stagecoordinator en studenten Coach, schoolopleider, studenten Studenten, schoolopleider en Coach Coach en Studenten Coach en schoolopleider Studenten Studenten, Coach, schoolopleider Coach en student Coach
Algemene leerdoelen De leerdoelen van het Comakership zijn gerelateerd aan de competenties en de eisen van het beroepenveld. De PABO stelt onder meer de volgende leerdoelen centraal: • studenten maken kennis met de beroepspraktijk, bezitten de theoretische kennis, beheersen de praktische vaardigheden en kunnen de onderliggende concepten toepassen die nodig zijn voor het goed functioneren binnen de beroepspraktijk; • studenten geven blijk van sociale en communicatieve vaardigheden en een houding die relevant is voor de beroepspraktijk; • studenten kunnen in teamverband werken en onderkennen welke kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden het team en de individuele leden nog nodig hebben in het licht van de eisen uit de beroepspraktijk. Daarnaast blijven de SBL-competenties richtinggevend. De student is zelf verantwoordelijk voor het stellen van persoonlijke leerdoelen, de coach kan daarbij helpen. De persoonlijke leerdoelen zijn ook onderdeel van het plan van aanpak dat de student schrijft voor het werken aan de comaker. Start van een coachgroep In de eerste week vindt er op de stageschool een eerste kennismaking plaats tussen student en medestudenten, coach en schoolopleider. Ook zullen studenten dan hun stageklas en mentor
ontmoeten. Het onderwerp van de comaker wordt verkent en de comakergroepjes worden gemaakt. Plan van aanpak In de eerste 3 weken van de periode oriënteren de studenten zich op het onderwerp van de school. In deze periode ondersteunt de coach de comakergroepen bij het opstellen van een plan van aanpak. In week 4 wordt het projectplan door de coach en de schoolopleider beoordeeld. Als het plan van aanpak wordt goedgekeurd kunnen de studenten starten met het onderzoek. Stagebezoek De coach is eens per 2 weken op de stageschool en heeft daar contact met de studenten en de schoolopleider (en indien nodig met de directeur en de mentor). De daadwerkelijke stagebezoeken bij de student in de stageklas worden door de schoolopleider gedaan. Coachgroepbijeenkomsten Studenten komen eens per 2 weken samen met de coach. Vaak is daar ook de schoolopleider bij aanwezig. Tijdens die bijeenkomsten zal o.a. intervisie op de praktijk en intervisie op de comaker (proces) plaatsvinden en zal kennis worden gedeeld. Er is ook ruimte voor individuele begeleiding van studenten. Afronding van de comaker Een basisschool kiest in principe voor een heel jaar een ontwikkelthema en de coach wordt daar vakinhoudelijk aan gekoppeld. Comakergroepjes werken een semester aan een deel van dit thema. Na een semester veranderen de studenten van stagegroep en zullen dan ook in andere comakergroepssamenstellingen aan een nieuwe deelvraag gaan werken. Aan het eind van ieder semester presenteren de studenten hun onderzoek en/of bieden hun producten aan. De beoordeling gebeurt door de coach, die wordt geadviseerd door de schoolopleider. Ook medestudenten wordt gevraagd een adviesbeoordeling te geven. Een zelfevaluatie van de studenten maakt deel uit van de beoordeling.
Kernkwaliteiten van opleidingsscholen Opleidingsscholen uit het samenwerkingsverband met Windesheim Flevoland/Pabo Almere onderscheiden zich door de volgende opleidingscriteria: A. Kwaliteiten en opbrengsten B. Aantal studenten dat wordt opgeleid in verhouding tot de formatie op school C. Opleidingsinfrastructuur D. Kwaliteitscriteria geldend voor de organisatie en de medewerkers E. Opleidingsmethodiek F. Mate van succes G. Kwaliteitszorg Gevraagde kernkwaliteiten van basisschool als onderdeel van de opleidingsschool: A. Kwaliteiten en opbrengsten De basisschool functioneert en presteert kwalitatief goed: • de beoordeling door de inspectie van onderwijs is minimaal ‘basisarrangement’. In het geval van een verbeterarrangement mag dit hoogstens één jaar zwak zijn. • de school hanteert een actuele onderwijsvisie waarin het opleiden in school structureel is ingebed. • de organisatie traint jaarlijks begeleidingsvaardigheden van de mentoren en de schoolopleiders.
• •
B. Aantal op te leiden studenten Alle leraren en schoolopleiders zien het begeleiden van studenten als een van hun reguliere onderwijstaken. Het aantal op te leiden studenten is ≥ de helft van het aantal formatieplaatsen. Studenten uit alle leerjaren zijn welkom en plaatsbaar. C. Opleidingsinfrastructuur Het bestuur is formeel op het begeleiden van studenten ingericht (beleid en doelen):
• • • • • •
•
Er is minimaal één (bovenschoolse) schoolopleider aanwezig voor minimaal 1 dag per week (uitgaande van 15 studenten per school) (bijna) alle leraren zijn geschoold als mentor (coachingsvaardigheden) De tutor, vakdocent en instituutsopleider van de pabo hebben structureel contact met de schoolopleider De coördinerend schoolopleider en coördineren instituutsopleider hebben structureel overleg De school ziet prestaties en (afstudeer-)onderzoeken van studenten als een aanvulling op haar schoolontwikkeling en handelt hier ook naar De schoolopleider organiseert structureel 4x per jaar intervisiemomenten met de instituutsopleider en alle studenten D. Kwaliteitscriteria geldend voor organisatie , medewerkers en leerwerkplekomgeving De basisschool kan de opleidingstaak uitvoeren op basis van een opleidingsinfrastructuur die op alle niveaus van de organisatie aanwezig is: een bovenschoolse stuurgroep (stichting en opleiding/macroniveau)
• •
structurele afstemming schooldirectie/school- en instituutsopleider (mesoniveau) structurele afstemming schoolopleider en mentoren (microniveau) Daarnaast zijn de rollen en taken per opleidingspartner vastgelegd op het niveau van: De basisschool De stichting De pabo • mentor • bovenschoolse • tutor schoolopleider • coördinerend schoolopleider • schoolopleider • bestuurder • vakdocent • directie • instituutsopleider • coördinerend instituutsopleider • directie
• • •
• • • • • F. • • • • •
Studenten worden gezien en benaderd als leden van het schoolteam De school betrekt studenten bij niet-lesgebonden activiteiten De school stelt begeleidingstijd garant voor haar mentoren om studenten te begeleiden Studenten presenteren prestaties en onderzoeken aan mentoren, schoolopleiders en tutor/vakdocent in de school. Hiervoor is tijd en ruimte beschikbaar. E. Opleidingsmethodiek De begeleidingsmethodiek is gebaseerd op de volgende kernmethodieken: Ervaringsleren op de werkplek aansluitend bij het authentieke leren van de student; Begeleiding op de werkplek (in de groep) door de mentor op microniveau Begeleiding op de school door de schoolopleider op mesoniveau (adhv praktijkplannen van de student) Begeleiding op de school tijdens intervisie met medestudenten, school- en instituutsopleider Beoordeling aan de hand van periodebeoordelingen en praktijkassessments.
