GRUNDFOS INSTRUCTIES
DDI 222 Doseerpomp Installatie- en bedieningsinstructies
Nederlands (NL)
Nederlands (NL) Installatie- en bedieningsinstructies Vertaling van de oorspronkelijke Engelse versie.
INHOUD Pagina 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Algemene informatie Introductie Servicedocumentatie Productinformatie Toepassingen Garantie
2. 2.1
2 2 2 2 4 4
Veiligheid Identificatie van de veiligheidsinstructies in deze handleiding 2.2 Kwalificatie en training van het personeel 2.3 Risico's wanneer de veiligheidsinstructies niet worden aangehouden 2.4 Veiligheidsbewust werken 2.5 Veiligheidsinstructies voor de afnemer/gebruiker 2.6 Veiligheidsinstructies voor onderhoud, inspectie en installatiewerk 2.7 Ongeautoriseerde modificatie en productie van reservedelen 2.8 Onjuiste bedrijfsmethoden 2.9 De veiligheid van het systeem in geval van een storing in het doseersysteem 2.10 Doseren van chemicaliën 2.11 Membraanbreuk
5
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Transport en tussentijdse opslag Transport Aflevering Uitpakken Tussentijdse opslag Retour zenden
6 6 6 6 6 6
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Technische gegevens Identificatie Typesleutel Algemene omschrijving Veiligheidsfuncties Maattekeningen Gewicht Materialen Regeleenheid
7 7 8 9 9 10 11 11 11
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Installatie Algemene informatie over de installatie Installatielokatie Montage Installatievoorbeelden Buis/pijpleidingen
12 12 12 12 12 14
6. 6.1 6.2
Elektrische aansluitingen Aansluiten van de signaalleidingen voor de DDI 222 Aansluiten van de voedingskabel
15 15 17
7. 7.1 7.2 7.3
Opstarten/uitschakelen Initiële start / volgende start Bediening van de pomp Shutdown
17 17 17 18
8. 8.1 8.2
Bediening Bedienings- en display-elementen Aan/uit schakelen
18 18 18
9. 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8 9.9 9.10 9.11 9.12
Gebruik van de besturingseenheid Menuniveaus Algemene functies van de besturingseenheid Signaaluitgangen Eerste functieniveau Tweede functieniveau Kalibratie Serviceniveau Resetten naar de standaard instellingen Stroomsignaalbesturing 0-20 mA / 4-20 mA Flow Monitor Batch menu / batch modus Timer menu / timer modus
19 19 19 21 22 23 27 29 32 32 36 41 42
2
5 5
9.13 Creëren van een master/slave applicatie 9.14 Sneltoetsen/infotoetsen 9.15 Pomp veiligheidsfuncties
43 44 45
10. 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7
Onderhoud Algemene opmerkingen Onderhoudsintervallen Reinig zuig- en persventielen Resetten van het membraan Membraanbreuk Vervangen van het membraan Reparatie
46 46 46 46 47 47 47 48
11.
Storingzoekschema
49
12.
Afvalverwijdering
50
Waarschuwing
5 5 5
Deze volledige installatie- en bedieningsinstructies zijn ook beschikbaar op www.grundfos.com. Lees voorafgaande aan de installatie, deze installatie- en bedieningsinstructies. De installatie en bediening moet voldoen aan de lokale regelgeving en gangbare gedragscodes.
5 5 5 5 6 6
1. Algemene informatie 1.1 Introductie Deze installatie- en bedieningsinstructies bevatten alle informatie die nodig is voor het opstarten en gebruik van de DDI 222 membraan-doseerpomp. Wanneer u meer informatie wenst, of wanneer er zich problemen voordoen die niet in detail worden omschreven in deze handleiding, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde Grundfos vestiging.
1.2 Servicedocumentatie Neem in geval van vragen a.u.b. contact op met de dichtstbijzijnde Grundfos vestiging of servicewerkplaats.
1.3 Productinformatie 1.3.1 Pomptypen De DDI 222 doseerpomp is beschikbaar voor diverse prestatiebereiken in diverse groottes: Pomptypen DDI 60-10 DDI 150-4 Het volgende is aangegeven op het typeplaatje van de pomp (zie paragraaf 4.1 Identificatie): •
Het pomptype hetgeen het slagvolume, aansluitdiameter en prestatiegegevens weergeeft (zie hieronder).
•
Serienummer van de pomp dat wordt gebruikt om de pomp te identificeren.
•
De belangrijkste eigenschappen van de pompconfiguratie, bijvoorbeeld doseerkop en ventielmaterialen. Deze worden beschreven in paragraaf 4.2 Typesleutel.
•
Maximale capaciteit en maximale tegendruk.
•
Voedingsspanning of netspanning en netfrequentie. N.B.
De pomp voor viskeuze vloeistoffen wordt hierna aangeduid met HV-variant.
1.3.2 Aansluitdiameter Pomptype
Aansluitdiameter
HV-variant
DDI 60-10
DN 8
DN 20
DDI 150-4
DN 20
DN 20
Nederlands (NL)
1.3.3 Pompprestaties Prestatiegegevens bij maximale pomptegendruk Normaal bedrijf
Langzame modus bedrijf
Langzame modus-2 bedrijf
Q**
p max.*
Max. slagfrequentie
Q**
p max.*
Max. slagfrequentie
Q**
p max.*
Max. slagfrequentie
[l/h]
[bar]
[n/min]
[l/h]
[bar]
[n/min]
[l/h]
[bar]
[n/min]
DDI 60-10
60
10
180
40
10
120
24,7
10
74
DDI 150-4
150
4
180
100
4
120
62
4
74
Pomptype
* Houd de maximale toegestane temperaturen aan en houd er rekening mee dat het weerstandsverlies toeneemt bij een hogere viscositeit van het doseermedium. ** De maximale doseerdoorstroming van HV-variant pompen is tot 10 % lager.
N.B.
N.B.
De pomp kan worden gebruikt in het bereik tussen 0,125 % en 100 % van de maximale doseercapaciteit.
Maximale opvoerhoogte* (bij opstarten) voor media met een viscositeit gelijksoortig aan water Bedrijfscondities/versie
De maximale displayaanwijzing is hoger dan de nominale capaciteit van de pomp omdat deze betrekking heeft op de standaard instelling.
Pomptype
[m] DDI 60-10 - DDI 150-4
1.3.4 Nauwkeurigheid •
Continu bedrijf
1
Geldt voor:
* Ontluchtingsventiel open.
– water als doseermedium
Maximale opvoerhoogte* (continu bedrijf) voor niet ontgassende media met een viscositeit gelijksoortig aan die van water
– volledig ontluchte doseerkop – standaard pompversie. •
Doseerstroomvariatie en lineariteitafwijking: ± 1,5 % van de schaaleindwaarde.
•
Constructietolerantie: conform VDMA 24284.
Bedrijfscondities/versie Pomptype
Normaal bedrijf
1.3.5 Inlaatdruk en tegendruk / aanzuighoogte tijdens bedrijf
[m]
Maximale inlaatdruk Bedrijfscondities/versie Pomptype
Alle* [bar]
DDI 60-10 - DDI 150-4
2
3
1.3.6 Geluidsniveau 65 dB(A), testen conform DIN 45635-01-KL3. 1.3.7 Behuizingsklasse De behuizingsklasse wordt alleen gerealiseerd wanneer de aansluitingen zijn beschermd! Voorzichtig De data met betrekking tot de behuizingsklasse geldt voor pompen met correct geplaatste pluggen of opgeschroefde doppen.
Minimale tegendruk bij pompuitlaatklep Bedrijfscondities/versie
DDI 60-10 - DDI 150-4
6
DDI 150-4
* Doseerkop en ventielen gevuld met doseermedium.
* Voor pompen met druksensor (Flow Monitor pompoptie), mag de inlaatdruk aan de zuigzijde niet groter zijn dan 1 bar.
Pomptype
DDI 60-10
Alle*
•
Pomp met netstekker: IP65.
[bar]
•
Pomp zonder netstekker: IP65 kan alleen worden gewaarborgd wanneer de voedingskabel is aangesloten met IP65 bescherming.
1
* Voor pompen met druksensor (Flow Monitor pompoptie), mag de inlaatdruk aan de zuigzijde niet groter zijn dan 2 bar en het minimale drukverschil tussen de zuig- en perszijde is 2 bar. Wanneer de volumedoorstroming niet constant is (zoals bijvoorbeeld in geval van contact- of analoge regeling), dan moeten zelfs kleine volumedoorstromingen niet dalen tot onder de minimum druk of het minimale drukverschil.
1.3.8 Benodigde energie Voeding voor AC-spanning •
Nominale spanningsbereik: 110-240 V. Afwijking van de nominale waarde: ± 10 %.
•
Netspanningsfrequentie: 50/60 Hz.
•
Maximaal ingangsvermogen: 70 W inclusief alle sensoren (gereduceerd ingangsvermogen afhankelijk van pomptype en aangesloten sensoren). N.B.
De voedingsspanning moet galvanisch gescheiden zijn van de signaalingangen en -uitgangen.
3
1.3.9 Omgevings- en bedrijfsomstandigheden
Toegestane mediatemperatuur
Nederlands (NL)
•
Toelaatbare omgevingstemperatuur: 0 °C tot +40 °C.
•
Toegestane opslagtemperatuur: -10 °C tot +50 °C.
•
Toelaatbare luchtvochtigheid: max. relatieve vochtigheid: 92 % (niet condenserend).
Doseerkopmateriaal
Waarschuwing
PVC
De DDI 222 is NIET goedgekeurd voor bedrijf in potentieel explosiegevaarlijke gebieden! De lokatie van de installatie moet overdekt zijn! Zorg er voor dat de beschermingsklasse van de pomp en motor niet nadelig worden beïnvloed Voorzichtig door de atmosferische omstandigheden. Pompen met elektronica zijn uitsluitend geschikt voor gebruik binnen! Niet buiten installeren!
Roestvaststaal, DIN 1.4571* PP PVDF**
•
Niet brandbaar.
-10
70
0
40
-10
60*
Let op de vries- en kookpunten van het doseermedium!
Normaal bedrijf
Langzame Langzame modus-1 bedrijf modus-2 bedrijf
[mPa s]
[mPa s]
1.4 Toepassingen 1.4.1 Bedoeld, acceptabel en correct gebruik
Maximum viscositeit*
De DDI 222 pomp is geschikt voor vloeibare-, niet abrasieve en niet brandbare media, onder strikte naleving van de aanwijzingen in deze handleiding.
[mPa s]
Waarschuwing Andere toepassingen of gebruik van de pompen onder omgevings- en bedrijfscondities die niet zijn goedgekeurd, worden als onjuist beschouwd en zijn niet toegestaan. Grundfos aanvaardt geen aansprakelijkeid voor enige schade die voortvloeit uit onjuist gebruik.
Standaard DDI 60-10
100
200
500
DDI 150-4
100
200
500
Standaard met Flow Monitor DDI 60-10
70
100
200
DDI 150-4
50
100
200
HV-variant met/zonder Flow Monitor DDI 60-10
1200
2000
3000
DDI 150-4
700
1200
1800
* De vermelde waarden zijn waarden bij benadering en gelden voor Newtonse vloeistoffen. Merk op dat de viscositeit toeneemt bij afnemende temperatuur!
4
40
Zorg dat de pomp geschikt is voor het doseermedium!
Maximaal toegestane viscositeit bij bedrijfstemperatuur*
Pomptype
0
De bestendigheid van de delen die in contact komen met het medium hangen af van het medium, de mediumtemperatuur en de werkdruk. Zorg er voor dat de delen die in contact komen Voorzichtig met het medium chemisch bestand zijn tegen het doseermedium onder bedrijfsomstandigheden!
Het doseermedium moet de volgende basiseigenschappen hebben: Niet abrasief
[°C]
Het doseermedium moet in vloeibare vorm zijn! Voorzichtig
Neem in geval van vragen m.b.t. de materiaalbestendigheid en geschiktheid van de pomp voor specifieke doseermedia contact op met Grundfos.
Vloeibaar
[°C]
Houd de veiligheidsinstructies van de producent van de chemische stof aan bij de omgang met chemicaliën!
De pomp moet zijn uitgerust met een lekkagedetectie voor het membraan als de pomp wordt gebruikt voor media waarbij kristalvorming optreedt.
•
p < 10 bar
Waarschuwing
Waarschuwing
•
Max. mediatemperatuur
* Een temperatuur van 120 °C bij een tegendruk van max. 2 bar is toegestaan gedurende een korte periode (15 minuten). ** Bij 70 °C is de maximale tegendruk 3 bar.
1.3.10 Doseermedium
Voorzichtig
Min. mediatemperatuur
1.5 Garantie De garantie overeenkomstig onze algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden is uitsluitend geldig •
wanneer de pomp wordt gebruikt in overeenstemming met de informatie in deze handleiding.
•
wanneer de pomp niet is ontmanteld of er onjuist mee is omgegaan.
•
wanneer reparaties zijn uitgevoerd door geautoriseerd en gekwalificeerd personeel.
2.5 Veiligheidsinstructies voor de afnemer/gebruiker
Deze handleiding bevat algemene instructies welke moeten worden aangehouden tijdens installatie, bediening en onderhoud van de pomp. Deze handleiding moet daarom worden gelezen door de installatie-engineer en de relevante gekwalificeerde personeelsleden/operators voorafgaande aan de installatie en het opstarten en moet altijd beschikbaar zijn op de installatielocatie van de pomp.
Gevaarlijke hete of koude delen van de pomp moeten worden afgeschermd om abusievelijk contact te voorkomen.
Niet alleen de algemene veiligheidsinstructies in deze "Veiligheids" paragraaf moeten worden aangehouden, maar ook de specifieke veiligheidsinstructies die worden vermeld in andere paragrafen.
2.1 Identificatie van de veiligheidsinstructies in deze handleiding Wanneer de veiligheidsinstructies of andere adviezen uit deze handleiding niet worden aangehouden, kan dit leiden tot persoonlijk letsel en schade aan de pomp. De veiligheidsinstructies en andere adviezen worden aangegeven met de volgende symbolen: Waarschuwing Als deze veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen, kan dit resulteren in persoonlijk letsel! Voorzichtig
N.B.
Als deze veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen, kan dit resulteren in technische fouten en schade aan de installatie! Opmerkingen of instructies die het werk eenvoudiger maken en zorgen voor een veilige werking.
Informatie direct op de pomp, bijvoorbeeld labels op vloeistofaansluitingen, moet worden aangehouden en moet altijd in een leesbare toestand worden gehouden.
2.2 Kwalificatie en training van het personeel Het personeel dat verantwoordelijk is voor de bediening, onderhoud, inspectie en installatie moet afdoende zijn gekwalificeerd voor deze taken. De verantwoordelijkheden, bevoegdheden en toezicht op het personeel moet nauwkeurig worden gedefinieerd door de afnemer. Wanneer het personeel niet beschikt over voldoende kennis, dan moet de noodzakelijke training en instructie worden verzorgd. Indien nodig kan op verzoek, van de operator van de pomp, een training worden verzorgd door de producent/ leverancier. Het is de verantwoordelijkheid van de afnemer te waarborgen dat de inhoud van deze handleiding wordt begrepen door het personeel.
2.3 Risico's wanneer de veiligheidsinstructies niet worden aangehouden Het niet aanhouden van de veiligheidsinstructies kan gevaarlijke consequenties hebben voor het personeel, het milieu en de pomp. Wanneer de veiligheidsinstructies niet worden aangehouden, kunnen alle rechten op schadeclaims verloren gaan. Het niet aanhouden van de veiligheidsinstructies kan leiden tot de volgende gevaren: •
storing van belangrijke functies van de pomp / het systeem
•
falen van gespecificeerde onderhoudsmethoden
•
persoonlijk letsel als gevolg van elektrische-, mechanische- en chemische invloeden
•
schade aan het milieu als gevolg van lekkage van schadelijke stoffen.
Lekkages van gevaarlijke stoffen (bijv. hete of toxische stoffen) moeten zodanig worden afgevoerd dat deze niet schadelijk zijn voor het personeel of het milieu. Wettelijke regelgeving moet worden aangehouden. Schade veroorzaakt door elektrische energie moet worden voorkomen (zie voor meer informatie bijvoorbeeld de regels van de VDE en het lokale elektriciteitsbedrijf).
2.6 Veiligheidsinstructies voor onderhoud, inspectie en installatiewerk De afnemer moet waarborgen dat alle onderhoud-, inspectie- en installatiewerk is uitgevoerd door geautoriseerd en gekwalificeerd personeel, dat adequaat is getraind door het lezen van deze handleiding. Alle werkzaamheden aan de pomp mogen alleen worden uitgevoerd wanneer de pomp stilstaat. De procedure die in deze handleiding wordt beschreven voor het stoppen van de pomp moet worden aangehouden. Pompen of pomp-units die worden gebruikt voor media die schadelijk zijn voor de gezondheid moeten worden ontsmet. Alle veiligheids- en beschermende apparatuur moet direct opnieuw worden gestart of in bedrijf worden genomen nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Houd de punten aan die zijn omschreven in de initiële opstart paragraaf, voorafgaande aan het opstarten dat vervolgens plaatsvindt. Waarschuwing Elektrische aansluitingen mogen uitsluitend worden gemaakt door gekwalificeerd personeel! Het pomphuis mag uitsluitend worden geopend door personeel dat is geautoriseerd door Grundfos!
2.7 Ongeautoriseerde modificatie en productie van reservedelen Modificaties of wijzigingen aan de pomp zijn uitsluitend toegestaan na overeenstemming met de producent. Originele reservedelen en accessoires die zijn geautoriseerd door de producent kunnen veilig worden gebruikt. Gebruik van andere onderdelen kan leiden tot aansprakelijkheid voor eventuele consequenties.
2.8 Onjuiste bedrijfsmethoden De operationele veiligheid van de geleverde pomp is alleen gewaarborgd wanneer deze wordt gebruikt overeenkomstig paragraaf 1. Algemene informatie. De opgegeven grenswaarden mogen onder geen enkele voorwaarde worden overschreden.
2.9 De veiligheid van het systeem in geval van een storing in het doseersysteem DDI 222 doseerpompen zijn ontworpen volgens de laatste technologieën en worden zorgvuldig geproduceerd en getest. Echter, er kan een storing optreden in het doseersysteem. Systemen waarin doseerpompen zijn geïnstalleerd moeten dusdanig worden ontworpen, dat de veiligheid van het hele systeem nog steeds is gewaarborgd na een storing van de doseerpomp. Voorzie hiervoor in de relevante bewakings- en besturingsfuncties.
2.4 Veiligheidsbewust werken De veiligheidsinstructies in deze handleiding, geldende ARBO-regelgeving en eventuele interne werk-, bedienings- en veiligheidsvoorschriften moeten worden aangehouden.
5
Nederlands (NL)
2. Veiligheid
2.10 Doseren van chemicaliën
Nederlands (NL)
Waarschuwing Voordat u de voedingspanning opnieuw inschakelt moeten de doseerleidingen zodanig zijn aangesloten dat eventuele chemicaliën in de doseerkop niet naar buiten kunnen spuiten en gevaar opleveren voor mensen.
3.1 Transport Voorzichtig
De pomp niet gooien of laten vallen.
3.2 Aflevering
Het doseermedium staat onder druk en kan schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu.
De DDI 222 doseerpomp wordt geleverd in een kartonnen doos. Plaats de pomp in de verpakking tijdens transport en tussentijdse opslag.
Waarschuwing
3.3 Uitpakken
Bij werkzaamheden met chemicaliën dienen de voorschriften ter voorkoming van ongelukken die van toepassing zijn ter plekke van de opstelling te worden nageleefd (bijv. door beschermende kleding te dragen). Neem de informatie uit de veiligheidsbladen en de veiligheidsinstructies van de chemicaliënfabrikant in acht bij het werken met chemicaliën! Waarschuwing De pomp moet zijn uitgerust met een lekkagedetectie voor het membraan als de pomp wordt gebruikt voor media waarbij kristalvorming optreedt.
2.11 Membraanbreuk Als het membraan lekt of gescheurd is, ontsnapt doseervloeistof uit de afvoeropening (H) (afb. 2) aan de doseerkop. Raadpleeg paragraaf 10.6 Vervangen van het membraan. Waarschuwing Explosiegevaar als doseervloeistof het pomphuis is binnengedrongen! Als de pomp wordt bediend met een beschadigd membraan, kan doseervloeistof in het pomphuis binnendringen. In het geval van membraanbreuk koppelt u de pomp onmiddellijk los van de voeding! Zorg ervoor dat de pomp niet per ongeluk opnieuw in werking kan worden gesteld! Demonteer de doseerkop zonder de pomp aan te sluiten op de voeding. Controleer of geen doseervloeistof het pomphuis is binnengedrongen. Ga te werk zoals beschreven in paragraaf 10.6 Vervangen van het membraan. Voorkom dat er gevaren ontstaan door membraanbreuk door het volgende te doen: •
Voer regelmatig onderhoud uit. Zie paragraaf 10.2 Onderhoudsintervallen.
•
Bedien de pomp nooit met geblokkeerde of vervuilde afvoeropening. – Als de afvoeropening geblokkeerd of vervuild is, gaat u te werk zoals beschreven in paragraaf 10.6 Vervangen van het membraan.
•
Sluit nooit een slang aan op de afvoeropening. Als een slang is aangesloten op de afvoeropening, is het onmogelijk om ontsnappende doseervloeistof te herkennen.
•
Neem geschikte voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van gezondheidsproblemen en materiële schade door ontsnappende doseervloeistof.
•
Bedien de pomp nooit terwijl de bouten van de doseerkop beschadigd zijn of loszitten.
6
3. Transport en tussentijdse opslag
Bewaar het verpakkingsmateriaal voor toekomstige opslag of retourzenden, of voer het verpakkingsmateriaal af in overeenstemming met de lokale regelgeving.
3.4 Tussentijdse opslag •
Toegestane opslagtemperatuur: -10 °C tot +50 °C.
•
Toelaatbare luchtvochtigheid: max. relatieve vochtigheid: 92 % (niet condenserend).
