Grensmigratie in Kerkrade en Herzogenrath Verhuizen over een grensbarrière of binnen een historische eenheid (1990-heden)
Jetty Grotenhuis Master Duitslandstudies Universiteit van Amsterdam Begeleider: Prof. Dr. F.W. Boterman Augustus 2009
1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave ............................................................................................................................... 1 Voorwoord ...................................................................................................................................... 2 Inleiding.......................................................................................................................................... 3 Hoofdstuk 1 Grenzen: historiografie en theorie......................................................................... 9 1.1 Historiografie van grenzen ........................................................................................................ 9 1.2 Paradox van de grens: de grens als barrière en brug ............................................................... 14 1.3 Grensoverschrijdende samenwerking in grenssteden: de binationale stad ............................. 19 1.4 Conclusie................................................................................................................................. 20 Hoofdstuk 2 Ontwikkelingen Nederlands-Duitse grens en veranderend Duitslandbeeld ... 22 2.1 Ontwikkelingen van de Nederlands-Duitse grens in de negentiende en twintigste eeuw....... 22 2.2 Veranderend Duitslandbeeld ................................................................................................... 26 2.3 Vestigingsmigratie langs de Nederlands-Duitse grens tussen 1990 en heden ........................ 31 2.4 Conclusie................................................................................................................................. 38 Hoofdstuk 3 Geschiedenis Kerkrade en Herzogenrath ........................................................... 41 3.1 Mijnbouwverleden Limburgse Oostelijke Mijnstreek en regio Aken..................................... 41 3.2 Negentiende eeuw: De eenheid in Het Land van Rode en de splitsing in 1815 ..................... 45 3.3 Kerkrade en Herzogenrath als gedeelde steden in de twintigste eeuw ................................... 50 3.4 Samenwerking in de eenentwintigste eeuw: Eurode............................................................... 55 3.5 Conclusie................................................................................................................................. 58 Hoofdstuk 4 Grensoverschrijdende vestigingsmigratie Kerkrade en Herzogenrath ........... 60 4.1 Grensmigratie tussen Kerkrade en Herzogenrath tussen 1990 en heden: data en rapporten . 60 4.2 Krantenonderzoek naar de grensmigratie in Kerkrade en Herzogenrath ............................... 67 4.3 Interviews met grensgangers in Kerkrade en Herzogenrath ................................................... 78 4.4 Conclusie................................................................................................................................. 87 Conclusie ...................................................................................................................................... 91 Bijlagen: 1. Ligging grens tussen Kerkrade en Herzogenrath .............................................................. 98 2. Kaart omgeving: omliggende plaatsen .............................................................................. 99 3. Kaart van situatie in Het Land van Rode voor de grensdeling........................................ 100 4. Interviews: namen en vragenlijst..................................................................................... 101 Literatuurlijst............................................................................................................................... 103
2 Voorwoord Het was februari 1988, Carnaval. Ik was op vakantie met mijn familie in Zuid-Limburg. Op een dag gingen we naar Kerkrade. Ik herinner me niet veel meer van ons bezoek, maar één herinnering is me goed bijgebleven. We reden over de Nieuwstraat, toen nog een brede vierbaansweg met aan beide zijden huizen en tussen de middelste banen een muurtje. Op de muur na leek het verder op een gewone straat midden in de stad. “Kijk”, zeiden mijn ouders, “daar aan de andere kant van de muur ligt Duitsland!” Dat maakte veel indruk op me. Een muur tussen Nederland en Duitsland en dat midden in de bebouwde kom! Plots staken er vier clowns de weg over (het was immers Carnaval). Ze klommen over het muurtje, één grote stap en ze waren de grens over naar Duitsland. De grens gemarkeerd door de muur is me altijd bijgebleven. Nu jaren later staat die afscheiding op de grens er allang niet meer en is de muur slechts een herinnering. Zomer 2008. Ik zocht een interessant onderwerp om mijn afstudeerscriptie voor de Master Duitslandstudies over de schrijven. Zelf afkomstig uit de grensstreek (Achterhoek) had ik veel gehoord over de migratiestroom van Nederlanders die zich sinds 2001 in grote getale vestigden net over de grens met Duitsland. Ook bekend in het grensgebied bij Nijmegen had ik met eigen ogen de “Nederlandse koloniën” in Kranenburg als paddenstoelen uit de grond zien schieten als heuse ‘witte-schimmel’-wijken. Kennelijk vonden deze migranten het geen bezwaar om aan de andere kant van de grens te gaan wonen, in een ander land. Toen dacht ik terug aan Kerkrade, aan de bizarre situatie van een door een muur gedeelde plaats. Toentertijd was de grensbarrière al vrij eenvoudig te nemen door één grote stap over de muur. Nu zou dat toch slechts een kleine stap zijn geworden om daar naar de andere kant van de grens te gaan. Nu hoefde daar zelfs geen muur meer voor genomen te worden. Zo is het idee ontstaan om de grensmigratie tussen Kerkrade en Herzogenrath (het Duitse deel) te onderzoeken. Niet alleen de migratiestroom zoals die sinds begin eenentwintigste eeuw is ontstaan, maar ook de migratiestromen uit de jaren negentig tussen beide delen van de grens, bezien vanuit het bijzondere verleden van beide plaatsen. Kerkrade en Herzogenrath zijn lange tijd gedeeld geweest door een grens, zelfs door een muur, maar kenden ook een verleden van eenheid toen de grens nog niet bestond. Voor het totstandkomen van deze scriptie zou ik de volgende mensen in het bijzonder willen bedanken: Dhr. N. Rohrig, hoofdarchivaris in het Stadtarchiv te Herzogenrath, voor zijn hulp en vertrouwen bij het zoeken naar de krantenartikelen in het archief in Herzogenrath, dhr. H. Hoever van het Openbaar Lichaam Eurode, voor het interview en het mogelijk maken van het enquêteren van grensgangers op het Eurode Business Center, dhr W. Grouls, ambtenaar bij de gemeente Kerkrade, voor zijn hulp bij het verkrijgen van de statistische gegevens, mijn ouders voor al hun steun en hulp bij het onderzoek en het nakijkwerk, en natuurlijk mijn begeleider Prof. Dr. F.W. Boterman, voor zijn vertrouwen en ondersteuning. Jetty Grotenhuis (5764912) Juli 2009
3 Inleiding Aanleiding en probleemstelling In het Duitse plaatsje Kranenburg, net over de grens bij Nijmegen, is 20% van de bevolking Nederlands. In de nieuwbouwwijk van het dorp is dit percentage maar liefst 80%. De meeste Nederlanders zijn hier pas na 2001 komen wonen. Deze emigranten zijn voor het grootste deel (90%) nog volledig op Nederland gericht en werken daar nog of gaan er naar school. Gevoelsmatig voelt het voor hen niet alsof ze in Duitsland wonen.1 Ze vormen in feite een soort Nederlandse kolonie in Duitsland. Niet alleen in Kranenburg, maar ook in steden als Kleef, Emmerik en Gronau is het aantal Nederlanders sterk toegenomen. Zo is 10% van de Emmerikse bevolking Nederlands. Een groot deel van deze migranten is afkomstig uit de Nederlandse grensstreek.2 Jarenlang bleef het aantal Nederlanders in de Duitse grensstreek redelijk stabiel. Sinds 2001, toen de nieuwe regeling rond de hypotheekrenteaftrek werd ingevoerd en deze voortaan ook in het buitenland gold, heeft de ‘Duitslandtrek’ een enorme vlucht genomen. Nog steeds neemt het aantal Nederlanders in de Duitse grensstreek toe. De goedkopere grond- en huizenprijzen spelen een belangrijke rol. Daarnaast zijn de auto- en gemeentebelastingen in Duitsland lager en kent men er geen onroerende-zaakbelasting (ozb). Verder vinden Nederlanders dat de levensstandaard in Duitsland hoger ligt.3 Er zijn echter ook jaren geweest dat de migratiestroom tegengesteld verliep, dat veel Duitsers zich net over de grens met Nederland kwamen vestigen. Dit was met name in de jaren negentig het geval toen de prijzen voor woningen in Nederland een stuk lager lagen dan in Duitsland. Dit had te maken met de grote toestroom van Duitsers vanuit de DDR en het Oostblok die na de opening van het IJzeren Gordijn naar West-Duitsland trokken. Dit dreef de huizenprijzen in West-Duitsland enorm op. Duitsers uit de grensstreek besloten daardoor een huis net over de grens in Nederland te kopen en konden door de korte afstand hun oude leventje aan de Duitse kant van de grens behouden.4 De sterke toename van vestigingsmigratie over de grens past goed in het beeld dat de Europese Unie voor ogen had bij het sluiten van de Schengen-akkoorden in 1985 en het daarop voortbouwende Verdrag van Maastricht (1992) en Amsterdam (1997). Hierin werd bepaald dat de EU zou functioneren als een mobile society, waarbij grenzen voortaan niet meer zouden worden gezien als de marges van een nationale staat, maar waarin zij centraal zouden staan bij de ontwikkeling van een Europese identiteit.5 In 1993 trad het Verdrag van Maastricht in werking en werd door de 12 toenmalige EU-landen die dat verdrag hadden ondertekend (Nederland, Duitsland, België, Luxemburg, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Spanje, Portugal, Italië, Griekenland en Denemarken) vrij verkeer van personen, 1
Bas de Rue, “Ga toch terug naar je eigen land, rukker”, via: http://www.duitslandweb.nl/dossiers/grensdossier/heibel-met-hollanders/index.html 20-03-2007 2 Jonathan Witteman, “Verhuizen naar Duitsland is lang niet zo gek meer”, via: http://www.duitslandweb.nl/dossiers/grensdossier/inleiding/index.html 28-02-2008 3 Ibidem 4 Hans Hoever, Vortrag zur Jahrestagung der deutsch-niederländischen Gesellschaft. (Vaals 2007) 5 Donald McNeill, New Europe: Imagined Spaces. (Londen 2004), 147.
4 goederen en diensten toegestaan.6 In 1995 gingen de Europese binnengrenzen volledig open tussen 7 van de 10 Schengenlanden, waaronder Nederland en Duitsland, doordat de grenscontroles werden opgeheven.7 Hierdoor werd het dus ook eenvoudiger om over de grens te gaan wonen. Tussen Duitsland en Nederland nam de vestigingsmigratie over de grens niet direct toe vanaf 1985, zoals over de Nederlands-Belgische grens wel het geval was, maar pas enkele jaren later. Dit had te maken met het feit dat over de Nederlands-Duitse grens een taalbarrière moest worden genomen en dat tot begin jaren negentig het Duitslandbeeld van Nederlanders nog overwegend negatief was.8 Dit onderzoek zal zich richten op deze vestigingsmigratiestromen over en weer tussen de Nederlandse en de Duitse kant van de grens die hebben plaatsgevonden sinds 1990, toen de vestigingsmigratie over de Nederlands-Duitse grens toe begon te nemen. Hierbij is het interessant dit onderzoek uit te voeren in een plaats die gedeeld wordt door de NederlandsDuitse grens, omdat het door de geringe afstand nog gemakkelijker is het oude leven in het land van oorsprong aan te houden. Als het ergens niet meer zou hoeven uitmaken aan welke kant van de grens je woont, dan is het wel in zo’n door de grens gedeelde plaats. Er bestaan slechts enkele van zulke gedeelde plaatsen op de Nederlands-Duitse grens. In dit onderzoek is gekozen voor verreweg de grootste plaats: Kerkrade-Herzogenrath op de grens tussen ZuidLimburg en Kreis Aachen. Deze steden hebben elk circa 50.000 inwoners. Op grotere schaal is het fenomeen grensmigratie in een gedeelde grensplaats wellicht beter waar te nemen en is het meer wetenschappelijk verantwoord, omdat er onderzoek gedaan kan worden op een grotere populatie en er daardoor beter trends kunnen worden geconstateerd en conclusies kunnen worden getrokken. Daarnaast kent Kerkrade-Herzogenrath een gezamenlijk verleden waarin ze een eenheid vormden, maar later gedeeld werden door de grens. Met het vervagen van de Europese binnengrenzen is dat een interessant gegeven, omdat de vraag is of de twee delen nu weer samen kunnen smelten. Daarom is er gekozen voor Kerkrade-Herzogenrath. In bijlage 1 is te zien hoe de grens deze grensplaats in tweeën deelt. Er is de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar de grote migratiestroom Nederlanders die zich sinds 2001 net over de grens met Duitsland heeft gevestigd, met name in de Euregio’s bij Nijmegen en Enschede.9 Het is echter nog niet onderzocht in de grensplaatsen Kerkrade en Herzogenrath, terwijl daar de stap om in het andere land te gaan wonen toch nog kleiner zou moeten zijn vanwege de geringe afstand en gezamenlijk verleden. Ook vormt dit een belangrijke indicatie van hoe verstrengeld deze steden met elkaar zijn. Dit onderzoek vormt een goede aanvulling op het bestaande onderzoek. De interdisciplinaire benadering van deze scriptie, geografisch en historisch, maakt het onderzoek bovendien tot een vernieuwende kijk op het onderwerp. De migratiestromen worden bekeken vanuit het oogpunt van het bijzondere verleden van deze steden en de grens. 6
Europa-NU, Grenzen met Oost-Europa eind 2007 open. http://www.europanu.nl/9353000/1/j9vvh6nf08temv0/vhgani1k5aw9?ctx=vgaxlcr1jzkj&start_tab0=20 05-12-2006 7 Ministerie van Buitenlandse Zaken, “Het Akkoord van Schengen”. http://www.minbuza.nl/nl/europesesamenwerking/EU,akkoord-van-schengen 8 Ruben Gielis en Henk van Houtum, “Nederlandse migranten in Belgische en Duitse grensgebieden. Elastische migratie” , Geografie 15 (2006) 8, 24-25, 27. 9 Zie o.a.: P. Graef en J. Mulder, Wonen over de grens. Een onderzoek naar woonmigratie van Nederlanders naar Duitsland. (Enschede 2003) en R. Gielis, “Thuis tussen hier en daar. Nederlandse migranten in Duitsland” S&RO (2008) 3, 40-43.
5 Kerkrade ligt in de Oostelijke Mijnstreek in Zuid-Limburg en Herzogenrath ligt er tegenaan aan de Duitse kant van de grens in de Kreis Aachen (zie bijlage 2). Sinds 1972 maken ook de kernen Merkstein en Kohlscheid onderdeel uit van de gemeente Herzogenrath en in 1982 is Eygelshoven bij de gemeenten Kerkrade gevoegd. Hiermee hebben Kerkrade en Herzogenrath een vergelijkbare grootte gekregen.10 Tot 1815 vormden Kerkrade en Herzogenrath één geheel in het Land van Rode onder de naam ‘s-Hertogenrade. Daarna zijn ze gescheiden geraakt door de Nederlands-Pruisische, later Nederlands-Duitse grens. Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog was deze grens ook fysiek aanwezig door een hekwerk, dat in 1968 vervangen is door een grensmuurtje. Pas in 1993, na het in werking treden van het Schengen-akkoord, is deze muur gevallen en streven de besturen van beide steden naar steeds verder gaande samenwerking onder de naam Eurode. ‘Eu’ verwijst naar de gedachte van één Europese gemeente en ‘Rode’ naar het Land van Rode zoals dit tot 1815 bestond .11 Aan de Duitse zijde van de grens wordt Herzogenrath nog altijd ‘Roda’ genoemd en ook de Kerkraadse voetbalclub Roda JC verwijst in haar naam nog naar dit verleden. De veranderende betekenis van de grens en de grensregio speelt een grote rol bij de grensmigratie. Het is aannemelijk dat in een periode waarin de grenzen gesloten waren en de grensregio’s meer op de nationale staat gericht waren de grensmigratie moeizamer liep dan toen de grenzen opengingen en de nadruk meer op de regio kwam te liggen. Dan beschouwen de grensbewoners de andere kant van de grens wellicht minder als ‘buitenland’. In deze scriptie zal worden onderzocht of dit het geval is en wat het effect van het openen van de grenzen was op de grensmigratie. Zijn de grenzen nu wel geheel open of zijn er toch nog barrières?
Vraagstelling: In deze scriptie zullen regelmatig de termen ‘grensmigratie’ en ‘grensganger’ naar voren komen. Onder ‘grensmigratie’ wordt in dit onderzoek verstaan: de migratie van de ene naar de andere kant van de Nederlands-Duitse grens met als doel zich aan de andere kant van de grens te vestigen. Het gaat hier dus niet om migratie met betrekking tot arbeid of anderszins. Hetzelfde geldt voor het begrip ‘grensganger’. Hiermee wordt in deze scriptie bedoeld: een persoon die zich aan de andere kant van de grens heeft gevestigd. Daarnaast zullen ook begrippen als ‘grensoverschrijdende vestigingsmigratie’ of ‘grensmigranten’ voor dit fenomeen worden gebruikt.
10
Nicole Ehlers, The binational city Eurode. The social legitimacy of a border-crossing town. (Aachen 2007),13. M. Kockelkoren, “Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht”. http://www.kerkrade.nl/site/load.php?page=596&item=649
11
6 In deze scriptie zal de volgende vraag centraal staan: Welke ontwikkelingen hebben sinds 1990 plaatsgevonden in de vestigingsmigratie van Nederlanders naar de Duitse kant van de grens en Duitsers naar de Nederlandse kant van grens tussen de grensplaatsen Kerkrade en Herzogenrath en welke rol speelt de grens voor de bevolking hier in? Deelvragen zijn hierbij: Welke gebeurtenissen of motieven lagen ten grondslag aan de grensmigratiestromen? Laten de migratiestromen tussen Kerkrade en Herzogenrath een vergelijkbare trend zien met de ontwikkelingen langs andere delen van de Nederlands-Duitse grens of is het een andere ontwikkeling geweest? Welke betekenis heeft de grens nog in Kerkrade en Herzogenrath en hoe kijken de grensgangers daar tegenaan? Is verhuizen van Kerkrade naar Herzogenrath of andersom nog echt verhuizen naar het buitenland of is het als verhuizen binnen één plaats of streek zoals het van oudsher het geval was? Wat voor effect hebben de migratiestromen gehad op de steden en hun samenwerking? Dit onderzoek zal zich richten op de grootte en de richting van de migratiestromen en de redenen en motieven voor deze migratie. Daarbij zal gelet worden op bepaalde omslagpunten in de grensmigratie. Door de keuze van het jaartal 1990 als startpunt van het onderzoek kan worden onderzocht of het openen van de grenzen in 1993, de krapte op de Duitse huizenmarkt begin jaren negentig of de versoepeling van de hypotheekrenteaftrek in 2001 effect hebben gehad op de grootte en richting van de migratiestromen en of er nog andere factoren een rol speelden, zoals de invoering van de euro. Het is ook mogelijk dat deze gebeurtenissen niet merkbaar waren in de migratie, maar dat er een ander omslagpunt was of zelfs helemaal niet. Er zal tevens worden ingegaan op hoe deze stromen voor 1990 liepen en wat de ontwikkelingen aan de grens waren. Hier zal dit onderzoek antwoord op proberen te geven en de redenen hiervoor te achterhalen. Daarnaast zal onderzocht worden welke rol de grens heeft gespeeld en nog speelt in Kerkrade-Herzogenrath. Zien de bewoners hun stad nog als een eenheid of telt de geschiedenis van deling door de grens zwaarder?
Methodologie Dit onderzoek zal enerzijds bestaan uit een literatuurstudie over de veranderende betekenis van grenzen en grensregio’s, tevens toegespitst op de situatie in Kerkrade-Herzogenrath, anderzijds is gebruikt gemaakt van diverse bronnen. Het bronnenonderzoek voor deze scriptie zal uit drie onderdelen bestaan: krantenartikelen uit regionale Nederlandse en Duitse kranten, statistische data en interviews. Door middel van krantenartikelen wordt onderzocht hoe groot de migratiestromen waren. Het moet wel een opvallende trend zijn geweest als een krant er over gaat schrijven. Bovendien wordt daarin bestudeerd wat voor effect deze migratiestromen hadden op de nieuwe woonplaats van de migranten en hoe de plaatselijke bevolking over deze migranten
7 dacht. Zagen ze het als een bedreiging of maakte het ze niet uit? Deze krantenartikelen zijn afkomstig uit met name de regionale Nederlandse en Duitse kranten, omdat daarin het meest over deze streek wordt geschreven. In Kerkrade gaat het dan om de kranten “Dagblad De Limburger” en het “Limburgs Dagblad”, waarbij met name deze laatste krant hier het meest gelezen wordt (53% tegenover 9% Dagblad de Limburger).12 In Herzogenrath worden de “Aachener Zeitung” en “Aachener Nachrichten” beide veel gelezen. Wegens het beperkte tijdsbestek waarin dit onderzoek plaatsvond, was het niet mogelijk alle kranten tussen 1990 en nu door te nemen. Daarom is ervoor gekozen om enkele jaren er uit te lichten, namelijk 19921994 en 2003-2005. Begin jaren negentig was de woningnood hoog in het westen van Duitsland, wat verergerde na de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991. Daarom is gekozen voor de drie jaren die daarop volgden, omdat toen de woningkrapte op een hoogtepunt lag en de aanleiding om over de grens te verhuizen groter was. De jaren 2003-2005 zijn er uitgelicht, omdat dit volgt op de verandering van de regeling rond de hypotheekrenteaftrek in 2001, waardoor veel Nederlanders de stap hebben genomen over de grens te gaan wonen. In deze jaren zijn in andere Nederlandse grensregio’s hier rapporten over verschenen, omdat daar de trend inmiddels heel duidelijk aanwezig was. Daarom is het interessant ook deze jaren aan te houden voor Kerkrade-Herzogenrath. Ondanks de keuze voor deze jaren is er ook steekproefsgewijs naar de tussenliggende en opvolgende jaren gekeken. Dit heeft ook een praktische reden, omdat niet alle jaargangen volledig beschikbaar waren. De statistische data zijn belangrijk om precies te kunnen vaststellen hoeveel mensen van het Nederlandse naar het Duitse deel zijn verhuisd en andersom sinds 1990. Hoe groot waren deze migratiestromen in werkelijkheid? Was er wel sprake van een duidelijk trend of niet? Deze gegevens zijn helaas niet geheel volledig, omdat dit jarenlang niet goed is bijgehouden. In Kerkrade is dit alleen goed geregistreerd tussen 1990 en 1992 en sinds 1998, in Herzogenrath pas sinds 2006. Toch zal dit voldoende zijn om een beeld te krijgen van de ontwikkelingen in de grensmigratie sinds 1990. Er zijn tevens indirecte data waaruit een trend kan worden afgeleid, zoals respectievelijk het aantal Duitsers of Nederlanders in de gemeente of de toestroom van buitenlanders in het algemeen. Ten derde zullen interviews worden afgenomen bij migranten in beide steden. Hierbij zijn de volgende categorieën te onderscheiden: Duitsers die naar Nederland zijn verhuisd en daar graag wonen, Duitsers die naar Nederland zijn verhuisd, maar weer terug willen of moeten verhuizen naar Duitsland Nederlanders die naar Duitsland zijn verhuisd en daar graag wonen, Nederlanders die naar Duitsland zijn verhuisd, maar weer terug willen of moeten verhuizen naar Nederland. Er is voor deze categorieën gekozen, omdat in de algemene trend langs de Nederlands-Duitse grens de migratiestromen in de jaren negentig voornamelijk van Duitsland naar Nederland liepen en vanaf de eeuwwisseling van Nederland naar Duitsland. Daarom is het aannemelijk dat er de laatste acht jaar ook weer Duitsers terug zijn gegaan of willen gaan vanwege de goedkopere huizenprijzen in hun geboorteland. Maar misschien zijn er ook spijtoptanten bij. 12
Gemeente Kerkrade, Mediaonderzoek Kerkrade 2006. Onderzoek gebruik van media en gemeentelijke communicatiemiddelen. (Kerkrade 2007), 7-8.
8 Dit zou ook onder de Nederlanders die naar Duitsland zijn vertrokken het geval kunnen zijn. De migranten zullen vragen voorgelegd krijgen die informeren naar hun motieven om te verhuizen, hun integratie en hoe ze tegen de rol van de grens in hun stad aankijken (voor de vragenlijst: zie bijlage 4). Hierbij is het interessant of hun belevingen overeenkomen of juist afwijken van wat er in het algemeen over grenzen en deze migratietrends wordt geschreven. Bij de beslissing om aan de andere kant van de grens te gaan wonen spelen niet alleen zuiver rationele redenen een rol, zoals goedkopere huizen, maar ook het gevoel en beleving van de grens en het andere land. Er zijn in totaal tien interviews afgenomen in alle vier de categorieën migrantengroepen. Deze bronnen zullen inzicht geven in de motieven en kijk op de grens in Kerkrade en Herzogenrath. Met name de interviews zullen op dit gebied nieuwe informatie verschaffen, maar ook uit kranten kan blijken hoe de bevolking erover dacht. Bovendien zijn kranten een indicatie dat er daadwerkelijk sprake was van een trend, dus een bovengemiddeld aantal mensen dat in een bepaalde richting verhuist. Met de statistische data kan deze trend bevestigd dan wel ontkracht worden en beter het omslagpunt waargenomen worden.
Indeling scriptie In hoofdstuk 1 zal allereerst worden ingegaan op de historiografie van grenzen vanaf de negentiende eeuw en de theorieën die hierover zijn ontwikkeld. Met name de recente theorie van de paradox van de grens wordt in literatuur over grenzen veel aan gerefereerd en zal derhalve in dit onderzoek ook niet ontbreken. In hoofdstuk 2 zal gaan over de ontwikkelingen die in de negentiende en twintigste eeuw hebben plaatsgevonden langs de Nederlands-Duitse grens en de trend van de vestigingsmigratie sinds 1990. Ook zal in dit hoofdstuk worden ingegaan op het veranderende Duitslandbeeld van Nederlanders, omdat dit ook meespeelt bij de beslissing of je over de grens wilt gaan wonen. Hoofdstuk 3 gaat in op de geschiedenis van Kerkrade en Herzogenrath als eenheid, gedeelde stad en de huidige ontwikkelingen sinds het opengaan van de grens. Daarbij zal ook kort worden ingegaan op de geschiedenis van de streek waarin de steden zijn gelegen. Met name het mijnbouwverleden heeft een stempel gedrukt op het verleden van de streek en de steden. Hoofdstuk 4 gaat specifiek in op de grensmigratie tussen Kerkrade en Herzogenrath, waarbij deze ontwikkelingen zullen worden beschouwd aan de hand van de beschikbare statistische data en het krantenonderzoek. Hieruit valt af te leiden hoe groot de migratiestromen waren, of er sprake was van een trend en hoe hier door de lokale bevolking over gedacht werd. Daarnaast zullen de interviews met de grensgangers aan bod komen, waarbij wordt gekeken hoe zij hun verhuizing naar de andere kant van de grens hebben ervaren, waarom ze zijn gegaan en hoe ze tegen de grens aankijken. In hoofdstuk 5 zal worden teruggeblikt op het onderzoek waaruit vervolgens conclusies zullen worden getrokken.
9 Hoofdstuk 1 Grenzen: historiografie en theorie In deze scriptie naar de migratiestromen tussen Kerkrade en Herzogenrath staat de grens tussen beide steden centraal. In dit hoofdstuk zal eerst bestudeerd worden hoe diverse wetenschappers in het verleden, zowel uit de geografische als de historische wetenschap, over grenzen hebben geschreven, hoe er over grensregio’s werd gedacht en welke invloed dit had op de politiek wat betreft grenzen. Daarnaast zullen recentere theorieën over grenzen worden bekeken, zoals die zijn verschenen in wetenschappelijke tijdschriften en proefschriften, waarvan een aantal zich specifiek gericht hebben op Limburg of zelfs op Kerkrade en Herzogenrath. Hierbij gaat het vooral om de zogenaamde paradox van de grens die ook in Kerkrade en Herzogenrath waarneembaar is. Ook zal de bijzondere situatie van grenssteden worden belicht.
1.1 Historiografie van grenzen Omdat in dit afstudeeronderzoek de grens centraal staat en het onderzoek zich zowel op het terrein van de geografische als de historische wetenschap afspeelt, is het interessant te bekijken hoe geografen en historici in het verleden over grenzen geschreven hebben. De geografie begon zich in het begin van de negentiende eeuw te ontwikkelen tot een academische discipline. Deze ontwikkeling ging samen met het groeiende belang van de nationale staat en zijn grenzen in Europa. De geografie was belangrijk voor de grondlegging van de nationale staat en haar grenzen. Het werd gebruikt om het bestaan van de eenheid van de nationale staat en haar grenzen te bevestigen. Grenzen moesten natuurlijke grenzen zijn, waarmee niet alleen geologisch natuurlijke grenzen werden bedoeld, maar ook verdedigbare grenzen. Deze denkwijze zou uiteindelijk tot de geopolitiek leiden.13 De geopolitiek ontwikkelde zich tot een discipline van grenzen trekken, zoals dit met name gebeurde bij de strijd tussen de koloniale machten in Afrika en Azië. De meest omstreden aanhanger van de geopolitiek was Haushofer die de geopolitiek gebruikte om de expansiedrift van het Derde Rijk goed te praten. Geopolitiek werd hierdoor dus meer dan alleen wetenschap, het had een grote invloed op de politiek, met name bij het bepalen van de buitenlandse politiek en militair beleid. Haushofer maakte een onderscheid tussen echte Grenze, wat de grenzen waren zoals die na de Eerste Wereldoorlog waren bepaald en Kulturgrenze, welke buiten de echte Grenze lagen en leidde tot het imperialistische beleid van de nationaal-socialistische politiek.14 Niet alle geografen waren aanhangers van de geopolitiek. Zo bekritiseerde de Franse geograaf Demangeon de geopolitiek als wetenschappelijke methode en noemde hij het bovendien een machine de guerre. Ook andere Franse geografen verwierpen Haushofers ideeën, met name zijn opvatting over de Rijn als Duitse rivier. Volgens Haushofer had Frankrijk geen recht op een oever van de Rijn, omdat de rivier in Germaans gebied ontsprong. 13
Henk van Dijk, “State borders in geography and history”, in: Hans Knippenberg en Jan Markusse, Nationalising and denationalising European Border Regions, 1800-2000. (Dordrecht 1999) 24-25. 14 Ibidem, 25-26.
10 Demangeon stelde echter dat grenzen niet moesten worden gezien als strikte scheidslijnen, maar dat ze als transitiegebieden gezien moesten worden. Deze opvatting werd dominant in de Franse geografie en werd overgenomen en uitgebreid rond 1900 door de bekendste Franse geograaf Vidal de la Blache. De Franse en de Duitse opvattingen over geografie en geopolitiek verschilden dus nogal. Dit had te maken met de politieke controverse tussen beide landen, maar ook met een verschillende ontwikkeling in de geografische wetenschap.15 Onder de Duitse geografen speelde de romantiek in de achttiende en negentiende eeuw een belangrijke rol. Identificatie en zich kunnen inleven in het landschap werden als erg belangrijk gezien bij de vorming van een natie. Het landschap maakte hoe de bewoners van dat gebied waren. Zo spiegelde Adam von Haller de kenmerken van de Zwitsers aan de puurheid van het Alpen. Deze natievorming was in landen, zoals Duitsland, die pas in de negentiende eeuw een eenheidsstaat vormden extra belangrijk. Daardoor benadrukten Duitse geografen de rol van de grenzen als afbakening van de nationale staat, zoals bijvoorbeeld Ratzel die de staat zelfs met een lichaam en de grenzen met de huid vergeleek.16 Frankrijk was in de eerste helft van de negentiende eeuw ook alles behalve een homogene natiestaat. Regionale culturen speelden een belangrijke rol. Toch werd na de revolutie van 1789 het ook hier belangrijk gevonden dat de regionale verschillen ingepast moesten worden binnen een beeld van nationale eenheid. De historicus Michelet noemde Frankrijk een mozaïek: een eenheid in zijn variëteit. Ook vergeleek hij het land met een lichaam en de provincies met armen en benen: het één kon niet zonder het ander. Grenzen speelden in zijn theorie geen rol, noch in die van de meeste andere Franse geografen. Dit is een belangrijk verschil met de Duitse geografen die hier juist zeer veel mee bezig waren. De Franse geograaf Vidal de la Blache noemde grensregio’s transitiegebieden en was dus ook niet bezig met de grens als afbakening, zoals de Duitsers. Centraal in zijn werk stond de géographie humaine, de interactie tussen de inwoners en hun omgeving in hun historische en geografische context, waarbij veldwerk en goede observatie erg belangrijk waren.17 Dit gold ook voor de groep rond het tijdschrift de Annales d’histoire economique et sociale, die de sociale en economische geschiedenis bestudeerde, waarbij de interactie tussen de bevolking en de omgeving centraal stond. Later werd het tijdschrift van deze groep bekender onder de naam Annales Economies, Sociétés, Civilisations.18 Grenzen waren in de negentiende eeuw nog een volstrekt onbelangrijk thema in de historische wetenschap. Historici hielden zich meer bezig met de nationale staat en haar politieke geschiedenis. Daarbij ging de aandacht uit naar het politieke centrum en niet naar de periferie. Als het al over grenzen ging, dan alleen vanuit juridisch oogpunt, over welk gebied bij welke staat hoorde en bij welk verdrag dit bepaald was. Ook voor grensregio’s was geen belangstelling. In Frankrijk was wel wat aandacht voor de grensregio’s Elzas en Lotharingen, maar dit had vooral een juridisch en militair strategisch doel. Economische historici waren niet geïnteresseerd in regionale ontwikkelingen. Het negeren van grensregio’s had ook te maken met het ontbreken van belangrijke industrieën in de grensregio’s omdat in een oorlogssituatie deze dan in handen van de vijand konden komen. Door de ontwikkeling van 15
Van Dijk, “State borders in geography and history”, 27. Ibidem, 28. 17 Ibidem, 28-30. 18 Ibidem, 32. 16
11 sterke nationale staten werden grensoverschrijdende economische activiteiten steeds minder. Dit had deels militaire redenen, zoals tussen Duitsland en Frankrijk, maar ook vanwege de sterke focus op het centrum in plaats van de periferie. Economische historici waren vooral geïnteresseerd in de ontwikkeling van nationale economieën. Regio’s waren in de historische wetenschap van minder belang dan in de geografische.19 Na de Tweede Wereldoorlog kwam daar een grote verandering in. Dat had meerdere redenen. Ten eerste was, met name vanaf de jaren zeventig, de sociale geschiedenis in opkomst. Dit was het gevolg van een toenemende samenhang tussen de historische en de sociale wetenschappen. Onderwerpen waarmee eerst alleen de sociale wetenschappen zich bezighielden, kregen nu ook een belangrijke rol binnen de historische wetenschap, zoals bijvoorbeeld over bevolkingsmigratie. Het was nu mogelijk om regio’s te bestuderen en dus ook grensregio’s. Ten tweede nam ook binnen de economische geschiedenis de interesse in regionale economische ontwikkelingen toe. Door deze toenemende belangstelling voor regionale ontwikkelingen werd er tevens meer studie naar grensregio’s gedaan. Ten derde kwam men er achter dat als grensregio’s werden bestudeerd, de culturele en sociale geschiedenis niet altijd vanuit de nationale staat konden worden geïnterpreteerd, maar dat daarbij ook over de grenzen moest worden gekeken, zoals bijvoorbeeld in een studie naar Zuid-Tirol. In tegenstelling tot regiostudies van voor de Tweede Wereldoorlog waarbij annexationistische standpunten centraal stonden, zoals Haushofers studie over Zuid-Tirol uit 1928, lag na de oorlog de nadruk op culturele en sociale thema’s van de regio. Tot slot veranderde ook de kijk van de politieke geschiedenis op de regio’s. In plaats van alleen naar het politieke centrum te kijken, kwam er meer aandacht voor lokale ontwikkelingen en welke rol lokale omstandigheden speelden in bijvoorbeeld de ligging van de grens.20 Ook binnen de geografische wetenschap is er na de Tweede Wereldoorlog het één en ander veranderd. Geopolitiek was een besmet begrip geworden in Europa, al bleef het in de Verenigde Staten nog wel een belangrijke discipline. Verschil was wel dat nu niet alleen geografen zich hiermee bezighielden, maar ook politici en beleidsmakers. Ook was de regionale geografie sinds de jaren zeventig sterk in opkomst, met een sterke nadruk op de relatie tussen landschap en maatschappij, waardoor ook de interesse voor grensregio’s toenam. Zowel de geografische als de historische benadering van grenzen en grensregio’s is ten opzichte van de negentiende eeuw sterk veranderd. De nationale staat is niet meer de standaard, maar de regio’s en een vergelijking daartussen. Waar in het verleden de grens werd gezien als scheidslijn, wordt het nu meer als een transitiezone gezien.21 Binnen de geografie kwam er eind jaren zeventig en in de jaren tachtig meer belangstelling voor sociale theorieën. Door dit nieuwe culturele perspectief werd er meer de nadruk gelegd op het multidimensionale karakter van verschillende sociale, ruimtelijke en culturele
19
Van Dijk, “State borders in geography and history”, 30-32. Ibidem, 33-34. 21 Ibidem, 34-36. 20
12 grensregio’s en grenzen.22 De grens werd zowel een opening als een afsluiting genoemd: alle grenzen zijn tegelijkertijd barrières als plaatsen van communicatie en uitwisseling.23 Grensregio’s en grenzen zijn beruchte onderwerpen geweest in de politieke geografie in het verleden. Hierbij lag de nadruk op de uiteinden en niet op de kernen van deze regio’s. Geografen zijn van huis uit geïnteresseerd in de invloed van geografische factoren op de locatie van grenzen en andersom de invloed van grenzen op het landschap. Binnen de politieke geografie zijn grenzen empirische manifestaties van politieke processen, die geografen in kaart proberen te brengen.24 De rol van grensregio’s en grenzen zijn mee veranderd met de veranderde rol van de natiestaten. Grenzen zijn altijd contextueel en zijn gerelateerd aan de geografische en historische omgeving. Daar waar een grensregio een gebied van interactie is, is een grens een strakke scheidslijn, niet alleen tussen twee rechtssystemen, maar ook tussen twee machtsstructuren.25 Ratzel stelde dat grenzen tussen staten een uiting en teken zijn van de macht van de staat. Bij het bestuderen van grenzen moet zowel naar het verleden als het heden worden gekeken en beide moeten vanuit historisch oogpunt worden benaderd. Het is volgens hem belangrijker te kijken naar hoe ze zijn gevormd dan naar hoe ze nu zijn.26 Grenzen zijn sterk gepolitiseerd. Daarom staan grensthema’s centraal binnen het Europese integratieproject, zoals het verwijderen van grenzen voor de handel en personen. Ook wordt hierdoor de mobiliteit bevorderd. De Europese Commissie heeft een fondsenprogramma opgezet, Interreg, dat financiële steun biedt aan projecten die de interactie tussen lidstaten verbeteren waarbij bruggen worden gebouwd, zowel letterlijke bruggen, bijvoorbeeld over de Sont, als figuurlijk door het bevorderen van sociale integratie. Aan de andere kant houden politici zich ook bezig met de sterkte van de grenzen, door migratie van buiten Europa naar Europa toe te beperken.27 In 1985 werd in Schengen het eerste akkoord getekend over de migratie van mensen over de grenzen. Dit verdrag heeft een enorme invloed gehad op hoe Europa is gevormd. Europa is een mobile society geworden. Grenzen zijn niet langer de marges van een nationale staat, maar staan steeds meer centraal in de constructie van een Europese identiteit. In 1985 werden bij het Schengen-akkoord de structuur van de grenzen tussen de lidstaten sterk veranderd. Dit is later uitgebreid in het Verdrag van Maastricht in 1992. Schengen had twee belangrijke uitgangspunten: gemeenschappelijk Europees veiligheidsbeleid en de vaststelling dat personen, goederen en diensten supranationaal waren: deze gingen nationale verschillen te boven. Fysieke grenzen werden vervangen door functionele grenzen.28
22
Anssi Paasi, Territories, Boundaries and Conciousness. The changing geographies of the Finnish-Russian border. (Chicester 1996), 23-25. 23 G. Bennington, “Postal politics and the institution of the nation”, in H.K.Bhabha (ed.), Nation and Narration. (London 1990), 121. 24 Paasi, Territories, Boundaries and Conciousness, 25. 25 S.B. Jones, “Boundary concepts in setting time and space”, Annals of the Association of American Geographers 49, 253. 26 Paasi, Territories, Boundaries and Conciousness, 28, 31. 27 Donald McNeill, New Europe: Imagined Spaces, 146. 28 Ibidem, 147.
