Groninger Fiscale Eenheid Formeel Belastingrecht 1
Dit product wordt aangeboden als aanvulling op de verplichte stof voor het vak. De Mediacommissie accepteert geen enkele verantwoordelijkheid voor het gebruik ervan. Dit product is totstandgekomen zonder enige bemoeienis van de faculteit of haar vakgroepen © Copyright 2009 Groninger Fiscale Eenheid Groninger Fiscale Eenheid Oude Kijk in ´t Jatstraat 26 9712 EK Groningen
[email protected] www.gfe.nl
HC Formeel Belastingrecht 1 Week 1 Inleiding Vak omvat de AWR, Awb, stukje invordering, op nestorsite aanvullende informatie, oude tentamens met uitwerkingen, jurisprudentie. Formeel versus Materieel Het formele belastingrecht bevat de regels voor de formalisering en de betaling van de belastingschuld. Het materiële belastingrecht gaat over de belastbare feiten, zoals gesteld in bijvoorbeeld de wet IB of Vpb. Formeel: wie is belastingplichtig, omstandigheid en feiten leiden tot belastingschuld. In de inkomstenbelasting zijn geen regels voor de betaling en aanslag. Uit de heffingswetten kun je afleiden hoe groot de belastingschuld is, die schuld is niet afdwingbaar. Dit is de materiële belastingschuld. Door het opleggen van een aanslag kan de vastgestelde schuld worden ingevorderd. Door deze formalisering ontstaat de formele belastingschuld. Zonder formalisering is er geen invordering. Invordering is het doen betalen van belasting. Tijdvolgorde: van materieel naar formeel HR: materiële schuld volgt automatisch uit de belastbare feiten. In principe is de materiële schuld bepalend voor de formele, maar de formele schuld schept de betalingsverplichting. Als deze te hoog wordt vastgesteld moet er in principe wel betaald worden maar er is bezwaar en beroep mogelijk. Hierop kan dus eventueel vermindering volgen. Als de formele belastingschuld te laag is: naheffing (geen nieuw feit!) of navordering (nieuw feit!) is mogelijk. Latenties Voorafgaand aan de materiële schuld is een latente schuld denkbaar, het belaste feit heeft zich nog niet voorgedaan, maar is potentieel wel aanwezig, zoals bij stille reserves in een ondernemingsvermogen. Een latente belastingschuld of fiscale claim is een toekomstige belastingschuld. De schuld bestaat feitelijk nog niet, en is uiteraard nog verre van afdwingbaar. Toch is het al (vrijwel) zeker dat de schuld eens door de belastingdienst in de toekomst geïnd zal worden. Een latente belastingschuld komt tot stand doordat onbelaste economische waarde wordt opgebouwd. Deze economische waarde laat de fiscus meestal onbelast omdat het niet redelijk of onpraktisch is de belastingplichtige daar nu al voor te belasten of omdat het een economische verstoring teweeg zou kunnen brengen. Wetsgeschiedenis Oorspronkelijk stonden formele bepalingen in diverse heffingswetten, versnipperd en onoverzichtelijk. Er bestonden voor verschillende wetten verschillende regels, terwijl dit vaak overbodig was. Na de 2e wereldoorlog codificatie en algehele herziening. Vanaf 1959 formele bepalingen in één wet, de AWR. De invorderingswet was van 1845, in 1990 kwam hiervoor een herziening tot de huidige Invorderingsweg 1990. In de eerste hoofdstukken van het boek wordt erg uitgebreid verteld over de totstandkoming van de huidige AWR. Verdere codificatie In 1992 kwam de algemene bestuurswet, bevat algemene regels voor het hele bestuursrecht, geldt dus ook voor belastingrecht. Deze werd om dezelfde reden ingevoerd als de AWR: de regels waren erg versnipperd over verschillende wetten en werden gebundeld.
Verhouding tussen AWR en Awb AWB bevat de meer algemene regels (lex generalis) AWR uitgebreide lex specialis. Tenzij AWB dwingend recht bevat gaat de bijzondere regeling van AWR voor. Altijd eerst AWB raadplegen, maar daarna ook altijd AWR. Lex specialis derogat lex generalis: wat er simpel gezegd op neer komt dat de specifieke regeling voor de algemene gaat. Tot voor kort stond er in de AWB een beslistermijn van 6 weken en in de AWR van 1 jaar, het beleid was om te streven om binnen 6 weken te beslissen. Nu is die termijn ook in de AWR vastgelegd. Sommige zaken worden niet in de Awb geregeld, maar zijn slechts in deAWR vastgelegd: (fiscale) woonplaats, aanslagregeling, heffingsrente en fiscaal strafrecht. AWB en invordering Vanaf 1 juli 2009 ingevoerd 4e tranche AWB, financiële verhoudingen en gevolgen staan nu ook in AWB. Het scala van mogelijkheden om belastingfraude aan te pakken is met de invoering van vierde tranche Awb belangrijk vergroot. Tot 1 juli 2009 konden meefrauderende adviseurs alleen worden aangepakt via het strafrecht. Sindsdien kan de inspecteur de malafide adviseur bestraffen met een boete, die kan oplopen tot 300% van het belastingnadeel. Invorderingswet geeft bijzondere regels omtrent fiscale schuldvordering, vanouds civiel karakter, is lex specialis, net zoals de AWR. Dit houdt het traject in dat loopt vanaf de dagtekening van de aanslag waar de belastingschuld uit blijkt tot het einde hiervan. De te behandelen onderwerpen AWR Aan bod tijdens de cursus komen de volgende onderwerpen: algemene bepalingen, aangifte, informatie-/boekhoudverplichtingen, aanslagbelasting/navordering, aangiftebelasting/naheffing, bezwaar en beroep, administratieve boetes, fiscaal strafrecht Algemene bepalingen Werkingssfeer van de AWR is vaak ook het systeem voor andere belastingen, ook die niet genoemd zijn in artikel 1. Lagere overheden verwijzen vaak naar AWR bij verschillende regelingen. Aangezien het een wet omtrent Rijksbelastingen is, heeft deze ook betrekking op lagere overheden, zoals gemeentes, provincies en waterschappen. Organisatie belastingdienst Belasting- en douanekantoren. Vanaf 1 januari 2003 zijn er 13 belastingregio's, met in elke regio een aantal belastingkantoren. Daarnaast zijn er 4 douaneregio's; elke douaneregio heeft een aantal douanekantoren. Elke regio wordt aangestuurd door een managementteam. Dat
managementteam stuurt teamleiders aan, die op hun beurt aan de teams op de kantoren leiding geven. Inspecteur en bevoegdheden De algemene bepaling staan aan het begin van de AWR. Hier staat in art. 1 de reikwijdte en in de art 2 de definities. Belangrijk zijn (zie wet): lid 1 sub a en b. Lid 2 sub b en lid 3a-c en e. In artikel 3 staan de bevoegdheden. De bevoegdheden van een kantoor zijn niet beperkt tot een bepaalde regio (zie hiervoor). Er wordt verder verwezen naar de uitvoeringsregeling belastingdienst (staat ook in de wetbundel) waarin de interne organisatie wordt geregeld. De inspecteur is meestal de bevoegde ambtenaar. Wettelijk is de inspecteur dus bevoegd in heel Nederland, maar de organisatie is niet zo ingedeeld (regio's). Veel ambtenaren krijgen (sommige) bevoegdheden van ‘de inspecteur’ via mandatering. Definities Belastingwet: alle heffingswetten Lichaam: ook niet rechtspersonen (denk aan doelvermogen/trust) Belastingaanslag: alle denkbare aanslagen (art. 2 lid 3 sub e) Woonplaats en vestigingsplaats (zie ook boek) Dit wordt naar omstandigheden bepaald (art. 4 AWR). Er zijn echter uitzonderingen, zoals - naar Nederlands opgerichte vennootschap (art. 2.4 VPB) - Art.1.3 DB - Art. 33 wet BRV - Schepelingen, art. 4.2 AWR - Bepaalde EU-rechtspersonen art. 4.3 AWR - Fictie in art. 2.2 IB; korte tijd verlaten van NL Bij natuurlijke personen is de doorslaggevende factor het zwaartepunt van diens levensbelangen. - Relatie tussen natuurlijke persoon en het Nederlandse grondgebied - Een louter economische verbondenheid is niet voldoende - Het centrale punt van iemands leven is vaak gelegen waar zijn hoofdverblijf zich bevindt - Indien iemand verblijft op een andere plek dan zijn gezin, is de woonplaats van zijn gezin vaak van doorslaggevende factor Bij lichamen is het vaak de feitelijke leiding die doorslag geeft. - Denk aan dagelijks beleid, of anders: o Plaats waar administratie wordt gevoerd o Woonplaats bestuurders en commissarissen o Statutaire zetel o Plaats van AVA’s
HC Formeel belastingrecht 1 week 2 Stappen in de formalisering Hoofdstuk 2 van de AWR is een algemeen hoofdstuk; geldt dus voor zowel aanslag als aangifte belasting. Voor het vaststellen van de aangifte moet eerst alle relevante informatie beschikbaar zijn. Als je aangifte moet doen (art 6 AWR) ben je gebonden aan de informatieplicht (art 47 e.v. AWR). Als je hier niet aan voldoet, staan hier redelijk zware sancties op. Hoofdstuk 3 AWR geeft specifieke bepalingen voor de aanslagbelastingen, hoofdstuk 4 AWR voor de aangiftebelastingen. Aangifte Hoofdstuk 2 AWR regelt dus de aangifte voor zowel de aanslag- als aangiftebelasting. Je bent verplicht aangifte te doen als je hier toe wordt uitgenodigd door de inspecteur (art 6 en 8 AWR). Als je dus geen uitnodiging hebt gekregen, is de aangifte niet verplicht. Aangifte is echter geen vereiste voor een aanslag. Deze is dan ambtshalve; op grond van informatie van derden. Je kunt, als je geen uitnodiging hebt ontvangen, zelf verzoeken om aangifte te doen. (art 6, lid 2) Lid 3 maakt hier toch weer een soort van verplichting van, als je vermoedt dat je toch belasting moet betalen. (verwijzing naar art 3 Uitv. regeling AWR). Bijv.: je krijgt geen uitnodiging, dus er gelden ook geen termijnen e.d., dus je laat het lopen. Op enig moment komen ze erachter dat je toch belasting moet betalen. De sanctie die hier op staat is een mogelijke strafrechtelijke boete van de 3e categorie (art 68) of anders een fiscale boete. Als navordering nog niet aan de orde is, komt er ook geen boete aan te pas. De vervolging komt er vaak niet aan te pas, behalve bij grove overtreding. Een sanctie die nooit wordt toegepast is de omkering van bewijslast. De bewijslast wordt verdeeld. Als je niet voldoet aan de verplichting van art 8 lid 1, dan kun je wel te maken krijgen met omkering van bewijslast. Art 7 gaat erover wat opgevraagd kan worden bij de aangifte. Inhoud aangifte Artikel 8: duidelijk stellig en zonder voorbehoud: concrete bedragen en geen vaag gelul. De aangifte is echter niet onherroepelijk, als je later nog wat extra hebt, kun je dit toesturen. Er staat echter nergens dat de aangifte juist moet zijn. De gehele AWR is eigenlijk bestemd voor papieren aangifte. Slechts enkele aanpassingen zijn doorgevoerd m.b.t. de elektronische aangifte. Dit laatste wordt steeds verder doorgevoerd. Juistheid aangifte? De bepaling dat de aangifte juist moet zijn is expres weggelaten. Als je namelijk per ongeluk iets fout invult, ben je nog niet strafbaar. Bij opzettelijke fouten word je wel vervolgd. Bij veel kwesties kun je gewoon van mening verschillen, bijv. waardering. Deze omkering vindt alleen plaats als de vereiste aangifte niet is gedaan. Over het begrip ‘vereiste aangifte’ is een boel jurisprudentie. Als er een substantiële afwijking (absoluut en relatief) is van de waarheid, door grove schuld, dan is er geen sprake van een vereiste aangifte. Deze ‘foutmarge’ speelt slechts een rol bij de omkering van bewijslast, niet bij de boetes. Primitieve aanslag moet het om opzet gaan, anders om grove schuld. Max sanctie 6 jaar gevangenisstraf. Strafrechtelijke boetes zijn vaak lager dan de fiscale boetes. Zie voor de relevante artikelen in de AWR: - 25 lid 3 en 27 e omkering bewijslast - 67d e.v.: onjuist aangifte/te lage heffing door opzet of grote schuld - 69 lid 2 opzettelijk onjuiste aangifte, strafrechtelijke vervolging
Conclusie Geen uitnodiging, geen aangifte: - Geen omkering bewijslast - Bij opzet/grove schuld alleen administratieve boete bij navordering - Strafrechtelijke boete 68 lid 1 a Wel uitnodiging, geen of sterk onjuiste aangifte: omkering bewijslast, boete, strafrecht (zie hiervoor) Rol van de aangifte De aangifte vervult een verschillende functie voor aanslag- en aangiftebelastingen. Bij aanslagbelastingen geldt het als de grondslag voor de uiteindelijke aanslag. De inspecteur is echter geenszins gebonden aan de aangifte, tenzij er keuzes worden gemaakt die expliciet worden voorbehouden aan de belastingplichtige. Denk hierbij aan de keuze voor partner of de verdeling van inkomsten in de IB. Bij aangiftebelastingen is de aangifte meer een geleidebiljet bij de betaling. Aangiftebelastingen zouden eigenlijk betalingsbelastingen moet heten, aangezien je uit eigen initiatief betaalt en niet via aangifte. Uit de jurisprudentie volgt dat er ook een betalingsverplichting ontstaat als er geen aangiftebiljet is uitgereikt. Aangiftetermijnen Voor aanslagbelastingen: minimaal een maand na uitnodiging (art 9 AWR), effectief meestal meer. Voor aangiftebelastingen: minimaal een maand na einde tijdvak of uitnodiging als dat later is (10 AWR); effectief altijd een maand na einde tijdvak. Op verzoek kan er uitstel worden verleend. Deze werken wel weer door de overige termijnen (zie later). Soms is er sprake van voorlopige aangifte; voorlopige aangifte; voorlopige betaling. Dit mag wel met geschatte bedragen. Verspreide aangifte over het gehele jaar voor belastingadvieskantoren, zodat ze het hele jaar wat te doen hebben. Te late aangifte Je hebt tijdig aan de aangifte voldaan, als die op 1 april ook echt binnen is. Gedoe met post; moment wanneer je hem op de post doet maakt niet uit. Slechts het moment waarop die binnenkomt is van belang. Te late aangifte: Bij aanslagbelastingen een aanmaning: periode van 10 dagen om alsnog je aangifte in te dienen (art 9 lid 3 AWR). Als je dan op tijd bent, heb je nog steeds aan de verplichting voldaan. Daarna ben je te laat en kun je evt een verzuimboete krijgen (art.67a, 226€). De goede bedragen staan nog niet in de pocket. Bij aangiftebelastingen worden geen aanmaningen gestuurd, maar er is wel een kleine coulance regeling ingevoerd (7 dagen). Als je steevast te laat bent, vervalt de coulancetermijn. Deze termijn is slechts voor incidentele gevallen. Bij te late aangifte verzuimboete: art 67b AWR. Belangrijk verschil tussen te late betaling en te late aangifte: Als je te laat betaalt, worden de bedragen een stuk hoger (art.67c). Hierbij speelt vaak een probleem voor starters, aangezien hun eerste uitnodiging vaak lang op zich laat wachten. Aanslagregeling Staat precies uitgewerkt in art 5 AWR: - Bevoegd hierbij is de inspecteur - Dagtekening is vertrekpunt voor verdere procedure - Op het aanslagbiljet moeten de betalingstermijnen vermeld worden (lid 3)
-
Juiste tenaamstelling/adressering van belang voor termijnen, niet zonder meer voor geldigheid aanslag Indien door de schuld van de inspecteur (verkeerd adres) de uitnodiging niet is aangekomen, dan ben je niet formeel uitgenodigd.