Mate van succes Het succes van opleiden in de school wordt bepaalde aan de hand van de volgende kenmerken: Positieve evaluatie van studenten over de begeleiding door school en pabo per jaar Positieve evaluatie van mentoren, tutoren, vakdocent en (bovenschoolse en coördinerend) schoolopleider en (coördinerend) instituutsopleider De zichtbare verbinding tussen theorie en praktijk (prestaties, opdrachten) Aantal opgeleide studenten per jaar Aantoonbaar rendement van opleidingsschool ten opzichte van reguliere stageschool, gekoppeld aan de drie functies van opleiden in school G. Kwaliteitszorg Opleiden in school streeft rendement en kwaliteit na. Dit opleidingsproces en haar resultaten vragen om continue monitoring op het gebied van procesmanagement en zelfevaluatie:
• • •
Zicht op het zich (blijven) verbinden aan afspraken tussen de opleidingspartners Vaststellen van de kwaliteit van de tussentijdse (propedeuse- en hoofdfaseassessments) en het eindresultaat (eindassessment) van de studenten Voldoen aan minimaal de indicatoren zoals beschreven in scenario 2 van het ZelfEvaluatieKader (zie bijlage: quickscan en volledige versie)
•
Zich monitoren als ‘samenwerkingsverband’ en als op zichzelf staande opleidingsschool aan de hand van het Zelfevaluatiekader voor Opleiden in School (indicatoren NVAO en Inspectie van Onderwijs).
Zelfevaluatiekader voor Opleiden in School Een compleet evaluatie- en ontwikkelinstrument waarmee de partners de huidige en gewenste mate van delen van de verantwoordelijkheid voor 'Opleiden in School' in drie scenario's op basis van kwaliteitsindicatoren in beeld kunnen brengen. Scenario 1 (s1) is de bekende basis-stageschoolsituatie. Scenario 2 (s2), de school als mede-opleider, omvat verdergaande vormen van samenwerken waaronder de opleidingsschool. Bij scenario 3 (s3) gaat de gedeelde verantwoordelijkheid voor samen opleiden het verst. In scenario 3 spelen mede-partnerschap van de aanstaande leraar en ontwikkelend onderzoek een cruciale rol. De (aanstaande) leraren zijn onderzoekers en innovators en (hun vertegenwoordigers) hebben een concrete inbreng in de samenwerkingsafspraken voor het partnerschap bedoeld in scenario 3. Scenario 3 omvat de academische opleidingsschool (maar gaat in de samenwerkingsafspraken met de aanstaande leraren een stap verder). De scenario's s1, s2 en s3 zijn complementair. Dit betekent dat voor scenario 2 ook de indicatoren van scenario 1 gelden en voor scenario 3 dus die van s2 en s1. Begrippenlijst: Opleidingsinstituut: Pabo Opleidingsschool: de stageschool waar studenten opgeleid worden in de beroepscontext / het partnerschap van opleidingsinstituut en opleidingsschool. Schoolopleider: een deskundige die verbonden is aan de opleidingsschool met als taak het opleiden van de aanstaande leraar. Mentor: de begeleider van de aanstaande leraar op niveau van de klas. Geel gearceerde indicatoren zijn indicatoren die in elk geval steeds herkenbaar zouden moeten zijn voor het betreffende senario. Ze zijn gebaseerd op landelijk onderzoek en/of NVAO-richtlijnen. Wat die laatste betreft omvat het kwaliteitskader tevens de NVAO-indicatoren voor de erkenning als formele (academische) opleidingsschool. Deze betreffende indicatoren zijn van een asterisk voorzien en waar nodig aangepast om te kunnen gelden voor de individuele schoolsituatie. In het kader valt de 'gewone' opleidingsschool onder scenario 2 en de academische opleidingsschool onder scenario 3. Bron: Geldens, J., Ruit, P., Visser, L. & Popeijus, H. L. (2011). Zelfevaluatiekader voor Opleiden in School. De quickscanversie van het Zelfevaluatiekader omvat 33 De volledige versie van het Zelfevaluatiekader omvat 83 indicatoren indicatoren S1 15 Aantal indicatoren basisscenario 1 S1 40 Aantal indicatoren basisscenario 1 S2 16 Aantal indicatoren scenario 2 S2 40 Aantal indicatoren scenario 2 S3 2 Aantal indicatoren scenario 3 S3 3 Aantal indicatoren scenario 3 33 Ttotaal aantal indicatoren 83 Totaal aantal indicatoren Component, kenmerk, Indicator Onderwijsaanbod (programma) Relatie tussen doelstellingen en programma*
1 Quick scan indicator
x
1.1 S1
De school anticipeert op maatschappelijke ontwikkelingen in de samenleving.
S1
De school waarborgt dat aanstaande leraren de gelegenheid hebben ervaring op te doen in gevarieerde onderwijsleersituaties.* De school kent een schoolcultuur waarbij de leerling-gerichte praktijk centraal staat. Opleiden in School is geïntegreerd in de ‘schoolontwikkeling’. Er is binnen de school een krachtige leercultuur die gekenmerkt wordt door gemeenschappelijke normen en waarden. Keuzes die de school maakt
S1
S2 S2
S2
Huidige niveau
Opmerkingen en suggesties
Gewenst
O
V
E
o = ontwikkeling; v = voldoet, e = exemplarisch, voorbeeldfunctie
O
V
E
o
v
e
o
v
e
Vindplaats Hierbij kan gedacht worden aan ontwikkelingen zoals, aandacht voor goed burgerschap, media ontwikkelingen, kritiek op het onderwijs, etc. Wat dit betekent voor het onderwijs moet in beleidsdocumenten terug te vinden zijn. Aanstaande leraren dienen kennis te maken met verschillende vormen van onderwijs geven.