13 Het meest gangbare idee van een grens was de grens als hindernis, als fysiek fort. Schengen heeft aan deze harde grenzen binnen de EU een eind gemaakt en vervangen door een complexere grens, die deel uitmaakt van een heel netwerk, waarbij ook de migratiestromen duidelijk zijn veranderd.29 Bij het onderzoeken van grenzen moet ook rekening gehouden worden met hoe deze worden waargenomen door de bevolking. Grenzen geven een identiteit aan de symbolische ‘ander’ en aan ‘ons’. Verschillende sociale en etnische groepen kunnen heel anders tegen grenzen aankijken. Zo is er een groot verschil tussen hoe grensbewoners tegen de grens aankijken en hoe bewoners in andere delen van het land het zien.30 De geopolitieke grens is niet alleen een lijn, een fysieke locatie of een symbool, maar is onderdeel van een complex heterogeen geheel. Walters noemt grenzen biopolitical: de grens hangt sterk samen met hoe de bevolkingsgroepen zijn geordend. In de Europese geschiedenis heeft er altijd veel bevolkingsmigratie plaatsgevonden over grenzen heen. De Eerste Wereldoorlog en de Grote Depressie hebben hier een eind aan gemaakt. Toen werden paspoorten en visa ingevoerd. Dit is van groot belang geweest in het tot stand brengen van grenzen. De staat bemoeide zich nu met de motieven voor migratie en bepaalde wie gewenste of ongewenste migrant was. De ondoordringbaarheid of de doorlaatbaarheid van grenzen worden bepaald door de macht en welvaart van een staat of de macht, welvaart en vindingrijkheid van de onwelkome grensmigrant.31 Grensoverschrijdende regio’s en transregio’s zijn de laatste jaren een zeer substantieel onderwerp geworden in Europese studies. Dit is onder meer het gevolg van de invoering van één Europese markt. Samen met de EU-retoriek van integratie en economische samenwerking in plaats van concurrentie, vervullen grensoverschrijdende regio’s een pioniersrol.32 Hierin zijn drie dimensies aan te geven. De eerste zijn de vroege projecten na de Tweede Wereldoorlog, zoals in de Euregio Maas-Rijn rond de steden Aken, Maastricht en Luik. Door project-specifieke samenwerking op thema’s zoals de grensoverschrijdende pendel, is er een basis gelegd voor een formele institutionele organisatie. Ten tweede is er één Europese markt ingesteld en stelde de Europese Commissie het Interreg fondsenprogramma ter beschikking om de perifere grensregio’s te ondersteunen wat betreft economische planning en betere aansluiting op infrastructuur. Ook kwam er aandacht voor het oplossen van culturele, sociale en juridische problemen door de verschillende rechtssystemen in de verschillende landen. Grensregio’s, die eerst als de periferie werden gezien, worden de ‘core’-regio’s van het Europa van de toekomst. Ten derde zijn er, met het uitbreiden van de EU, steeds meer Euregio’s bijgekomen.33 Grensoverschrijdende initiatieven blijven echter vaak nog steken in een gebrek aan fondsen, tegenstrijdige politieke belangen, taalbarrières en het feit dat de nationale staat nog steeds het belangrijkste deel van het beleid bepaalt in deze grensregio’s.34
29
McNeill, New Europe: Imagined Spaces, 148. Ibidem, 149. 31 Ibidem, 149-151. 32 Ibidem, 153-154. 33 L. O’Dowd, “Transnational integration and cross-border regions in the European Union”, in: J. Anderson (ed.), Transnational Democracy: Political Spaces and Border Crossings. (London: 2002), 116-122. 34 McNeill, New Europe: Imagined Spaces, 153-155. 30
14 1.2 Paradox van de grens: de grens als barrière en brug Enerzijds vormen grenzen hindernissen voor grensoverschrijdende initiatieven en verkeer, anderzijds kunnen grenzen ook juist de interactie tussen de twee grensstreken bevorderen. Dit wordt de paradox van de grens genoemd. Dit begrip werd geïntroduceerd door Ad Knotter in zijn artikel “Paradoxen van de grens” uit 2001. Juist omdat de twee gebieden van elkaar gescheiden zijn door een grens, vindt er volgens hem veel grensoverschrijdende interactie plaats. Door een gescheiden historische ontwikkeling heeft zich aan beide zijden van de grens een aparte structuur gevormd. Deze vormt de basis voor het grensoverschrijdende interactieproces. De grens functioneert als een brug voor menselijk verkeer, juist omdat het een barrière is. Grensbewoners steken die brug over vanwege de verschillen die hen voordeel opleveren. De grens vormt een barrière waarachter gescheiden ontwikkelingen plaatsvinden en vormt daarmee tegelijkertijd een brug voor grensoverschrijdende interactie: de paradox van de grens. 35 Doordat er twee verschillende systemen en regelgeving aan beide kanten van de grens zijn, biedt het andere gebied voordelen die er in het eigen gebied niet zijn, zoals goedkopere producten of betere lonen. Dit kunnen dus ook goedkopere huizen zijn of een gunstigere leefomgeving. Hoe groter de verschillen aan weerzijden van de grens, hoe sterker de interactie. Hoe meer verschillen er bijvoorbeeld zijn in de economische omstandigheden zoals op de arbeidsmarkt, hoe meer grensoverschrijdende migratie er plaatsvindt in één bepaalde richting. Zo trokken veel Limburgse mijnwerkers na het sluiten van de mijnen in eigen land naar Duitsland waar juist een bouwhausse aan de gang was.36 Indien de grens opgeheven zou worden en het één gebied zou worden, verdwijnen ook de voordelen en zou de interactie tussen beide delen juist afnemen. Dan zullen culturele verschillen of verschillen in nationale identiteit een grotere rol gaan spelen. 37 Indien deze theorie klopt, zouden Kerkrade en Herzogenrath erbij gebaat zijn gescheiden te blijven en niet één kern te vormen, zoals het bestuur van de steden graag zou zien. Knotter stelt echter dat het een illusie is te denken dat de grens ooit volledig zal wegvallen, omdat de grens ook een symbolische betekenis heeft. Ondanks dat door het Schengen-akkoord vrij verkeer van mensen en goederen mogelijk is, zullen de historisch gegroeide grenzen een blijvende invloed hebben op de onderlinge verhoudingen. Antropoloog Wilson schreef in 1993 over het vervagen van de Europese binnengrenzen: “Frontiers go but boundaries remain.” Hiermee bedoelde hij dat de staatsgrenzen niet minder betekenis hebben gekregen in het dagelijks leven van de grensbewoners door de opening van de grenzen en het vrij verkeer van personen en goederen. De symbolische en culturele betekenis in het dagelijks leven blijven bestaan, ook als de economische grenzen verdwijnen. De opzet van de Euregio impliceert volgens Knotter een historische ‘oersituatie’ van gemeenschappelijkheid te herstellen die door het trekken van de grenzen verstoord is geraakt. Hij stelt dat juist door de grenzen de internationale interactie
35
A. Knotter, “Paradoxen van de grens. Ongelijke ontwikkelingen, grensoverschrijdende mobiliteit en de vergelijkende geschiedenis van de Euregio Maas-Rijn”. Studies over de sociaal-economische geschiedenis van Limburg (2001), 159-162, 174. 36 Ibidem, 163-164. 37 Ibidem, 174.
15 groter is en dat deze historisch gegroeide grenzen een blijvende invloed zullen hebben op de verhoudingen tussen de grensregio’s, ondanks het vrij verkeer van personen en goederen.38 De paradox van de grens zou voor de grensmigratie tussen Kerkrade en Herzogenrath kunnen betekenen dat juist door de deling van beide delen door de grens het aantrekkelijk is om in het andere deel te wonen en dat als de grens verder zou vervagen of zelfs zou komen te vervallen de migratie over en weer zal afnemen. Dit is een interessant uitgangspunt voor dit onderzoek. Heeft de vervaging van de Europese binnengrenzen geleid tot meer of minder migratie? Hier zal in hoofdstuk 2 verder op worden ingegaan. Hoe meer grensgebieden in de periferie van een nationale staat gelegen zijn, des te groter de kans op interactie en integratie met de regio’s aan de andere kant van de staatsgrens. In gesloten grensgebieden functioneert de grens als barrière en heeft het een centripetaal effect: de regio is afgekeerd van de grens en gericht op de natiestaat. In open grensgebieden is er sprake van een centrifugale oriëntatie: gericht op de aangrenzende grensregio’s en niet op de nationale staat. De grens vormt hier een contactlijn. Uit de mate van grensoverschrijdende interactie valt op te maken of een grensgebied open of gesloten is.39 Sophie Bouwens wijst in haar proefschrift “Over de streep” uit 2008 over arbeidsmigratie van Limburgers naar Duitsland op de meerdimensionaliteit van de grens. Soms fungeert deze als scheidslijn, dan weer als verbindingslijn. Ook zij verklaart dit als de paradox van de grens en deze uit zich op verschillende wijzen. Ten eerste trokken de grensarbeiders de grens over vanwege de verschillen op de arbeidsmarkt. Hiervoor moest wel een mentale drempel worden genomen. Limburgers besloten om in Duitsland te gaan werken vanwege de betere verdiensten in Duitsland en het gebrek aan werk in Nederland. De situatie op de arbeidsmarkt verschilde aan weerszijden van de grens en de grensarbeiders reageerden dus op deze paradox van de grens.40 Ten tweede ging de grens, doordat de grensarbeiders de grens passeerden, juist een grotere rol in hun dagelijks leven spelen. De grens was niet zozeer een scheidslijn meer voor de grensforensen, maar maakte wel een belangrijk onderdeel uit van hun leven doordat zij er dagelijks mee geconfronteerd werden. Dit had ondermeer met de fysieke aanwezigheid van de grens te maken door douanecontroles, die vaak als hinderlijk en tijdrovend ervaren werden. In het geval van Kerkrade stond er zelfs een betonnen muur op de grens, waardoor het oversteken van de grens echt als naar het buitenland gaan beleefd werd.41 Na het verdwijnen hiervan in 1993 waren de grensarbeiders zich minder bewust van de grens, al verdween het grensbesef niet geheel. Daarnaast werden de grensarbeiders ook geconfronteerd met de grens door de verschillende wettelijke positie in vergelijking met in Nederland, een taalbarrière en andere werkwijze. Zodra zij meer ingewerkt in Duitsland raakten, vervreemden ze juist weer
38
Knotter , “Paradoxen van de grens”, 170-174. H. Knippenberg en J. Markusse, “19th and 20th century borders and border regions in Europe: some reflections” in: H. Knippenberg en J. Markusse, Nationalising and denationalising European border regions: 1800-2000. (Dordrecht, 1999), 12-13. 40 Sophie Bouwens, Over de streep. Grensarbeid vanuit Zuid-Limburg naar Duitsland, 1958-2001. (Hilversum 2008), 112-113. 41 Ibidem, 120,122. 39
16 van de Nederlandse taal en werkwijzen zodat de grens meer een barrière naar Nederland toe werd.42 De derde paradox is dat de grensarbeiders de grens enerzijds ter discussie stelden vanwege de institutionele verschillen waar zij tegenop liepen, maar anderzijds de grens op sociaal-cultureel vlak bleven reproduceren. Zo karakteriseerden ze de Duitsers met bepaalde nationale stereotypen en profileerden zij zich in Duitsland als Nederlanders. Tegenover ‘Hollandse’ (uit andere delen van Nederland afkomstige) arbeiders benadrukten ze juist de overeenkomsten met de Duitsers.43 Deze ambivalente identiteit is kenmerkend voor grensbewoners. Afhankelijk van de context domineert één identiteit. De grens vormde een symbolische scheidslijn, terwijl de grensarbeiders Limburg tevens zagen als overgangszone naar Duitsland, vanwege het gezamenlijke regionale verleden en vergelijkbaar dialect. Daarmee was de grens niet alleen een scheiding maar tevens een schakel tussen de grensregio’s. Voor Limburgers die niet in Duitsland werkten, speelde de grens geen grote rol, zij zagen zichzelf niet zozeer als Nederlanders, maar namen meer een regionale identiteit aan, zij voelden zich meer Limburger. De grensarbeiders beschouwen zichzelf als echte Europeanen, maar zijn tegelijkertijd teleurgesteld in Europa, omdat op institutioneel gebied er nog veel obstakels zijn. 44 De betekenis van de grens is in de loop der jaren veranderd. In de jaren zestig en zeventig werd de grens nog als een barrière beschouwd en moest grenspendel worden voorkomen. In de jaren tachtig werd er in de politiek gestreefd naar gelijktrekking van de regels aan beide zijden van de grens, nu als middel om grenspendel juist te stimuleren. De grens werd als knellend ervaren en stond regionale ontwikkeling in de weg. Het nationale denkkader werd vervangen door een ‘onbegrensd’ Europees kader, waarbij Zuid-Limburg als onderdeel van de Euregio Maas-Rijn en als centrale Europese regio zouden worden beschouwd. Het doel was om de grens voortaan als een brug naar Duitsland te laten fungeren in plaats van als barrière.45 In 2007 presenteerde de provincie Limburg het rapport “De toekomst van Limburg ligt over de grens”. De kern van deze nota was dat Limburg, maar vooral Zuid-Limburg, veel nadelen ondervindt van de obstakels voor grensoverschrijdende mobiliteit, interactie en samenwerking. De ontwikkelingsmogelijkheden liggen volgens dit rapport in samenhang met de omliggende grensregio’s en met name de Euregio Maas-Rijn. Er zouden maatregelen genomen moeten worden om hierop meer in te kunnen spelen. De nota wijst daarbij op de historische grensoverstijgende banden en de grensoverschrijdende mentaliteit. Het gebied zou een kweekvijver voor Europese integratie kunnen worden. Dit wordt tot nu toe echter in de weg gestaan door grensgebonden hindernissen zoals de verschillen in wet- en regelgeving.46 Bouwens stelt echter dat gelijktrekking van de regelgeving het risico met zich meebrengt dat daarmee de prikkel om in Duitsland te gaan werken verdwijnt en de grenspendel juist af zal nemen. Ongelijkheden die door de grenzen bestaan, hoeven 42
Bouwens, Over de streep,, 144-145. Ibidem, 146-147, 153. 44 Ibidem, 136-138, 142, 153, 156. 45 Ibidem, 150-151. 46 Ibidem, 154-155. 43
17 arbeidsmigratie niet af te remmen, maar kunnen het juist bevorderen. In de beleidsvorming wordt er echter vanuit gegaan dat grenzen slechts belemmerend en beperkend werken. Dit kan tot een averechts effect leiden, doordat met de andere regelgeving ook de aantrekkelijkheid om over de grens te gaan werken verdwijnt.47 Toen de arbeidsmarkten vanaf de jaren tachtig een gelijke ontwikkeling doormaakten, verdween de prikkel om in Duitsland te gaan werken. Dit past in de paradox van de grens: juist doordat de grens duidelijk aanwezig is als scheidslijn tussen verschillende systemen van wet- en regelgeving, vormt het een verbindingslijn tussen beide landen. Zo zorgden de gescheiden arbeidsmarkten ervoor dat de gebieden door de grenspendel met elkaar verbonden werden.48 Bouwens stelt dat de grensoverschrijdende mentaliteit van Zuid-Limburg, waar in beleidsplannen wel eens van wordt uitgegaan, een mythe is. Bij het besluit om in Duitsland te gaan werken of om dit überhaupt te overwegen, moet eerst een drempel genomen worden. De meeste mensen die in Duitsland zijn gaan werken, hebben daar, zeker in de jaren zestig en zeventig echt over moeten nadenken en een drempel moeten overgaan. Wervingscampagnes van Duitse bedrijven hadden weinig effect, slechts enkelen zijn op deze manier ingelicht om over de grens te gaan werken. De Limburgers die besloten in Duitsland te gaan werken, deden dit meestal op advies van kennissen die ook al in Duitsland werkten.49 Deze drempel wordt ook wel threshold of indifference genoemd: mensen komen zelf niet gauw op het idee dat werken over de grens een mogelijkheid is.50 Het is goed mogelijk dat bij de beslissing tot verhuizing van Limburg naar Duitsland dezelfde aarzeling een rol heeft gespeeld. Het is interessant om te onderzoeken of dit zo was en waarom dan toch tot die beslissing is overgegaan. Aangezien deze scriptie niet alleen de migratie van Limburgers naar Duitsland onderzoekt, maar ook andersom, is het tevens de vraag of deze drempel er andersom ook lag: waarom besloten Duitsers naar Limburg te komen en hoe moeilijk of makkelijk was het voor hen de grens over te steken? De grens vormde een belemmering wat betreft de institutionele verschillen en op sociaal-cultureel gebied. De grens heeft een veranderlijke en tweeslachtige betekenis. Enerzijds bleek het gebrek aan grensoverschrijdende integratie een obstakel, anderzijds tevens een stimulans voor grensoverschrijdende migratie. De grens was tegelijk een kloof en een brug.51 De juridische en fiscale aspecten van de grens maken grenzen niet alleen barrières, maar stimuleren ook interactie tussen beide delen. De arme kant van de grens profiteert van de hogere lonen aan de rijkere kant en de rijke kant steekt de grens over voor goedkopere producten, zoals benzine. Beide kanten kunnen dus van elkaar profiteren. Daarom heeft Knotter ook de visie dat de grensregio’s teruggaan naar de oorspronkelijke eenheid voordat er grenzen doorheen werden getrokken, tegengesproken. 52
47
Bouwens, Over de streep, 157. Ibidem, 149. 49 Ibidem, 115-118, 155. 50 M. van de Velde en H. van Houtum, “De-politicizing labour market indifference and immobility in the European Union” in: O. Kramsch en B. Hooper (red.), Cross-border governance in the European Union. (Londen 2004) 41-55. 51 Bouwens, Over de streep, 150. 52 Nicole Ehlers, The binational city Eurode, 34. 48
18 De Europese Unie heeft als doel om belastingen voor consumenten te harmoniseren, maar daarmee zou het aantrekkelijke verschil kunnen afnemen en bedrijven kunnen ondermijnen die zich juist in de grensregio’s hebben gevestigd vanwege die verschillen. De verschillen die bij een grens horen en die mensen aantrekt, zullen dan uniform en gestandaardiseerd worden. Daardoor zal de economische interactie tussen de grensregio’s afnemen als de grens geen scheidslijn meer vormt tussen de verschillende fiscale en juridische systemen. Deze tweeslachtigheid hoort bij de paradox van de grens, de grens is een brug voor sociale contacten juist doordat het een barrière is.53 Kerkrade en Herzogenrath hebben allebei een structurele crisis meegemaakt als gevolg van de mijnsluitingen. Ze hebben de kenmerken van een grenseconomie: de economische banden zijn er vanwege de grens. Hierbij worden economische activiteiten gestimuleerd door de aanwezigheid van de grens. Dit komt ondermeer doordat er prijsverschillen zijn als gevolg van verschillende BTW-tarieven. Dit past binnen het verschijnsel van de paradox van de grens. De reden waarom mensen de grens oversteken om boodschappen te gaan doen verschilt vanwege de persoonlijke voorkeuren. Soms gaat men vanwege de prijs, soms vanwege het brede aanbod of de sfeer.54 In het verleden waren er ook sterkere functionele banden. Dit had met de mijnbouw te maken die een sterk internationaal karakter had, maar ook waren de steden altijd al op elkaar gericht voor economisch voordeel. De grens stimuleerde interactie en uitwisseling: de paradox van de grens. Het is de vraag of deze paradox de economische ontwikkeling van de steden verder zal doen groeien. De grens heeft namelijk ook de zakenmarkt gesplitst. Deze zal meer mogelijkheden hebben als de verschillende regelgeving op elkaar zou worden afgestemd.55 De problemen die mensen ervaren bij het oversteken van de grens zijn de verschillen in regelgeving. Dit kan echter alleen opgelost worden door de nationale overheden. Dit worden daarom externe obstakels genoemd. Meer dan de helft van de bevolking heeft hier wel mee te maken. Interne obstakels zijn culturele of taalverschillen. In Herzogenrath wordt de taal vooral als hindernis gezien, in Kerkrade juist meer de culturele verschillen.56 Enerzijds is Eurode, het bestuurlijke samenwerkingsverband tussen Kerkrade en Herzogenrath, een plek waar mensen kunnen profiteren van de verschillende regelgeving aan beide kanten van de grens, anderzijds streeft het naar het imago van een Europese stad, waarin de grens geen rol meer speelt. Alleen daar waar de grens hinderlijk is, wil Eurode deze opheffen, anders niet.57 Eurode maakt gebruik van het ‘verkopen’ van de grens als marketinginstrument, gebaseerd op de economische en culturele verschillen aan beide zijden van de grens. Ehlers stelt in haar proefschrift “The binational city Eurode” uit 2007 dat deze paradox risicovol is voor Eurode. Het zou zo kunnen zijn dat, als de verschillen in nationale belastingen verdwijnen, mensen ook minder naar de buurstad zullen gaan. Eurode zou zich volgens Ehlers meer moeten richten op de culturele diversiteit van Eurode dan op de financiële voordelen, die 53
Ehlers, The binational city Eurode, 34. Ibidem, 111-112, 126. 55 Ibidem, 126-127. 56 Ibidem, 170-171. 57 Ibidem, 127. 54
19 door nationale verschillen bestaan. Kerkrade verkoopt zichzelf als “Grensstad zonder grenzen”. De EU streeft niet naar het opheffen van culturele verschillen, maar beschouwen de culturele diversiteit juist als belangrijk onderdeel van de Europese identiteit.58
1.3 Grensoverschrijdende samenwerking in grenssteden: de binationale stad Grenssteden worden gezien als laboratoria voor verdere Europese integratie. Toch belemmert het gebrek aan regelgeving voor grensoverschrijdende samenwerking dat op institutioneel gebied de banden tussen grensregio’s kunnen worden versterkt. Ook levert de grensoverschrijdende samenwerking niet altijd genoeg voordeel op. Toch kan het gunstig zijn voor de economische ontwikkeling van zo’n gebied om uit de perifere locatie te komen en om geld te kunnen besparen door gezamenlijke projecten. Wel moet er sprake zijn van wederzijds vertrouwen.59 Als twee grensregio’s geen interactie hebben, wordt het een neutral neighbourhood genoemd. Dit komt echter zelden voor, omdat er zelfs bij gesloten grenzen vaak wel interactie is, al is het alleen maar door smokkelen. Als de verschillen op economisch en inkomensniveau te groot zijn, kan dit de integratie tussen grenssteden verstoren. Dit komt echter voornamelijk buiten de EU voor, bijvoorbeeld tussen Mexico en de Verenigde Staten. De samenwerking bestaat er daar uit door twin factories op te zetten van Amerikaanse bedrijven net over de grens in Mexico.60 Voor goede integratie tussen grenssteden moet de nadruk gelegd worden op de culturele banden tussen de twee kanten van de grens. Is er geen gezamenlijk verleden, dan kan de nadruk nog op het kosmopolitische karakter worden gelegd om grensoverschrijdende allianties op te richten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij Dover en Calais en bij Kopenhagen en Malmö.61 In een wereld waarin grenzen een belangrijke rol spelen, is een stad die over deze grenzen gaat een eerste stap naar de utopie van één wereldgemeenschap. Het succes van Eurode zal volgens Ehlers niet alleen de positie van de steden Kerkrade en Herzogenrath versterken, maar zal van de bevolking van Eurode echte Europese burgers maken, die de nationale grenzen niet meer als hindernis zien, maar als een persoonlijke verrijking.62 Eurode heeft meer betekenis voor hen die dicht bij de grens wonen, zoals in de Kerkraadse wijk Bleijerheide. Hoe dichter iemand bij de grens woont, hoe meer diegene geïnteresseerd is in wat zich in de buurstad afspeelt en wat voor effect dat heeft. Mensen die dichtbij de grens wonen, zijn sterker emotioneel betrokken. In Kerkrade-Herzogenrath liggen de wijken Bleijerheide, Holz, Strass, Kohlberg en Pannesheide het dichtst bij de grens (zie bijlage 1). Delen die verder weg liggen, zoals Kerkrade-West en Kohlscheid, zijn meer op Heerlen en Aken gericht dan op respectievelijk Herzogenrath of Kerkrade. Toch blijkt dat
58
Ehlers, The binational city Eurode, 212. Ibidem, 56. 60 Ibidem, 56-57. 61 Ibidem, 57. 62 Ibidem, 212. 59
20 voor de betrokkenheid bij de samenwerking tussen de twee gemeentes de afstand tot de grens niet veel uitmaakt.63
1.4 Conclusie Grenzen spelen al sinds de negentiende eeuw een belangrijke rol in de wetenschap. Door Duitse geografen werden de grenzen gebruikt in de geopolitiek bij het bepalen van de buitenlandse politiek en militair beleid. Hierbij was de grens een strikte scheidslijn. Onder de Franse geografen werd hier anders over gedacht. Zij zagen grenzen en grensregio’s als transitiegebieden. In de historische wetenschap waren grenzen in eerste instantie nog een onderbelicht thema. Dit veranderde na de Tweede Wereldoorlog, toen er niet langer alleen vanuit de nationale staat werd beredeneerd, maar er meer aandacht kwam voor de regio en daarmee ook voor de grensregio’s. Deze ontwikkeling vond ook binnen de geografische wetenschap plaats. Geopolitiek was een ‘besmet’ begrip geworden, de grens werd voortaan niet meer gezien als scheidslijn, maar als overgangszone. Daarnaast kwam er meer aandacht voor het sociale en culturele perspectief. Ook tegenwoordig spelen grenzen nog een grote rol binnen de politiek. De Europese Unie heeft veel aandacht voor grensregio’s en biedt financiële steun aan regio’s die de onderlinge interactie willen versterken. Door de Schengen-akkoorden en het Verdrag van Maastricht is de betekenis van grenzen erg veranderd. Grenzen zijn opener geworden en Europa daarmee een mobile society. Binnen de EU groeien grensregio’s uit tot de ‘core’regio’s en zijn niet langer de periferie. Toch blijken in de praktijk veel grensoverschrijdende initiatieven te worden gehinderd door onder meer het beleid en regelgeving van de nationale staat. Grenzen vormen hindernissen voor grensoverschrijdende initiatieven en verkeer, maar bevorderen tegelijkertijd tevens de interactie tussen de twee grensregio’s. Dit wordt de paradox van de grens genoemd. Juist doordat twee gebieden van elkaar gescheiden zijn door een grens, vindt er veel grensoverschrijdende interactie plaats. De grens vormt een brug tussen de grensregio’s, omdat het een barrière is. Achter deze barrière vinden namelijk andere ontwikkelingen plaats dan aan de eigen kant van de grens met soms gunstigere regelgeving of arbeids- of woningmarkt. Hoe groter de verschillen, hoe meer interactie er plaatsvindt. Zouden deze verschillen worden opgeheven door bijvoorbeeld regelgeving op elkaar af te stemmen of de grenzen te laten vervallen, dan zou de interactie tussen de grensregio’s afnemen. Toch is het niet aannemelijk dat grenzen ooit geheel zullen verdwijnen. Ondanks dat door de implementatie van de Schengen-akkoorden de grenzen zijn geopend voor vrij verkeer van goederen en personen, blijven grenzen voor de grensbewoners toch hun symbolische betekenis houden. Ook de grensarbeiders uit Zuid-Limburg werden met deze paradox van de grens geconfronteerd. De grens was meerdimensionaal, soms vormde het een scheidslijn, dan weer een verbindingslijn. Afhankelijk van de context domineerde één identiteit. Deze ambivalente identiteit is kenmerkend voor grensbewoners. Vanuit de politiek werd de betekenis die aan de 63
Ehlers, The binational city Eurode, 182-183.
21 grens gehecht werd, gebruikt voor beleidsdoeleinden door bijvoorbeeld het juist wel of niet stimuleren van grenspendel. Ook de laatste jaren wordt er vanuit de provincie aangestuurd op meer harmonisering van regelgeving om daarmee grensgebonden hindernissen te beslechten. Hiermee wil men de onderlinge integratie bevorderen, maar het kan ook juist de prikkel wegnemen om over de grens te gaan. Daarnaast wordt de grensoverschrijdende mentaliteit van de grensbewoners in beleidsplannen nog wel eens overdreven. De meesten moeten toch wel een drempel nemen om aan de andere kant van de grens te gaan wonen of werken: de threshold of indifference. Grensregio’s aan verschillende kanten van de grens kunnen van elkaar profiteren. De arme kant van de grens profiteert van de hoge lonen aan de rijkere kant en de rijkere kant profiteert van de goedkopere producten aan de armere kant. Ook Kerkrade en Herzogenrath hebben van elkaar kunnen profiteren, doordat ze gescheiden worden door een grens. Afhankelijk van de economische en politieke situatie en wetgeving liepen de stromen de ene of de andere kant uit. Ze vormen een echte grenseconomie. Toch levert de grens niet alleen prijsvoordelen op, de zakelijke markt wordt door de grens wel gehinderd. Vanuit de lokale politiek is deze ambivalente houding ook waarneembaar: enerzijds probeert men de grens in te zetten als marketinginstrument, waarbij de nadruk op de voordelen wordt gelegd, anderzijds probeert men de grens op te heffen daar waar deze als hinderlijk wordt ervaren. Grenssteden worden als laboratoria van Europese integratie gezien. Hierbij zou niet getracht moeten worden de culturele verschillen op te heffen, maar de culturele diversiteit onderdeel te laten zijn de Europese identiteit. Wel kan de nadruk worden gelegd op de historisch aanwezige culturele banden of anders op het kosmopolitische karakter van de regio. Een binationale stad, als Kerkrade en Herzogenrath, is een belangrijk voorbeeld voor de eenwording binnen Europa. De betekenis die aan grenzen wordt gehecht is sinds de negentiende eeuw steeds veranderd. Dit had te maken met verschil van inzichten en politieke ontwikkelingen. Door de aandacht voor regio’s na de Tweede Wereldoorlog is tevens de studie naar grenzen en grensregio’s in een stroomversnelling geraakt. Tegenwoordig is de visie dat de betekenis van een grens wisselt al naar gelang de situatie en of er voor- of nadelen aan vastzitten. Het volledig opheffen van grenzen is dan ook niet waarschijnlijk, omdat dan niet alleen de nadelen zullen verdwijnen, maar tevens de voordelen. Ook blijft de grens een drempel voor hen die over de grens willen werken of verhuizen, niet alleen qua regelgeving, maar ook psychologisch. Dit lijkt zelfs in Kerkrade en Herzogenrath het geval te zijn, ondanks hun gezamenlijke verleden en culturele banden. Dit zal in deze scriptie aan de hand van de grensoverschrijdende vestigingsmigratie nader worden onderzocht. De geschiedenis van scheiding en eenwording van deze steden zal in hoofdstuk 3 aan bod komen. Om dit in een breder kader te kunnen plaatsen, zal eerst in hoofdstuk 2 worden ingegaan op de ontwikkelingen langs de gehele Nederlands-Duitse grens, het veranderende beeld dat Nederlanders van Duitsland hebben gekregen en de recente migratietrends tussen Nederlandse en Duitse grensregio’s.
22 Hoofdstuk 2 Ontwikkelingen Nederlands-Duitse grens en veranderend Duitslandbeeld In het vorige hoofdstuk is beschreven hoe er sinds de negentiende eeuw over grenzen is gedacht en wat de huidige theorieën daarover zijn. Dit hoofdstuk zal zich meer richten op de ontwikkelingen aan de Nederlands-Duitse grens, de veranderingen in het Duitslandbeeld van de Nederlanders en recente ontwikkelingen in de vestigingsmigratie aan de Nederlands-Duitse grens. Wat is er allemaal veranderd aan de grens en heeft dit het beeld dat Nederlanders van Duitsland hebben veranderd? Deze veranderingen en het effect hiervan op de vestigingsmigratie zal in dit hoofdstuk worden toegelicht.
2.1 Ontwikkelingen van de Nederlands-Duitse grens in de negentiende en twintigste eeuw: De grens tussen Nederland en Duitsland was aan het eind van de achttiende eeuw nog niet zoals tegenwoordig. Vaak was de grens onduidelijk doordat er geen natuurlijke grenzen aanwezig waren en omdat er nog veel verschillende bestuursgebieden bestonden. Daar waar wel grensafspraken waren gemaakt tussen de bestuurders, was de grens voor de bewoners niet zichtbaar in het dagelijks leven. Na de Franse inval kwam er een eind aan deze bestuurlijke versnippering, maar de grenzen bleven onduidelijk. Ook het Verdrag van Wenen dat in 1815 werd getekend veranderde wat dat betreft in eerste instantie weinig voor de grensbewoners. Na de nederlaag van Napoleon in 1814 besloten de vijf grote mogendheden (Engeland, Oostenrijk, Rusland, Pruisen en Frankrijk) om in Europa een nieuw statenstelsel door te voeren, waarin het machtsevenwicht in Europa weer hersteld zou worden. Hierbij stond de vrees voor een nieuwe revolutie in Frankrijk voorop. Daarom werd het Franse territorium teruggebracht naar de grenzen van 1792. Ook was de vraag wat nu met Duitsland moest gebeuren. Nationalisten zagen kansen voor zelfbeschikking en een ongedeelde natie in plaats van de politieke versnippering zoals die daarvoor was. De andere Europese mogendheden vreesden echter een sterk Duitsland, waardoor uiteindelijk het besluit werd genomen om de Duitse Bond op te richten op 8 juni 1815 als een soort van compromis. Er kwam toen dus nog geen Duitse natiestaat.64 Die zou er pas in 1871 komen met de oprichting van het Duitse keizerrijk. Het Congres van Wenen luidde een periode van restauratie in. Koningen kregen weer de macht. Hierdoor werd ook de zoon van stadhouder Willem V, prins Willem, de latere koning Willem I, gesteund bij de vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Bij het Congres in Wenen werden ook de grenzen van het Koninkrijk Nederland vastgesteld. Tussen 1810 en 1813 was Nederland bij het Franse Keizerrijk gevoegd, maar het ging nu zelfstandig verder onder koning Willem I. In de Noordelijke Nederlanden vonden geen grensverschuivingen plaats, in het zuiden echter wel. Daar werd het grootste deel van de Oostenrijkse Nederlanden, waaronder Limburg, Vlaanderen en Luxemburg, en het prinsbisdom Luik bij het Koninkrijk Nederland gevoegd. Pruisen aasde ook op deze gebieden, maar in Wenen werd besloten deze aan Nederland toe te kennen. Met name Engeland had verklaard dat ze geen Pruisen aan de Maas wilden hebben en dat Pruisen minimaal een 64
Frits Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland 1800-heden. (Amsterdam 2005), 51-54.
23 kanonschot van de Maas verwijderd moest blijven. Zo werd hier de nieuwe oostgrens van de Nederlanden geconstrueerd.65 In augustus 1830 begon in Brussel de Belgische opstand als gevolg waarvan heel Limburg, dus ook het deel ten oosten van de Maas, bij België kwam te horen. De bevolking stond hierachter, net als de grootgrondbezitters die een herstel zagen van de Oostenrijkse Nederlanden, maar dan onder bewind van Brussel. Alleen de vestingstad Maastricht bleef Hollands. Pas in 1839 werd het oostelijk deel van Limburg weer bij het Koninkrijk Nederland gevoegd en werd het een Nederlandse provincie.66 Hierna vonden er decennialang geen grote nieuwe ontwikkelingen plaats langs de Nederlands-Duitse grens. Wel was er in het zuiden de dreiging van Pruisische annexatie rond 1866 door Bismarck. Dit gebeurde echter niet en ook de oprichting van het Duitse keizerrijk in 1871 veranderde niets aan de ligging en onzichtbaarheid van de grens. Dit veranderde echter snel toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Tijdens deze oorlog bleef Nederland neutraal en vonden er geen grensverschuivingen plaats. Wel vond er langs de grens veel smokkel plaats. In de twee door de grens gedeelde plaatsen Kerkrade-Herzogenrath en Dinxperlo-Suderwick, waar deze smokkel veelvuldig plaatsvond, werden hekken geplaatst door zowel Duitsland als Nederland. Dit was niet alleen tegen de smokkel, maar ook tegen vluchtende deserteurs uit het Duitse leger en om de Nederlandse neutraliteit te benadrukken. Deze hekwerken werden na de oorlog rond 1920 weer afgebroken. Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden deze hekken echter weer opgebouwd. Deze maakten onderdeel uit van de Westwall die Hitler had laten oprichten aan de westgrens van het Derde Rijk. Ook de Heckerlinien, een strook met betonblokken die aan de Nederlands-Duitse grens was geplaatst, maakte hier deel van uit. Na de oorlog in augustus 1945 stelde minister van Justitie Kolfschoten voor om alle in Nederland woonachtige Duitsers over de grens te zetten. Ondanks de grote publieke steun hiervoor, was er ook kritiek op dit plan. Deze kritiek kwam niet alleen uit het binnenland, maar ook van de drie geallieerde machten die zich niet konden vinden in de Nederlandse politiek ten opzichte van Duitsland, dat werd opgebouwd tot een ‘normaal’ Europees land. Hierop werd het beleid meer versoepeld en uiteindelijk in 1948 afgeschaft. Van de oorspronkelijk geplande 25.000 Duitsers waren er tot het moment van afschaffing van de uitwijzingswet, 3691 personen uitgewezen. De wens tot uitwijzing van alle Duitsers uit Nederland was opmerkelijk, omdat anderzijds er annexatiewensen waren om grote delen van Duitsland in te lijven, inclusief de Duitse bewoners.67 Deze annexaties werden gezien als vorm van schadevergoeding voor wat Duitsland Nederland had aangedaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Al in het laatste oorlogsjaar werden daar plannen voor gemaakt. Na de bevrijding werd door minister van Buitenlandse Zaken van Kleffens een landelijk ‘Nederlandsch Comité voor Gebiedsuitbreiding’ opgericht. Deze verkondigden door middel van felle propaganda hun verregaande annexatieplannen, die 65
Limburgs Museum, “Limburg provincie van het Verenigd Koninkrijk 1815-1830”. http://www.limburgsmuseum.nl/digitalevraagbaak/media/Documenten/limburg%20provincie%20van%20het%2 0vk.doc 66 Ibidem. 67 Friso Wielenga, Van vijand tot bondgenoot. Nederland en Duitsland na 1945. (Amsterdam 1999), 31-33.
24 zeer uiteenliepen. In september 1945 wilde van Kleffens Nederland vergroten met maar liefst een derde van het oppervlak (zo’n 10.000 km²), in de zomer van 1946 was hier echter nog maar de helft overgebleven (4980 km²). In het najaar van 1946 was deze eis gereduceerd tot een annexatie van 1750 km². Deze eis werd ook aan de Grote Vier voorgelegd en daar zou Nederland de jaren die volgden ook aan vasthouden. De meningen over deze annexatieplannen waren verdeeld. Het aantal voorstanders bleef ongeveer gelijk, terwijl het aantal tegenstanders steeds meer toenam. Voorstanders waren voornamelijk te vinden onder de katholieken, tegenstanders onder de sociaal-democraten en communisten. 68 Op de Zesmogendhedenconferentie in Londen in 1948 vonden besprekingen plaats over het precieze verloop van de Duitse westgrens. De Amerikanen en Britten stemden echter niet in met de Nederlandse voorstellen voor gebiedsuitbreiding. Volgens hen pasten de Nederlandse annexatieplannen niet in de nieuwe Duitslandpolitiek. De Nederlandse plannen werden gereduceerd tot minimale grenscorrecties van slechts 69 km² met ongeveer 10.000 Duitse inwoners. Deze gebiedsuitbreiding werd op 23 april 1949 een feit. Er waren maar weinigen tevreden met het resultaat. Enkele politici vreesden dat de gebiedsuitbreiding niets dan ellende zou brengen. Echter de regering kon nu niet terugkrabbelen na zich jarenlang hard te hebben gemaakt voor de gebiedsuitbreiding. Ook speelde mee dat er felle Duitse protesten waren tegen deze grenscorrecties, wat Nederland er toe deed besluiten deze dan juist wel te willen. Anders zou het kunnen overkomen als toegeven aan het Duitse nationalisme. Er waren echter ook politieke partijen die het resultaat te mager vonden, zoals de KVP en de ARP. De Senaat stelde echter dat in 1949 de grenswijzigingen niet meer pasten in de nieuwe Nederlands-Duitse betrekkingen en de West-Europese samenwerking. Toch vonden ook zij het schokkend dat Duitsland probeerde de grenscorrecties tegen te houden. De Duitsers lieten hiermee volgens hen zien dat ze niets geleerd hadden. Met name minister-president van Noordrijn-Westfalen Karl Arnold wekte veel irritatie op als één van de actiefste tegenstanders van het Nederlandse grenscorrectiebeleid.69 De redenen om toch akkoord te gaan met het grenscorrectiebesluit waren verkeerskundige en waterstaatkundige voordelen, grenscorrectiegebieden als wisselgeld voor latere onderhandelingen, verontwaardiging over de Duitse houding, het voorkomen van een kabinetscrisis, maar vooral prestigeoverwegingen. Nederland had zich sinds 1945 zeer veeleisend opgesteld en terugtrekken van de plannen had gezichtsverlies opgeleverd en minder kans van slagen in de andere eisen die gesteld waren.70 De grenscorrectiegebieden bleken toch goed dienst te kunnen doen als onderhandelingsmiddel. Toen in april 1957 dan toch gesprekken begonnen over een Generalbereinigung, bleef de Nederlandse overheid erbij dat de twee grote grenscorrectiegebieden bij Tüdderen en Elten alleen zouden worden teruggegeven als Nederland de vrije hand zou krijgen in de Eems en de Dollard. Delfzijl moest toegankelijk worden voor zeeschepen en daarvoor waren waterstaatkundige veranderingen noodzakelijk. Nederland hield vast aan de zogenaamde dalweggrens, de grens midden in de vaargeul.