Dagtekening Dagtekening is van belang voor betalingstermijn en of de aanslag tijdig vastgesteld. De dagtekening is een formaliteit, hoeft niet per se gelijk te zijn aan de dag waarop de aanslag feitelijk is vastgesteld. Dit wordt gedaan in Apeldoorn. Over het algemeen ligt de dagtekening later dan de verzending/ontvangst. Er is geen interne verzonden post registratie bij de BD, dus vaak moeilijk te controleren. De dagtekening is van belang voor 1. Aanslagtermijn 2. Betalingstermijn 3. Aanvang bezwaartermijn Aanslagtermijn voor aangiftebelastingen De belastingschuld wordt geformaliseerd door de vaststelling van de aanslag. Hiertoe is de inspecteur bevoegd, waarbij hij niet gebonden is aan de aangifte. Termijn: binnen drie jaar na ontstaan van de belastingschuld. Zie artikel 11 lid 3 en 4. als de inspecteur te laat is, hoef je niet te betalen. Je moet echter wel bezwaar aantekenen tegen de te laat opgestuurde aanslag, want anders moet je wel betalen. Begin aanslagtermijn
De eerste drie maanden is de standaard aangifte termijn. Dat is geen uitstel van aangifte. Uitstel is slechts verlenging van de eerder gestelde aangiftetermijn. Zonder verzoek is er ook geen uitstel. Alles na 31-12 leidt tot een vernietigbare aanslag, dus niet van rechtswege nietig. Bij verleend uitstel:
Uitstel van 6 maanden; de aangiftetermijn wordt verlengd met 6 maanden. Zodoende wordt de aanslagtermijn ook verlengd met 6 maanden tot 1 juli. Zie art 11, lid 3. Hiervoor telt alleen het uitstel op verzoek, wat duidelijk kenbaar moet zijn voor de belastingplichtige. Het feitelijke genoten uitstel is niet bepalend, je moet er zelf om verzocht hebben en uitdrukkelijk gekregen hebben. Bij een procedure ligt de bewijslast bij de fiscus. Logisch; zij willen de normale termijn verlengd zien met een bepaald periode. Wie stelt, moet bewijzen. Vaststelling aanslag In beginsel op de dagtekening, maar bij een latere terpostbezorging gelden 3:40 en 3:41 Awb. “een besluit treedt niet in werking voor het is bekendgemaakt”, waarbij de bekendmaking “geschiedt door toezending.” Eerder dan toezenden kan een besluiten niet in werking treden. Deze regel is sterker dan 5 lid 1 AWR. Bij aanslag rond einde aanslagtermijn De dagtekening en terpostbezorging moeten binnen de termijn liggen. Dit laatste is moeilijk te bewijzen, want de BD werkt intern niet met datumstempels. Bij ontvangst van meer dan 10 dagen na dagtekening, wordt vermoed dat deze te laat is verzonden (jurisprudentie). Een nieuw bewijsprobleem is echter het bewijzen van de latere ontvangst. Voorlopige aanslag Deze is geregeld in artt. 13 en 14. Gaat over betaling over lopende en/of verstreken tijdvakken. Deze moet altijd gevolgd worden, of door een voor bezwaar vatbare schikking uit art 15 AWR. Voorlopige aanslag: kunnen er meer zijn. In de wet staan geen termijn, maar art 15 AWR, definitieve volgt de voorlopige, definitief opleggen uiterlijk 3 jaar na einde jaar (IB) Voorlopige te hoog: bezwaar en beroep mogelijk, zin voorlopige: kwestie van invordering, kort op ontstaan belastingschuld beginnen met innen. Per 1 juli 2009 is de betalingstermijn van een definitieve aanslag 6 weken Aanslag te laat: Conversie in procedures toegepast HR: op voorlopige aanslag moet een definitieve aanslag volgen. Indien deze te laat wordt opgelegd, of komt er niet, voorlopige aanslag moet terugbetaald worden zonder rente, materieel is de belasting wel verschuldigd, geen onverschuldigde betaling. LB en div.bel: zelfstandige belastingschulden op grond van eigen wetten, indien nadelig dan is er nog een nieuwe bezwaartermijn mogelijk na afloop van de driejaarstermijn.
HC Formeel Belastingrecht 1 Week 3 Aanslag nihil Een aanslag kan nihil zijn wanneer de betaalde voorheffing gelijk is aan de materiële belastingschuld. De inspecteur kan dan een besluit nemen om geen aanslag op te leggen (art 12 en 15). Als de aanslagtermijnen zijn verlopen wordt de voorlopige aanslag vernietigd. De voorheffing wordt eindheffing. Rechter: er moet wel een financieel belang zijn bij een (bezwaar) procedure, anders geen procedure, daarom wordt nu ook de onverrekende verliezen bij een aparte beschikking vastgesteld Navordering en nieuw feit Wanneer de formele belastingschuld lager is dan de formele belastingschuld, is de aanslag te laag en kan er nagevorderd worden. Er is echter wel een nieuw feit voor nodig (art 16AWR lid 1): in principe geldt alleen nieuwe feitelijke informatie. Navordering soms ook mogelijk naaste een nieuw feit: bij een kenbare administratieve fout wel navordering mogelijk. Er moet dus een nieuw feit zijn, tenzij er sprake is van kwade trouw. Nieuw feit is niet verkeerd inzicht in het recht. Belastingplichtige kan voordat de aanslag definitief is geworden zich beroepen op gewijzigde jurisprudentie. Denk bij een feit bijvoorbeeld aan de informatie dat een hypotheek niet is gebruikt voor de aankoop van een woning. Daarnaast zijn er nog de veranderende regels omtrent de schrijf- en tikfouten. Hierover in college van week 4 meer. Wat is nieuw? Naast de informatieplicht van de belastingplichtige heeft de inspecteur een onderzoeksplicht. Een nieuw feit is een feit dat de inspecteur niet bekend was of bekend had kunnen zijn (zie ook laatste volzin artikel 16 lid 1 AWR). Gegevens die bij de FIOD, ander kantoor bekend zijn, worden geacht bekend te zijn bij de aanslagregelaar. Wat is bekend? In artikel 16 lid 1 worden twee mogelijkheden genoemd: een feit is bekend (1) of had redelijkerwijs bekend kunnen zijn (2). Bij het eerste is de inspecteur zich van het feit bewust, maar verder niet gebruikt bij het vaststellen van de aanslag. Bij de tweede mogelijkheid zit meer rek. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid dat de inspecteur de meegestuurde toelichting bij de aangifte niet gelezen heeft. Volgens het Hof geen nieuw feit, keuze van de belastingdienst, risico voor de belastingdienst door hun werkwijze, systeemrisico. Om extra zekerheid te krijgen van het belastingdienst kun je expliciet naar hun standpunt vragen: bijvoorbeeld wat is de waardering en waar is deze op gebaseerd. Daarmee verklein je het risico voor navordering o.b.v. nieuw feit omtrent die waardering. Onderzoeksplicht Norm HR 11-04-2001: onderzoeksplicht: (nog) niet zoveel over te zeggen, gevoel. Zo is er in dit arrest gezegd over de onderzoeksplicht dat de inspecteur mag uitgaan van de juistheid van de gegevens in de aangifte. Echter, hij is wel tot een nader onderzoek gebonden als hij in redelijkheid reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte. Er is sprake van ambtelijk verzuim als de inspecteur in laatstgenoemde situatie niet tot nader onderzoek is overgegaan. Denk bijvoorbeeld aan een idiote aftrekpost of een volgend geval uit de jurisprudentie: Aangifte IB was ingediend op diskette, drie nullen teveel bij betaalde rente EW. Systeem heeft het er wel uitgegooid maar er is verder niks mee gedaan. Kortom: informatie had bekend kunnen zijn, als ze er beter naar hadden gekeken. Geen nieuw feit, geen navordering.
Fouten en kwade trouw Er zit een duidelijk verschil tussen opzet/kwade trouw en per ongelijke fouten in de aangifte. Als er direct zichtbare fouten niet gecorrigeerd zijn (zie vorig IB/Eigenwoning voorbeeld), dan is er sprake van ambtelijk verzuim: geen aanleiding voor navordering. Indien er een niet direct zichtbaar en niet gecorrigeerde fout in de aangifte stond kan dit reden zijn tot navordering. Kwade trouw heeft slechts betrekking op informatie die 'bekend had kunnen zijn'. De belastingplichtige stelt feiten verkeerd voor of verdoezelt informatie. Dit veronderstelt bewustheid en opzet. De bewijslast voor opzet ligt bij de belastingdienst. Daarnaast geldt voorwaardelijke opzet ook: “willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaarden” dat te weinig zal worden geheven.
HC Formeel belastingrecht 1 week 4 Artikel 16 AWR wordt veranderd door wetswijziging door staatssecretaris de Jager, vanaf 1 januari 2010. Deze is te vinden op nestor onder Belastingplan 2010. Voorwaardelijke opzet. - Arrest VN 1999/24.2 gaat over de aangifte van de waarde van een a.b.pakket o bepaling: (2x intrinsieke waarde + 1x nominaal)/3= 7mln. o De waardebepaling werd expliciet in de aangifte genoemd o Goedgekeurd door de inspecteur o Echter WEV was 14.2 mln. Is er plaats voor navordering? o Hof; zodanig onjuiste waardering dat willens en wetens de niet denkbeeldige kans op te lage heffing is aanvaard, kwade trouw. Kortom: noemen van de waarderingsmethode bij aangifte neemt kwade trouw niet weg. Hier werd in de periode voor dit arrest wel vanuit gegaan. Het risico dat degene die de aangifte doet voor de belastingplichtige zijn werk niet goed doet, is voor rekening van de belastingplichtige. Is aldus door meerdere arresten bevestigd. De boetes kunnen niet worden doorgerekend aan de belastingplichtige bij de te kwader trouw van de gemachtigde. De navordering kan wel worden doorgerekend aan de belastingplichtige. Causaal verband De kwade trouw moet betrekking hebben op het feit dat tot navordering zal leiden. (art 16.1, laatste zin). Er moet dus sprake zijn van een causaal verband tussen het nieuwe feit en de gronden tot navordering. Als de nodige informatie bij de eenheid bekend is, kan het niet vragen om een aangiftebiljet niet de oorzaak zijn van het achterwege blijven van een aanslag. - Het niet vragen om een aanslagbiljet kan niet direct leiden tot navordering. Dit verband is niet causaal genoeg. Dit is bijvoorbeeld het geval als de belastingdienst vergeet een uitnodiging tot aangifte te sturen naar een BV, terwijl dit de voorafgaande jaren wel is gebeurd. Pleitbaar standpunt (VN 2001/38.4) Vaag begrip; een standpunt dat je in redelijkheid kunt innemen t.o.v. de belastingdienst. Dit is niet per se een standpunt waarmee je gelijk krijgt. De staatssecretaris vindt een standpunt pleitbaar als dat 'een opvatting betreft over de kwalificatie van de feiten óf de toepassing van het recht op de feiten die in redelijkheid verdedigbaar is'. In dat geval kan de belastingplichtige niet worden verweten dat aanvankelijk geen of te weinig belasting is geheven. Het beleid van de staatssecretaris geldt zowel voor zogenaamde verzuimboeten als voor vergrijpboeten. - er is nooit sprake van opzet (of grove schuld) bij pleitbaar standpunt - wat is pleitbaar? (BNB 1988/271) o Als je gelijk krijgt voor het Hof altijd, anders afhankelijk van het oordeel v/d rechter, Er is dan namelijk in ieder geval één rechter die jouw standpunt steunt, ook al is aan een andere, hogere rechter een ander standpunt toebedeeld. o vakkennis adviseur moet ook worden meegenomen. Het vervelende van de vage begrippen is dat er bij een meningsverschil met de belastingdienst vaak een gang naar de rechter volgt.
Hof Arnhem 5-4-’07 (VN 2007/33.7) Dit arrest gaat erover of het standpunt omtrent een herinvesteringreserve bij staking wel of niet pleitbaar is. De aangifte werd er niet uitgeplukt bij de eerste aangifte. Een herinvesteringreserve bij staking zou er normaal gesproken gelijk uitgeplukt worden, aangezien dit geen logische combinatie is: dit kwam door een fout in de automatisering. Er is hier sprake van een ambtelijk verzuim: er was sprake van een volledige gegevensverstrekking; dus geen kwade trouw. Een afwijkend standpunt leidt namelijk niet per definitie tot kwade trouw. Het is voor te stellen dat de belastingplichtige dacht dat hij een beroep kon doen op de herinvesteringreserve. Als er echter een deskundige betrokken was bij deze aangifte, kon de uitslag van het oordeel over het pleitbaar standpunt anders uitvallen: een deskundige moet namelijk beter weten. Als een individuele belastingplichtige niet beter weet en een verkeerde aangifte doet en als dit niet wordt gecorrigeerd bij de primitieve aanslag door de inspecteur, dan levert dit risico op voor de inspecteur/BD. Fouten in de aanslag Nieuw feit vereiste dient ter bescherming van de rechtszekerheid, je moet kunnen vertrouwen op de aanslag (art. 16 lid 1 AWR). Een inspecteur mag niet zomaar de aanslag verhogen omdat hij plotseling tot een ander inzicht komt. Als de belastingplichtige weet dat de aanslag onjuist is (geen onjuiste aangifte); o dit wordt opgelost door de jurisprudentie, niet door de wet - verkeerde wetstoepassing door de BD kan niet door navordering bij de rechter worden gecorrigeerd BNB 1973/161 Belastingplichtige had een inkomen aangegeven van 291.119. Vastgesteld inkomen was echter slechts 29.119 Er kwam navordering over het verschil; er is ergens een tikfout gemaakt door de BD. De belanghebbende beriep zich op art. 16 lid 1 AWR: “geen nieuw feit”. HR: art. 16 lid 1 AWR is uitsluitend bedoeld voor die gevallen waarin een aanslag de indruk kan wekken te berusten op een – zij het mogelijke onjuiste – vaststelling door de inspecteur. Kortom; navordering wel toegestaan, een administratieve fout wordt namelijk niet tot art. 16 lid1 gerekend. De HR doorbreekt hiermee de wettekst van art. 16.1 AWR. Dit is het begin van de schrijf- en tikfouten jurisprudentie. Per 1 jan 2010 hoopt de staatssecretaris te regelen dat deze jurisprudentie niet meer nodig is en dergelijke zaken in de wet te regelen.