Bij een leerling-gerichte aanpak wordt uitgegaan van de ontwikkeling van het kind. Bij de motivatie worden de psychologische basisbehoeften (competentie, relatie en autonomie) vervuld. De schoolopleider is een gesprekspartner van het (midden)management en het opleidingsinstituut; overleg heeft structureel plaats. In samenspraak met het team bepaalt de directie de richting van de onderwijsontwikkeling van de school.
Bij alle professionalisering en schoolontwikkeling wordt
worden verantwoord.
x
S2
Het op de aanstaande leraar gerichte programma helpt deze aanstaande leraar de eindkwalificaties te bereiken.*
S2
De school heeft samen met het opleidingsinstituut en een door het team gedragen geëxpliciteerde visie op Opleiden in School, uitgangspunten en doelen geformuleerd.*
S2
Het opleidingstraject in de school kent voldoende diepgang door verbindingen tussen de praktijk en de theorie.* Samenhang Programma* Het document ‘Opleiden in School’ is in samenspraak tussen de deelnemende partners tot stand gekomen en sluit aan op het curriculum van de lerarenopleiding.* Voor het partnerschap is een visie uitgewerkt op professionalisering van (aanstaande) leraren met betrekking tot het onderwijs dat aan de leerlingen gegeven wordt. De opleidingsschool heeft een samenhangend programma. Het gedeelte van het curriculum dat in de school wordt verworven en het gedeelte van het curriculum dat in de lerarenopleiding wordt verworven, vormen een geïntegreerd geheel.* De individuele trajecten zijn verankerd in een inhoudelijk samenhangend programma.* Balans theorie praktijk Het opleidingstraject in het opleidingsinstituut sluit aan bij de praktijkervaringen in de school vice versa.* In het programma is de verbinding tussen theorie en praktijk geborgd.* Doorgaande lijn (krachtig kenmerk) Het programma wordt gekenmerkt door een herkenbare doorgaande lijn en is gebaseerd op bekwaamheden. Deze bekwaamheden zijn samenhangend beschreven in termen van kennis, vaardigheden en houdingen. De school beschikt over een inhoudelijk samenhangend programma waarin de individuele trajecten zijn verankerd.*
1.2 x
S2
S2
S2
S2 1.3 x
S2
S2 1.4 xx
S1
S2
de waaromvraag (als verantwoordingsvraag) met het team besproken. De schoolopleider brengt integratie teweeg bij de (aanstaande) leraar van de theorie (opleiding), de professionele ontwikkeling (competent in de beroepspraktijk) en de persoonlijke ontwikkeling. Het op de aanstaande leraar gerichte programma op de opleidingsschool is samen met het opleidingsinstituut uitgewerkt. De schoolopleider draagt mede zorg voor een geëxpliciteerde en onderbouwde visie op opleiden en begeleiden van (aanstaande) leraren in de school. De schoolopleider vertaalt mede nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs en in het opleiden naar de opleidingssituatie op de eigen school. Bij het werken aan schoolontwikkeling zijn bouwoverstijgende teams gevormd die zich toeleggen op een bepaald gebied binnen de school en verantwoordelijk zijn voor de uitwerking van het schoolbeleid. Er is omschreven wat onder reflecteren verstaan wordt. In de begeleiding wordt er voor gezorgd dat de beroepspraktijk en de theorie van de opleiding bij de (aanstaande) leraar op elkaar is afgestemd en aansluit bij de persoonlijke ontwikkeling van de (aanstaande) leraar. o
v
e
Vindplaats
o
v
e
Het op de aanstaande leraar gerichte programma op de opleidingsschool is samen met het opleidingsinstituut uitgewerkt.
Onderwijskundige doelen worden binnen de school bereikt door de kwaliteiten van het team te ontwikkelen en te benutten. De verschillende begeleidingstaken zoals IB, SVIB’er en schoolopleider binnen de school zijn omschreven.
Adaptief onderwijs wordt voorbeeldmatig bij het leeren ontwikkelproces van de (aanstaande) leraar vorm gegeven. o
v
e
Vindplaats
o
v
e
o
v
e
Vindplaats
o
v
e
1.5 S2
1.6 S2
S2 2 2.1 S1 S2
x
S2
S2
2.2 S1 xx
S1
S2
Vormgeving en inhoud van het programma zijn op elkaar afgestemd* De scholen en de lerarenopleiding(en) hanteren in functie van het opleidingstraject in de opleidingsschool een didactisch concept waarmee alle partners instemmen.* Instroom* De afstemming tussen de instroomkwalificaties van de aanstaande leraren en het te volgen programma is transparant.* De selectie van aanstaande leraren voor de school is zorgvuldig en transparant.* Condities (inzet van personeel) Personele middelen / Kwantiteit personeel* De mentor is gefaciliteerd voor het begeleiden van de aanstaande leraar o.a. in tijd. Het partnerschap zet voldoende personeel in om de aanstaande leraren op te leiden, te begeleiden en te beoordelen.* Het partnerschap heeft een schoolopleider gefaciliteerd om klassenoverstijgende begeleidingstaken uit voeren.
Er zijn adequate faciliteiten in de zin van materialen, ruimte, tijd, geld en afspraken voor de inrichting werkplekleeromgeving voor studenten. Component, Kenmerk, Indicator Personele middelen / Kwaliteit personeel* Professionalisering is gefaciliteerd. Er is binnen de school een schoolcultuur waarbij mentoren en schoolopleiders werken aan continue professionele ontwikkeling waarbij als spiegel SBL wordt gebruikt. Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.*
o
v
e
Vindplaats
o
v
e
o
v
e
O
V
E
o
v
e
o
v
e
Het didactische concept is in lijn met de doelstellingen. Ook dienen de aanstaande leraren in staat gesteld te worden verschillende onderwijsconcepten in de beroepspraktijk uit te kunnen proberen.
o
v
e
Vindplaats Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende aanstaande leraren. Adaptief onderwijs kan hierbij voorbeeldmatig uitgewerkt worden. Het verlenen van vrijstellingen waaronder EVC’s, wordt inhoudelijk verantwoord.* De selectieprocedure is omschreven en maakt duidelijk wat de selectiecriteria zijn.