3.5 Retour zenden Retourneer de pomp in de originele of gelijkwaardige verpakking. De pomp moet grondig worden gereinigd voordat deze wordt geretourneerd of opgeslagen. Het is van essentieel belang dat er geen resten van giftige of gevaarlijke media op de pomp meer aanwezig zijn. Grundfos accepteert geen aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door onjuist transVoorzichtig port of ontbrekende of ongeschikte verpakking van de pomp! Voorafgaande aan het retour zenden van de pomp naar Grundfos Water Treatment voor service, moet de Veiligheidsverklaring die zich achterin deze handleiding bevindt worden ingevuld door geautoriseerd personeel en moet deze aan de pomp worden bevestigd op een goed zichtbare plek. Wanneer een pomp is gebruikt voor een medium dat giftig is of schadelijk is voor de gezondheid, Voorzichtig dan wordt de pomp geclassificeerd als verontreinigd. Wanneer aan Grundfos Water Treatment wordt gevraagd de pomp service te verlenen, dan moet worden gewaarborgd dat de pomp vrij is van stoffen die een gevaar voor de gezondheid kunnen vormen of giftig zijn. Wanneer de pomp is gebruikt voor dergelijke stoffen, dan moet de pomp worden gereinigd voordat deze retour wordt gezonden. Wanneer afdoende reinigen niet mogelijk is, dan moet alle relevante informatie over de chemische stof worden verstrekt. Wanneer aan bovenstaande eis niet wordt voldaan, kan Grundfos Water Treatment de pomp weigeren voor service. Eventuele kosten voor het retour zenden van de pomp zijn voor rekening van de klant. De veiligheidsverklaring bevindt zich achterin deze handleiding. Voorzichtig
Het vervangen van de voedingskabel moet worden uitgevoerd door een geautoriseerde Grundfos servicewerkplaats.
Nederlands (NL)
4. Technische gegevens
DDI 60-10 AF-PVC/T/C-S-31C5C5B 91836593 Type: DDI 222 S/N:07/22288 60 l/h, 10 bar, 0,070 kW, IP 65 100-240 V, 50/60 Hz 91836593P1107120722288
Made in Germany
Afb. 1 Pos.
TM03 8687 5112
4.1 Identificatie
DDI 222 naamplaat Omschrijving
1
Type-aanduiding
2
Model
3
Max. capaciteit [l/h]
4
Spanning [V]
5
Frequentie [Hz]
6
Artikelnummer
7
Land van herkomst
8
Jaar- en weekcode
9
Goedkeuringsmarkeringen, CE-markering, etc.
10
Max. druk [bar]
11
Serienummer
7
4.2 Typesleutel
Nederlands (NL)
Voorbeeld:
DDI
150
-4
AR -PP
/E
/G -S
-3
1
B2 B2
F
Type bereik
Netstekker
DDI
X
Geen stekker
Maximale capaciteit [l/h]
F
EU (Schuko)
Maximale tegendruk [bar]
B
USA, Canada
I
Australië, Nieuw-Zeeland
E
Zwitserland
Besturingsvariant AR
Standaard
AF
AR met Flow Monitor
Aansluiting, zuig/pers
AP
AR met PROFIBUS
4
Buis, 6/9 mm
6
Buis, 9/12 mm
S
Buis, 0,375"/0,5"
Q
Buis, 19/27 mm
B1
Buis 6/12 mm/ verlijmd diam. 12 mm
B2
Buis 13/20 mm/ verlijmd diam. 25 mm
A
Met schroefdraad, Rp 1/4 female
A1
Met schroefdraad, Rp 3/4 female
A3
Met schroefdraad, 3/4" NPT female
V
Met schroefdraad, 1/4" NPT female
A9
Met schroefdraad, 1/2" NPT, male
B3
Gelast, diam. 16 mm
B4
Gelast, diam. 25 mm
APF
AR met Flow Monitor en PROFIBUS
Doseerkopvariant PP
Polypropyleen
PV
PVDF (polyvinylideenfluoride)
PVC
Polyvinylchloride
SS
Roestvaststaal, DIN 1.4401
PP-L
PV-L
PVC-L
SS-L
PP + geïntegreerde membraanlekkagedetectie
PV + geïntegreerde membraanlekkagedetectie
PVC + geïntegreerde membraanlekkagedetectie
RVS + geïntegreerde membraanlekkagedetectie
Pakkingmateriaal E
EPDM (Ethyleen Propyleen Dieen Monomeer)
V
FKM
T
PTFE
Ventielkogelmateriaal C
Keramisch
G
Glas
T
PTFE
SS
Roestvaststaal, DIN 1.4401
Positie bedieningspaneel F
Op voorkant gemonteerd
S
Op zijkant gemonteerd
8
Ventieltype 1
Standaard
2
Veerbelast 0,05 bar zuigopendruk; 0,05 bar persopendruk
5
Voor abrasieve media (alleen RVS)
6
Veerbelast (DN 20, RVS kogels) 0,8 bar persopendruk
Voedingsspanning 3
1 x 100-240 V, 50/60 Hz
4.4 Veiligheidsfuncties
De DDI 222 is een doseerpomp met een EC motor (borstelloze DC motor) als aandrijving en elektronische vermogensregeling. De pomp wordt bediend via het diagonale display met een gebruikersvriendelijke menustructuur.
4.4.1 Membraanlekkagedetectie (optioneel)
Nederlands (NL)
4.3 Algemene omschrijving
Pompen met membraanlekkagesignaal zijn voorzien van een speciale doseerkop met een membraanset en drukschakelaar. De drukschakelaar (aansluiting 1) is bij levering gemonteerd en aangesloten op de pomp.
De pomp is voorzien van een overdruk veiligheidsvoorziening. Wanneer de instelbare uitschakeldruk wordt overschreden, kan de pomp automatisch worden uitgeschakeld.
L
De DDI 222 is leverbaar in verschillende uitvoeringen. Zie ook paragraaf 1. Algemene informatie. Optie: De pomp kan ook worden uitgerust met het volgende: Membraanlekkagedetectie (MBS)
•
Interface voor PROFIBUS.
D
De functies zijn beschreven, maar gelden alleen voor de relevante pompversie.
2 L Afb. 3
3b D
Pos.
2 3a
Pos.
Q2
Q3
Doseerkop met membraanset en drukschakelaar voor membraanlekkagedetectie Componenten
2
Doseerkop
D
Drukschakelaar
L
Doseermedium
Q1
Werkmembraan
Q2
Signaleringsmembraan (tussenlaag vervaardig van stof)
Q3
Beveiligingsmembraan
TM03 6661 4506
In geval van een lekkage in het membraan:
H
Afb. 2
Q1
TM03 6611 4506
•
•
Doseermedium dringt door tussen het werkmembraan en het beschermende membraan en wordt overgedragen op de drukschakelaar via het signaalmembraan.
•
Bij de volgende drukslag, wordt druk uitgeoefend op de drukschakelaar, die wordt geactiveerd. De pomp geeft een fout aan, maar blijft draaien.
•
De elektronica bestuurt twee contacten, die bijv. gebruikt kunnen worden om een alarm te activeren of de pomp uit te schakelen.
•
In de nood-modus kan de pomp nog een korte tijd blijven werken.
DDI 222 Componenten
3a
Zuigventiel
3b
Persventiel
2
Doseerkop
Waarschuwing
D
MBS drukschakelaar (optioneel)
H
Afvoeropening
Explosiegevaar als doseervloeistof het pomphuis is binnengedrongen! Als het membraan mogelijk beschadigd is, mag de pomp niet met de voeding worden verbonden! Ga te werk zoals beschreven in paragraaf 10.5 Membraanbreuk!
4.3.1 HV-variant voor vloeistoffen die viskeuzer zijn dan water Alle HV-variant pompen zijn uitgerust met veerbelaste DN 20 ventielen met een openingsdruk van 0,1 bar (of 0,8 bar voor de drukzijde) en aansluiting voor PVC-buis 19 x 27. De DDI 60-10 is voorzien van een speciale doseerkop. N.B.
Merk op dat de HV-variant pomp andere afmetingen heeft dan de standaard pomp en dat andere aansluitleidingdimensies nodig kunnen zijn!
Na een membraanlekkagedetectie, moet de drukschakelaar worden gecontroleerd. In het geval Voorzichtig het membraan van de drukschakelaar defect is of is aangetast door de doseervloeistof, moet de drukschakelaar worden vervangen. 4.4.2 Drukregeling De DDI 222 pomp is voorzien van een drukregelfunctie. De druk wordt berekend op basis van het door de motor opgenomen vermogen, of direct in de doseerkop wanneer er een druksensor aanwezig is (Flow Monitor pompoptie). Bij een door de gebruiker gedefinieerde druk wordt de pomp automatisch uitgeschakeld. Voorzichtig
Installeer om de doseerpomp te beschermen tegen een overmatige drukopbouw een overstroomventiel in de persleiding.
Deze functie beschermt de pomp, maar niet het systeem. Het wordt aangeraden het systeem te beveiligen met een overstroomventiel. Deze functie kan worden geactiveerd en gedeactiveerd in het tweede functieniveau van de elektronica.
9
4.4.4 Doorstromingscompensatie
De druksensor (Flow Monitor pompoptie) wordt gebruikt als doseerregelaar en voor het bewaken van de druk voor het hele vermogensbereik.
De doorstromingscompensatie is een functie voor het constant houden van de doseerdoorstroming bij wijzigende systeemdruk. Drukverschillen worden gedetecteerd door de druksensor en het motortoerental wordt overeenkomstig aangepast.
De Flow Monitor voor doseerbesturing bestaat uit een druksensor, geïntegreerd in de doseerkop.
Om deze functie te gebruiken, moet de drukbesturing of doseerbesturing (Flow Monitor) zijn geactiveerd in de elektronica.
De druksensor is beschikbaar als Flow Monitor pompoptie. De druksensor is standaard op de pomp gemonteerd bij levering. Upgrades zijn niet mogelijk. Drukregeling wordt primair gebruikt om de pomp te beschermen. Deze functie is geen vervanging voor het overstroomventiel.
N.B.
N.B.
Bij het doseren van media met een viscositeit gelijksoortig aan die van water, hoeft de pomp niet gekalibreerd te worden omdat de pomp al reageert op de mogelijke verandering van de systeemdruk. Bij het doseren van media met een andere viscositeit dan die van water, of na een software-update, moet de pomp worden gekalibreerd.
4.5 Maattekeningen A4 A3
H3
MLS
175
D1
C4
230
H2
61.5
C1
105 123 B3
DS
B4
MBS: Membraanlekkagesensor (optioneel)
(159) 172.5 207
10
TM03 6663 4506
DS: Druksensor (Flow Monitor pompoptie) Ø7
7
Nederlands (NL)
4.4.3 Doseerbesturing (Flow Monitor)
16.5
A5
Afb. 4
DDI 222
Afmetingen voor DDI 222 A3 [mm]
A4 [mm]
A5 [mm]
B3 [mm]
DDI 60-10
283
338
306
137
-
58
37
R 5/8
252
153
DDI 150-4
315
372
350
137
139
90
39
R 1 1/4
265
179
DDI 60-10 / HV
295
350
328
137
-
68
38
R 1 1/4
246
143
DDI 150-4 / HV
315
372
350
137
139
90
39
R 1 1/4
265
179
10
B4 [mm]
C1 [mm]
C4 [mm]
D1
H2 [mm]
H3 [mm]
4.6 Gewicht Pomptype
Doseerkopmateriaal
DDI 60-10
PVC, PP, PVDF
DDI 60-10
Roestvaststaal, DIN 1.4571
DDI 150-4
PVC, PP, PVDF
6,5
DDI 150-4
Roestvaststaal, DIN 1.4571
12
•
handmatig invoer/display van de doseercapaciteit in l/h of gal/h. Quasi-continue dosering (korte zuigslag, doseerslag zo lang mogelijk).
•
contactsignaalbesturing invoer/dipslay in ml/contact, meestal constante dosering
•
stroomsignaalbesturing 0-20 mA / 4-20 mA Instelling van volumetrische doorstroming proportioneel aan het stroomsignaal (weergegeven in l/h). Weging van stroom ingang/uitgang.
•
batch dosering Instellen van de doseercapaciteit en doseerdoorstroming per getriggerde batch, handmatig of via extern contactsignaal
•
batch dosering met timer functies
Gewicht [kg] 5 7
4.7 Materialen Materiaal pomphuis Pomp en behuizing besturingseenheid: PPE-SB (vezelversterkt Lurranyl). Druksensor (Flow Monitor) Sensor: Aluminiumoxide Al2O3 (96 %). O-ringen: FKM, EPDM of PTFE.
– instellen van de doseercapaciteit en doseerdoorstroming per batch
Drukschakelaar (MBS)
– instellen van de starttijd voor de eerste batch
Drukschakelaar: Roestvaststaal, DIN 1.4305. Membraan van de drukschakelaar: EPDM.
– instellen van de herhaaltijd voor volgende batches. •
Waarschuwing Houd de instructies van de producent aan bij het omgaan met chemicaliën!
Ingangen en uitgangen Ingangen
De bestendigheid van de delen die in contact komen met het medium hangen af van het medium, de mediumtemperatuur en de werkdruk. Voorzichtig Zorg er voor dat de delen die in contact komen met het medium chemisch bestand zijn tegen het doseermedium onder bedrijfsomstandigheden! N.B.
langzame modus (voor viskeuze media) twee-traps reductie van de maximale doseerdoorstroming tot 66 % (langzame modus 1) of 41 % (langzame modus 2).
Voor meer informatie over de bestendigheid t.o.v. media, mediatemperatuur en werkdruk is op verzoek beschikbaar.
Contactsignaal
Maximale belasting: 12 V, 5 mA Minimum pulslengte: 10 ms Minimum pauzetijd: 25 ms
Stroom 0-20 mA
Maximale belasting: 22 Ω
Aan/uit op afstand
Maximale belasting: 12 V, 5 mA
Tank-leeg signaal
Maximale belasting: 12 V, 5 mA
Doseerbesturing en membraanlekkagesensor
4.8 Regeleenheid
Uitgangen
Functies van pompen met regeleenheid
Stroom 0-20 mA
Maximale belasting: 350 Ω Maximale Ohmse belasting: 50 VDC / 75 VAC, 0,5 A
•
"continue bedrijf" knop voor functietest en zuigen
•
geheugenfunctie (slaat maximaal 65.000 pulsen op)
Foutsignaal
•
twee-traps tank-leeg signaal (bijv. via Grundfos tank-leeg sensor)
•
slag/pulssignaal / bijna-leeg signaal (instelbaar)
Slagsignaal
Contacttijd/slag: 200 ms
•
doseerbesturing of Flow Monitor functie (alleen met sensor optioneel)
Bijna-leeg signaal
Maximale Ohmse belasting: 50 VDC / 75 VAC, 0,5 A
•
membraanlekkagedetectie (alleen met sensor - optioneel)
4.8.1 Interface (optioneel)
•
instellingen beveiligd met toegangscode
•
•
aan/uit op afstand
•
kalibratie (stel de pomp in op basis van lokale bedrijfsomstandigheden)
•
drukregelfunctie / tegendruk display
•
doseercapaciteit display (kan worden gereset)
•
bedrijfsurenteller (kan niet worden gereset)
•
interface: PROFIBUS (optioneel).
PROFIBUS.
11
Nederlands (NL)
Bedieningsmodi:
Onderhoudswerkzaamheden aan de doseerkop en de ventielen moeten regelmatig worden uitgevoerd.
5.1 Algemene informatie over de installatie
Zorg voor voldoende ruimte voor het verwijderen van de doseerkop en de ventielen.
Waarschuwing
5.2.2 Toelaatbare omgevingsinvloeden
Houd de aanwijzingen aan m.b.t. de installatielocatie en toepassingenbereik zoals omschreven in paragrafen 1. Algemene informatie en 5.2 Installatielokatie.
Toelaatbare omgevingstemperatuur: 0 °C tot +40 °C. Toelaatbare luchtvochtigheid: max. relatieve vochtigheid: 92 % (niet condenserend).
Waarschuwing
De lokatie van de installatie moet overdekt zijn! Zorg er voor dat de beschermingsklasse van de pomp en motor niet nadelig worden beïnvloed Voorzichtig door de atmosferische omstandigheden.
Fouten, onjuiste bediening of storingen aan het pompsysteem kunnen bijvoorbeeld leiden tot overmatige of onvoldoende dosering, of de toegestane druk kan worden overschreden. Gevolgfouten of -schade moet door de operator worden geëvalueerd en er moeten afdoende maatregelen worden genomen om deze te voorkomen!
Pompen met elektronica zijn uitsluitend geschikt voor gebruik binnen! Niet buiten installeren! 5.2.3 Montage-oppervlak De pomp moet op een vlak oppervlak worden gemonteerd.
5.3 Montage
5.2 Installatielokatie Waarschuwing
Voorzichtig
Levensgevaar vanwege het niet-uitschakelen van stroom door de aardlekschakelaar (RCD)!
9.95
5.2.1 Benodigde ruimte voor bediening en onderhoud N.B.
(159) 172.5
C1
De pomp moet worden geïnstalleerd in een positie waar deze gemakkelijk toegankelijk is tijdens bedrijf en onderhoudswerkzaamheden.
Afb. 5 •
De bedieningselementen moeten gemakkelijk toegankelijk zijn tijdens bedrijf.
7 16.5
TM03 6664 4506
105
Als de pomp is aangesloten op een elektrische installatie waar een aardlekschakelaar (RCD) wordt gebruikt als aanvullende bescherming, dan moet deze aardlekschakelaar de pomp uitschakelen wanneer aardlekstromen met DC-component (pulserende gelijkstroom) en vlakke DC aardlekstromen optreden. Dit betekent dat een RCD type B, gevoelig voor universele stromen, moet worden gebruikt.
Draai de schroeven voorzichtig vast, anders kan de kunststof behuizing beschadigd raken.
7 Boorplan
Gebruik vier M6 bouten voor het monteren van de pomp op de tank of op een console, zodat het zuigventiel zich onderaan en
5.4 Installatievoorbeelden
8i 9i
2i
7i 6i
10i
12i 11i
4i
1i
5i 3i
Afb. 6 Pos. 1i
12
15i
Installatievoorbeeld van pomp met handmatige ontluchting Componenten Doseertank
Pos.
Componenten
8i
Pulsatiedemper
2i
Elektrisch roerwerk
9i
Kalibratiebuis
3i
Extractie-apparaat
10i
Injectie-eenheid
4i
Zuig-pulsatiedemper
11i
Ontluchtings- en veiligheidsventiel
5i
Doseerpomp
12i
Keerklep
6i
Veiligheidsventiel
15i
Filter
7i
Veerbelaste klep
TM03 6665 4506
Nederlands (NL)
5. Installatie
•
Installeer om de doseerpomp te beschermen tegen een overmatige drukopbouw een veiligheidsventiel (6i) in de persleiding.
•
Voor ontgassende media:
•
Voor niet ontgassende media, met een viscositeit gelijksoortig aan die van water, kan de pomp worden gemonteerd op de tank (houd rekening met de toelaatbare aanzuighoogte).
•
Bij voorkeur positieve toeloop.
– Positieve toeloop.
•
Installeer bij media met een neiging tot sedimentvorming de zuigleiding met filter (15i) zodat het zuigventiel een aantal millimeter boven het mogelijke sedimentatieniveau blijft.
– Installeer een filter (15i) in de aanzuigleiding om te voorkomen dat de ventielen verontreinigd raken. p
10i
6i
6i
TM03 6666 4506
15i
13i 15i Afb. 7
Afb. 10 Installatie met veiligheidsventiel en filter •
Tankinstallatie
Voor lengten groter dan 1 meter, kan een pulsatiedemper (4i) nodig zijn, afhankelijk van de doostroming.
4i TM03 6670 4506
Met open uitstroming van het doseermedium of lage tegendruk Een overdrukverschil van tenminste 1 bar moet worden gewaarborgd tussen de tegendruk op het injectiepunt en de druk van het doseermedium bij het pompzuigventiel. •
Wanneer dit niet kan worden gewaarborgd, monteer dan een veerbelaste klep (7i) direct voor de uitlaat of de injectie-eenheid.
7i
TM03 6669 4506
10i
p
Afb. 11 Installatie met zuigpulsatiedemper •
bar p _> 11bar
Voor demper en leidinglengten langer dan 3 meter en voor flexibel leidingwerk en leidinglengten boven de 5 meter, moet een pulsatiedemper (8i) worden toegepast om het systeem te beschermen.
Afb. 8
Installatie met een veerbelaste klep
Installeer, om het heveleffect te voorkomen, een veerbelaste klep (7i) in de persleiding en indien nodig, een magneetventiel (14i) in de zuigleiding.
p1
_1bar pp22--pp11> 1 bar
Afb. 12 Installatie met pulsatiedemper
7i p2
14i
Afb. 9
TM03 6668 4506
•
TM03 6671 4506
TM03 6667 4506
8i
Installatie om heveleffect te voorkomen
13
Nederlands (NL)
5.4.1 Installatietips
•
Let op het volgende bij installatie van de zuigleiding:
5.5.2 Dimensionering van buis / pijpleidingen
Nederlands (NL)
– Houd de zuigleiding zo kort mogelijk. Voorkom dat deze in de war raakt.
Waarschuwing Let op de druktrap van de gebruikte leidingen. De maximaal toelaatbare inlaatdruk en de druktrap van de persleidingen mag niet worden overschreden!
– Gebruik indien nodig ruime bochten in plaats van kniestukken. – Voer de zuigleiding altijd in de richting van het zuigventiel. – Voorkom lussen omdat deze luchtbellen kunnen veroorzaken.
Minimale interne diameter Pompversie
TM03 6672 4506
Pomptype
Installeer in geval van lange persleidingen een keerklep (12i) in de persleiding.
[mm]
[mm]
DDI 60-10
Zuigzijde: 9 Perszijde: 6
Zuigzijde: 19 Perszijde: 13
DDI 150-4
13
Zuigzijde: 19 Perszijde: 13
•
Sluit de zuigleiding aan op zuigventiel (3a). – Installeer de zuigleiding in de tank zodat de voetklep ca. 5 tot 10 mm boven de bodem van de tank, of het mogelijke sedimentatieniveau blijft.
•
Sluit de persleiding aan op het persventiel (3b).