68
Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 33-35. Ibidem, 35-38. 70 Ibidem, 38-39. 69
25 Duitsland vreesde echter voor de toegankelijkheid van de haven van Emden wanneer Nederland de vrije hand zou krijgen in de Dollard. Hier werd men het niet over eens.71 De onderhandelingen zouden een vervolg krijgen op ministerieel niveau. Na moeizame onderhandelingen, onder meer ook over de ligging van de grens bij Beek/Wyler, kon op 8 april 1960 het Algemeen Verdrag worden ondertekend. Dit verdrag bestond ondermeer uit het Grensverdrag waarin werd bepaald dat 94% van de grenscorrecties weer ongedaan zouden worden gemaakt, waaronder de twee grootste gebieden. Ook werd de loop van enkele kleine delen van de grens aangepast van beide kanten waardoor deze een logischer verloop zou krijgen. Ook werd de grenslanderijenkwestie opgelost, waarbij ongeveer de helft van de door Nederland in beslag genomen grond van Duitsers op Nederlands grondgebied zouden worden teruggegeven. Verder bestond het Algemeen Verdrag uit het EemsDollardverdrag, waarin een compromis werd gevonden, waar beide havensteden Delfzijl en Emden zich in konden vinden. Daarnaast bevatte het Algemeen Verdrag het Financiële Verdrag, waarin Nederland 280 miljoen aan herstelbetalingen kreeg, een overeenkomst over de Rijnvaart en een Oorlogsgravenovereenkomst.72 In 1962 ontstonden er echter problemen rond de Eemsmonding, waardoor Nederland verzocht om aanvullende onderhandelingen en aanpassing van het verdrag. Dit werd bereikt in de aanvullende overeenkomst van 1962. Al met al kon Nederland zich vinden in de uitkomst van de onderhandelingen. De grenscorrectiegebieden waren ingezet als wisselgeld voor een goede regeling voor het grensverloop van de Eems. De ratificatieakkoorden werden uitgewisseld op 1 juli 1963 en traden in werking op 1 augustus 1963. Toen kwamen Tüdderen en Elten, samen met de andere grenscorrectiegebieden weer terug bij Duitsland.73 De verhouding tussen Duitsland en Nederland verbeterde in de jaren die volgden, net als op Europees niveau. Op 14 juni 1985 werd door de Benelux-landen, Duitsland en Frankrijk het Akkoord van Schengen getekend dat voorzag in een geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen. De Europese Akte, die in 1986 werd goedgekeurd, omschreef in een nieuw artikel 8A dat vrij verkeer van personen als één van de vier voornaamste elementen van de interne markt gezien moest worden. 74 Op 19 juni 1990 werden in de Overeenkomst van Schengen gemeenschappelijke regels vastgesteld over ondermeer controle aan buitengrenzen en visa. Ook werden regels opgesteld over samenwerking van politie en douane zodat vrij verkeer van personen mogelijk werd tussen de landen die de overeenkomst hadden getekend. Hiermee werd besloten tot uitvoering van het Akkoord van Schengen uit 1985. Later traden ook andere landen toe als Italië (1990), Spanje en Portugal (1991), Griekenland (1992), Oostenrijk (1995) en Denemarken, Finland en Zweden (1996). 75 De Europese akte schoot wat te kort op het gebied van de aanpak van internationale criminaliteit, wat werd aangepast bij het Verdrag van Maastricht in 1992 wat leidde tot een
71
Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 236-237. Ibidem, 237, 244-247. 73 Ibidem, 247-253. 74 SCADPLus, Het verdrag van Amsterdam: vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/a11000.htm 75 Ibidem. 72
26 volwaardiger beleid.76 Ook werd bij dit verdrag een Europees burgerschap ingevoerd: iedereen die de nationaliteit van een lidstaat had, werd nu ook automatisch burger van de EU. Eén van de nieuwe rechten van dit burgerschap was het recht van vrij verkeer en vrij verblijf in de Europese Gemeenschap.77 In 1993 trad het Verdrag van Maastricht in werking waardoor de grenzen opengingen en grenscontrole verviel. Hierdoor werd vrij verkeer van personen en goederen binnen de Schengen-landen mogelijk. Het was een belangrijk verdrag voor de Europese integratie. Onder meer door de toenemende behoefte aan nauwere samenwerking tussen bepaalde lidstaten werd op 2 oktober 1997 het Verdrag van Amsterdam getekend dat op 1 mei 1999 in werking trad. Hierin werden ook afspraken gemaakt over de controle van de buitengrenzen en over visa, asiel en immigratie. Veiligheid was hierbij een belangrijk aspect. 78 Naast de grote Europese akkoorden werden er ook bilaterale verdragen gesloten, waaronder het Verdrag van Anholt tussen Nederland en Duitsland en de deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen. Dit verdrag werd gesloten op 23 mei 1991 en trad in werking op 1 januari 1993. Hierdoor kregen Nederlandse lokale overheden meer mogelijkheden om samen te werken met Duitse lokale overheden. Ze konden hiermee een gemeenschappelijk orgaan of een openbaar lichaam oprichten. Hieruit is op 28 september 1997 het Openbaar Lichaam Eurode opgezet in Kerkrade en Herzogenrath.79 Deze GROS (GRensOverschrijdende Samenwerking) vindt ook plaats in organisaties als Euregio’s. Euregio’s geven voorlichting en advies aan burgers, ondersteunen grensoverschrijdende projecten in het kader van het Interreg-programma van de EU en stimuleren samenwerking tussen grensregio’s. Kerkrade en Herzogenrath zijn gelegen in de Euregio Maas-Rijn, die niet alleen grensregio’s in Nederland en Duitsland omvat, maar ook in België. 80
2.2 Veranderend Duitslandbeeld In de vernieuwde samenwerking speelt het Duitslandbeeld dat in Nederland heerst een belangrijke rol. Dit beeld ging vaak gepaard met negatieve gevoelens. Anti-Duitse sentimenten hebben hun wortels al in de negentiende eeuw. Deze ontstonden ondermeer door het ‘annexatiesyndroom’: de angst dat Nederland politiek en economisch door zijn grotere en machtigere buurland zou worden overvleugeld vanwege diens streven naar een hegemoniale positie in Europa. Daarnaast was er vrees voor Überfremdung door Duitsland, waardoor Nederland de culturele verschillen extra wilde benadrukken. Met name de Nederlandse taal leende zich goed voor het uiten van nationale gevoelens en zorgde voor éénrichtingsverkeer.
76
SCADPLus, Het verdrag van Amsterdam. SCADPlus, Verdrag van Maastricht over de Europese Unie. http://europa.eu/scadplus/treaties/maastricht_nl.htm 78 SCADPLus, Het verdrag van Amsterdam 79 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, Internationale samenwerking van gemeenten en provincies. http://www.staatvanhetbestuur.nl/invloed_europese/internationale#blw_4Tractatenblad1991nr102 80 Ibidem. 77
27 Pas in de Tweede Wereldoorlog vielen deze gevoelens samen met de haat tegen de Duitse bezetter.81 Dit beeld heeft sinds 1945 heel wat veranderingen ondergaan. Vlak na de oorlog was het Duitslandbeeld van Nederland erg negatief. Dit had te maken met de traumatische ervaringen van de bezettingstijd, maar ook met het geringe schuldbesef dat Duitsland toonde aan Nederland in tegenstelling tot aan België en Frankrijk. Daarom vonden veel Nederlanders dat de Duitsers sinds de oorlog niets waren veranderd en was er veel wantrouwen en een negatief gevoel ten opzichte van Duitsers. In Duitsland werd dit niet begrepen en vond men de Nederlandse houding overdreven. Van schuldbewuste bescheidenheid, zoals Nederland dat graag had gezien, was geen sprake.82 Het negatieve denken over Duitsland nam in de jaren vijftig af van 53% in 1947 tot 17% in 1953. Dit kwam door de Koude Oorlog, waarin de vrees voor de Sovjet-Unie groter was dan voor Duitsland, en de sterker wordende economische banden, waardoor Duitsland al snel weer de belangrijkste handelspartner werd.83 Hoe er over Duitsland werd gedacht verschilde ook sterk per regio. In Rotterdam was er, ondanks de ervaringen van het bombardement in mei 1940, al snel weer een positieve houding ten opzichte van de Duitsers, omdat deze belangrijk waren voor de handel. Ook in de grensstreken, waar van oudsher veel culturele, landschappelijke en linguïstische overeenkomsten waren, vond er al snel een ontspanning plaats. In Amsterdam echter, waar veel Joden waren weggevoerd, was het nog lange tijd onder de intellectuelen ‘bon ton’ om anti-Duits te zijn. Grofweg kan gesteld worden dat ten noorden van de grote rivieren en met name in Amsterdam er nog lang een afkeer tegen Duitsers bestond, terwijl dit in het katholieke zuiden niet het geval was. Dit verschil zou kunnen worden verklaard doordat het noorden de hongerwinter van 1944-1945 heeft moeten meemaken, terwijl het zuiden al in 1944 bevrijd was. Toch werd ook hier niet actief aangestuurd op hernieuwde contacten.84 Tot eind jaren vijftig was de Duits-Nederlandse politiek-psychologische relatie antiDuits en was er weinig vertrouwen in de Duitse democratie. Een grote meerderheid van de bevolking wilde daarom afstand houden.85 In de jaren zestig kwam er een groeiende belangstelling voor de bezettingsjaren, wat sterk beïnvloed werd door de televisieserie “De Bezetting” begin jaren zestig. Daarin werd Nederland als onschuldig en onwetend neergezet dat door Duitsland was aangerand, maar waarbij het kwade werd overwonnen dankzij de geestelijke kracht en onverzettelijkheid onder leiding van de vorstin. Dit “klein-maar-dapper” imago sloot goed aan bij het al veel oudere Nederlandse zelfbeeld, dat velen graag bevestigd zagen. Hierdoor kwamen de oude, negatieve, Duitslandbeelden weer boven. Ook de DDR, die rond 1959/1960 antisemitische incidenten in scène zette in de Bondsrepubliek om deze verdacht te maken van fascisme, wakkerde de anti-Duitse gevoelens in Nederland aan.86
81
Frits Boterman, Duitsland als Nederlands probleem: de Nederlands-Duitse betrekkingen tussen openheid en eigenheid. (Amsterdam 1999), 8, 12-13. 82 Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 287-290. 83 Ibidem, 293. 84 Ibidem, 297-298. 85 Ibidem, 303. 86 Ibidem, 306-308.
28 Duitsland wilde hierop in 1962 en 1963 een grootschalige pro-Duitse campagne in Nederland voeren en deed onderzoek naar het Duitslandbeeld onder de naam “HollandStudie”. Bij de vraag naar de sympathiekste volken stond Duitsland in de top 6 en stond gelijk aan de Belgen en de Fransen. Bij de onsympathiekste volken stonden ze echter ver bovenaan met 31% tegenover de 9% van de nummer 2 op de lijst, de Britten. De respondenten die het meest Duitslandvriendelijk waren, waren jonger dan 30 jaar, katholiek, uit lagere sociale milieus en woonachtig in Limburg, Noord-Brabant en Overijssel. De meest anti-Duitse respondenten kwamen uit toonaangevende kringen, waren protestant en woonachtig in de Randstad.87 Hierbij concludeerden de onderzoekers dat “Man zeigt durch seine Deutschlandfeindlichkeit, dass man ein guter, ein feiner, ein aufrechter Holländer ist”.88 Men weet deze vijandigheid aan het verschil in omvang tussen Nederland en Duitsland en de angst voor de ‘grotere, rijkere en machtigere buurman’. Volgens Wielenga had het ook te maken met het schuld-en-zonde-denken van Nederland: pas nadat Duitsland berouw zou hebben getoond, zou er sprake kunnen zijn van vergeving.89 Naast de negatieve gevoelens werden er ook veel positieve eigenschappen aan Duitsers toegeschreven, zoals vlijtig en vriendelijk. De grootschalige campagne zoals Duitsland die gepland had, ging echter grotendeels niet door, omdat kenners dachten dat zo’n campagne een averechts effect zou hebben. Nederland zou zich niet een ander Duitslandbeeld laten aanpraten. In 1965 werd opnieuw onderzoek gedaan naar de Duitslandvriendelijkheid en hieruit bleek dat 68% van de bevolking vriendelijk tegenover Duitsers stond (tegenover 54% in 1953).90 Toch bleek uit enkele incidenten vanaf 1965 dat de bezettingstijd een grote rol was gaan innemen in de Nederlandse identiteit. Voorbeelden zijn de ophef rond de verloving van prinses Beatrix met Claus von Amsberg en de aanstelling van een Duitse generaal als commandant van de AFCENT (Allied Forces Central Europe). Het waren echter vooral de linkse pers en politieke partijen die zeer negatief waren. West-Duitsland was een links probleem geworden. De meerderheid van de bevolking ervoer dit niet zo, al kreeg de antiDuitse stroming door de linkse politieke partijen toch een brede aanhang.91 Er was in Nederland na de oprichting van de nieuwe Bondsrepubliek Duitsland in 1949 angst voor een tweede ‘Weimar-republiek’: er heerste onzekerheid over de stabiliteit en de toekomst van de jonge Duitse democratie die, net als ‘Weimar’, kon uitmonden in politieke instabiliteit waarbij de Bondsrepubliek van het westerse spoor af zou kunnen raken. Dit veranderde toen SPD-er Willy Brandt, die in Nederland goed bekend stond, bondskanselier werd in 1969. Daarnaast werd in West-Duitsland een politiek van denazificering van de overheid gevoerd. Vanaf Brandts aanstelling werd de Bondsrepubliek als een normale democratie gezien. Daarbij speelde ook het bezoek van bondspresident Heinemann in 1969 een belangrijke rol, omdat deze voor het eerst de schuldbewuste houding had aangenomen die
87
Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 312-313. Ibidem, 313. 89 Ibidem, 313-314. 90 Ibidem, 315, 319. 91 Ibidem, 321, 329-331, 336-337. 88
29 Nederland wenste. Brandt en Heinemann werden als representanten van het ‘andere’ Duitsland gezien.92 Toch bleek uit NIPO-onderzoeken gehouden in 1971, 1986 en 1993 dat de Duitslandvriendelijkheid daalde van 86% in 1971, naar 82% in 1986 naar 63% in 1993. Het percentage dat Duitsers als onvriendelijk bestempelde, steeg zelfs van 12% in 1971 naar 29% in 1993. De Britten en de Fransen kwamen er echter ook niet goed vanaf. Deze werden net als de Duitsers als niet tolerant en arrogant gezien.93 De onderzoekers weten de uitslagen dan ook aan het verschil in grootte van de landen ten opzichte van Nederland. Toch bleek uit Clingendael-onderzoeken uit 1992/1993 dat met name onder jongeren het Duitslandbeeld sterk verslechterd bleek. Volgens Wielenga heeft dat te maken met de vraagstelling van de enquêtes, omdat de uitslagen soms nogal verschilden, en met het gebrek aan kennis over Duitsland onder de Nederlandse jongeren.94 De Bondsrepubliek bleef een gevoelig onderwerp bij ‘links’ Nederland. Tijdens de jaren zeventig berichtten de linkse media zeer negatief over Duitsland en zagen het ‘Duitslandmodel’ als een bedreiging. De aanhang hiervoor was echter niet groot. In de jaren tachtig sloeg het klimaat om en richtten de protesten zich vooral tegen de Verenigde Staten vanwege het besluit tot plaatsing van Amerikaanse atoomwapens in Europa. West-Duitsland werd nu weer als normale democratie gezien. Toch kwam het anti-Duitse beeld af en toe weer eens naar voren in de media, zoals bij de ‘Ik ben woedend’-actie in 1993 naar aanleiding van een extreem-rechtse aanslag op een Turks gezin in Solingen. Deze actie wekte in Duitsland irritatie op en bevestigde het anti-Duitse beeld van Nederland. Toch noemt Wielenga dit niet anti-Duits, maar eerder een soort zendingsdrang en een benadrukking van de eigen identiteit om zich tegen de gebeurtenissen in Duitsland af te zetten. Nederland heeft het contrast met Duitsland nodig om de eigen identiteit duidelijk te maken.95 Ook Boterman stelt dat de antiDuitse gevoelens Nederland de mogelijkheid gaven op een moreel hoger standpunt te komen en al het kwaad af te schuiven over de grens naar Duitsland. Dit kwam ondermeer tot uitdrukking in de herdenkingscultuur van na de oorlog.96 Tevens waren er begin jaren negentig onzekerheden over de toekomst van Duitsland, omdat de eenwording niet zo soepel verliep als aangekondigd en omdat er angst was dat een verenigd Duitsland te dominant zou worden. Bondskanselier Kohl kreeg echter veel steun toen hij tijdens een bezoek aan Nederland in 1995 opnieuw de Duitse schuld beleed.97 Het Duitslandbeeld is sinds 1945 veel en vaak veranderd. Na de eerste gevoeligheid van vlak na de oorlog, werd het beeld snel positiever, omdat Nederland de Duitse buur nodig had om economische en veiligheidsredenen. In de jaren zestig nam de gevoeligheid echter toe. Met name in de jaren zeventig en tachtig kende het Nederlandse Duitslandbeeld een grillig patroon. Pas vanaf 1990 werd Duitsland meer als een normaal westers land gezien.98
92
Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 301, 340-341, 346, 350. Ibidem, 353. 94 Ibidem, 363-365, 391. 95 Ibidem, 372-380, 384. 96 Frits Boterman, Duitsland als Nederlands probleem, 8-9. 97 Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 385-390. 98 Ibidem, 393-396. 93
30 Terwijl Nederland vooropliep wat betreft de normalisering van Duitsland in Europa, liepen de bilaterale verhoudingen juist veel stroever dan met andere landen. Hieraan lagen verschillende oorzaken ten grondslag. Nederland had een schuldbewuste houding verwacht van Duitsland, maar in plaats daarvan legde Duitsland zelfbewust zijn verlangens op tafel. Daarnaast riep de snelheid waarmee Duitsland een volwaardig bondgenoot werd, spanningen op. Door de ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog was er namelijk twijfel of Duitsland wel een goede bondgenoot kon zijn. Ook was er twijfel of de democratie in Duitsland wel zou standhouden. Daarbij kwamen vanaf de jaren zestig, waarin de goed-fout-tegenstelling van de bezettingstijd werd benadrukt, meer anti-Duitse sentimenten naar boven, omdat daar toen meer ruimte voor was om dit uit te spreken. De bezettingstijd bleef nog lang doorklinken in de beeldvorming. Toch was Nederland ook gebaat bij een snelle normalisering van Duitsland vanwege bescherming tijdens de Koude Oorlog en omdat Duitsland de belangrijkste handelspartner was. Vooral vanaf 1969, met de aanstelling van Brandt, werd het beeld positiever. Op lager niveau was de normalisering echter al eerder begonnen, zoals in Limburg bij Kerkrade en Herzogenrath.99 Hoewel de verhoudingen tussen Kerkrade en Herzogenrath verslechterden tijdens de Tweede Wereldoorlog, waren de oorlogsjaren toch niet zo’n bepalende periode in het zuiden als in het westen van Nederland. Het zuiden was al voor de hongerwinter van 1944/1945 bevrijd. Ook werd de bezetting als minder traumatisch ervaren, omdat men in Limburg vaker buitenlandse overheersers had gekend. Daarnaast voelden de Limburgers zich achtergesteld door Nederland. Verder waren de Limburgers minder vaak het slachtoffer van dwangarbeid, omdat ze onmisbaar waren in de mijnen.100 De benadering van de Duitsers door de Kerkradenaren was erg dubbel. Zo waren er na de Tweede Wereldoorlog protesten in Kerkrade tegen het Amerikaanse plan om alle Duitsers uit de Nieuwstraat en heel Kerkrade te verwijderen. Ook hielpen Kerkradenaren hun buren in Herzogenrath aan eten tijdens het voedseltekort in Duitsland na de Tweede Wereldoorlog.101 De Duitse invasie in 1940 wordt omschreven als de dag dat de Duitsers kwamen, niet de buren, maar buitenlanders. Hieruit blijkt dat de Tweede Wereldoorlog een conflict was dat de bevolking van Herzogenrath door de Kerkradenaren niet werd aangerekend.102 Aan de andere kant distantieerde Kerkrade zich meer van de Duitse cultuur sinds de Tweede Wereldoorlog. Het beeld van de Duitsers is in Kerkrade negatiever dan andersom het beeld van de Nederlanders in Herzogenrath.103 Ook zorgden de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog in Limburg voor een bepaalde afkeer tegen hun Duitse buren, die soms weer bovenkwam. Zo werd de komst van de vele Duitsers naar Kerkrade begin jaren negentig gezien als een teken dat Duitsland Nederland weer wilde annexeren. Met name oudere mensen waren daarom tegen een vergaande samenwerking tussen beide steden. Zo deed het idee van een gezamenlijke tweetalige basisschool ze terugdenken aan de toenmalige Duitse
99
Wielenga, Van vijand tot bondgenoot, 399-410. Ehlers, The binational city Eurode, 159. 101 Ibidem, 160. 102 Ibidem, 161. 103 Ibidem, 162. 100
31 Nazi-scholen (‘Deutsche Schule’).104 Deze vrees voor verduitsing kwam later minder op de voorgrond te staan toen de groei van het aantal Duitsers stagneerde en zelfs terugliep. Ondanks de culturele banden tussen de twee steden, heerst er toch een gevoel van Otherness (de ander) onder de bevolking, dat voortkomt uit de Duitse bezetting van Nederland. Ook het niet spreken van de andere taal leidt tot het gevoel van ‘anders zijn’. Het gevoel van Otherness leidde tot verwijdering tussen de bevolking van beide steden. Toch hebben ze op cultureel gebied veel gemeen met hun buren. Eurode probeert, door de nadruk te leggen op het gezamenlijke verleden, meer een gevoel van saamhorigheid te kweken. Het kasteel van Herzogenrath, de abdij Rolduc en de Nieuwstraat symboliseren het gezamenlijk verleden van het Land van Rode. Ook de mijnbouw en de katholieke kerk zijn onderdeel van een gezamenlijk verleden. Veel mensen identificeren zich nog hiermee. Door het mijnbouwverleden hebben de steden al wel eerder samengewerkt. Ook spreken de grensbewoners vaak de andere taal en kunnen als tussenpersoon fungeren tussen beide kanten van de grens.105 De herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog zijn tevens van grote betekenis geweest in het ontstaan van Eurode. Toch wordt aan deze periode nauwelijks aandacht besteed. Volgens Ehlers zou dit meer moeten gebeuren, omdat als je de zwartste periode uit het verleden niet gezamenlijk kunt herdenken, er altijd nog wel een gevoel van afkeer zal blijven bestaan.106 Het gevoel bij Europa te horen is sterk aanwezig en dan met name in Herzogenrath. Eurode zou kunnen worden gepresenteerd als Europese stad. Voor de oudere generatie was de Duitse cultuur erg belangrijk, de jongeren voelen meer voor een Europese regio. De bevolking van Herzogenrath identificeert zich meer met Europa en de Euregio dan de inwoners van Kerkrade. Die voelen zich meer verbonden met de provincie Limburg.107 Daarnaast voelt bevolking van zowel Kerkrade als Herzogenrath zich meer verbonden met Eurode dan met de Euregio. Hieruit blijkt dat grensoverschrijdende integratie op lokaal niveau meer zichtbaar is dan op regionaal niveau. Hoe ouder de mensen, hoe meer ze zich verbonden voelen met Eurode. De band met Eurode is echter wel zwakker dan met Europa. Dat komt doordat Europa als minder bedreigend wordt ervaren. Er is namelijk angst bij veel mensen dat Eurode de gemeentes Kerkrade en Herzogenrath zou vervangen. Er zijn maar weinig mensen die positief aankijken tegen het samensmelten tot één stad.108
2.3 Vestigingsmigratie langs de Nederlands-Duitse grens tussen 1990 en heden Door het openen van de Europese binnengrenzen voor personen en goederen vanwege de Schengen-akkoorden en de daaropvolgende verdragen en door de positievere kijk op Duitsland en Europa, is de vestigingsmigratie tussen de grensregio’s langs de Nederlands104
Ehlers, The binational city Eurode, 160 Ibidem, 209-210. 106 Ibidem, 214. 107 Ibidem, 173, 214. 108 Ibidem, 201. 105
32 Duitse grens toegenomen. Liepen de migratiestromen in de jaren negentig nog vooral van Duitsland naar Nederland, het laatste decennium loopt deze stroom andersom van de Nederlandse grensregio’s naar de Duitse kant van de grens. Deze stroom is zo groot dat er van een trend kan worden gesproken. Van oorsprong was grensmigratie voornamelijk arbeidsmigratie: mensen die aan de ene kant van de grens geen werk konden vinden, zochten een baan in het buurland. Dit is vanaf de tweede helft van de jaren ’80 veranderd, toen er grotere migratiestromen op gang kwamen in de gebieden langs de Nederlands-Belgische en Nederlands-Duitse grens. Hierbij was de reden niet werk, maar goedkopere huisvesting. De migranten werden getrokken door gunstige fiscale regelingen en lagere huizen- en grondprijzen. Deze lagere woonlasten hebben samen met het openen van de binnengrenzen van de EU gezorgd voor een enorme toename van het aantal migranten in de grensstreken.109 Daar waar de migranten naar de Belgische grensstreken uit heel Nederland afkomstig waren, kwamen de migranten in de Duits-Nederlandse grensregio’s uit deze regio’s zelf. De migratie naar België begon reeds halverwege de jaren tachtig, terwijl de migratie over de Nederlands-Duitse grens pas een paar jaar later op gang kwam. Deze aarzeling om deze grens over te steken had te maken met de taaldrempel die moest worden genomen en het negatieve Duitslandbeeld van de Nederlanders. Rond 1990 was dit negatieve beeld afgezwakt en waren de relaties met Duitsland meer ontspannen, waardoor de drempel om naar Duitsland te verhuizen of andersom verlaagd werd.110 Eind jaren negentig kwam er een grote verhuisbeweging op gang van de Nederlandse naar de Duitse grensregio’s. Dit had te maken met de overspannen woningmarkt aan Nederlandse zijde waardoor de huizenprijzen enorm waren gestegen. Vlak over de grens in Duitsland kon een huis worden gekocht voor soms de helft van de Nederlandse prijs. 111 Doorslaggevende argumenten waren de goedkopere ruime kavels en huizenprijzen in Duitsland en de goede prijs/kwaliteitverhouding.112 Ook de verandering van de regeling rond de hypotheekrenteaftrek in 2001, die voortaan ook in het buitenland zou gelden, heeft de toestroom naar de Duitse grensregio’s nog meer versterkt. De top lag in 2002 toen 7000 Nederlanders de Duitse grens overstaken.113 Zo zag Bad Bentheim bij Enschede over de grens tussen 2000 en 2002 het aantal Nederlandse inwoners meer dan verdubbelen.114 In 2004 was dit aantal zelfs al meer dan verdrievoudigd. Ook Kranenburg bij Nijmegen kende een verdubbeling van het aantal Nederlanders. De groei van het aantal Nederlanders in de Duitse grensstreken was in 2001 en 2002 het sterkst, 11% en 16%, daarna nam de groei iets af, naar 9% in 2004.115 Toch stelt een rapport uit 2003 dat de Duitse grensstreek niet wordt overspoeld door Nederlanders, omdat de migratie zich richt op enkele specifieke regio’s en gemeentes, en dan ook nog op bepaalde woonkernen in het bijzonder.116 De meesten (64%) hadden al 109
Gielis en van Houtum, “Nederlandse migranten in Belgische en Duitse grensgebieden”, 24-25,27. Ibidem, 24-25, 27. 111 Ibidem, 24-25, 27. 112 Graef en Mulder, Wonen over de grens, 14-18, 29-34 113 Gielis en van Houtum, “Nederlandse migranten in Belgische en Duitse grensgebieden.”, 24-25, 27. 114 Graef en Mulder, Wonen over de grens, 5-10. 115 Gerben Huijgen en Inge Reijmer, Wonen in Duitsland. Een kwalitatieve verkenning van actuele ontwikkelingen. (Enschede 2005), 5. 116 Graef en Mulder, Wonen over de grens, 10. 110
33 plannen om te verhuizen en hadden eerst tevergeefs in Nederland gekeken, maar in Duitsland bleken hun woonwensen wel haalbaar te zijn. De verhuizers maakten een duidelijke voorwaartse stap in hun wooncarrière. De rust en het meer ruimte hebben om de woning lokten veel Nederlanders aan. Daarnaast droeg ook bepaalde gunstige Duitse regelgeving als de Eigenheimzulage (subsidie voor het bezitten van een eigen huis) en het hogere Kindergeld (kinderbijslag) bij aan het financiële voordeel.117 In 2004 heeft Duitsland door het grote ‘succes’ van deze regelingen hier aanpassingen aan gedaan. Zo was in 2004 de Eigenheimzulage gehalveerd. Ook waren door de grote toestroom van de Nederlanders naar de plaatsen net over de grens daar de grondprijzen soms meer dan verdubbeld en daarmee ook de prijzen van nieuwbouwwoningen, zoals bijvoorbeeld in Gronau. Toch lagen de kavelprijzen in verhouding tot Nederland nog steeds laag, waardoor het voor Nederlanders nog steeds financieel aantrekkelijk was om zich in Duitsland te vestigen. Ook vinden veel grensgangers de kwaliteit en levensstandaard in Duitsland nog altijd beter, bestaat het voordeel dat de ozb in Duitsland niet bestaat en dat de medische voorzieningen er op een hoger peil liggen dan in Nederland. Wel lijken volgens makelaars nieuwe migranten zich beter te laten informeren over een emigratie naar Duitsland. Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom hun aantal na 2004 niet meer zo explosief toeneemt als in 2001 en 2002.118 De Nederlandse migranten in de Belgische en Duitse grensregio’s worden ook wel “transmigranten” genoemd. Dit zijn mensen die wel naar een ander land emigreren, maar nog verschillende banden onderhouden met het land van herkomst. Ze keren regelmatig terug naar dat land van herkomst, identificeren zich daar nog sterk mee en leven daarmee als het ware aan het elastiek met hun moederland. Dit is de zogenaamde elastische migratie. Doordat de meeste Nederlandse transmigranten op korte afstand verhuizen, kent de Nederlandse korteafstandstransmigratie een extreme elasticiteit, waarbij migranten vaak zelfs dagelijks de grens oversteken.119 Aan de Duitse grens is dit ‘grenshoppen’ sterker dan aan de Belgische grens. Dit komt doordat de Nederlandse migranten in de Duitse grensregio’s vaak afkomstig zijn uit de Nederlandse grensregio’s in het oosten en daar nog hun kinderen naar school doen, werken, familie en vrienden bezoeken, hun hobby’s hebben en er hun boodschappen doen. Een ander kenmerk van deze Nederlandse vestigingsmigratie is het bij elkaar gaan wonen in bepaalde delen van de grensdorpen. Vrijwel alle grond in nieuwbouwwijken van Duitse grensdorpen is opgekocht door Nederlandse migranten. Hierdoor zijn Nederlandse enclaves ontstaan. Dit is ook fysiek waarneembaar door de Nederlandse ‘smaak’ van bouwen met lichtere stenen en grotere ramen. Doordat de nieuwe percelen en huizen worden opgekocht door Nederlanders, is het voor de plaatselijke bevolking steeds moeilijker geworden een huis in hun eigen dorp te krijgen. Ook zijn de huizenprijzen door de toestroom van Nederlanders flink gestegen, waardoor het voor starters niet meer mogelijk is een huis in eigen dorp te kopen. Ook het onderwijs ondervindt de gevolgen van de grote Nederlandertrek naar Duitsland. Er is een tekort aan leerlingen ontstaan op de Duitse scholen, terwijl de scholen in de Nederlandse grensstreken een overschot kennen.120 117
Graef en Mulder, Wonen over de grens, 14-18, 29-34. Huijgen en Reijmer, Wonen in Duitsland, 7-10 119 Gielis en van Houtum, “Nederlandse migranten in Belgische en Duitse grensgebieden.”, 24-25, 27. 120 Ibidem, 24-25, 27 118
34 Over het algemeen doen de Nederlandse migranten in Duitsland en België niet veel moeite om in de Duitse of Belgische samenleving te integreren. De Nederlanders blijven alles in Nederland doen en trekken zich terug in hun eigen enclaves. Daarnaast komen de lokale scholen door het leerlingentekort in de problemen en integreren de Nederlandse kinderen ook niet. De Duitse grensgemeente Kranenburg heeft daarom in 2006 besloten om een Nederlandse leerkracht aan te stellen en tweetalig onderwijs aan te bieden. Hiermee hopen ze de Nederlandse migranten over te halen hun kinderen toch in Duitsland naar school te doen.121 Dat werkt, meer Nederlanders sturen hun kind naar de Kranenburgse basisschool. Er blijft echter een groep bestaan die ook met zulke projecten niet te bereiken is.122 Wat hier in feite gebeurt, is dat de Duitse staat zich aanpast aan de Nederlandse migranten in plaats van andersom. Dit is opmerkelijk gezien de algemene houding in West-Europese landen ten opzichte van migranten, waarvan van hen geëist wordt dat ze integreren en zich aanpassen aan het nieuwe land. In de Duitse grensregio’s wordt dus voor een andere methode gekozen om de buitenlandse, in dit geval Nederlandse, migranten te laten integreren, namelijk door hen tegemoet te komen.123 Het laatste decennium zijn er duizenden Nederlanders net over de grens in Duitsland gaan wonen. Door de geringe afstand tot de grens, leven deze migranten dagelijks met de grens. Hun leefwereld is zowel in Duitsland als in Nederland, waardoor ze in een soort tussenland leven, een ‘transland’. Hun woonplaats is daardoor niet meer ééndimensionaal Duits, maar meerdimensionaal Duits-Nederlands geworden. De grens loopt als een rode draad door het leven van deze grensmigranten en creëert constant en overal binnen- en buitenlanden. Ze kunnen zelf bepalen hoe ze hun ‘transland’ vorm en inhoud geven. Dit zorgt voor een vrijblijvendheid: ze mogen alles en hoeven niets. Zo is integreren geen plicht maar een keuze.124 Sommige migranten kiezen ervoor actief te worden in de Duitse dorpsgemeenschap, anderen proberen juist hun omgeving te vernederlandsen door bijvoorbeeld bij elkaar te gaan wonen in Nederlandse enclaves. Deze laatste groep bemoeit zich in het geheel niet met hun woonomgeving en leiden een toeristisch bestaan in Duitsland.125 Een huis in de Duitse grensregio’s is nog steeds aantrekkelijk voor veel Nederlanders. De komende jaren zullen er naar verwachting meer dan vijftigduizend Nederlanders in de Duitse grensgebieden wonen. Toch wordt de vraag gesteld of ze zich ooit helemaal thuis kunnen gaan voelen in deze ‘translanden’ waarin ze een evenwicht moeten vinden tussen hun leefwerelden in Duitsland en Nederland.126 De meeste migranten ( 79%) kwamen uit de Nederlandse grensregio’s, zoals Twente en de streek rond Nijmegen. De afstand waarover ze verhuisden, was gemiddeld slechts 15 tot 20 km. Het waren overwegend de hogere inkomens die over de grens trokken. Ze hadden een
121
Gielis en van Houtum, “Nederlandse migranten in Belgische en Duitse grensgebieden”, 24-25, 27. Bas de Rue, “Ze bouwen huizen met een hek eromheen”, via http://www.duitslandweb.nl/dossiers/grensdossier/kranenburg/index.html 29-02-2008 123 Gielis en van Houtum, “Nederlandse migranten in Belgische en Duitse grensgebieden”, 24-25, 27. 124 Gielis, “Thuis tussen hier en daar. ”, 41. 125 Ibidem, 42 126 Ibidem, 42 122
35 hoge arbeidsparticipatie, waarbij 90% in Nederland werkte. Het zijn relatief veel mensen van middelbare leeftijd (45-55 jaar).127 Ondanks dat de migranten door werk en school en de korte afstand nog sterk georiënteerd waren op Nederland, lijken ze wel goed te integreren in hun nieuwe woonplaats. De meesten (80%) gaven aan veel contact te hebben met Duitse plaatsgenoten. Dit gold vooral voor Nederlanders die tussen de Duitsers kwamen te wonen en minder voor de zogenaamde ‘Nederlandse kolonies’. De taal leverde voor de meerderheid (79%) geen problemen op en bovendien lijkt het Twentse dialect sterk op dat aan de andere kant van de grens. Ook qua cultuur ondervonden ze weinig belemmeringen. Bij iedereen (96%) voelt zich geaccepteerd door hun Duitse plaatsgenoten en voelen zich thuis in hun nieuwe woonplaats.128 Van de grensgangers, die niet in een Nederlandse ‘enclave’ wonen, vindt het merendeel dat integreren niet een kwestie is van ‘willen’, maar van ‘moeten’. Ze doen mee met de plaatselijke gebruiken en proberen Duits te spreken, ook al is dit soms lastig. Dan word je al snel opgenomen in de buurt. Wel wordt de integratie in Duitsland geremd door de nabijheid van Nederland.129 De meeste Nederlandse grensgangers blijken positief over hun nieuwe thuisland. Zo vindt men dat mensen in Duitsland je eerder willen helpen met allerlei dingen. Ondanks dat de Duitse overheid veel bureaucratischer is, nemen Duitse ambtenaren alle tijd om je vragen te beantwoorden en zaken voor je te regelen. De Nederlandse migranten zijn over het algemeen positief over de Duitse mentaliteit. Duitsers worden als traditioneler en correcter in de omgang omschreven en zijn meer betrokken bij de buurt. Daarentegen vindt men wel dat er in Nederland meer over allerlei dingen gepraat kan worden en dat Duitsers wat stugger zijn. De Duitsers die naast de Nederlanders wonen, geven aan dat geen enkel probleem te vinden.130 Alleen daar waar Nederlandse kolonies ontstaan of er veel tegelijk in kleine woonkernen gaan wonen, ontstaan wel eens irritaties.131 Ongeveer de helft van de Nederlandse grensgangers sturen hun kind naar een Duitse basisschool. Van de middelbare scholieren gaat wel de meerderheid naar een Nederlandse school, omdat zij hier al op zaten voor de verhuizing en vanwege de taal. Het gaat de ouders niet om het aanleren van de Nederlandse cultuur of omdat ze de kwaliteit van het Duitse onderwijs minder vinden.132 Over het algemeen vinden de grensgangers dat een kind dat in Duitsland woont, ook in Duitsland naar school zou moeten gaan, omdat dit goed is voor hun integratie en het leren van de taal.133 Hoewel toch ook nog veel kinderen naar Nederlandse scholen gaan, wordt hier door zowel de Nederlandse als de Duitse overheid geen rekening mee gehouden in hun schoolplanning. In Duitsland is er sprake van een overcapaciteit op scholen.134 Een rapport uit 2003 verwacht dat door de toenemende integratie er in de toekomst meer Nederlandse kinderen naar Duitse basisscholen zullen gaan.135 127
Graef en Mulder, Wonen over de grens, 11-14, 17 Ibidem, 19-21, 27 129 Huijgen en Reijmer, Wonen in Duitsland, 12 130 Ibidem, 10-11, 18 131 Graef en Mulder, Wonen over de grens, 27. 132 Ibidem, 23-24 133 Huijgen en Reijmer, Wonen in Duitsland, 12 134 Ibidem, 15 135 Graef en Mulder, Wonen over de grens, 41 128
36 De maatschappelijke gevolgen van de Nederlandse migratiestroom op de Duitse grensstreken was in 2003 nog beperkt gebleven, volgens een Twents onderzoeksrapport. Dit had enerzijds te maken met dat het aantal Nederlanders dat verhuisde relatief nog meeviel en anderzijds met dat de meeste Nederlanders bereid waren te integreren in hun nieuwe woonplaats. Alleen zogenaamde Nederlandse ‘kolonies’ waar veel Nederlanders geconcentreerd bij elkaar wonen in nieuwe woonwijken blijken niet bevorderlijk te zijn voor de integratie.136 Daardoor ontstaan er wel eens spanningen tussen Duitse en Nederlandse inwoners van de Duitse grensplaatsen, vanwege de soms gebrekkige integratie van de nieuwe Nederlandse migranten. Vooral Kranenburg, bij Nijmegen over de grens, waar 20% van de inwoners Nederlands is, is berucht in de grensregio als de plek ‘waar al die Hollanders wonen’. Vele van hen wonen in de nieuwbouwwijken aan de rand van de plaats, die herkenbaar zijn als ‘Hollandse kolonie’ door de mix aan bouwstijlen, omdat Nederlanders profiteren van de flexibelere Duitse bouwvoorschriften. Elk tweede nieuwbouwhuis gaat naar een Nederlander. Duitse inwoners van deze nieuwbouwwijken voelen zich er niet meer thuis, hebben niet meer het gevoel in Duitsland te wonen en trekken weg, waardoor de wijken nog meer vernederlandsen. Doordat er zoveel Nederlanders wonen, zijn de grensgangers minder bereid te integreren. Gevoelsmatig wonen ze niet in Duitsland, omdat 90% nog in Nederland werkt en daar de kinderen naar school gaan. Ook zijn ze niet betrokken bij het verenigingsleven in het dorp. Vanuit de gemeente probeert men de migratie iets te reguleren en te spreiden door nieuwbouwhuizen goedkoper aan te bieden aan geboren Kranenburgers.137 De burgemeester van Kranenburg Günter Steins beschouwt de Nederlandse migranten zowel als een zegen als een vloek. Ze zijn goed voor de lokale economie en zonder de Nederlanders zou de bevolking al sterk zijn vergrijsd en gekrompen, terwijl nu de bevolking met 16,4% per jaar groeit. 138 De vraag is echter of dit niet een tijdelijke opleving is, want als de Nederlanders op een dag weer zouden besluiten te vertrekken, gaat de leefbaarheid van het plaatsje met sprongen achteruit. De Nederlandse grensgangers worden grappend ook wel ‘economische vluchtelingen’ genoemd, omdat Duitsland voor hen alleen goedkoop wonen betekent met behoud van hun oude leventje over de grens. Ze leven met hun rug naar Duitsland toe en trekken zich terug op hun eigen erf. Dit verschil in levensstijl wijt de burgemeester van Kranenburg niet alleen aan de tegenstelling Nederland-Duitsland, maar meer nog aan het verschil stad-platteland, omdat de meeste nieuwkomers uit de steden, zoals Nijmegen, afkomstig zijn.139 Onderzoekers uit 2003 wijzen er al op dat verhuizers zich niet altijd realiseren dat in een latere levensfase dat mooie eigen huis niet meer het belangrijkste is, maar dat sociale factoren een grotere rol gaan spelen, zoals met pensioen of als de kinderen het huis uit zijn. Dan is men meer aangewezen op de buurt- en dorpsgenoten. Integratie in de Duitse samenleving is daarom erg belangrijk.140 De meeste Nederlanders zijn zeer tevreden over hun verhuizing naar Duitsland en willen daar nog lange tijd blijven. Slechts een enkeling geeft aan terug te willen, vanwege 136
Graef en Mulder, Wonen over de grens, 45-46 de Rue, “Ga toch terug naar je eigen land, rukker”. 138 de Rue, “Ze bouwen huizen met een hek eromheen”. 139 Ibidem 140 Graef en Mulder, Wonen over de grens, 45-46 137
37 onduidelijkheid over wettelijke regelingen over arbeidsongeschiktheid en overlijden. Volgens de onderzoekers van een rapport uit 2005 mag hieruit geconcludeerd worden dat het wel meevalt met spijtoptanten die terug zouden willen keren en dat het beeld overheerst van enthousiaste, tevreden Nederlanders. Ze juichen de migratie toe als iets dat volledig aansluit bij het karakter van de Euregio en de uitwisseling van economische activiteiten binnen de regio. Ze vinden het wenselijk om bij het formuleren van woonbeleid ook het Duitse woongebied in de plannen mee te nemen als aantrekkelijk alternatief, zeker voor jonge mensen.141 Er wordt hierbij echter voorbijgegaan aan het feit dat levenssituaties kunnen veranderen, ook bij jonge mensen (werkloosheid, arbeidsongeschiktheid) en dat wonen in Duitsland vanwege de verschillen in regelgeving dan juist zeer nadelig kan zijn. Er worden in het rapport geen nadelen genoemd van wonen in Duitsland, terwijl ze anderzijds toch adviseren dat mensen zich terdege moeten voorbereiden voordat ze besluiten tot verhuizen. Ook wordt in het rapport voorbijgegaan aan het feit dat de grondprijzen wel flink zijn gestegen en weliswaar voor de Nederlanders nog steeds goed te betalen zijn, maar onduidelijk is of dit voor de lokale bevolking ook nog het geval is. Waar de meeste Nederlanders in eerste instantie alleen voor een verhuizing naar Duitsland kozen vanwege de goedkopere huizenprijzen, kiezen volgens EURES-consulent Hinrich Kuper emigranten steeds vaker voor de Duitse mentaliteit en manier van leven. Nederland wordt gezien als jachtig, hufterig en onbeleefd, terwijl Duitsers door hen als vriendelijk, betrouwbaar en hoffelijk worden beschouwd. Kuper stelt dan ook dat er een omslag heeft plaatsgevonden in het negatieve imago dat Nederlanders van Duitsland hadden. Hij noemt de verhuizing net over de grens “bedrieglijk makkelijk”. Veel van de nieuwe Nederlandse grensgangers is zich niet voldoende bewust geweest dat ze daadwerkelijk naar een ander land verhuisden met daarbijbehorende regelgeving, die kan afwijken van het Nederlandse systeem. Ze waren zich niet bewust van de grens, maar er zijn wel degelijk grote verschillen in de Duitse wetgeving en cultuur. Ook vervalt bijvoorbeeld de gunstige regeling rond de hypotheekrenteaftrek als je werkloos wordt. Kuper schat in dat ongeveer 5% van de migranten binnen een half tot twee jaar weer terugkeren naar Nederland. Daarnaast bespeurt hij bij sommige Duitse grensbewoners wat vijandigheid tegen de Nederlandse migranten. Dit komt doordat zij de Nederlanders voor veel geld de huizen zien opkopen en dat dezen kunnen profiteren van voordeeltjes die zij niet hebben.142 De verschillen die er waren aan de andere kant van de grens, maakte grensmigratie aantrekkelijk voor veel migranten. Echter, in tegenstelling tot wat je zou verwachten bij de paradox van de grens, heeft de vervaging van de Europese binnengrenzen ook tot meer grensmigratie geleid, doordat verhuizen over de grens hierdoor gemakkelijker is gaan lijken. Ook de invoering van de euro in 2002 heeft wellicht de grensoverschrijdende huizenmarkt bevorderd doordat huizenprijzen aan beide zijden van de grens nog beter te vergelijken zijn en er geen wisselkoers meer wordt berekend. Deze factor komt in de verschenen rapporten en artikelen niet naar voren, maar heeft de stap om naar Duitsland te verhuizen wellicht toch vergemakkelijkt. 141
Huijgen en Reijmer, Wonen in Duitsland, 13, 21. Bas de Rue, “Verhuizen naar de Duitse grens is echt emigreren”, via http://www.duitslandweb.nl/dossiers/grensdossier/licht-denken-over-emigratie/index.html 19-03-2008
142
38 In hoofdstuk 4 zullen de Duitse grensgangers uit Kerkrade aan het woord gelaten worden. Hun situatie is grotendeels vergelijkbaar met de Nederlandse migranten in de Duitse grensstreken nu. Daaruit zal blijken of op de lange termijn iedereen nog wel zo enthousiast is over hun verhuizing of dat er toch nadelen blijken te zijn. Ook blijkt dan hoe de Kerkraadse bevolking over hun migratie dacht.