O
V
E
o
v
e
Vindplaats De leraren worden gemotiveerd benaderd voor het vervullen van taken die te maken hebben met ‘Opleiden in School’?
De schoolopleider wordt mede ingezet voor het (samen met studenten) realiseren van onderwijsvernieuwingen. De schoolopleider legt een verbinding tussen het Opleiden in School en het kwaliteitsbeleid van de school. De schoolopleider initieert beleidsontwikkeling met betrekking tot Opleiden in School dit in samenspraak met het management. De schoolopleider heeft een voortrekkersrol bij het realiseren van onderwijsvernieuwingen.
o
v
e
Vindplaats
De mentor binnen het kader van samen opleiden voldoet aan de profielomschrijving. Als het gaat over Opleiden in School moet iedere mentor dit niveau hebben.
De professionalisering van mentoren in kader van Opleiden in School is vastgelegd in het professionaliseringsbeleid van de school. De mentor biedt de gelegenheid aan de aanstaande leraar op andere concepten van onderwijs uit te proberen. Wanneer het niet klikt tussen de mentor en de aanstaande leraar beheert de schoolopleider de klachtenprocedure. De rol en de kwaliteit van de mentoren wordt als de belangrijkste voorwaarde gezien voor het succesvol leren en onderwijzen van aanstaande leraren.
x
S2
De schoolopleider heeft een plaats binnen het functiebouwwerk en diens taak/functie is op papier omschreven.
S2
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma van het partnerschap*. De school heeft een visie op professionalisering uitgeschreven en afspraken gemaakt over de borging van de kwaliteit van alle personeel dat betrokken is bij het partnerschap.* Samenwerkingsafspraken (krachtig kenmerk) De school heeft afspraken met de stagecoördinatie van de lerarenopleiding over het aantal stageplaatsen. Minimaal de helft van het aantal formatieplaatsen (Zie WPO). De organisatie van de school is beschreven en afspraken zijn gemaakt over de begeleiding waaronder de rol van de betrokkenen: directie, opleider in school, leraren, mentoren en aanstaande leraren. Voor iedere (aanstaande) leraar is helder wat de afspraken in de praktijk betekenen.* Up-to-date middelen De school heeft up-to-date, complete en rijke (digitale) middelen. Gebruik van ICT ICT is een vast onderdeel van het onderwijsleerproces van de aanstaande leraar en van de leerlingen. Facilitering Voor de inrichting werkplekleeromgeving is gezorgd voor adequate faciliteiten in de zin van materialen, ruimte, tijd, geld en afspraken.
S2
2.3 S1
x
S2
S1 2.4 S2 2.5 S1
2.6 S1
De mentor creëert een emotioneel veilige leeromgeving voor de aanstaande leraar. Binnen school werken leraren met instrumenten om hun eigen ontwikkeling zichtbaar te maken en vorm te geven (bijv. POP / portfolio / bekwaamheidsprofiel). De schoolopleider ondersteunt (aanstaande) leraren in hun beroeps- en identiteitsontwikkeling. De schoolopleider stimuleert (aanstaande) leraren om hun eigen ontwikkeling vorm te geven. De schoolopleider is verantwoordelijk voor de professionalisering van de mentoren. De schoolopleider draagt mede zorg voor kennisdeling binnen de school. De schoolopleider reflecteert aan de hand van zijn eigen onderwijsgedrag met (aanstaande) leraren. De schoolopleider draagt zorg voor de professionalisering van mentoren die (aanstaande) leraren begeleiden. Er is professionalisering van de begeleiding door middel van een begeleidingsprotocol met hierin omschreven de visie op begeleiden. (Aanstaande) leraren zijn in staat zichzelf te confronteren met hun eigen waarden, aannamen en oriëntaties met betrekking tot hun eigen professioneel handelen. De school heeft een visie op het leren van leerlingen. De school heeft een visie op het leren van leraren. De school heeft haar missie omschreven. Er is draagvlak voor de visie op professionalisering binnen de school bij leraren en bij het management? De directeur speelt een betrokken en stimulerende rol in het proces van Opleiden in School.
o
v
e
Vindplaats
o
v
e
Vindplaats
o
v
e
o
v
e
o
v
e
o
v
e
Tekstverwerken, internetten, gebruik van e-mail en simulatieprogramma’s zijn vanzelfsprekende ICTmogelijkheden. o
v
e
Vindplaats
o
v
e
Vindplaats Voor de aanstaande leraren die hun opleiding binnen de school volgen zijn er voorzieningen (werkplek, computer met internetverbinding).
3 3.1 S1
x
S1
S1
S2
xx
S2
3.2 xxx
S1
x
S1
S1
Component, Kenmerk, Indicator Begeleiding Studie-begeleiding* (Voorzieningen) School en opleiding hebben afspraken over het aantal en de verdeling van de aanstaande leraren dat de school in de gelegenheid stelt de voor het beroep vereiste ervaring in de school te verkrijgen. Uit het beleid van de school blijkt dat begeleiding (coaching, mentoring, tutoring) wordt gezien als een krachtig middel voor de aanstaande leraren om te leren onderwijzen. De school beschikt wat de frequentie en werkwijzen bij de begeleiding betreft, over vastgelegde afspraken op schoolniveau, evenals met de contactpersonen en begeleiders vanuit de lerarenopleiding en met de aanstaande leraren. De school kent een vorm van klassenoverstijgende coordinatie van de stage en de begeleiding van de aanstaande leraren.