BNB 1974/294 Sprake van een aangegeven inkomen 59541, waarvan 41000 bijzondere bate. Er was een vastgesteld inkomen van 19.691 (echte tikfout). De BD wilde een navordering over het verschil. De belastingplichtige had echter barweinig verstand van belastingwetten en volgens het Hof Den Haag begreep de belastingplichtige niet (en hoefde niet te begrijpen) dat er sprake was van een fout. Geen nieuw feit; dus geen navordering. BNB 1990/172 Niet behandeld, zie sheets Telfouten (BNB 1985/226) Telfout van 10.000 door de belastingambtenaar die zelf n.a.v. verstrekte bijlagen de aangifte invult. Fout voor belanghebbende niet als zodanig kenbaar, dus geen navordering: ambtelijk verzuim. BNB 1988/251: telfout van 10.000 door belastingplichtige zelf bij invullen aangiftebiljet. Voor inspecteur bij oppervlakkige controle eenvoudig kenbaar, dus ambtelijk verzuim en geen navordering. Goede of kwade trouw belastingplichtige speelt geen rol. (1988, stond nog niet in art 16 AWR). Voor nog meer voorbeelden van jurisprudentie zie 2002/9.8, 2005/13.4 en 2006/20.5 (sheets week 4) BNB 1991/118 - Ten onrechte nihil-aanslag door onjuiste wetstoepassing, ontdekt voor verzending, waarschuwing per brief. In de brief moet wel staan wat er verkeerd gegaan is en om welk bedrag dit gaat. - In deze zaak wel navordering; - HR: art 16 is een codificatie van vertrouwensbeginsel, bij aankondiging vooraf in beginsel geen opgewekt vertrouwen, dus geen nieuw-feit vereiste. Wel moet er een nadere duiding van de aard van de fout bijstaan, anders toch geen navordering (geval bij 1991/118) HR 6 juni 1973 Volgens de oude jurisprudentie is art. 16 AWR bedoeld voor gevallen waarin een aanslag bij de belastingplichtige de indruk kan wekken dat deze onjuist is door een voor de belastingplichtige duidelijk kenbare schrijf- of tikfout van de inspecteur. Nieuwe formulering HR 14-4-2006 Er moet een discrepantie zijn tussen wat de inspecteur wilde en wat er in het aangiftebiljet staat. Het moet daarbij duidelijk zijn voor de belastingplichtige dat het gaat om een fout (schrijf of tikfout) bij de totstandkoming van de aanslag. Verschil oud/nieuw: “een fout” vs “als zodanige kenbare schrijf- of tikfout” - Hele jurisprudentie is in feite contra legem, want in strijd met de tekst van de wet. “wat de inspecteur wilde” - bewust verkeerde vak aanvinken = wil van de inspecteur geen navordering o ingevuld door een persoon die niet beter weet en een beoordelingsfout maakt (bv uitzendkracht, iemand van andere afdeling etc) - per ongeluk het verkeerde vak aanvinken = schrijf of tikfout mogelijk navordering o gedaan door een persoon die wel beter weet en per ongeluk iets fout doet
Belastingplan 2010, 32129 (zie ook nestor) Aanpassing art 16 lid 2 AWR Navordering in alle gevallen als voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is dat de aanslag ten gevolge van een fout te laag is vastgesteld. Er komt een codificatie van de schrijfen tikfouten en uitbreiding Wanneer is er sprake van “een fout”? - een fout = schrijf- tik en tel intoetsfouten, fouten ten gevolge van geautomatiseerde verwerking, fouten in de aangifte o collectie fouten welke kunnen leiden tot navordering wordt sterk uitgebreid onder nieuwe wetgeving per 01-2010; voordelig voor de BD o onderzoeksplicht voor de inspecteur stelt niet zo veel meer voor Er is geen navordering bij verwijtbaar onjuist inzicht van de inspecteur. Bij niet verwijtbaar onjuist inzicht, kan er sprake zijn van kwade trouw belastingplichtige. Wanneer is een fout “redelijkerwijs kenbaar”? - in ieder geval bij een afwijking van meer dan 30% - toets is niet de kennis van de concrete belastingplichtige, maar de gemiddelde o Deze ‘gemiddelde kennis’ moet worden bepaald door de rechter. Want wat is nou de gemiddelde kennis van een Nederlander van het belastingrecht? o Raar: want ‘redelijkerwijs’ zou eerder moeten aansluiten bij de belastingplichtige in casu, niet de gemiddelde. - “redelijkerwijs” lijkt aan te sluiten bij de persoon zelf, conform schrijf- en tikfouten Kortom: bron voor een nieuwe stroom jurisprudentie; of aansluiting bij oude jurisprudentie (tikfouten) Termijn Nieuwe regeling gaat gelden voor aanslagen opgelegd na 1-1-2010 (mits tijdig wet geworden) - er komt een extra termijn voor dit soort aanslagen Navordering is mogelijk tot 2 jaar na vaststellen van de primitieve aanslag: dus maximale navorderingstermijn is 5 jaar (3+2), afhankelijk van de dagtekening van de primitieve aanslag kan deze termijn ook korter zijn. De staatssecretaris bevestigt hiermee wel dat dit gaat om een herstel van onzorgvuldigheden, waarvoor een ander regime geldt dan voor de ‘gewone’ navorderingsaanslag. Toerekening van “niet schrijf- en tik” fouten - informatie bekend elders binnen de belastingdienst (ander kantoor, FIOD etc.) – niet toerekenen aan de inspecteur - toerekening binnen de regio? Voor gelijkheidsbeginsel in de regio nu de toets Moment van bekend worden van feiten De aanslag wordt vastgesteld op moment dagtekening. - feitelijk veel eerder, door geautomatiseerde afhandeling De inspecteur kan de aanslag niet meer wijzigen ruim voor dat deze verstuurd wordt - wanneer is een feit dan nieuw? o Een feit is nieuw nadat de aanslag feitelijk niet meer gewijzigd kan worden. De inspecteur moet dan aannemelijk maken dat het feit ‘nieuw’ is, bekend nadat de mogelijkheid tot aanpassen is vergaan (jurisprudentie) o Dit is dus voor het moment van de dagtekening!
Normale termijnen Normaal 5 jaar na ontstaan belastingschuld (+ evt. uitstel) - dus 2 jaar langer dan gewone aanslagtermijn - 12 jaar bij buitenlandse inkomens o Probleem wanneer inkomen in het buitenland ‘opkomt’ o Procedure over verboden discriminatie Objectieve rechtvaardiging voor langere buitenlandse termijn: de informatie moet namelijk uit het buitenland komen, dit is moeilijker dan via de normale Nederlandse kanalen. “Oneigenlijke navordering” - ook bekend als interne compensatie In bezwaar of beroep zou de aanslag verminderd moeten worden; belastingplichtige heeft gelijk. Maar de inspecteur vindt dat op een ander punt betreffende dezelfde aanslag te weinig geheven - kan er dan intern gecompenseerd tussen beide posten? Ja (BNB 1999/68), interne compensatie is toegestaan, verrekening van de vermindering met de verhoging van de formele belastingschuld tot maximaal het oorspronkelijke bedrag van de aanslag. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid dat er een aanslag is van 50.000 en de belastingplichtige een bezwaar aantekent van 5000 euro en deze ook toegewezen krijgt. Echter, inspecteur ontdekt dat er op een geheel ander punt voor 3000 E te weinig is geheven. Uiteindelijke aanslag wordt dus 48000.
HC Formeel belastingrecht 1 week 5 Hoofdstuk 4 AWR – aangiftebelastingen, zoals OB, LB. Grootste opbrengst, eenvoudigste system doordat de werklast ligt (voor een groot deel) bij de ondernemers. Zij moeten de aangifte opmaken en aan de hand daarvan de belasting voldoen. - Loonbelasting grote bron van inkomsten, grote overlap in objecten v heffing tussen IB/LB. Dit geeft een vertekend beeld. Systeem van heffing De betaling vindt plaats op aangifte. - Belastingdienst hoeft er an sich niet veel aan te doen, de ondernemer moet het zelf regelen. Voorbeeld OB: Zelf in rekening brengen, zelf betalen, en uiteindelijk bij einde tijdvak het saldo van deze twee bedragen betalen aan de belastingdienst (overeenkomstig de aangifte. De betalingsverplichting rust rechtstreeks op de ondernemer. Bij fouten komen er naheffingsaanslagen en evt boetes. Rol van aangifte Het aangiftebiljet is een geleidebiljet; specificatie van het te betalen bedrag. Het biljet is simpel van opzet en geeft weinig informatie. De informatie zit vooral in de boekhouding v/d ondernemer. Denk hierbij aan voorwaarden aan facturen, met btw-nummers ed. Het betalen is belangrijker dan de aangifte: o Aangifte niet op tijd; lage boete art 67b o Verkeerd/te laat betaald; veel hogere boete art 67c Periodieke controle vanuit de BD(eens in paar jaar); de boekhouding wordt doorgespit, kloppen de aangiftes met de boekhouding? BD legt naheffing/boetes op bij fouten. Wijze van aangifte De aangifte gaat vrijwel altijd elektronisch (20 lid 2 Uitv. Reg. AWR). Uitnodiging tot aangifte gaat via een aangiftebrief, 4a Uitv. reg. Hierin staat de wijze van het doen van aangifte, de omschrijving van de gevraagde gegevens en de termijn. Vertraging door onbereikbaarheid BD voor risico van de BD o belangrijk i.v.m. met verzuimboetes o wel bewijzen aanvoeren: denk bijvoorbeeld aan een foutmelding van het systeem als je via internet de aangifte niet kunt verzenden, omdat het programma van de belastingdienst hapert. Aangiftetermijn (artikel 10) De termijn voor aangifte is minstens 1 maand na uitnodiging. Uitnodiging wordt echter vaak voor het einde van het tijdvak verstuurd. Tot het eind van de volgende maand loopt het aangiftetijdvak. Zodoende heb je redelijk wat tijd om je aangifte in te vullen. Uitstel is mogelijk, zij het zeer ongebruikelijk. Bij de loonbelasting is de termijn een maand, dit was vroeger per kwartaal. Redenen voor deze kortere termijn zijn: o Rentevoordeel voor BD o Invorderingsrisico wordt lager o In lijn met IB; gaat ook per maand o Maar; meer administratieve rompslomp
De OB gaat per maand, kwartaal of jaar. Standaard is een kwartaal, grootte van onderneming kan verschil maken. Het is aan de inspecteur om dit vast te stellen, er is hiervoor geen wettelijke gradatie. Betalingstermijn Deze is veel belangrijker dan aangiftetermijnen en vloeit voort uit artikel 19 De betaling kan ook verplicht zijn zonder aangifte: Jurisprudentie: aangifte te laat ingeleverd door belastingplichtige, maar hij had wel op tijd betaald. De belastingplichtige kreeg een boete doordat hij niet had betaald overeenkomstig zijn tijdige aangifte. Betaald zonder aangifte; art 19.1. Geef dan een goede omschrijving van de betaling; dan heb je voldaan aan je materiële belastingschuld. Zodoende kun je geen boete krijgen wegens te late betaling Betalingsverplichting staat los van de aangifteverplichting. Hierop kunnen dus los van elkaar boetes geheven. Startende ondernemers: je hebt nooit uitnodiging gekregen, maar er is toch betalingsverplichting Je bent je ervan bewust dat je moet betalen Je krijgt geen uitnodiging Toch moet je betalen, omdat je weet dat je belastingplichtige bent Jurisprudentie: belastingplichtige vermeldt verkeerd nummer bij betaling, maar betaalt wel alles naar de belastingdienst. BD stort terug. BP: ik heb alles betaald, maar BD heeft niet zijn schuld weggestreept tegen de betaling. HR: belasting is niet betaald, boete voor te late betaling. Het gaat er dus niet alleen om dat het bedrag betaald is, maar ook hoe het betaald is. Formalisering Deze formalisering bestaat uit aangifte plus betaling. Zonder betaling is er geen formalisering (stand punt van de BD en de staatssecretaris) Dit is echter een twijfelachtig standpunt, want als duidelijk is waar de betaling voor bedoeld is, dan is het in principe ook duidelijk welke materiële belastingschuld is betaald. Volgens de belastingdienst is er zonder uitnodiging geen mogelijkheid tot aangifte. Dit is echter ook betwistbaar. De aangifte kan namelijk vormvrij; zolang de noodzakelijk gegevens maar worden verstrekt. Geen betaling; naheffing Artikel 19 lid 2 zorgt voor een mogelijkheid tot uitstel van betaling. Dit is echter een grote uitzondering, want slechts bij een onmogelijkheid om juiste gegevens aan te leveren. Echter, je moet worden geacht om een juiste administratie bij te houden. Kortom; geringe kans, want als je een administratie bijhoudt heb je ook de beschikking over de juist gegevens. Indien niet of onjuiste betaling, dan komt er naheffing. Deze formalisering ligt dan bij de belastingdienst (art 20 AWR). De bevoegdheid tot naheffing vervalt na 5 jaar (art 20 lid 3) De termijn begint te lopen na het einde kalenderjaar (art 20, lid 3) Termijn is12 jaar bij economische eigendomsoverdrachten (OB/OVB) Er is geen nieuw feit vereist; er zijn geen nadere voorwaarden gesteld aan de naheffing, slechts aan de termijn. In geval van faillissement vervallen alle invorderingstermijnen, normaal gesproken. Echter: Artikel 10 Invorderingswet (versnelde invordering) geldt niet i.c.m. art 19 AWR, want normaal gesproken staan de betalingstermijnen in de Invorderingswet 1990.
Waarom geen nieuw feit? De BD doet in eerste instantie nauwelijks mee, heeft weinig info voor handen, slechts totalen die zijn verleend op de aangifte. De BD krijgt informatie door controles achteraf, dus alle informatie is ‘nieuw’. Zodoende is er geen eerder vertrouwen gewekt door de BD bij de belastingplichtige. Wel moeten alle belaste feite binnen het tijdvak van de naheffing vallen. Tegenwoordig steeds meer ‘horizontaal toezicht’, vertrouwen wekken en convenanten maken. Dan zijn er in principe geen controles meer. Het systeem is in opbouw, er zijn nog veel onduidelijkheden. Deelname aan project is vrijwillig, je verklaart van tevoren dat je alle onduidelijkheden zal voorleggen aan de BD. Consequenties van kwade opzet/achterhouden info zijn nog niet uitgewerkt. Alle formalisering wordt zodoende eigenlijk bij de belastingplichtige gelegd. Naheffing is niet onbeperkt mogelijk Er zijn hier ook beginsels van opgewekt vertrouwen en gelijkheid. Stel: Je ziet later dat je nog een teruggaaf krijgt over een eerder tijdvak waarover je al aangifte hebt gedaan: dit kan niet via een nieuwe aangifte, je kunt geen twee aangiftes doen over 1 tijdvak. Je moet vervolgens een verzoek doen om teruggaaf (vormvrij, gewoon een brief o.i.d.). Dit verzoek wordt gehonoreerd. Vervolgens komt de BD erachter dat de teruggaaf onterecht was, kan er dan nog naheffing plaatsvinden? Artikel 20 lid 1, tweede volzin: spreekt over een “ingevolgde de belastingwet gedaan verzoek”. De vormvrije brief valt hier niet onder. Deze valt dus ook niet onder artikel 20 lid 1 en zodoende kan er met dit geval niet worden nageheven. Dit wordt echter gerepareerd in het Belastingplan 2010: de passage wordt vervolgens: “een gedaan verzoek”. Hier vallen dus ook informele, vormvrije verzoeken onder. Twee systemen voor aangifte: voldoening en afdracht Voldoening op aangifte: OB. De ondernemer is zelf belastingplichtig. De belasting is economisch en juridisch indirect. De afnemer is namelijk degene op wie de belasting drukt Afdracht op aangifte: LB De werknemer is hierbij niet degene die rechtstreeks de belasting afdraagt. Er vindt eerst inhouding plaats (bij de werknemer) en vervolgens afdracht (door de werkgever). De inhouding schept een afdrachtschuld voor inhoudingsplichtige/afdrachtplichtige, de werkgever. Dubbele formalisering:inhouding en afdracht op aangifte. De LB is een voorheffing voor de IB, dit loopt er weer doorheen. Voorgeschreven verrekening vind je in art 15 AWR. De formalisering van de LB schuld is een vooruitbetaling van de IB. Als er verder geen aanslag komt en geen verrekening, dan is de LB eindheffing voor de IB.
HC Formeel Belastingrecht 1 week 6 Informatieplichten ten dienste van de belastingheffing (college door dhr. Sjobbema, slechts gedeelte van de sheets behandeld). Bijkomende verplichtingen De informatieplicht wordt ook wel aangeduid als ‘bijkomende verplichtingen’. Belangrijk omdat de belastingheffing niet vanzelf gaat en is geregeld in afdeling 2 van hoofdstuk 8 v/d AWR Informatieplicht van de belastingplichtige zelf (47 AWR) Verstrekken van informatie is nog weer wat anders dan gegevens en inlichtingen. Informatie zijn eigenlijk gegevens en inlichtingen, die ook een bepaalde waarde hebben en extra duidelijkheid verschaffen. Deze informatieplicht geldt voor eenieder, en is van belang voor de belastingheffing in Nederland. Je hebt geen ‘spontane’ informatieplicht jegens de inspecteur, het moet op verzoek v/d inspecteur (“desgevraagd”) Informatieverplichting van derden (53 AWR) Deze informatieplicht is van groot belang om tot een compleet beeld te komen, d.m.v. extra informatie die verkregen is van derden. Ook van belang om de gegevens en informatie van de belastingplichtige te verifiëren Je kunt zodoende geconfronteerd worden met tegenstrijdige gegevens van derden (contra informatie). Dit artikel geldt slechts voor administratieplichtigen (zie lid 1). Natuurlijk persoon – particulier kan niet op basis van deze regeling gevraagd worden om gegevens te verstrekken, itt regimes in andere landen. Ook hier geldt een territoriale beperking: informatie moet van belang zijn voor de belastingheffing in Nederland. Op verzoek en uit eigen beweging moeten gegevens verstrekt worden. Denk vooral aan de banken, die alle gegevens omtrent gehouden rekeningen moeten verstrekken aan de fiscus Van te voren moet de inspecteur het karakter van onderzoek aangeven. Belangrijk mbt bijvoorbeeld het verschoningsrecht van notarissen (53a). Als de inspecteur dit niet duidelijk opgeeft, dan mogen de opgevraagde gegevens niet gebruikt worden (BNB 1990/160). Over het algemeen gaan de bevoegdheden van de BD heel ver, alleen in bijzondere situaties als bovenstaande wordt zij beperkt. Wat zijn administratieplichtigen Zie hiervoor art 52 AWR a. lichamen (dus ook banken) b. natuurlijke personen met een onderneming, c. of die als optreden als inhoudingsplichtigen (ook eenmanszaken met personeel) d. Natuurlijke personen met een werkzaamheid Inlichtingenplicht Te vinden in Art. 47 lid 1, sub a, AWR j° art. 53, lid 1, AWR. Bestaat uit een actieve informatieplicht, dus dat wil zeggen: het verstrekken van gegevens en inlichtingen voor de BP zelf, maar ook voor derden.