2.4 Conclusie Bij het Verdrag van Wenen in 1815 werden de nieuwe Europese landsgrenzen vastgesteld, waaronder ook die van het pas gevormde Koninkrijk Nederland. Een groot deel van de Oostelijke Nederlanden werd aan Nederland toegekend. Zo werd de nieuwe Nederlandse oostgrens gecreëerd. Na in 1830 enkele jaren bij België te hebben behoord, werd het oostelijk deel van Limburg in 1839 weer bij Nederland gevoegd en werd het een Nederlandse provincie. De nieuwe oostgrens was echter nog lange tijd onzichtbaar, maar dit veranderde toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Toen werden er ondermeer in Kerkrade-Herzogenrath hekken geplaatst op de grens door zowel Nederland als Duitsland. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog was dit het geval. Na de Tweede Wereldoorlog had Nederland grootschalige annexatieplannen op delen van Duitsland als vorm van schadevergoeding. Hier gingen echter de geallieerde machten niet meer akkoord, omdat ze van Duitsland een ‘normaal’ land wilden maken. Uiteindelijk kreeg Nederland in 1949 slechts 69 km² land. Hoewel in Nederland de grenscorrecties inmiddels al ongepast werden gevonden, stemde de regering er toch mee in, ondermeer vanwege prestigeoverwegingen. Ook waren de Duitse protesten zo fel dat Nederland het daarom juist wel wilde. De Duitsers hadden kennelijk niets geleerd, zo was het oordeel. De grenscorrecties bleken echter wel een goed onderhandelingsmiddel bij het regelen van het grensverloop van de Eems, waardoor de grenscorrecties in 1963 weer werden opgeheven. Hierna verbeterden de Nederlands-Duitse verhoudingen. In 1985 werd in Europa, door ondermeer Nederland en Duitsland, het Akkoord van Schengen getekend om de gemeenschappelijke grenzen geleidelijk af te schaffen. Dit kreeg een vervolg met het Verdrag van Maastricht in 1992 dat leidde tot het in 1993 openen van de Europese binnengrenzen en tot vrij verkeer van personen, goederen en diensten. Het was een belangrijk verdrag voor de Europese integratie. Ook het bilaterale Verdrag van Anholt uit 1991 dat in 1993 in werking trad, zorgde voor een betere samenwerking tussen Nederlandse en Duitse lokale overheden. Hieruit is in 1997 het Openbaar Lichaam Eurode voortgekomen en zijn er Euregio’s gevormd, zoals de Euregio Maas-Rijn, waarin Kerkrade en Herzogenrath gelegen zijn. Het Duitslandbeeld dat in Nederland heerste, heeft sinds 1945 heel wat veranderingen ondergaan. Vlak na de Tweede Wereldoorlog was het Duitslandbeeld erg negatief, wat naast de traumatische ervaringen veel te maken had met het geringe schuldbesef van Duitsland aan Nederland. In de jaren vijftig werd het beeld minder negatief als gevolg van de Koude Oorlog. Ook verschilde het beeld per regio: ten noorden van de grote rivieren was het beeld negatiever dan in het zuiden. Dit wordt verklaard doordat het zuiden, in tegenstelling tot het noorden, de hongerwinter van 1944/1945 niet heeft hoeven meemaken, omdat het daarvoor al bevrijd was. In de jaren zestig werd het Duitslandbeeld weer negatiever door groeiende belangstelling voor
39 de bezettingsjaren. Dit was een grote rol gaan innemen in de Nederlandse identiteit. Vooral in linkse kringen was het ‘bon ton’ om anti-Duits te zijn. West-Duitsland werd pas als een normale democratie gezien na de aanstelling van Brandt als bondskanselier in 1969 en het bezoek van bondspresident Heinemann aan Nederland die voor het eerst een schuldbewuste houding aannam. Toch daalde in de jaren tachtig en negentig de Duitslandvriendelijkheid weer, met name onder jongeren. Dit bleek echter vooral uit een gebrek aan kennis voort te komen. Bovendien heeft Nederland het contrast met Duitsland nodig om de eigen identiteit duidelijk te maken. Pas nadat de eenwording in 1990 goed bleek te verlopen, werd Duitsland weer als een normaal westers land gezien. Op lokaal niveau was de normalisering al eerder begonnen, zoals in Kerkrade en Herzogenrath. Hoewel ook hier de verhoudingen tijdens de Tweede Wereldoorlog verslechterd waren, bleken de bezettingsjaren hier niet zo bepalend te zijn. Toch was het Duitslandbeeld in Kerkrade negatiever dan het Nederlanderbeeld in Herzogenrath. Zo werd de toestroom van de vele Duitsers begin jaren negentig in Kerkrade gezien als teken dat Duitsland Nederland weer wilde annexeren. Door de Duitse bezetting was ook hier, ondanks de culturele en historische banden tussen de steden, een gevoel van Otherness ontstaan, wat leidde tot verwijdering. Zolang de Tweede Wereldoorlog als thema ontweken wordt en het niet gezamenlijk wordt herdacht, zal het gevoel van afkeer toch blijven bestaan. Er blijken maar weinig mensen te zijn die voelen voor een samensmelting tot één stad. De bevolking van Herzogenrath, en met name de jongeren, identificeert zich meer met Eurode en Europa dan de Kerkradenaren. Dezen voelen zich meer verbonden met de provincie Limburg. Hoewel er altijd al interactie heeft plaatsgevonden tussen de grensregio’s langs de Nederlands-Duitse grens, is de grensmigratie sinds de jaren negentig sterk toegenomen. Begin jaren negentig vestigden zich, met name in Zuid-Limburg, veel Duitsers uit de Duitse grensregio’s in Nederland doordat de huizenprijzen in Duitsland toen veel hoger lagen dan in Nederland. Het laatste decennium loopt de algemene migratiestroom andersom: veel Nederlanders vestigen zich net over de grens in de Duitse grensstreek. Deze stroom is vooral na 2001 op gang gekomen als gevolg van de wijziging in de hypotheekrenteaftrekregeling dat jaar. Ook de invoering van de euro in 2002 zou hierbij een rol kunnen spelen. Belangrijkste motieven zijn de goedkopere grond- en huizenprijzen in Duitsland, prettigere leefomgeving, meer rust en ruimte en de korte afstand tot Nederland. De meeste grensgangers zijn afkomstig uit de Nederlandse grensstreken. Hun werk, school en sociale leven speelt zich nog hoofdzakelijk in Nederland af. Dit wordt ‘elastische migratie’ genoemd. Door de korte afstand is de elasticiteit extreem. De migranten zijn zich vaak niet bewust dat ze naar een ander land zijn verhuisd en dat daar de regelgeving anders kan zijn. Een bepaalde groep Nederlandse migranten is bereid te integreren en is positief over het nieuwe thuisland. Een andere groep, met name degenen die in een ‘Nederlandse’ wijk bij elkaar wonen, nemen vaak geen deel aan het sociale leven in hun nieuwe woonplaats en passen zich minder aan. Integreren is echter geen plicht vanuit het oogpunt van de Europese gedachte van vrijheid en gelijkwaardigheid. Hiermee heeft hun migratie een vrijblijvend en tijdelijk karakter. Ze leven in een ‘transland’, tussen Duitsland en Nederland in. De gebrekkige integratie van sommige Nederlanders, met name uit de ‘Hollandse kolonies’ levert wel eens spanningen op. De
40 bevolkingssamenstelling in sommige grensplaatsen wordt door de massale toestroom totaal veranderd. Grond- en huizenprijzen stijgen en Duitse scholen kampen met een leerlingentekort. Wat de gevolgen hiervan zijn voor de lokale Duitse bevolking is nog niet duidelijk. Omdat dit een zeer recent verschijnsel is, is over de lange termijneffecten voor de grensgangers en de grensstreken nog niet veel bekend. Begin jaren negentig speelde zich echter in Kerkrade-Herzogenrath een vergelijkbare trend af, maar dan andersom: een massale Duitse toestroom naar Kerkrade. De gevolgen op korte en lange termijn zijn van deze migratiestroom al wel te onderzoeken, zoals in hoofdstuk 4 zal worden gedaan. Eerst zal in hoofdstuk 3 specifieker ingegaan worden op het bijzondere verleden van de beide steden, die minder dan twee eeuwen geleden nog een eenheid vormden.
41 Hoofdstuk 3 Geschiedenis Kerkrade en Herzogenrath De steden Kerkrade en Herzogenrath kennen een bijzonder verleden. Deze grenssteden vormden tot 1815 een eenheid en zijn pas daarna gedeeld geraakt door de NederlandsPruisische, later Nederlands-Duitse grens. Dit bijzondere verleden is van groot belang in het onderzoek naar de rol van de grens in deze twee steden, hoe de bevolking tegen deze grens aankijkt en de interactie tussen beide delen van de grens, waaronder ook de migratie. Ook is de betekenis van de grensregio in de negentiende en twintigste eeuw veranderd en deze zal nog verder veranderen in de eenentwintigste eeuw. In dit hoofdstuk zal dit verleden worden behandeld in drie delen: de eenheid en splitsing in de negentiende eeuw, de door de grens gescheiden steden in de twintigste eeuw en de toenadering en samenwerking in de eenentwintigste eeuw. Daarvoor zal echter eerst het mijnbouwverleden van de Oostelijke Mijnstreek worden behandeld, dat een grote rol speelde in de Kerkraadse geschiedenis.
3.1 Mijnbouwverleden Limburgse Oostelijke Mijnstreek en regio Aken: De mijnbouwgeschiedenis heeft een belangrijke stempel gedrukt op de geschiedenis van Kerkrade en maakt ook deel uit van het gezamenlijk verleden dat de steden Kerkrade en Herzogenrath met elkaar delen. Al rond 1300 werd er in het Land van Rode, het hertogdom waarin het huidige Kerkrade en Herzogenrath onder de naam ’s-Hertogenrade gelegen waren, steenkool gewonnen, omdat het daar betrekkelijk dicht aan de oppervlakte lag. Dit vond voornamelijk plaats in het Wormdal. Het was vooral bedoeld voor lokaal gebruik. In de tweede helft van de veertiende eeuw werd er begonnen met eenvoudige ondergrondse ontginning, naar voorbeeld van de steenkoolwinning in het gebied rond Luik. Hierbij was er ook sprake van export van steenkool langs de Maas.143 Rond 1500 waren de steenkoollagen aan het oppervlak vrijwel uitgeput, waardoor men moest gaan winnen onder het grondwaterniveau. Dit zorgde regelmatig voor problemen met de waterafvoer. De vraag naar steenkool werd steeds groter door de toenemende nijverheid, zoals smeden, kalkbranderijen en brouwerijen.144 In de zestiende eeuw gingen de grondeigenaren zich steeds meer interesseren voor de exploitatie van de gronden, omdat dit hen veel geld kon opleveren. Ook het klooster van Rolduc was hier actief mee bezig. In 1541 trok de stad Aken in zijn gebied het ontginningsrecht naar zich toe ten koste van de grondeigenaren. In Staats-Limburg werd echter in de zeventiende eeuw het ontginningsrecht aan de eigenaar toegekend. Dit gebeurde ook in het Land van Rode. De exploitanten verenigden zich in coöperatieve “Sociëteiten” of “Gewerkschaften”. Deze coöperaties werden gedurende de zeventiende en achttiende eeuw steeds machtiger. De abdij van Rolduc probeerde deelgenoot te worden in deze coöperaties, kocht grond, mijnen en rechten op en besloot vanaf 1742 zelf steenkool te gaan ontginnen. 143
C.E.P.M. Raedts, De opkomst, de ontwikkeling en de neergang van de steenkolenmijnbouw in Limburg. (Assen 1974), 5-7. 144 Ibidem, 8-9.
42 Hiermee trok Rolduc het overgrote deel van de steenkoolmijnbouw in het Land van Rode naar zich toe.145 Bij de Franse inval in 1794 werden de steenkolenmijnen in beslag genomen ten behoeve van de staat en vervielen ook de bezittingen van de abdij Rolduc aan de staat. De Fransen noemden deze staatsmijnen de Mines Domaniales, de latere Domaniale Mijnen. Na de Franse nederlaag en de nieuwe grensbepaling in 1815 waren er nog drie mijnen over in de streek: de particuliere mijnen Neu Prick en Bleijerheide en de nu tot de Nederlandse staat toebehorende Domaniale Mijnen. De mijn van Bleijerheide werd al in 1823 stilgelegd vanwege grondwaterproblemen. Ook daalde de kolenprijs in die tijd, met uitzondering van de periode tijdens het Belgisch bestuur tussen 1830 en 1839 toen er door een blokkade van de Maas wel winst kon worden gemaakt. De Nederlandse staat was dan ook niet erg gelukkig met de aanwinst van de Domaniale Mijnen en er werd veel verlies geleden.146 Ondertussen was in 1834 aan de Pruisische kant van de grens de Duitse Zollverein opgericht. Dit versterkte de oostwaartse blik van Herzogenrath nog meer, ook omdat Nederland en België beschermende invoerrechten hanteerden wat een echte barrière vormde voor de voormalige oost-west handel. Tegelijkertijd werd Herzogenrath een interessante vestigingsplaats voor Belgische en Franse investeerders na de oprichting van de Duitse Zollverein. Dit was het begin van de industrialisatie van Herzogenrath.147 Kerkrade was een echte mijnbouwplaats met mijnwerkerskolonies vlakbij de schachten. Dit was bijvoorbeeld het geval aan de Nieuwstraat waar de hoofdgebouwen van de Domaniale Mijn stonden. In tegenstelling tot Kerkrade en ook de Duitse plaatsen Merkstein en Kohlscheid (tegenwoordig delen van Herzogenrath) speelde in Herzogenrath zelf de mijnbouw niet zo’n grote rol. Herzogenrath was in de loop van de negentiende eeuw al sterk geïndustrialiseerd en had veel fabrieken vlakbij het station, dat al in 1850 gebouwd was. Ook was Herzogenrath een belangrijke marktplaats.148 De Nederlandse regering besloot in 1845 de Domaniale Mijnen voor 99 jaar te verpachten aan de concessiehouders van de spoorlijn Maastricht-Aken. De mijn Neu Prick was in die jaren alleen steenkool blijven winnen als de prijs hiervoor gunstig was. Toen rond 1850 de steenkolenprijzen weer omhoog gingen, werden er nieuwe boorcampagnes opgezet op zoek naar nieuw te ontginnen gebieden. Door de nieuwe vondsten werden er weer concessies aangevraagd door particuliere maatschappijen, zoals de concessie Sophia. Door ondermeer de kolencrisis rond 1880 en technische problemen, duurde het nog jaren voordat de nieuwe mijnen in gebruik werden genomen. In 1902 werd als eerste de mijn Willem-Sophia geopend in Spekholzerheide (Kerkrade). Er waren tussen 1872 en 1880 25 boringen gedaan en er werden 30 concessieaanvragen ingediend, met name door Belgische ondernemers. Van de meeste kwam echter niet veel terecht. De mijn Neu Prick moest in 1904 de productie stilleggen vanwege grondwaterproblemen. Ondertussen waren er echter wel weer nieuwe
145
Raedts, De opkomst, de ontwikkeling en de neergang van de steenkolenmijnbouw in Limburg, 11-13,19, 27-31 Ibidem, 42, 72-75, 81,85. 147 Ehlers, The binational city Eurode, 63. 148 Ibidem, 68. 146
43 mijnen van start gegaan, zoals de Oranje-Nassau I in 1899, de Oranje-Nassau II en Wilhelmina in 1905 en de Laura in 1907.149 Rond 1900 bracht toenmalig minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, Cornelis Lely, verandering aan in de mijnpolitiek in Nederland. Hij zag het nationaal belang van de steenkoolwinning en wilde meer Nederlandse invloed hierop. In 1901 werd het hele gebied ten noordwesten van de lijn Munstergeleen-Simpelveld aangewezen voor staatsexploitatie. Zo ontstonden in 1903 De Staats Mijnen (DSM). In 1908 trok de staat ook de gehele opsporingsbevoegdheid van delfstoffen voor heel Nederland naar zich toe. De Limburgse mijnen ondervonden echter nog wel concurrentie van de Steenkolen Handels Vereniging (SHV). De SHV was een verlengstuk van het Duitse Ruhrkohlensyndicaat, dat probeerde het steenkolenmonopolie in Nederland in handen te krijgen. Na de Wilhelmina kwam in 1914 de mijn Emma als tweede staatsmijn in productie.150 Tijdens de Eerste Wereldoorlog floreerden de Limburgse mijnen als nooit tevoren. Er werden steeds meer mijnen aangelegd. Dankzij de Limburgse mijnen beschikte Nederland over voldoende eigen energiebronnen en was daarvoor niet afhankelijk van de buurlanden die in oorlog waren. Na de oorlog groeide de Limburgse mijnbouw nog verder, ondanks dat steenkool zijn monopoliepositie als energiebron begon te verliezen aan andere vormen van energie en dat de kolenprijs zakte als gevolg van de wereldwijde crisis van 1929. Tijdens de Tweede Wereldoorlog daalde de productie, mede vanwege transportproblemen door bijvoorbeeld opgeblazen bruggen. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de productie door oorlogsschade, sociale onrust en gebreken in de voedselvoorziening weer langzaam op gang.151 Door de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 1951 leek de toekomst van de mijnbouw te verbeteren. De ontwikkeling van de energiestoffenmarkt was hierbij van groot belang. Limburg verwachtte veel van de EGKS en dacht dat hiermee invoerheffingen en subsidiëring verleden tijd zouden zijn. Dit bleek echter niet het geval. Veel landen, als België, Duitsland en Frankrijk, verleenden financiële steun aan hun eigen nationale mijnindustrie. Hierdoor raakte de Limburgse mijnbouw in de problemen. Ook goedkope importkolen en nieuwe productieprocessen waarbij minder kolen nodig waren maakten de situatie steeds moeilijker, net als de toename van het gebruik van stookolie en aardgas. De Limburgse mijnindustrie verschafte veel werkgelegenheid aan de bewoners van de regio. In 1958 werkten er 56.426 arbeiders in de Nederlandse mijnen, waarvan 91% Nederlanders. Een derde van de Limburgse beroepsbevolking was afhankelijk van het werk in de mijnen.152 In 1962 waren de eerste gevolgen van de crisis voor de Nederlandse mijnen merkbaar. De werkzaamheden aan de nog in aanbouw zijnde Beatrixmijn bij Vlodrop werden stilgelegd. De grote aardgasvondst bij Slochteren had het probleem voor de Limburgse mijnen nog groter gemaakt. Het aandeel vaste brandstoffen op de Nederlandse markt daalde van 51% in 1960 naar 16% in 1970. In andere landen werden er al mijnen gesaneerd. Ook minister van 149
Raedts, De opkomst, de ontwikkeling en de neergang van de steenkolenmijnbouw in Limburg, 90, 104-109, 114-116, 122, 132-133. 150 Ibidem, 134-135, 142, 152-153. 151 Ibidem, 153, 163-169, 173, 180-181. 152 Ibidem, 196-202.
44 Economische Zaken Joop den Uyl maakte in 1965 bekend dat de steenkoolproductie in Nederland geleidelijk zou worden afgebouwd. Begonnen werd met het sluiten van de mijnen die vrijwel uitsluitend industriekolen produceerden, zoals de Maurits in 1967. Daarna volgden mijnen die al vrijwel uitgeput waren zoals de staatsmijn Wilhelmina in 1969 en de particuliere mijnen de Domaniale Mijnen in datzelfde jaar en de Willem-Sophia in 1970. Door deze sluitingen werd met name het gebied rond Kerkrade sterk getroffen. De plannen om tijdig voor vervangende werkgelegenheid te zorgen mislukten, omdat het sluitingsproces veel sneller verliep dan gedacht. Er was gedacht dat op 1 januari 1970 er 15.000 arbeidsplaatsen verloren zouden zijn gegaan, in werkelijkheid waren het er 28.000. In 1972 sloot de OranjeNassau II haar deuren en in 1973 volgden de Oranje-Nassau III en IV en de Emma/Hendrik. De laatste twee mijnen de Julia en de Oranje-Nassau I moesten uiteindelijk in 1974 definitief sluiten. Niet alle ontslagen mijnwerkers en beambten konden nieuw werk vinden in de Mijnstreek, velen zijn na de sluitingen in Duitsland gaan werken.153 Ook aan de Duitse kant van de grens was de crisis te voelen. In 1976 werd de laatste briketfabriek gesloten waarmee er een eind kwam aan de mijnbouw in Kohlscheid. De mijnwerkers die hun baan verloren, konden echter gemakkelijk nieuw werk vinden in andere Duitse mijnen rond Aken. Hetzelfde gold voor de mijnwerkers van Merkstein waar de laatste mijn in 1972 sloot. Aan de Duitse kant van de grens begon de crisis pas echt merkbaar te worden vanaf 1975. Pas in 1992 sloot de laatste mijn rond Aken. Pas toen werden de gevolgen van de mijnbouwcrisis merkbaar in Herzogenrath. Toch kwam de sluiting van de laatste mijnen in Duitsland minder onverwacht. De mijnwerkers hadden dit al lange tijd zien aankomen, waardoor ze al naar andere banen hadden kunnen uitkijken en niet zoveel mensen uit de regio wegtrokken als gevreesd.154 Toen de mijnen in Zuidoost-Limburg nog in bedrijf waren, liep de arbeidsmigratie meer van Duitsland naar Nederland toe. Veel werkkrachten in de Domaniale Mijnen waren afkomstig uit Duitsland. Dit was zeker tot 1914 het geval toen er nog geen paspoorten bestonden en er vrij grensverkeer mogelijk was. In Kerkrade was toentertijd de Duitse mark zelfs de gangbare munteenheid. Ook bij de Staatsmijnen bestond het lagere arbeidspersoneel vooral uit Duitsers en Oost-Europeanen. Het hogere technisch personeel bestond wel voornamelijk uit Nederlanders. De sluiting van de grenzen in 1914 maakte een eind aan het heen en weer trekken van mijnwerkers. De samenstelling van de mijnwerkersbevolking werd daardoor stabieler.155 Na 1920 kwam er echter een nieuwe grote toestroom van Duitse mijnwerkers naar de Limburgse Mijnstreek vanwege de economische depressie in Duitsland. Daar waar in 1913 nog 17,5% van de arbeidskrachten in de Oostelijke Mijnstreek Duits was, steeg dit in 1922 tot 40%. Strenger grens- en vergunningenbeleid maakte het na 1922 moeilijker om de grens over te steken en veel Duitsers werden terug de grens over gezet. Echter vanaf de economische opleving in 1925 steeg de vraag naar mijnwerkers en waren Duitsers ook weer welkom In 1930 maakten ze al weer 20% van de totale bezetting uit. De Oostelijke Mijnstreek kende tussen 1890 en 1930 dan ook een vestigingsoverschot. Het inwonertal steeg van 69.736 in 153
Raedts, De opkomst, de ontwikkeling en de neergang van de steenkolenmijnbouw in Limburg, 203-211. Ehlers, The binational city Eurode, 69. 155 Raedts, De opkomst, de ontwikkeling en de neergang van de steenkolenmijnbouw in Limburg, 143-144, 147, 158 154
45 1900 naar 242.444 in 1935. In 1899 was nog 5,2% van de bevolking van Kerkrade afkomstig uit het buitenland, waarvan een groot deel in het klooster woonde. Door de opkomst van de mijnbouwindustrie was in 1930 maar liefst 21,9% van buitenlandse afkomst, waarvan een groot deel uit Duitsland. In 1908 verklaarde de latere premier Charles Ruys de Beerenbrouck: “Limburg is één arbeidsmarkt met Duitschland”. Tussen 1931 en 1940 was er een vertrekoverschot uit Limburg, omdat er toen in Hitler-Duitsland meer werk was dan in Nederland.156 Na de mijnsluitingen in Nederland trokken veel Limburgers de grens over om in Duitsland in de mijnen te gaan werken. De pendel naar Duitsland verlichtte het werkloosheidsprobleem aan de Nederlandse kant van de grens, maar daarmee werd het probleem in feite verborgen. Toen de crisis vanaf 1975 ook in Duitsland toesloeg, probeerden Nederlandse forensen weer werk te zoeken in Nederland. Dit lukte vaak niet, omdat door de pendel naar Duitsland er weinig nieuwe projecten aan de Nederlandse kant van de grens waren opgezet. Kerkrade had begin jaren zeventig zelfs het hoogste percentage werklozen van heel Nederland. Vanuit de nationale overheid werden wel enkele overheidsdiensten naar Zuid-Limburg verplaatst, zoals de belastingsdienst, maar dit hielp de voormalige mijnwerkers niet aan een baan.157 Merkstein en Kohlscheid, die beide in de jaren zeventig hun mijnbouwindustrie kwijtraakten, hadden geleerd van de problemen in Nederland, waar het moeilijk bleek grote moderne bedrijven aan te trekken op hun nieuwe bedrijventerreinen. Merkstein en Kohlscheid richtten zich daarom meer op kleinere, flexibelere wetenschappelijke en innovatieve bedrijven en de dienstensector. Hierbij konden ze profiteren van de nabijheid van de Technische Hogeschool in Aken.158 Limburg vormde volgens Ruys de Beerenbrouck dus al wat betreft de arbeidsmarkt een eenheid met Duitsland, in Kerkrade was deze verbondenheid nog sterker vanwege het gezamenlijk verleden met Herzogenrath en de eenheid die ze tot 1815 vormden. De volgende paragraaf zal deze eenheid beschrijven en de opsplitsing in 1815.