O o
V v
E e
Vindplaats
V v
E e
o
v
e
Uit documenten is herkenbaar dat de directie onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en in overeenstemming met het personeel, de werkzaamheden heeft geregeld in verband met de begeleiding van de studenten in de school. Dit kan blijken uit documenten zoals een stageplan, begeleidingskader, een stageprotocol of stagerichtlijnen. In dit kwaliteitskader is de mentor de praktijkbegeleider in de klas; de coach de begeleider vanuit de lerarenopleiding; de tutor de begeleider in de klas op de lerarenopleiding
In dit kwaliteitskader worden voor de klassenoverstijgende stageactiviteiten de begrippen stagecoördinatie, stagecoördinator gehanteerd. Voor de klassen- en soms schooloverstijgende begeleiding op de stagescholen zijn in Nederland en Vlaanderen meerdere begrippen gebruikelijk die mede afhankelijk zijn van de aard en invulling van de taken: externe begeleider, schoolcoach, mede-opleider, schoolopleider en zo meer. In dit kwaliteitskader is verder het begrip schoolopleider gebruikt. Kan blijken uit begeleidingsdocumenten waarin afspraken zijn vastgelegd om de informatievoorziening aan aanstaande leraren adequaat en met het oog op studievoortgang te laten verlopen en te laten aansluiten op hun behoeften. Van belang is dat afspraken zichtbaar zijn, bijvoorbeeld in een gemeenschappelijk opleidingsplan, over de manier en momenten waarop stageschool en opleiding hun werkwijzen voor het leren van de aanstaande leraren op elkaar afstemmen: koppeling praktijk en theorie (vice versa); vormen van reflecteren; aandacht voor vakinhouden naast vak- en algemene didactiek en pedagogiek en zo meer.
De schoolopleider zorgt ervoor dat de begeleiding vanuit de school en vanuit de lerarenopleiding op elkaar is afgestemd, transparant is voor aanstaande leraren en andere betrokkenen.*
Mentoring en coaching (krachtig kenmerk) De mentoren vervullen een actieve en directe rol bij het begeleiden van de aanstaande leraren met als uitgangspunt de te verwerven competenties en fasen van de opleiding gekoppeld aan de ontwikkeling van de aanstaande leraar. De opleider in school fungeert zowel als begeleider van de aanstaande leraren als van hun mentoren. De mentoren van de aanstaande leraren onderhouden regelmatig en constructief contact met de opleider in school.
O o
o
v
e
Vindplaats Uit teamoverleg, voortgangsgesprekken of anderszins blijkt dat begeleiders zich bewust zijn van het hoe en waarom van hun begeleiding.
De schoolopleider maakt zowel gebruik van de input van aanstaande leraren als van mentoren en ontplooit initiatieven. Dit blijkt o.a. uit vastgelegde afspraken over de wijze waarop de schoolopleider het opleiden van (aanstaande) leraren zichtbaar maakt binnen de school.
xx
S2
Mentoren zijn geschoold in het voeren van begeleidingsgesprekken.
S2
Het team en directie onderschrijven de taakomschrijving van de schoolopleider. Afstemming op behoeften De leerbehoeften van de aanstaande leraar bepalen aanwijsbaar mede de keuzes in het leerwerktraject. Kenmerkende situaties Directie en mentor stellen de aanstaande leraar in staat medeverantwoordelijk te zijn voor de school als geheel en ervaring op te doen met nietlesgebonden taken. De aanstaande leraar kan deelnemen aan alle overlegsituaties en voor de beroepsgroep relevante activiteiten, die normaliter tot de functie behoren. Zorgen voor ownerschip Binnen de werkplekleeromgeving hebben de begeleiders de zorg het gevoel van ‘eigenaarschap’ te bevorderen, onder meer door nadruk te leggen op zelfverantwoordelijkheid en zelfsturing. Component, Kenmerk, Indicator Kwaliteitszorg (interne kwaliteitszorg) Evaluatie resultaten* De afzonderlijke partners hanteren een kwaliteitszorgcyclus waarmee ze de opbrengst van Opleiden in School kunnen evalueren. De samen verantwoordelijke partners hanteren voor samen opleiden een gemeenschappelijk kwaliteitszorgplan dat waarborgt dat de streefdoelen en opbrengsten van Opleiden in School worden gerealiseerd en op regelmatige tijdstippen geëvalueerd.* Betrekken van alle deelnemers en externen* Medewerkers en aanstaande leraren van de school als ook afgestudeerden en anderen uit en rond het beroepenveld zijn actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van het partnerschap.*
3.3 S1
3.4 S1
S1
3.5 S1
4 4.1 xx
S1
xx
S2
4.2 S2
Uit verslagen van of gesprekken met de aanstaande leraren kan zichtbaar worden dat de mentor de beroepspraktijk en de theorie van de opleiding integraal aanbieden. Op vergelijkbare wijze kan ook het bevorderen blijken van zelfsturing door de aanstaande leraar. Idem t.a.v. het stimuleren van de (aanstaande) leraren in hun professionele beroeps- en identiteitsontwikkeling waarin ze worden uitgedaagd gefundeerd eigen keuzes te leren maken.
o
v
e
Vindplaats
o
v
e
o
v
e
o
v
e
O
V
E
o
v
e
o
v
e
Uit documenten, gesprekken, onderzoek blijkt of en hoe de mentor afstemmen op de leerbehoeften en ontwikkeling van de aanstaande leraar. o
v
e
Vindplaats Dit blijkt uit daarover vastgelegde afspraken.
o
v
e
Vindplaats Van belang is dat de aanstaande leraar zelf kan benoemen waaruit blijkt dat hij -en welke- ervaring opdoet in authentieke situaties, waaronder aanwijsbare kritische, kenmerkende situaties.
O
V
E
o
v
e
Vindplaats Dit kan blijken uit een kwaliteitszorgdocument en kwaliteitsevaluaties voor Opleiden in School dat is opgesteld door de school of scholen in samenspraak met de opleiding. In dit document is wederkerigheid in gezamenlijke verantwoordelijkheid zichtbaar.
o
v
e
Vindplaats Uit (externe) documenten kan blijken dat het partnerschap periodiek wordt geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, aanstaande leraren, alumni en het afnemende beroepenveld van de opleiding actief betrokken. De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Denkbaar is dat bij de evaluatie op stageschoolniveau ook (vertegenwoordigers van de) ouders zijn betrokken.