Wijze van voldoen aan inlichtingenplicht (art. 49 AWR) Duidelijk, stellig en zonder voorbehoud (dus geen onzin verkondigen, eerlijk en open zijn). Verder stelt art 49 dat dit niet per se schriftelijk hoeft, kan ook mondeling. Termijn wordt gesteld door de inspecteur Inzageverplichting Dit is de ‘passieve informatieplicht’ (itt tot de actieve, zie hiervoor). Je doet zelf in principe niks, je stelt slechts gegevens (administratie, gegevensdragers, etc) beschikbaar. Deze geldt zowel voor de BP zelf als voor de info voor derden. Geregeld in art 47.1.b AWR & 53.1 AWR. Wijze van voldoen aan inzageplicht (49.2 AWR) Hierbij moet de inspecteur nog steeds voldoen aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Er moet dus uitdrukkelijk rekening gehouden worden met bv de gang van zaken in de onderneming. Toegelaten om kopieën en dergelijke te maken. Wat dus bijvoorbeeld niet mag: van een grote onderneming de administratie voor 2 weken in beslag nemen om te onderzoeken. Plaats van inzage: rekening houden met belangen van de belanghebbende en Belastingdienst Welke informatie kan worden opgevraagd? Alle informatie die van “belang kan zijn”. Let op het verschil tussen “kan” en “is” Het bepalen of de info voldoet aan dit criterium is voorbehouden aan de inspecteur Als achteraf blijkt dat de gegevens geen waarde hadden voor de inspectie, maakt dat niet uit, er moet sprake zijn van “minimale fiscale relevantie”. - BNB 1986/128 Serievragen Serievragen hebben betrekking op meerdere belastingplichtigen of meerdere gegevens o in de praktijk van groot belang o internationaal niet toegestaan Deze serievragen zijn niet geïndividualiseerd, ook wel sleepnetonderzoeken genoemd. Wordt hierbij wel voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur? Stad Rotterdam-arrest (BNB 1975/52) (Klassiekertje) Verzekeraar wordt verzocht informatie te verschaffen over welke schepen er worden verzekerd aldaar, omdat de fiscus vermoedde zwart geld bij de financiering/verzekering van de schepen. Stad Rotterdam wilde de gegevens niet verstrekken, mbt privacy. De HR gaf Stad Rotterdam Verzekeringen gelijk: Privacy moet wijken voor fiscale waarheidsvinding Spontane informatieverplichting van derden (53.2 en 53.3 AWR) Dit is voortbouwend op het Stad Rotterdam arrest. Verzoek voor inlichtingen niet meer nodig, bij aangewezen administratieplichtigen, zoals banken, beleggingsinstellingen, levensverzekeraars, effecteninstellingen. Zij moeten uit zichzelf gegevens overleggen, deze vormen de basis voor vooringevulde aangiftes. Denk bijvoorbeeld aan spaartegoeden voor in box 3. Administratieplicht (52 AWR) Het gaat er om dat de rechten en verplichtingen blijken uit de administratie, die van belang zijn voor de belastingheffing. De administratieplichtige heeft bewaarplicht van 7 jaar (lid 3). Administratieplichtigen worden opgesomd in lid 2.
Informatieplicht in internationale verhoudingen In hoeverre moet 47 AWR toegepast worden bij grensoverschrijdende situaties? Relevant voor buitenlands belastingplichtigen met NL inkomen, buitenlandse dochters Daarnaast is er nog art 47a AWR, wat redelijk onleesbaar is. Deze is in het leven geroepen voor o buitenlandse moedermaatschappijen o samenwerkingsverbanden o buitenlandse zustermaatschappijen Dit artikel schept een zeer ruime verplichting, dus veel discussie over in de literatuur. Gebrek aan medewerking buitenland ‘pardonneert niet’: dus je kunt je dus niet zomaar beroepen op bankgeheimen van een bepaald land, bij het niet prijsgeven van bepaalde gegevens. Beperkingen op de informatieverplichting De informatieplicht kan worden beperkt door - algemene beginselen van behoorlijk bestuur - algemene beginselen van procesrecht - verschoningsrecht maar echter niet door (in de meeste gevallen, zie hiervoor de serievragen) - privacy - bankgeheim Fairplay beginsel HR 23 september 2003 M.b.t. de informatieplicht mag er inzage gevraagd worden in notulen van vergaderingen. Echter, er mag niet zomaar inzage in due diligencerapporten gevraagd worden. Zelfs niet in het feitelijke deel. Dit is gek, want hier staan vaak wel fiscaal relevante gegevens in. Geheimhoudingsverplichting (67 AWR) Een ieder die betrokken is bij uitvoering van de belastingwet is gehouden aan de geheimhoudingsplicht. Dit geeft bescherming aan de privacy en de bedrijfsgeheimen. Eigenlijk een soort goedmakertje voor de grote mogelijkheden tot het opvragen van gegevens. Schending hiervan is strafbaar gesteld in het strafrecht. Er geldt echter wel een kleine ontheffing van geheimhoudingsplicht (lid 2): a. bij een wettelijk voorschrift tot bekendmaking b. als bekendmaking noodzakelijk is voor een goede vervulling van de publiekrechterlijke taak c. als bekendmaking plaatsvindt aan degene op wie de gegevens betrekking hebben, voor zover deze gegevens door of namens hem verstrekt zijn Algemene beginselen van procesrecht Tijdens de beroepsfase is 47 AWR niet toegestaan. o Fiscus mag hier tijdens beroep dus geen gebruik meer van maken(BNB 1988/160) o Argument: inspecteur en belastingplichtige moeten tijdens beroep op gelijkwaardige voet met elkaar staan - 53 AWR wel toegestaan o Tast voet van gelijkwaardigheid niet aan, je mag wel erg in andermans boeken kijken(BNB 1992/387). Dit maakt voor de gelijkheid van partijen geen verschil.
Verschoningsrecht (53a AWR) Verschoningsrecht is bedoeld voor mensen die om hulp verlegen zijn niet belemmerd worden in het zoeken van hulp of dat er gevoelige gegevens op straat komen te liggen Je hebt alleen verschoningsrecht in het kader van een derdenonderzoek: een notaris moet natuurlijk wel zijn eigen boeken bloot leggen. Er is geen verschoningsrecht voor banken. Belastingadviseurs hebben een ‘informeel verschoningsrecht’. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur Gelden ook voor het belastingrecht: - evenredigheidsbeginsel - proportionaliteit o de last die door de fiscus wordt opgelegd op basis van het verzoek om informatie, mag niet onevenredig drukken. Middel moet proportioneel zijn ten opzichte van het doel. Fiscus moet ook haar gezonde verstand gebruiken. - subsidiariteit o nagestreefde doel mag niet op een voor de burger meer ingrijpende wijze worden bereikt o als er 2 mogelijkheden zijn, 1 moeilijke en 1 makkelijke; dan moet de makkelijkste weg worden gekozen ten aanzien van de belastingplichtige Deze zijn ook van toepassing op fiscale controle o BNB 1986/128 Weigering informatieverplichting Als je weigert mee te werken met het verstrekken van de informatie, kom je in een niet benijdenswaardige positie. Zie hiervoor de artikelen 47, 47a, 49, 52, 53 AWR. Ten eerste krijg je te maken met de omkering v/d bewijslast (25.3 en 27 e AWR) Bijvoorbeeld: je voert een slechte administratie, fiscus stelt dan een X bedrag vast, door middel van een zeer ruime schatting. Als jij het er niet mee eens bent, dan moet je zelf maar aantonen dat het niet juist is. Daarnaast zijn er nog boetes en strafsancties. Deze zijn allemaal afhankelijk van de situatie. Zie artt. 68 en 69 AWR. Mate van verwijtbaarheid speelt een grote rol. Rechtsbescherming tegen informatieplichten Je krijgt een abnormaal informatieverzoek. Wat dan te doen? Awb: in beginsel bezwaar en beroep mogelijk. Echter: gesloten stelsel van rechtsbescherming in de belastingwet. Er moet expliciet worden aangegeven dat je bezwaar/beroep kunt aantekenen(“bij een voor bezwaar vatbare beschikking…”). Er is dus in beginsel geen beroep en bezwaar mogelijk. Waarschijnlijk wel bezwaar en beroep mogelijk in de nabije toekomst (Wetsvoorstel rechtsbescherming (Dezentje-Hamming & Tang) Dan komt er toch rechtsberscherming bij het verzoeken om informatie of beslissingen over de reikwijdte van de informatieplichten in concrete gevallen. Informatieplicht van banken Systeem is gebaseerd op het algehele systeem van informatieplichtingen. 52 en 53 AWR bepalen dat banken betrokken kunnen worden bij derden onderzoeken. Wettelijke reseignersverplichting in 53 lid 2 en 3.
HC Formeel Belastingrecht 1 Week 7 Afdrachtsbelastingen Bij afdrachtsbelastingen zijn er twee formaliseringsmomenten: eerst inhouding, dan afdracht bij aangifte. Inhouding bij belastingplichtige (bijv werknemers) schept afdrachtsschuld. Werkgever moet vervolgens ingehouden LB afdragen. Voorheffing/eindheffing LB is voorheffing op IB. In beginsel is loon een component van de inkomstenbelasting. Dat het in LB al belast is, wil niet zeggen dat het geen belastbaar inkomen meer is voor de IB. De formalisering van de LB schuld is dus vooruitbetaling van de IB. Je kunt het dan verrekenen bij de aanslagregeling (art 15 AWR). Als er geen aanslag – geen verrekening is, dan is de LB eindheffing. LB moet dan wel beoordeeld worden op materiële juistheid Fouten in het voorheffingstraject Er zijn meerdere frictiemomenten doordat er meerdere formaliseringsmomenten zijn. Op welk moment is het wiens schuld? Bij de inhouding kan het zowel de schuld van de werkgever als de werknemer zijn. De inhouding is het afzonderen met het oog op afdracht, bedrag wordt berekend door werkgever aan de hand van (onder meer) gegevens v/d werknemer Bij een correctie komt er naheffing. Voor naheffing hoeft niet aan nadere voorwaarden te voldaan (nieuw feit etc.), wel is er een 5jaarstermijn. Naheffing kan zowel bij de werkgever als bij de werknemer (art 20 lid 2, laatste volzin, ‘die ander’ is in dit geval de werknemer). Hoofdregel is dus dat de naheffing wordt opgelegd aan degene die de belasting behoort te betalen, in dit geval de werkgever Bij een te hoge heffing komt er bezwaar + terugbetaling. Dit bezwaar tegen de inhouding kan ook door werknemer (artt. 26.2, 26a AWR). Werkgever kan ook in bezwaar gaan; teruggekregen bedrag moet dan worden terugbetaald aan de werknemer; hij heeft het tenslotte verdiend. Fouten in het afdrachtstraject Als de inhouding is goed gegaan, kunnen er fouten optreden bij de afdracht. Normaal gesproken is de inhouding gelijk aan de afdracht. Is de inhouding te hoog? Toch afdragen Bezwaar tegen de inhouding door werknemer of werkgever (art. 26a.1.b) - afdracht lager dan inhouding? o Naheffing bij werkgever - inhouding en afdracht te laag o naheffing bij werkgever of werknemer Verhaal Stel: werkgever draagt wel het juist bedrag af. Dus de belastingdienst heeft het juiste bedrag ontvangen. De werkgever heeft echter te weinig ingehouden bij de werknemer. De werknemer moet dan een stukje terugbetalen aan de werkgever. Gevolg: bruto loon wordt nu netto loon. Indien de LB geen eindheffing is, is er een mogelijkheid tot verhaal op werknemer, als dat arbeidsrechtelijk mag. Als het geen eindheffing is en er is geen verhaal mogelijk: bruteren. De werkgever heeft namelijk belasting van de werknemer voor zijn rekening genomen. Je moet de belasting die de werkgever heeft afgedragen weer als loon zien; dus daarover moet wederom belasting betaald worden.
Wat kan er allemaal fout gaan? 120, bezwaar werkgever 20, verhaal 20 afdracht 100, verhaal 20 Inhouding 80
80, naheffing 20 bij werkgever of werknemer 60, naheffing 40 bij werkgever of 20 bij elk 120, bezwaar werkgever
LB 100 Inhouding 100
100, alles OK 80, naheffing 20 bij werkgever 140, bezwaar 20 werkgever, 20 werknemer Inhouding 120
120, bezwaar 20 werknemer, art 26 100, naheffing 20 werkgever (Bezwaar werknemer, art 26)
Er kan wat fout gaan bij de inhouding en bij de afdracht. Zie hierboven, waar de materiële belastingschuld 100 is. Bij de onderste: je hoeft maar 100 in principe af te dragen, maar er wordt 100 ingehouden. Op je jaaropgaaf staat er 120 aan inhoudingen, dit kan dan verrekend worden met andere inkomensbestanddelen. Daarom moet de werkgever ook altijd het ingehouden bedrag afdragen aan de BD. Bij het eerste en tweede geval begint de brutering te spelen Voorheffing - verrekening Als er is ingehouden, dan is het in principe voor de werknemer klaar: hij heeft zijn belasting betaald d.m.v. de inhouding. Als er niet juist wordt afgedragen, is het niet zijn probleem. Kortom: risico van wanbetaling kan niet op de werknemer worden verhaald. Dus als er wel inhouding is, maar geen afdracht, dan kun je toch verrekenen o.b.v. art 15 AWR. Geen inhouding, toch verrekening Hier is er geen sprake van formalisering t.a.v. de werknemer. Kun je dan toch verrekenen? Dit kan wel bij de werknemer die te goeder trouw is (soort vertrouwensbeginsel) Er moet sprake zijn van een schijn van inhouding. De bewijslast ligt bij de werknemer (BNB 1984/32). Denk bijvoorbeeld aan een salarisstrook, reëel loon, geen andere vermoedens: feitelijke omstandigheden liggen zo dat je er van uit mocht gaan dat er daadwerkelijk was ingehouden en afgedragen. Als je voor een betrekkelijk hoog salaris gaat werken bij een horecabaas die het niet zo nauw neemt met de fiscale verplichtingen, dan kun je niet verrekenen. Er is nooit ingehouden door de wg en al helemaal niks afgedragen. Er is bewust bruto uitgekeerd aan de werkgever en je kunt bij deze situatie niet op de te goeder trouw situatie beroepen. Echter; situatie van DGA die in dienst was van zijn eigen BV. Er was ingehouden op zijn loon, maar het ging erg slecht met de BV. Er is dus wel ingehouden, maar uiteindelijk niet afgedragen. De DGA wilde het verrekenen met de IB. Je zou zeggen dat de DGA en enig
werknemer genoeg op de hoogte moest zijn van de situatie van de BV. Echter, rechter besloot dat hij de ingehouden LB wel mocht verrekenen. Verhouding voorheffing en eindheffing De voorheffing (LB) wordt in beginsel gevolgd door eindheffing, verrekening Als er geen eindheffing is, is er dan ook geen voorheffing? o Nee, want voorheffing wordt dan zelf eindheffing (jurisprudentie, VN 1991/3133) o De voorheffing is nl. een zelfstandige heffing. Ook bij het verlopen van de aanslagtermijn wordt de voorheffing automatisch eindheffing. Naheffing bij wie Zoals hierboven is aangegeven, kan er ook bij de werknemer worden nageheven Rangorde naheffing – navordering - naheffing hoort bij voorheffing LB (geen nieuw feit) - navordering hoort bij eindheffing IB (wel nieuw feit) Er gaat iets fout m.b.t. de betaling van de LB. De fout is bekend bij de BD. De LB is een voorheffing voor de IB. Er is dus geen ruimte voor een navordering; er is namelijk geen nieuw feit. Voor naheffen is echter geen nieuw feit nodig. Voor dit soort situaties heeft de rechter gezegd: als in de sfeer van de eindheffing navordering niet meer mogelijk is (omdat niet aan die voorwaarden is voldaan), kan de belastingdienst zich niet beroepen op de naheffing. Dit is uit de wet niet op te maken, maar de rechter vond dit redelijker dan om de mogelijkheid tot naheffen open te laten staan. Er is geen wettelijke rangorde. Het staat de inspecteur dus vrij welke keuze te maken (HR) Deze kan gebaseerd zijn op: - efficiency o in geval van meerdere vergelijkbare situaties - boete aspecten o je kunt wel bij de werknemer gaan navorderen, maar je kunt moeilijk een boete opleggen omdat hij niet opzettelijk verkeerde gegevens heeft ingevuld - invorderingsaspecten - (voor werknemer speelt de verhaalsvraag) Er is echter niet altijd volledige vrijheid. Als geen navordering meer mogelijk is, dan ook geen naheffing bij werknemer (1993/138). Als de IB al geheven is, dan is er geen naheffing meer mogelijk in de LB sfeer. De eindheffing heeft al plaatsgevonden, dus er kan geen voorheffing meer plaatsvinden bij werknemer. Als navordering pal op de naheffing volgt ten gevolge van gecoördineerd beleid: dan is er geen mogelijkheid tot naheffing. Een situatie uit de jurisprudentie: er wordt eerst nageheven bij werkgever, vervolgens nagevorderd bij werknemer. HR: op zich juist, maar niet echt eerlijk, dus het mag niet. Loonbelasting als eindheffing Indien LB eindheffing is (art. 31 LB), OA bij naheffing wegens niet betaling. Dan is er geen verrekening. Wel brutering van de LB, want werkgever neemt LB van de werknemer voor zijn rekening.