3.2 Negentiende eeuw: De eenheid in Het Land van Rode en de splitsing in 1815 Door de ontginning van heide- en bosgebieden ontstonden rond het jaar 1000 vlak bij elkaar de kernen Kerkrade, Kloosterrade en ’s-Hertogenrade. Kerkrade was de grootste kern met daar de parochiekerk en in Kloosterrade stond een abdij, die later uitgroeide tot het kloostercomplex Rolduc. In ’s-Hertogenrade stond een kasteel dat in het bezit was van de hertogen van Limburg. Het was een marktplaatsje en kreeg in de Middeleeuwen stadsrechten. Van hieruit werd het Land van Rode bestuurd, dat reikte tot aan Vaals.159 Tot 1795 was er geen politieke eenheid in de regio. Slechts enkele delen van Limburg behoorden tot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, zoals Venlo en Maastricht. Limburg was opgedeeld in vele gebiedjes met meer dan 30 verschillende heersers. Kerkrade 156
R. Dieteren, De migratie in de Mijnstreek 1900-1935. (Nijmegen 1962), 42-45, 60, 67-69. Ehlers, The binational city Eurode, 70. 158 Ibidem, 70. 159 Kockelkoren, “Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht”. 157
46 en het Land van Rode vielen sinds 1715 onder het rijk van de Oostenrijkse keizer. Tot de Franse inval was er daarom geen sprake van dè Limburgse bevolking. De meeste mensen waren erg gericht op de lokale gemeenschap als alledaagse referentiekader. 160 Het was ook in de achttiende eeuw dat er een verharde weg werd aangelegd tussen Aken en Geilenkirchen, waarvan het deel dat door het Land van Rode lag Neustrass (later Nieuwstraat) werd genoemd. Vanaf 1786 werd het in gebruik genomen voor de afvoer van steenkolen.161 De fragmentatie van Limburg kwam ten einde met de komst van de Franse troepen in 1794. Hierbij werd het Land van Rode opgenomen in het Franse Rijk.162 De Fransen noemden de drie plaatsjes tezamen Rode-le-duc, oftewel ’s-Hertogenrade.163 In bijlage 3 is de situering van de drie kernen te zien toen het Land van Rode nog een geheel was. Bij het Verdrag van Den Haag van 1795 kregen de Fransen de soevereiniteit over de Nederlandse delen van Limburg, waarbij de gebieden, waar tegenwoordig de Nederlandse en Belgische provincies Limburg liggen, werden samengevoegd tot de administratieve eenheid Département de la Meuse-Inférieure met Maastricht als hoofdstad. Deze eenheid werd aangehouden in 1815 toen Limburg tot het Koninkrijk der Nederlanden kwam te horen.164 De Fransen brachten niet alleen politieke eenheid, maar ook bijvoorbeeld een uniforme schoolwet. De fransificatie die hiermee beoogd werd, was geen succes, behalve onder de elite, waar Frans als voertaal werd gebruikt. In de oostelijke delen van Limburg, waaronder Kerkrade, sprak de bevolking Duits, maar de elite Frans. De bevolking wantrouwde de nieuwe centrale bestuurders. Dit kwam tot uiting in het negeren van wetten en zelfs corruptie. Dit werd ook ingegeven door de Franse maatregelen tegen het RoomsKatholieke geloof dat het overgrote deel van de Limburgers aanhing. De politieke eenheid en het algemene wantrouwen zouden het proces tot een Limburgse identiteit in gang zetten. 165 Na de nederlaag van Napoleon in 1814 werden door diplomaten uit Wenen de nieuwe Europese landsgrenzen bepaald. Kerkrade en Herzogenrath raakten hierdoor gescheiden van elkaar. Dit was tegen de wens van de bevolking.166 De burgemeesters hebben zelfs een petitie gestuurd aan de Nederlandse commissaris-generaal Verstolk van Soelen om opsplitsing te voorkomen. Maar zelfs het protest van de bestuurders van het toenmalige kanton Rolduc (Kerkrade, Eygelshoven, Simpelveld en Rimburg) en de schepenen van Herzogenrath tegen de splitsing mocht niet baten. Zij hadden gepleit voor handhaving van de eenheid.167 Nationalistische overwegingen speelden hierbij nauwelijks een rol, men wilde de territoriale integriteit van hun kanton behouden en de streek intact houden waarmee men de meeste
160
Hans Knippenberg, “The incorporation of Limburg in the Dutch state” in: Hans Knippenberg en Jan Markusse, Nationalising and Denationalising European Border Regions, 1800-2000. (Dordrecht, 1999) , 39, 42 161 Erwin H. Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade: identificering in een grenslandschap” in: M.A.W. Gerding, Belvedère en de geschiedenis van de groene ruimte. (Groningen/Wageningen, 2003), 208-209 162 Kockelkoren, “Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht” 163 Mike Kockelkoren, “Kerkrade 1814-1839”, via: http://www.kerkrade.nl/site/load.php?page=596&item=650 164 Knippenberg, “The incorporation of Limburg in the Dutch state”, 40-42 165 Ibidem, 43-44. 166 Kockelkoren, “Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht” 167 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 209
47 binding had. Er werd echter in Wenen, waar prestige en nationale belangen voorop stonden, geen rekening gehouden met de wensen van de lokale bevolking of bestuurders.168 De onderhandelingen over de nieuwe Europese grenzen begonnen in 1815, maar duurden 10 maanden, waardoor de grens tussen Nederland en Pruisen pas officieel werd op 26 juni 1816.169 Op die dag werd in Aken een verdrag getekend tussen Nederland en Pruisen over hoe de nieuwe grens exact zou gaan lopen. De hele streek tussen Vaals en Sittard werd gesplitst in een Nederlands en een Pruisisch deel. Veel gemeenten rondom Kerkrade werden Pruisisch en ook Kerkrade verloor ongeveer 700 inwoners aan Pruisen, doordat de Nieuwstraat en al het Kerkraads grondgebied ten oosten daarvan Pruisisch werden. De grens werd vanuit Wenen zo bepaald, omdat het riviertje de Worm en de grote handelsweg de Nieuwstraat natuurlijke begrenzingen leken.170 Pruisen wilde niet dat deze belangrijke handelsweg over Nederlandse grondgebied kwam te liggen.171 De grens liep daar aan de westzijde naast de verharde weg. Pruisen wilde deze weg graag inlijven uit militair en economisch belang in ruil voor afzien van aanspraak op de Domaniale Mijn en de daarbijbehorende exploitatieconcessies.172 Ondanks de nieuwe grens kon de Domaniale Mijn, die sinds 1816 bij Nederland hoorde, daarom gewoon gebruik blijven maken van het hele concessieveld, ook de 130 ha op Pruisisch (later Duits) grondgebied.173 De nieuwe grenzen hebben niet tot veel verhuizingen geleid.174 Na het sluiten van het verdrag van Aken ontstond er tussen Kerkrade en Herzogenrath onderling een sfeer van verdachtmaking en wantrouwen. Dit had met name te maken met hoe de landerijen en financiële rechten verdeeld moesten worden. De bevolking van Limburg heeft zich echter snel bij de besluiten van Wenen neergelegd. Ze waren gewend dat beslissingen over hun hoofden heen werden gemaakt. Het ontbrak aan een eigen nationale identiteit en men reageerde bijna apathisch toen Limburg bij Nederland werd gevoegd. 175 Door de nieuwe grens die dwars door het Land van Rode, oftewel het Land van ’sHertogenrade, kwam te liggen, veranderde de regio in een ‘grenslandschap’: een landschap bestaande uit twee of meer delen die als gevolg van een grensscheiding zowel een historisch gemeenschappelijke als een onafhankelijke ontwikkeling kennen. De verschillen ontstonden doordat Kerkrade en Herzogenrath voortaan elk vanuit een ander centrum bestuurd werd.176 Bovengronds was er voortaan sprake van een staatkundige grens, ondergronds golden de grenzen ook. Waar de mijnen altijd ondergronds met elkaar verbonden waren, werden sinds 1815-1816 gangen afgesloten en verzegeld. Er waren toen nog geen culturele grenzen, zoals een taalgrens.177 De grens was nog niet erg merkbaar. Economisch verkeer ging gewoon door, hoewel het smokkelen van bepaalde producten wel toenam door de douanecontroles. Boeren exploiteerden echter nog decennialang landbouwgronden aan de andere kant van de 168
Kockelkoren, “Kerkrade 1814-1839”. J. Becker, Eurode Geschiedenis Project, Eurode 2000+ (Kerkrade, 2004) 170 Kockelkoren, “Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht” 171 Kockelkoren, “Kerkrade 1814-1839”. 172 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 209 173 Kockelkoren, “Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht” 174 Kockelkoren, “Kerkrade 1814-1839”. 175 Ibidem 176 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 198 177 Ibidem, 209, 218 169
48 grens en de contacten met familieleden aan de andere kant gingen ook gewoon door. Duits geld werd aan het Nederlandse deel van de grens gewoon geaccepteerd en zelfs de Heerlense Oranje Nassau-mijnen betaalden tot 1914 de lonen uit in Duits geld. Ook ging men over de grens naar de kerk en tot 1914 was de kerktaal in Bleijerheide (gemeente Kerkrade) Duits.178 Ondanks de scheiding ontleende de bevolking van Kerkrade en Herzogenrath haar identiteit nog aan de oude situatie. Er was geen sprake van nationalistische gevoelens in het Land van Rode. Limburg was gevoelsmatig Belgisch, staatkundig Nederlands en economisch afhankelijk van de Duitsers.179 Toch was er weerstand tegen de toevoeging tot Nederland, omdat koning Willem I het protestantisme verkoos boven het katholicisme. Ook werd Nederlands voortaan de voertaal, terwijl de elite voornamelijk Frans sprak. De autocratische en centralistische manier van regeren pasten niet bij de tradities van de regio, die vooral gericht was op de lokale en regionale gemeenschap. Hierdoor deed Limburg graag mee met de andere zuidelijke provincies toen de Belgische opstand begon in 1830. Bovendien zou de Limburgse landbouw van een Belgisch bewind profiteren.180 In het westen van Limburg was de identificatie met de Belgen het grootst, maar ook in Zuidoost-Limburg steunde men de Belgen, omdat veel mijnen werden geëxploiteerd door Belgische financiers, deskundigen en mijnwerkers. Het verplicht stellen van het Nederlands in 1823 in plaats van het Duits en Frans, zorgde ook voor sympathie voor de Belgische opstand.181 De nieuwe staatkundige grenzen van 1815/1816 werden slechts aangegeven met grensstenen en –palen en handels- en personenverkeer ondervond nauwelijks hinder van de nieuwe grens. Ook politiek gezien veranderde er niet veel doordat de notabelen uit de Franse tijd gewoon waren blijven zitten. Pas in oktober 1830 kwam hier verandering in toen Kerkrade en de Domaniale Mijn onder Belgisch bewind kwamen. Pruisische troepen werden aan de grens gestationeerd. Toch veranderde voor de bevolking van Kerkrade ook nu niet zoveel. Op economisch en religieus gebied bleef alles hetzelfde. Wel kreeg de plaatselijke bevolking meer inspraak in de gemeentelijk politiek. Toch hield de lokale elite de werkelijke macht.182 In 1839 werd bij het Tractaat van Londen een verdrag gesloten waarbij België onafhankelijk werd verklaard en de provincie Limburg in een Belgisch en een Nederlands deel werd verdeeld. In Kerkrade was er, net als in andere delen van Nederlands Limburg, veel weerstand tegen een terugkeer binnen het Nederlandse staatsbestand.183 De bevolking van Limburg had, net als de lokale bestuurders, geen stem in bij welk land ze zouden horen. Er werd voor hen beslist dat ze, na 9 jaar Belgisch te zijn geweest, opnieuw Nederlanders werden. Ze konden zich niet identificeren met Holland of de protestantse koning. Ze voelden zich erg aangetrokken tot het optimisme en dynamiek van de nieuwe liberaal-katholieke staat België. Velen verhuisden naar België, waarvan 1700 hun nationaliteit veranderden in de 178
Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 216 Ibidem, 217 180 Knippenberg, “The incorporation of Limburg in the Dutch state”, 44-45 181 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 217 182 Kockelkoren, “Kerkrade 1814-1839”. 183 Ibidem 179
49 Belgische. Ook de Nederlanders waren niet erg gelukkig met de toevoeging van Nederlands Limburg en vonden het maar een ‘vreamd aanhangsel’184. Koning Willem I was erg tegen de grote invloed van de Rooms-katholieke kerk, maar zijn opvolger koning Willem II wilde hen meer tegemoet komen. Toch bleven de protesten in Limburg. De nieuwe staatsgrenzen vormden een barrière voor economische relaties met de Belgische en Duitse buurregio’s. Enkele pogingen tot afscheiding mislukten echter. Het versterkte wel de Limburgse identiteit: wij tegen zij.185 Toch werd op 17 juni 1841 koning Willem II enthousiast ontvangen toen hij Limburg en daarbij ook Kerkrade bezocht. Overal wapperde de nationale driekleur. Men had zich dus wederom snel naar het nieuwe lot geschikt. De hartelijke ontvangst die koning Willem II ten deel viel, was volgens Kockelkoren vooral opportunistisch en was er waarschijnlijk ook geweest bij een ander staatshoofd van een ander land.186 Omdat Kerkrade in 50 jaar tijd maar liefst 5 keer in een ander land kwam te liggen (Oostenrijkse Nederlanden, Franse Rijk, Koninkrijk der Nederlanden, België en weer Nederland) waren er in Kerkrade niet veel nationalistische gevoelens aanwezig. Men hield een nauwere band met de Pruisische buren aan dan met Nederland zelf. Pas in de Eerste Wereldoorlog zou hier verandering in komen, doordat men uit eigen belang liever voor het neutrale Nederland koos waardoor de Limburgse steenkoolindustrie kon floreren.187 Het Nederlandse deel van Limburg werd in 1839 een Nederlandse provincie en als hertogdom Limburg ook onderdeel van de Duitse Bond. Zo werden de Duitsers en koning Willem I gecompenseerd voor het verlies van grote delen van Groothertogdom Luxemburg aan België. 188 Toch werd Limburg als provincie nog niet als volwaardig beschouwd. In het noorden waren er in 1848 zelf stemmen om Limburg geheel over te dragen aan de Duitse Bond. Dit gevoel van genegeerd worden door de nationale staat was zeer sterk in Kerkrade, maar was ook waarneembaar in Herzogenrath. De scheiding door de grens in de negentiende eeuw had daar negatieve gevolgen voor met name de infrastructuur van de spoorwegen en daarmee voor de mijnbouwindustrie. Pruisen deed niets om de economische ontwikkeling in deze regio te bevorderen.189 Er heerste in Limburg rond 1866 angst voor annexatie door Bismarck, die hiermee had gedreigd. Dit bracht bij de Limburgers anti-Pruisische gevoelens teweeg. In 1867, toen Pruisen de Noordduitse Bond reorganiseerde, werd Limburg hieraan onttrokken en hoorde het voortaan alleen nog bij Nederland. Het loskomen uit de Duitse Bond versterkte de oriëntatie van Limburg op de Nederlandse staat. Dit werd ook ingegeven uit veiligheidsoverwegingen, omdat de kans op Pruisische annexatie tijdens de Frans-Duitse oorlog in 1870 nog steeds aanwezig was.190 Kerkrade had zelfs koning Willem III een felicitatie gestuurd voor zijn verjaardag, als teken dat de gemeente geen deel meer wilde uitmaken van Duitsland.191 In
184
Knippenberg, “The incorporation of Limburg in the Dutch state”, 46 Ibidem, 46-48 186 Kockelkoren, “Kerkrade 1814-1839”. 187 Ibidem. 188 Knippenberg, “The incorporation of Limburg in the Dutch state”, 42 189 Ehlers, The binational city Eurode, 63 190 Knippenberg “The incorporation of Limburg in the Dutch state”., 48-53 191 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 217-218 185
50 1871 werd na de Frans-Duitse oorlog het Duitse keizerrijk opgericht, waardoor Herzogenrath voortaan niet meer Pruisisch, maar Duits was geworden.192 De publieke opinie werd in Limburg steeds meer pro-Nederlands, er ontstond een nationaal gevoel en Limburg werd voor het eerst een normale Nederlandse provincie.193 Dit gebeurde pas officieel in 1904.194 De Limburgse katholieke mentaliteit werd meer en meer vervangen door een Nederlands katholieke. Nederlands-Limburg kwam steeds meer los van het Belgische deel en de Duitse grensregio’s, wat onder meer zichtbaar was in de daling van het aantal gemengde huwelijken en mensen die geboren waren buiten Nederland. Steeds meer mensen spraken Nederlands in plaats van Frans, maar de lokale dialecten bleven wel bestaan. Ook het aantal Duits-sprekenden nam af. In Kerkrade werd tot 1910 nog voornamelijk Duits gesproken. Vanaf 1920 nam dit sterk af, al bleef de stad een ‘transition area’: Duits en Nederlands bleven naast elkaar bestaan.195 Ondertussen groeide de mijnbouw in de regio. Er werden steeds meer mijnen geopend in Kerkrade en de rest van Zuidoost-Limburg tussen eind negentiende eeuw en 1927. Vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog toen er vanuit het Roergebied geen kolen konden worden geïmporteerd, werd de productie opgevoerd.196
3.3 Kerkrade en Herzogenrath als gedeelde steden in de twintigste eeuw De grens aan de Nieuwstraat was tot 1914 nauwelijks zichtbaar. Rond 1900 lagen aan de Nederlandse kant van de grens een groot aantal ambtenarenwoningen, gebouwd door de Domaniale Mijn. Aan de Duitse kant liep sinds 1902 de trambaan van Herzogenrath naar Aken, waar ook de inwoners van Kerkrade gebruik van maakten.197 De nieuwe staatkundige grenzen werden pas echte merkbaar toen aan het begin van de Eerste Wereldoorlog aan de Nieuwstraat een ‘ijzeren gordijn’ werd opgericht van circa 2 meter hoog.198 In 1915 werd er namelijk langs de Nederlandse huizen een prikkeldraadhek gespannen die de grens zichtbaar moest maken en bovendien smokkel, spionage en desertie moest tegengaan. Later hebben de Duitsers de versperring naar het midden van de straat verplaatst, waarop de Nederlanders weer een nieuwe prikkeldraadversperring optrokken aan de Nederlandse kant van de grens om maar de neutraliteit te benadrukken. De Eerste Wereldoorlog veranderde de verhouding tussen beide delen van de grens. Deels had dit te maken met de neutraliteit van Nederland, maar ook werden de nationalistische gevoelens in deze tijd sterker.199 Na afloop van de oorlog kwamen Belgische troepen naar Herzogenrath om de grens te bewaken.200 Tussen 1918 en 1926 werd Herzogenrath bezet door België, afgewisseld met 192
Becker, Eurode Geschiedenis Project. Knippenberg, “The incorporation of Limburg in the Dutch state”, 48-53 194 Becker, Eurode Geschiedenis Project. 195 Knippenberg, “The incorporation of Limburg in the Dutch state”, 48-53 196 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 218-219 197 Ibidem, 221 198 Kockelkoren, “Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht” 199 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 221 200 Ibidem, 222 193
51 Franse soldaten.201 Dit zorgde voor onrust bij de Nederlandse autoriteiten, omdat de Belgen hadden aangegeven Nederlands-Limburg te willen annexeren als straf voor de neutraliteit. Limburg wilde in die tijd juist meer integreren in de Nederlandse staat. Op 20 december 1918 nam de gemeenteraad van Kerkrade een motie aan waarin ze haar aanhankelijkheid betuigde aan de koningin en het vaderland. Aanleiding hiertoe waren de dreigende annexatie door België en de steun aan de nieuwe katholieke en uit Limburg afkomstige minister-president Ruys de Beerenbroeck. De meerderheid van Limburg wilde, in tegenstelling tot de periode 1830-1839, niet bij België horen, omdat de Belgische annexionisten voornamelijk Franstalig waren en de Nederlandse neutraliteit ervoor gezorgd had dat de mijnbouw in Kerkrade en omgeving floreerde als nooit tevoren. Er heerste hierdoor een redelijke welvaart.202 De landbouw nam af, maar de mijnbouw was fors toegenomen tussen 1849 en 1930. Boerendorpen werden omgevormd tot stedelijke centra. Er ontstond een grote immigratiegolf. De mijnbouw in Limburg had een extra impuls gekregen tijdens de Eerste Wereldoorlog, in tegenstelling tot de mijnbouw in België en Duitsland. Hierdoor werd Zuid-Limburg erg belangrijk voor de Nederlandse economie. De Limburgse bevolking profiteerde van het Nederlanderschap. De oorlog had hen Nederlandser gemaakt.203 De groei van de mijnbouw in Kerkrade trok veel buitenlandse arbeidskrachten aan, onder wie veel Duitsers. Velen van hen waren er al voor 1914 om aan de dienstplicht en de oorlog te ontkomen. Opvallend was dat deze groep goed integreerde op zowel lokaal als nationaal niveau. Tussen 1909 en 1949 was 10 tot 30% van de werknemers buitenlands, 30 tot 36% van alle werknemers was geboren in Duitsland. Er was sinds hun komst sprake van een assimilatieproces. Hun kinderen pasten zich al volledig aan aan de Nederlandse maatschappij. Daarnaast was er een grote groep Poolse arbeiders. Dezen werden door de Kerkradenaren nog vaak als buitenstaanders ervaren. Hieruit komt volgens Karel mede het hoge aantal NSBstemmers voort tijdens de jaren dertig. Toch assimileerden de Polen ook in Limburg, vanwege hetzelfde katholieke geloof en het spreken van Duits, wat tot de Eerste Wereldoorlog bijna net zoveel gesproken werd in Kerkrade als Nederlands. De verhouding tussen de Kerkraadse bevolking en de Duitse immigranten was over het algemeen goed, omdat de meesten van hen van vlak over de grens kwamen en de culturele verschillen gering waren.204 Begin jaren twintig werden de draadversperringen verwijderd en daardoor bloeide de handel over de grens weer op. Veel Duitsers gingen naar de Nieuwstraat om aan de Nederlandse kant inkopen te doen, omdat ze in eigen land niet veel konden krijgen. De grensbewaking moest ze echter weer terugzenden, waardoor ze niet verder kwamen dan de Nieuwstraat waar handige handelaren koffie en sigaretten verkochten, tot ongenoegen van de Kerkraadse middenstand.205 Ondanks dat de oorlog voorbij was en de versperringen verwijderd, werd de staatsgrens nog wel nadrukkelijk ervaren. Uitzondering was de Nieuwstraat die door de bevolking van beide zijden als neutraal gebied werd gezien. Dit is ook in latere perioden zo gebleven. Zij ervoeren de grens heel anders dan de politici en beleidsmakers in Den Haag en 201
Becker, Eurode Geschiedenis Project. Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 222 203 Knippenberg, “The incorporation of Limburg in the Dutch state”, 53-55 204 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 223-224 205 Ibidem, 225 202
52 Berlijn/Bonn. De culturele oriëntatie van de Kerkradenaren was in de jaren twintig en dertig sterk op Duitsland en Aken gericht, zoals met de viering van Carnaval.206 De nieuwe breuk tussen Nederland en Duitsland begon niet pas in 1940 met de bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog, maar was in de grensregio’s al vanaf 1933 voelbaar met de oprichting van het Derde Rijk. In eerste instantie ging Kerkrade nog mee met de Duitse tendens. In 1935 was er een hoog aantal NSB-stemmers: 24,2%. Dit had te maken met de slechte sociaal-economische situatie en de verwantschap met Duitsland. Wel vonden er regelmatig ernstige grensincidenten plaats aan de Nieuwstraat door ondermeer Nederlandse communisten tegenover de Duitse grensbewakers. Ook vond er veel smokkel plaats. Dit alles zorgde ervoor dat de grens op de centimeter precies werd genomen. In 1936 bouwden de Duitsers een ringweg rond Herzogenrath, waardoor de Nieuwstraat geen doorgaande weg meer was en de grenstroepen hem beter konden controleren. Hierdoor wilden ze voorkomen dat Duitsers nog zo gemakkelijk naar Nederland konden en dat Joden konden vluchten. 207 In 1939 werden door Duitsland ijzeren palen geplaatst met daartussen een hek van prikkeldraad. Dit hek was ongeveer 2 meter hoog.208 Deze prikkeldraadversperring maakte onderdeel uit van de Westwall, die liep van Wesel tot aan Basel. Op 14 mei 1939 kwam Hitler persoonlijk naar Herzogenrath om de Westwall hier te inspecteren.209 Deze bestond buiten de bebouwde kom uit betonnen blokken en binnen de steden uit een hekwerk.210 Het hek splitste de Nieuwstraat in een Nederlands en een Duits deel over een lengte van meer dan 2 km.211 In 1945 is dit hek door Nederland vernieuwd.212 Tijdens de bezetting in de Tweede Wereldoorlog nam de weerzin tegen de Duitsers in Kerkrade toe. Men sprak voortaan geen Duits meer, maar stapte over op Nederlands. Ook direct na de oorlog wilde men zich beslist niet met Duitsland identificeren. Toch gold die weerzin niet tegen de inwoners van Herzogenrath. Daarvoor waren de vriendschapsbanden te sterk. Zo werden in 1946 van Nederlandse kant broden over het hek gegooid om de hongerige buren te helpen.213 Ook de Tweede Wereldoorlog versterkte de Nederlandse identiteit van de Limburgse bevolking. Toch bleef de relatie met de Nederlandse staat complex. De lokale politiek werd lang beheerst door lokale partijen. In 1970 was dit nog ruim 87%, in 1990 was dit gedaald naar ruim 37%, wat nog wel ruim meer is dan elders in Nederland. Ook werd de invloed van het katholicisme minder.214 Tussen 1945 en 1947 waren er binnen Nederland plannen voor annexatie van grote delen van Duitsland. Dit kwam voort uit wraakgevoelens, maar ook werd het gezien als vorm van 206
Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 225 Ibidem, 227-228 208 Stadtarchiv Herzogenrath, Dokumentation über die Neustrasse/Nieuwstraat sowie ein historischer Abriss von Herzogenrath/Eurode. (Herzogenrath, 2004) 209 Becker, Eurode Geschiedenis Project. 210 Ehlers, The binational city Eurode, 65. 211 Kockelkoren, “Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht” 212 Stadtarchiv Herzogenrath, Dokumentation über die Neustrasse/Nieuwstraat 213 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 227-228 214 Knippenberg, “The incorporation of Limburg in the Dutch state”, 56-57 207
53 herstelbetaling en als veiligheidsbuffer als de grens oostelijker zou komen te liggen. De geallieerde bezettingsmachten gingen hier echter niet mee akkoord, waardoor de grenscorrecties die uiteindelijk in 1949 werden vastgelegd, minimaal waren in vergelijking met wat was voorgesteld. Ook de burgemeester van Kerkrade had in 1945 zijn wensen tot grenscorrectie duidelijk gemaakt aan de nationale overheid. Hij wilde de grens verleggen tot achter de spoorlijn Herzogenrath-Aken. Zijn motieven waren veiligheidsoverwegingen en economische voordelen. Hij vond dat het in de toenmalige situatie onmogelijk was een goede verkeerssituatie te scheppen en de smokkel te controleren. Ook vond hij het onacceptabel dat boeren niet meer bij hun grond aan de Duitse kant van de grens konden komen. Daarnaast wilde hij ook de ondergrondse grens veranderen door de Duitse mijnconcessies op te nemen. Hiermee hoopte hij de Domaniale Mijn en daarmee de lokale werkgelegenheid te ondersteunen. Ook wilde hij enkele fabrieken in Herzogenrath overnemen. Hij slaagde echter niet in zijn plannen. Uiteindelijk werd bepaald dat de grens vanaf 1949 op de as van de Nieuwstraat zou komen te liggen.215 Bij de grenscorrecties in 1949 kreeg Nederland de helft van de Nieuwstraat erbij. Hiervoor lag de straat in Duitsland en lag de grens bij de rand van de weg.216 De trambaan lag daarmee nog net in Duitsland. Pas op 8 april 1960 werd dit in een verdrag met West-Duitsland vastgelegd.217
Figuur 4.1 (links): Dubbele prikkeldraadversperring aan de Nieuwstraat tijdens de Eerste Wereldoorlog. Bron: Gemeentearchief Kerkrade. Figuur 4.2 (rechts): De muur van leiconblokken midden op de Nieuwstraat met aan beide zijden van de muur een tweebaansweg (1968-1993). Bron: Gemeentearchief Kerkrade.
De grens tussen Kerkrade en Herzogenrath werd na de Tweede Wereldoorlog ook wel Kerkrades eigen ‘ijzeren gordijn’ genoemd. De prikkeldraadversperring zoals die in 1939 door de Duitsers was opgetrokken, werd in 1955/1956 vervangen door een hek van harmonicagaas. Dit was niet alleen in de Nieuwstraat het geval, maar ook in de Aachenerstrasse, waar het prikkeldraad al sinds 1947 verwijderd was, kwam een hek. De plaatsing gebeurde door de Nederlandse douane-autoriteiten, zonder inspraak van de lokale 215
Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 228-230 Stadtarchiv Herzogenrath, Dokumentation über die Neustrasse/Nieuwstraat 217 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 228-230 216
54 bestuurders. Protesten van het lokale bestuur werden niet gehonoreerd. Ook de Haagse overheid vond dat de plaatsing van een hekwerk goedkoper was dan grenspatrouilles. De Nieuwstraat kreeg over de hele lengte een hekwerk, ook het deel dat tussen 1947 en 1955 open was geweest. De bevolking ging hiertegen in het verzet, omdat ze de straat als neutraal gebied beschouwden.218 De naoorlogse grens zorgde er echter wel voor dat de bevolking van Kerkrade en Herzogenrath uit elkaar groeiden. Veel autochtone inwoners van Herzogenrath vertrokken vanwege de slechte economische omstandigheden en werden vervangen door nieuwelingen uit andere delen van Duitsland. Hierdoor verdween het gemeenschappelijke dialect uit Herzogenrath en bleef dat alleen nog in Kerkrade bestaan. Ook werd de culturele en sociale afstand groter. De sluiting van de Domaniale Mijn in 1969 maakte het verschil nog groter, omdat daarmee ook de mijngebouwen en –schachten uit het landschap verdwenen en het gezamenlijke mijnwerkersverleden als het ware werd uitgewist. De grensoverschrijdende identificering hield hiermee op te bestaan. 219 Naarmate de internationale verhoudingen sinds 1945 verbeterden, werd het hekwerk steeds verder verlaagd en in 1968 vervangen door een muur van leiconblokken van circa 40 cm hoog.220 Dit werd door zowel Nederland als Duitsland bekostigd.221 De vervanging van het hek door het lagere muurtje was een teken dat de economische eenwording van Europa meer vorm begon te krijgen. Vanaf begin jaren zeventig mochten inwoners van Kerkrade en Herzogenrath op vertoon van een pasje tussen de leiconblokken de grens oversteken. Er waren toen nog teveel juridische bezwaren om geen afscheiding meer te plaatsen.222 Door het vormen van een Europese binnenmarkt door het wegvallen van de grenzen, werd samenwerking tussen de regio’s binnen Europa steeds belangrijker. Regio’s zijn in toenemende mate geworden tot bouwstenen van het Europa van de toekomst.223 In 1976 is de Euregio Maas-Rijn gesticht. Zij vormt een tussenschakel tussen Brussel en de initiatiefnemers in de regio’s. Het is een administratieve instelling, alleen bureauwerk. Volgens Hans Hoever van het Openbaar Lichaam Eurode zouden ze meer tussen de mensen moeten staan en voelen welke problemen er zijn. Het zou volgens hem goed zijn als Euregio als een provincie functioneerde. Nu regelt elke plaats zelf zijn zaken: er zijn platforms gevormd bestaande uit 45-50 personen, die zich actief met grensoverschrijdende projecten bezighouden, zoals bijvoorbeeld het team GWO in Heerlen dat zich bezighoudt en voorlichting geeft over grensoverschrijdende belastingwetten. In het geval van Kerkrade en Herzogenrath is er zelfs sprake van internationale integratie op lokaal niveau. Vanuit de EU wordt het creëren van het ‘Europa der Regionen’ gestimuleerd en daarmee van de Euregio’s. Binnen de EU zijn er veel verschillen. Binnen de Euregio Maas-Rijn is er alleen al sprake van 5 culturen: Nederlands
218
Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 230 Ibidem, 231-232 220 Kockelkoren, “Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht” 221 Stadtarchiv Herzogenrath, Dokumentation über die Neustrasse/Nieuwstraat 222 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 232 223 John Stohr et al, Eurode. Zusammenarbeit zwischen den Grenzstädten Kerkrade und Herzogenrath. (Vught, Köln, 1991), 1. 219
55 Limburg, de Duitse regio Aken, Belgisch (Vlaams) Limburg, Duitstalig België en de Belgische (Waalse) regio Luik.224 Toen eind 1992 de binnengrenzen in de Europese Gemeenschap werden opengesteld gingen de twee gemeentes steeds meer samenwerken met steun van de EU.225 In 1993 begon de ingrijpende reconstructie van de Nieuwstraat. Op 21 september 1993 werd de muur van leiconblokken verwijderd.226 Bij de reconstructie die tot 1995 duurde, is de weg van 2 keer 2baans in 1 keer 2-baans veranderd en sindsdien is het niet meer zichtbaar waar Nederland begint en Duitsland ophoudt.227 Tegenwoordig lijkt de Nieuwstraat/Neustrasse een gewone straat. Aan beide kanten van de weg zijn woonwijken, ook aan de Nederlandse kant waar tot de jaren zeventig nog het terrein van de Domaniale Mijn lag. De grens is alleen zichtbaar door de verschillende architectuur van de huizen en de nummerborden en straatnaamborden. Ook staat er op één van de 6 rotondes die tegenwoordig in de weg zijn geplaatst, nog een klein stukje van de leiconblokkenmuur als een soort van monument. Aan de Duitse kant wordt Hoch-Deutsch gesproken, aan de Nederlandse kant voornamelijk het Kerkraads dialect.228 Figuur 3.3: De ‘nieuwe’ Nieuwstraat, zoals deze sinds 1995 is aangelegd met op de rotonde nog een laatste stukje muur als monument.
3.4 Samenwerking in de eenentwintigste eeuw: Eurode De belangrijkste reden dat Kerkrade en Herzogenrath toenadering tot elkaar zochten was het sluiten van de mijnen, wat een groot effect had op de ruimtelijk-economische ontwikkeling van beide steden. Ze wilden samen een oplossing zoeken voor de crisis. De reden dat ze toenadering tot elkaar zochten en niet met andere steden in de eigen regio was een
224
Interview met Hans Hoever , Openbaar Lichaam Eurode, 22-01-2009. Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 232 226 Dagblad De Limburger, “Laatste Muur in Europa weg”, Dagblad de Limburger, 22-09-1993. 227 Kockelkoren, “Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht” 228 Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 232-233 225
56 strategische keuze, omdat die steden zoals Heerlen en Aken veel groter waren en ze daarbij niet wilden achterblijven. Ook hoopten ze hiermee Europese subsidies binnen te halen.229 Naar aanleiding van het bilaterale Verdrag van Anholt uit 1991, waarbij de lokale overheden aan beide zijden van de grens meer mogelijkheden kregen om met elkaar samen te werken, werd het Openbaar Lichaam Eurode opgericht. Dit was een poging van de gemeenten Kerkrade en Herzogenrath om de eenheid van vóór 1815 te herstellen.230 Burgemeester Wöltgens, die afkomstig was uit Bleijerheide (Kerkrade), wilde in de jaren negentig van Eurode één Europese gemeente maken. Dit was geen reëel plan, omdat dit juridisch niet mogelijk is. Wel wordt er naar gestreefd de stadsdelen Kerkrade en Herzogenrath zoveel mogelijk samen te laten doen.231 De toenadering tussen beide steden begon met een intergemeentelijke samenwerking tussen verenigingen en belangenorganisaties. Daarna werd het project ‘Interne Markt ’92’ opgezet om politici en bestuurders te laten nadenken over gezamenlijke initiatieven. Hieruit kwam in 1991 het ‘Vriendschapsmanifest’ voort dat een informele samenwerking op gemeentelijk niveau inhield onder de naam Eurode. De samenwerking is daarna verder geïntensiveerd. Doelen waren economische voordelen, verbetering van de levenskwaliteit en van de contacten tussen de burgers. Als eerste werd er een ruimtelijk-economisch ontwikkelingsplan opgezet zodat er een gemeenschappelijke planning zou komen op het gebied van infrastructuur, het aantrekken van ondernemingen en het oplossen van de pendelproblematiek. Dit alles kon worden bewerkstelligd met Europese middelen, de zogenaamde Interreg-middelen, in het actieprogramma van 1991. 232 Waar het vriendschapsverdrag van 1991 nog een intentieverklaring was, werd in augustus 1997 dit verdrag vervangen door een formeler samenwerkingsverband. Daarmee verwachtten de gemeentes meer gedaan te kunnen krijgen binnen Europa en van de politiek. Dit verdrag was gebaseerd op het Verdrag van Anholt uit 1991.233 Vanaf 1998 vormden Kerkrade en Herzogenrath samen het Openbaar Lichaam Eurode.234 Er kwam een Euroderaad bestaande uit 8 Kerkraadse en 8 Herzogenrathse bestuurders. De Euroderaad heeft geen macht, maar wel kunnen de 8 raadsleden de gezamenlijke ideeën terugbrengen naar hun eigen gemeente om deze plannen daar te implementeren.235 Voorzitter is afwisselend één van de twee burgemeesters, elke 2 jaar rouleren zij. Van hieruit zijn diverse Eurode-projecten van de grond gekomen. Voorbeelden zijn de herontwikkeling van de Nieuwstraat die gereed was in mei 1995, het woningbouwproject in Herzogenrath-Merkstein begin jaren negentig, het tweetalige onderwijsprogramma Eurobabel, samenwerking tussen politie en brandweer aan beide zijden van de grens en het grensoverschrijdende bedrijfsverzamelgebouw Eurode Business Center (EBC) dat in 2001
229
Ehlers, The binational city Eurode, 78. Karel, “De Nieuwstraat te Kerkrade”, 198 231 Interview met Hans Hoever, 22-01-2009 232 R. Frensch, “Eurode - van vriendschapsverdrag tot intergemeentelijk samenwerkingsverband”, in H. Spoormans et al, Grenzen over. Aspecten van grensoverschrijdende samenwerking. (Bussum 1999), 122. 233 Ibidem, 124-125. 234 Eurode, Kerkrade & Herzogenrath, Op weg naar de eerste Europese stad. (Kerkrade/Herzogenrath 2007) 235 Interview met Hans Hoever, 22-01-2009. 230
57 gereed kwam en bovenop de grens is gebouwd met een Nederlandse en een Duitse vleugel. 236 In 1997 is de stichting Eurode 2000+ opgezet die zich richt op de socio-culturele uitwisseling tussen beide gemeentes, zoals op het gebied van cultuur, sport, ontspanning en toerisme.237 Figuur3.4: Het Eurode Business Center aan het eind van de Nieuwstraat midden op
de
grens
tussen
Kerkrade
en
Herzogenrath met links op de foto de Nederlandse vleugel en rechts de Duitse vleugel.
In de toekomst wil men Eurode nog meer uitbreiden. Nu richt men zich na deze grote projecten meer op kleinere projecten, zoals op scholen (tweetalig onderwijs) en op grensgangers. Europese regio’s worden binnen de EU steeds sterker door meer samenwerking. Het Openbaar Lichaam Eurode heeft een ondersteunende functie voor initiatiefnemers van projecten. Eurode vormt een voorbeeld voor vele andere Europese regio’s, zoals in Ierland en Oostenrijk, van waaruit bestuurders naar Eurode komen of hen uitnodigen om over de organisatie van Eurode te praten. Zo moest er speciaal voor het EBC een belastingmaatregel gecreëerd worden zodat ondernemers zich in beide vleugels van het gebouw konden vestigen en konden gaan werken.238 Eurode is het eerste intergemeentelijke samenwerkingsverband dat uit het Verdrag van Anholt is voortgekomen en vormt een pilotproject voor andere gemeentes in Europa. Nergens in Europa is zo’n nauwe intergemeentelijk samenwerking en organisatie. Burgemeesters en gemeenteambtenaren hebben meer speelruimte gekregen om deze samenwerking uit te voeren.239 Een nieuw plan dat op stapel staat is om aan de Nieuwstraat borden te plaatsen om het verschil te laten zien met hoe het vroeger was. De grens doet er nu niet meer zoveel toe volgens Hoever, maar het is wel belangrijk te laten zien wat er gebeurd is, wat er allemaal veranderd is. Ook moeten meer MBO-opleidingen tweetalig worden, want deze scholieren blijven vaak in de regio werken. Daarbij wordt de zogenaamde Euregio-competentie verplicht, waarbij een stage in het buurland moet worden gelopen. 240
236
Eurode, Kerkrade & Herzogenrath, Op weg naar de eerste Europese stad. Frensch, “Eurode – van vriendschapsverdrag tot intergemeentelijk samenwerkingsverband”, 123. 238 Interview met Hans Hoever 22-01-2009. 239 Frensch, “Eurode – van vriendschapsverdrag tot intergemeentelijk samenwerkingsverband”, 124-125. 240 Interview met Hans Hoever 22-01-2009. 237
58 Vanaf 2003 kwam het zogenaamde HULK-project tot stand in het kader van EuRegionale 2008, wat intensere samenwerking inhield tussen de 4 gemeentes Herzogenrath, ÜbachPalenberg, Landgraaf en Kerkrade.241 Daarnaast vindt er samenwerking en overleg plaats tussen Parkstad Limburg, waar Kerkrade deel van uitmaakt samen met 6 andere gemeentes, en de regio Aken, die uit maar liefst 95 gemeentes bestaat, waaronder Herzogenrath. Deze regio sterkt zich ver uit tot in de Eifel. Hierdoor is er weinig interesse voor wat er in een ander deel van de regio gebeurt. Een gemeente in de Eifel is nu eenmaal niet geïnteresseerd in bijvoorbeeld een nieuwe rondweg rond Heerlen. Hieruit ontstond het idee van de Landsraad Aachen, waarvan de voorzitter in Herzogenrath woont, om hier wat aan te gaan doen. Nu bestaat de regio Aken uit de Stadt Aachen en de Kreis Aachen (zonder de stad) en de gemeenten daaromheen. Afgesproken is nu dat vanaf september 2009 de Städteregion Aachen zal worden gevormd, die uit 9 gemeenten zal bestaan rond de grens. Hierbij verdwijnt de Kreis Aachen. Dit zal de grensoverschrijdende samenwerking bevorderen, omdat de gemeentes die met elkaar overleg hebben, dichterbij elkaar gelegen zijn en daardoor meer met elkaar te maken hebben.242
3.5 Conclusie Grenzen zijn tijdens de negentiende en twintigste eeuw steeds belangrijker geworden en binnen de grenzen vond er een homogenisatie plaats. Grenzen hebben een meer sociale betekenis gekregen dan in de negentiende eeuw: ze werden merkbaarder voor de grensbewoners door grotere verschillen in bijvoorbeeld wetten, belastingen, onderwijs en sociale zekerheid. Er is minder sprake van een wisselwerking tussen regio’s aan beide zijden van de grens. Sociale afstand en geografische afstand zijn anders geworden sinds grenzen een sociale betekenis hebben gekregen. De grens werd een sterke barrière. Dit gold voor onderwijs en gezondheidszorg, maar ook voor werk en de huizenmarkt. Slechts een klein deel van de bevolking neemt deze hindernis. De verschillende naties zijn meer naar binnen gekeerd, al zal de toenemende Europese integratie hier verandering in kunnen brengen.243 Dit geldt ook voor Kerkrade en Herzogenrath. Ze vormden tot 1815 een eenheid in het Land van Rode met een gezamenlijke cultuur en dialect en veel familiebanden. Ook de mijnbouw verbond beide zijden van de grens met elkaar, zowel boven als onder de grond. Tot de Eerste Wereldoorlog speelde de grens van 1815/1816 nauwelijks een rol in het dagelijks leven van de steden en was men vooral lokaal en regionaal gericht. Ook waren de steden met elkaar verwant door de mijnbouw in de streek aan beide kanten van de grens, waarbij veel arbeiders aan de andere kant van de grens werkten. De grens was puur een politieke lijn die getrokken was, de bewoners van de streek rond Kerkrade en Herzogenrath ervoeren de grens niet als een hindernis. De regio was van grote betekenis, waarbij dit gebied aan beide zijden van de grens gelegen was en een geheel vormde. De steden maakten eind negentiende eeuw
241
Eurode, Kerkrade & Herzogenrath, Op weg naar de eerste Europese stad. Interview met Hans Hoever 22-01-2009. 243 Knippenberg, “The incorporation of Limburg in the Dutch state”, 59-60 242
59 beide wel deel uit van een nationale staat en ook al was die band in het begin niet sterk, toch zorgde dit ervoor dat de steden langzaamaan van elkaar loskwamen. Vanaf de Eerste Wereldoorlog werd dit nog sterker, doordat de steden letterlijk van elkaar gescheiden raakten en Kerkrade profiteerde van de Nederlandse neutraliteit. De Tweede Wereldoorlog maakte de afkeer tot Duitsland nog sterker. De grens had door de twee oorlogen dus een sterkere betekenis gekregen en was duidelijk aanwezig en zichtbaar. De grens werd een barrière, zowel letterlijk door de afzettingen, als psychologisch door de afkeer van Nederlanders ten opzichte van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog, maar ook door de verschillende nationale besturen en regelgeving. Dit maakte dat de steden steeds meer op zichzelf kwamen te staan en naar het eigen land toe waren georiënteerd. De grensregio verloor hiermee aan betekenis. Hoewel men zich in Kerkrade wel een Limburgse identiteit aanmat, voelde men zich toch eerder Nederlander, dan inwoner van de binationale grensregio met Duitsland. Ook Herzogenrath werd meer door de stad Aken en de deelstaat NoordrijnWestfalen aangetrokken dan door de grensregio met Kerkrade. Het eenwordingsproces van de Europese Unie heeft ervoor gezorgd dat beide steden weer toenadering zochten tot elkaar, doordat de grenzen vervaagden. Vanuit de EU werd internationale samenwerking tussen grensregio’s gestimuleerd en werd de betekenis van de regio versterkt. Hierdoor vindt er tegenwoordig weer veel overleg op lokaal niveau plaats tussen beide steden binnen de organisatie van Eurode. Ook deze grensregio bij Kerkrade en Herzogenrath heeft dus aan betekenis gewonnen. Er zijn speciale wetten of regels opgesteld die de regionale problemen oplossen in plaats van vast te houden aan de nationale regelgeving. Toch kan hier niet altijd zomaar van afgeweken worden en zijn beide steden daardoor nog wel gebonden aan de nationale staat. Het gevoel van verwaarlozing door de nationale staat is een belangrijke prikkel tot samenwerking tussen Kerkrade en Herzogenrath. Enerzijds zorgde de nationale staat ervoor dat de bevolkingen van elkaar vervreemdden, anderzijds zijn er veel culturele overeenkomsten, die deels afkomstig zijn uit het verleden.244 Door de afscheiding van ruim anderhalve eeuw zijn er verschillen ontstaan die niet zomaar vervagen, zoals het verdwijnen van het dialect uit Herzogenrath. Aan de andere kant zijn bepaalde culturele overeenkomsten ondanks de scheiding gebleven, zoals het hechte verenigingsleven, het katholicisme en het Carnaval. De bestuurders van beide steden werken nauw samen, maar de vraag is hoe de bevolking denkt over de nieuwe toenadering. Vinden zij dat de grens er nog toedoet en vormt het nog een barrière? Staat de regio weer voorop, zoals dit tot de Eerste Wereldoorlog het geval was of blijft de verbondenheid tot de nationale staat toch te sterk? Dit zijn vragen die van groot belang zijn in de beslissing om aan de andere kant van de grens te gaan wonen. In het volgende hoofdstuk zal op deze grensmigratie tussen Kerkrade en Herzogenrath worden ingegaan en op de rol van de grens en de grensregio hierin.
244
Ehlers, The binational city of Eurode, 163.