x
S3
4.3 S1
x
S2
4.4 S1
S2
x
S2
4.5 xx
S1
x
S1
5 5.1 xx
S1
S1
S1
Naast hun betrokkenheid bij of in de evaluatie zijn (vertegenwoordigers van de) aanstaande leraren tevens betrokken bij het opstellen en uitwerken van het kwaliteitszorgplan voor het partnerschap. Maatregelen tot verbetering* De invulling en uitvoering van de diverse rollen en taken bij de begeleiding van de aanstaande leraren wordt jaarlijks op schoolniveau geëvalueerd en bijgesteld. Het partnerschap geeft aantoonbaar opvolging aan de resultaten van de regelmatige evaluaties.* Procesmanagement, beoordeling en toetsing* Zowel stageschool als opleiding hebben het zicht op het individuele ontwikkelingsproces van de aanstaande leraar aanwijsbaar geborgd. Zicht hebben en houden zowel op het leerwerktraject als geheel als op het individuele ontwikkelingsproces van de aanstaande leraar is aanwijsbaar geborgd. Het partnerschap beschikt over gezamenlijke en duidelijke afspraken ten aanzien van de rol, de taken en de verantwoordelijkheden van elk van de partners, in het bijzonder bij beoordeling en toetsing.* Zelfevaluatie De werkplekleeromgeving omvat aanwijsbare stimulansen om de zelfevaluatie- en reflectievaardigheden van de (aanstaande) leraar te ontwikkelen. Mentor en schoolopleider bieden de aanstaande leraar mogelijkheid tot regelmatige reflectie op opgedane ervaringen. Leerklimaat Emotioneel veilig Acceptatie van aanstaande leraren is geborgd.
Vastgelegd is op welke wijze de school ervoor zorgt dat de aanstaande leraren op positieve wijze feedback krijgen op hun functioneren. De partners spreken af en leggen vast hoe de school de aanstaande leraar helpt competentiegevoel te ontwikkelen en eigen leervragen te leren stellen.
o
v
e
Vindplaats
o
v
e
o
v
e
o
v
e
O o
V v
E e
Duidelijk is hoe de resultaten van de kwaliteitszorgcyclus worden teruggegeven. Deze worden besproken met de betrokkenen en waar nodig of gewenst leidt dit tot concrete actie- of verbeterplannen voor het partnerschap als geheel . o
v
e
Vindplaats
Onderlinge afspraken hierover kunnen afhankelijk van de visie en uitgangspunten variëren Echter vanuit landelijk beleid en de diplomeringstoewijzing, blijft de lerarenopleiding verantwoordelijk voor het eindoordeel.
o
v
e
Vindplaats In samenspraak bepalen de partners welke stimulansen ze in de eigen concrete werkplekleeromgeving benadrukken. Te denken is bijvoorbeeld aan vormen van peer coaching, werken in leerwerkgemeenschappen en of kenniskringen, intervisie, video interactiebegeleiding, inschakelen van digitale simulatietechnieken.
O o
V v
E e
Vindplaats Dit kan blijken uit bijvoorbeeld een stukje in de schoolkrant waarin de aanstaande leraar zich voorstelt, berichten aan de ouders en zo meer. Aanstaande leraren krijgen binnen het team de gelegenheid zich voor te stellen, worden tijdens de koffie aangesproken en betrokken in gesprekken, krijgen een code voor het kopieerapparaat enz.
S1
S2
5.2 x
S1
S1
6 6.1 S1
xx
S2
S2
S3
6.2 x
S1 S1
X
S1
x
S2
De aanstaande leraar krijgt van mentor en schoolopleider op 'veilige wijze' de ruimte om te leren. Acceptatie van aanstaande leraren is dusdanig geborgd dat zij herkenbaar deel uitmaken van het team van de school. Uitdaging en stimulering De werkplekleeromgeving biedt een leerwerkklimaat waarbinnen op de eerste plaats de mentor en schoolopleider, de aanstaande leraar uitnodigen tot activiteit, hem stimulerende voorbeelden aanbieden en accepteren dat hij fouten mag maken. De aanstaande leraar wordt gestimuleerd hulp en advies te vragen behalve aan de mentor, ook aan andere teamleden en de directie. Component, Kenmerk, Indicator Professionaliteit Lerende organisatie Professionaliteit binnen de werkplekleeromgeving kenmerkt zich door zelfsturing en door aan schoolontwikkeling gekoppelde professionaliseringsactiviteiten Het personeel dat wordt ingezet voor de opleidingsschool is deskundig in het opleiden, begeleiden en beoordelen van de aanstaande leraren*. Als lerende organisatie is de school aanwijsbaar gericht op professioneel leren van het individu, de groep en van de organisatie als geheel. Het professionele leren is aanwijsbaar zo verbonden met schoolontwikkeling dat elke betrokkene zich steeds ontwikkelt in de met elkaar afgesproken richting. Professionalisering De mentor ontvangt regelmatige begeleiding van de schoolopleider. De focus in de begeleiding is gericht op samenwerking en onderlinge ondersteuning. Binnen de werkplekleeromgeving is in het lerarenteam sprake van collegiale coaching en interne scholing van externe ondersteuners. Voor het partnerschap is een visie op professionalisering uitgeschreven en zijn afspraken vastgelegd over de borging van de kwaliteit van al het bij het partnerschap betrokken personeel*.
Hierbij kan men denken aan experimenteren en zelfstandig initiatieven ontplooien Hierbij kan men denken aan zaken als deelname aan oudergesprekken, het geven van een eigen postvakje en sleutel, inzage in dossiergegevens en zo meer. o
v
e
Vindplaats
o
v
e
O o
V v
E e
o
v
e
Van belang is zichtbaar te maken hoe de aanstaande leraar binnen de werkplekleeromgeving een vertrouwensband met mentor en schoolopleider kan opbouwen en hoe hij de gelegenheid krijgt te experimenteren en te leren, in positieve zin ook van fouten.
O o
V v
E e
Vindplaats
De partnerschool maakt duidelijk in beleid dat naast primaire van lesgeven aan kinderen elke leraar ook tot taak heeft nieuwe collega's te begeleiden en te ondersteunen. Dit is zichtbaar te maken in bijvoorbeeld het schoolplan, de schoolgids, en als bewijs voor daadwerkelijke toepassing uit notulen, verslagen en dergelijke. Van belang is dat ten minste zichtbaar is gemaakt hoe de individuele ontwikkeling van de aanstaande leraar in concrete opbrengsttermen is gerelateerd aan een schoolontwikkelingsonderwerp o
v
e
Vindplaats
De lerarenopleiding verzorgt deskundigheidsbevordering op het gebied van opleiden en begeleiden.