HC Formeel belastingrecht 1 Week 9 Altijd Awb (Hf 6,7,8) en AWR (hfst V) samen lezen Bezwaar Meer dan 90% van de bezwaarschriften wordt toegekend. dit gaat dan ook vaak over kleine, meest administratieve foutjes. Het gaat om meer dan een miljoen bezwaarschriften per jaar. Je hebt een bezwaar nodig om de gang naar de rechter te belopen. Zonder bezwaar word je dan niet-ontvankelijk verklaard; je hebt niks om tegen in beroep te gaan. Je kunt deze bezwaarfase overslaan als je daarover overeenstemming hebt met de inspecteur (7.1a AWB) Als de geformaliseerde belastingschuld te hoog is: rechtsmiddelen inzetten. De hoofdregels van bezwaar zitten in Awb, er staan er nog maar een paar in de AWR. Het bezwaar is heroverweging van de beschikking Bezwaar is geen rechtspraak, je zit nog steeds in de bestuurlijke fase. Je komt terug bij een instantie waar je het niet mee eens is. De belastingdienst kun je niet als onafhankelijke rechter zien. Dit is maar goed ook; veel bezwaren worden toegekend, anders is er onnodige belasting van het rechterlijke apparaat Vormvereisten bezwaar Het bezwaar is tamelijk vormvrij (voordeel van de bestuursfase), zie art 6:5 en 6:7 Wel moet men denken aan: o naam o adres o datum (voegt eigenlijk weinig toe, want het gaat meer om de datum waarop het bezwaarschrift binnenkomt) o omschrijving bestreden besluit (aanslagnummer vermelden) o motivering o bezwaartermijn 6:5 AWB Het bezwaarschrift moet afkomstig zij van bevoegde o meestal door belanghebbende zelf o kan ook door een gemachtigde dit kan iedereen zijn, moet wel duidelijk zijn dat je gemachtigd bent, machtiging moet desgevraagd getoond worden geen formele eisen aan vertegenwoordiger mag geweigerd worden bij ernstige bezwaren (2:2 Awb) • denk aan iemand die continue de Belastingdienst zit te irriteren met bezwaren waarin continue wordt gedoeld op belastingontwijking of –ontduiking • de geweigerde kan hiertegen in beroep gaan bij de gewone bestuursrechter niet gemachtigde vertegenwoordiger levert ongeldig beroep op Bij ontbreken machtiging Buiten medeweten belanghebbende om procederen mag niet/kan niet. Als je lang afwezig bent, moet je een machtiging van te voren regelen. Dit is sterk aan te raden bij een lang
verblijf in een buitenland, wanneer je post in Nederland nog wordt bezorgd: de termijnen zijn immers zo verlopen. Ondertekening in 6:5 Ondertekening normaal gesproken door belastingplichtige zelf, maar bij vertegenwoordiging tekent de gemachtigde. Bij vertegenwoordiging en ondertekening door belastingplichtige is de gemachtigde net zo goed medepleger. Bestreden besluit Je moet bij je bezwaar verwijzen naar bestreden aanslag of voor bezwaar vatbare beschikking Het fiscale recht kent een gesloten stelsel (AWR), zie ook 22j. Bezwaar is dus mogelijk tegen een - aanslag - voor bezwaar vatbare beschikking, inhouding of afdracht Als er een beschikking is, waartegen je geen bezwaar kunt maken, zijn er eigenlijk geen rechtsmiddelen. De meeste problemen doen zich voor bij AWR art. 47 en 53; tegen verzoek voor informatie kun je niet rechtstreeks in bezwaar en beroep. Als je de info dan niet verschaft, komt er omkering van bewijslast en krijg je waarschijnlijk ongelijk. Vervolgens ga je in beroep, daar komt pas de rechter er aan te pas. Hier neem je dus erg veel risico. Hier wordt echter aan gewerkt om te veranderen (zie eerdere HC) Plan is dat je tegen de voorlopige aanslag niet meer in bezwaar kunt; je kunt dan slechts vragen om een ambtshalve verlaging. Dit scheelt werk voor de drukke ambtenaar. Belangrijk verschil: De Awb kent een open stelsel: tegen alle besluiten kun je in bezwaar en beroep. (Artt.1;5, 6:4 AWB) Voor bezwaar vatbare beschikking Bezwaar kan alleen bij dat wat in de belastingwet als zodanig is aangeduid, bijv. beschikking verliesvaststelling, beslissing verrekening (art.15 AWR). Financiën houdt uitdrukkelijk vast aan deze regeling, om zo proberen werk te besparen en makkelijk aan informatie te komen voor de belastingaanslag. De gronden van het bezwaar Wat is motivering? Je moet Aangeven waarom je in bezwaar gaat. De eisen worden steeds verder versoepeld: “ik vind de aanslag te hoog” kan al voldoende zijn Bij ongemotiveerde afwijking of navordering hoeft het bezwaar ook niet gemotiveerd te zijn. Als de inspecteur een hogere aanslag vaststelt dan de aangifte, en geen gronden aanvoert, dan kan de belastingplichtige ook niet veel gronde aanvoeren, maar slechts zeggen: ik vind dat mijn aangifte wel goed was. Als de inspecteur het bezwaar dan niet-ontvankelijk verklaard, wordt dit vervolgens vernietigd door de rechter als de belastingplichtige in beroep gaat. Vormverzuimen art 6:5 Als je niet voldaan hebt aan art.6:5 dan krijg je een ontvangstbevestiging met verzoek om verzuim te herstellen binnen redelijke termijn (vier weken), zie art.6:6. bij niet reageren krijg je een aanmaning (twee weken termijn), dan pas wordt het niet-ontvankelijk. Voor de inspecteur is het niet verplicht om bij ontbreken gegevens per se het bezwaar niet ontvankelijk te verklaren
Je kunt ook tegen je eigen aangifte in bezwaar gaan, als de aanslag conform de aangifte wordt vastgesteld door de inspecteur. Geef in bezwaar wel aan wat je verkeerd hebt gedaan bij het invullen van de aangifte Pro forma bezwaar = ongemotiveerd bezwaar binnen de termijn, dit is via art. 6:6 altijd te repareren. Dan krijg je daarna nog weer max. 6 weken de tijd. Dit is een redelijk normale procedure, pro forma bezwaar wordt vaak gebruikt. Als je een aannemelijk verhaal hebt dat je overal je informatie vandaan moet hebben en een langere termijn nodig hebt, dan wordt deze toegekend door de inspecteur. Dit is ook logisch, want na afwijzing met onvoldoende gronden gaat de belastingplichtige toch wel in beroep, wat meer rompslomp voor de BD oplevert. Bezwaartermijn Bezwaarschrift moet binnen 6 weken ingediend (Art. 6:7 Awb) (ingediend = ontvangen door de BD). Dit is dwingend recht, hier kan niet zomaar van worden afgeweken (itt stukje hiervoor) Art. 6:9 lid 2 Awb: verzending per post, weekje extra voor de ontvangst, maar moet wel binnen 6 weken ingeleverd zijn bij de post. Dit gaat aan de hand van poststempel op de brief Doorzendverplichting art. 6:15 AWB bij verkeerde adressering: Als je hem naar een verkeerde afdeling van de BD stuurt en hij moet naar een andere afdeling van de BD, dan geldt art. 6:15 lid 3 Echter: Als je het bezwaar naar de BD stuurt en hij moet naar de rechter, dan geldt art. 6:15.3 niet! Aanvang termijn Dit is in beginsel de dagtekening. Bij latere terpostbezorging door BD, zie art. 22j, sub a AWR. Bij bekendmaking ná de dagtekening; latere terpostbezorging of uitreiking bewijslast bij belanghebbende. Dit is in een eerder HC reeds behandeld. Termijnoverschrijding Bij termijnoverschrijding ben je niet ontvankelijk, de verdere procedure wordt geblokkeerd, tenzij overmacht, art. 6:11. Dit zijn echter slechts (zeer bijzondere!) uitzonderingsituaties. Verblijf in het buitenland, bijvoorbeeld door vakantie telt niet. Een plotseling ernstige ziekte wordt wel aangemerkt als een overmacht situatie. Bij een langdurige/chronische ziekte word je geacht voor een zaakwaarnemer/gemachtigde te zorgen. Het handelen van de gemachtigde wordt toegerekend aan de belanghebbende (i.v.m. aansprakelijkheid). Het verstrijken van de termijn door verzuim van de gemachtigde is dus geen overmacht. Verkeerde adressering als deze foutieve adressering te wijten is aan de BD, dan begint de termijn te lopen als de aanslag onder ogen komt van de belastingplichtige. Dit is bijvoorbeeld zo als de belastingplichtige tijdig een adreswijziging heeft doorgegeven, maar dit niet goed is verwerkt door de BD. Als de foutieve adressering te wijten is aan de belastingplichtige, dan gelden de normale regels Meerdere aanslagen/beschikkingen Bij bezwaar tegen meerdere aanslagen kan in dit in één bezwaarschrift, mits binnen de termijn. Je kunt zelfs in één bezwaarschrift in bezwaar gaan tegen aanslagen van
verschillende belastingplichtigen. Denk hierbij wel aan bevoegdheid/machtiging. Zie hiervoor art. 24a lid 1 AWR De (mogelijke) boete en aanslag worden altijd in één bezwaarschrift vermeld, tenzij boete vertraagd opgelegd (art.67e, lid 3, 67f lid 5). Bezwaar tegen deze aanslag wordt geacht ook tegen boete te zijn gericht (art.24a lid 2 AWR) Procedure bij bezwaar De behandeling vindt door een andere ambtenaar plaats dan die het besluit heeft genomen hoorgesprek opverzoek (art.7:2 AWB) + art. 25 AWR Dit hoorgesprek moet een echt gesprek zijn, niet alleen ‘aanhoren’. Hiervan wordt een hoorverslag opgemaakt. Niet alle sheets behandelt, vervolg in volgende week
HC Formeel Belastingrecht 1 week 10 Bewijslast In bezwaarfase zijn er in principe geen regels voor de bewijslast. Logisch; bezwaarfase is geen rechtspraak maar heroverweging van eerder besluit van het bestuursorgaan Wel is verplicht: omkering bewijslast art 25 lid 3 bij: o niet de vereiste aangifte ingevuld o Inlichtingen geweigerd o Inzage geweigerd Er is nu (nog steeds) een wetsvoorstel van Hamming/Tang hangende over de informatieplicht/ het informatieverzoek. Kort gezegd houdt deze het volgende in: de inspecteur kan vaststellen dat de belastingplichtige niet voldoet aan de informatieplicht. Hiertegen kan de belastingplichtige vervolgens in bezwaar/beroep. Als de inspecteur niet vaststelt dat niet aan de verplichting is voldaan, dan kan er daarna geen beroep meer gedaan worden op de omkering van bewijslast. Zodoende komt het initiatief meer bij de inspecteur te liggen Uitspraak Awb procedure is ook in werking getreden voor belastingwetten Er moet volgens Awb binnen zes weken een uitspraak volgen 7:10 AWB o AWR tot 1-1-08 binnen een jaar, art 25.1 AWR Uitstel van motivering, verlengt beslistermijn (zie colleges hiervoor, pro forma bezwaar) 7:10 lid 2 AWB. Voorts kan bij toestemming van belastingplichtige de beslistermijn worden verlengd (7:10 lid 4) In de praktijk wordt de termijn v/d BD niet altijd gehaald. Als jij veel tijd nodig hebt voor je motivering is het te begrijpen dat de BD ook meer tijd nodig hebt. Er wordt alleen bijna nooit geprocedeerd tegen te late uitspraken van de BD: wat schiet je er mee op om binnen 6 weken een slechte en ongefundeerde uitspraak te krijgen ipv binnen 3 maand een goede? Belastingadviseurs willen bovendien een werkbare relatie behouden met de BD, zij komen veel vaker met elkaar in aanraking. Inhoud uitspraak 1. Vaak is een bezwaar ontvankelijk verklaard en toegewezen (90%) 2. Een bezwaar kan ook niet ontvankelijk zijn en toch toegewezen, ambtshalve vermindering (art.65 AWR). ambtshalve worden alle bezwaren wel bekeken 3. Bezwaar ontvankelijk en niet toegewezen: hierbij kun je eventueel in beroep 4. Niet ontvankelijk en niet toegewezen o je kunt slechts in beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring o bijvoorbeeld: termijnoverschrijding door overmacht Massaal bezwaar (art. 25a AWR) Bij een groot aantal met dezelfde rechtsvraag kan er massaal bezwaar worden aangetekend. Een of enkele bezwaren worden inhoudelijk behandeld. Met deze zaken kan ook beroep worden aangetekend. Vervolgens komt er een collectieve uitspraak. Hiertegen geen beroep mogelijk. Eventueel kun je de collectieve vervangen door individuele uitspraak, tegen deze (bezwaar)uitspraak kun je dan wel weer in beroep
Beroep Beroep is mogelijk bij een uitspraak op een bezwaar wat eerder is aangetekend. Daarnaast kan beroep worden aangetekend als er niet tijdig uitspraak wordt gedaan (artt.7:10 Awb & 27a AWR). Ook kan er eventueel rechtstreeks tegen een aanslag of beschikking bezwaar worden gemaakt Er gelden hiervoor ook enkele formele voorschriften. Ten eerste zijn de bepaling omtrent het bezwaar overeenkomstig toepasbaar. Bovendien moet er griffierecht betaald worden (art. 27b AWR). Grote kantoren hebben een rekening courant bij de belastingdienst voor alle te betalen griffierechten etc. Na de rekening en een aanmaning word je niet-ontvankelijk verklaard, als je nog niet betaald hebt. Als je als gemachtigde/vertegenwoordiger/adviseur te laat het griffierecht betaalt, kun je aansprakelijk worden gesteld door je cliënt. De procedure De procedure vindt in beginsel plaats achter gesloten deuren. Dit heeft te maken met de privacy van de belastingplichtige. Dit itt strafrecht: daarbij moet ook duidelijk zijn dat de rechter onafhankelijk en eerlijk is. Bij uitspraak over boete is de inhoudelijk behandeling achter gesloten deuren, maar de uitspraak is wel openbaar. De zaak wordt behandeld door een enkelvoudige of meervoudige kamer (art.8.1.2 Awb) De competentie is afhankelijk van woonplaats belastingplichtige (art.8:7 lid 2) Er kunnen zoals eerder vermeld meer zaken in één beroepschrift worden gevoegd (artt. 8:14 Awb, 26b AWR). Nergens in de wet staat dat deze zaken iets met elkaar te maken moeten hebben. Niet onverstandig, want het scheelt je wel griffierecht