60 Hoofdstuk 4 Grensoverschrijdende vestigingsmigratie Kerkrade en Herzogenrath In de voorgaande hoofdstukken is gekeken naar de veranderde betekenis van grenzen in het algemeen en de ontwikkelingen die aan de Nederlands-Duitse grens hebben plaatsgevonden, zoals de vestigingsmigratiestromen sinds 1990 tot heden. Daarnaast is in het vorige hoofdstuk uitgebreid ingegaan op het bijzondere verleden van eenheid en deling van de steden Kerkrade en Herzogenrath. In dit hoofdstuk zal worden bestudeerd hoe de vestigingsmigratiestromen vanaf 1990 tussen Kerkrade en Herzogenrath hebben gelopen en wat daarvoor de redenen en gevolgen waren. Tevens wordt hierbij ingegaan op de veranderde betekenis van de grens tussen de twee steden. Dit zal worden bestudeerd aan de hand van diverse bronnen. In de eerste paragraaf zal deze trend worden bestudeerd aan de hand van statistische data en studies die hiernaar reeds verricht zijn. In de tweede paragraaf worden de resultaten van krantenonderzoek besproken en hoe de regionale kranten aan beide zijden van de grens hierover hebben bericht. Zo wordt ondermeer gekeken naar de redenen voor deze migratie en de gevolgen voor de lokale bevolking. In de derde paragraaf zullen tenslotte de ervaringen van de grensgangers zelf worden besproken aan de hand van afgenomen interviews.
4.1 Grensmigratie tussen Kerkrade en Herzogenrath tussen 1990 en heden: data en rapporten In hoofdstuk 2 was te lezen dat de grensmigratie over de Nederlands-Duitse grens sinds 2001 sterk is toegenomen. Dit is te wijten aan de grote groep Nederlanders die net over de grens is gaan wonen, ondermeer vanwege de gunstigere huizenprijzen aan de Duitse kant van de grens en de wijziging van de regeling rond de hypotheekrenteaftrek. Deze trend was het duidelijkst waar te nemen in de grensregio’s bij Enschede-Gronau en Nijmegen-Kranenburg, maar vindt plaats langs de gehele Nederlands-Duitse grens van Winschoten-Bunde tot Sittard-Selfkant. Echter de Oostelijke Mijnstreek in Zuidoost-Limburg en de Kreis Aachen lijken daarop een uitzondering te vormen. In de grensstreek van Kerkrade en Herzogenrath vond de grootste migratiestroom niet in het laatste decennium plaats, maar reeds begin jaren negentig. Het waren toen niet de Nederlanders die naar de Duitse grensregio’s verhuisden, maar andersom: Duitsers uit Herzogenrath en Aken vestigden zich massaal in Limburgse grensgemeentes als Kerkrade en Vaals. Deze trend was niet of in ieder geval niet zo sterk waarneembaar in andere grensregio’s langs de Nederlands-Duitse grens. Duitsers uit andere grensstreken bleken niet zo bereid om in Nederland te gaan wonen. Fiscale voordelen waren er niet en er waren culturele verschillen die hen tegenhielden. Duitsers bleken zich niet op hun gemak te voelen in Nederland door de negatieve houding van sommige Nederlanders ten opzichte van de Duitsers. Bovendien kenden andere Duitse grensstreken geen huisvestingsproblemen zoals Aken die wel kende. Dat maakte de situatie in Kerkrade uniek. Andere Nederlandse grensplaatsen, zoals Winterswijk, hadden wel gehoopt op een Duitse toestroom, maar die kwam niet.245 In de regio Kerkrade-Herzogenrath hebben kennelijk andere ontwikkelingen een rol gespeeld dan in de andere grensregio’s. Waar heeft dit verschil mee te maken? 245
De Volkskrant, “Duitsers willen de grens niet over”. De Volkskrant 26-07-1994.
61 De migratietrend begin jaren negentig tussen Kerkrade en Herzogenrath was zo sterk dat dit de aanleiding vormde tot een uitgebreid onderzoek in 1993 naar de effecten van de grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Kerkrade en Herzogenrath. In sommige buurten van Kerkrade was in 1993 zelfs 17% van de inwoners Duits. In dit onderzoek werd gekeken naar de ontwikkelingen van deze instroom, de push- en pullfactoren, de integratie van deze Duitsers in de Kerkraadse samenleving en hun acceptatie door de autochtone bevolking. Uit dit onderzoek bleek dat de vestiging van Duitsers vooral plaatsvond tussen 1990 en 1992 en dus nog niet zo sterk was in de jaren tachtig. Deze instroom kwam op gang door de krapte op de regionale woningmarkten in Duitsland vanaf eind jaren tachtig. Hieraan lagen diverse oorzaken ten grondslag, ondermeer een toename van het aantal Aus- en Übersiedler uit de DDR en Oost-Europa en asielzoekers.246 Na de val van de Berlijnse Muur en de opening van het IJzeren Gordijn in 1989 en de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991 trokken veel mensen uit het Oostblok richting West-Duitsland met als gevolg een toenemende druk op de Duitse woningmarkt.247 In Noordrijn-Westfalen, het Bundesland waarin Herzogenrath ligt, was er bovendien sprake van een afname van het aantal nieuwbouwwoningen, sterker dan in de rest van Duitsland. Door dit alles nam de druk op de woningmarkt in Herzogenrath sterk toe met hogere prijzen als gevolg.248 De huizenprijzen in Nederland waren toen veel gunstiger dan in Duitsland. Hierdoor besloten veel Duitse families aan de westgrens van Duitsland om een woning net over de grens in Nederland te kopen. Ook veel gezinnen uit de Kreis Aachen, waarbij uit Herzogenrath, besloten zich in Kerkrade te vestigen.249 In de stad Aken, die op circa 10 km van Herzogenrath ligt (zie bijlage 2), was deze druk nog groter. Hierdoor komt het dat de meeste nieuwe Duitse inwoners van Kerkrade afkomstig waren uit Aken ( 34%) en relatief minder uit Herzogenrath, hoewel toch ook 19%. De redenen om naar Nederland te verhuizen waren dan ook voornamelijk vanwege de woningmarkt en niet, zoals in de jaren tachtig nog het belangrijkste motief was, vanwege een Nederlandse partner.250 Zo steeg het aandeel Duitse inwoners van Kerkrade al snel naar 11%. Dit leverde wel problemen op. Zo zagen de nieuwe Duitse inwoners hun nieuwe thuisland alleen als plek om te wonen, maar speelde hun school, werk en culturele leven zich nog in Duitsland af. Hierdoor kwamen veel Kerkraadse verenigingen en buurtwinkels in de problemen door afnemende leden en klandizie. Ook Kerkraadse scholen kenden een teruglopend leerlingenaantal en de scholen in Herzogenrath konden de toestroom van ‘Kerkraadse’ kinderen niet aan.251 93% van de Duitse inwoners van Kerkrade werkte nog in Duitsland, vooral in Aken (58%).252
246
Samenwerkende Adviseurs Maastricht (SAM), Effecten van grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Herzogenrath en Kerkrade. (Herzogenrath/Kerkrade/Maastricht 1993), 19-45 247 H. Hoever, Vortrag zur Jahrestagung der deutsch-niederländischen Gesellschaft. (Vaals 2007) 248 SAM, Effecten van grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Herzogenrath en Kerkrade. 1945 249 Hoever , Vortrag zur Jahrestagung der deutsch-niederländische Gesellschaft. 250 SAM, Effecten van grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Herzogenrath en Kerkrade. 1945 251 Hoever, Vortrag zur Jahrestagung der deutsch-niederländischen Gesellschaft 252 SAM, Effecten van grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Herzogenrath en Kerkrade. 1945
62 Een groot deel van de Duitse inwoners van Kerkrade (40%) hechtte zich hier niet en gaf dan ook aan op termijn graag terug te gaan naar Duitsland. De enorme toestroom van Duitsers leidde wel tot een stijging van de woningprijzen in Kerkrade, waardoor de autochtone bevolking verdrongen werd. De Duitse inwoners van Kerkrade beschreven hun contact met de Nederlandse buurtbewoners als goed, zelfs beter dan met andere Duitsers. Dit is opvallend, omdat andersom de autochtone Kerkradenaren aangaven liever contact te hebben met de Nederlandse buurtbewoners en 50% zich in meer of mindere mate aan de Duitsers stoorde, omdat ze zich slecht aanpasten aan de Kerkraadse samenleving. Hierbij bleek het mentaliteitsverschil het grootste struikelblok. Er was dan ook in 1993 een sterke weerstand tegen een verdere toename van het aantal Duitsers in Kerkrade, met name in de buurten waar hun aantal al erg groot was. Er werd toen gesproken over een woonruimteverdelingsbeleid in het kader van de Huisvestingswet van 1993 waarbij autochtonen voorrang zouden krijgen. Hierdoor zouden de prijzen van Kerkrade binnen de perken blijven, echter in Herzogenrath zou de druk op de woningmarkt nog meer toenemen. Dit leidde tot het besluit van de gemeente Herzogenrath in 1993, in overleg met de gemeente Kerkrade, om zelf goedkopere woningen aan te bieden en zo de uitstroom in te perken. In 1994 werd begonnen met de bouw van goedkope eengezinswoningen in Herzogenrath-Merkstein. De kopers van deze huizen waren deels Duitsers die terugkwamen uit Kerkrade, maar vooral Duitse gezinnen die anders naar Kerkrade waren verhuisd zonder daar te willen integreren.253 Tegen de eeuwwisseling stegen de huizenprijzen in Nederland sterk. Veel Duitse gezinnen die een huis in Kerkrade hadden, verkochten toen hun huis met grote winst, waardoor ze in Duitsland een nieuw, en vaak groter, huis konden kopen. Zo daalde het aantal Duitsers in Kerkrade sterk van 5500 personen midden jaren negentig tot 3867 begin 2007. Ze maakten in 2007 nog 8% van de bevolking uit. Veel Duitsers verhuisden terug naar hun geboorteland, terwijl in Herzogenrath het aantal Nederlandse gezinnen dat daar de laatste 10 jaar is komen wonen gering is, in tegenstelling tot de grote stroom Nederlanders in andere Duitse grensregio’s. Uit Parkstad Limburg, waar Kerkrade onder valt, zijn relatief weinig gezinnen naar de Duitse grensregio Aachen verhuisd, omdat de huizen- en grondprijzen in deze stedelijke regio even hoog zijn als in Nederland, waardoor er weinig financieel voordeel te behalen valt.254 De statistische data bevestigen de waarneming van deze trend. Hieronder in figuur 4.1 zijn de trendlijnen te zien van het aantal migranten dat zich in Kerkrade vestigde tussen 1988 en 2007. Er is een duidelijke piek te zien in het aantal vestigingen van mensen uit het buitenland tussen 1990 en 1995. Daarna neemt het aantal weer sterk af en daalt zelfs vanaf 1999 onder het niveau van 1988. Het aantal vestigingen van mensen uit Duitsland laat, hoewel de gegevens niet voor alle jaren beschikbaar waren, een zelfde trend zien: hoog en stijgend van 1990 tot 1992 en dalend na 1998, waarbij het aantal vestigingen vanuit Duitsland op een laag niveau blijft. Het aandeel vestigingen uit Duitsland vormt een aanzienlijk deel van de vestigingen in het algemeen uit het buitenland: begin jaren negentig ruim 80%, eind jaren negentig nog ongeveer 70% en na 2002 nog 50%. Hoeveel van deze Duitsers uit 253
SAM, Effecten van grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Herzogenrath en Kerkrade. 19-
45 254
Hoever, Vortrag zur Jahrestagung der deutsch-niederländischen Gesellschaft
63 Herzogenrath afkomstig waren, is helaas niet te achterhalen in de beschikbare statistische data.255 Immigratie in Kerkrade 1200
1000
aantal migranten
800
600
400
200
0 1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
jaartal vestigingen buitenland
vestigingen Duitsland
Figuur 4.1: Aantal migranten dat zich in Kerkrade vestigde per jaar. Bron: Gemeente Kerkrade (2008) en SAM (1993)
Emigratie uit Kerkrade 800
700
aantal migranten
600
500
400
300
200
100
0 1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
jaar vertrekken buitenland
vertrekken Duitsland
vertrekken Herzogenrath
Figuur 4.2: Aantal migranten dat uit Kerkrade vertrok per jaar. Bron: Gemeente Kerkrade (2008) en SAM (1993) 255
SAM, Effecten van grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Herzogenrath en Kerkrade, 1945 en Gemeente Kerkrade, Migratie Kerkrade-Herzogenrath 1988-2007. (Kerkrade 2008)
64 Uit figuur 4.2 blijkt dat het aantal mensen dat vanuit Kerkrade naar het buitenland is vertrokken licht stijgt vanaf 1991 met een piek in 1996 en 1998, waarna het aantal mensen dat vertrekt licht afneemt. Eenzelfde trendbeweging is waar te nemen voor het aantal mensen dat vanuit Kerkrade naar Duitsland verhuist. Het overgrote deel van de migranten die naar het buitenland vertrekken, verhuizen naar Duitsland: eind jaren negentig ruim 90%, in 2007 nog ruim 70%. Het aantal mensen dat naar Herzogenrath verhuist is sinds 1998 redelijk stabiel, hoewel het aandeel van deze groep binnen de groep migranten die naar Duitsland verhuizen wel toeneemt: 19% in 1998 naar 34% in 2007.256
2006 2007
vestiging uit Nederland Duitsers 102 91
Nederlanders 25 28
totaal 132 120
2006 2007
vertrek naar Nederland Duitsers 42 18
Nederlanders 17 19
totaal 60 42
Tabel 4.1: Aantal migranten dat zich in Herzogenrath vestigde en vertrok naar jaartal. Bron: Stadt Herzogenrath (2009)
In Herzogenrath is sinds 2006 te zien dat het vertrek van Duitsers naar Nederland sterk is afgenomen met meer dan 50% (tabel 4.1). Daarentegen is ook de vestiging vanuit Nederland naar Herzogenrath licht afgenomen en komen er minder Duitsers vanuit Nederland naar Herzogenrath.(tabel 4.1) Het aantal Nederlanders dat naar Herzogenrath is verhuisd, is wel licht gestegen. Dit is in lijn met de algemene trend van de vestigingsmigratie langs het overige deel van de Nederlands-Duitse grens, al is de stijging in Herzogenrath zeer gering en is het aantal Nederlanders ook niet erg hoog. Daarbij komt dat ook het aantal Nederlanders dat vanuit Herzogenrath weer is terugverhuisd naar Nederland, licht gestegen is, waardoor per saldo het aantal Nederlanders in Herzogenrath nauwelijks is gestegen.257 In figuur 4.3 is het percentage Duitsers ten opzichte van de Kerkraadse bevolking te zien. Hieruit blijkt dat het percentage Duitsers tot 1989 relatief stabiel was, maar dat dit sinds 1990 fors is toegenomen met meer dan 1% per jaar. In 1994 was het aandeel Duitsers ten opzichte van 1989 verdubbeld. Hoewel de gegevens tussen 1995 en 1999 ontbreken, valt door interpolatie wel uit de figuur op te maken dat het aandeel Duitsers daarna nog licht is gestegen, maar niet zo sterk als in de 5 jaar daarvoor. Vanaf 2000 neemt het percentage weer licht af, waarbij het niveau in 2009 weer ongeveer gelijk ligt aan dat in 1991. In figuur 4.3 is duidelijk de trend waarneembaar van de sterke migratiestroom van Duitsers uit de grensregio naar Kerkrade. De stijging ging binnen vijf jaar naar een niveau dat dubbel zo hoog lag als daarvoor en ondanks het vertrek van veel Duitsers terug naar Duitsland is het percentage nu nog altijd aanzienlijk hoger dan dit van oorsprong was.258 Dit is opmerkelijk, omdat er van 256
SAM, Effecten van grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Herzogenrath en Kerkrade, 1945 en Gemeente Kerkrade, Migratie Kerkrade-Herzogenrath 1988-2007. 257 Stadt Herzogenrath, Auswertung vom 20.08.2007. (Herzogenrath 2009) 258 Ondermeer: SAM, Effecten van grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Herzogenrath en Kerkrade, 19-45 en Gemeente Kerkrade, Kerkrade in cijfers, Bevolking, Bevolking naar nationaliteit en geslacht. (Kerkrade 2009), via http://www.kerkrade.nl/kic/Bev_04.xls
65
%Duitsers in K op 1jan 12
8
6
%Duitsers in K op 1jan
4
2
0 19 82 19 83 19 84 19 85 19 86 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09
percentage Duitse inwoners van Kerkrade
10
jaartal
Figuur 4.3: Het aandeel Duitsers ten opzichte van de totale Kerkraadse bevolking in % naar jaartal. Bron: Gemeente Kerkrade, Kerkrade in cijfers (2009)
oudsher over en weer altijd al verhuizingen hebben plaatsgevonden over de grens door de verbondenheid van de bevolking aan weerszijden van de grens vanwege het gezamenlijke verleden en de eenheid van de streek. De migratiestroom die tot stand kwam door de ontwrichte situatie op de Duitse woningmarkt en wellicht ook mede door het openen van de Europese binnengrenzen begin jaren negentig, heeft een grote verandering gebracht in de samenstelling van de Kerkraadse bevolking, wat naar verwachting niet snel of misschien wel nooit meer zal terugkomen op het niveau van voor 1990. Dat het aandeel Duitsers ten opzichte van de Kerkraadse bevolking zo groot kon worden en nog steeds is, komt niet alleen door de grote toestroom. De totale bevolking van Kerkrade neemt al sinds 1993 geleidelijk af (zie tabel 4.2). De natuurlijke aanwas (geboorte-sterfte) liep nog sterker terug en is al jaren negatief. Dat de totale Kerkraadse bevolking toch niet heel sterk afnam, is te danken aan de immigratie. Echter sinds veel Duitsers sinds eind jaren negentig hebben besloten weer naar Duitsland terug te keren, neemt het totale bevolkingsaantal ook sterker af. Sinds 2005 is het inwonertal zelfs onder de 50.000 gezakt en zal naar verwachting nog verder dalen.259
259
Ondermeer: SAM, Effecten van grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Herzogenrath en Kerkrade, 19-45 en Gemeente Kerkrade, Kerkrade in cijfers, Bevolking, Bevolking naar nationaliteit en geslacht.
66 Tabel 4.2: Het aantal Duitse inwoners van Kerkrade en het totale inwonertal van Kerkrade per jaar. Bron: Gemeente Kerkrade, Kerkrade in cijfers. (2009)
aantal Duitsers in K aantal inwoners K op op 1jan 1jan 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
2346 2580 2908 2786 2826 2834 3035 3268 3813 4353 4830 5300
Uit al deze gegevens blijkt dat er begin jaren negentig duidelijk sprake was van een trend in de grensoverschrijdende vestigingsmigratie. Een grote stroom 53282 Duitsers heeft zich toen in Kerkrade 53364 53175 gevestigd. Dit is een trendbreuk ten opzichte van het migratieverleden dat tot 52647 1990 had plaatsgevonden. Vanwege het 52617 gezamenlijke verleden van Kerkrade en 52445 52150 Herzogenrath en de verbondenheid in de 51762 grensstreek is er van oudsher al veel 5667 51458 interactie tussen beide delen van de grens. 5354 51066 Zo’n grote toestroom heeft er echter niet 5053 50680 eerder plaatsgevonden. Hiervoor lagen 4769 50295 4500 50035 dan ook andere motieven om te verhuizen 4271 49563 aan ten grondslag dan in het verleden toen 4082 49323 migratie vooral met huwelijken te maken 3867 48769 had. Sinds 1990 speelden economische 3710 48334 motieven een sterke rol, waarbij het 3629 48074 openen van de Europese binnengrenzen, en daarmee ook die tussen Nederland en Duitsland, deze ontwikkeling vergemakkelijkt heeft. De trend zoals die in andere grensregio’s langs de Nederlands-Duitse grens heeft plaatsgevonden in het laatste decennium is in Kerkrade en Herzogenrath niet of nauwelijks waarneembaar. Weliswaar trekken veel Duitsers weer terug, maar dit was al in gang gezet aan het eind van de jaren negentig. Er zijn maar weinig Nederlanders die hier de grens over verhuizen. De verandering van de regeling rond de hypotheekrenteaftrek in Nederland in 2001 lijkt hier nauwelijks een rol te spelen, in tegenstelling tot andere grensregio’s waar hierna de Nederlandse migratiestroom op gang kwam. Het prijsverschil tussen de Nederlandse en Duitse huizenmarkt is in de Eurode-regio gering. Daarom ontbreekt het aan economische motieven om de grens over te steken. Het voornaamste motief voor migratie richting Duitsland is het teruggaan naar het geboorteland van in Kerkrade wonende Duitsers. Zij kunnen nu, in tegenstelling tot begin jaren negentig, ook hier een huis kopen. Deze trendbewegingen in de grensmigratie kunnen in de regionale media niet onopgemerkt zijn gebleven. Daarom zal in de volgende paragraaf zowel de trend van begin jaren negentig als de trend van het laatste decennium worden bestudeerd aan de hand van artikelen die zijn verschenen in de regionale kranten die veel worden gelezen in Kerkrade en Herzogenrath. In Kerkrade gaat het dan om “Limburgs Dagblad” en “Dagblad de Limburger”,
67 in Herzogenrath om “Aachener Nachrichten” en “Aachener Zeitung” (deze laatste krant heette begin jaren negentig nog “Aachener Volkszeitung” ).
4.2 Krantenonderzoek naar de grensmigratie in Kerkrade en Herzogenrath Aan de Nederlandse kant van de grens werd begin jaren negentig de migratietrend van de vele Duitsers al duidelijk waargenomen. De meeste Duitsers vestigden zich in Kerkrade, maar ook in Vaals, dat qua migratietrend hetzelfde doormaakte als Kerkrade. Als redenen waarom de Duitsers massaal in deze grensplaatsen gingen wonen, werden de krappe Duitse woningmarkt genoemd, waar woningen schaars waren, en de lagere huizenprijzen aan de Nederlandse kant van de grens, die tot wel 60 tot 70% goedkoper konden zijn.260 De Duitsers in Kerkrade leverden steeds meer een bron van discussie en ergernis op. Er heerste op dat punt een discrepantie tussen de visie van burgemeester en wethouders enerzijds en de oppositie en de bevolking anderzijds. Zo vond er in november 1991 in de Kerkraadse gemeenteraad een stevige discussie plaats over de Duitse toestroom op de Kerkraadse woningmarkt tussen wethouder van Leeuwenstein en de Belangen Behartiging Kerkrade (BBK). De wethouder juichte de toenemende vestiging van Duitsers toe, omdat dit hoorde bij het proces van Europa ’92 en Eurode. De BBK stelde echter dat de volkshuisvesting in Kerkrade door deze toestroom totaal verstoord was geraakt en er bij de uitgifte van grond voor nieuwbouw de voorwaarde gesteld moest worden dat Duitsers geen grond mochten kopen. De wethouder wees dit echter van de hand, hij wilde geen barrières opwerpen.261 Ook burgemeester Mans wilde de toestroom niet stopzetten onder zijn motto: “Why not? We leven in Europa.” 262 De BBK stelde echter dat in plaats van verbroedering de Nederlandse aversie tegenover de Duitsers toenam.263 Een ingezonden brief in het Limburgs Dagblad van 31 augustus 1991 stelde: “Voor ons heeft die hele samenwerking alleen maar nadelige gevolgen. Al zijn we dan grensbewoners, toch hebben wij onze eigen identiteit. De geschiedenis heeft ons wel geleerd dat de Duitsers enkel maar naar macht streven, de goede Duitsers uitgezonderd.” 264 Stadtdirektor Lesmeister van Herzogenrath stelde ook in 1992 dat het een positieve ontwikkeling was dat de Duitsers in Nederland gingen wonen, omdat dat de integratie op cultureel en menselijk gebied zou bevorderen. Wel keurde hij het af wanneer Duitsers alleen maar in Kerkrade zouden gaan wonen vanwege de financiële voordelen. Op het stadhuis in Aken werd de trend wel onderkend, maar er werd verder niet over gesproken. Een Duitse makelaar stelde dat er hierbij helemaal geen sprake was van een ‘buitenland’, omdat iedereen plat praatte en de Nederlanders Duits spraken. Daarom was er volgens hem geen onderscheid. 260
Dagblad de Limburger, “Duitsers op strooptocht naar Limburgse woningen”. Dagblad de Limburger 13-061992 261 Limburgs Dagblad, “BBK wil Duitsers uitsluiten bij uitgifte van bouwgrond”. Limburgs Dagblad 28-111991. 262 LD, “Toename aantal Duitsers groter dan verwacht”. Limburgs Dagblad 15-10-1991. 263 LD, “Bevolking Kerkrade twijfelt over Eurode”. Limburgs Dagblad 04-07-1991. 264 LD, “Brieven: Eurode”. Limburgs Dagblad 31-08-1991.
68 Ook Lesmeister vond dat de hele regio van Herzogenrath, Kerkrade en Heerlen ein Lebensraum was en ze dezelfde mentaliteit hadden. Ook Duitse inwoners van Kerkrade verklaarden in het artikel dat ze niet het gevoel hadden in het buitenland te wonen en er graag wilden blijven. De beperking die Bok van de BBK wilde opleggen aan Duitse grondkopers leverde hem diverse kwade reacties op waarin hij beticht werd van discriminatie en diepgewortelde vooroordelen die hij als Nederlander zou hebben ten opzichte van Duitsers. Hij stelde zelf dat hij niet discriminerend wilde zijn, maar enkel de huidige ontwikkelingen wilde kunnen sturen. In het Limburgs Dagblad werd de vraag gesteld of dit wel mogelijk was als vanaf 1993 elke EU-onderdaan zich vrij mocht vestigen en dat men maar beter kon wennen aan de aanwezigheid van de Duitsers, of beter: mede-Europeanen. De grenzen waren er nog, maar werden steeds meer genegeerd.265 Deze politiek had echter wel consequenties. De Limburger beschreef in juni 1992 de gevolgen van de Duitse toestroom voor de plaatselijke makelaars in Kerkrade. Die verkochten bijna geen huis meer. De meeste Limburgers die een huis wilden verkopen, stapten naar een Duitse makelaar, omdat Duitsers bereid waren een hogere prijs voor hun woning te betalen. Gevolg daarvan was dat de autochtone bevolking zich steeds moeilijker een huis kon veroorloven, vanwege de gestegen prijzen. Er werden weinig huizen meer aan Nederlanders verkocht. Het aantal verkopen aan Duitsers was begin jaren negentig explosief gestegen.266 Ondanks de toestroom van de Duitsers groeide de Kerkraadse bevolking nauwelijks: de Duitsers kwamen vanwege de lage huizenprijzen, die wel 70.000 tot 100.000 gulden goedkoper waren dan in Duitsland, maar tegelijkertijd verlieten veel Nederlanders Kerkrade, omdat voor hen de huizen te duur waren.267 In maart 1992 werden de problemen rond de Duitse intocht in Kerkrade ook opgemerkt in de Duitse kranten. In de Aachener Volkszeitung werd vastgesteld dat de Kerkraadse woningmarkt door de komst van de vele Duitse gezinnen (in 1990 en 1991 meer dan 350 gezinnen) steeds meer onder druk was komen staan. Hiermee had de gespannen Duitse huizenmarkt grensoverschrijdende uitwerkingen. Daarom zouden er tot 1995 duizend nieuwe huizen worden gebouwd, die in eerste instantie alleen voor Kerkradenaren bedoeld zouden zijn. 268 Ook het onderwijs ondervond de gevolgen van de Duitse toestroom. Zo stuurden veel Duitsers die in de Nederlandse wijk Domaniale woonde, vlakbij de Nieuwstraat, hun kinderen in de Duitse wijk Strass naar school, aan de overzijde van de Nieuwstraat.269 In 1992 is onderzoek gedaan naar de gevolgen van de Duitse toestroom voor het onderwijs in Kerkrade. Het bleek dat tweederde van deze kinderen wel naar een Kerkraadse basisschool ging, een kwart ging elke dag naar een Grundschule in Herzogenrath. Twaalf procent van de Duitse kinderen volgde echter alleen de eerste twee jaar de kleuterschool in Kerkrade, waarna ze
265
Benti Banach, “Duitse integratie in Kerkrade met behoud van eigen taal en brood”. Limburgs Dagblad 08-021992. 266 DDL, “Duitsers op strooptocht naar Limburgse woningen.” Dagblad de Limburger 13-06-1992. 267 Banach, “Duitse integratie in Kerkrade met behoud van eigen taal en brood. Limburgs Dagblad 08-02-1992 268 Gudrun Klasen, “ ”Übersiedlung” schafft Probleme”. Aachener Volkszeitung 31-03-1992. 269 LD, “Nederland en Duitsland samen naar één school”. Limburgs Dagblad 24-09-1991.
69 alsnog naar een lagere school in Duitsland gingen.270 De ouders gebruikten de Nederlandse basisschool in feite slechts als tussenoplossing totdat de kinderen oud genoeg waren om in Duitsland naar school te gaan, omdat de Duitse basisschool pas met 6 jaar begint. Deze groep werd ook wel de Kindergartentouristen genoemd, omdat ze alleen de kinderen naar de Nederlandse kleuterschool stuurden, omdat deze gratis was in tegenstelling tot de Duitse Kindergarten.271 De groepen 1 en 2 op de Nederlandse basisscholen zaten daarmee vol, maar vanaf groep 3 stroomden de klassen weer leeg. Daarmee was het moeilijk prognoses te maken voor het onderwijs, bijvoorbeeld hoeveel leraren er nodig waren, omdat van te voren niet duidelijk was hoeveel kinderen er na de kleuterschool nog zouden blijven. Hetzelfde probleem speelde bij Grundschulen in Herzogenrath, die geen voorspellingen konden doen hoeveel ‘Kerkraadse’ kinderen bij hen op school zouden komen.272 Acht van de negentien basisscholen in Kerkrade hadden problemen met de opheffingsnorm, het minimaal vereiste aantal leerlingen.273 Een oplossing zou een tweetalige basisschool zijn. Twaalf procent van de Kerkraads-Duitse kinderen die nu naar de Grundschule ging, zou dan teruggaan naar de Kerkraadse basisschool en zelfs veertig procent als er ook Duitse cultuurlessen zouden worden gegeven.274 In 1994 zouden daarom Duitse taal- en cultuurlessen worden ingevoerd op de Kerkraadse basisscholen. Wel was het de bedoeling dat de Duitse ouders een cursus Nederlands zouden gaan volgen om hun kinderen beter te kunnen helpen.275276 De gemeente Kerkrade wilde bij de Duitse ouders toch aandringen om hun kinderen in Nederland naar school te doen, omdat dat belangrijk is voor hun integratie in Kerkrade. De Aachener Volkszeitung stelt dat het verstandig zou zijn de Duitse trek naar Kerkrade te bemoeilijken.277 Het aantal Duitsers in Kerkrade was tussen 1987 en 1991 met 50% toegenomen. Waar in 1987 nog 2834 Duitsers in Kerkrade woonden, woonden er in 1991 al 4350. De uittocht van de Duitse gezinnen naar Kerkrade werd ook in Herzogenrath als probleem erkend, al lag het probleem in Herzogenrath vooral op het gebied van onderwijs. Daar waar de Nederlandse basisscholen leegliepen, werden de Duitse basisscholen overspoeld. In het schooljaar 1988/89 bezochten 254 kinderen uit Kerkrade een Duitse school, in 1992 waren dit er maar liefst 420.278 Daarom wilde het stadsbestuur van Herzogenrath in 1993 een leerlingenstop invoeren voor Kerkraadse kinderen op Duitse scholen. Reden daarvoor was de sterk gestegen kosten van het leerlingenvervoer naar de Duitse basisscholen, jaarlijks 70.000 DM. Deze situatie zou alleen nog maar verergeren, doordat de trek van Duitsers naar Kerkrade nog altijd aanhield. Woonden er in 1982 nog 2346 Duitsers in Kerkrade (4,4% van de bevolking), in 1992 waren dit er al 4806 (9% van de bevolking). Ook waren de basisscholen in Herzogenrath en met name in de wijk Strass overvol, waardoor de kinderen naar verder gelegen scholen moesten worden gebracht. Stadtdirektor Lesmeister hekelde de ouders die hun kinderen eerst naar de Nederlandse kleuterschool stuurden en met 6 jaar naar de Duitse basisschool. De integratie 270
LD, “Veel Duitse kinderen op Kerkraadse scholen”. Limburgs Dagblad 21-07-1992. Banach, “Duitse integratie in Kerkrade met behoud van eigen taal en brood. Limburgs Dagblad 08-02-1992 272 LD, “Kerkrade wil inzicht in gedrag Duitse inwoners:, Limburgs Dagblad 07-02-1992. 273 LD, “Meer Duitsers naar Kerkrade”. Limburgs Dagblad 25-08-1993. 274 LD, “Veel Duitse kinderen op Kerkraadse scholen”. Limburgs Dagblad 21-07-1992. 275 LD, “Kerkrade wil Duitse lessen op basisschool”. Limburgs Dagblad 25-01-1993. 276 AVZ, “Die Sprache des Nachbarn sprechen”. Aachener Volkszeitung 02-02-1993. 277 Klasen, “ ”Übersiedlung” schafft Probleme”. Aachener Volkszeitung 31-03-1992. 278 AVZ, “Kerkrade befragt die deutschen Einwohner”. Aachener Volkszeitung 24-04-1992. 271
70 van deze Duitse kinderen werd hierdoor sterk bemoeilijkt. Hij vond dit niet in de geest van Eurode. Ze moesten volgens hem volledig integreren en de taal leren.279280 Een Duitse inwoner van Kerkrade reageerde op dit artikel door te zeggen dat hij door in Nederland te gaan wonen juist meehielp de Duitse woningmarkt te ontlasten, dat hij in Duitsland werkte en daarmee daar zijn belasting afdroeg en dat bovendien de schoolsystemen nog zo verschillend waren dat een overstap van het ene naar het andere erg moeilijk is. Hij vond dat dat dan eerst maar moest worden verbeterd voor een goede integratie in het grensgebied. Hij vond de kritiek van het Herzogenrathse stadsbestuur dan ook onterecht.281 Duitse kinderen uit Kerkrade aannemen op Duitse basisscholen als ouders zelf voor de kosten zouden opdraaien, was ook geen oplossing. Dan zou er nog niet veel veranderen aan de scheve situatie. De buitensluiting van Kerkraadse kinderen zorgde er echter wel voor dat de grens toch weer wat dichter werd gemaakt.282 SPD-Bundestag-afgevaardigde Grossmann stelde in mei 1992 vast dat de mislukte woningmarktpolitiek van de Duitse regering directe uitwerkingen had voor de aangrenzende landen, die daardoor ook problemen kregen op hun woningmarkt. Hij vond dat de woningmarktproblematiek duidelijk had gemaakt hoe belangrijk grensoverschrijdende samenwerking binnen de EU was geworden.283 De Nederlandse en Belgische grensgemeenten werkten als een ventielfunctie op de overspannen huizenmarkt in de regio Aken. Daar waar een eigen huis in de regio Aken onmogelijk was geworden, was dit in Nederland en België nog wel mogelijk. Door de Europese binnenmarkt die vanaf 1993 zou worden ingevoerd stelde de Aachener Volkszeitung (AVZ) dat in het buitenland wonen nog aantrekkelijker zou worden. Het vrij verkeer van goederen en diensten zou een ‘boom’ veroorzaken op de huizenmarkt in het grensgebied. Psychologische grenzen zouden vervallen en het verschil in regelgeving zou geen hindernis meer vormen, aldus de AVZ. De huizenprijzen in België lagen een derde lager dan in Duitsland en in Nederland was dit prijsverschil nog groter. Dit prijsverschil lag mede aan de andere bouwwijze in Nederland. Ook konden de Duitse migranten in Nederland aanspraak maken op subsidieregelingen. De meesten verhuisden naar Vaals, Kerkrade en Bocholtz. Deze migratiestroom zorgde voor een ‘sluipende invasie’ in deze grensplaatsen en zorgde voor veel onrust onder de bevolking. In Vaals waren in 1992 inmiddels 3000 van de 11000 inwoners Duits: bijna 30%.284 In België lag dit percentage in sommige grensplaatsen nog hoger. Vooral de Duitstalige Belgische oostkantons waren erg populair. In de gemeente Raeren was inmiddels 42% van de inwoners Duits.285 De stroom Duitsers bleef maar aanhouden. Ondanks dat de huizenprijzen in de Belgische grensregio flink waren gestegen, lagen ze nog een derde onder het Duitse prijspeil. De Duitse migratiegolf had veel negatieve sociale gevolgen. Belgen werd 279
Beatrix Oprée, “Rote Karte für kleine Pendler”. Aachener Volkszeitung 24-06-1993 AN, “ “Nachsitzen” für Kerkrader”. Aachener Nachrichten 01-07-1993. 281 Roman Türk, “Leser schreiben: Argumente vorgeschoben”. Aachener Volkszeitung 29-06-1993. 282 Beatrix Oprée, “Lesmeister: Lieber Eurode-Schüle fördern”. Aachener Volkszeitung 01-07-1993. 283 AVZ, “Immer mehr suchen Wohnungen in Belgien”. Aachener Volkszeitung 14-05-1992. 284 Ulrich Kölsch, “Wohnungsmarkt ohne Grenzen”. Aachener Volkszeitung 13-05-1992. 285 Ulrich Kölsch, “Häuser in Belgien oft schlüsselfertig”. Aachener Volkszeitung 14-05-1992. 280
71 voortijdig het huurcontract opgezegd, omdat de verhuurders, ondanks de boete voor het voortijdig opzeggen, toch nog gunstiger uit waren als ze het voor hoge prijzen aan Duitsers konden verhuren. De Belgen zelf konden zich geen nieuwe woonruimte meer veroorloven. Voor de meeste Duitsers speelde hun dagelijks leven zich nog in Aken af, waardoor de Belgische grensplaatsen in ‘de slaapzaal van Aken’ veranderden.286 De problemen op de huizenmarkt en het onderwijs hadden negatieve gevolgen voor de plaatselijke bevolking, die zich steeds meer begon te roeren over de massale toestroom van Duitsers naar hun stad. Het artikel “Duitsers? Eigen volk eerst!” uit Dagblad de Limburger van 3 juni 1994 beschrijft de reacties van de autochtone bevolking op de grote toestroom van Duitsers naar de Limburgse grensgemeenten Vaals, Kerkrade, Simpelveld en Landgraaf. Van alle 47.000 Duitsers die in 1994 in Nederland woonden, woonde een vijfde in deze grensgemeenten. Over deze ‘eindeutschung’ liepen de emoties soms hoog op. Bijna alle huizen waren opgekocht door Duitsers, zelfs de premiekoopwoningen, waarbij de Duitsers ook de premie opstreken. De gemeente Vaals heeft hier wel wat aan proberen te doen. Vaalsenaren kregen voorrang bij sociale woningen en nieuwe bouwgrond werd eerst verkaveld onder de eigen bevolking. Het gebeurde echter regelmatig dat dezen de woning met recordwinsten weer doorverkochten aan Duitsers, waardoor de maatregelen van de gemeente teniet werden gedaan. Zo werkte de bevolking zelf sterk mee aan het veranderingsproces van de samenleving in hun dorp. Bovendien vergrijsde de rest van de bevolking, doordat jonge gezinnen wegtrokken, omdat ze zich geen huis in Vaals meer konden veroorloven.287 In Kerkrade verdubbelde de Duitstalige bevolking tussen 1987 en 1994 van 5,3% in 1987 tot 10% in 1994. In de woonwijken die tegen de grens met Herzogenrath aanliggen, lag het percentage zelfs op 20%. Deze verduitsing was iets dat zich uitsluitend in het grensgebied van oostelijk Zuid-Limburg voordeed. In Venlo, Roermond, Sittard en Heerlen lag het percentage Duitsers vele malen lager (0.4%-1.9%). De Kerkraadse makelaars merkten ook de gevolgen. Eén had zelfs een kantoor geopend in Aken, omdat een aanzienlijk deel van de klanten Duitser was. Door de komst van de vele Duitsers naar Kerkrade waren in een paar jaar tijd de huizen daar zeker 30% duurder geworden. De Einwanderung raakte de Kerkraadse bevolking ook in de portemonnee.288 Ook de onroerend-goedbelasting (ogb) steeg door de komst van de Duitsers. Zo werden bewoners van de wijk op het vervuilde Lauraterrein, na een eerdere waardedaling vanwege de vervuiling, in 1994 weer geconfronteerd met de volledige ogb, omdat Duitsers woningen in deze wijk hadden gekocht tegen ‘normale’ prijzen. Hierdoor was de waardedaling tenietgedaan.289 Door de stijging van de huizenprijzen was de onroerend goedbelasting met gemiddeld 30% gestegen. Ook in Kerkrade had de bevolking zelf deels aan het probleem meegeholpen door hun huizen voor veel geld aan Duitsers te verkopen. Net als in Vaals konden jonge gezinnen uit Kerkrade zich hier geen huis veroorloven en trokken noodgedwongen weg, waardoor de stad sterk vergrijsde.290
286
Petra Plützer, “Wohnen in Belgien: Reiz und Risiko”. Aachener Volkszeitung 10-02-1994. J. Dohmen, “Duitsers? Eigen volk eerst!” Dagblad de Limburger 03-06-1994. 288 Ibidem. 289 LD, “Einde aan korting ogb op Lauraterrein”. Limburgs Dagblad 24-06-1993. 290 Dohmen, “Duitsers? Eigen volk eerst!” Dagblad de Limburger 03-06-1994. 287
72 De Aachener Volkszeitung (AVZ) schrijft dat in 1992 in Vaals de anti-Duitse stemming toenam. 2900 van de 10.800 inwoners was toen Duits en veel Vaalsenaren voelden zich bedreigd door de stroom Duitsers die hun dorp meer en meer overspoelden. Niet alleen konden de Vaalsenaren geen woning meer veroorloven doordat de Duitsers deze voor hoge prijzen wegkochten, ook ergerden steeds meer mensen zich aan hun gebrek aan integratie door bijvoorbeeld de Duitstalige bordjes die ze ophingen. Er was hierdoor een heuse taalvete ontstaan.291 Ook de gebrekkige integratie was veel Vaalsenaren een doorn in het oog. De Duiters bleven onder elkaar, stuurden hun kinderen naar Duitse scholen en waren in hun vrije tijd in Duitsland. Zo dreigde Vaals een slaapstad te worden. Ook spraken de Duitsers vaak geen Nederlands en waren ook niet bereid het te leren. Veel Duitsers ontgingen deze irritaties, doordat iedereen er toch Duits sprak en vanwege de ‘Duitse sfeer’ in Vaals, waardoor ze niet het gevoel hadden in het buitenland te zijn. Ze hadden vaak weinig contact met hun Nederlandse buren en waren niet op de hoogte van Nederlandse feestdagen. De Duitsers op hun beurt vonden dat de Vaalsenaren ze dan maar persoonlijk moesten aanspreken op wat hen stoorde. Toch heerste er niet echt een anti-Duitse stemming in Vaals. Velen hadden de houding: Niet met hen, maar ook niet zonder hen. De Vaalsenaren waren niet tegen Duitsers, maar wilden niet verduitst worden. Burgemeester van Dijk zei hierover: “We wonen slechts 25 m van elkaar, maar we zijn toch anders. De oorspronkelijke Vaalsenaren willen een beetje anders blijven en de nieuwen moeten leren dat ze hier toch een beetje in het buitenland wonen”.292 Van Dijk stelde dat het onbehagen voortkwam uit het gebrek aan perspectief voor jonge mensen en dat er in zo’n situatie een zondebok werd aangewezen.293 In een interview in de AVZ van juli 1994 ontkende van Dijk wederom dat er sprake was van een ‘buitenlanderprobleem’. Hij vond dat de Duitsers juist goed integreerden: zo was 18% van de leden van sportclubs, 20% van de leden van culturele verenigingen en 25% van de medezeggenschapsraden van scholen Duits. Hij erkende wel dat er spanningen waren, maar deze kwamen volgens hem voort uit de angst voor de algemene toenemende grenzeloosheid van Europa, waardoor men de eigen nationaliteit meer wil benadrukken. Van Dijk vond echter dat er in Europa geen culturen zo dicht bij elkaar staan als de Nederlandse en de Duitse. Ook Oberbürgermeister Linden van Aken begreep niet waarom de Vaalsenaren zo afgaven op de Duitsers. Dat ze geen Nederlands spraken was volgens hem ook de schuld van de Vaalsenaren, omdat die bij een poging daartoe in het Duits antwoord gaven. Bovendien werd er in Vaals ook nog vaak dialect gesproken. Dat voor de Vaalsenaren door de grote toestroom van de Duitsers de huizenprijzen te hoog waren geworden, lag volgens Linden ook aan de Vaalsenaren zelf: zij verkochten maar al te graag aan Duitsers. Hij snapte de ophef niet: er werd toch ook niet gesproken over de vele Nederlanders die in Aken werkten?294 In 1996 begon men in de gemeente Vaals wel in te zien dat er een oplossing moest komen voor het ‘onevenredig grote aantal’ huizenkopers uit Duitsland. Ook het Akense Bureau voor Grensgangers stelde dat er hoognodig maatregelen moesten worden getroffen om
291
AVZ, “Zuviel Deutsch in Vaals?” Aachener Volkszeitung 15-05-1992. Gudrun Klasen, “Kein Hass, aber auch nicht die grosse Liebe”. Aachener Volkszeitung 11-06-1992. 293 AVZ,” “Wer wütend ist, macht Sachen die dann auch nicht richtig sind” ”. Aachener Volkszeitung 03-071993. 294 Herwig Fassbender, “Schwierige Nachbarschaft”. Aachener Volkszeitung 04-07-1994. 292
73 te voorkomen dat de spanningen tussen ingezetenen en ‘vreemdelingen’ te hoog zouden oplopen.295 “Wohnen in Deutschland zu angenehm holländischen Preisen”, zo luidde de slogan voor het nieuwe huizenproject in Herzogenrath. Stadtdirektor Lesmeister wilde een ontheffing van de bouwvoorschriften aanvragen om in Herzogenrath naar Nederlandse maatstaven te mogen bouwen. Dit zou zowel goed zijn voor de Duitsers als voor de Nederlanders. Om de woningmarkt toch enigszins te reguleren, was dit huizenproject “im Sinne des eurodischen Friedens” zeer welkom. Het project zou begin 1995 beginnen.296 Dit bouwproject was een proefproject binnen Eurode-verband waarbij men hoopte de Kerkraadse huizenmarkt te kunnen ontlasten. Door meer woningen in Duitsland te bouwen, zou de toestroom van Duitsers naar Kerkrade moeten afnemen en de problemen als gevolg hiervan, zoals in het onderwijs, worden verlicht. De woningen zouden op de Nederlandse manier en met Nederlandse bouwbedrijven worden gebouwd in Duitsland, waardoor aanzienlijk goedkoper kon worden gebouwd.297 Er zouden tachtig woningen worden gebouwd volgens Nederlandse bouwnormen aan de Plitscharderstrasse in Herzogenrath-Merkstein voor de helft van de normale prijs in Duitsland. Waar zulke huizen normaalgesproken 350.000 tot 400.000 mark kostten, zouden ze nu voor 200.000 mark worden opgeleverd. Voor deze prijs was in Duitsland niets meer te koop.298 Dit verschil had te maken met de veel strengere bouweisen die normaalgesproken golden in Duitsland, de inefficiëntie van de Duitse aannemers door de hiërarchische bouwcultuur, de grote bouwkavels, de dure materialen die ze gebruikten, minder steile trappen en de verplichte kelder. 299 Volgens een Nederlandse aannemer waren oudere Duitsers nog teveel gehecht aan een kelder, als gevolg van het oorlogsverleden, toen de kelder de veiligste plek in huis was.300 Slechts 25% van de mensen in Duitsland kon zich een eigen huis veroorloven. Daarom waren veel Duitsers net over de grens in Kerkrade en Vaals gaan wonen. Ook Duitsland was niet blij met het wegtrekken van de meestal jonge gezinnen.301 Hoewel ook Nederlanders en Duitsers uit Kerkrade erop konden intekenen, bestond de doelgroep vooral uit jonge Duitse gezinnen in de Duitse grensregio die anders naar Kerkrade zouden zijn verhuisd. Van de al in Kerkrade wonende Duitsers gaf in 1994 minder dan 3% aan terug te willen verhuizen naar Duitsland.302 De Duitsers die naar Nederland waren verhuisd, waren over het algemeen erg tevreden met hun woning en daarom werd verwacht dat de ‘Hollandse’ huizen in Herzogenrath ook goed genoeg zouden worden bevonden. Wel verwachtte men tegenstand van de Duitse bouwwereld die zich bij de Duitse overheid zou beklagen over de ‘invasie’ van Nederlandse woningen in de Duitse grensstreek.303 295
LD, “Gemeenten zoeken samen oplossing voor ‘Duitse invasie’.” Limburgs Dagblad 18-05-1996. Beatrix Oprée, “Bauen wie die Holländer”. Aachener Volkszeitung 13-01-1994. 297 Wil Wagenvoort, “Kerkrade wil huizen bouwen in Duitsland”. Limburgs Dagblad 12-10-1993. 298 LD, “Goedkope Nederlandse huizen in Herzogenrath”. Limburgs Dagblad 24-02-1994. 299 LD, “Duits huis dubbel zo zwaar als Nederlands”. Limburgs Dagblad 24-08-1994. 300 LD, “Na kaas en tulpen nu: ‘Häuser aus Holland’ ”. Limburgs Dagblad 28-12-1994. 301 LD, “Duits huis dubbel zo zwaar als Nederlands”. Limburgs Dagblad 24-08-1994. 302 LD, “Bijna helft Duitse inwoners Kerkrade denkt aan terugkeer” Limburgs Dagblad 12-01-1994, en LD “Duitsers in Kerkrade” Limburgs Dagblad 13-01-1994. 303 LD, “Duits huis dubbel zo zwaar als Nederlands”. Limburgs Dagblad 24-08-1994. 296
74 Om dit project wettelijk mogelijk te maken en de Duitse bouwnormen te omzeilen, hadden Kerkrade en Herzogenrath een slimme aanpak bedacht: een Nederlandse bouwonderneming zou de huizen plannen, deze vervolgens door de gemeente Kerkrade laten goedkeuren en dan, op basis van het Verdrag van Maastricht, door Herzogenrath laten overnemen en daar bouwen. Volgens het Verdrag van Maastricht moest de norm die in één EU-land gold ook worden goedgekeurd in het andere.304 Eind 1994 meldde het Limburgs Dagblad dat de regering van Noordrijn-Westfalen ontheffing had verleend voor het bouwproject in Herzogenrath en dat dit tevens navolging zou krijgen in Jülich, Übach-Palenberg en Würselen, andere Duitse gemeenten in de grensregio bij Aken. Er was veel vraag naar de ‘Nederlandse’ woningen. De aanvragen kwamen uit heel Duitsland, maar zouden in eerste instantie worden beperkt tot aan het Roergebied, omdat hier tenslotte de aanleiding lag voor het project: de massale toestroom van Duitsers naar de Nederlandse grensplaatsen beperken. In Duitsland werd wel gezegd: “Na kaas en tulpen krijgen we nu ook huizen uit Nederland.”305 Figuur 4.4: De ‘Nederlandse’ huizen aan de Plitscharderstrasse in Herzogenrath-Merkstein.