6.3 S1
x
S1
S2
7 7.1 x
S1
7.2 S1
S2
x
S3
Zelfsturing Binnen de werkplekleeromgeving is geborgd dat de invulling van het leerwerktraject geleidelijk wordt overgelaten aan de aanstaande leraar. De aanstaande leraar krijgt ruimte om zelfstandig beslissingen te nemen over het onderwijs aan de eigen groep. De aanstaande leraar is aanwijsbaar (mede)verantwoordelijk voor de eigen professionele ontwikkeling. Startbekwaamheid Bekwaamheid: gerichtheid op (krachtig kenmerk) De voor het behalen van de startbekwaamheid omschreven (formele) eisen geven herkenbaar richting en sturing aan de inrichting van de werkplekleeromgeving.
o
Bekwaamheid: gerealiseerd niveau (krachtig kenmerk) Voor de kwaliteit van een portfolio zijn de volgende elementen doorslaggevend: de inhoudelijke authenticiteit, actualiteit en variëteit en de relevantie ervan voor de competentiebewijzen. Uit de beoordeling van hun niveau blijkt buiten twijfel dat afgestudeerde aanstaande leraren van de school, voldoen aan de maatstaven die voor hen als bachelor (of master) gelden*.
o
Onderzoek naar eigen en schoolontwikkeling is een essentieel onderdeel voor de (aanstaande) leraar als onderzoeker en innovator evenals externe verantwoording en verslaglegging over de resultaten van dat onderzoek. (Voor afstudeerwerken is de kwaliteit van de volgende elementen doorslaggevend: de probleemstelling, de verwerking van literatuur, de verantwoording en uitvoering van uitgevoerd onderzoek, de conclusies, de structuur en de leesbaarheid.)
v
e
Vindplaats
o
v
e
O o
V v
E e
o
v
e
(Uiteraard onder eindverantwoordelijkheid van de klassenleraar/mentor)
O o
V v
E e
Vindplaats Van belang is uit documenten herkenbaar te laten blijken dat (en hoe) de startbekwaamheid het doel én de opbrengst vormt van het leren onderwijzen binnen de werkplekleeromgeving voor elk scenario. De startbekwaamheid weerspiegelt daarmee de functie van de werkplekleeromgeving. De voor het behalen van de startbekwaamheid omschreven (formele) eisen geven richting en sturing aan de inrichting van de werkplekleeromgeving. Onderwijsjuridisch impliceren de (start)bekwaamheidseisen voor de aanstaande leraar een resultaatsverplichting en voor de instellingen een inspanningsverplichting.
v
e
Vindplaats (Bewijslast ligt in de huidige praktijk vooral bij de Pabo)
Bij de formele opleidingsschool (NVAO item) wordt het niveau beoordeeld op basis van de eindwerkstukken van 10 afgestudeerden. Indien er nog niet voldoende afgestudeerden zijn, kan het ook gaan over studenten die zo ver mogelijk in hun traject gevorderd zijn. Afspraken hierover mede in het kader van de kwaliteitszorgplanning zijn zinvol. Algemeen wordt nagegaan of uit de afstudeerproducten duidelijk is dat het niveau ervan voldoet aan de internationale maatstaven voor bachelor en master. De beoordeling gebeurt aan de hand van indicatoren of criteria die gebruikelijk zijn voor een praktijkgericht onderzoeksverslag dat moet voldoen aan eisen van transparantie, betrouwbaarheid, validiteit, herhaalbaarheid en -ook externe- bruikbaarheid.
Bron: Geldens, J., Ruit, P., Visser, L. & Popeijus, H. L. (2011). Zelfevaluatiekader voor Opleiden in School.
Kwaliteitskader van een opleidingsschool
∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗
Standaard 1: De school heeft een deskundige schoolopleider. Wanneer scholen het opleiden in de school serieus nemen, beleggen zij de coördinatie ervan bij een functionaris binnen de school: de schoolopleider. Sommige scholen spreken van stagecoördinator. Taak van deze functionaris is het beleid op terrein van opleiden in de school te coördineren. De schoolopleider heeft een taakomschrijving. De schoolopleider houdt door opleiding en nascholing zijn deskundigheid op peil. De schoolopleider stuurt de mentoren aan. De schoolopleider coacht de mentoren en de studenten. De schoolopleider voert structureel overleg met het management. De schoolopleider onderhoudt structurele contacten met het opleidingsinstituut. De schoolopleider is voldoende gefaciliteerd.
∗ ∗ ∗ ∗
Standaard 2: De school beschikt over deskundige mentoren. Opleiden in de school kan betrekking hebben op studenten van opleidingsinstituten of leraren die een studie volgen met een praktijkcomponent in de eigen school. We spreken in het algemeen van studenten en bedoelen dan beide groepen. De personen die de student begeleiden en feedback geven, hebben we mentoren genoemd. Sommige scholen gebruiken hiervoor het begrip stagebegeleider. De mentoren hebben een taakomschrijving. De mentoren houden door opleiding en nascholing hun deskundigheid op peil. De mentoren hebben structureel overleg met de schoolopleider/schoolcoördinator. De mentoren zijn voldoende gefaciliteerd (volgens kwaliteitskader).
∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗
∗ ∗ ∗ ∗
Standaard 3: De school biedt de studenten een compleet leeraanbod. Studenten leren optimaal wanneer het aanbod dat zij krijgen rijk en gevarieerd is en er een cultuur is, waarin leren wordt gestimuleerd. Voor het aanbod betekent dit breed en volledig. Breed wijst op alle leer- en vormingsgebieden en alle groepen. Volledig duidt op alle onderdelen van leer- en vormingsgebieden op het niveau van de desbetreffende groep. Het leeraanbod voor studenten is breed (breedte, alle vakken, meer groepen). Het leeraanbod voor studenten is volledig (diepte, stof op niveau van de groep). Het leeraanbod sluit aan bij wat studenten al kunnen (competenties die ze beheersen). Er is gelegenheid tot sociale interactie (tijdens het samenwerken in teams, contacten in wandelgangen). Er is een open, uitdagende en veilige cultuur. Er is ruimte voor projecten en experimenten. Standaard 4: De school biedt de studenten een uitdagend opleidingsaanbod. De school biedt studenten de mogelijkheid zich te ontwikkelen samen met anderen binnen de school. Een lerende organisatie is een vruchtbare bodem voor ontwikkeling. De school zorgt voor introductie in de school en in het team. Er zijn mogelijkheden voor leren van elkaar (intervisie, collegiale consultatie, observatie). Er zijn mogelijkheden voor het deelnemen aan interne scholing. Er zijn mogelijkheden voor samenwerking in teams (samen met andere studenten, projecten, bouwoverleg).