12i TM03 6673 4506
11i
HV-variant
5.5.3 Aansluiten van de zuig- en persleidingen
Afb. 13 Installatie van de zuigleiding
•
Standaard
B 3b
3a A
5.5 Buis/pijpleidingen 5.5.1 Algemeen
CC
DD
Waarschuwing Installeer om de doseerpomp te beschermen tegen een overmatige drukopbouw een veiligheidsventiel in de persleiding. Alle leidingen moeten onbelast zijn! Voorkom lussen en knikken in de buizen! Houd de zuigleiding zo kort mogelijk! De doorstroming moet in tegengestelde richting van de zwaartekracht lopen! Houd de instructies van de producent aan bij het omgaan met chemicaliën! De bestendigheid van de delen die in contact komen met het medium hangen af van het medium, de mediumtemperatuur en de werkdruk. Zorg er voor dat de delen die in contact komen Voorzichtig met het medium chemisch bestand zijn tegen het doseermedium onder bedrijfsomstandigheden! Gebruik uitsluitend de gespecificeerde leidingtypen! Maximale lengte van de zuigleiding
•
5 m voor standaard pompen bij het doseren van media met een viscositeit gelijksoortig aan die van water en gebruik van een pulsatiedemper.
•
1,2 m bij doseermedia met een hogere viscositeit dan die van water.
•
1,2 m voor pompen met Flow Monitor (2 m voor standaard DDI 60-10) bij het doseren van media met een viscositeit gelijksoortig aan die van water en zonder toepassing van een pulsatiedemper.
14
TM03 6235 4506
Afb. 14 Installatie met keerklep
Afb. 15 Aansluiten van de zuig- en persleidingen Pos.
Componenten
3a
Zuigventiel
3b
Persventiel
C
Pijpaansluiting
D
Buisaansluiting
Voorzichtig
Houd de druklimieten aan die zijn gespecificeerd in paragraaf 1. Algemene informatie!
Waarschuwing
Zorg er voor dat de pomp geschikt is voor de elektrische voeding waarop deze gebruikt gaat worden.
Het pomphuis mag uitsluitend worden geopend door personeel dat is geautoriseerd door Grundfos!
Waarschuwing Elektrische aansluitingen mogen uitsluitend worden gemaakt door gekwalificeerd personeel!
Waarschuwing Bescherm de kabelaansluitingen en connectoren tegen corrosie en vochtigheid.
Schakel de voeding uit voordat u de voedingskabel en de relaiscontacten aansluit!
Verwijder alleen de beschermkappen van de aansluitingen die worden gebruikt.
Houd de lokale veiligheidsvoorschriften aan!
De voedingsspanning moet galvanisch gescheiden zijn van de signaalingangen en -uitgangen.
Voorzichtig
6.1 Aansluiten van de signaalleidingen voor de DDI 222 1
3
2
1
6
4
3
3
4 1
2
2
5
optional Optioneel 1
2
3
3
5 1
2
1
3
4
5
4 3
4
4
4
1
5
TM03 6583 4506
2
2
Afb. 16 DDI 222 aansluitschema 6.1.1 Membraan lekkagesignaal / (druksensor - Flow Monitor) Connector 1
Voor membraanlekkagesignaal (MBS) en/of druksensor (Flow Monitor pompoptie). Het membraanlekkagedetectiesignaal en druksensor zijn voorgeassembleerd met een M12-stekker voor connector 1. •
Sluit de kabels aan overeenkomstig de onderstaande tabel. Connector 1 Pen
Gebruikt voor / draadkleur Toekenning
Membraanlekkagesignaal (MBS)
Druksensor
1
+5V
x
3
Druksensoringang
x
4
MBS ingang
5
GND
Zwart Groen/geel
x
6.1.2 Stroomuitgang / Flow Monitor (druksensor) Connector 2
Voor druksensor t.b.v. Flow Monitor optie. De druksensor wordt kant en klaar geleverd met M12 stekker voor connector 2 of connector 1. De stroomuitgang geeft de huidige doseerdoorstroming aan en kan onafhankelijk van de gekozen bedrijfsmodus worden gewogen. Zie paragraaf 9.6.4 Weging van stroom ingang/uitgang.
N.B.
Druksensor (Flow Monitor): Wanneer connector 2 ook wordt gebruikt voor stroomuitgang, dan kan de druksensor of worden aangesloten op connector 1, of bij voorkeur samen met de stroomuitgang op connector 2 m.b.v. de stekkerset (artikelnr. 96645265 (321-327)).
Connector 2 Pen
Kabel Toekenning
Aderkleur
Wordt gebruikt voor +/- stroomuitgang
Druksensor
1
+5V
Bruin
x
3
Druksensoringang
Blauw
x
4
Stroomuitgang
Zwart
+
5
GND
Groen/geel
-
x
15
Nederlands (NL)
6. Elektrische aansluitingen
6.1.3 Slag/pulssignaal / bijna-leeg signaal / foutsignaal
Nederlands (NL)
Connector 3
Galvanisch gescheiden uitgang voor slag/pulssignaal of bijna-leeg signaal en foutsignaal. Connector 3
Kabel
Wordt gebruikt voor Slag/pulssignaal / bijna-leeg signaal
Pen
Toekenning
Aderkleur
1
Foutsignaalcontact
2
Slag/pulssignaal of bijna-leeg signaalcontact
Wit
x
3
Slag/pulssignaal of bijna-leeg signaalcontact
Blauw
x
4
Foutsignaalcontact
Zwart
Foutsignaal
Bruin
x
x
6.1.4 Op afstand aan/uit / contactingang / stroomingang Connector 4
Voor de op afstand aan/uit ingang en contactingang of stroomingang. Wanneer afstand aan/ uit en contactingangen tegelijkertijd gebruikt moeten worden, wordt 1 draad tweemaal toegekend. Voorzichtig
Gebruik voor de aansluiting van één kabel een connectoradapter met eenvoudige kabeldoorvoer, gebruik voor de aansluiting van twee kabels een stekkeradapter met een dubbele kabeldoorvoer, anders gaat de bescherming verloren!
Connector 4
Kabel
Wordt gebruikt voor
Aderkleur
Op afstand aan/uit ingang
Contactingang
Bruin
x
x
Pen
Toekenning
1
GND
2
Stroomingang
3
Op afstand aan/uit ingang
Blauw
4
Contactingang
Zwart
+/- stroomingang
-
Wit
+ x x
6.1.5 Alleen leegsignaal / bijna-leeg- en leegsignaal Connector 5
Alleen voor het bijna-leeg signaal of bijna-leeg signaal en leeg-signaal-ingang. De zuigleidingen met leegsignaal of bijna-leeg signaal en leegsignaal zijn voorgeassembleerd met een connector voor aansluitbus 5. Connector 5
Wordt gebruikt voor
Pen
Toekenning
Leegsignaal
1
Bijna-leeg signaal
2
Leegsignaal
x
3
GND
x
x
6.1.6 PROFIBUS (optioneel) Connector 6
Connector 6 voor PROFIBUS wordt uitsluitend gebruikt wanneer de PROFIBUS optie is geselecteerd. Raadpleeg voor pompen met de PROFIBUS-optie de aparte meegeleverde "PROFIBUS-DP" handleiding.
16
Bijna-leeg signaal
x
7. Opstarten/uitschakelen
Waarschuwing
Waarschuwing
Schakel de voeding uit voordat u de voedingskabel aansluit!
Risico op bijtende chemicaliën! Draag beschermende kleding (handschoenen en bril) bij het werken aan de doseerkop, aansluitingen of leidingen!
Controleer voor het aansluiten van de voedingskabel of de nominale spanning zoals vermeld op de typeplaat van de pomp overeenkomt met de lokale omstandigheden!
Controleer bij elke keer opstarten de doseerkopschroeven.
Voer geen modificaties uit aan de voedingskabel of stekker!
•
Voorzichtig
De pomp kan automatisch starten wanneer de voedingsspanning wordt aangesloten!
Voorzichtig
De toekenning tussen de connector en bus aansluiting en de pomp moet duidelijk zijn gelabeld (bijv. door de aansluitbus te labelen).
Schakel de voeding niet in voordat u klaar bent om de pomp te starten.
6.2.1 Uitvoeringen zonder netstekker
Haal na de eerste keer opstarten en na elke keer dat het membraan is vervangen de doseerkopVoorzichtig schroeven aan. Na ca. 6-10 bedrijfsuren of twee dagen de schroeven van de doseerkop aanhalen met een momentsleutel. Aanhaalkoppel: 7 Nm (+ 1 Nm).
7.1 Initiële start / volgende start 7.1.1 Controles voor het opstarten
•
Controleer of de nominale spanning die op de typeplaat van de pomp is vermeld correspondeert met de lokale situatie!
•
Controleer of alle aansluitingen goed zijn en draai deze aan indien nodig.
•
Verifieer of alle doseerkopschroeven zijn aangedraaid met het gespecificeerde aanhaalkoppel en draai deze aan indien nodig.
•
Controleer of alle elektrische aansluitingen juist zijn.
Waarschuwing De pomp moet worden aangesloten op een externe duidelijk gelabelde netschakelaar met een contactspleet van 3 mm voor alle polen.
•
Sluit de pomp aan op het net overeenkomstig de lokale elektrische installatieregels. Waarschuwing IP65 kan alleen worden gewaarborgd wanneer de voedingskabel is aangesloten met IP65 bescherming.
7.1.2 Helpen van de aanzuiging voor systemen zonder positieve toeloop
Bij de droge zuig-/persventielen:
6.2.2 Uitvoeringen met netstekker
1. Verwijder de zuigleiding.
•
2. Houd een kleine container water direct naast het zuigventiel en zuig water op totdat de doseerkop vol is.
Steek de netstekker in de netcontacdoos. Waarschuwing Er kan spanning staan op de printplaat, zelfs wanneer de voedingsspanning niet is aangesloten! De printplaat mag uitsluitend worden vervangen door servicepersoneel dat is geautoriseerd door Grundfos.
3. Steek de zuigleiding weer in. 7.1.3 Starten van de pomp
1. Open de zuig- en persscheidingsventielen, indien geïnstalleerd. 2. Maak het systeem drukloos aan de perszijde van de pomp: – Open het ontluchtings- en aftapventiel van het systeem. 3. Laat de pomp draaien in continu bedrijf: – Schakel de voedingsspanning in. – Druk op de "Start/Stop" knop en houd deze ingedrukt. – De pomp schakelt naar continu bedrijf bij maximale slagfrequentie. 4. Laat de pomp draaien totdat de doseerkop en de ventielen zijn gevuld met medium en het doseermedium door de ontluchtingsleiding stroomt aan de perszijde. 5. Sluit het systeemontluchtings- en aftapventiel. De pomp is nu bedrijfsgereed. 7.1.4 Aandraaien van de schroeven van de doseerkop Haal na de eerste keer opstarten en na elke keer dat het membraan is vervangen de doseerkopschroeven aan. Voorzichtig
Na ca. 6-10 bedrijfsuren of twee dagen de schroeven van de doseerkop aanhalen met een momentsleutel. Aanhaalkoppel: 7 Nm (+ 1 Nm).
7.2 Bediening van de pomp
N.B.
Raadpleeg voor het bedienen van de pomp de paragrafen 8. Bediening, 9. Gebruik van de besturingseenheid en 10. Onderhoud en indien nodig paragraaf 11. Storingzoekschema.
17
Nederlands (NL)
6.2 Aansluiten van de voedingskabel
7.3 Shutdown
Nederlands (NL)
8. Bediening
Waarschuwing
In het geval van een membraanlekkage, kan de doseervloeistof uit het gat lekken in de tussenflens tussen pomp en doseerkop. De onderdelen in de behuizing zijn beschermd tegen de doseervloeistof gedurende een korte periode (afhankelijk van het soort vloeistof) door de afdichting Voorzichtig van de behuizing. Het is noodzakelijk om regelmatig (dagelijks) te controleren of er vloeistof lekt uit de tussenflens.
Risico op bijtende chemicaliën! Draag beschermende kleding (handschoenen en bril) bij het werken aan de doseerkop, aansluitingen of leidingen! Laat geen chemicaliën lekken uit de pomp. Alle chemicaliën op de juiste wijze verzamelen en afvoeren! N.B.
Raadpleeg paragraaf 10.5 Membraanbreuk.
Spoel indien mogelijk de doseerkop voordat u de pomp uitschakelt, bijvoorbeeld door water toe te voeren.
7.3.1 Uitschakelen / deïnstalleren
1. Schakel de pomp uit en koppel deze los van de voeding.
Voor een maximale veiligheid, raden wij de pompuitvoering aan met membraanlekkagedetectie.
8.1 Bedienings- en display-elementen
2. Maak het systeem drukloos.
4. Verwijder voorzichtig alle leidingen. 5. Deïnstalleer de pomp.
Mode
7.3.2 Reinigen
1. Spoel alle delen die in contact zijn geweest met het medium zeer zorgvuldig:
Stop Start
Menu
Down Up
TM03 6257 4506
3. Neem afdoende maatregelen om er voor te zorgen dat de terugvloeiende doseervloeistof veilig wordt opgevangen.
Afb. 17 Display van de DDI 222
– leidingen – ventielen
Element
Omschrijving
– doseerkop
Light Emitting Diode (LED) • Gaat rood branden wanneer de pomp is gestopt. • Gaat groen branden wanneer de pomp is gestart en gaat kortstondig uit tijdens een zuigslag. • Gaat geel branden wanneer de pomp op afstand is uitgeschakeld. • Knippert rood wanneer er sprake is van een foutsignaal. • Knippert rood/groen wanneer er sprake is van een foutmelding en de pomp draait, of automatisch herstart nadat de fout is gecorrigeerd. • Gaat uit wanneer de pomp zich in de menumodus bevindt. "Start/Stop" • Gebruik deze knop om de pomp te starten of te stoppen. • Foutsignalen kunnen worden bevestigd door op de "Start/Stop" knop te drukken.
– membraan. 2. Verwijder alle resten van chemicaliën van het pomphuis. 7.3.3 Opslag
Opslag van de pomp: 1. Droog na het reinigen (zie hierboven) alle delen en installeer de doseerkop en ventielen weer, of
Mode
2. vervang de ventielen en membraan. Zie paragraaf 10. Onderhoud. 7.3.4 Afvoeren
Afvoeren van de pomp: •
Voer na het reinigen (zie hierboven) de pomp af in overeenstemming met de relevante regelgeving.
Stop Start
Gebruik de "Menu/Info" knop om te schakelen tussen de bedrijfsmodi.
Menu Info
Down Up
Gebruik de "Omlaag" en "Omhoog" knoppen om waarden in het display te wijzigen.
8.1.1 Displaytest
Een displaytest wordt automatisch uitgevoerd wanneer de pomp wordt ingeschakeld. Alle segmenten van het display worden gedurende 3 seconden ingeschakeld en het softwareversienummer wordt daarna gedurende 2 seconden weergegeven. 8.1.2 Display indicator
Bij inschakelen (wanneer de pomp was gestopt) en tijdens pompbedrijf, wordt het setpoint van de doseerdoorstroming weergegeven. Met contactbesturing wordt de ingestelde ml/contact waarde weergegeven.
8.2 Aan/uit schakelen Voorzichtig
18
Controleer voor het inschakelen van de pomp of deze juist is geïnstalleerd. Raadpleeg paragrafen 5. Installatie en 7.1 Initiële start / volgende start.
•
Schakel de voeding in om de pomp te starten.
•
Schakel de voeding uit om de pomp te stoppen.
N.B.
Zie eerst de paragrafen 5. Installatie, 7. Opstarten/uitschakelen en 7.2 Bediening van de pomp. In deze paragraaf zijn alleen de extra functies beschreven.
9.2.3 Twee-traps tank-leeg signaal
Deze functie wordt gebruikt om een waarschuwing te geven wanneer de tank bijna leeg is en om de pomp uit te schakelen wanneer de tank leeg is. Zorg er voor, om het bijna-leeg signaal te kunnen gebruiken, dat de zuigleiding is uitgerust met twee vlotterschakelaars.
9.1 Menuniveaus
Bijna-leeg signaal
Menuniveaus die worden gebruikt in de besturingseenheid
Het bijna-leeg signaal kan een foutsignaal zijn of een bijna-leeg signaal op connector 3. Voor een bijna-leeg signaal moet relais 1 zijn ingesteld op "bijna-leeg signaal". Raadpleeg paragrafen 6. Elektrische aansluitingen en 9.7.1 Wijzigen van de schakelaartoekenning.
Eerste functieniveau: voor het selecteren en instellen van de bedrijfsmodi van de pomp (Handmatig, Contact, Analoog) het uitvoeren van de batch en timer functies en het starten van de pomp.
•
Tweede functieniveau: voor het instellen en bekijken van de extra functies, het instellen van de batch en timerfuncties en het instellen van de toegangscode om de pomp te beschermen tegen ongeautoriseerde toegang tot de pompinstellingen.
•
Serviceniveau: voor het instellen van het pomptype en de displayeenheid voor de doseerdoorstroming (l/h of gal/h) en het instellen van de ingangen en uitgangen.
Wanneer het contact van de betreffende vlotterschakelaar sluit, •
dan schakelt het foutsignaalrelais of het bijna-leeg signaalrelais in, maar de pomp wordt niet uitgeschakeld.
•
De LED knippert rood.
•
Het leegsignaalsymbool knippert in het display. Manual
1.20
Opslaan van de gebruikersinstellingen
De pompinstellingen worden automatisch ca. elke 10 minuten opgeslagen en blijven zo gehandhaafd, zelfs wanneer de voeding is uitgeschakeld.
Stop
9.2 Algemene functies van de besturingseenheid 9.2.1 Aanzuiging
Wanneer de "Start/Stop" knop gedurende meer dan 1 seconde wordt ingedrukt, dan schakelt de pomp naar continu bedrijf zolang de knop ingedrukt wordt gehouden (bijv. voor aanzuiging).
l/h
TM03 6596 4506
•
Afb. 18 Display: bijna-leeg signaal
Wanneer de fout eenmaal is hersteld, •
schakelt het foutsignaalrelais of het bijna-leeg relais uit.
•
De pomp keert terug naar de toestand waarin deze zich bevond voordat de fout optrad.
Dit gebeurt ongeacht de gekozen bedrijfsmodus. (In batch- of timermodus moet de pomp eerst worden gestopt.)
Leegsignaal
9.2.2 Vergrendelen van "run"
Wanneer het contact van de betreffende vlotterschakelaar sluit,
De pomp kan worden vergrendeld om handmatig stoppen te voorkomen.
•
wordt de pomp uitgeschakeld.
•
Het foutsignaalrelais schakelt in.
Wanneer deze functie wordt geactiveerd (serviceniveau), dan gaat de pomp lopen met de huidige instellingen en kan niet worden gestopt m.b.v. de "Start/Stop" knop.
•
De LED knippert rood.
•
Het leegsignaalsymbool gaat branden in het display.
Het blijft mogelijk om foutmeldingen te bevestigen met de "Start/Stop" knop. Stoppen van de pomp wanneer de "run" vergrendeling is geactiveerd.
•
Wanneer aan/uit op afstand is aangesloten, gebruik dan op afstand uit.
•
Ontkoppel de pomp van de voeding. N.B.
Voor "Batch handmatig", moet de "Run" knop niet worden vergrendeld, omdat de pomp dan in continu bedrijf draait.
Stop
1.20
l/h
TM03 6597 4506
Manual
Afb. 19 Display: leegsignaalsymbool
Wanneer de fout eenmaal is hersteld, •
gaat de pomp weer lopen (wanneer deze eerder ook liep).
•
Het foutsignaalrelais schakelt uit.
•
De pomp keert terug naar de toestand waarin deze zich bevond voordat de fout optrad.
19
Nederlands (NL)
9. Gebruik van de besturingseenheid
9.2.6 Voeding uit
Optioneel kan de pomp worden uitgerust met een sensor voor membraanlekkagedetectie.
Wanneer het opgenomen vermogen van de aandrijfmotor te hoog is, bijv. als gevolg van overmatige tegendruk in het doseersysteem, dan wordt dit gedetecteerd en aangegeven door vermogensbewakingsfunctie.
1.20
l/h
MBS
TM03 6598 4506
Manual
•
Het foutsignaalrelais schakelt in.
•
"1/min", "bar" en "ERROR" knipperen in het display.
•
De pomp is gestopt. Elke 10 minuten wordt een poging gedaan om de pomp automatisch te herstarten.
•
De LED knippert rood/groen. Analog
Afb. 20 Display: MBS-sensor is aangesloten
Wanneer een membraanlekkage wordt gedetecteerd door de sensor, •
dan wordt de pomp uitgeschakeld.
•
Het foutsignaalrelais schakelt in.
•
De LED knippert rood.
•
"MBS" en "ERROR" knipperen in het display.
0
Run ERROR
1/min
bar
TM03 6360 4506
De elektronica detecteert automatisch of een sensor is aangesloten. Het volgende verschijnt op het display.
Afb. 23 Display: voeding uit
Voor mogelijke fouten en hun remedie, zie paragraaf 11. Storingzoekschema .
Stop
1.20
l/h
ERROR MBS
TM03 6599 4506
Manual
Afb. 21 Display: membraanlekkage gedetecteerd
Wanneer de fout eenmaal is hersteld (het contact is niet langer gesloten),
Wanneer de fout eenmaal is hersteld, •
dan herstart de pomp automatisch, of
•
druk op de "Start/Stop" knop om de fout te bevestigen.
9.2.7 Aan/uit op afstand
De pomp kan op afstand worden uitgeschakeld (bijv. vanuit een regelkamer). •
Indien op afstand uitgeschakeld, dan reageert de pomp niet op ingangssignalen of input door de operator. Uitzondering: de pomp kan nog steeds handmatig worden gestopt (druk op de "Start/Stop" knop) en in continu bedrijf draaien (de "Start/Stop" knop indrukken en ingedrukt houden). "Stop" gaat branden in het display.
•
druk dan op de "Start/Stop" knop om de fout te bevestigen.
•
De pomp gaat weer lopen (wanneer deze eerder ook liep).
•
Het foutsignaalrelais schakelt uit.
•
•
De pomp keert terug naar de toestand waarin deze zich bevond voordat de fout optrad.
•
De gele LED gaat branden.
•
Indien op afstand ingeschakeld, dan keert de pomp terug naar de toestand waarin deze zich bevond voordat deze werd uitgeschakeld. Wanneer bijvoorbeeld de pomp zich eerder in de "Stop" modus bevond, dan keert deze terug in deze modus wanneer de pomp wordt ingeschakeld.
N.B.
Een kabelbreuk van de drukschakelaar wordt ook aangegeven als een membraanlekkagesignaal (MBS fout). Na bevestiging van de MBS fout, gaat de pomp verder zonder foutindicatie!