Wraking/verschoning De rechter wordt geacht onafhankelijk te zijn, en deze moet niet zijn gekleurd door vooringenomenheid of betrokkenheid. Burger en overheid hebben gelijke rechten: BD mag dus ook gewoon wraken Vaak zijn er ook geen fulltime rechters, maar mensen uit de beroepspraktijk die het rechter zijn ‘er naast doen’: rechter-plaatsvervanger. Als deze via andere werkzaamheden al betrokken is bij de zaak, zal hij zich verschonen. Als een van de partijen vermoedt dat hij zich onterecht niet verschoond heeft, kunnen ze hem wraken, wraking kan ook als rechter al blijk heeft gegeven van een bepaalding opvatting (bijvoorbeeld door publicatie) Vertegenwoordiging beroep Er is geen verplichte procesvertegenwoordiging en er zijn ook geen eisen aan gemachtigde. De gemachtigde kan geweigerd worden bij ernstige bezwaren (art.8:25) Het missen van kwalificaties is geen geldige reden om de gemachtigde te weigeren. De gemachtigde moet wel in het bezit zijn van een schriftelijke machtiging (art. 8:24 lid 2 AWB), anders wordt deze geweigerd. Deze schriftelijke verklaring is altijd nodig bij beroep, bij bezwaar is dit regime wat lichter. Bij faillissement is de curator bevoegd. Ook bij niet natuurlijke personen moet je goed uitzoeken wie gemachtigde/bevoegde is in de beroepsfase (vertegenwoordiging!) Verplichtingen Een zitting is niet verplicht: als niemand dat wil, komt die er ook niet. Er kunnen echter wel verplichtingen worden opgelegd door de rechtbank. Je kunt worden opgeroepen om te verschijnen (art.8:27 Awb) of inlichtingen te verstrekken (art. 8:28Awb)
Weigering/beperkte inzage mag slechts bij gewichtige redenen. Er zijn de afgelopen tijd veel procedures geweest over de zwart geld affaires uit Luxemburg en Zwitserland. Belastingplichtige wilde van de BD weten hoe ze aan zijn naam en rekeningnr. waren gekomen. De BD weigert dit stelselmatig te onthullen aan belastingplichtige; slechts aan de rechter willen zij wel kenbaar maken hoe ze aan de informatie zijn gekomen. DE BD blijft weigeren; uiteindelijk heeft de belastingplichtige gelijk gekregen. De gelijkheid van procespositie van de partijen was in het geding volgens de rechter Kwartje kan ook de andere kant opvallen; in andere gevallen heeft de rechter wel toegestaan om sommige info van de BD niet bekend te maken aan de belastingplichtige omtrent de inlichtingen. Art. 47 in beroep? De inlichtingenverplichting van art. 47 blijft in bezwaar gelden. Echter, in beroep niet meer: gelijkheid van procespartijen (HR, staat niet in de wet). Dit is logisch, want anders heeft de ene partij meer bevoegdheden dan de andere in het proces voor de rechter. De verplichting uit art. 47 is vervangen door inlichtingplicht bij de rechtbank. Er geldt dan geen omkering van bewijslast, wel art. 8:31 AWB: de rechtbank kan bij het niet meewerken daaruit “de gevolgtrekkingen maken die haar geraden voorkomen”. Gang van zaken Allereerst wordt er een beroepschrift gemaakt door de belastingplichtige. Binnen vier weken verweerschrift van het bestuursorgaan(art.8:42 AWB). Deze termijn kan verlengd worden (eenmalig, lid 2) Conclusies van repliek en dupliek (art. 8:43 AWB), ook termijn 4 weken. Dit mag, moet niet. Als er niks wordt ingestuurd, of niet op tijd, leidt dit niet automatisch tot het einde van de procedure. Incidentele gevallen, komt niet vaak voor Tot tien dagen voor de zitting kunnen nadere stukken worden ingezonden(art.8:58 lid 1). Volgens Schutte is het niet echt duidelijk wat ‘nadere stukken’ zijn: soort bewijsmateriaal. Vooronderzoek Het vooronderzoek is fiscaal niet gebruikelijk, kan met hoorzitting ook gebeuren. De rechtbank weet al veel door de schriftelijke inlichtingen vooraf (zie hiervoor). Er kunnen verschillende bewijsmiddelen gebruikt worden, denk aan getuigen of deskundigen oproepen of en een onderzoek ter plaatse uitvoeren Dit alles gebeurt normaliter ter zitting/na schorsing. Vereenvoudigde behandeling (afd 8.2.4 AWB) Vereenvoudigde behandeling vindt plaats als alles eigenlijk al duidelijk is: - kennelijke gegrondheid o als het overduidelijk is dat je gelijk hebt - kennelijke ongegrondheid o als het overduidelijk is dat je geen gelijk hebt - kennelijke niet-ontvankelijkheid (meest gebruikelijke van de drie; bv door termijnoverschrijding betalen griffierecht) Eerste twee komen niet zo vaak voor: deze zijn vaak in bezwaarfase al afgehandeld. Sluiting onderzoek en uitspraak zonder zitting. Verzet hiertegen is echter mogelijk. Onderzoek ter zitting Uitnodiging moet ten minste 3 weken van tevoren. Er staat nergens in de wet binnen hoeveel weken er een zitting moet komen na het indienen van een beroepschrift. Denk nu aan 1 a 1,5
jaar, omdat er te weinig rechters zijn. Bij gevraagde toestemming van beide partijen komt er geen zitting. Indien verhinderd: andere datum vragen, wordt bij kennisgeving binnen een week steeds gegeven. In principe kan er vervanging plaats vinden van de gemachtigde/inspecteur: dus als de inspecteur niet kan, stuurt hij gewoon een collega Gang van zaken Allereerst is er het pleidooi van de belanghebbende/eiser, vaak wordt de pleitnotitie ook overhandigd. Indien deze van te voren wordt toegezonden, wordt deze geacht te zijn voorgelezen tijdens de zitting. Goedkoper: kost anders veel tijd om alles op te lezen. Verzoek notitie in het proces verbaal van de zitting op te nemen Vaak is het verstandig om je verhaaltje ook op papier toe te sturen, anders is het maar de vraag wat de griffier van jou pleidooi opschrijft. Na het pleidooi van de eiser komt het pleidooi van de inspecteur = verweerder. De rechtbank stelt vragen bij onduidelijkheid van de feiten. Eventueel worden getuigen/deskundigen gehoord. Beide partijen krijgen de kans op elkaars pleidooi te reageren. Aan het eind komt er een aankondiging van mondeling of schriftelijke uitspraak (of er komt meteen een uitspraak)
HC Formeel Belastingrecht 1 week 11 Vervolg week 10 Uitspraak De uitspraak kan schriftelijk (art.8:67awb, binnen zes weken) of mondeling (art.8:77) De mondeling uitspraak meteen of binnen 2 weken (art 27d AWR, korter dan in de Awb) Verschil: schriftelijk bij de moeilijkere zaken, mondeling vaak korter en eenvoudiger. Als een rechter zich niet aan zo’n termijn houdt, staat er eigenlijk geen sanctie op Motivering De gronden van het besluit v/d rechter moeten altijd in de uitspraak: welke rechtsregel(s) is/zijn geschonden vaststellen feiten feiten controleren met wet uitspraak Bij onvoldoende motivering kan leiden tot vernietiging en heroverweging, evt. terugwijzen door Hof of HR. Gebrek aan gronden komt ook vaak door het te weinig aanleveren van feiten en bewijzen van de partijen. Er ligt veel ruimte voor initiatief van de partijen om bewijs aan te leveren Inhoud uitspraak De uitspraak kan verschillende strekkingen bevatten: - gegrond - ongegrond - niet-ontvankelijk o als rechter onbevoegd is, zijn de aanklagers niet ontvankelijk, want je zit bij de verkeerde rechter. Daarnaast vaak bij niet (op tijd) betalen van griffierecht - onbevoegd (de rechter is dan onbevoegd) o als je niet zeker weet bij welke rechter je moet zijn (bv belastingrechter dan wel burgerlijk rechter), dan moet je gewoon 2 procedures starten: iets meer kosten, maar wel meer zekerheid Ontvankelijkheid De ontvankelijkheid moet door rechter ambtshalve beoordeeld worden. Dit is van openbare orde. Als de rechter constateert dat er iets mis is gegaan, en aanklager niet-ontvankelijk is, dan moet de rechter hier consequenties aan verbinden Termijnoverschrijding idem dito voor beroep en bezwaar, dit is ook van openbare orde Motiveringsgebreken in bezwaar worden bij niet-ontvankelijkheid slechts meegenomen als inspecteur dat stelt (dus niet van openbare orde) Daarnaast kan een gebrek machtiging nog tot niet-ontvankelijkheid leiden, dit is ter beoordeling aan de rechtbank. Niet betalen van griffierecht: art.8:41, lid 2 is ook van openbare orde en leidt tot niet-ontvankelijkheid.
Devolutieve werking (zaak wordt uit handen genomen van inspecteur, rechter handelt de zaak zelf af) De rechter neemt zelf besluit, i.p.v. terug te verwijzen. Dit leidt tot de normale gang van zaken. Dit geeft een voordeel voor belastingplichtige, want deze krijgt sneller zekerheid.
Terugverwijzing naar inspecteur mag, maar is ongebruikelijk, wel altijd bij gevallen waarbij de inspecteur niet aan de eisen van de afhandeling heeft voldaan Bijzondere rechtsgangen 1. vereenvoudigde behandeling (zie hiervoor) a. indien meteen duidelijk is dat er sprake is van gelijk van 1 v/d 2 partijen, of wanneer er overduidelijk sprake is van niet-ontvankelijkheid 2. versnelde behandeling a. aannemelijk maken bij de rechter dat er sprake is van spoedeisend belang b. termijnen worden verkort (afdeling 8.2.3) 3. voorlopige voorziening, zie hiervoor verder titel 8.3 AWB
Voorlopige voorziening Hierbij is onverwijlde spoed vereist, maar dit komt nauwelijks voor in belastingzaken. Bezwaar/beroep moet in hoofdaak zijn ingesteld, dus niet over bijzaken, als bijvoorbeeld inlichtingenverplichtingen (connexiteitsvereiste). Het betwiste bestuursbesluit wordt geschorst, vervolgens kunnen er aanwijzingen gegeven worden aan bestuur om bepaalde handelingen te verrichten/na te laten. Evt is er onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak Deze snelle procedure is bedoeld om maatregelen te nemen die schadelijke effecten voorkomen van het betwiste bestuursbesluit. Voorziening fiscaal Er is bijna nooit sprake van onverwijlde spoed, dus deze regeling wordt nauwelijks gebruikt. Door uitstel van betaling ontbreekt bijna altijd het spoed-vereiste. De hiervoor genoemde versnelde behandeling is vaak al snel genoeg. Kostenveroordeling Als in een gerechtelijke procedure een bestuursbesluit wordt vernietigd, is er een onrechtmatige overheidsdaad gepleegd. Dan heb je dus recht op schadevergoeding. In belastingzaken komt dat dan neer op vergoeding van je proceskosten (volgens HR). Hetzelfde geldt voor vernietiging besluit in bezwaarfase, dan is er dus ook onrechtmatig gehandeld in de voorfase; ook daarom krijg je in bezwaarfase vergoeding van kosten Dit viel eerst buiten het besluit hieronder, maar snel aangepast: zowel kosten als bezwaar/beroep zitten nu in dit besluit. Dit zou allemaal behoorlijk in de kosten lopen, dus als reactie is besluit proceskosten bestuursrecht ingevoerd (zie ook art. 8:75 Awb). Er zijn normbedragen vastgesteld: je krijgt de helft van wat je in het bestuursrechterlijke zou krijgen. Griffierecht wordt altijd vergoed, indien gegrond verklaard door de rechtbank. Als je gelijk krijgt van de rechter, wordt het griffierecht vergoed door de BD. Dit staat an sich los van de kostenveroordeling, wettelijk zo geregeld. Week 11 Na de beroepsprocedure Als je het niet eens bent met de uitspraak van de rechter, kun je in hoger beroep. Dit geldt zowel voor de belastingplichtige, als de belastingdienst. Er volgt precies zelfde procedure als bij eerste feitelijk instantie, de rechtbank. Dit is niet geregeld in de Awb, maar hoger beroep in belastingzaken is geregeld in de AWR. Ook niet eens met Hof, dan naar HR. Dit is ook
geregeld in de AWR. Verschil bij pleiten: moet via advocaat die ingeschreven is: verplichte procesvertegenwoordiging (alleen bij pleiten, iedereen mag wel zelf z’n stukken schrijven!) Rechtsvinding De rechter past ambtshalve het recht toe (art.8:69 AWB). De rechter is lijdelijk en volgt in beginsel de partijen wat betreft de feiten, de rechter vult in beginsel niet de feiten aan van de partijen. De rechter is beperkt tot de rechtsstrijd van partijen (art.8:69 lid 1 AWB). De partijen maken onderling eigenlijk uit wat het geschil is; als zij bepaalde zaken niet aan het licht brengen, begint de rechter hier al helemaal niet over. Als partijen het eens zijn over een feit, dan gaat de rechter niet meer na of dit echt waar is, maar wordt zo aangenomen. Je kunt met de andere partij ook procesafspraken maken: je legt slechts een beperkt deel van de zaak voor aan de rechter Het recht De rechter hoeft zich niet te houden aan de rechtsgronden die de partijen aandragen: Als de belastingdienst A zegt en de belastingplichtige B zegt, dan kan de rechter alsnog C zeggen. - wet is het uitgangspunt o grammaticaal o wetshistorisch bij motivering worden naast het recht ook vaak eerder uitspraken gebruikt o teleologisch (doel en strekking) wetsystematische interpretatie Er is geen wettelijke rangorde. Echter, de wet/uitspraken moeten wel getoetst worden aan de verdragen Wetshistorisch Dit aspect is iets anders dan het toepassen van het vertrouwensbeginsel (zie hieronder). Als staatssecretaris iets heeft gezegd in het kader van wetgever/wet maker dan heeft dit geen invloed op het vertrouwensbeginsel. Zei hij echter wat vanuit zijn rol als bestuurder, dan kan hier wel een beroep op worden gedaan vanuit het vertrouwensbeginsel (beginselen van behoorlijk bestuur). Het wetshistorische steunt vooral op de parlementaire geschiedenis en de behandeling daarvan in de Kamer. Kortom: het blijft uitleg va de wet, wat niet gebonden is aan de uitlatingen van de wetgever omtrent deze wet. Teleologisch Er wordt gekeken naar doel&strekking van de wet. De tekst blijft maatgevend, maar indien deze inconsequent of onduidelijk is, komt het teleologische aspect van pas. Inbreng van de rechter is bij deze het grootst, vaak gaan deze zaken dan ook door naar de Hoge Raad. De belastingdienst procedeert vaak tot het einde door, om zo zekerheid te krijgen waarmee ze verder kunnen Fraus legis, richtige heffing Doel en strekking gaan vóór de tekst, ook al is de wet duidelijk. Let hierbij ook op art. 31 AWR, waarin staat dat rechtshandeling genegeerd worden als zij doel hebben bepaalde feiten of omstandigheden zo te veranderen dat je de situatie hetzelfde blijft, maar dat je enkel daardoor minder belasting hoeft te betalen.