Bijna tien jaar later, in 2003, blikt Dagblad de Limburger terug op de bouw van de eerste Nederlandse woningen in Duitsland. Het was in eerste instantie een soort toeristische attractie: met bussen vol kwamen ze langs hoe de eerste goedkope huizen werden gebouwd. De eerste reacties van Duitse aannemers en architecten waren laatdunkend, ze vonden het prefab-prul, Lego-bouw en Holzkisten. Toch keurde de bouwinspectie het goed en de woningen vonden goed aftrek. De Duitse en Nederlandse bouwnormen bleken niet eens erg van elkaar te verschillen, maar de interpretatie ervan wel. Zo willen Duitsers kwaliteit en zijn Nederlanders praktischer ingesteld. De Duitsers bleken toch ook zonder kelder goed te kunnen wonen. Het ‘Herzogenrather model’ heeft op grote schaal navolging gevonden. De laatste huizen konden echter maar met moeite meer verkocht worden. Dit kwam door de intussen veranderde situatie op de woningmarkt. In 2003 trokken Nederlanders inmiddels massaal naar Duitsland, vanwege de veel lagere grondprijzen daar en de financiële voordelen die de Duitse overheid
304 305
Elke Silberer, “Eigenheime zum halben Preis in Herzogenrath” Aachener Nachrichten 24-02-1994. LD, “Na kaas en tulpen nu: ‘Häuser aus Holland’ ”. Limburgs Dagblad 28-12-1994.
75 bood. Eurode had nu een woningbouwproject gepland bij Sittard over de grens om daar enkele honderden woningen te bouwen.306 Dat de situatie veranderd is, ook in Kerkrade, blijkt ondermeer uit een nieuwbouwproject in de wijk Bleijerheide, tegen de Duitse grens aan. De doelgroep zijn niet alleen inwoners uit Bleijerheide, maar er wordt ook gemikt op Duitse kopers. De nieuwbouwwijk zou een buurt kunnen worden waar Eurode daadwerkelijk gestalte krijgt, volgens het Limburgs Dagblad. Er wordt dus niet meer afwijzend op de komst van Duitsers gereageerd, wat erop wijst dat het probleem rondom die groep niet meer zo groot is. De wijk ligt in het uiterste puntje van Nederland omringd door Duits grondgebied.307 Ook in de Aachener Zeitung wordt aandacht besteed aan dit nieuwe bouwproject in Bleijerheide vlakbij de grens.308 De Duitsers die in Kerkrade wonen, lijken inmiddels goed geïntegreerd te zijn. Zo meldt het Limburgs Dagblad in 2002 dat het animo om te stemmen voor de Duitse parlementsverkiezingen bijzonder laag was onder de Duitsers in Kerkrade. Ze zeggen met Duitsland niets meer te maken te hebben, er weinig belang bij te hebben en dat ze nou eenmaal hier wonen. Degenen die wel geïnteresseerd zijn, doen dit omdat ze nog in Duitsland werken en daarom wel met Duitse belastingen te maken hebben. Onder Duitse jongeren in Kerkrade zijn de verkiezingen wel populair. Ze gaan in Duitsland naar school, hebben Duitse vrienden en ervaren geen grens meer sinds het grensmuurtje is verdwenen.309 Ook in de grenswijken lijken geen problemen te zijn tussen de Duitse en Nederlandse inwoners. Ze wonen rustig naast elkaar en niemand maakt problemen over de DuitsNederlandse verhoudingen. De rellen aan de Nieuwstraat die er in het verleden waren, wijten de inwoners aan buitenstaanders die rellen uitlokten. Die tijden zijn volgens hen voorbij en enkele Duitsers laten zich zelfs naturaliseren tot Nederlander.310 De laatste jaren trekken echter ook veel Duitsers weer terug naar Duitsland. Nederland is niet aantrekkelijk meer voor Duitsers, zo meldt de Aachener Nachrichten in oktober 2004. De huizenprijzen zijn er bovenproportioneel gestegen en liggen nu zelfs boven het Duitse prijspeil.311 In januari 1994 stelde de Aachener Volkszeitung al vast dat er van een gezamenlijke Europese binnenmarkt, die vanaf 1993 volgens het Verdrag van Maastricht zou bestaan, geen sprake was. Praktijk en theorie waren nog ver van elkaar verwijderd. Veel mensen waren binnen de Euregio Maas-Rijn verhuisd en hadden gedacht dat door de nieuwe Europese gedachte deze stap niet zo groot meer zou zijn. Velen van hen stelden echter vast dat het buitenland nog net zo buitenland was als voorheen. Vooral de Duitsers die in België woonden en in Duitsland werkten, kwamen voor problemen met de belasting te staan. Tussen Nederland en Duitsland waren al wel afspraken gemaakt dat men zijn belasting moest betalen daar waar men werkte. Een Europees gezamenlijk belastingstelsel ontbrak echter nog. Er werd veel over Europa gesproken, maar voor de gewone man was er nog veel niet geregeld.312 306
DDL, “Duitser kan best leven zonder kelder”. Dagblad de Limburger 25-06-2003. René Willems, “ ‘Kloosterwand’ schermt kapel af”. Limburgs Dagblad 07-05-2004. 308 AZ, “Grensnahes Wohnen”. Aachener Zeitung 04-05-2004. 309 Ivo Landman, “’Stemmen? Nee, ik woon nu hier’ ”. Limburgs Dagblad 23-09-2002. 310 Joos Philippens, “Welja, oranje vlaggen aan Duitse huizen”. Limburgs Dagblad 15-06-2004. 311 AN, “Einwohnerzahl von Vaals droht unter 10000 zu sinken”. Aachener Nachrichten 14-10-2004. 312 Petra Plützer, “Ärgernisse: An der Basis stösst Europa noch immer an Grenzen”. Aachener Volkszeitung 1501-1994. 307
76 De oorzaken van het afnemen van het aantal Duitsers in Vaals waren dan ook niet alleen de geëxplodeerde huizenprijzen, maar ook het ongunstige belastingsysteem voor gepensioneerden die in Nederland veel belasting moeten betalen over hun levensverzekering, problemen rond werkloosheidsuitkeringen en ziektekostenverzekeringen en de heimweegevoelens van oudere mensen die terugverlangen naar Duitsland. Bovendien is het nu in Duitsland makkelijker geworden een huis te bouwen en een groot stuk grond te kopen. De Duitsers in Vaals en Kerkrade hebben vaak weinig moeite gedaan om er te integreren. Daarom is het geen grote stap om terug naar Duitsland te gaan.313 De Aachener Nachrichten schrijft in juli 2008 dat na de goede jaren waarin Duitsers graag een huis wilden kopen in Kerkrade, daar de uitverkoop is begonnen. Eén op de twaalf huizen staat in de verkoop. Elk jaar verliest Kerkrade 400 tot 500 inwoners. Er zijn nu teveel huizen in Kerkrade en de huizenprijzen zijn sterk gedaald, het heeft nu het laagste prijsniveau van heel Nederland. Veel Duitsers willen weer terug naar Duitsland, omdat daar de huizen inmiddels goedkoper zijn geworden. Ook steeds meer Nederlanders volgen hen. Duitsers kopen nu vrijwel geen huis meer in Kerkrade. De huizen in Kerkrade worden moeilijk verkocht en tegen een erg lage prijs. Vele Duitsers wachten daarom nog even met terugverhuizen. Een Duitser die zijn huis al zeven maanden tevergeefs te koop heeft staan, geeft aan dat hij dat persoonlijk niet zo’n probleem vindt, omdat hij graag in Kerkrade woont: hij heeft hier zijn stamkroeg en de buren zijn vriendelijk. Toch zou ook hij het liefst weer terug naar Duitsland gaan.314 De gemeente Kerkrade probeert wat tegen deze situatie te doen door meer woningen af te breken en daarvoor in de plaats luxere en meer-generatie-woningen neer te zetten waar men kan blijven wonen als men ouder wordt. Naast de grote uittocht heeft Kerkrade ook te maken met een toenemende vergrijzing door het wegtrekken van jonge gezinnen, omdat werkgelegenheid ontbreekt. Dit is volgens de Aachener Nachrichten nog het gevolg van het sluiten van de mijnen in de jaren zeventig, waarvan Kerkrade en de regio eromheen nooit goed hersteld zijn. Het heeft daarmee een tweevoudig structureel probleem: de vergrijzing en de uittocht van de Duitsers.315 Door de bevolkingskrimp was Kerkrade in 2003 al de meest vergrijsde stad van Nederland. Kerkrade kampte met een geboortetekort, maar tevens met een groot aantal vertrekkers uit de gemeente. De daling van de Kerkraadse bevolking was al een paar jaar aan de gang en zou naar verwachting nog aanhouden.316 Christina Löhrer-Kareem van de Regio Aken zegt deze trendverandering in de migratie waar te nemen in de Euregio Maas-Rijn: waar in 2002/2003 nog veel jonge gezinnen graag een huis wilden kopen in Nederland, zien ze er nu van af en staan er schrikbarend veel huizen in de verkoop. Veel Duitsers trekken terug naar Duitsland. Ook steeds meer Nederlanders willen een huis in Duitsland kopen vanwege de gunstigere grond- en huizenprijzen en de hogere kwaliteit ervan, met name in de landelijke gebieden.317 De Aachener Zeitung van 1 maart 2006 meldt dat de provincie Limburg in 2005 4542 van de 1,136 miljoen inwoners verloor en daarmee na de regio Rotterdam de snelst krimpende 313
AN, “Deutsche ziehen aus Vaals weg”. Aachener Nachrichten 08-04-2005. Elke Silberer, “Kerkrade wird jedes Jahr ein Prozent kleiner”. Aachener Nachrichten 02-07-2008. 315 Ibidem 316 DDL, “Heerlen verliest 977 inwoners”. Dagblad de Limburger 16-01-2003. 317 Christina Löhrer-Kareem, “Trend richtung Deutschland”. Aachener Nachrichten 12-04-2005. 314
77 regio was. Heerlen verloor in 2005 961 van de 92.542 inwoners en Kerkrade 219 van de 49.536 inwoners. Honderdduizenden Nederlanders wonen intussen net over de grens met Duitsland en België vanwege de goedkopere huizen en grondstukken en de lagere belastingen. In Aken is echter het aantal Nederlanders afgenomen. In 2001 woonden daar nog 1828 Nederlanders, in 2003 nog 1786 en in 2005 nog maar 1724. Hans Hoever van het Openbaar Lichaam Eurode constateert in dit artikel, dat ook de Nordkreis-Kommune (de streek ten noorden van Aken) niet binnen de trend past van de Nederlandse migratiestroom. Hoewel Herzogenrath over aantrekkelijke nieuwbouwwijken beschikt, zijn voor de Nederlanders de prijzen daar toch nog te hoog. Zij trekken meer naar de landelijke regio’s zoals de dorpen in de Selfkant, waar de huizen goedkoper zijn. Daarnaast trekken velen naar Gangelt, Heinsberg en Geilenkirchen, bij Sittard over de grens.318 Er is in sommige Duitse grensdorpen een heuse ‘Bauboom’ ontstaan. Zo werd in Übach-Palenberg, noordelijk gelegen van Merkstein, bij nieuwbouwprojecten de helft van de woningen aan Nederlanders verkocht. Dankzij de Nederlanders werden steeds meer nieuwe woningbouwprojecten gepland. De Bauboom werd door de plaatselijke projectontwikkelaars toegejuicht. In Nederland zijn de bouwvoorschriften voor zelfstandig bouwen strenger, meestal kun je alleen een standaardwoning kopen, terwijl het in Duitsland eenvoudiger is een woning naar eigen smaak neer te zetten. Ook is het prijsniveau van grondstukken en huizen in Nederland enorm gestegen. Een Nederlander vertelt in het artikel dat hij in Nederland 120.000 euro meer zou kwijt zijn geweest voor hetzelfde huis dat hij nu in Duitsland heeft gebouwd.319 Waar tot tien jaar geleden de huizenprijzen in Duitsland het hoogst lagen van heel Europa, zijn ze daar de laatste tien jaar gelijk gebleven, terwijl in Nederland de prijzen bijna verdubbeld zijn.320 Het NRC Handelsblad schrijft in november 2006 over Nederlanders die net over de grens in Duitsland zijn gaan wonen en al vrij snel weer zijn teruggekeerd. Velen namen de stap impulsief zonder de gevolgen ervan te overzien. Zo konden sommige Nederlanders er niet aarden of hadden moeite met de andere taal. Ook kwamen er nog extra kosten bij die niet voorzien waren en hadden hun kinderen geen vriendjes om mee te spelen omdat ze nog in Nederland naar school gingen. Consulent Schoolkate van Euregio Twente/Achterhoek wijt deze problemen aan dat mensen van te voren onvoldoende informatie hebben ingewonnen of geweigerd hebben te integreren in Duitsland. Volgens een makelaar in Gronau keert 1 op de 6 Nederlanders weer terug naar Nederland. Hij noemt ze ‘goudzoekers’, die zich alleen lieten leiden door het financiële voordeel.321 Uit dit krantenonderzoek blijkt dat de manier waarop er vanuit Nederland en Duitsland op de migratiestroom van Duitsers naar Nederland wordt gekeken van elkaar verschilt, net als welke gevolgen erdoor worden ervaren. De gevolgen voor Kerkrade (en ook Vaals) waren voornamelijk de onbetaalbaar geworden woningen, de hoge ogb, de leegloop bij scholen, verenigingen en winkels en verduitsing van de gemeenschap. In Herzogenrath werden vooral de gevolgen voor het onderwijs gevoeld, waarbij scholen overspoeld werden door kinderen uit 318
Christoph Hahn, “Immer mehr kehren der Provinz Limburg den Rücken”. Aachener Zeitung 01-03-2006. AN, “Niederländer kaufen ein Stück Deutschland”. Aachener Nachrichten 18-12-2007. 320 AN, “Deutsche Häuserpreise sind ins Mittelfeld abgerutscht”. Aachener Nachrichten 23-08-2005. 321 Martin Steenbeeke, “Ongelukkig in een riant huis in Duitsland”. NRC Handelsblad 15-11-2006. 319
78 Kerkrade, waardoor de vervoerskosten de pan uitrezen. In Herzogenrath werden de consequenties van de migratiestroom dan ook vooral gevoeld door de overheid die geconfronteerd werd met hoge kosten, terwijl in Kerkrade het met name de bevolking was, die de nadelen ondervond. De overheid in Kerkrade zag het probleem niet, omdat “we nou eenmaal in Europa leven”. Aan de Duitse zijde was het juist de bevolking die de problemen niet zag: iedereen spreekt toch Duits in Nederland? De klachten en onvrede van Nederlandse zijde over de grote Duitse toestroom werden door de Duitsers uitgelegd als anti-Duitse sentimenten. Ook wat betreft de integratie bestonden er verschillende opvattingen. Nederlanders vonden dat de Duitsers te weinig integreerden, terwijl de Duitsers er de noodzaak niet van inzagen, omdat, als ze een poging deden in het Nederlands, iedereen toch Duits terugsprak. Uiteindelijk werden er maatregelen getroffen om het verstoorde evenwicht te herstellen, bijvoorbeeld door de bouw van de ‘Nederlandse’ huizen in HerzogenrathMerkstein. Sinds de eeuwwisseling leek de groep Duitsers in Kerkrade geen problemen meer op te leveren. De motieven om over de grens te verhuizen waren voornamelijk economisch ingegeven: in het andere land kon een huis worden aangeschaft tegen een prijs die in eigen land niet haalbaar was. Dit gold zowel voor de Duitse migranten die in de jaren negentig naar Kerkrade zijn verhuisd, als voor de stroom Nederlanders die de laatste jaren naar Duitsland verhuist. Het omslagmoment van de richting van de migratiestroom komt ongeveer overeen met de landelijke trend, echter was de stroom in de jaren negentig in de grensregio van Zuidoost-Limburg veel groter en de recente migratiestroom veel kleiner van omvang in vergelijking met de landelijke trend. In 1993 is de grensmuur gevallen tussen Kerkrade en Herzogenrath. Toch zijn het in de kranten de Duitsers die nog het meest een grens ervaren, ook na 1993. Dit komt voornamelijk door de grote verschillen in wetgeving en regels die soms zeer nadelig blijken uit te pakken. Dit is vaak een motief voor in Nederland wonende Duitsers om weer terug te gaan naar Duitsland. De Nederlandse migranten in Duitsland krijgen hier echter ook mee te maken, de eersten verhuizen al weer terug. In de volgende paragraaf zal worden gekeken of de bevindingen van de kranten overeenkomen met de ervaringen van de grensgangers zelf of dat deze toch anders zijn.
4.3 Interviews met grensgangers in Kerkrade en Herzogenrath Er zijn grensgangers uit vier groepen ondervraagd: I. Duitsers die eind jaren tachtig of begin jaren negentig naar Kerkrade zijn verhuisd en daar graag wonen. II. Duitsers die eind jaren tachtig of begin jaren negentig naar Kerkrade zijn verhuisd, maar terugwillen (IIa) of moeten (IIb). III. Nederlanders die recent in Herzogenrath zijn gaan wonen en daar graag wonen. IV. Nederlanders die recent in Herzogenrath zijn gaan wonen, maar terugwillen. In totaal zijn er tien interviews afgenomen: in de categorie I twee personen, in categorie IIa drie personen, in categorie IIb twee personen, in categorie III twee personen en
79 in categorie IV één persoon. De vragenlijst die aangehouden is bij het interviewen van deze tien grensgangers staat in bijlage 4. De Duitsers in Kerkrade zijn verhuisd tussen 1985 en 1996. De Nederlanders in Herzogenrath zijn daar in 2007 en 2008 komen wonen. De leeftijdscategorie van de ondervraagden ligt bij de Duitsers in Kerkrade tussen de 45 en de 63 jaar, bij de Nederlanders in Herzogenrath tussen de 33 en 43 jaar. Alle Duitse ondervraagden werken in Duitsland of hebben daar voor hun pensioen gewerkt. Alle Nederlandse ondervraagden werken in Nederland, al werkt één ook deels in Duitsland. De meesten van hen hadden deze baan al voor ze verhuisden. Alle ondervraagden geven aan dat ze vanwege de gunstigere huizenprijzen aan de andere kant van de grens zijn gaan wonen. Van de Duitsers hadden enkelen wel in Duitsland gezocht, maar zelfs de appartementen waren te duur. Voor dat geld kon je in Nederland een twee-onder-één-kapwoning of rijtjeshuis kopen. De meesten wilden graag een ruimer huis, vanwege het stichten van een gezin. Andere redenen waren een scheiding of een Nederlandse partner. De Duitse ondervraagden noemen niet de krappe Duitse huizenmarkt als reden dat de huizen in Duitsland zoveel duurder waren, maar de andere bouwwijze, zowel bij huur- als koopwoningen. De voordelen van in Kerkrade wonen zijn vooral financieel. Grootste voordeel was de goedkopere kosten van het huis, maar ook een goedkopere autoverzekering, goedkopere gemeentelijke belastingen en het zich een groter huis kunnen veroorloven. Naast financiële redenen worden ook de aangenamere omgang met ambtelijke instanties genoemd, het kunnen krijgen van een proeftijd bij werk en de vroege verzorging van de kinderen, die naar een opvang of de kleuterschool kunnen. Dit is in Duitsland pas later, zowel bij de opvang (NL 2,5 jaar; D 4 jaar) als bij de school (NL 4 jaar; D 6 jaar). De vroege start van het onderwijs in Nederland wordt als zeer positief ervaren. Nadelen van de verhuizing naar Kerkrade zijn de duurdere auto’s, een ander belastingstelsel (bijvoorbeeld dubbele belasting op pensioen), taalproblemen (met name bij telefoneren, het lezen van ambtelijke taal en invullen formulieren), andere wetgeving (bij werkloosheid geen recht op uitkering, thuisgeboorte werd niet vergoed door Duitse ziektekostenverzekering, geen AOW), de verschillende schoolsystemen in Duitsland en Nederland die niet op elkaar aansluiten en geen recht op vervoersvergoeding voor in Nederland wonende Duitse kinderen naar Duitse scholen. De Nederlanders geven allen de gunstigere huizenprijzen en ruimere woning als hoofdredenen van hun verhuizing. Ze hadden allemaal ook wel in Nederland gezocht, maar een huis naar hun woonwensen en grootte van het grondstuk was in Nederland onbetaalbaar, zeker op één salaris. Eén Nederlandse geeft ook de subsidies in Herzogenrath als reden.322 De voordelen van in Herzogenrath wonen zijn vooral financieel: goedkoper wonen, meer ruimte, goedkopere auto’s, autoverzekeringen, wegenbelasting en rijden op gas.323 Ook noemt één Nederlander als voordeel dat de mensen zo vriendelijk zijn.324
322
Interview 12 mei 2009B interview 20 mei 2009 en 12 mei 2009B 324 interview 27 mei 2009 323
80 Over nadelen aan wonen in Herzogenrath zijn de meningen verdeeld. Eén Nederlander ziet geen nadelen, een tweede ook niet veel, maar is er wel achter gekomen dat als hij in Nederland wil trouwen, daar een administratieve rompslomp bij hoort. Hij wordt nu plotseling als buitenlander behandeld. Hier was hij niet op bedacht, anders waren ze nog getrouwd toen ze nog in Nederland woonden. Ook wil hij zijn kinderen later in Nederland naar school sturen, waardoor ze altijd gehaald en gebracht zullen moeten worden.325 Een derde noemt de bureaucratie en het moeizaam regelen van dingen in Duitsland als nadelen.326 Van de zeven ondervraagde Duitsers hebben er vijf geen sociaal leven in Nederland opgebouwd. Een Duitse geeft aan dat ze al voor hun verhuizing in Duitsland lid waren van een sportvereniging en daar naar de kerk gingen en daarom dit niet ook nog in Nederland hebben gezocht.327 Ook twee andere respondenten geven dit als reden aan voor het niet zoeken naar contacten in Nederland. Boodschappen doen deze drie zowel in Nederland als in Duitsland. Een Duitser geeft aan dat integreren in een ander land niet per se hoeft en zeker niet opgelegd zou moeten worden. Dat vindt hij te nationalistisch. “Als je wilt integreren is het goed, als je dat niet wilt, is dat ook goed.” Hijzelf heeft zich dan ook niet aangesloten bij een vereniging in Nederland, maar dat had hij in Duitsland ook niet. Contact met Nederlanders is lastig, omdat hij niet goed Nederlands spreekt en de Kerkradenaren vooral dialect praten. Ook zijn zijn meeste buren Duits, dus daar praten ze dan ook Duits mee.328 Er zijn echter ook twee respondenten die wel een sociaal leven in Kerkrade hebben opgebouwd. Eén gezin neemt actief deel aan de activiteiten van de buurtvereniging, waarbij allerlei dingen voor de kinderen worden georganiseerd.329 Een andere Duitser geeft aan dat zijn vrouw en kinderen allemaal actief zijn bij sportverenigingen in Kerkrade en dat ze betrokken zijn bij de carnavalviering en de optocht. Zelf is hij actief op de school van zijn kinderen en helpt daar met activiteiten. Hij geeft aan dat het middelpunt van hun leven in Nederland ligt en dat, als ze vrij hebben, ze geen behoefte hebben om naar Duitsland te gaan, behalve voor familiebezoek.330 Ze steken allen vrijwel dagelijks de grens over voor werk en boodschappen. In Duitsland zijn toch bepaalde producten die in Nederland niet te verkrijgen zijn. De Nederlanders geven aan dat ze nog maar kort in Herzogenrath wonen en daarom een sociaal leven daar nog niet echt van de grond is gekomen. Wel geeft een Nederlander aan dat hij in de buurt leuke contacten heeft, maar aan verenigingen niet meedoet.331 Een ander geeft aan dit nu ook niet te doen, maar als de kinderen wat ouder zijn wellicht wel.332 Een derde gaat wel in Herzogenrath naar de kerk.333 Een verenigingsleven in Nederland hebben ze alledrie niet, wel steken ze dagelijks de grens over voor werk, boodschappen of familiebezoek.