9.2.8 Geheugenfunctie
9.2.5 Blokkeerveiligheid
Wanneer de pomp bestaande slagen moet verwerken, dan wordt een controle uitgevoerd of de aandrijving draait. Wanneer de aandrijfmotor is geblokkeerd, bijv. als gevolg van overmatige tegendruk in het doseersysteem, dan wordt dit gedetecteerd en aangegeven door de geïntegreerde motorbewakingsfunctie. •
Het foutsignaalrelais schakelt in.
•
"1/min", "bar" en "ERROR" knipperen in het display. Analog Analog
0
Run Stop ERROR
1/min
bar
Afb. 22 Display: motorbewaking
TM03 6763 4506
Nederlands (NL)
9.2.4 Membraanlekkagedetectie (MBS)
Contactsignalen, die niet direct verwerkt kunnen worden, kunnen worden opgeslagen en vervolgens aan de pomp beschikbaar worden gesteld voor verwerking. Er kunnen maximaal 65.000 contactsignalen worden opgeslagen. •
Zonder geheugen: wanneer de pomp draait terwijl een contactsignaal wordt ontvangen, dan wordt het signaal genegeerd. De pomp voert de huidige dosering uit, vervolgens is deze weer klaar om nieuwe contactsignalen te ontvangen, d.w.z. het negeert overtollige contacten.
•
Met geheugen: wanneer de pomp draait terwijl een contactsignaal wordt ontvangen, dan wordt het signaal in het geheugen opgeslagen. Allereerst voert de pomp de huidige dosering uit, vervolgens verwerkt het de contactsignalen uit het geheugen.
De inhoud van het geheugen wordt gewist: •
door uitschakelen van de voedingsspanning
•
door schakelen van de bedrijfsmodus.
•
De pomp is gestopt.
De inhoud van het geheugen wordt niet verwijderd:
•
De rode LED knippert.
•
Voor mogelijke fouten en hun remedie, zie paragraaf 11. Storingzoekschema. Wanneer de fout eenmaal is hersteld, •
20
druk dan op de "Start/Stop" knop om de fout te bevestigen.
door bekrachtigen van het op afstand aan/uit contact
•
door op de "Start/Stop" knop te drukken
•
door continu bedrijf. N.B.
De geheugenfunctie kan worden ingeschakeld en uitgeschakeld in het tweede functieniveau.
Nederlands (NL)
9.2.9 Flow Monitor
De pomp kan worden uitgerust met een druksensor (Flow Monitor pompoptie). Gebaseerd op de druk gemeten door de sensor en de motorpositie, wordt een indicatordiagram gegenereerd. Mogelijke doseerfouten, of het overschrijden van de toegestane tegendruk worden betrouwbaar gedetecteerd en aangegeven door het display of de foutmeldingsuitgang. De volgende fouten worden herkend: •
Druk overschreden (de pomp wordt gestopt en start automatisch weer wanneer de druk afneemt).
•
Doseerfout (de pomp doseert 30 % tot 100 % minder, als gevolg van een lekkend pers- of zuigventiel, een verstopte zuigleiding of een luchtbel in de doseerkop). Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden, kan het zo zijn dat het onmogelijk is om doseerfouten Voorzichtig te detecteren als gevolg van verschillende fouten die tegelijkertijd optreden (bijv. lekkende zuig- en persventielen)!
De doseerbesturing en doseerbesturingsfuncties kunnen onafhankelijk van elkaar worden in- en uitgeschakeld. Het is altijd mogelijk om de druk weer te geven die is gemeten tijdens bedrijf wanneer de druksensor is aangesloten. N.B.
Voor informatie over bediening van de pomp met de Flow Monitor, zie paragraaf 9.10 Flow Monitor.
9.3 Signaaluitgangen De besturingseenheid kent de volgende signaaluitgangen, bijv. om een signaal terug te zenden naar de regelkamer. 9.3.1 Stroomsignaaluitgang N.B.
Om de besturingssignaaluitgang te gebruiken, zie paragraaf 9.9 Stroomsignaalbesturing 0-20 mA / 4-20 mA.
De actuele doorstroming van de pomp wordt uitgestuurd als een stroomsignaal.
•
Stroomuitgang 0-20 mA in de volgende modus:
•
Stroomuitgang 4-20 mA in de volgende modi:
– Stroomstuursignaal 0-20 mA. – Handmatige besturing 4-20 mA – Handmatig – Contact – Batchdosering met handmatig/contact start – Timer met handmatig/contact start.
N.B.
De stroomuitgang is lineair tussen 4 (0) mA bij doorstroming = 0 en 20 mA bij maximale doorstroming Qmax. (standaard instelling) of de overeenkomstig ingestelde waarden.
9.3.2 Foutsignaal
Wordt gebruikt om diverse fouttoestanden terug te melden aan de regelkamer. 9.3.3 Slagsignaal / bijna-leeg signaal / pulsingang
Afhankelijk van de relaisinstelling, ontvangt de contactuitgang een signaal in deze gevallen: •
voor elke volledige slag van de pomp, of
•
een bijna-leeg signaalingang, of
•
elke pulsingang bij de pomp.
Voor het instellen van het relais, zie paragraaf 9.7.1 Wijzigen van de schakelaartoekenning.
21
9.4 Eerste functieniveau
Nederlands (NL)
Pomp draait niet (LED brandt rood)
Menu Info
Manual
Handmatige bediening
1.20 Run
Pomp draait (LED brandt groen)
l/h Up
Stel de dosering in op ca. 0,125 % tot 100 % van de maximale doseercapaciteit [l/h]
Down
Stop Start
Menu Info
Contact ml Contactsignaalbesturing
1.75
Stel de doseerhoeveelheid / het Up
Down doseersignaal in op
0,111 - 22,2 ml (DDI 60-10) 0,278 - 55,5 ml (DDI 150-4)
Stop Start
Menu Info
Dosering proportioneel aan het stroomsignaal* Stroomsignaalbesturing 0-20 mA
0-20 mA
Analog l/h
0.000 Menu Info
20 mA:
Continu bedrijf, max. dosering
< 0,2 mA:
Pomp stopt
0,2 - 20 mA: Dosering proportioneel aan het stroomsignaal
Up
Down
Stop Start
Instellen van de weging (maximale dosering)
Dosering proportioneel aan het stroomsignaal*
4-20 mA
0.000
20 mA:
Continu bedrijf, max. dosering
< 4,2 mA:
Pomp stopt Stop 4,2 - 20 mA: Dosering proportioneel aan het stroom- Start signaal < 2 mA:
Foutsignaal schakelt in
> Display:
"ERROR", LED knippert rood
Up
Down
Afb. 24 Eerste functieniveau
* U kunt de toekenning tussen de stroomingang en de doorstroming wijzigen. Zie paragraaf 9.9 Stroomsignaalbesturing 0-20 mA / 4-20 mA.
22
Instellen van de weging (maximale dosering)
TM03 6674 4506
Stroomsignaalbesturing 4-20 mA
Analog l/h
De bedrijfsmodi worden geselecteerd in het eerste functieniveau en instellingen voor de modi kunnen worden gemaakt. Dit functieniveau kan alleen worden geopend wanneer de pomp is gestopt. 1. Druk, wanneer de pomp is gestopt, (rode LED gaat aan) op de "Menu/Info" knop. – Het eerste functieniveau wordt geopend. 2. Navigeer in het eerste functieniveau door herhaaldelijk op de "Menu/Info" knop te drukken. 3. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de instellingen in het relevante menu te wijzigen, zoals aangegeven in afb. 24. 4. Druk op de "Start/Stop" knop om de instellingen te bevestigen en het eerste functieniveau te verlaten. – De pomp draait (LED brandt groen).
N.B.
•
De pomp moet eerst in deze bedrijfsmodus worden gestart (LED gaat groen branden, "Run" verschijnt in het display).
Gebruik de "Start/Stop" knop om de pomp te starten of te stoppen.
Voor continue dosering in een proces
Voor elk signaal dat wordt ontvangen op de contactingang van de pomp (bijv. van een watermeter met reed contactuitgang), doseert de pomp de ingestelde doseercapaciteit. De dosering wordt continu gedistribueerd tussen de inkomende contacten via een controller. De maximale doseercapaciteit mag niet worden overschreden. Ingangsbereik voor de doseercapaciteit per contact
9.4.2 Handmatige bediening
Min. doseercapaciteit (= 1/50 slag/contact)
Max. doseercapaciteit (= 4 slagen/contact)
[ml]
[ml]
Dosering met handmatig aan/uit en handmatig instelbare doseerflow
Pomptype
In deze bedrijfsmodus, worden alle instellingen op de pomp ingevoerd door de operator.
DDI 60-10
0,111
22,2
DDI 150-4
0,278
55,5
•
Gebruik de "Start/Stop" knop om de pomp te starten of te stoppen.
•
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de doorstroming te verhogen of te verlagen. Dit kan zowel bij een stilstaande als een draaiende pomp worden gedaan.
Zelfs wanneer de pomp meer contactsignalen ontvangt dan het kan verwerken bij de maximale doorstroming, dan loopt deze zo lang mogelijk in continu bedrijf met een maximale slagfrequentie van 180/min. (120/min. in langzame modus).
1.20
1.75
TM03 6601 4506
Run
l/h
Afb. 26 Display: contactsignaalbesturing
Afb. 25 Display: handmatige bediening
De maximale weergegeven/instelbare doorstroming wordt automatisch ingesteld, overeenkomstig het pomptype en het gekalibreerde slagvolume. Ingangsbereik voor de doorstroming Pomptype
Qmin. [l/h]
TM03 6602 4506
Contact ml
Manual
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen in het eerste functieniveau om het doseervolume voor elk contactsignaal in te stellen. 1. Druk, wanneer de pomp is gestopt, (rode LED gaat aan) op de "Menu/Info" knop. – Het eerste functieniveau wordt geopend.
Resolutie van doorstroming
2. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen in het "contactsignaalbesturings" menu om het doseervolume voor elk contactsignaal in te stellen. 3. Druk op de "Start/Stop" knop om de instellingen te bevestigen en het eerste functieniveau te verlaten.
DDI 60-10
0,075
20 ml/h voor Q < 10 l/h 100 ml/h voor Q 10 l/h
DDI 150-4
0,188
20 ml/h voor Q < 10 l/h 100 ml/h voor Q 10 l/h 1 l/h voor Q 100 l/h
– De pomp draait (LED brandt groen).
N.B.
Als gevolg van de constante doseerbesturing, kan de pomp gedurende een korte periode doorgaan met het doseren, zelfs al is er geen contact ontvangen.
9.4.4 Stroomsignaalbesturing 0-20 mA / 4-20 mA
Voor stroomsignaalbesturing, zie paragraaf 9.9 Stroomsignaalbesturing 0-20 mA / 4-20 mA.
9.5 Tweede functieniveau 9.5.1 Openen / afsluiten van het tweede functieniveau
Openen van het tweede functieniveau •
voor het instellen van de toegangscode,
•
voor het in- of uitschakelen van functies zoals Flow Monitor of geheugen,
•
voor het invoeren van instellingen voor bedieningsmodi zoals batch modus,
•
voor het weergeven van het totale aantal bedrijfsuren en totale doseercapaciteit,
•
voor het uitvoeren van een kalibratie, of
•
voor het wijzigen van de toekenning tussen de stroomingang/uitgang en dosering.
Dit functieniveau kan alleen worden geopend wanneer de pomp is gestopt (LED brandt rood).
23
Nederlands (NL)
9.4.3 Contactsignaalbesturing
9.4.1 Instellen van de bedrijfsmodi
9.5.2 Instellen van de toegangscode
De standaardinstelling is 111. Code 111 geeft toegang tot alle instellingen zoals beschreven in de paragrafen 9.4 Eerste functieniveau en 9.5 Tweede functieniveau. N.B.
De "Start/Stop" knop voor het stoppen van de pomp is actief met elke willekeurige code.
1. Druk op de "Start/Stop" knop terwijl de pomp draait (LED brandt groen). – De pomp is gestopt (LED brandt rood). 2. Druk op de "Menu/Info" knop en houd deze 3 seconden ingedrukt. – Het tweede functieniveau wordt geopend. – De invoerpijl verschijnt in het display. – "C:111" (standaard instelling is "111") of er verschijnt een door de gebruiker gedefinieerde code op het display. 3. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de code in te stelen in het bereik tussen 1 en 999. Code 111 is nodig voor het openen van het tweede functieniveau. Pomp draait (LED brandt groen)
Stop Start
Stop Start
Pomp draait niet (LED brandt rood)
Menu Info
Stop Start
Houd 3 seconden ingedrukt Tweede functieniveau Down
Up
Instellen code 111 Menu Info
•
Kalibratie
•
Timer modus
•
Drukbesturing
•
PROFIBUS
•
Doorstroming aan/uit
•
Langzame modus
•
Geheugenfunctie aan/uit
•
•
Weging van stroom ingang/uitgang
Weergave of resetten van totale doseercapaciteit
•
•
Batch modus
Weergave van het totale aantal bedrijfsuren
Afb. 27 Openen / afsluiten van het tweede functieniveau
24
TM03 6371 4506
Nederlands (NL)
De toegangscode wordt gebruikt om de pomp te beschermen tegen onbedoeld/ongeautoriseerde toegang tot de pompinstellingen.
Nederlands (NL)
1. Navigeer naar het tweede functieniveau door herhaaldelijk op de "Menu/Info" knop te drukken. 2. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de instellingen in het relevante menu te wijzigen, zoals aangegeven in afbeeldingen 28 en 29. 3. Druk op de "Start/Stop" knop om het tweede functieniveau te verlaten.
N.B.
U kunt de parameters uitsluitend wijzigen in de weergegeven volgorde. Wanneer de "Menu/Info" knop opnieuw wordt ingedrukt (na één run), opent het eerste functieniveau automatisch.
Stop Start Menu Info
Stop Start
Houd 3 seconden ingedrukt Down Up
Instellen code 111 Code
Stop Start
C:111 Menu Info
Kalibratie
Down
OFFCAL
Up
Druk op "Omhoog" om de kalibratie te starten, zie paragraaf 9.6 Kalibratie
Stop Start
Menu Info
Doseerbesturingseenheid
flow
OFF
Down Up
ON/OFF
Menu Info
Drukbesturing
P:OFF bar
Down Up
Memory
OFF
Druk op "Omhoog" om naar de drukbesturingsfunctie te schakelen Voor maximale tegendrukinstellingen, zie paragraaf 9.10.2 Instellen van de Flow Monitor
Menu Info
Geheugenfunctie
Schakel doseerbesturingseenheid aan/uit
Down Up
Opslaan van ca. 65.000 contactsignalen
Stop Start
Stop Start
Stop Start
ON/OFF
Menu Info Analog
4-20 mA
L: 00 Menu Info
Batch Timer PROFIBUS Langzame modus Doseerhoeveelheidteller Bedrijfsurenteller Menu Info
Down
mA
Up
Weging van stroom ingang/uitgang, zie paragraaf 9.9 Stroomsignaalbesturing 0-20 mA / 4-20 mA
Zie volgende pagina
Stop Start
TM03 6609 4506
Weging van stroom ingang/uitgang
Afb. 28 Tweede functieniveau, deel 1
25
Nederlands (NL)
Instellen code 111 Kalibratie Doseerbesturingseenheid Drukbesturing Geheugenfunctie Weging van stroom ingang/uitgang
Zie vorige pagina
Stop Start
Menu Info
Batch
Down
OFF
B
Up
OFF
Down t
Up
OFFBUS
Stop Start
Timer aan/uit ON/OFF
Stop Start
Voor instelling van de batch-hoeveelheid, dosering en tijden voor timer-bedrijf, zie paragraaf 9.12 Timer menu / timer modus
Menu Info
PROFIBUS (alleen met PROFIBUS)
ON/OFF Voor instelling van de batch-hoeveelheid voor batch-bedrijf, zie paragraaf 9.11 Batch menu / batch modus
Menu Info
Timer
Batch aan/uit
Stop Start
Busadresindicatie
Menu Info
Langzame modus (anti-cavitatie)
SL : OF
Down Up
Menu Info
Doseerhoeveelheidteller
9999
l/
Langzame modus aan/uit ON/OFF Voor het instellen van de langzame modus factor, zie paragraaf 9.6.8 Langzame modus
Weergave van de totale doseerheoveelheid [l] (kan worden gereset) 0,000 - 9,999
Stop Start
Stop Start
10,00 - 99,99
Menu Info
100,0 - 999,9
Bedrijfsurenteller
1 Menu Info
Afb. 29 Tweede functieniveau, deel 2
26
h
Weergave van bedrijfstijd van aandrijving 1 = 10 h tot 9999 = 99.990 h
Stop Start
TM03 6610 4506
1000 - 9999
9.6 Kalibratie
– De kalibratie wordt gestart. De LED knippert groen en "Run" knippert in het display.
Het doseerdoorstromingsdisplay wordt standaard ingesteld voor een bedrijfstegendruk van 3 bar. Kalibratie kan worden gebruikt om de pompdoorstroming in te regelen op de daadwerkelijke bedrijfsomstandigheden. Met geactiveerde doorstromingscompensatie (zie paragraaf 4.4.4 Doorstromingscompensatie): N.B.
Standaard worden 200 slagen uitgevoerd. Het aantal uitgevoerde slagen verschijnt in het display.
•
Druk op "Start/Stop" om bij een willkeurig aantal slagen te stoppen. – De LED gaat rood branden.
Bij het doseren van media met een andere viscositeit dan die van water, of na een software-update, moet de pomp worden gekalibreerd. Na een software update knippert "cal" in het display.
4. Druk op de "Start/Stop" knop. De huidige kalibratiewaarde wordt weergegeven (niet bij vervangende printplaten!). 5. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de kalibratiewaarde in te voeren (gemeten volume in ml).
Kalibreer de pomp onder normale bedrijfsomstandigheden terwijl de persleiding is aangesloten en bij bedrijfstegendruk. N.B.
•
Het gedoseerde volume moet worden gemeten in liters tijdens de kalibratie, bijv. door het doseermedium uit een tank met maatverdeling te pompen.
•
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
•
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het tweede functieniveau).
"OFF CAL" verschijnt in het display.
Het kalibratieproces wijzigt niet de instelling voor de toekenning/weging van de stroomingang en uitgang voor de doorstroming.
1. Druk op de "Omhoog" knop. – "- - -" en "CAL" (knipperend) verschijnen in het display. N.B.
2. Wacht totdat "ON" en "CAL" (niet knipperend) in het display verschijnen.
Wanneer een stroomingang of -uitgang wordt gebruikt, controleer dan na de kalibratie om te bepalen of een nieuwe weging nodig is.
– "ON CAL" verschijnt in het display.
Menu Info
---
Up
On
CAL
OFF
Knippert
CAL
Wacht totdat "ON CAL" (niet knipperend) wordt weergegeven
CAL Down
Stop Start
OFF
CAL
Menu Info
Menu Info
Groene LED knippert
Verwerkt 200 slagen
99 Run
200 Stop
CAL
Stop Start
CAL
Stop Start
Knippert
Up
87 Handmatige stop bij door de gebruiker bepaald aantal slagen Rode red LED LED
CAL
Rode redLED LED ml
CAL
Up
1295 Down
Stop
CAL
Invoer van actueel geverifieerd kalibratievolume Waarde van productie kalibratie - berekend voor slagaantal van actuele kalibratie
Menu Info
TM03 6678 4506
1315 Stop
Stop
Afb. 30 Kalibratie
27
Nederlands (NL)
3. Druk op de "Start/Stop" knop.
Wanneer u het gedoseerde volume niet meet, dan kunt u de "kalibratiewaarde" bepalen uit de volgende doseercapaciteitgrafieken om uw pomp in te stellen op de bedrijfstegendruk. De grafieken geven 200 slagen weer:
•
Doseermedium met een viscositeit gelijksoortig aan die van water
•
0,5 m positieve toeloop.
Vcal [ml] 3200 Vkal [ml] 3000 2800 2600
DDI 60 -10
2400
DDI 150 - 4
2200 2000 1800 1600 1400 1200 1000 0
1
2
3
Afb. 31 Doseercapaciteitgrafieken
N.B.
Waarden zijn bij benadering en houden geen rekening met afwijkingen als gevolg van constructietoleranties overeenkomstig VDMA 24284.
9.6.1 Flow Monitor
Om de druksensor (indien geïnstalleerd) te laten fungeren als een doseerregelaar, moet de doseerbesturing worden ingeschakeld. Zie paragraaf 9.10 Flow Monitor. 9.6.2 Drukbesturing
In het drukbesturingsmenu, wordt de drukbesturingsfunctie in- of uitgeschakeld en wordt de stop tegendruk ingesteld. Zie paragraaf 9.10 Flow Monitor. 9.6.3 Geheugenfunctie
De geheugenfunctie wordt gebruikt voor het opslaan van overtollige contactsignalen voor latere verwerking. Zie paragraaf 9.6.3 Geheugenfunctie. •
Schakel de geheugenfunctie in/uit met "Omhoog" / "Omlaag".
•
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
•
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het tweede functieniveau).
9.6.4 Weging van stroom ingang/uitgang
In stroomingang/uitgang bedrijf, wordt de doseercapaciteit bestuurd via het stroomsignaal. De pomp stuurt een stroomsignaal als terugkoppeling naar de regelkamer of master/slave-applicaties. N.B.
Voor weging van de stroom ingang/uitgang, zie ook 9.9 Stroomsignaalbesturing 0-20 mA / 4-20 mA.
9.6.5 Batch menu / batch modus
In de batchmodus, wordt een gedefinieerde batchhoeveelheid gedoseerd met een gedefinieerde doseerdoorstroming. De batch kan handmatig of via een contact worden gedoseerd. Zie paragraaf 9.11 Batch menu / batch modus. 9.6.6 Timer menu / timer mode
In de timermodus, wordt een gedefinieerde batchhoeveelheid gedoseerd met een gedefinieerde doseerdoorstroming en een gedefinieerde starttijd. Zie paragraaf 9.12 Timer menu / timer modus.
28
4
5
6
7
8
9 10 ppsys. sys [bar]
TM03 6679 4506
Nederlands (NL)
Instellen van de bedrijfstegendruk, zonder het gedoseerde volume tijdens de kalibratie te meten
9.7 Serviceniveau
Het "PROFIBUS" menu-item wordt uitsluitend weergegeven bij pompen met PROFIBUS interface. De PROFIBUS interface wordt geactiveerd/gedeactiveerd in dit menu en het busadres wordt opgegeven.