Fraus legis=jurisprudentie. Vaak het geval bij ontwijkingsconstructies: je houdt je op zich aan de civiel- en fiscaalrechterlijke bepalingen, maar materieel verkeer je eigenlijk wel in een belastbare situatie. Deze misbruik van het recht wordt eigenlijk genegeerd en je moet alsnog betalen. Vaststelling van de feiten De rechter is meestal lijdelijk, alleen in sommige gevallen niet, art. 8:69.3 AWB, waarin staat dat de rechter ambtshalve de feiten kan aanvullen. De feiten moeten in principe aangevoerd worden door partijen. bewijslastverdeling! (wie stelt, moet bewijzen) Stelplicht en bewijslast Per definitie moet degene die stelt ook bewijzen. Hoofdregel stelplicht: degene die afwijking van het normale wilt, moet daarvoor stellingen poneren. Bijvoorbeeld: je wilt een aftrekpost te gelde maken in de IB, dan zul je dit moeten bewijzen. Wil een inspecteur navorderen, dan zal hij met een nieuw feit moeten komen. Nadat je iets gesteld hebt, moet je dat gaan bewijzen. Niet weersproken stellingen die niet kennelijk onjuist zijn kunnen ‘waar’ worden Wat is normaal? Afwijkingen die tot een hogere belastingschuld leiden: bewijs door inspecteur. Denk aan naheffen/navorderen, afwijken v/d aangifte of winstcorrecties. Afwijkingen die tot een lagere belastingschuld leiden: bewijs door belastingplichtige. Dit zijn vaak aftrekposten.
Formeel belastingrecht 1 week 12 Vervolg week 11 De beroepsprocedure staat niet in het boek: ga van de collegestof en wetteksten uit. Wat is bewijzen? Als je iets bewijst, moet je het normaal aannemelijk maken. De rechter moet overtuigd raken. Het hoeft niet onomstotelijk vast te staan. In bestuursrecht zijn hiervoor geen duidelijke voorschriften. Bij belastingzaken soms wel schriftelijk bewijzen: zoals bij giften, specifieke voorschriften uit de heffingswet. Bij belastingzaken krijg je soms te maken met omkering bewijslast (informatieplicht). In beginsel kan dat wat in de administratie staat dienen als bewijs, bij administratieplichtigen. Als een partij een getuige wil horen, is de rechter in beginsel gehouden de getuige te horen, de waardering daarvan staat de rechter vrij. Als je bewijsstukken meegeleverd hebt in de procedure, rechter doet er niets mee; in hoger beroep omdat je vindt dat de uitspraak onvoldoende is gemotiveerd. Rechter maakt een afweging, partijen hebben een gelijke positie. Verdeling Bij de beroepsprocedure is artikel 47 AWR is niet van toepassing, artikel 53 AWR wel. Belangrijk bij de verdeling is wel artikel 27 e: als niet is voldaan aan de informatieverplichtingen, dan verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is: Dus de belastingplichtige moet dan aantonen dat de aanslag onjuist is. Niet elke aanslag blijft gehandhaafd, er moet wel een beredeneerde grondslag zijn voor de schatting van de inspecteur (als niet voldaan is aan de informatieverplichting) Omkering geen sanctie Omkering is geen sanctie, waarborgen die gelden in de sfeer van de boetes gelde hier niet. Dat betekent niet dat je moet meewerken aan je eigen veroordeling, maar als er een strafbaar feit is gepleegd waar inkomsten uit voortkomen, zijn deze inkomsten gewoon belast. Als deze inkomsten niet zijn aangegeven, is niet voldaan aan de aangifteplicht en geldt omkering bewijslast. De belastingdienst heeft in principe zwijgplicht, maar dit kan worden opgeheven door de minister. Bij een zwaar vergrijp is de belastingdienst verplicht dit door te geven aan de Officier van Justitie. Er wordt eerst belasting geheven over de winst, vervolgens is er een wederrechtelijk voordeelontneming, de belasting wordt dan weer teruggegeven. Fiscaal bewijs in rechtszaken: nauwelijks voorschriften, al het bewijs is in beginsel bruikbaar. KB Lux, van onduidelijke herkomst mag worden gebruikt. Financiën gaat er vanuit dat er ook betaald mag worden voor inlichtingen (nu onlangs in het nieuws). Alleen bewijs dat verkregen is op dusdanige wijze dat geen redelijk denkende overheid dat kan verkrijgen: niet toelaten. Bij strafrechtprocedures: bewijs niet in de haak? Buiten beschouwing gelaten. Het kan zijn dat bewijs in de fiscale procedure wel leidt tot handhaving van de aanslag, maar dat het zelfde bewijs in strafrecht leidt tot vrijspraak.
Vereiste aangifte Als er geen uitnodiging voor aangifte is, kan er ook geen omkering voor bewijslast zijn. Als de aangifte onjuist is, dus zowel absoluut als relatief een grote afwijking, dan wordt aangenomen dat niet de vereiste aangifte is gedaan. Dus omkering (zie art 27 e AWR sub a). Schutte noemt twee voorbeelden: • Voorbeeld 1: aangifte IB, inkomen €50.000, €25.000 aangegeven, wel omkering • Voorbeeld 2: aangifte OB, jaaromzet €5mln, €200.000 te weinig aangegeven, geen omkering Niet doen van de vereiste aangifte leidt tot omkering bewijslast en een boete, in ieder geval 50%, kan ook tot 100%. Bijzondere gevallen Bij een (absolute) schijnhandeling ligt in eerste instantie bewijslast bij de belastingdienst, als dit slaagt, dan wordt er geen rekening gehouden met deze handeling. Bij een relatieve schijnhandeling: er wordt iets anders beoogd. BD bewijst dit: fiscale gevolgen naar de werkelijke situatie. Fiscale kwalificatie van de feiten, dit het lijkt op een schijnhandeling, maar is het niet. Belastingplichtige wil graag de civielrechtelijke uitleg, maar de inspecteur liever een fiscale. Bijvoorbeeld bij uitdeling, fiscaal is dat een ruimer begrip dan in het civiele. Deze laatste kwesite speelt als er fiscaal een eigen begrip is, naast het civiele begrip. Fraus Legis De fraus legis gaat de stap van schijnhandeling voorbij. Materieel resultaat bereiken zou tot heffing leiden, door een constructie probeer je de heffing te ontlopen. Je kunt soms een constructie kiezen niet alleen om fiscale gevolgen, maar ook om andere gevolgen, dan geen Fraus Legis. Fraus Legis is misbruik van het recht, ontduiking van belasting, met handeling die een reële betekenis mist. Uiteindelijk resultaat is wel gelijk aan belaste rechtshandeling. Gevolg Er wordt wel belasting geheven. De wel belaste situatie komt in de plaats van de niet belaste: er wordt door de constructie heengekeken. De werking van de belastingwet wordt zodoende opgerekt; er wordt gekeken naar de teleologisch opvatting. Wat bedoelde de wetgever, en is dat in casu ook aan de hand?. Bij grammaticale uitleg van de wet is Fraus Legis niet mogelijk, want dan wordt slechts naar de letter van de wet gekeken. Artikel 31 AWR wordt nu niet meer gebruikt, daarvoor nu Fraus Legis. De rechter kijkt steeds meer naar het teleologische aspect en durft meer van de letterlijke wettekst af te wijken. Grenzen van de rechtsstrijd Rechter mag het recht invullen binnen de grenzen die partijen aandragen, hij moet het geschil oplossen, niet de waarheid vinden. De partijen en hebben een geschil en binnen de grenzen van dat geschil moet de rechter recht spreken. Denk aan de volgende voorbeelden: • geen lagere WOZ-waarde dan bel.pl. zelf stelt • Niet ambtshalve toepassen van beleidsregels • Geen correctie EW-forfait als aftrekbare giften ter discussie staan
Week 12 AbvBB De algemene beginselen van behoorlijk bestuur hebben traditioneel vrij belangrijke plaats, maar waren nooit echt ergens vastgelegd. Nu deel in AWB vastgelegd, echter alleen de formele beginselen. Vanwege de rechter die zelf de aanslag vaststelt spelen deze AbvBb niet zo''n grote rol in belastingzaken. Formele vereisten zijn niet altijd te repareren, uiteindelijk gaat het om het juist vaststellen van de belastingschuld. Formele Beg.vBB De belangenafweging is niet van toepassing, er is sprake van dwingend recht binnen het belastingrecht: de belastingwet geldt voor iedereen en daar kan niet van worden afgeweken. Het verbod op détournement de pouvoir is een verbod voor bestuursorganen om bestuursbevoegdheden te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor ze gegeven zijn. Dit is binnen het belastingrecht niet aan de orde. Het evenredigheidsbeginsel is niet erg relevant in fiscale zaken Het zorgvuldigheidsbeginsel is aan de orde bij het vaststellen van de aanslag en in het contact met de belastingplichtige. Als de rechter dit constateert: niet behoorlijk gehandeld en vervolgens wordt er naar de inhoud gekeken van de beschikking. Afdeling 3.7 motiveringsbeginselen: als de inspecteur nauwelijks motiveert hoeft de belastingplichtige dit ook niet te doen. Motivering heeft een rol in het procesrecht. Materiële beg.v BB Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen gelijk behandelen. Discriminatie is iets anders. Lastig om toe te passen en belastingplichtige moet het bewijs leveren. BD kan gemakkelijker tegenbewijs leveren. Vertrouwensbeginsel gaat om individuele geval. Inhoud beschikking, als er iets beloofd is door de BD, moet deze zich er aan houden. Rechtsontwikkeling vertrouwensbeginsel Eerst had de belastingdienst volledige vrijheid, toezegging kon per geval anders uitpakken. Ook konden resoluties anders worden uitgelegd. Vanaf 1970 is de BD gehouden aan gepubliceerd beleid. Als er iets expliciet is toegezegd, dan is de BD hieraan gehouden binnen de grenzen van de wet. Vanaf 1978 is de belastingdienst ook gehouden aan toezeggingen contra legem, doorbraakarresten. Dit is echter niet het geval als de toezegging zodanig in strijd is met de wet dat de belastingplichtige daar geen vertrouwen aan mocht ontlenen. Afhankelijk van de persoon waarom het gaat, ondeskundig en duidelijke toezegging: wel bescherming vertrouwen. Als het een deskundige betreft, die weet dat de toezegging contra legem, dan is deze niet beschermd. (Kennis belastingadviseur wordt belastingplichtige toegerekend.) Waarop is het vertrouwensbeginsel van toepassing? Er zijn gradaties, bij een schriftelijk beleid, dan is de BD meest gebonden. Bij toezegging gebonden tenzij deze voor de belastingplichtige kenbaar in strijd met de wet is. Feitelijk handelen door de BD is vaak niet bindend: hier kun je namelijk vele conclusies aan verbinden. Verstrekken inlichtingen is bijna nooit bindend tenzij BD in concreet geval, vaak wordt er algemene informatie verstrekt(bv. Toelichting bij aangiftebiljet). Bij een compromis, sfeer van toezegging, bij vaststellingsovereenkomst, zijn beide partijen gebonden.
Schriftelijk vastgelegd beleid Tot 1990 gold hiervoor het vertrouwensbeginsel, daarna hoort het bij het recht. De rechter moet het recht toepassen, vertrouwensbeginsel niet nodig. Rechter moet de beleidsregels juist toepassen. Hybride vorm, want het schriftelijk vastgelegde beleid kan niet ten nadele van belastingplichtige, in die zin nog steeds opgewekt vertrouwen. Als het ten voordele van bel.pl is beroept hij zich daarop. Toezeggingen De toezeggingen behoren wel tot het vertrouwensbeginsel. Hieronder vallen onder meer de beloftes aan individuele bel.pl. Mededelingen van staatssecretaris als bestuurder vallen ook hieronder (hoe hij de wet zal toepassen). Toezeggingen in zijn rol als wetgever vallen hier niet onder! Inspecteur Bij een toezegging moet de belastingplichtige er vanuit gaan dat hij bevoegd is. Schijn van bevoegdheid van een inspecteur bij een toezegging wordt snel aangenomen. Vanaf 1995 wilde de staatssecretaris liever geen individueel beleid, maar als inspecteur toezeggingen doet is hij wel gebonden.
HC Formeel belastingrecht 1 week 13 Wat is een toezegging? Een toezegging is een uitlating over de wetstoepassing in een concreet geval, onder kennisname van alle relevante feiten = standpuntbepaling, een kenbare wilsuiting. Dit is wat anders dan inlichtingen verstrekken. Inlichtingen zijn meer informatie in algemene zin, deze worden vaak gegeven door een niet bevoegde ambtenaar. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de informatie die wordt verstrekt door de belastingtelefoon. Een toezegging is bindend, tenzij deze dermate in strijd is met de juiste wetstoepassing is, dat de belastingplichtige er niet op mag vertrouwen. Het kan wel degelijk voorkomen dat het vertrouwensbeginsel boven de wet gaat. Dit is echter afhankelijk per geval. Binding voor de toekomst, intrekking Toezeggingen binden tot het moment dat ze ingetrokken worden, bij onveranderde feiten. Een intrekking met terugwerkende kracht mag nooit. Er kan dus niet nagevorderd worden op basis van een ingetrokken toezegging d.m.v. een wijziging in het inzicht. Intrekking voor de toekomst als er sprake is van wijziging van - Wet o Denk hierbij bijvoorbeeld aan de wijziging van de IB in 2001. Toezeggingen veranderen/vergaan als de onderliggende wet hevig veranderd is. - Jurisprudentie o Veelomvattende en doorbrekende uitspraken van de Hoge Raad - Zwaarwegende wijziging in maatschappelijke opvattingen o Deze valt onder een erg zware toets, want erg vage voorwaarde. Bij een wijziging van standpunt door de belastingdienst gedurende het fiscale jaar mag je in ieder geval tot het einde van dat jaar de oude toezegging volgen. Feitelijk handelen Feitelijk handelen door de belastingdienst bindt maar zelden. Feitelijk handelen bindt slechts wanneer dat uitgelegd kan worden als een toezegging. Als de aanslag jarenlang conform de aangifte geschiedt, bindt dit de belastingdienst niet. Als jarenlang in de aangifte een aftrekpost is opgenomen en deze wordt overgenomen in de aangifte, is dit geen toezegging. Als deze aftrekpost achteraf onterecht blijkt, kan er nagevorderd worden door de belastingdienst. Echter, als de aanslag conform aangifte wordt opgesteld, na expliciet melden van een eigen standpunt, kan dit wel binden. Dit is echter geen “echte” toezegging. Deze “toezegging” kan ook weer worden ingetrokken. Inlichtingen Inlichtingen binden in beginsel niet. Hierop geldt echter een uitzondering: als de belastingplichtige op de inlichtingen mocht afgaan en tengevolge van handelen naar aanleiding van de inlichting schade lijdt, anders dan te betalen belasting. Voorbeeld: je mag er van uit gaan dat je niks hoeft te betalen. Met het vrijgekomen geld los je (een gedeelte) van je hypotheek af. Achteraf moet je echter toch betalen, je hebt het geld weer nodig. Het over sluiten van de hypotheek kan (gedeeltelijk) worden vergoed. Compromis/vaststellingsovereenkomst Een compromis is een (gedeeltelijke) erkenning van het standpunt van de ene partij door de ander. Deze akkoordverklaring is bindend voor de inspecteur, maar niet zonder meer voor de belastingplichtige.