∗ ∗ ∗ ∗
∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗
Standaard 5: De school biedt studenten mogelijkheden om te leren in de praktijk. Verwacht mag worden dat voor iedereen helder is welke doelen worden nagestreefd, hoe deze worden geëvalueerd en hoe deze in de praktijk worden toegepast en geoefend. De leerdoelen van studenten staan vast. De leerdoelen van studenten zijn duidelijk voor studenten en mentoren. De aanpak van praktijkopdrachten past bij de studenten en bij de praktijksituatie. Het geleerde wordt systematisch geëvalueerd (beoordeling volgens stramien, coaching, (360º)feedback). Standaard 6: De school heeft haar visie op opleiden in de school vastgelegd. Belangrijk is dat opleiden in de school is ingebed in een visie op opleiden en ontwikkelen van zittend personeel en studenten van buiten. Een dergelijke visie moet passen in de onderwijsvisie van de school en uitgewerkt zijn in een personeels- en opleidingsplan dat gedragen wordt door het team. De school heeft een visie op het opleiden van zittend personeel vastgelegd(intern). De school heeft een visie op het opleiden van studenten vastgelegd(extern). In deze visie is de relatie tussen opleiden, professionaliseren en innoveren verhelderd. In deze visie is de relatie met de onderwijsvisie verhelderd. De visie is uitgewerkt in een personeels- en opleidingsbeleidsplan (doelen, korte en lange termijn). De visie wordt gedragen door het personeel. Uit de visie blijkt dat opleiden in de school een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is. Standaard 7: De school heeft een personeels- en opleidingsbeleid. Duidelijk en concreet moet worden uitgewerkt hoe de visie op opleiden in de school leidt tot een aantal activiteiten op het terrein van professionalisering in de praktijk.
∗ ∗ ∗ ∗
∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗
Voor het zittend personeel is vastgelegd hoe bekwaamheden op peil worden gehouden. Voor nieuw personeel dat nog niet of onvoldoende bekwaam is, is vastgelegd welke activiteiten zijn gepland. Het opleidingsbeleid is uitgewerkt in een concreet plan voor het komende jaar. Er zijn voldoende faciliteiten voor opleiden in de school. Standaard 8: De school bewaakt de kwaliteit van het opleiden. Een goede school gaat de inspanningen om kwaliteit te leveren na om zo als organisatie lering te trekken. Door het uitvoeren van deze of een andere zelfevaluatie en het ondernemen van verbeteracties voldoen scholen aan deze standaard. De school beschikt over een profiel van de aangeboden leerplekken (wat is er te leren binnen elke situatie, bij de mentoren). De school evalueert ieder opleidingstraject systematisch (zelfevaluatie-aanpak). De school evalueert het opleidingsbeleid systematisch. De school trekt conclusies uit deze evaluaties. De school onderneemt acties ter borging of verbetering van het opleiden in de school. De school verantwoordt zich over de gerealiseerde kwaliteit (naar studenten en opleidingsinstituut.
∗ ∗ ∗ ∗ ∗
∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗
∗ ∗ ∗ ∗
∗ ∗ ∗ ∗ ∗ ∗
Standaard 9: Opleiden in de school is een geslaagd project met voldoende opbrengsten. Nagegaan wordt wat de resultaten zijn van de trajecten opleiden in de school, zowel voor de studenten als voor de leraren in de school en de organisatie. De studenten voelen zich bekwamer. De studenten ervaren meer afstemming tussen theorie en praktijk. Door de gerichte inzet van studenten ervaren leraren verlichting in hun onderwijs. De leraren ervaren meer invloed op de ontwikkeling van de student. Door opleiden in de school worden ontwikkelingen in de school ondersteund. Standaard 10: De instituutsopleiders van Windesheim Flevoland/Pabo Almere stemmen hun begeleiding af op de begeleiding op de school. Het is van belang het leren op Windesheim Flevoland/Pabo Almere en het leren in de praktijk goed op elkaar af te stemmen. Dat garandeert het meeste effect. De schoolopleider/schoolcoördinator is de functionaris in de school die hierover afspraken maakt met de instituutsopleiders van Windesheim Flevoland/Pabo Almere. De instituutsopleider(s) hebben structureel afstemmingsoverleg met de schoolopleider. Het afstemmingsoverleg heeft betrekking op het leer- en opleidingsaanbod. Het afstemmingsoverleg heeft betrekking op de wijze van begeleiding. Het afstemmingsoverleg heeft betrekking op de competenties en de kennisontwikkeling van de studenten. Het afstemmingsoverleg heeft betrekking op de voortgang en de beoordeling. Het afstemmingsoverleg heeft betrekking op de bijdrage aan de schoolontwikkeling. Standaard 11: De school geeft mede vorm aan Windesheim Flevoland/Pabo Almere. Scholen en opleidingsinstituten kunnen veel aan elkaar hebben. Niet alleen op studenten een afgestemd opleidingstraject te bieden maar ook om samen vorm te geven aan de kwaliteit van de opleiding en de kwaliteit van de school. In deze standaard wordt nagegaan hoe intensief de samenwerking is. De school is mede verantwoordelijk voor de uitvoering van het curriculum van Windesheim Flevoland/Pabo Almere. De school verzorgt een deel van de opleiding. De school is mede verantwoordelijk voor de vormgeving van de opleiding. De school werkt intensief samen met Windesheim Flevoland/Pabo Almere op het terrein van opleiden en scholing. Standaard 12: De school is betrokken bij de beoordeling van de studenten. Verwacht mag worden dat de school een rol heeft bij de beoordeling van studenten. In deze standaard wordt nagegaan in hoeverre hierover eenduidige en transparante afspraken zijn. De rol van de school bij de beoordeling is duidelijk. Voor de beoordeling worden criteria gehanteerd. De beoordeling vindt eenduidig plaats. De beoordeling is transparant voor de studenten. De beoordeling wordt met de studenten besproken. Het portfolio en/of de praktijkmap is de verantwoording van de student in de begeleidingsgesprekken, op school en op de pabo.