Open het serviceniveau
9.6.8 Langzame modus
De langzame modus reduceert de maximale dosering van de pomp in twee stappen tot 66 % (langzame modus 1) of 41 % (langzame modus 2). Door de minimale aanzuigtijd te verhogen, wordt cavitatie bijvoorbeeld met visceuze media gereduceerd.
9.7.1 Wijzigen van de schakelaartoekenning
De langzame modus kan worden geactiveerd in elke bedrijfsmodus. In het langzame modus menu, wordt de langzame modus functie ingesteld en de langzame modus factor geselecteerd. Instellen van de langzame modus
In het tweede functieniveau, verschijnt "SL:OF" in het display. •
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen tussen normaal bedrijf (SL:OF), langzame modus 1 (SL:01) en langzame modus 2 (SL:02).
•
voor het wijzigen van de schakelaartoekenningen van de elektronica,
•
voor het instellen van het pomptype, of
•
voor het selecteren van de meeteenheid voor de doseerdoorstroming (l/h of gal/h) die wordt weergegeven.
N.B.
U wijzigt de standaardinstellingen van uw besturingseenheid. Deze zullen daarom verschillen van de technische gegevens.
Het serviceniveau is alleen toegankelijk wanneer de voeding is ingeschakeld. 1. Druk tegelijkertijd op "Menu/Info" en "Omlaag" knoppen en houd deze ingedrukt. 2. Schakel de voedingsspanning in. – De LED knippert afwisselend rood en groen.
– De actuele langzame modus factor verschijnt in het display.
3. Laat de "Menu/Info" en "Omlaag" knoppen los.
•
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
4. Druk op de "Start/Stop" knop.
•
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het tweede functieniveau).
– De LED gaat geel branden.
N.B.
De maximale doorstroming van de pomp neemt af. De maximale slagfrequentie is 120 1/min. in langzame modus 1 en 74 1/min. in langzame modus 2. De minimaal instelbare doorstroming wordt gehandhaafd.
5. Druk op de "Omhoog" knop. – Er verschijnt "Func" op het display. 6. Druk op de "Menu/Info" knop. – Het serviceniveau is geopend.
9.6.9 Display/resetten van de totale doseercapaciteit
De totale capaciteit die is gedoseerd sinds de waarde voor het laatst is gereset wordt weergegeven. N.B.
De maximale waarde die kan worden weergegeven is 9999 l. Wanneer deze waarde wordt overschreden, dan begint het tellen weer bij nul.
Om de waarde te resetten, 1. druk op de "Omhoog" knop. – "DEL" verschijnt in het display. 2. Druk op de "Start/Stop" knop. – De totale doseercapaciteit wordt verwijderd. •
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
•
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het tweede functieniveau).
Weergave van de waarde tijdens pompbedrijf (in "Run" modus)
•
Druk op de "Menu/Info" knop. – De totale capaciteit die is gedoseerd sinds de waarde voor het laatst is gereset wordt weergegeven.
9.6.10 Weergave van het totale aantal bedrijfsuren
De bedrijfsurenteller geeft het totale aantal bedrijfsuren van de aandrijving aan, bijv. om de onderhoudsintervallen te controleren. Het maximale aantal bedrijfsuren dan kan worden weergegeven is 99.990 uur (display = 9999). De bedrijfsurenteller kan niet worden gereset. N.B.
Vermenigvuldig het weergegeven getal met 10 om het totale aantal bedrijfsuren te bepalen.
29
Nederlands (NL)
9.6.7 PROFIBUS menu
Nederlands (NL)
Pomp niet aangesloten op de voedingsspanning
Menu Info
+
Down
Houd ingedrukt bij het inschakelen
LED knippert afwisselend rood en groen
Stop Start
Up Stop
LED brandt geel
Start
Menu Info
Serviceniveau
1. Relaisfunctie (slag / bijna-leeg / puls selectie) 2. Relaisuitgang, NO/NC (slag / bijna-leeg / puls) 3. Bijna-leeg signaal, NO/NC ingang 4. Leeg signaal, NO/NC ingang 5. Foutsignaal, NO/NC uitgang 6. Remote uit, NO/NC ingang – Doseerbesturingseenheid kalibratie – Aantal foutslagen voor de doseerbesturingseenheid – Eenheid [l/h] / [gph]
Afb. 32 Openen / afsluiten van het functieniveau
1. Ga naar het serviceniveau door herhaaldelijk op de "Menu/Info" knop te drukken. 2. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de schakelaartoekenning in het relevante menu te wijzigen. 3. Druk gedurende 10 seconden op de "Menu/Info" knop om de pomptype selectie te openen. 4. Druk op de "Start/Stop" knop – om de nieuwe instellingen te bevestigen – om het serviceniveau te verlaten – om het eerste functieniveau te openen.
30
TM03 6684 4506
7. Vergrendelen "run" aan/uit
6. Remote uit, NO/NC ingang
"1:OFF" of "1:ON" of "1:1:1" verschijnt in het display.
"6:NO" of "6:NC" verschijnt op het display ("Run" en "Stop" knipperen op het display).
•
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen tussen:
•
– "1:OFF": Relaisfunctie = slagsignaal ("1/min" knippert in het display) en
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen tussen: – "6:NO": Remote uit = normaal open contact en
– "1:ON": Relaisfunctie = bijna-leeg signaal (bijna-leeg symbool knippert in display) en
•
– "1:1:1": Relaisfunctie = pulsingang ("n:1" knippert in het display).
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
•
•
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het functieniveau).
7. Vergrendelen "run" aan/uit
•
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het functieniveau).
Het vergrendelen van de "Start/Stop" knop om het handmatig stoppen van de pomp te voorkomen kan worden in- en uitgeschakeld.
2. Relaisuitgang, NO/NC (slag / bijna-leeg / puls)
"2:NO" of "2:NC" verschijnt in het display ("1/min" en leeg-signaal symbool knippert op het display). •
– "6:NC": Remote uit = normaal gesloten contact.
Op het display wordt "7:ON" of "7:OFF" weergegeven (het "Run" symbool wordt weergegeven). •
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen tussen:
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen tussen: – "7:ON": Vergrendeling "run" aan en – "7:OFF": Vergrendeling "run" uit.
– "2:NO": Slag/bijna-leeg signaal/pulsingangsrelais = normaal open contact en
•
– "2:NC": Slag/bijna-leeg signaal/puls ingangsrelais = normaal gesloten contact.
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
•
•
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het functieniveau).
P: CAL aan/uit (alleenvoor Flow Monitor)
•
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het functieniveau).
"CAL:on" of "CAL:OFF" verschijnt in het display ("CAL" verschijnt).
3. Bijna-leeg signaal, NO/NC ingang
•
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen tussen:
"3:NO" of "3:NC" verschijnt in het display (leeg-signaal symbool knippert in het display).
– "CAL:ON": Kalibratie van de druksensor voor de Flow Monitor geactiveerd en
•
– "CAL:OFF": Kalibratie van de druksensor voor de Flow Monitor gedeactiveerd.
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen tussen: – "3:NO": Bijna-leeg signaal = normaal open contact en
N.B.
– "3:NC": Bijna-leeg signaal = normaal gesloten contact. •
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
•
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het functieniveau).
St: bijv. "60" (alleen voor Flow Monitor)
•
4. Leeg signaal, NO/NC ingang
"4:NO" of "4:NC" verschijnt in het scherm (leeg-signaal symbool gaat aan op het display). •
Voor kalibratie, zie paragraaf 9.10.7 Kalibreren van de sensor nadat de sensor is vervangen.
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen voor het instellen van het "aantal toegestane foutslagen bij het starten". Wanneer het aantal foutslagen wordt overschreden, dan verschijnt de "Flow error" melding.
FE: bijv. "7" (alleen voor Flow Monitor)
•
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen tussen: – "4:NO": Leegsignaal = normaal open contact en
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen voor het instellen van het "aantal toegestane foutslagen tijdens bedrijf". Wanneer het aantal foutslagen wordt overschreden, dan verschijnt de "Flow error" melding.
– "4:NC": Leegsignaal = normaal gesloten contact.
Selectie van de eenheid (display)
•
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
"Unit l/h" of "Unit gph" verschijnt in het display.
•
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het functieniveau).
•
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen tussen: – "Unit l/h": Eenheid Q = l/h en – "Unit gph": Eenheid Q = gal/h.
5. Foutsignaal, NO/NC uitgang
"5:NO" of "5:NC" verschijnt op het display ("ERROR" knippert op het display).
•
Druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het functieniveau), of
•
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen tussen:
•
druk gedurende 10 seconden op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en de pompselectie).
– "5:NO": Foutsignaalrelais = normaal open contact en
Selectie van de pomp
– "5:NC": Foutsignaalrelais = normaal gesloten contact. •
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
•
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het functieniveau).
Het actuele pomptype moet altijd worden geselecteerd, om een probleemloos bedrijf van de Voorzichtig elektronische besturingseenheid te waarborgen. Anders verschillen de weergegeven pomp en de signalen van de daadwerkelijke condities.
"-60" of "-150" verschijnt in het display. •
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen tussen de pomptypen DDI 60-10 en DDI 150-4.
•
Selecteer uw pomptype dat is aangegeven op het naamplaatje van de pomp.
•
Druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het serviceniveau).
31
Nederlands (NL)
1. Relaisfunctie (slag / bijna-leeg / puls selectie)
4-20 mA stroomsignaalbesturing
U kunt de eerste en tweede functieniveaus herstellen naar de standaard instellingen wanneer de voedingsspanning wordt aangesloten.
Wanneer het stroomingangssignaal daalt tot onder de 2 mA, dan schakelt het foutrelais, er is waarschijnlijk een fout opgetreden bij de signaalbron of de kabel.
De pomp wordt ontkoppeld van de voedingsspanning. 1. Druk tegelijkertijd op de "Omlaag" en "Omhoog" knoppen en houd deze ingedrukt. 2. Schakel de voedingsspanning in. 3. Laat de "Omlaag" en "Omhoog" knoppen los. – Alle gewijzigde instellingen op de eerste en tweede functieniveaus worden hersteld tot de standaard instellingen.
9.9 Stroomsignaalbesturing 0-20 mA / 4-20 mA Voor het besturen van de doseerpomp via een extern stroomsignaal van 0-20 mA (4-20 mA)
0
l/h
TM03 6603 4506
Analog
Run
Afb. 33 Display: 0-20 mA stroomsignaalbesturing
Analog 4-20mA
Run
2.50
l/h
Afb. 34 Display: 4-20 mA stroomsignaalbesturing
•
De doorstroming is proportioneel aan een stroomingangssignaal van 0-20 mA (4-20 mA).
•
Boven de 19,5 mA draait de pomp in continu bedrijf bij maximale doseerdoorstroming (Qmax.).
•
Onder de 0,2 (4,2) mA, schakelt de pomp uit.
•
32
Het foutsignaalrelais schakelt in. De LED knippert rood.
•
"4-20 mA" en "ERROR" knipperen in het display. Analog 4-20mA
Run
0.000
l/h
ERROR
Afb. 35 Display: 4-20 mA stroomsignaalbesturing
– "boot" verschijnt op het display.
0-20mA
•
N.B.
De standaard instelling voor Qmax. is de doseerdoorstroming tot 3 bar (standaard kalibratiewaarde). Wanneer de pomp eenmaal is gekalibreerd, moeten de stroomsignalen worden gewogen. Raadpleeg paragrafen 9.9.2 Met gekalibreerde pomp en 9.9.3 Instellen van de weging.
N.B.
De pomp moet eerst in deze bedrijfsmodus worden gestart (LED gaat groen branden, "Run" verschijnt op het display).
Gebruik de "Start/Stop" knop om de pomp te starten of te stoppen.
TM03 6605 4506
N.B.
De serviceniveauinstellingen (pomptype, displayeenheid voor de doseerdoorstroming, ingang- en uitganginstellingen) en de waarden voor de totale doseercapaciteit en bedrijfsurenteller blijven zoals ze zijn.
TM03 6604 4506
Nederlands (NL)
9.8 Resetten naar de standaard instellingen
•
Met een 0-20 mA stroomsignaalbesturing voor stroomingang en stroomuitgang, snijdt de grafiek Q = 0 bij 0 mA en het waardenpaar Qmax. (Qcal) bij 20 mA (grafiek 1a).
•
Met een 4-20 mA stroomsignaalbesturing voor stroomingang en stroomuitgang, snijdt de grafiek Q = 0 bij 4 mA en het waardenpaar Qmax. (Qcal) bij 20 mA (grafiek 2a).
•
Met een handmatige of contactbesturing voor de stroomuitgang, snijdt de grafiek Q = 0 bij 4 mA en het waardenpaar Qmax. (Qcal) bij 20 mA (grafiek 2a).
Nederlands (NL)
De toekenning tussen het stroomsignaal en doorstroming is lineair.
De standaard instelling voor Qmax. is de maximale doseerdoorstroming bij standaard kalibratie tot 3 bar. Qmax standaard Q default (Qkal) (Qcal) max.
Q [l/h]
/ Iuit0-20 0-20 1.. IIin mAmA in / Iout
50 l/h
1a
4-20 mA 2.. IIin in 4-20 mA IIuit 4-20mA, mA,manual, out 4-20 kontakt contact handmatig,
40 l/h
2a
30 l/h
10 l/h 0
0 mA
4 mA
8 mA
12 mA
16 mA
20 mA Iin [mA] Iin [mA]
TM03 6675 4506
20 l/h
Afb. 36 Stroomingang en stroomuitgang met standaard instelling 9.9.1 Directe weging van de stroomsignaalingang en -uitgang
Weging terwijl de pomp draait kan worden uitgevoerd in het eerste functieniveau. De momenteel ingestelde waarde wordt verlaagd of verhoogd voor de maximale doostroming Qmax. (Qcal), of met de gewogen ingestelde waarde Qselect mA max.. Instellen van de weging
N.B.
De parameters voor 0-20 mA en voor 4-20 mA zijn onafhankelijk van elkaar. De wegingsparameters zijn gewijzigd en opgeslagen overeenkomstig de ingestelde bedrijfsmodus. Selecteer de stroomsignaalbesturing die wordt gebruikt (0-20 mA / 4-20 mA) voorafgaande aan de weging.
N.B.
De weging kan onafhankelijk worden ingesteld van de stroomingangswaarde die momenteel is ingesteld. De doseerdoostromingswaarde [l/h] die overeenkomt met de ingestelde stroomingangswaarde [mA] verschijnt altijd in het display.
1. Wanneer de pompt draait of is gestopt, druk dan op de "Omhoog" knop en houd deze gedurende ca. 5 seconden ingedrukt. – "0-20 mA" of "4-20 mA", "Analog" en "l/h" knipperen in het display. 2. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen voor het verhogen of verlagen van de momenteel ingestelde waarde voor de maximale doostroming. De grafiek voor stroomingang -uitgang loopt nu als volgt: •
Met 0-20 mA (4-20 mA) stroomsignaalbesturing voor stroomingang en -uitgang, snijdt de grafiek lineair door Q = 0 bij 0 mA (4 mA) en de momenteel ingestelde waarde voor de maximale doorstroming Qselect max. bij 20 mA (grafieken 1b en 2b).
N.B.
De ingestelde weging wordt opgeslagen in de pomp. De waarden blijven bewaard, wanneer bijv. de voedingsspanning wordt uitgeschakeld, en zijn ook actief wanneer de huidige weging wordt opgeroepen op het tweede functieniveau.
33
Q standaard max. Qmax default (Qkal) (Q cal)
Q [l/h]
/ Iuit0-20 0-20 1.. IIin mAmA in / Iout
50 l/h
1a
4-20 mA 2.. Iin Iin 4-20 mA Iout 4-20 4-20 mA, Iuit mA,manual, kontakt handmatig, contact
40 l/h
2a
Q Qselect max.max. select
30 l/h 1b 20 l/h
0
0 mA
4 mA
8 mA
12 mA
16 mA
20 mA
IIinin[mA] [mA]
TM03 6676 4506
2b
10 l/h
Afb. 37 Stroomingang en -uitgang met directe weging mA max. a / Qselect mA max.Qaselect / mA max.
Q [l/h]
3a
50 l/h
mA max.
40 l/h 30 l/h
Qselect mA min. / mAmin.
20 l/h
3b
Qselect mA min. / mA min.
Qselect mA max. b / mA max.
Qselect mA max. b / mAmax.
10 l/h 0
0 mA
4 mA
8 mA
Afb. 38 Stroomingang en -uitgang met er op volgende weging 9.9.2 Met gekalibreerde pomp
Ga voor het kalibreren van de pomp voor uw applicatie en bij gebruik van stroomsignaalbesturing en/of stroomuitgang als volgt te werk: 1. Kalibreer de pomp. 2. Bepaal de maximale doostroming Qcal door de waarde op de pomp af te lezen: Qcal is de maximaal instelbare doorstroming na kalibratie, bijv, in handmatige modus, of de getoonde doorstroming in continu bedrijf (druk de "Start/Stop" knop langer dan 1 seconde in). 3. Voor het instellen van de stroomingang / uitgang weging, zie paragraaf 9.9.3 Instellen van de weging.
N.B.
Voor ongewogen toekenning (grafieken 1a en 2a, zie afb. 34), selecteer de volgende referentiepunten: L: mAmin. = 0 (4) mA / Qselect mA min. = 0 l/h H: mAmax. = 20 mA / Qselect mA max. = Qcal.
N.B.
34
Qcal wordt niet automatisch bijgewerkt wanneer de pomp opnieuw wordt gekalibreerd. Dit beschermt de door de gebruiker gedefinieerde waardeparen. Na kalibratie kan een nieuwe weging nodig zijn!
12 mA
16 mA
20 mA [mA] IIinin[mA]
TM03 6677 4506
Nederlands (NL)
Zelfs voor stroomingang -uitgang toekenningen die al zijn gewogen in het tweede functieniveau (zie grafiek 3a), kan verdere weging worden ingesteld of de weging kan hier naar toe worden verplaatst. De waarde voor de maximale doorstroming Qselect mA max. bij mAmax. is opgeschoven (grafiek 3b).
Nederlands (NL)
9.9.3 Instellen van de weging Het instellen van de opties voor de weging hangt af van de gekozen stroomsignaalbesturing. De parameters voor 0-20 mA en voor 4-20 mA zijn onafhankelijk van elkaar. De wegingsparameters zijn gewijzigd en opgeslagen overeenkomstig de ingestelde bedrijfsmodus. Selecteer de stroombesturings bedrijfsmodus die later wordt gebruikt (0-20 mA / 4-20 mA) handmatig of via contactsignaal voorafgaande aan de weging. (Weging van de besturingsuitgang voor handmatige besturingsmodus of contactsignaalbesturing is hetzelfde als stroomweging 4-20 mA.)
Menu Info 0-20 mA
Stop Start Up
Analog
L:0.0
0-20 mA
mA
6
Down
Knippert
Analog
0-20 mA mA
Stop Start
Up
Analog
0.000
0-20 mA
l/h
10.00
Stel de doorstroming QmA min. in
Selecteer waarde voor stroomingang mAmin. 0-20 mA
Up
Analog
H:20.0
0-20 mA
mA
Knippert
Down
0 - 0,999 l/h 1 - 9,9 l/h 10 - 99,9 l/h
Analog
16
l/h
Down
Stop Start
100 - Qmax. [l/h]
0-20 mA
Analog
0-20 mA mA
Stop Start
Selecteer waarde voor stroomingang mAmax. > mAmin.
Up
Analog
71.00
0-20 mA
l/h
Analog
40.00
l/h
Down
Stel de doorstroming QmA max. in 0 - 0,999 l/h 1 - 9,9 l/h 10 - 99,9 l/h 100 - Qmax. [l/h]
Menu Info
TM03 6682 4506
N.B.
Afb. 39 Instellen van de weging
Voer in het tweede functieniveau eerst de waarden in voor het referentiepaar L:
Voer nu de waarden in voor referentiepaar H: 1. Druk op de "Start/Stop" knop.
Het display toont •
de stroomwaarde voor mAmin. De standaard waarde is "L:0.0 mA" ("L:4.0 mA").
•
"Analoog"
•
"0-20 mA" ("4-20 mA") (knippert).
Voer de volgende handelingen uit: 1. Gebruik de "Omhoog" and "Omlaag" knoppen voor invoer van de minimale stroomingang mAmin. tussen 0 mA (4 mA) en 20 mA (bijv. mAmin. = 6 mA). 2. Druk op de "Start/Stop" knop. – De huidige waarde voor de mAmin. toegekend aan doorstroming QmA min. verschijnt in het display (de standaard waarde is 0,000). 3. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de gewenste waarde voor de doorstroming in te voeren QmA min. bij mAmin. (bijv. QmA min. = 10 l/h).
– De huidige waarde voor mAmax. verschijnt in het display (de standaard waarde is "H:20.0 mA"). 2. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen voor invoer van de maximale stroomingang mAmax. > mAmin. (bijv. mAmax. = 16 mA). 3. Druk op de "Start/Stop" knop. – De huidige waarde voor de mAmax. toegekende doorstroming QmA max. verschijnt in het display (de standaard waarde is Qmax.). 4. Gebruik de "omhoog" en "Omlaag" knoppen om de gewenste waarde in te voeren voor de doorstroming QmA max. bij mAmax. (bijv. QmA max. = 40 l/h). •
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
•
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het tweede functieniveau).
35
9.10 Flow Monitor
In het voorbeeld zijn de volgende waarden ingevoerd als referentiepunten Ld en Hd:
9.10.1 Opmerkingen bij bepaalde toepassingen
Ld: mAmin. = 6 mA, Qselect mA min. = 10 l/h Hd: mAmax. = 16 mA, Qselect mA max. = 40 l/h. De grafiek voor de stroomingang/uitgang snijdt nu Q = 0 bij < 6 mA, van Q = 10 l/h bij 6 mA tot Q = 40 l/h bij 16 mA en door Q = 40 l/h bij > 16 mA (grafiek 1d). Op dezelfde wijze is het mogelijk om een huidige weging met een negatieve helling in te voeren. Om dit te doen, moet het waardepaar voor referentiepunt L eerst worden ingevoerd met de kleinere mA waarde, gevolgd door referentiepunt H. In het voorbeeld zijn de volgende waarden ingevoerd als referentiepunten Le en He: Le: mAmin. = 2 mA, Qselect mA min. = 60 l/h He: mAmax. = 16 mA, Qselect mA max. = 10 l/h. De grafiek voor de stroomingang/uitgang snijdt nu Q = 0 bij < 2 mA, van Q = 60 l/h bij 2 mA tot Q = 10 l/h bij 16 mA en door Q = 10 l/h bij > 16 mA (grafiek 1e).