Na een compromis kan deze ook overgaan tot een vaststellingsovereenkomst. Dit is een overeenkomst waarbij partijen over en weer vastleggen hetgeen rechtens tussen hen zal gelden. Deze overeenkomst geldt, ook al wijkt deze af van de juiste wetstoepassing (HR). De fiscus heeft een sterke voorkeur voor een dergelijke vaststellingsovereenkomst, omdat deze ook voor de belastingplichtige bindend is. Een toezegging is namelijk alleen bindend voor de inspecteur. Een compromis komt niet/nauwelijks meer voor. Bij het sluiten van een dergelijke overeenkomst gelden de normale civielrechtelijke regels. - Redelijkheid en billijkheid - Dwaling - Misbruik van het recht Vooral het misbruik van het recht speelt hierbij een rol: een inspecteur mag een belastingplichtige niet stevig onder druk zetten om een overeenkomst te sluiten. Gelijkheidsbeginsel Het gelijkheidsbeginsel lijkt afgeleid van vertrouwen. Als andere gunstig behandeld zijn, dan is dat (feitelijk) beleid, dan geldt dit beleid ook ten opzichte van iedereen. Eisen: - Er moet sprake zijn van vergelijkbare gevallen. Vaak moeilijk aangezien veel gevallen verschillend zijn. - Er moet sprake zijn van begunstigend beleid - De afwijking mag niet gegeven zijn ten gevolge van eisen van doelmatigheid. Er is echter wel degelijk een verschil met het vertrouwensbeginsel. Denk bijvoorbeeld aan de WOZ waarde van een wijk met alleen met rijtjeshuizen. Alle buren zijn getaxeerd op 150, jouw huis echter op 160. Er is echter geen toezegging tegenover jou gedaan, dus er is geen sprake van het vertrouwensbeginsel. Er is sprake van feitelijk handelen door de overheid. Landelijk/lokaal Er zit een verschil tussen landelijk en lokaal bij het gelijkheidsbeginsel. Landelijk geldt het gelijkheidsbeginsel bij een begunstigend besluit dat geldt voor bepaalde groepen belastingplichtigen. Als je vergelijkbaar geval bent, maar niet zodoende behandeld, dan kun je een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel. Lokaal geldt het gelijkheidsbeginsel bij feitelijk beleid, welke af te leiden is uit behandeling van vergelijkbare gevallen. Dit beleid werkt slechts binnen grenzen van regio/kantoor. Territoriale begrenzing Beleid door feitelijk handelen is slechts verbindend binnen het ambtsgebied van het desbetreffende kantoor. Dit is in de jurisprudentie erkend. Allen bij gebiedsoverschrijdende coördinatie of in situaties waarin deze coördinatie verwacht mag worden, geldt dat het feitelijke beleid ook buiten de territoriale begrenzing van in werking treedt. Geen beleid toch verbindend? Als er geen sprake is van beleid, kan een belastingplichtige hechten aan de meerderheidsregel. Indien er geen beleid is, dan kan de belastingplichtige beroepen op het gelijkheidsbeginsel als er een (begunstigde) fout is gemaakt in de meerderheid van de vergelijkbare gevallen. Dit is vaak het geval in WOZ gevallen (zie hiervoor). Zodra er wel beleid is, heb je in principe niet met de meerderheidsregel te maken. Echter, zonder meerderheid is het moeilijk om beleid aan te tonen.
Non- discriminatie Er is ook een gelijkheidsbeginsel op grond van verdragen, maar dit levert niet zo vaak iets op. Meestal gaat het om Europees recht, discriminatie op grond van woonplaats, nationaliteit op burgerlijke staat. Week 13 Fiscale bestuurlijke boetes De bestuurlijke boete bestaat uit een geldstraf bij een administratief verzuim of een vergrijp. Er is nog een laatste redmiddel: het fiscaal strafrecht (art.68-88c AWR). Dit komt echter weinig voor, omdat er al veel regels zijn met betrekking tot boetes. De vermenging van bevoegdheden speelt een grote rol. De inspecteur is enerzijds bevoegd tot het vaststellen van de aanslag en bevoegd om de bijkomende inlichtingen te vragen. Anderzijds heeft hij ook de strafrechtelijke opsporingsbevoegdheid. Regelgeving Vroeger stonden de fiscale boetes in de AWR. Nu zijn de formele regels verhuisd naar de AWB, het materiële boeterecht (beboetbare feiten) is te vinden in de AWR. Daarnaast is er het BBBB (besluit bestuurlijke boeten belastingdienst). Deze zijn niet gebaseerd op enige wettelijke bepaling en gelden voor de Awb en de AWR. Dit besluit is dwingend voor de belastingdienst, maar niet voor de belastingrecht. De rechter mag de hoogte van de boete verminderen. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn als je in beroep gaat; de straf/boete mag nooit hoger uitvallen. Materieel boeterecht Verzuimboetes verschillen van de vergrijpboetes als het gaat om opzet of grove schuld. Bij verzuim is dit niet vereist, en is er meer sprake van nalatigheid. Verzuimboetes worden opgelegd bij administratieve tekortkomingen en zijn er voor dat eenieder zich scherp aan de opgelegde verplichtingen houdt. Er wordt geen boete opgelegd bij afwezigheid van alle schuld (AVAS). De boetes voor verzuim worden verhoogd per 2010.
HC Formeel belastingrecht 1 week 14 Belastingplan 2010 Art 67a t/m 67c De verzuimboetes worden aangescherpt. De gefixeerde bedragen die er nu zijn, worden veranderd in percentages. Als je te laat betaalt bij een aanslagbelasting; daar zijn nog geen boetebepalingen voor. Dan krijg je te maken met invorderingsrente, maar je krijgt niet te maken met verdere sancties. Deze sanctie komt niet terecht in de AWR maar in de Invorderingswet. Betalingsverzuim aanslagbelastingen Er komt een nieuw hoofdstuk in de Invorderingswet (VIIA). De verzuimboete voor te late betaling wordt max. €4920. Boete bij weigering inzage wordt ook max. €4920. Feitelijke boetes zullen veel minder bedragen dan de maximale boetes (dit komt voort uit besluiten, niet uit de wet). Bezwaar en beroep bij de belastingrechter, die de boete kan verlagen. Bij afwezigheid van alle schuld krijg je geen boete. Bij enige lichte mate van verwijtbaarheid (feitelijke overtreding) kan een verzuimboete worden opgelegd. Van opzet hoeft geen sprake te zijn. 67d t/m 67f AWR vergrijpboetes Vergrijpboetes worden opgelegd bij opzet of grove schuld van de belastingplichtige. De bewijslast (aannemelijk maken) hiervoor ligt bij de BD. Dit kader wordt gevormd door de jurisprudentie en voor een gedeelte in de besluiten. Denk onder meer aan - Opzettelijk (dus niet bij grove schuld) geen of onjuist aangifte, wat tot gevolg heeft dat de primitieve aanslag te laag zou worden vastgesteld. De inspecteur komt er echter op tijd achter en doorziet de actie (art.67d) - te lage heffing ten gevolge van opzet/grove schuld bij navordering (art.67e). - te lage heffing ten gevolge van opzet/grove schuld bij naheffing (art.67f) Voor alle boetes geldt: maximaal 100% van de aanslag. Bij het huidige “zwartsparen” zelfs 300% sinds deze zomer. Schutte vindt het onzin dat de boetes hiervoor veel hoger zijn; het verzwijgen van inkomsten in box 1 of box 2 is net zo erg.
BBBB bij vergrijpboetes De hoogte van de boete is afhankelijk van de kwalificatie van het handelen van de belastingplichtige. B Bij grove schuld is dit 25% van naheffingsaanslag. Bij opzet is dit 50% van de naheffingsaanslag. Bij ernstige fraude en recidive is het 100% van de naheffingsaanslag: stelselmatig de belasting ontduiken. Er moet van alles bijkomen; denk aan valsheid in geschrifte en dergelijke. In box 3 (bij het zwartsparen) zijn al deze boetes 3 keer zo hoog. Dit alles is te vinden in paragraaf 25 t/m 28 en 7/8 van het BBBB. Opzet en grove schuld (zie par 25 BBBB) Definitie opzet: willens en wetens handelen wat leidt tot te lage heffing. Hieronder valt ook voorwaardelijke opzet: willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaarden dat er te weinig belasting wordt geheven. Men hoeft zich niet bewust te zijn en zeker te weten dat de aangifte niet klopt: men neemt de gok dat te weinig belasting hoeft te worden betaald.
Definitie grove schuld: in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid. Zeer strenge vorm van verwijtbaarheid. Als de inspecteur in het boete opleggingstraject voor tenlastelegging van opzet, dan kan hij niet ergens nadat de boete is opgelegd terug gaan naar de kwalificatie van grove schuld. HR: het is niet zo dat grove schuld deel uitmaakt van opzet. Opzet en grove schuld staan als begrippen naast elkaar. Net zo bij de keuze tussen vegrijp- en verzuimboete. Als de vergrijpboete wordt weersproken door de rechter kan de inspecteur daarna niet teruggaan en een verzuimboete opleggen. Toerekening van opzet/grove schuld Het is vaak zo dat de belastingplichtige zelf niet de aangifte doet, maar laat doen door een gemachtigde. Ook dan kan er iets fout gaan. Doorbrekend arrest van HR 1-12-2006: opzet/grove schuld van de adviseur kan niet aan de belastingplichtige worden toegerekend als deze de adviseur met de vereiste zorgvuldigheid heeft uitgekozen. Tot die tijd konden de boetes wel altijd worden toegerekend aan de belastingplichtige. Wettelijk was er niks geregeld omtrent de toerekening: dit werd allemaal gevormd door de jurisprudentie. Alleen als er een onverantwoorde keuze wordt gedaan voor een bepaalde adviseur en die maakt fouten, dan kan de boete wel aan jou worden toegerekend. Echter, het is niet verwijtbaar als jij een expert de aangifte laat doen en die maakt fouten. Als je opzettelijk een adviseur in de hand neemt die altijd de boel probeert op te lichten, dan kun je zelfs een boete voor opzet krijgen. Kortom: toerekening van de adviseur/gemachtigde naar de belastingplichtige is zeer beperkt geworden. Nieuw is nu artikel 5:1 lid 2 AWB. Deze schept de mogelijkheid van fiscale boete voor medepleger, dus niet medeplichtige Het is nu mogelijk om rechtstreeks aan de adviseur een boete op te leggen (4e tranche Awb). In beginsel kan de gemachtigde een even hoge boete krijgen als de belastingplichtige zou krijgen. Dit kan leiden tot onevenredige hoge boetes bij hoge bedragen: voor de bedragen voor de medepleger zijn er nog geen expliciete normen. Het nieuwe deel van de Awb en de daarbij horende wijzigingen in de AWR staan niet in de pocket. Deze mogen los uitgeprint meegenomen worden naar het tentamen. De boete is een straf Hiervoor gelden dan de normen voor strafvervolging uit art 6 EVRM. Volgens het EHRM: bestuurlijke boete is ook strafvervolging. Het gaat om de inhoud en niet om de vorm. Ook zijn volgens het HR lichte fiscale boetes strafvervolging
Normen EVRM Er moet een tenlastelegging zijn en deze moet ook tijdig zijn (=uiterlijk wanneer de sanctie wordt opgelegd). Het moet duidelijk zijn waarom de boete wordt opgelegd. Er moet een eerlijk proces komen (gelijkwaardigheid van partijen etc.). Dit betekent ook dat je niet aan je eigen veroordeling hoeft mee te werken. (art 47 AWR over informatieplicht buiten werking) Er moet een mogelijkheid zijn tot hoger beroep: je moet de boete kunnen laten testen door een hogere feitenrechter. Daardoor is (later) ook de mogelijkheid tot hoger beroep bij het Hof ingesteld. Je bent onschuldig tot je schuld bewezen is (prasesumptio innocentiae) Ne bis in idem: je mag geen straffen krijgen voor hetzelfde feit. Je mag dus geen bestuurlijke boete en rechterlijke straf voor hetzelfde vergrijp krijgen. Overlapt met una via: kies voor één vorm van vervolging: strafrecht of bestuursrecht.
Formeel boeterecht Normen EVRM ingevoerd bij het boeterecht. Tenlastelegging moet uiterlijk op het moment van het opleggen van de boete, anders is de boete vernietigbaar (zie hiervoor). Schuldbewijs moet door inspecteur, er is geen omkering van bewijslast in boetezaken. Informatieplicht in boetezaken Art 5:10a Awb. In verhoorsituaties met het oog op de boeteoplegging heeft de belastingplichtige een zwijgrecht voor wat betreft de boete. De belastingplichtige heeft echter wel een inlichtingplicht met betrekking tot de aanslag zelf. Als je niet voldoet aan deze inlichtingenplicht: omkering van bewijslast. Echter: de aanslag is de grondslag voor de boete, dit is dus eigenlijk een tegenstrijdige regeling. Over deze tweestrijd geeft het EHRM geen uitsluitsel. HR: de bewijslast voor wat betreft de boete mag niet worden omgekeerd. De inspecteur moet dus aannemelijk maken. Ook voor de grondslag van de boete mag de omkering van bewijslast niet. Dan moet de rechter dus twee bewijsregimes naast elkaar leggen: een voor de vaststelling van de aanslag (met omkering van bewijslast) en een voor de grondslag voor de boete (zonder omkering van bewijslast). Je kunt dan dus bijvoorbeeld een aanslag van 100.000 krijgen en een boete over een grondslag van 75.000. Zaken Funke/Saunders etc EHRM: je moet de stukken ter inzage te geven die onafhankelijk van je wil bestaan; stukken waarvan de BD weet dat ze bestaan en dat aannemelijk kan maken. Dit mag afgedwongen worden met omkering van bewijslast (Saunders) Je mag niet door sancties gedwongen worden stukken af te geven waarvan het bestaan onzeker is; BD kan dat niet aannemelijk maken (Funke). Let op: Volgens HR is omkering van bewijslast geen sanctie. 5:10a Awb Onduidelijk is ook dat je cautie moet krijgen; de waarschuwing dat je niet hoeft te antwoorden. Andere normen Una via/ ne bis in idem: slechts een pad kiezen. Je mag niet voor zowel bestuurstraject en strafrecht kiezen. Dus geen boete als strafvervolging is ingesteld en de zaak voor de rechter komt of er een schikking is met de officier van justitie. In normale situaties loopt het boetetraject gelijk met de aanslagregeling: deze zaken worden tegelijkertijd behandeld door de belastingdienst. BD is verplicht om situaties waarin sprake is van strafbare feiten vooroverleg met de Officier van Justitie (art.5:44 lid 2 en 3) In de praktijk gebeurt dit echter niet, aangezien er zo veel vergrijpzaken zijn. Alleen zaken die erg zwaar zijn (bepaalde normen uit Awb) worden voorgelegd en behandeld via het strafrecht. Tenlastelegging, heet nu rapport Volgens art 5:53 Awb moet er een rapport worden opgesteld bij boetes hoger dan 340€. Rapport uiterlijk bij opleggen van de boete, anders is deze vernietigbaar (5:48). Bij vergrijpboetes moet er steeds een rapport opgemaakt worden. Art. 5:49, 5:50 AWB: toezending en gelegenheid tot betwisting steeds verplicht bij boetes boven de 340€.
Overlijden belastingplichtige Als de belastingplichtige overlijdt voordat de boete is opgelegd, vervalt het hele boetegebeuren. Als de boete nog niet onherroepelijk vaststaat (bezwaartermijnen lopen nog), dan wordt deze alsnog vernietigd. Opgelegde boetes die nog niet betaald zijn worden ingetrokken. Dit vloeit voort uit het feit dat de boetes zeer persoonlijk zijn: kunnen alleen op de belastingplichtige drukken en niet op iemand anders. Vrijwillige verbetering (art. 67n AWR) Speelt nu erg bij de zwartsparen zaken. Verbetering moet voordat de belastingplichtige weet of moet vermoeden dat de BD de verzwijging op het spoor is of zal komen (vrijwillig). Het aanleveren van de juiste gegevens moet zodanig dat de inspecteur de juiste belastingschuld kan vaststellen (verbetering) Per 1 januari komt een inkrimping: max. 2 jaar na de aanslag, nu is dat onbeperkt. Je kunt echter nog wel inkeren voor de aanslagen voor 1 januari 2010. Je mag namelijk niet het strafregime verzwaren nadat het strafbare feit heeft plaatsgevonden. HR: het hebben van zwart geld kwalificeert als witwassen. Dus, zodra je als financieel adviseur daar achter komt moet je dat melden bij een apart meldpunt (niet de BD).