50 l/h
•
1d
•
Gebruik veerbelaste ventielen voor visceuze media.
•
Raadpleeg ook paragraaf 1.3.10 Doseermedium bij het doseren van visceuze media.
Doseren van visceuze media
•
Voor batch of timerbedrijf
•
Stel het aantal toegestane foutslagen in op een waarde die lager is dan het aantal werkslagen.
•
Indien, wanneer de pomp is gestopt, de druk in de persleiding daalt tot onder de minimale druk van 2 bar (bijv. in geval van een lekkage in de veerbelaste klep), verhoog dan het aantal toegestane foutslagen dusdanig dan onnodige foutmeldingen worden voorkomen.
•
Qselect mA min. d
Qselect mA max. e
10 l/h
0 mA
4 mA
8 mA
12 mA
16 mA
20 mA
Iin I[mA] in [mA]
TM03 6683 4506
Qselect mA max. e
Afb. 40 Resultaat van de weging
Om de druksensor (indien geïnstalleerd) te laten fungeren als een doseerregelaar, moet de doseerbesturing worden ingeschakeld. Om er voor te zorgen dat de pomp uitschakelt in geval van overdruk en om de uitschakeldruk van de pomp in te stellen, moet de drukbesturingsfunctie zijn ingeschakeld en ingesteld.
Noteer de ingestelde weging in het volgende schema voor stroomingang/stroomuitgang:
1. Label de Q [l/h] as voor uw werkgebied.
Wanneer er geen druksensor is aangesloten, bepaalt de pomp de druk op basis van de motorstroom.
2. Markeer uw referentiepunten met de waardeparen: L: mAmin. / Qselect mA min. en H: mAmax. / Qselect mA max. in de grafiek. 3. Teken de grafiek als een lijn van L naar H, verticaal van Qselect mA min. naar de mA as, en horizontaal van Qselect mA max. tot de rand van het diagram.
N.B.
Voor toepassingen met hoge vereisten t.a.v. de nauwkeurigheid, moet de drukbesturingsfunctie worden gebruikt met een druksensor.
Inschakelen van de doseerbesturing
Menu item "flow" is open.
L: Q select mA____/____ min. L: Qselect mA mAmin. min. min. = ____ / ____mA
– "flow OFF" verschijnt in het display.
H: Qselect H: mAmax. Q max. select mA____/____ max. = ____ / ____mA max. mA
QQ kal cal
– Wanneer de volumedoorstroming niet constant is (zoals bijvoorbeeld in geval van contact- of analoge regeling), dan moeten zelfs kleine volumedoorstromingen niet dalen tot onder de minimum druk of het minimale drukverschil van 2 bar. 9.10.2 Instellen van de Flow Monitor
De maximale doorstroming van de pomp mag niet worden overschreden!
N.B.
Controleer de tegendruk 2 tot 3 weken na het opstarten. – Wanneer deze onder de 2 bar is, moet de veerbelaste klep worden bijgesteld.
1e
Qselect mA min. d
Voor media met een viscositeit groter dan 20 mPa s, worden veerbelaste zuig- en persventielen aanbevolen.
Waarborgen van de tegendruk door een veerbelaste klep:
30 l/h 20 l/h
Stel voor een goede werking het aantal toegestane foutslagen in op een waarde groter dan 10.
Dosering van een antikalk middel (viscositeit groter dan 20 mPa s)
Qselect mA mA max. Qselect max.dd
40 l/h
0
Doseren van ontgassende media (H2O2, chloor houdende bleekmiddelen)
Q Qselect select mAmA min. min. e e
Q [l/h]
1. Druk op de "Omhoog" knop. – "flow ON" verschijnt in het display.
QQ [l/h][l/h]
– De doseerbesturing is geactiveerd. Inschakelen van de drukbesturingsfunctie N.B.
0
0 mA
4 mA
8 mA
12 mA
16 mA 20 mA Iin/uitIin/out [mA] [mA]
Afb. 41 Diagram voor stroomingang/stroomuitgang
TM03 6614 4506
Nederlands (NL)
Resultaat van de weging
Dit menu-item verschijnt alleen wanneer de druksensor reeds eenmaal is gedetecteerd.
1. Druk op de "Menu/Info" knop. – Menu-item "P" is open. – "P:OFF" verschijnt in het display. 2. Druk op de "Omhoog" knop. – "P:ON" verschijnt in het display. – De drukbesturingsfunctie is geactiveerd.
36
Info Up Up
P:on
Stop Start
bar
P:OFF
6.0
10.0 bar
Stop Start
bar
Down
Down Menu
P:OFF
bar
Info
TM03 6680 4506
bar
Tweede functieniveau
Menu Info
Afb. 42 Stel de uitschakeldruk in
"P:ON" in het display:
Onderdrukking van doseerbesturingsfunctie tijdens het opstarten
1. Druk op de "Start/Stop" knop. – De momenteel gedefinieerde uitschakeldruk wordt in het display weergegeven. De standaard waarde is de maximale tegendruk van het pomptype + 1 bar (pompen < 10 bar) of + 2 bar (pompen van 10 bar of meer). 2. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de gewenste uitschakeldruk in te voeren.
60 foutslagen* zijn toegestaan tijdens de opstartprocedure voordat een foutsignaal wordt uitgestuurd. Na nog 7 foutslagen* wordt een doseerfout gesignaleerd. * Standaard waarden, zie ook paragraaf 9.7.1 Wijzigen van de schakelaartoekenning. Het opstarten wordt als volgt geïnitieerd:
– U kunt de uitschakeldruk waarbij de pomp moet worden gestopt instellen op ca. 2 bar tot aan de standaard waarde.
•
Door de voeding in te schakelen.
•
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
•
Ontluchtingsbedrijf (continu op de "Start/Stop" knop drukken).
Het opstarten is afgerond
•
Druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het tweede functieniveau). N.B.
De actuele uitschakeldruk pcut-off is hoger dan de ingestelde druk pset: pset:pcut-off = pset + 0,5 bar.
Let er bij het instellen van de uitschakeldruk op dat de druk die wordt gemeten in de doseerkop hoger is dan de systeemdruk. Het is raadzaam Voorzichtig om de gemeten druk eerst weer te geven, zie paragraaf De druk die is gemeten wordt weergegeven. De ingestelde uitschakeldruk moet hoger zijn dan de gemeten druk in de doseerkop.
•
na 60 slagen.
•
na de eerste geldige slag die wordt gesignaleerd door de doseerbesturingseenheid.
•
na kort aan en uitschakelen van de pomp door op de "Start/Stop" knop te drukken.
Het aantal toegestane foutslagen kan worden verhoogd of verlaagd, omdat afhankelijk van het pomptype bijvoorbeeld 60 slagen een behoorlijke tijd in beslag kunnen nemen tijdens het opstarten. Doseerfout (na het opstarten)
Indien na zeven opeenvolgende slagen, of na het aantal slagen dat door de gebruiker is gedefinieerd, de doseerbesturingseenheid geen signaal uitstuurt, dan wordt dit als fout herkend: •
De pompsoftware bewaakt het doseerproces en geeft een puls voor elke doseerslag. Voor elke slag, word het "flow" display kortstondig uitgeschakeld.
Het foutsignaalrelais schakelt in, maar de pomp wordt niet uitgeschakeld.
•
De LED knippert rood.
•
"flow" en "ERROR" knipperen op het display.
Bij inschakeling detecteert de elektronica of de doseerbesturing is geactiveerd.
Manual
1.210
– Er verschijnt "flow" in het display. Manual
1.210
l/h
flow
Afb. 43 Display: "Doseerbesturingseenheid"
TM03 6574 4506
•
ERROR*
l/h
flow*
TM03 6576 4506
9.10.3 Doseerbesturingsfunctie
Afb. 44 Display: "Doseerfout"
Wanneer de fout eenmal is hersteld en zeven geldige slagen zijn gementen, of de "Start/Stop" knop is ingedrukt, dan schakelt het foutsignaalrelais uit. •
De pomp keert terug naar de toestand waarin deze zich bevond voordat de fout optrad.
37
Nederlands (NL)
Menu
9.10.4 Drukbesturingsfunctie Installeer om de doseerpomp te beschermen tegen een overmatige drukopbouw een overstroomventiel in de persleiding.
De druksensor bewaakt de druk in de doseerkop. Wanneer de ingestelde druk wordt overschreden met 0,5 bar, dan schakelt de pomp uit. Bij inschakeling detecteert de elektronica of de kamerdruk besturingsfunctie is geactiveerd. Er verschijnt "bar" in het display. Manual
1.210
TM03 6577 4506
•
l/h
bar
Afb. 45 Display: "Drukbesturing" Druk overschreden
Indien na een slag de uitschakeldruk wordt overschreden, dan wordt dit als fout herkend: •
De pomp is gestopt.
•
Het foutsignaalrelais schakelt in.
•
De LED knippert afwisselend rood en groen.
•
De laatste drukwaarde die is gemeten wordt weergegeven.
•
"RUN", "ERROR" en "bar" knipperen in het display. TM03 6578 4506
Manual
8.99
RUN* ERROR*
bar*
Afb. 46 Display: "Druk overschreden"
Pomp herstartpogingen: •
Eerst voert de pomp vier pogingen uit om te herstarten, elke poging gescheiden door een pauze van 2 seconden, wanneer de kamerdruk is gedaald tot onder de uitschakeldruk (pact < pset).
•
Nadat de druk is overschreden, herstart de pomp soepel. Wanneer de instelde uitschakeldruk wordt overschreden, wordt de pomp direct weer gestopt.
•
Na vier pogingen wacht de pomp 10 minuten voordat een nieuwe poging wordt gedaan om automatisch opnieuw te starten.
•
De pomp probeert continue te herstarten wanneer de kamerdruk op deze manier afneemt. Druk overschreden Pomp draait
….
Pomp wacht 2 sec.
10 min.
10 min.
Afb. 47 Pomp herstartpogingen Foutcorrectie
De druk die is gemeten wordt weergegeven.
•
Druk op de "Start/Stop" knop om de pomp te stoppen en te verhinderen dat deze herstart.
De druk die is gemeten tijdens het pompbedrijf kan op elk gewenst moment worden weergegeven.
•
Controleer het persventiel en de installatie aan de perszijde en corrigeer eventuele fouten indien nodig. Voor onderhoudswerkzaamheden, zie paragraaf 10. Onderhoud.
•
•
Controleer en corrigeer de drukinstelling, indien nodig.
Wanneer de fout eenmaal is hersteld,
•
druk dan op de "Start/Stop" knop om de pomp te herstarten. – De pomp keert terug naar de toestand waarin deze zich bevond voordat de fout optrad.
38
Druk tweemaal op de "Menu/Info" knop. (bij slechts éénmaal indrukken wordt de gedoseerde hoeveelheid weergegeven.) – De druk wordt gedurende ca. 10 seconden weergegeven.
TM03 6579 4506
Nederlands (NL)
Voorzichtig
Nederlands (NL)
9.10.5 Foutmelding - gebroken kabel of defecte sensor
Wanneer de doseerbesturingseenheid en/op de drukbesturingsfunctie is/zijn ingeschakeld, dan wordt het ontbrekende signaal herkend en uitgestuurd als een fout.
•
Het foutsignaalrelais schakelt in.
•
De pomp wordt niet gestopt!
•
De LED knippert rood.
•
"ERROR" knippert in het display. TM03 6580 4506
Een defecte druksensor (gebroken kabel) wordt als volgt weer gegeven:
Manual
2.42
RUN ERROR*
l/h
Afb. 48 Display: "Kabelbreuk" Herstel de fout
•
Druk tweemaal op de "Start/Stop" knop om de fout te bevestigen en stop de pomp.
•
Repareer de kabelbreuk.
Wanneer de fout eenmaal is hersteld,
•
druk dan op de "Start/Stop" knop om de pomp te herstarten. – De pomp keert terug naar de toestand waarin deze zich bevond voordat de fout optrad.
N.B.
Wanneer de kabel is gebroken, zijn de doseerbesturing en drukbesturing/drukdisplayfuncties niet actief. Wanneer de "Menu/Info" knop tweemaal is ingedrukt voor het weergeven van de kamerdruk, wordt alleen "— — —" weergegeven.
N.B.
Wanneer de sensorfout niet direct kan worden gecorrigeerd, en wanneer de pomp moet doordraaien zonder sensor, schakel dan de doseerbesturing (flow:OFF) en de drukbesturingsfunctie (P:OFF) uit.
9.10.6 Wijzigen van het aantal toegestane foutslagen
Wijzigen van het aantal toegestane slagen tijdens het opstarten en tijdens normaal doseerbedrijf. Serviceniveau
Toegestande foutslagen tijdens opstartbedrijf
St:60
ERROR
Up
Down
Stop Start
Aantal foutslagen totdat de foutmelding wordt geïnitieerd
FE: 7
ERROR
Up
Down
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om het aantal toegestane foutslagen tijdens het opstarten in te stellen, in het bereik tussen 1 en 99. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om het aantal foutslagen in te stellen, totdat de foutmelding wordt geïnitieerd tijdens normaal doseerbedrijf in het bereik tussen 3 en 99.
Stop Start
TM03 6575 4506
Menu Info
Afb. 49 Toegestane foutslagen
1. Open het serviceniveau. 2. Druk herhaaldelijk op de "Menu/Info" knop in het serviceniveau totdat u het menu-item "St:60" bereikt (foutslag tijdens opstarten). – Op het display wordt "St" weergegeven en het aantal gedefinieerde slagen dat is toegestaan tijdens het opstarten. 3. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om het aantal toegestane foutslagen tijdens het opstarten in te stellen, in het bereik tussen 1 en 99.
4. Druk op de "Start/Stop" knop. – Bevestig de instelling en ga naar menu item "FE: 7". – Op het display wordt "FE" weergegeven en het aantal gedefinieerde slagen dat is toegestaan tijdens normaal doseerbedrijf. 5. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om het aantal foutslagen in te stellen, totdat de foutmelding wordt geïnitieerd tijdens normaal doseerbedrijf in het bereik tussen 3 en 99. 6. Druk op de "Start/Stop" knop – om de nieuwe instellingen te bevestigen – om het serviceniveau te verlaten – om het eerste functieniveau te openen.
39
Wanneer een sensor is vervangen, dan moet de nieuwe sensor worden gekalibreerd voor de omgevingsdruk. Prepareer de pomp voor kalibratie: 1. Controleer vóór het inschroeven van de sensor of er geen doseervloeistof is achtergebleven op de plaats waar de druksensor wordt ingeschroefd! 2. Schroef de nieuwe sensor er in met de juist aangebrachte O-ring. 3. Schroef de sensorstekker in connector 2. 4. Schroef het zuigventiel los. Kalibratie van de sensor
Serviceniveau Menu Info
Kalibratie van de druksensor
Stop Start
P:OFF CAL
Up
P:ON CAL
Bereid eerst de pomp voor! Stop Start
P:- - CAL
Wacht ca. 2 seconden Afb. 50 Kalibratie van de druksensor
1. Open het serviceniveau. 2. Druk herhaaldelijk op de "Menu/Info" knop in het serviceniveau totdat u het menu-item "P" bereikt (kalibratie van druksensor). – "P:OFF" verschijnt in het display. 3. Druk op de "Omhoog" knop om de kalibratie voor te bereiden. – "P:ON" verschijnt in het display. Kalibreer de druksensor nadat de pomp is voorbereid voor kalibratie: 1. Druk op de "Start/Stop" knop. – "P:- - -" wordt gedurende ca. 2 seconden weergegeven. – "P:CAL" verschijnt in het display. – De druksensor is gekalibreerd. 2. Druk op de "Start/Stop" knop – om de nieuwe instellingen te bevestigen – om het serviceniveau te verlaten – om het eerste functieniveau te openen. 3. Monteer de pomp weer. 4. Schroef het zuigventiel in. Waarschuwing Risico op bijtende chemicaliën! Draag beschermende kleding (handschoenen en bril) bij het werken aan de doseerkop, aansluitingen of leidingen! Laat geen chemicaliën lekken uit de pomp. Alle chemicaliën op de juiste wijze verzamelen en afvoeren! De O-ringen moeten juist zijn geplaatst in de gespecificeerde groef. Voorzichtig
Let op de doorstroomrichting (aangegeven door een pijl)! Draai het ventiel slechts handvast.
40
P:CAL CAL
TM03 6581 4506
Nederlands (NL)
9.10.7 Kalibreren van de sensor nadat de sensor is vervangen
Nederlands (NL)
9.11 Batch menu / batch modus In de batchmodus, wordt een gedefinieerd batchhoeveelheid gedoseerd met een gedefinieerde doseerdoorstroming. De batch kan handmatig of met een extern contactsignaal worden gedoseerd. Risico op doseerfouten! Batchdosering m.b.v. contactingangen kan onvoldoende of overmatig worden geïnitieerd Voorzichtig wanneer een fout in de pomp / het systeem niet wordt bewaakt. Het systeem moet redundant zijn beveiligd.
De batchmodus wordt bestuurd op de eerste en tweede functieniveaus. •
De batchhoeveelheid wordt ingesteld in het tweede functieniveau.
•
De batchfunctie is ingeschakeld in het eerste functieniveau.
Ingangsbereik voor de batchhoeveelheid: 0,0 - 999,9 ml / 1,00 - 99,99 l / 100,0 - 999,9 l. Instellen van de batchdosering
Menu
Up
Stop
On
2,00
Start
B
OFF B Down Menu
OFF
Info
B
l/h
Up
Up Stop Start
B
1,05 L
Invoer van dosering met "Omhoog" / "Omlaag"
Stop Start
B
Down
Down
Invoer van batchhoeveelheid met "Omhoog" / "Omlaag"
TM03 6615 4506
Info
Menu Info
Afb. 51 Instellen van de batchdosering
In het tweede niveau verschijnt "OFF B" in het display.
Batchcontact
1. Druk op de "Omhoog" knop.
Batchdosering wordt geïnitieerd door een extern contactsignaal.
– "ON B" verschijnt in het display. 2. Druk op de "Start/Stop" knop.
Om de batchcontactfunctie te activeren, •
– De momenteel gedefinieerde doorstroming verschijnt in het display.
druk op de "Start/Stop" knop. – De LED gaat groen branden, het "Stop" segment schakelt uit en "Run" verschijnt in het display.
3. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de gewenste doorstroming in te voeren.
Wanneer het externe contactsignaal wordt ontvangen, knippert "Run" in het display.
4. Druk op de "Start/Stop" knop.
•
– De momenteel gedefinieerde batchhoeveelheid verschijnt in het display. 5. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de gewenste batchhoeveelheid in te voeren. • •
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of Druk op de "Start/Stop" knop (om de instelling te bevestigen, het tweede functieniveau te sluiten en om batchdosering in het eerste functieniveau mogelijk te maken).
De vooringestelde batchhoeveelheid wordt gedoseerd.
Tijdens batchdosering
De batchhoeveelheid die nog gedoseerd moet worden verschijnt in het display. Om de reeds gedoseerde batchhoeveelheid weer te geven, •
druk op de "Omlaag" knop.
Om de totale batchhoeveelheid weer te geven, •
druk op de "Omhoog" knop.
Stoppen/starten van de pomp tijdens batchdosering
Uitvoeren van batchdosering
Om de pomp te stoppen,
•
In het eerste functieniveau, wordt alleen de batchfunctie weergegeven bij de "Batch manual" en "Batch contact" menu-items.
•
druk op de "Start/Stop" knop, of
•
bedien aan/uit op afstand.
"Stop" en de vooringestelde batchhoeveelheid verschijnen in het display. De LED gaat rood branden.
•
•
Gebruik de "Menu/Info" knop voor het selecteren van •
"Batch manual", of
•
"Batch contact".
Om de pomp te herstarten, druk op de "Start/Stop" knop. – De vooringestelde batchcyclus wordt hervat. – Voor de "Contact" timer, moet een extern contactsignaal eveneens worden ontvangen. Deactiveren van de batchfunctie
Activeren van de batchmodus
1. Open het tweede functieniveau.
Batch handmatig
2. Druk herhaaldelijk op de "Menu/Info" knop.
Batchdosering wordt handmatig geïnitieerd. •
Druk op de "Start/Stop" knop. – De LED en het "Stop" segment worden uitgeschakeld en "Run" knippert in het display.
– "ON B" verschijnt in het display. 3. Druk op de "Omhoog" knop. – "OFF B" verschijnt in het display. – De batchfunctie is gedeactiveerd.
– De vooringestelde batchhoeveelheid wordt gedoseerd.
41
9.12 Timer menu / timer modus
Ingangsbereik voor de batchhoeveelheid: 0,0 - 999,9 ml / 1,00 - 99,99 l / 100,0 - 999,9 l
•
Ingangsbereik voor de tijden t1 en t2: 1 min. < t1 < 999 h / 1 min. < t2 < 999 h Invoer: hh:mm.
Dosing Batch 1
Starttijd t1
Dosing Batch 2
Dosing Batch n
TM03 6616 4506
•
Herhaaltijd t2
Herhaaltijd t2
Afb. 52 Timer modus Risico op doseerfouten! Wanneer de herhaaltijd t2 niet lang genoeg is om de batchhoeveelheid te doseren en de ingestelde doseerdoorstroming binnen deze tijd, dan gaat de pomp door met het doseren totdat de huidige batchhoeveelheid is afgerond. De pomp wordt Voorzichtig dan gestopt en de volgende batchdosering wordt geïnitieerd na de volgende herhaaltijd. Batchdosering in timermodus kan onvoldoende of overmatig worden geïnitieerd wanneer een fout in de pomp / het systeem niet wordt bewaakt. Het systeem moet redundant zijn beveiligd.
De timermodus wordt bestuurd op de eerste en tweede functieniveaus. •
De batchhoeveelheden en tijden t1 en t2 worden ingesteld in het tweede functieniveau.
•
De timer modus wordt ingeschakeld in het eerste functieniveau. Menu Info
Up
On t
OFF
Up
Stop Start
6.00
l/h
Up Stop Start
t
Down
890.0
ml t
Down
t Down Menu Info
OFF
t
Up
t1
Stop Start
t
t
Down
h t
Down
Up
t2
Stop Start
1:00
2:00
h
Stop Start
t
Menu Info
TM03 6617 4506
Nederlands (NL)
In de timermodus, wordt een gedefinieerde batchhoeveelheid gedoseerd met een gedefinieerde doseerdoorstroming. De eerste dosering start nadat de starttijd t1 is verstreken. De batchdosering wordt vervolgens herhaald nadat de herhaaltijd t2 is verstreken, totdat de gebruiker het proces stopt door op de "Start/Stop" knop te drukken of met uitschakeling op afstand.
Afb. 53 Instellen van de timermodus
"OFF t" verschijnt in het display.
6. Druk op de "Start/Stop" knop. – "t1" verschijnt in het display.
1. Druk op de "Omhoog" knop. – "ON t" verschijnt in het display. 2. Druk op de "Start/Stop" knop. 3. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de gewenste doseerdoorstroming in te voeren. – De gekozen doseerdoorstroming verschijnt in het display. 4. Druk op de "Start/Stop" knop.
7. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de starttijd t1 in te voeren. 8. Druk op de "Start/Stop" knop. – "t2" verschijnt in het display. 9. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de herhaaltijd t2 in te voeren.
5. Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om de gewenste batchhoeveelheid in te voeren.
•
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar het volgende menu-item), of
– De gekozen batchhoeveelheid verschijnt in het display.
•
Druk op de "Start/Stop" knop (om de instelling te bevestigen, het tweede functieniveau te sluiten en om timermodus in het eerste functieniveau mogelijk te maken).
42
9.13 Creëren van een master/slave applicatie
•
Druk, wanneer de pomp draait (LED brandt groen) op de "Start/Stop" knop.
U kunt verschillende secundaire pompen aansluiten en de secundaire pompen (slaves) via de eerste pomp (master) besturen.
– "Stop" en de vooringestelde starttijd t1 verschijnen in het display. De LED gaat rood branden.
9.13.1 Master
– "Manual" of "Contact" verschijnt in het display ("Manual" is standaard instelling).
•
Handmatig
In het eerste functieniveau, wordt alleen de timerfunctie weergegeven met de "Timer manual" en "Timer contact" menu-items.
•
Contact
•
Batchdosering met handmatig/contact start
•
Gebruik de "Menu/Info" knop voor het selecteren van
•
Timer modus met handmatig/contact start
– "Timer manual", of
•
Stroombesturing.
– "Timer contact". Activeren van de timer modus
Selecteer het uitgangssignaal van de master pomp in het serviceniveau (relais 1) (uitgangsconnector 3):
Timer handmatig
•
Slagsignaal (stuurt één uitgangssignaal per slag) moet worden gebruikt voor handmatig of stroombesturing van de master pomp, of
•
Pulsingang (stuurt één uitgangssignaal per contactingangssignaal) moet worden gebruikt voor contactbesturing van de master pomp.
Batchdosering met de vooringestelde pauzetijd wordt handmatig geïnitieerd. •
Druk op de "Start/Stop" knop. – De LED gaat groen branden, het "Stop" segment schakelt uit en "Run" knippert in het display. – De vooringestelde batchcyclus wordt gestart.
Timer contact
Alle bedrijfsmodi zijn beschikbaar voor de master pomp:
Of selecteer als alternatief de stroomuitgang (uitgangsconnector 2) voor stroombesturing van de slave pomp.
Batchdosering met de vooringestelde pauzetijd wordt geïnitieerd door een extern contactsignaal. Om de batchcontactfunctie te activeren, •
– De LED gaat groen branden, het "Stop" segment schakelt uit en "Run" verschijnt in het display. Wanneer het externe contactsignaal wordt ontvangen, knippert "Run" in het display. •
N.B.
druk op de "Start/Stop" knop.
De vooringestelde batchcyclus wordt gestart.
Merk op dat de stroomuitgang kan verschillen van de stroomingang, bijv. wanneer de pomp is gestopt en houd a.u.b. de gewijzigde stroomuitgangswaarden aan met gewogen stroombesturing.
9.13.2 Slave
De volgende bedieningsmodi zijn beschikbaar voor slave-pompen in contact- of stroombesturing (ingangsconnector 4): •
Contact
Tijdens pauzetijden
•
Batchdosering met contact start
De tijd die resteert tot de volgende dosering verschijnt in het display.
•
Timermodus met contactstart
•
Stroombesturing.
Voor weergave van de tijd die al is verstreken, •
druk op de "Omlaag" knop.
Voor weergave van de totale tijd t1 of t2, •
druk op de "Omhoog" knop.
Tijdens timerdosering
De batchhoeveelheid die nog gedoseerd moet worden verschijnt in het display. Om de reeds gedoseerde batchhoeveelheid weer te geven, •
druk op de "Omlaag" knop.
N.B.
De instellingen voor de bedrijfsmodi van de slave-pompen worden onafhankelijk geïmplementeerd van de instellingen van de master-pomp.
Niet gebruikte pulsingangen van de master-pomp worden doorgegeven aan de slave-pompen wanVoorzichtig neer uitgangssignaal = pulsingang is ingesteld. Ze worden verwerkt op de slave-pompen overeenkomstig de slave-pomp instellingen!
Om de totale batchhoeveelheid weer te geven, •
druk op de "Omhoog" knop.
Stoppen/starten van de pomp tijdens timer dosering
Om de pomp te stoppen, •
druk op de "Start/Stop" knop, of
•
bedien aan/uit op afstand.
Om de pomp weer te starten, •
druk op de "Start/Stop" knop. – De vooringestelde batchcyclus wordt hervat. – Voor de "Contact" timer, moet een extern contactsignaal eveneens worden ontvangen.
Deactiveren van de timerfunctie
1. Open het tweede functieniveau. 2. Druk herhaaldelijk op de "Menu/Info" knop. – "ON t" verschijnt in het display. 3. Druk op de "Omhoog" knop. – "OFF t" verschijnt in het display. – De timerfunctie wordt gedeactiveerd.
43
Nederlands (NL)
Selecteren van "Handmatig" of "Contact" timermodus
9.14 Sneltoetsen/infotoetsen
Nederlands (NL)
De volgende belangrijke displays en functies van de DDI 222 kunnen snel worden gekozen m.b.v. toetsencombinties (sneltoetsen). Servicefuncties Functie
Bedrijfsstatus van de pomp
Activeer functie / display
Deactiveer functie / display
Zuigen.
In "Run", "Stop" of "Menu/Info" modus.
Druk gedurende tenminste 1 seconde op de "Start/Stop" knop.
Laat de "Start/Stop" knop los.
Duw het membraan naar achDe pomp moet zich in de "Stop" teren voor servicewerkmodus bevinden. zaamheden.
Druk tegelijkertijd op de "Omlaag" en "Omhoog" knoppen.
—
"Boot" functie.
De pomp wordt ontkoppeld van de voedingsspanning.
Druk tegelijkertijd op de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen terwijl u de voeding inschakelt.
—
Wis de totale doseercapaciteit.
In "Run" modus.
Druk op de "Menu/Info" knop gedurende 5 seconden.
—
Activeer functie / display
Deactiveer functie / display
Druk op de "Omlaag" knop.
Laat de "Omlaag" knop los.
Druk op de "Omhoog" knop.
Laat de "Omhoog" knop los.
Tijdens pauzetijden bij timerbedrijf.
Druk op de "Omlaag" knop.
Laat de "Omlaag" knop los.
Druk op de "Omhoog" knop.
Laat de "Omhoog" knop los.
Display/functie
Bedrijfsstatus van de pomp
Activeer functie / display
Deactiveer functie / display
Geef de totale doseercapaciteit weer.
In "Run" modus.
Druk op de "Menu/Info" knop.
Displayfuncties in batch- en timerbedrijf Display/functie
Geef de batchhoeveelheid weer die al is gedoseerd sinds de start van de batch. Weergave van totale batchhoeveelheid. Geef de reeds verstreken tijd weer. Geef de totale tijd weer.
Bedrijfsstatus van de pomp
Tijdens de batchdosering in batch- of timerbedrijf.
Andere displayfuncties
In "Analoge" modus Geef de ingangsstroom weer. (0-20 mA / 4-20 mA).
Druk op de "Omlaag" knop.
Weergave van druk in de doseerkop.
Druk tweemaal op de "Menu/Info" knop.
44
In "Run" modus.
Display springt automatisch terug na 5 seconden. Display springt automatisch terug na 10 seconden.
Nederlands (NL)
9.15 Pomp veiligheidsfuncties De DDI 222 pomp wordt standaard uitgerust met diverse veiligheidsfuncties, die zijn aangegeven door de volgende indicatoren en het gedrag van de pomp. Veiligheidsfuncties Fout
Pompgedrag
LED/display/relais
Gedrag na opheffen fout
Overmatige druk in de doseerkop, of opgenomen motorvermogen te hoog.
De pomp stopt. Er wordt automatisch elke 10 minuten een poging gedaan de pomp te herstarten.
De LED knippert rood/groen. "ERROR", "bar" en "1/min" verschijnen in het display. Het foutsignaalrelais schakelt in.
Herstart na het bevestigen van een fout en druk op de "Start/Stop" knop, of een automatische herstartpoging.
Blokkeerveiligheid.
Verstopte persleiding / geblokkeerde motor.
De LED knippert rood. "ERROR", "bar" en "1/min" verschijnen in het De pomp stopt na 1 slag. display. Het foutsignaalrelais schakelt in.
Herstart na foutbevestiging en drukken op de "Start/Stop" knop.
Drukbesturing (kan aan en uit worden geschakeld).
Wanneer de drukbesturingsfunctie is ingeschakeld: Overmatige druk in de doseerkop (met druksensor) of opgenomen motorvermogen te hoog.
De pomp stopt na 3 slagen. Een poging om automatisch te herstarten wordt elke 10 minuten gedaan, tot 5 maal, met een oplopend aantal slagen.
De LED knippert rood/groen. "ERROR" en "bar" knipperen in het display.
Herstart na het bevestigen van een fout en druk op de "Start/Stop" knop, of een automatische herstartpoging.
De pomp gaat weer draaien (in noodmodus).
De LED knippert rood. "MBS" en "ERROR" knip- Het foutsignaalrelais peren in het display. schakelt uit na een foutHet foutsignaalrelais bevestiging. schakelt in.
Identificatie
Voeding uit.
Membraanlekkagedetectie (optioneel).
Membraanlekkage.
Flow Monitor (doseerbesturing).
Zie paragraaf 9.10 Flow Monitor.
45
10.3.2 Losschroeven van de zuig- en persventielen / reinigen ventielen
10.1 Algemene opmerkingen
1. Schroef de zuig- en persventielen los.
Waarschuwing Houd bij het doseren van gevaarlijke media de betreffende veiligheidsmaatregelen aan! Risico op bijtende chemicaliën! Draag beschermende kleding (handschoenen en bril) bij het werken aan de doseerkop, aansluitingen of leidingen! Laat geen chemicaliën lekken uit de pomp. Alle chemicaliën op de juiste wijze verzamelen en afvoeren!
2. Verwijder het schroefdeel en ventielzitting met rondbektang. 3. Demonteer het binnenste deel. 4. Reinig alle delen. Vervang defecte onderdelen door nieuwe onderdelen. – Voor kunststof DN 8 ventiel, vervang het ventiel volledig. – Voor RVS DN 8 ventiel of DN 20 ventiel, vervang de binnenste ventieldelen. 5. Bouw het ventiel weer samen. 6. Vervang de O-ringen door nieuwe exemplaren. Monteer het ventiel weer.
Waarschuwing Het pomphuis mag uitsluitend worden geopend door personeel dat is geautoriseerd door Grundfos! Reparaties mogen uitsluitend worden uitgevoerd door geautoriseerd en gekwalificeerd personeel! Schakel de pomp uit en koppel deze los van de voeding, voordat onderhouds- of reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd!
In het geval van een membraanlekkage, kan de doseervloeistof uit het gat lekken in de tussenflens tussen pomp en doseerkop. De onderdelen in de behuizing zijn beschermd tegen de doseervloeistof gedurende een korte periode (afhankelijk van het soort vloeistof) door de afdichting Voorzichtig van de behuizing. Het is noodzakelijk om regelmatig (dagelijks) te controleren of er vloeistof lekt uit de tussenflens. Raadpleeg paragraaf 10.5 Membraanbreuk. Voor een maximale veiligheid, raden wij de pompuitvoering aan met membraanlekkagedetectie.
•
Tenminste elke 12 maanden of na 4000 bedrijfsuren. Frequenter bij het doseren van kristaliserende vloeistoffen.
•
In geval van een storing.
Roestvaststaal
Kunststof
TM03 6685 4506
10.2 Onderhoudsintervallen
Afb. 54 Roestvaststaal of kunststof DN 20 ventiel, veergeladen als een optie
10.2.1 Reinigen
•
Reinig zo nodig alle pompoppervlakken met een droge en schone doek.
10.2.2 Reinigen van de ventielen en membraan
•
Reinig het membraan en de ventielen en vervang indien nodig (voor roestvaststalen ventielen: binnenste ventieldelen).
10.3 Reinig zuig- en persventielen N.B.
Spoel indien mogelijk de doseerkop, bijvoorbeeld door water toe te voeren.
10.3.1 Uitschakelen van de pomp
1. Schakel de pomp uit en koppel deze los van de voeding. 2. Maak het systeem drukloos. 3. Neem afdoende maatregelen om er voor te zorgen dat de terugvloeiende doseervloeistof veilig wordt opgevangen.
Roestvast1) staal
Kunststof 2)
TM03 6686 4506
Nederlands (NL)
10. Onderhoud
Afb. 55 Roestvaststaal of kunststof DN 20 ventiel, veergeladen als een optie De O-ringen moeten juist zijn geplaatst in de gespecificeerde groef. Voorzichtig
Let op de doorstroomrichting (aangegeven door een pijl op ventielhuis)! Draai het ventiel slechts handvast.
46
10.6 Vervangen van het membraan
Waarschuwing
Waarschuwing
Explosiegevaar als doseervloeistof het pomphuis is binnengedrongen!
Risico op verbranding door chemicaliën! Draag beschermende kleding (handschoenen en bril) bij werkzaamheden aan de doseerkop, aansluitingen of leidingen!
Als het membraan mogelijk beschadigd is, mag de pomp niet met de voeding worden verbonden!
Als er geen aanwijzingen zijn dat doseervloeistof in het pomphuis is binnengedrongen moet het membraan worden gereset op het achterste dode punt (einde van de zuigslag). Omdat de slag meestal eindigt op het voorste dode punt moet het membraan als volgt worden gereset:
Laat geen chemicaliën uit de pomp lekken. Zorg dat alle chemicaliën op de juiste wijze worden verzameld en afgevoerd! N.B.
Reinig indien mogelijk de doseerkop, bijvoorbeeld door deze af te spoelen met water.
•
Stop de pomp (LED brandt rood).
•
Druk tegelijkertijd op de knoppen "Omhoog" en "Omlaag".
10.6.1 Resetten van het membraan
– Het membraan is nu gereset.
Als er niets op duidt dat er doseervloeistof in het pomphuis is binnengedrongen bij het vervangen van het membraan, reset u het membraan zoals beschreven in paragraaf 10.4 Resetten van het membraan.
10.5 Membraanbreuk Als het membraan lekt of gescheurd is, ontsnapt doseervloeistof uit de afvoeropening (afb. 56, 57, pos. H) bij de flens van de doseerkop. In het geval van membraanbreuk, beschermen het beveiligingsmembraan (pos. S) en de O-ringen (pos. Y) het pomphuis tegen het binnendringen van doseervloeistof. Bij het doseren van vloeistoffen waarbij kristallisatie optreedt kan de afvoeropening worden geblokkeerd door kristallisatie. Als de pomp niet onmiddellijk uit bedrijf wordt genomen, kan druk worden opgebouwd tussen het membraan (pos. Q) en het beveiligingsmembraan in de flens (pos. S). Deze druk kan doseervloeistof door het veiligheidsmembraan of de schroefgaten in het pomphuis persen. De meeste doseervloeistoffen leveren geen gevaar op als zij het pomphuis binnendringen. Er zijn echter enkele vloeistoffen die een chemische reactie met het inwendige van de pomp kunnen veroorzaken. In het ergste geval kunnen bij deze reactie explosieve gassen in het pomphuis ontstaan. Waarschuwing Explosiegevaar als doseervloeistof het pomphuis is binnengedrongen! Als de pomp wordt bediend met een beschadigd membraan, kan doseervloeistof in het pomphuis binnendringen. In het geval van membraanbreuk koppelt u de pomp onmiddellijk los van de voeding! Zorg ervoor dat de pomp niet per ongeluk opnieuw in werking kan worden gesteld! Demonteer de doseerkop zonder de pomp aan te sluiten op de voeding. Controleer of geen doseervloeistof het pomphuis is binnengedrongen. Ga te werk zoals beschreven in paragraaf 10.6 Vervangen van het membraan.
Voorkom dat er gevaren ontstaan door membraanbreuk door het volgende te doen:
10.6.2 Uitschakelen van de pomp
1. Schakel de pomp uit en koppel deze los van de voeding. 2. Maak het systeem drukloos. 3. Neem afdoende maatregelen om er voor te zorgen dat de terugvloeiende doseervloeistof veilig wordt opgevangen. 10.6.3 Vervangen van het membraan Voorzichtig
De O-ringen moeten juist zijn geplaatst in de gespecificeerde groef.
Zie afb. 56 of 57. 1. Draai de schroeven (1q) op de doseerkop (2) los. 2. Verwijder de doseerkop (2) met doseerkopschrijf (2q). 3. Schroef het membraan (Q) linksom los. 4. Controleer of de afvoeropening (H) niet geblokkeerd of vervuild is. Maak deze zo nodig schoon. 5. Alleen voor DDI 150-4: draai de schroeven (X) op de tussenflens (5q) los en verwijder de tussenflens. 6. Controleer het veiligheidsmembraan (S) op slijtage en schade. Voer een aanvullende controle van de schroeven (X) en O-ringen (Y) uit op tekenen van vloeistofcontact. – Als mogelijk doseervloeistof in het pomphuis is binnengedrongen, gaat u te werk zoals beschreven in paragraaf 10.6.4 Doseervloeistof in het pomphuis. – Als er niets op duidt dat er doseervloeistof in het pomphuis is binnengedrongen, gaat u door met de volgende stap. 7. Vervang de O-ringen (Y) door nieuwe exemplaren. 8. Alleen voor DDI 150-4: vervang de tussenflens (5q) en draai de schroeven (X) kruisling vast. Aanhaalmoment: 7 Nm (+ 1 Nm). 9. Schroef het nieuwe membraan (Q) in. – Voor pompen met membraanlekkagedetectie: schroef het complete membraanpakket er in.
•
Voer regelmatig onderhoud uit. Zie paragraaf 10.2 Onderhoudsintervallen.
10. Vervang de doseerkop (2) met de doseerkopschijf (2q) en draai de schroeven (1q) kruislings aan. Aanhaalmoment: 7 Nm (+ 1 Nm).
•
Bedien de pomp nooit met geblokkeerde of vervuilde afvoeropening.
11. Start de doseerpomp opnieuw.
– Als de afvoeropening geblokkeerd of vervuild is, gaat u te werk zoals beschreven in paragraaf 10.6 Vervangen van het membraan. •
Sluit nooit een slang aan op de afvoeropening. Als een slang is aangesloten op de afvoeropening, is het onmogelijk om ontsnappende doseervloeistof te herkennen.
•
Neem geschikte voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van gezondheidsproblemen en materiële schade door ontsnappende doseervloeistof.
•
Bedien de pomp nooit terwijl de bouten van de doseerkop beschadigd zijn of loszitten.
Draai na de eerste keer opstarten en na elke keer dat het membraan is vervangen de doseerkopschroeven aan. Voorzichtig
Na ca. 6-10 bedrijfsuren of twee dagen de schroeven van de doseerkop aanhalen met een momentsleutel. Aanhaalkoppel: 7 Nm (+ 1 Nm).
47
Nederlands (NL)
10.4 Resetten van het membraan
10.7 Reparatie
Nederlands (NL)
Waarschuwing Het pomphuis mag uitsluitend worden geopend door personeel dat is geautoriseerd door Grundfos!
TM06 1274 2014
Reparatie magen alleen plaatsvinden door bevoegd en gekwalificeerd personeel!
Afb. 56 Vervangen van het membraan voor DDI 60-10
Schakel de pomp uit en koppel deze los van de voedingsspanning voordat u onderhoudswerkzaamheden en reparaties uitvoert!
Stuur de pomp, na overleg met Grundfos, samen met de veiligheidsverklaring die door een specialist is ingevuld, naar Grundfos. De veiligheidsverklaring bevindt zich achter in deze handleiding. Deze moet worden gekopieerd, volledig worden ingevuld en aan de pomp worden gehecht. De pomp moet vóór verzending worden gereinigd! Voorzichtig
Als mogelijk doseervloeistof in het pomphuis is binnengedrongen, geeft u dat expliciet aan in de veiligheidsverklaring! Raadpleeg paragraaf 10.5 Membraanbreuk.
TM06 1275 2014
Als aan de bovenstaande eisen niet wordt voldaan, dan kan Grundfos de opgestuurde pomp weigeren. De transportkosten zijn dan voor rekening van de pompeigenaar.
Afb. 57 Vervangen van het membraan voor DDI 150-4 Pos.
Componenten
Q
Membraan (pakket)
2
Doseerkop
1q
Doseerkopschroeven
2q
Doseerkopschijf
3q
Tussenring
5q
Tussenflens
S
Veiligheidsmembraan
H
Afvoeropening
X
Schroeven van tussenflens
Y
O-ringen
10.6.4 Doseervloeistof in het pomphuis Waarschuwing Explosiegevaar! Koppel de pomp onmiddellijk los van de voeding! Zorg ervoor dat de pomp niet per ongeluk opnieuw in werking kan worden gesteld!
Als doseervloeistof het pomphuis is binnengedrongen: •
Stuur de pomp ter reparatie naar Grundfos volgens de instructies in paragraaf 10.7 Reparatie.
•
Als reparatie geen economisch redelijk alternatief is, voert u de pomp af volgens de informatie in paragraaf 12. Afvalverwijdering.
48
Storing
Oorzaak
Oplossing
1. Doseerpomp draait niet.
a) Niet aangesloten op de netspanning.
Sluit de voedingskabel aan.
b) Onjuiste netspanning.
Schakel de pomp uit. Controleer spanning en motor. Wanneer de motor defect is, retourneer dan de pomp voor reparatie.
c) Elektrische storing.
Retourneer de pomp voor reparatie.
2. Pomp zuigt of doseert niet.
a) Kristalachtige afzettingen in de ventielen.
Reinig de ventielen.
b) Leeg de doseertank.
Vul de doseertank.
c) Lucht in de aanzuigleiding en doseerkop.
Vul doseerkop en zuigleiding.
d) Ventielen onjuist geassembeerd.
Assembleer de binnenste ventieldelen in de juiste volgorde en controleer of corrigeer eventueel de stroomrichting.
3. Doseerpomp zuigt niet aan. a) Lekkage in de zuigleiding.
Vervang de aanzuigleiding of dicht deze af.
b) Doorsnede van de zuigleiding te klein, of zuigleiding te lang.
Verifieer aan de hand van de Grundfos specificatie.
c) Verstopte zuigleiding.
Spoel of vervang de zuigleiding.
d) Voetventiel bedekt door afzetting.
Hang de zuigleiding op aan een hogere positie.
e) Geknikte zuigleiding.
Installeer de zuigleiding op de juiste wijze. Controleer op beschadigingen.
f)
Reinig de ventielen.
Kristalachtige afzettingen in de ventielen.
g) Membraan defect of membraanbevestiging uitgescheurd.
4. Doseerpomp doseert niet.
Nederlands (NL)
11. Storingzoekschema
Vervang het membraan.
h) Overmatige tegendruk.
Maak het systeem drukloos aan de perszijde van de pomp.
i)
Vul de doseertank.
Leeg de doseertank.
a) Viscositeit of dichtheid van het medium te groot.
Controleer de installatie.
b) Kristalachtige afzettingen in de ventielen.
Reinig de ventielen.
c) Ventielen onjuist geassembleerd.
Assembleer de binnenste ventieldelen in de juiste volgorde en controleer of corrigeer eventueel de stroomrichting.
d) Injectie-eenheid geblokkeerd.
Controleer en corrigeer eventueel de doorstroomrichting, of verwijder de obstructie.
e) Onjuiste installatie van leidingen en randapparatuur.
Controleer of de leidingen vrij lopen en juist zijn geïnstalleerd.
f)
Vul de doseertank.
Leeg de doseertank.
g) Afdichtingselementen niet chemisch bestendig. Vervang de afdichtingselementen. 5. Doseerdoorstroming van de a) Ontgassend medium. pomp is onnauwkeurig. b) Delen van de ventielen bedekt met vuil of aanzetting.
Reinig de ventielen.
c) Onjuist doseerdoorstroming display.
Kalibreer.
d) Tegendrukfluctuaties.
Installeer een drukhoudventiel en een pulsatiedemper, indien nodig.
e) Opvoerhoogte fluctuaties.
Houd het aanzuigniveau constant.
f)
Heveleffect (inlaatdruk hoger dan de tegendruk).
Installeer een drukhoudventiel.
g) Lekkage of poreuze zuigleiding of persleiding.
Vervang de zuig- of persleiding.
h) Delen die in contact komen met het medium zijn hier niet tegen bestand.
Vervang deze door materialen die hier wel tegen bestand zijn.
i)
Doseermembraan versleten (beginnende scheuren).
Vervang het membraan. Houd tevens de onderhoudsinstructies aan.
j)
Variatie van het doseermedium (dichtheid, viscositeit).
Controleer de concentratie. Gebruik een roerwerk indien nodig.
k) Overstroming.
6. Vloeistof lekt uit de opening a) Er is sprake van een membraanlekkage. in de tussenflens tussen de pomp en de doseerkop. N.B.
Controleer de installatie.
Installeer of controleer zuig en druk pulsatiedemper, bereken installatie opnieuw, installeer een veerbelast ventiel. Vervang het membraan.
Raadpleeg voor andere foutsignalen van de besturingseenheid de relevante paragraaf.
49
Nederlands (NL)
12. Afvalverwijdering Dit product of delen ervan dienen te worden afgevoerd op een milieuverantwoorde wijze. Maak gebruik van de juiste afvalverwerkingsdiensten. Als dat niet mogelijk is, neem dan contact op met Grundfos.
Wijzigingen voorbehouden.
50
1
Safety declaration Please copy, fill in and sign this sheet and attach it to the pump returned for service.
N.B.
Fill in this document using english or german language.
Product type (nameplate) Model number (nameplate) Dosing medium
Fault description
Please make a circle around the damaged parts.
GrA3502
In the case of an electrical or functional fault, please mark the cabinet.
Please describe the error/cause of the error in brief. Dosing liquid has possibly entered the pump housing. The pump must not be connected to the power supply! Danger of explosion!
We hereby declare that the pump has been cleaned and is completely free from chemical, biological and radioactive substances.
_____________________________________ Date and signature
_____________________________________ Company stamp
51
Bijlage
Bijlage
Overeenkomstigheidsverklaring
Overeenkomstigheidsverklaring GB: EC declaration of conformity
DE: EG-Konformitätserklärung
We, Grundfos, declare under our sole responsibility that the products DDI 222, to which this declaration relates, are in conformity with these Council directives on the approximation of the laws of the EC member states:
Wir, Grundfos, erklären in alleiniger Verantwortung, dass die Produkte DDI 222, auf die sich diese Erklärung bezieht, mit den folgenden Richtlinien des Rates zur Angleichung der Rechtsvorschriften der EU-Mitgliedsstaaten übereinstimmen:
ES: Declaración CE de conformidad
FR: Déclaration de conformité CE
Nosotros, Grundfos, declaramos bajo nuestra entera responsabilidad que los productos DDI 222, a los cuales se refiere esta declaración, están conformes con las Directivas del Consejo en la aproximación de las leyes de las Estados Miembros del EM:
Nous, Grundfos, déclarons sous notre seule responsabilité, que les produits DDI 222, auxquels se réfère cette déclaration, sont conformes aux Directives du Conseil concernant le rapprochement des législations des Etats membres CE relatives aux normes énoncées ci-dessous:
IT: Dichiarazione di conformità CE
NL: EC overeenkomstigheidsverklaring
Grundfos dichiara sotto la sua esclusiva responsabilità che i prodotti DDI 222, ai quali si riferisce questa dichiarazione, sono conformi alle seguenti direttive del Consiglio riguardanti il riavvicinamento delle legislazioni degli Stati membri CE:
Wij, Grundfos, verklaren geheel onder eigen verantwoordelijkheid dat de producten DDI 222 waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming zijn met de Richtlijnen van de Raad in zake de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de EG Lidstaten betreffende:
PL: Deklaracja zgodności WE
PT: Declaração de conformidade CE
My, Grundfos, oświadczamy z pełną odpowiedzialnością, że nasze wyroby DDI 222, których deklaracja niniejsza dotyczy, są zgodne z następującymi wytycznymi Rady d/s ujednolicenia przepisów prawnych krajów członkowskich WE:
A Grundfos declara sob sua única responsabilidade que os produtos DDI 222, aos quais diz respeito esta declaração, estão em conformidade com as seguintes Directivas do Conselho sobre a aproximação das legislações dos Estados Membros da CE:
RU: Декларация о соответствии ЕС
RO: Declaraţie de conformitate CE
Мы, компания Grundfos, со всей ответственностью заявляем, что изделия DDI 222, к которым относится настоящая декларация, соответствуют следующим Директивам Совета Евросоюза об унификации законодательных предписаний стран-членов ЕС:
Noi, Grundfos, declarăm pe propria răspundere că produsele DDI 222, la care se referă această declaraţie, sunt în conformitate cu aceste Directive de Consiliu asupra armonizării legilor Statelor Membre CE:
SI: ES izjava o skladnosti
SE: EG-försäkran om överensstämmelse
V Grundfosu s polno odgovornostjo izjavljamo, da so naši izdelki DDI 222, na katere se ta izjava nanaša, v skladu z naslednjimi direktivami Sveta o približevanju zakonodaje za izenačevanje pravnih predpisov držav članic ES:
Vi, Grundfos, försäkrar under ansvar att produkterna DDI 222, som omfattas av denna försäkran, är i överensstämmelse med rådets direktiv om inbördes närmande till EU-medlemsstaternas lagstiftning, avseende:
TR: EC uygunluk bildirgesi
CN: EC 产品合格声明书
Grundfos olarak bu beyannameye konu olan DDI 222 ürünlerinin, AB Üyesi Ülkelerin kanunlarını birbirine yaklaştırma üzerine Konsey Direktifleriyle uyumlu olduğunun yalnızca bizim sorumluluğumuz altında olduğunu beyan ederiz:
我们格兰富在我们的全权责任下声明,产品 DDI 222,即该合格证所指之 产品,符合欧共体使其成员国法律趋于一致的以下欧共理事会指令:
—
— —
Machinery Directive (2006/42/EC). Standards used: EN 809:1998, EN ISO 12100-1+A1:2009, EN ISO 12100-2+A1:2009. Low Voltage Directive (2006/95/EC). Standard used: EN 60204-1+A1:2009. EMC Directive (2004/108/EC). Standards used: EN 61326-1:2013-07, EN 61000-3-2:2006+A1:2009+A2:2009, EN 61000-3-3:2013.
This EC declaration of conformity is only valid when published as part of the Grundfos installation and operating instructions. Pfinztal, 1st May 2014
Ulrich Stemick Technical Director Grundfos Water Treatment GmbH Reetzstr. 85, D-76327 Pfinztal, Germany Person authorised to compile technical file and empowered to sign the EC declaration of conformity.
52
53
54
Denmark
Korea
Slovakia
Bombas GRUNDFOS de Argentina S.A. Ruta Panamericana km. 37.500 Centro Industrial Garin 1619 - Garin Pcia. de B.A. Phone: +54-3327 414 444 Telefax: +54-3327 411 111
GRUNDFOS DK A/S Martin Bachs Vej 3 DK-8850 Bjerringbro Tlf.: +45-87 50 50 50 Telefax: +45-87 50 51 51 E-mail:
[email protected] www.grundfos.com/DK
GRUNDFOS Pumps Korea Ltd. 6th Floor, Aju Building 679-5 Yeoksam-dong, Kangnam-ku, 135-916 Seoul, Korea Phone: +82-2-5317 600 Telefax: +82-2-5633 725
GRUNDFOS s.r.o. Prievozská 4D 821 09 BRATISLAVA Phona: +421 2 5020 1426 sk.grundfos.com
Estonia
Latvia
GRUNDFOS Pumps Pty. Ltd. P.O. Box 2040 Regency Park South Australia 5942 Phone: +61-8-8461-4611 Telefax: +61-8-8340 0155
SIA GRUNDFOS Pumps Latvia Deglava biznesa centrs Augusta Deglava ielā 60, LV-1035, Rīga, Tālr.: + 371 714 9640, 7 149 641 Fakss: + 371 914 9646
GRUNDFOS d.o.o. Šlandrova 8b, SI-1231 Ljubljana-Črnuče Phone: +386 1 568 0610 Telefax: +386 1 568 0619 E-mail:
[email protected]
Austria
Finland
GRUNDFOS Pumpen Vertrieb Ges.m.b.H. Grundfosstraße 2 A-5082 Grödig/Salzburg Tel.: +43-6246-883-0 Telefax: +43-6246-883-30
OY GRUNDFOS Pumput AB Mestarintie 11 FIN-01730 Vantaa Phone: +358-(0)207 889 900 Telefax: +358-(0)207 889 550
Belgium
France Pompes GRUNDFOS Distribution S.A. Parc d’Activités de Chesnes 57, rue de Malacombe F-38290 St. Quentin Fallavier (Lyon) Tél.: +33-4 74 82 15 15 Télécopie: +33-4 74 94 10 51
GRUNDFOS Pumps Sdn. Bhd. 7 Jalan Peguam U1/25 Glenmarie Industrial Park 40150 Shah Alam Selangor Phone: +60-3-5569 2922 Telefax: +60-3-5569 2866
Spain
N.V. GRUNDFOS Bellux S.A. Boomsesteenweg 81-83 B-2630 Aartselaar Tél.: +32-3-870 7300 Télécopie: +32-3-870 7301 Представительство ГРУНДФОС в Минске 220125, Минск ул. Шафарнянская, 11, оф. 56 Тел.: +7 (375 17) 286 39 72, 286 39 73 Факс: +7 (375 17) 286 39 71 E-mail:
[email protected]
Germany
Mexico
GRUNDFOS Water Treatment GmbH Reetzstraße 85 D-76327 Pfinztal (Söllingen) Tel.: +49 7240 61-0 Telefax: +49 7240 61-177 E-mail:
[email protected]
GRUNDFOS AB (Box 333) Lunnagårdsgatan 6 431 24 Mölndal Tel.: +46 31 332 23 000 Telefax: +46 31-331 94 60
Bosnia/Herzegovina
Germany
Bombas GRUNDFOS de México S.A. de C.V. Boulevard TLC No. 15 Parque Industrial Stiva Aeropuerto Apodaca, N.L. 66600 Phone: +52-81-8144 4000 Telefax: +52-81-8144 4010
GRUNDFOS Sarajevo Trg Heroja 16, BiH-71000 Sarajevo Phone: +387 33 713 290 Telefax: +387 33 659 079 e-mail:
[email protected]
GRUNDFOS GMBH Schlüterstr. 33 40699 Erkrath Tel.: +49-(0) 211 929 69-0 Telefax: +49-(0) 211 929 69-3799 E-mail:
[email protected] Service in Deutschland: E-mail:
[email protected]
Australia
Belarus
Brazil BOMBAS GRUNDFOS DO BRASIL Av. Humberto de Alencar Castelo Branco, 630 CEP 09850 - 300 São Bernardo do Campo - SP Phone: +55-11 4393 5533 Telefax: +55-11 4343 5015
Bulgaria Grundfos Bulgaria EOOD Slatina District Iztochna Tangenta street no. 100 BG - 1592 Sofia Tel. +359 2 49 22 200 Fax. +359 2 49 22 201 email:
[email protected]
Canada GRUNDFOS Canada Inc. 2941 Brighton Road Oakville, Ontario L6H 6C9 Phone: +1-905 829 9533 Telefax: +1-905 829 9512
China Grundfos Alldos Dosing & Disinfection ALLDOS (Shanghai) Water Technology Co. Ltd. West Unit, 1 Floor, No. 2 Building (T 4-2) 278 Jinhu Road, Jin Qiao Export Processing Zone Pudong New Area Shanghai, 201206 Phone: +86 21 5055 1012 Telefax: +86 21 5032 0596 E-mail:
[email protected]
China GRUNDFOS Pumps (Shanghai) Co. Ltd. 50/F Maxdo Centre No. 8 Xing Yi Rd. Hongqiao Development Zone Shanghai 200336 PRC Phone: +86-21 6122 5222 Telefax: +86-21 6122 5333
Croatia GRUNDFOS CROATIA d.o.o. Cebini 37, Buzin HR-10010 Zagreb Phone: +385 1 6595 400 Telefax: +385 1 6595 499 www.hr.grundfos.com
Czech Republic GRUNDFOS s.r.o. Čapkovského 21 779 00 Olomouc Phone: +420-585-716 111 Telefax: +420-585-716 299
GRUNDFOS Pumps Eesti OÜ Peterburi tee 92G 11415 Tallinn Tel: + 372 606 1690 Fax: + 372 606 1691
Greece GRUNDFOS Hellas A.E.B.E. 20th km. Athinon-Markopoulou Av. P.O. Box 71 GR-19002 Peania Phone: +0030-210-66 83 400 Telefax: +0030-210-66 46 273
Hong Kong
Lithuania GRUNDFOS Pumps UAB Smolensko g. 6 LT-03201 Vilnius Tel: + 370 52 395 430 Fax: + 370 52 395 431
Malaysia
Netherlands GRUNDFOS Netherlands Veluwezoom 35 1326 AE Almere Postbus 22015 1302 CA ALMERE Tel.: +31-88-478 6336 Telefax: +31-88-478 6332 E-mail:
[email protected]
New Zealand GRUNDFOS Pumps NZ Ltd. 17 Beatrice Tinsley Crescent North Harbour Industrial Estate Albany, Auckland Phone: +64-9-415 3240 Telefax: +64-9-415 3250
GRUNDFOS Pumps (Hong Kong) Ltd. Unit 1, Ground floor Siu Wai Industrial Centre 29-33 Wing Hong Street & 68 King Lam Street, Cheung Sha Wan Kowloon Phone: +852-27861706 / 27861741 Telefax: +852-27858664
Norway
Hungary GRUNDFOS Hungária Kft. Park u. 8 H-2045 Törökbálint, Phone: +36-23 511 110 Telefax: +36-23 511 111
GRUNDFOS Pompy Sp. z o.o. ul. Klonowa 23 Baranowo k. Poznania PL-62-081 Przeźmierowo Tel: (+48-61) 650 13 00 Fax: (+48-61) 650 13 50
India
Portugal
GRUNDFOS Pumps India Private Limited 118 Old Mahabalipuram Road Thoraipakkam Chennai 600 097 Phone: +91-44 4596 6800
Bombas GRUNDFOS Portugal, S.A. Rua Calvet de Magalhães, 241 Apartado 1079 P-2770-153 Paço de Arcos Tel.: +351-21-440 76 00 Telefax: +351-21-440 76 90
Indonesia PT GRUNDFOS Pompa Jl. Rawa Sumur III, Blok III / CC-1 Kawasan Industri, Pulogadung Jakarta 13930 Phone: +62-21-460 6909 Telefax: +62-21-460 6910 / 460 6901
Ireland GRUNDFOS (Ireland) Ltd. Unit A, Merrywell Business Park Ballymount Road Lower Dublin 12 Phone: +353-1-4089 800 Telefax: +353-1-4089 830
Italy GRUNDFOS Pompe Italia S.r.l. Via Gran Sasso 4 I-20060 Truccazzano (Milano) Tel.: +39-02-95838112 Telefax: +39-02-95309290 / 95838461
Japan GRUNDFOS Pumps K.K. Gotanda Metalion Bldg. 5F, 5-21-15, Higashi-gotanda Shiagawa-ku, Tokyo, 141-0022 Japan Phone: +81 35 448 1391 Telefax: +81 35 448 9619
GRUNDFOS Pumper A/S Strømsveien 344 Postboks 235, Leirdal N-1011 Oslo Tlf.: +47-22 90 47 00 Telefax: +47-22 32 21 50
Poland
Romania GRUNDFOS Pompe România SRL Bd. Biruintei, nr 103 Pantelimon county Ilfov Phone: +40 21 200 4100 Telefax: +40 21 200 4101 E-mail:
[email protected]
Russia ООО Грундфос Россия, 109544 Москва, ул. Школьная 39 Тел. (+7) 495 737 30 00, 564 88 00 Факс (+7) 495 737 75 36, 564 88 11 E-mail
[email protected]
Serbia GRUNDFOS Predstavništvo Beograd Dr. Milutina Ivkovića 2a/29 YU-11000 Beograd Phone: +381 11 26 47 877 / 11 26 47 496 Telefax: +381 11 26 48 340
Singapore GRUNDFOS (Singapore) Pte. Ltd. 25 Jalan Tukang Singapore 619264 Phone: +65-6681 9688 Telefax: +65-6681 9689
Slovenia
South Africa Grundfos (PTY) Ltd. Corner Mountjoy and George Allen Roads Wilbart Ext. 2 Bedfordview 2008 Phone: (+27) 11 579 4800 Fax: (+27) 11 455 6066 E-mail:
[email protected] Bombas GRUNDFOS España S.A. Camino de la Fuentecilla, s/n E-28110 Algete (Madrid) Tel.: +34-91-848 8800 Telefax: +34-91-628 0465
Sweden
Switzerland GRUNDFOS ALLDOS International AG Schönmattstraße 4 CH-4153 Reinach Tel.: +41-61-717 5555 Telefax: +41-61-717 5500 E-mail:
[email protected]
Switzerland GRUNDFOS Pumpen AG Bruggacherstrasse 10 CH-8117 Fällanden/ZH Tel.: +41-44-806 8111 Telefax: +41-44-806 8115
Taiwan GRUNDFOS Pumps (Taiwan) Ltd. 7 Floor, 219 Min-Chuan Road Taichung, Taiwan, R.O.C. Phone: +886-4-2305 0868 Telefax: +886-4-2305 0878
Thailand GRUNDFOS (Thailand) Ltd. 92 Chaloem Phrakiat Rama 9 Road, Dokmai, Pravej, Bangkok 10250 Phone: +66-2-725 8999 Telefax: +66-2-725 8998
Turkey GRUNDFOS POMPA San. ve Tic. Ltd. Sti. Gebze Organize Sanayi Bölgesi Ihsan dede Caddesi, 2. yol 200. Sokak No. 204 41490 Gebze/ Kocaeli Phone: +90 - 262-679 7979 Telefax: +90 - 262-679 7905 E-mail:
[email protected]
Ukraine Бізнес Центр Європа Столичне шосе, 103 м. Київ, 03131, Україна Телефон: (+38 044) 237 04 00 Факс.: (+38 044) 237 04 01 E-mail:
[email protected]
United Arab Emirates GRUNDFOS Gulf Distribution P.O. Box 16768 Jebel Ali Free Zone Dubai Phone: +971-4- 8815 166 Telefax: +971-4-8815 136
United Kingdom GRUNDFOS Pumps Ltd. Grovebury Road Leighton Buzzard/Beds. LU7 4TL Phone: +44-1525-850000 Telefax: +44-1525-850011
U.S.A. GRUNDFOS Pumps Corporation 17100 West 118th Terrace Olathe, Kansas 66061 Phone: +1-913-227-3400 Telefax: +1-913-227-3500
Uzbekistan Grundfos Tashkent, Uzbekistan The Representative Office of Grundfos Kazakhstan in Uzbekistan 38a, Oybek street, Tashkent Телефон: (+998) 71 150 3290 / 71 150 3291 Факс: (+998) 71 150 3292 Addresses revised 21.05.2014
Grundfos bedrijven
Argentina
ECM: 1126779
www.grundfos.com
The name Grundfos, the Grundfos logo, and be think innovate are registered trademarks owned by Grundfos Holding A/S or Grundfos A/S, Denmark. All rights reserved worldwide.
96681447 0514 © Copyright Grundfos Holding A/S