325
interview 20 mei 2009 interview 12 mei 2009B 327 Interview 2 juni 2009 328 interview 13 mei 2009B 329 interview 28 mei 2009 330 interview 12 mei 2009A 331 interview 20 mei 2009 332 interview 27 mei 2009 333 interview 12 mei 2009B 326
81 Van de Duitse ondervraagden met kinderen stuurden er drie hun kinderen in Duitsland naar school. Twee hiervan gaven aan daarvoor gekozen te hebben, omdat hun kinderen al voor de verhuizing op een Duitse school zaten en dat daarom zo hielden. Een derde gaf aan dat ze haar zoon in eerste instantie wel in Nederland naar school had gedaan, maar omdat zij zelf geen Nederlands sprak, kon ze hem niet helpen met zijn huiswerk. Daarom is hij na drie jaar alsnog in Duitsland naar school gegaan. Twee deden hun kinderen wel in Nederland naar school, omdat ze daar geboren waren en wilden dat ze daar opgroeiden. Bij de Nederlanders gaan de kinderen in Nederland naar school of zijn ze van plan deze daar naar school te gaan doen en niet in Duitsland. Twee geven aan dat ze het schoolsysteem in Nederland beter vinden: je gaat al op jongere leeftijd naar school, het vmboberoepsonderwijs is in Nederland beter geregeld dan in Duitsland en ook het onderwijs voor gehandicapte kinderen is in Nederland op een hoger niveau dan in Duitsland. De ervaringen die de Duitsers hebben met hoe ze door de lokale bevolking zijn opgenomen zijn uiteenlopend. Van de zeven zijn er zes goed tot zeer goed ontvangen door de Nederlandse buren en de buurt. Deze goede ontvangst had ook te maken met hun eigen wil tot aanpassing. Zo gaf een Duitser aan dat hij al voor zijn verhuizing was begonnen met Nederlands leren, omdat hij het raar vond dat Kerkradenaren wel Duits spraken, maar andersom de mensen uit Herzogenrath geen Nederlands. Door zijn cursus was de taal niet zo vreemd meer voor hem. Bovendien spraken zijn directe Nederlandse buren ook goed Duits. Deze buurvrouw kwam gelijk toen ze aan het verhuizen waren al een pan erwtensoep brengen. Hierdoor voelden ze zich gelijk welkom.334 Ook een andere Duitse is erg te spreken over hoe Nederlanders haar behandelen. Ze zou als ze weer voor de keuze zou staan, zo weer naar Kerkrade verhuizen. Ze heeft zelfs overwogen om zich tot Nederlandse te laten naturaliseren, maar daarvoor spreekt ze het Nederlands niet goed genoeg, vindt zijzelf.335 Een ander Duits echtpaar geeft aan dat ze toen ze er kwamen wonen zij zich, naar Nederlands gebruik, direct aan de buren hebben voorgesteld. Dit is in Duitsland niet gewoon, maar werd door de Nederlandse buren erg gewaardeerd, waardoor ze daar goed contact mee hadden. Inmiddels zijn er in hun straat veel nieuwe jonge Nederlandse gezinnen komen wonen en deze hebben zich niet aan hen voorgesteld. Daarom voelen zij zich er niet meer zo thuis.336 Ook een andere Duitse heeft deze ervaring met nieuwe Nederlanders die later in de buurt zijn komen wonen. Ze zegt dat ze niet weet of dit komt omdat zij Duitse is of omdat deze Nederlanders gewoon zo zijn.337 Eén Duitse heeft erg negatieve ervaringen met Nederlanders in haar buurt. Ze kende bepaalde Nederlandse gewoontes niet, zoals met verjaardagen, waardoor ze door haar onwetendheid ‘foutjes’ daarin maakte. Volgens haar hadden haar Nederlandse buren daar geen begrip voor en groeten ze haar niet meer, willen haar niet helpen en wordt er in de buurt veel over haar geroddeld. Als er bij een voetbalwedstrijd een doelpunt tegen Duitsland wordt gescoord, bonken ze heel pesterig op de muren. Ook wordt ze vaak uitgescholden: “Stomme Pruis”, en wordt de oorlog erbij gehaald. Ze vindt de viering van Bevrijdingsdag en de Nederlandse schoolboeken waarin Duitsers slecht worden afgebeeld, zeer kwalijke zaken, 334
interview 12 mei 2009A interview 13 mei 2009A 336 interview 14 mei 2009 337 interview 2 juni 2009 335
82 omdat dan steeds de herinnering wordt opgehaald aan wat de Duitsers hebben gedaan. Zij verzucht: “Houdt het dan nooit op?”338 Ook een andere Duitser geeft aan dat, doordat er in de Nederlandse schoolboeken de Duitsers nog steeds negatief worden afgebeeld als “enge Duitsers”, de gedachte aan de Duitse bezetting nog steeds levendig wordt gehouden en zo de historische afkeer van Duitsers bij Nederlanders ook nog steeds standhoudt. Dat komt volgens hem dus door het onderwijs. Hij woont zelf in een wijk met veel Duitsers en deze wijken werden volgens hem door Kerkradenaren ook wel “Hitler-Siedlungen” genoemd. Hij zegt echter zelf wel meestal normaal behandeld te worden door Nederlanders en niet echt problemen te hebben gehad. De anti-Duitse opmerkingen noemt hij excessen, eigenlijk gaat het samenleven in Kerkrade volkomen normaal.339 De meeste Duitsers noemen wel enkele mentaliteitsverschillen tussen Nederlanders en Duitsers. De meesten beschrijven Nederlanders als losser en opener en vinden dit erg positief. Nederlanders spreken je sneller met je en jij aan, in tegenstelling tot Duitsers.340 Een Duitse omschrijft Nederlanders als vrolijk, open en altijd vriendelijk. Ze waardeert het zeer dat Nederlanders altijd lachen, in tegenstelling tot Duitsers. Zij zegt dat Duitsers, ook in Herzogenrath, minder tijd hebben en niet veel met anderen praten. Ook is ze erg te spreken over hoe gehandicapten en ouderen in Nederland worden behandeld, in Nederland worden ze echt bij de maatschappij betrokken door bijvoorbeeld rolstoelplaatsen in het theater en ouderenwoningen midden in de stad in plaats van buitenaf. In Duitsland wordt volgens haar veel gereserveerder met gehandicapten omgegaan.341 De Duitse die slechte ervaringen had in de buurt en zei wel regelmatig te worden uitgescholden, omschrijft de mentaliteitsverschillen tussen Nederlanders en Duitsers heel anders. Zij denkt dat de pesterijen en de roddels voortkomen uit jaloezie, dat Nederlanders niet snappen dat Duitsers al op jonge leeftijd veel geld verdienen en een duurdere auto kunnen kopen in tegenstelling tot Nederlanders die tot hun 25e nog niet zoveel verdienen. “Duitsers werken voor hun huis, terwijl Nederlanders meer genieten op z’n Frans”. Ook ziet zij verschillen in de Nederlandse opvoeding ten opzichte van de Duitse: in Duitsland leer je meer met anderen mee te denken.342 De Duitse die zich tot Nederlandse wilde naturaliseren, dacht daar juist tegenovergesteld over: zij vond dat Nederlanders juist veel meer meedenken dan Duitsers dat doen.343 Ook wat betreft de behandeling door officiële instanties verschillen de meningen. De één geeft aan dat de omgang met ambtelijke instanties in Nederland aangenamer is dan in Duitsland. In Duitsland moet je overal naar vragen, terwijl je in Nederland de informatie gewoon krijgt, dat hoort bij de informatieplicht. Ook word je in Nederland nog wel geholpen, ook al is het officieel sluitingstijd.344 Twee anderen vinden echter dat bijvoorbeeld de belastingdienst erg onbuigzaam is, omdat ze eisen dat je Nederlands spreekt om informatie te krijgen. De één denkt dat ze zo onvriendelijk wordt behandeld, omdat ze een Duitse is, als
338
interview 13 mei 2009C interview 13 mei 2009B 340 interview 28 mei 2009 341 interview 13 mei 2009A 342 interview 13 mei 2009C 343 interview 13 mei 2009A 344 Ibidem 339
83 Nederlandse zou ze anders behandeld zijn.345 De andere geeft aan dat bureaucratische zaken regelen in Nederland over het algemeen toch makkelijker gaat dan in Duitsland.346 Vier van de zeven Duitsers geven aan dat ze zich nooit buitenlander hebben gevoeld in Kerkrade. Redenen hiervoor waren dat ze goed ontvangen werden door de bevolking en dat Duitsland dichtbij was. De andere drie voelden zich na hun verhuizing wel buitenlander. Dit kwam omdat ze eerst nog niemand kenden in Kerkrade, omdat ze met hun Duitse kenteken herkenbaar waren als Duitser en vanwege het niet of onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal. Een Nederlandse geeft aan zich wel buitenlandse te voelen in Herzogenrath, maar daar geen problemen mee te hebben, omdat er wel meer buitenlanders bij hen in de wijk wonen en omdat ze redelijk Duits spreekt. Ze noemt de Herzogenrathse bevolking ‘typisch Duits’: ze zijn onvriendelijk, spreken geen Nederlands en proberen het ook niet. De officiële instanties vindt ze erg bureaucratisch en niet flexibel.347 Een andere Nederlander ziet ook mentaliteitsverschillen tussen Duitsers en Nederlanders, maar vindt deze meer ten voordele van de Duitsers. Het grootste voordeel vindt hij de deutsche Gründlichkeit, omdat je dan weet waar je aan toe bent. Nadeel vindt hij dat Duitsers nog veel in hiërarchieën denken, zoals bijvoorbeeld in het zorgstelsel, waarbij een arts boven een fysiotherapeut staat en die weer boven de patiënt. In Duitsland zijn deze kloven duidelijk voelbaar.348 Ook de derde Nederlander prijst de Duitse mentaliteit en omgangsvormen. Zo vindt hij het prettig dat mensen in Duitsland elkaar met u aanspreken, dat vindt hij meer respectvol.349 Ze geven alledrie aan goed te zijn ontvangen door de buurt. Ze ervoeren wat dat betreft geen verschil met Nederland. Twee van de drie wonen in een nieuwbouwwijk en geven dat ook als reden aan voor hun goede opname in de buurt: iedereen was nieuw en er woonden meer buitenlanders. Van de Duitsers in Kerkrade geven er twee aan graag in Kerkrade te willen blijven wonen. Alle verwachtingen die ze bij de verhuizing hadden zijn uitgekomen en daarom zouden ze niet meer terugwillen. Eén geeft aan zichzelf niet zozeer Duitser in Nederland te voelen, maar Europeaan. Nationaliteit speelt voor hem niet zo’n grote rol meer. Hij voelt zich gewoon thuis in deze regio, onafhankelijk of dat nou in Duitsland, Nederland of België is.350 Drie geven aan terug naar Duitsland te willen verhuizen. “Liever gisteren dan morgen!”, zo zegt er één. Hij is dan ook actief op zoek naar een huis in Herzogenrath-Merkstein, waar hij van oorsprong ook vandaan komt. Hij ziet niet echt voordelen aan zijn verhuizing naar Kerkrade, er zijn veel meer nadelen. De voornaamste reden om terug te verhuizen is niet zijn familie en vrienden in Merkstein, maar de nadelige effecten van wonen in een ander land op de sociale wetgeving, zoals bij pensioenen en werkloosheid. Zijn ervaring is dat je beter in het land kan wonen waar je werkt. Hij vindt dat de Europese politiek op dit gebied mislukt is en ziet dit zelf als verklaring voor het teruglopen van de ‘Duitse kolonie’ in Kerkrade.351 De 345
Interview 13 mei 2009C interview 28 mei 2009 en 2 juni 2009. 347 interview 12 mei 2009B 348 interview 20 mei 2009 349 interview 27 mei 2009 350 interview 12 mei 2009A 351 interview 13 mei 2009B 346
84 andere twee geven ook de verschillen in regelgeving als reden voor terugkeer. Belastingtechnisch is het ongunstiger om Duits pensioen te ontvangen in Nederland en ze hebben geen recht op AOW. Andere reden noemen deze twee dat ze als gezin destijds naar Kerkrade zijn gegaan en daar een groot en ruim huis hebben betrokken, maar dat, nu hun kinderen de deur uit zijn, het huis te groot is geworden en weer kleiner willen wonen. Ze kiezen voor hun oude woonplaats vanwege de familie en vrienden die daar nog wonen.352 Er zijn ook twee Duitsers die aangeven wel graag in Kerkrade te willen blijven wonen, omdat hun huis hun erg goed bevalt. Ze zeggen echter dit niet zullen kunnen, omdat hun pensioen te laag is om een eigen huis te kunnen veroorloven. Ook zij geven de problemen van het ontvangen van Duits pensioen in Nederland aan als reden: ze moeten hierover dubbel belasting betalen. Ook hebben ze geen recht op AOW. Terug in Duitsland kunnen ze zich dan ook geen huis veroorloven, maar is in ieder geval de belasting lager.353 Als grensganger hangt men vaak tussen twee systemen in, aldus een Duitse.354 Van de Nederlanders geven er twee aan graag in Herzogenrath te wonen. De één geeft aan hooguit terug te gaan wanneer er kinderen zouden komen en het financieel mogelijk zou worden om in Nederland net zo’n ruim huis te kunnen kopen als ze nu in Herzogenrath hebben.355 De ander sluit een terugkeer ook niet uit wanneer hij of zijn vrouw een andere baan zouden krijgen.356 Een derde zou, ondanks dat ze tevreden is met het nieuwe huis, wel het liefst zo snel mogelijk weer terugkeren naar Nederland. Voornaamste reden hiervoor is hun jongste kind dat gehandicapt is. De regelingen in Duitsland voor gehandicapten bleken veel ongunstiger. Zo is het Pflegegeld in Duitsland veel moeilijker aan te vragen en ligt een stuk lager dan het Nederlandse PGB. Ook zijn er bijvoorbeeld geen logeerweekenden voor gehandicapten en is het onderwijs voor hen op een lager niveau dan in Nederland. Daarom gaat het kind in Nederland naar school, maar het gehandicaptenvervoer mag niet over de grens. Elke dag moet hij nu door de ouders gehaald en gebracht worden, terwijl als ze in Nederland zouden wonen hij gewoon van huis opgehaald zou worden.357 Zes van de zeven Duitsers geven aan dat ze hun verhuizing naar Kerkrade niet zagen als een verhuizing naar een ander land. Het voelde voor de meesten als een verhuizing binnen dezelfde stad of streek, omdat de meesten al wel bekend waren in Kerkrade. Twee geven aan dat het weliswaar niet als een ander land voelde, maar toch wel als een andere streek. Ze wilden dan ook niet te ver van de grens afwonen. Heerlen was al te ver Nederland in, Kerkrade voelde niet als buitenland.358 Kerkrade was bovendien sterk verbonden met Herzogenrath, waardoor het geen vreemde omgeving was.359 Eén Duitse geeft aan dat haar verhuizing wel als een verhuizing naar een ander land aanvoelde. Dit kwam ten eerste vanwege de taal en ten tweede doordat ze de mensen in Nederland veel vriendelijker vond dan in Duitsland.360 352
interview 14 mei 2009 en 28 mei 2009 interview 13 mei 2009A en 13 mei 2009C 354 interview 2 juni 2009 355 interview 20 mei 2009 356 interview 27 mei 2009 357 interview 12 mei 2009B 358 interview 2 juni 2009 359 interview 13 mei 2009B 360 interview 13 mei 2009A 353
85 Geen van de Nederlanders heeft zijn verhuizing beschouwd als een verhuizing naar een ander land. Een Nederlander geeft aan dat dit komt doordat hij nog in Nederland werkt, veel Duitse collega’s heeft en doordat er veel grensoverschrijdende samenwerking is in de regio.361 Herzogenrath en Kerkrade worden als dezelfde stad of streek gezien. Op sociaal gebied althans, want qua wetgeving en regels beschouwt een Nederlandse het echt als een ander land.362 Vier van de zeven Duitsers vinden dat van de grens tussen Kerkrade en Herzogenrath niets meer te merken is. Deze is verdwenen en bestaat niet meer. De grens is nooit een harde grens geweest, volgens een Duitser. Families trokken altijd al over en weer, er werden boodschappen gedaan aan de andere kant van de grens, vooral koffie en sigaretten, de steden zijn altijd al gemengd geweest. Hij kan zich voorstellen dat na het verwijderen van de grensmuur dit misschien nog wel meer gemengd is geworden.363 De vier zien Kerkrade en Herzogenrath als één stad. “Of men nou hier of daar is, er is geen verschil meer”.364 Twee geven aan regelmatig Eurode-evenementen te bezoeken. Het enige dat bij deze groep van vier genoemd wordt wat er van de grens nog te merken valt, is het steeds wisselen van de telefoonnetwerken, waardoor onderling bellen duur is, en als je iets aan moet vragen voor school of werk. Dan val je overal tussen: In Duitsland word je door instanties niet meer als Duitser gezien, omdat je in Nederland woont, maar in Nederland word je niet als Nederlander gezien, omdat je een Duits paspoort hebt.365 Van de overige drie Duitsers vinden er twee dat de grens niet verdwenen is, maar wel vervaagd sinds het verwijderen van de grensmuur. Ze zien allebei Kerkrade en Herzogenrath niet als één stad. De steden verschillen echter niet heel veel van elkaar. Toch zal de grens volgens een Duitse nooit verdwijnen, of pas na vele generaties, omdat daarvoor de mensen in Kerkrade zich nog teveel Nederlander voelen en de mensen in Herzogenrath nog teveel Duitser.366 Van de grens merken ze echter in het dagelijks leven niet veel meer. De Duitse krant wordt ook gewoon in Nederland bezorgd. Wel zijn er nog regelmatig douanecontroles, waarbij de Duitse douane controleert op drugs en de Nederlandse door Kerkraadse woonwijken rijdt om te controleren op Duitse nummerborden, vanwege ontduiking van de autobelasting. 367 De Nederlanders denken er alledrie verschillend over. Voor één Nederlander heeft de grens absoluut geen betekenis meer. Hij zegt: “Jullie noemen het een grens, maar voor mij… Of je nu die kant oprijdt of die kant, alleen die kant noemen ze Duitsland, als ik die kant oprijdt, kom ik in Bocholtz uit. Het is dat iemand toevallig toentertijd een grens getrokken heeft.” Hij ziet Kerkrade en Herzogenrath als één stad, behalve met sportevenementen. Dan is er wel rivaliteit, al wordt dit volgens hem door de buitenwacht groter gemaakt dan dat de eigen bevolking dat ziet. Zelf zien ze het meer als een lolletje.368 Een tweede Nederlander vindt dat de grens bijna niet meer op te merken is. De grenzen zijn sinds 1993 wel iets opener 361
interview 27 mei 2009 interview 12 mei 2009B 363 interview 12 mei 2009 A 364 interview 14 mei 2009 365 interview 2 juni 2009 366 interview 28 mei 2009 367 interview 13 mei 2009B 368 interview 20 mei 2009 362
86 geworden. Toch ziet hij Kerkrade en Herzogenrath niet als één stad en denkt ook niet dat ze dat ooit zullen worden. Ondanks hun gezamenlijke verleden, zijn ze nu toch nog te veel gescheiden. De grens zal volgens hem nooit vervallen en daar ziet hij ook niet het nut van in. Hij vindt dat als Kerkrade in een groter geheel moet opgaan het dan beter kan opgaan in Parkstad dan samen met Herzogenrath.369 Een derde vindt wel dat de grens nog duidelijk merkbaar is. De grens is dan ook niet vervaagd, vanwege de grote verschillen in regels en wetgeving waar ze zich niet van bewust waren voor de verhuizing, zoals bijvoorbeeld de verzekering van de scooter. De grens is hooguit vervaagd wat betreft het verdwijnen van de grenscontroles. De grens zal niet gauw verdwijnen, omdat dan eerst de taalbarrière zou moeten vervallen en omdat iedereen toch de voordelen van het andere land wil meepikken.370 Bij alle grensgangers die hebben besloten over de grens te verhuizen, was het prijsverschil de hoofdreden en niet een bewuste keuze voor het land. Dit gold voor zowel voor de Duitsers als voor de Nederlanders. Ondanks de financiële voordelen die hun verhuizing bood, zijn de meesten toch ook op problemen gestuit. Bij de Duitsers lagen de problemen vooral op het gebied van een ander belastingstelsel, andere sociale wetten en taalproblemen. De Nederlanders kregen naast de andere wetten en regels in Duitsland te maken met de starre bureaucratie. In het land van oorsprong werden de grensgangers na hun verhuizing door de instanties opeens als ‘buitenlander’ gezien, maar in hun nieuwe land ook. Het overgrote deel van de Duitse en Nederlandse grensgangers heeft nog steeds zijn sociale leven in het land van oorsprong. Wel hebben de meesten goede contacten in de buurt. De integratie in de nieuwe woonplaats beperkt zich dus tot de buurt. Daar zijn de meeste mensen wel goed ontvangen. Toch merken sommige Duitsers nog anti-Duitse sentimenten onder de Nederlandse bevolking. Dit schrijven ze toe aan het Nederlandse geschiedenisonderwijs, waarin de Duitsers nog altijd geassocieerd worden met de Tweede Wereldoorlog en negatief worden afgeschilderd. De Nederlanders in Herzogenrath bemerken geen anti-Nederlandse houding, al wordt er ook niet met hen meegedacht en door de Duitsers niet hun best gedaan om Nederlands te spreken of te verstaan. Zowel door de Nederlanders als door de Duitsers wordt er gewezen op mentaliteitsverschillen. Nederlanders worden als losser, opener en vrolijker omschreven, Duitsers als formeler, afstandelijker en gründlicher. Degenen die terug willen verhuizen willen dit soms om persoonlijke redenen, zoals een te groot huis nu de kinderen de deur uit zijn, maar bij allemaal spelen de verschillen in sociale wetgeving tussen Duitsland en Nederland een belangrijke rol. Deze blijken in de praktijk nog erg van elkaar te verschillen en kunnen, in geval van werkloosheid, pensioen of handicap, erg negatief uitvallen. Het Verdrag van Maastricht lijkt voor de grensgangers nog niet goed te werken, want regelgeving is in vele gevallen nog niet op elkaar afgestemd of gelijkgetrokken. Dit is nog niet goed geregeld in het ‘verenigde Europa’ en mensen blijken voor hun verhuizing naar een ander land hier onvoldoende van op de hoogte te zijn geweest. Wat betreft de regelgeving en wetten is de grens dus nog duidelijk merkbaar. Op het sociale vlak echter voelde voor vrijwel alle geïnterviewde grensgangers hun verhuizing niet als een verhuizing naar een ander land. De meerderheid geeft aan dat de grens verdwenen is
369 370
interview 27 mei 2009 interview 12 mei 2009B
87 en dat ze Kerkrade en Herzogenrath als één stad zien. De grensgangers die de grens nog wel ervaren, geven de verschillen in regelgeving en taal als redenen. De migratie van Duitsers naar Kerkrade begin jaren negentig en de migratie van de Nederlanders naar Herzogenrath de laatste jaren zijn redelijk vergelijkbaar. Ze hebben dezelfde motieven, integreren over het algemeen maar in beperkte mate en houden hun werk, school en/of sociale leven aan in hun land van oorsprong. De meesten hebben geen negatieve ervaringen met de lokale bevolking. Wel blijken er mentaliteitsverschillen te bestaan en zijn er taalverschillen waar met name de Duitse grensgangers problemen mee ondervinden. De Duitse en Nederlandse wetgeving verschilt zelfs zoveel dat dit voor velen de hoofdreden is toch weer terug te verhuizen naar het land van oorsprong. Hoewel de meesten de steden als één geheel zien en de grens voor hen gevoelsmatig niet meer bestaat, blijkt deze in de praktijk er nog wel degelijk te zijn, met name wat betreft wetgeving. Het blijkt dus toch nog wel uit te maken aan welke kant van de grens je woont, ook al is de afstand nog zo klein.
4.4 Conclusie: Vanwege het gezamenlijke verleden van Kerkrade en Herzogenrath heeft er van oudsher al veel interactie plaatsgevonden tussen beide delen van de grens. Uit de statistische data bleek echter dat de grensmigratie zoals die sinds begin jaren negentig is ontstaan een duidelijke trendbreuk vormde met het verleden. Waar de migratie vroeger vooral met huwelijken te maken had, speelden nu economische motieven een grote rol. Volgens het SAM-rapport371 was er een krapte op de Duitse huizenmarkt en stegen hierdoor de prijzen. Vanwege de gunstigere huizenprijzen trokken veel Duitse gezinnen naar Nederland. Zij zagen hun nieuwe woonplaats echter alleen als een plek om te wonen. Hun sociale leven, werk en school speelde zich nog in Duitsland af. Volgens het rapport gaf een aanzienlijk deel van de Duitsers aan op termijn weer terug te gaan naar Duitsland. De Duitse inwoners van Kerkrade gaven zelf aan goed contact met de Nederlandse buren te hebben, terwijl de autochtone Kerkradenaren juist aangaven liever om te gaan met Nederlandse buren dan met de Duitse. Hierbij was het mentaliteitsverschil het grootste struikelblok. Er heerste volgens het rapport een sterke weerstand tegen een verdere toename van het aantal Duitsers. Tot halverwege de jaren negentig steeg het aantal Duitsers dat in Kerkrade kwam wonen nog sterk, maar eind jaren negentig begon dit af te nemen. Steeds meer Duitsers gingen terug naar Duitsland. Volgens Hoever van het Openbaar Lichaam Eurode trokken ze terug, omdat het voor hen inmiddels ook in Duitsland mogelijk was geworden een nieuw, en vaak groter, huis te kunnen kopen. Hoewel langs het grootste deel van de Nederlands-Duitse grens na 2001 een nieuwe migratietrend ontstond van veel Nederlandse gezinnen die net over de grens in Duitsland gingen wonen, is deze trend niet of nauwelijks waar te nemen in de data in Herzogenrath. Volgens Hoever komt dit doordat er voor Nederlanders weinig financieel
371
45
SAM, Effecten van grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Herzogenrath en Kerkrade. 19-
88 voordeel te behalen valt, omdat de huizenprijzen in een verstedelijkte regio als Aken net zo hoog zijn als in Nederland.372 In het krantenonderzoek was de migratietrend van begin jaren negentig ook duidelijk waarneembaar. Er werd in de regionale kranten regelmatig over geschreven, al verschilde de berichtgeving van de Nederlandse en Duitse kranten wel enigszins. De kranten waren vooral gericht op de consequenties van de migratie aan de eigen kant van de grens. Aan de Nederlandse kant kwamen de gevolgen vooral op het bord van de bevolking, zoals onbetaalbaar geworden woningen, hogere ogb, leegloop bij scholen en verduitsing van de samenleving, terwijl aan de Duitse kant de gevolgen vooral voor de overheid merkbaar waren, zoals het overspoeld worden van de scholen door ‘Kerkraadse’ leerlingen en de daarbij behorende hogere vervoerskosten. Door deze verschillen ontstond er veel discussie en wederzijds onbegrip. Zo verschilden de meningen hoe het nieuwe verenigde Europa zonder binnengrenzen moest worden geïnterpreteerd en waar de grens lag in de grenzeloosheid. Het duurde dan ook een paar jaar voordat er maatregelen werden getroffen in de vorm van ‘Nederlandse’ woningen in Herzogenrath-Merkstein en tweetalig onderwijs in Kerkrade. Ook over de integratie van de Duitsers in Kerkrade waren de meningen verdeeld. Waar de Nederlanders vonden dat de Duitsers te weinig integreerden, zagen de Duitsers hier niet de noodzaak van in. De klachten en onvrede onder de Nederlandse bevolking over de Duitse toestroom werd door de Duitsers uitgelegd als anti-Duitse sentimenten. De motieven om de verhuizen waren vooral economisch: de prijzen in Nederland lagen soms wel de helft lager dan in Duitsland. Als verklaring voor dit prijsverschil wordt de andere, duurdere, Duitse bouwwijze genoemd. Eind jaren negentig gingen veel Duitsers weer terug. Als redenen worden in de kranten de grote verschillen in wetgeving genoemd, die soms zeer nadelig kunnen uitpakken, en de mogelijkheid om nu in Duitsland een huis te kunnen kopen tegen een gunstige prijs. Ook Nederlandse migranten die na de eeuwwisseling in Duitsland zijn gaan wonen, krijgen te maken met de verschillende wetgevingen en de eersten trekken om die reden al weer terug. De grens wordt door deze verschillen toch nog echt als een grens ervaren. In de regio Kerkrade-Herzogenrath is het aantal Nederlandse emigranten gering in vergelijking met andere grensregio’s langs de Nederlands-Duitse grens. De migratiestroom van Duitsers naar Nederland begin jaren negentig was daarentegen in deze regio juist vele malen groter dan elders. Uit de interviews met Duitse en Nederlandse grensgangers blijkt dat het verschil in huizenprijzen het voornaamste motief was om te verhuizen. Van de Duitse ondervraagden geeft niemand de krapte op de Duitse woningmarkt begin jaren negentig aan als reden voor de duurdere huizenprijzen, maar de duurdere manier van bouwen in Duitsland. De integratie van de Duitse grensgangers in Kerkrade is over het algemeen slechts beperkt tot de buurt. Werk, school en sociaal leven vinden nog hoofdzakelijk plaats in Duitsland. Dit geldt echter ook voor de Nederlandse migranten. Ook zij hebben weliswaar goede contacten in de buurt, maar gaan voor werk, school en sociaal leven toch ook nog terug naar Nederland. Er worden van beide kanten wel mentaliteitsverschillen waargenomen, die op een enkele uitzondering na, positief uitvallen voor het nieuwe woonland. Een enkele Duitser ervaart nog wel eens antiDuitse sentimenten en schrijft dit toe aan het Nederlandse onderwijs over de Tweede 372
Hoever, Vortrag zur Jahrestagung der deutsch-niederländischen Gesellschaft
89 Wereldoorlog. Een Nederlander die niet positief is over de Duitsers, klaagt vooral over hun starheid en het niet spreken van de Nederlandse taal. De Duitse grensgangers zien niet altijd de noodzaak in van het leren van Nederlands, omdat iedereen toch Duits spreekt. Ook in de groep van tien ondervraagde grensgangers, geeft ruim 70% van de Duitsers en een derde van de Nederlanders aan op korte of langere termijn toch weer terug te willen verhuizen naar het land van oorsprong. Ze willen kleiner gaan wonen en dichter bij familie, maar de hoofdreden is toch het verschil in wetgeving tussen beide landen, die in sommige situaties zeer negatief kan uitvallen. Wat dat betreft is er nog echt sprake van een grens. Gevoelsmatig geven de meeste geïnterviewden aan dat de grens niet meer bestaat en dat de steden als één geheel kunnen worden gezien, maar in de praktijk blijkt deze er nog wel degelijk te zijn. De grensgangers die de grens nog wel merken, noemen dan ook de verschillende regelgeving als reden. Daarnaast maakt ook het taalverschil dat de grens en het ‘buitenland-gevoel’ nog aanwezig zijn. Het wegvallen van de Europese binnengrenzen en de afstemming van wetgeving naar aanleiding van het Verdrag van Maastricht lijken voor de gewone grensgangers nog niet veel veranderd te hebben. Het maakt nog wel degelijk uit aan welke kant van de grens je woont, ondanks de intensievere samenwerking en het gezamenlijke verleden. De drie verschillende onderzoeksmethoden om te achterhalen of er sprake is van een trend en de achterliggende verhuismotieven en gevoelens bij de grens, komen redelijk overeen. Uit de kranten en interviews blijken de hoofdmotieven de gunstigere Nederlandse huizenprijzen te zijn ten opzichte van de dure Duitse bouw. Dit geeft het onderzoeksrapport van 1993 ook wel aan, maar wijt dit ook aan de krapte op de Duitse woningmarkt. De grensgangers zelf herkennen zich hier echter niet in. Zowel uit de statistische data, het krantenonderzoek als ook de interviews blijkt dat er begin jaren negentig sprake was van een duidelijke trend die afstak van de decennia daarvoor. Ook wat betreft de integratie geven de drie methoden hetzelfde resultaat. De meeste Duitsers integreren niet of maar zeer beperkt in Kerkrade, houden hun werk, school en sociale leven in Duitsland en spreken over het algemeen matig Nederlands. Uit de kranten en de interviews komt naar voren dat de meeste van hen hiervan ook niet de noodzaak inzien. Uit de interviews blijkt bovendien dat de Nederlanders op hun beurt in Herzogenrath net zo weinig integreren qua sociaal leven, werk en school, maar zij spreken wel redelijk Duits. De meerderheid van de geïnterviewden gaf aan dat de grens verdwenen was en de steden als één geheel kunnen worden gezien. Uit de andere interviews en ook uit de kranten blijkt echter dat de grens nog niet verdwenen is. Deze is nog steeds duidelijk merkbaar, met name door het taalverschil en de grote verschillen in wetgeving tussen Nederland en Duitsland. Dit laatste is dan ook de voornaamste reden dat veel van de naar Kerkrade verhuisde Duitsers weer terug zijn verhuisd of terug willen verhuizen naar Duitsland. Dit blijkt zowel uit de interviews als uit de kranten. Dit wordt niet als reden genoemd in een toespraak van Hoever van het Openbaar Lichaam Eurode uit 2007. Hij noemt als reden dat Duitsers nu ook in Duitsland een groot ruim huis kunnen bouwen voor een betaalbare prijs. Uit de interviews blijkt echter dat de Duitsers die terug willen verhuizen over het algemeen juist op zoek zijn naar een kleiner huis, omdat hun kinderen inmiddels de deur uit zijn of omdat ze zich een groot huis niet meer kunnen veroorloven van hun pensioen.
90 Zowel uit de statistische data als de kranten blijkt dat er, in tegenstelling tot andere grensregio’s, in Kerkrade-Herzogenrath geen sprake is van een grote migratiestroom Nederlanders die net over de grens is gaan wonen. Volgens Hoever komt dit doordat er geen financieel voordeel voor hen te behalen valt. Andere Duitse grensregio’s die wat landelijker gelegen zijn, kennen wel een Bauboom, zoals de Duitse kranten het omschrijven, maar in het verstedelijkte gebied van Aken is dit marginaal. De geïnterviewde Nederlandse grensgangers geven echter aan dat het voor hen wel degelijk financieel gunstiger was om in Herzogenrath te gaan wonen dan in Nederland. Een groot, ruim huis is in Duitsland gemakkelijker en goedkoper te verkrijgen. Volgens de kranten en de data is er in Herzogenrath geen migratietrend van Nederlanders zoals die in andere grensregio’s wel is. Dit bleek ook uit de zeer moeizame zoektocht naar Nederlandse grensgangers voor interviews. Echter uit de redenen van hun verhuizing naar Duitsland zou toch kunnen worden opgemaakt dat ze wel onder deze nieuwe migratietrend vallen. Hun motieven zijn dezelfde als elders aan de grens. Wat dat betreft is toch ook hier de trend in beperkte mate merkbaar.
91 Conclusie In deze scriptie stonden de grensmigratiestromen centraal tussen de Nederlandse en de Duitse kant van de grens bij Kerkrade en Herzogenrath die plaatsgevonden hebben sinds 1990. De steden kennen een gezamenlijk verleden waarin ze een eenheid vormden, maar later gedeeld werden door de grens. Door het vervagen van de Europese binnengrenzen, die sinds 1993 opengegaan zijn voor vrij verkeer van personen, goederen en diensten, zou ook de migratie over de grens een minder grote stap moeten zijn geworden. Dit vindt sinds 2001 op grote schaal plaats met name in de Duitse grensstreken aangrenzend aan Nederlandse grensregio’s bij Enschede en Nijmegen. Als ergens de afstand gering is en het niet zou hoeven uitmaken aan welke kant van de grens je woont, dan is het wel in een door de grens gedeelde plaats als Kerkrade-Herzogenrath. De grensmigratie hier is dan ook bestudeerd vanuit het bijzondere verleden van de steden en de grens. De betekenis van grenzen is veranderd sinds het volledig opengaan in 1993, maar de vraag is of de grensgangers hun nieuwe woonplaats ondanks dat toch nog beschouwen als buitenland en waarom dat wel of niet zo is, en of de grenzen wel echt open zijn. De volgende vraag staat dan ook centraal in deze scriptie: Welke ontwikkelingen hebben sinds 1990 plaatsgevonden in de vestigingsmigratie van Nederlanders naar de Duitse kant van de grens en Duitsers naar de Nederlandse kant van grens tussen de grensplaatsen Kerkrade en Herzogenrath en welke rol speelt de grens voor de bevolking hier in? Deelvragen zijn hierbij: Welke gebeurtenissen of motieven lagen ten grondslag aan de grensmigratiestromen? Laten de migratiestromen tussen Kerkrade en Herzogenrath een vergelijkbare trend zien met de ontwikkelingen langs andere delen van de Nederlands-Duitse grens of is het een andere ontwikkeling geweest? Welke betekenis heeft de grens nog in Kerkrade en Herzogenrath en hoe kijken de grensgangers daar tegenaan? Is verhuizen van Kerkrade naar Herzogenrath of andersom nog echt verhuizen naar het buitenland of is het als verhuizen binnen één plaats of streek zoals het van oudsher het geval was? Wat voor effect hebben de migratiestromen gehad op de steden en hun samenwerking? Hierbij is vooral gekeken naar grootte en richting van de migratiestromen en de redenen en motieven voor deze migratie. Daarnaast is onderzocht welke rol de grens heeft gespeeld en nog speelt in Kerkrade-Herzogenrath. Zien de bewoners hun steden nog als een eenheid of telt de geschiedenis van deling door de grens zwaarder? Sinds de negentiende eeuw hielden geografen zich al bezig met grenzen. Onder Duitse geografen werd de grens als strikte scheidslijn gezien, terwijl de Fransen grensregio’s meer als transitiegebieden zagen. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg tevens de historische wetenschap meer aandacht voor grenzen en grensregio’s, waarbij de grens als overgangszone werd gezien. In de Europese Unie kwam ook steeds meer aandacht voor grensregio’s. Door de
92 Schengen-akkoorden en het Verdrag van Maastricht is de betekenis van grenzen erg veranderd. Grenzen werden opener en Europa werd een mobile society. Binationale steden, zoals Kerkrade-Herzogenrath, werden als laboratoria van Europese integratie beschouwd. Hierbij zou niet moeten worden getracht de culturele verschillen op te heffen, maar de culturele diversiteit onderdeel te laten zijn van de Europese identiteit. Juist doordat twee gebieden van elkaar gescheiden zijn door een grens, vindt er veel grensoverschrijdende interactie plaats. Dit is de paradox van de grens: hoe groter de verschillen, hoe meer interactie. Wanneer deze verschillen zouden worden opgeheven of de grens zou vervallen, zou de interactie tussen beide grensregio’s afnemen. Dan zouden niet alleen de nadelen, maar ook de voordelen verdwijnen. Kerkrade en Herzogenrath hebben een echte grenseconomie. De grens levert voor beide zijden prijsvoordelen op en kan dienen als marketinginstrument, anderzijds kan het ook hinderlijk zijn voor bijvoorbeeld de zakelijke markt. De grens zal nooit helemaal verdwijnen omdat deze voor de grensbewoners toch een symbolische betekenis blijft houden. Een ambivalente identiteit is kenmerkend voor grensbewoners, maar de grensoverschrijdende mentaliteit wordt wel eens overdreven. Om aan de andere kant van de grens te gaan wonen, moet toch een drempel worden genomen: de threshold of indifference. De psychologische drempel bestaat nog, ondanks de culturele banden en het gezamenlijke verleden van de steden. Ook het verschil in regelgeving vormt nog een drempel voor hen die over de grens willen wonen. Grenzen zijn in de twintigste eeuw steeds belangrijker geworden en hebben een meer ‘sociale’ betekenis gekregen dan in de negentiende eeuw: de grens werd merkbaarder voor de grensbewoners door grotere verschillen in wetten, belastingen, onderwijs en sociale zekerheid. De grens werd een sterke barrière en er vond minder wisselwerking plaats tussen regio’s aan weerszijden van de grens. Slechts een klein deel van de bevolking nam de hindernis nog. Zo ging dit ook tussen Kerkrade en Herzogenrath. Tot 1815 vormden ze een eenheid in het Land van Rode met een gezamenlijke cultuur en dialect en veel familiebanden. Ook de mijnbouw verbond beide kanten van de grens met elkaar, zowel onder als boven de grond. Het mijnbouwverleden heeft op zowel de grensregio van Kerkrade als van Herzogenrath een belangrijke stempel gedrukt. In 1815/1816 werd bij de verdragen van Wenen en Aken de nieuwe Nederlandse oostgrens gecreëerd, die voortaan dwars door Kerkrade-Herzogenrath kwam te liggen. Deze speelde tot 1914 nauwelijks een rol in het dagelijks leven van de steden. De regio was nog van grote betekenis, waarbij de gebiedsdelen aan weerszijden van de grens nog als één geheel functioneerden. De grens was puur een politieke lijn die getrokken was, maar de inwoners van Kerkrade en Herzogenrath ervoeren deze grens niet als een hindernis. De grens was nog onzichtbaar. Wel zorgde het behoren tot een nationale staat ervoor dat de steden langzaamaan van elkaar loskwamen. Vanaf de Eerste Wereldoorlog raakten de steden nog meer van elkaar gescheiden, in letterlijke zin door hekken en doordat Kerkrade profiteerde van de Nederlandse neutraliteit. De Tweede Wereldoorlog maakte de afkeer van Duitsland nog sterker. De grens had door de twee oorlogen een sterkere betekenis gekregen en was duidelijk zichtbaar door een hek en
93 sinds 1968 door een muur. De grens werd een echte barrière, in fysieke zin door de afscheidingen, maar ook psychologisch door de afkeer tegen de Duitsers en tevens vanwege de verschillen in nationale besturen en regelgeving. De steden kwamen meer op zichzelf te staan en de grensregio verloor aan betekenis. Kerkradenaren voelden zich eerder Limburger of Nederlander dan inwoner van een binationale grensregio met Duitsland. Ook Herzogenrath werd meer door Aken en Noordrijn-Westfalen aangetrokken dan door de grensregio met Kerkrade. Het Duitslandbeeld dat in Nederland heerste, was kort na de Tweede Wereldoorlog erg negatief door de oorlogservaringen, maar ook vanwege het, vanuit Nederlands perspectief, geringe schuldbesef van Duitsland. Toch was het Duitslandbeeld in het zuiden minder negatief dan ten noorden van de grote rivieren. Waar in de jaren vijftig het Duitslandbeeld iets milder was geworden vanwege de Koude Oorlog, werd dit in de jaren zestig weer negatiever door de groeiende aandacht voor de bezettingsjaren, die een grote rol gingen innemen in de Nederlandse identiteit. Vanaf 1969 werd Duitsland meer als een normale democratie beschouwd en nadat de eenwording in 1990 goed verlopen was ook als een normaal westers land. In Kerkrade was deze normalisering al eerder begonnen. Toch is het Duitslandbeeld in Kerkrade negatiever dan het Nederlandbeeld in Herzogenrath. Ondanks de culturele en historische banden bestaat er nog altijd een gevoel van Otherness. Waar de bevolking van Herzogenrath zich meer identificeert met Eurode, voelen de Kerkradenaren zich meer verbonden met de provincie Limburg. Weinig inwoners lijken te voelen voor een samensmelting tot één stad. In 1985 werd in Europa, door ondermeer Nederland en Duitsland, het Akkoord van Schengen getekend en in 1992 het Verdrag van Maastricht die samen leidden tot het in 1993 opengaan van de Europese binnengrenzen en vrij verkeer van personen, goederen en diensten. Ook het bilaterale Verdrag van Anholt uit 1991 droeg bij aan een betere samenwerking tussen Nederlandse en Duitse lokale overheden. Door het eenwordingsproces van de Europese Unie waardoor de grenzen vervaagden, hebben ook Kerkrade en Herzogenrath weer toenadering tot elkaar gezocht. De grensmuur werd met het opengaan van de Europese binnengrenzen in 1993 verwijderd. Vanuit de EU werd internationale samenwerking gestimuleerd en de betekenis van de regio versterkt. Ook de grensregio bij Kerkrade en Herzogenrath heeft aan betekenis gewonnen. Er vindt veel overleg op lokaal niveau plaats binnen de organisatie van het in 1997 opgerichte Openbaar Lichaam Eurode. Er worden oplossingen gezocht voor regionale problemen, al is men hierbij nog wel gebonden aan de regelgeving van de nationale staten. Door ruim anderhalve eeuw afscheiding door een grens zijn er verschillen ontstaan die niet zomaar vervagen. Toch zijn er ondanks de scheiding bepaalde culturele overeenkomsten wel gebleven, zoals het Carnaval, het katholicisme en het mijnbouwverleden. Door bestuurders uit beide steden wordt op deze overeenkomsten de nadruk gelegd om verdere samenwerking te intensiveren. Hoewel er altijd al interactie tussen de grensregio’s langs de Nederlands-Duitse grens heeft plaatsgevonden, is de grensmigratie sinds de jaren negentig van de twintigste eeuw sterk toegenomen. Eind jaren tachtig begon al een migratiestroom op gang te komen van Duitsers uit de Duitse grensstreek van Herzogenrath en Aken die zich net over de grens in Kerkrade
94 gingen vestigen. Deze stroom nam begin jaren negentig grote proporties aan en er was duidelijk sprake van een migratietrend. Door het bronnenonderzoek, dat bestond uit statistische data, eerder verschenen rapporten, regionale kranten en interviews met grensgangers, is deze migratietrend bevestigd. Deze week duidelijk af van de decennia daarvoor. Waar vroeger grensmigratie op kleine schaal voorkwam vanwege huwelijken, vond deze nu op grote schaal plaats vanwege economische motieven. De grens speelde een grote rol in deze migratiestromen. Het hoofdmotief voor de Duitsers die begin jaren negentig naar Kerkrade verhuisden was het grote verschil in huizenprijzen in Kerkrade ten opzichte van Duitsland. Het Duitse prijspeil lag veel hoger door de andere, duurdere manier van bouwen. De Duitse grensgangers profiteerden van dit verschil. Dit is de paradox van de grens: juist door de grote verschillen was de interactie sterk: grote aantallen Duitsers trokken over de grens. Deze trend hield tot midden jaren negentig aan, daarna nam het wat af. De migratietrends in Kerkrade en Herzogenrath komen overeen met andere grensplaatsen in de regio Zuid-Limburg en regio Aken, maar wijken af van de migratietrends zoals die langs het overige deel van de Nederlands-Duitse grens plaatsvonden, waar zo’n grote toestroom van Duitsers naar Nederland niet plaatsvond. De Duitsers zijn meestal niet of in beperkte mate in Kerkrade geïntegreerd en spreken over het algemeen matig Nederlands. Hun werk, school en sociale leven vinden nog hoofdzakelijk in Duitsland plaats. Zij zien zelf vaak de noodzaak niet in van integreren, net zo min als van het spreken van de Nederlandse taal, omdat toch veel Nederlanders Duits spreken. Dit leverde wel eens ergernis op bij de lokale bevolking. Deze waren bang voor verduitsing van hun woonplaats en werden geconfronteerd met de gevolgen, zoals onbetaalbaar geworden woningen en een hogere ogb. Het leverde dan ook veel discussie op binnen de gemeenteraad van Kerkrade. Over hoe het nieuwe verenigde Europa met open binnengrenzen moest worden geïnterpreteerd en waar de grens lag in de grenzeloosheid, verschilden de meningen. Aan Duitse zijde werden de problemen anders gevoeld, deze kwamen meer neer op de overheid die geconfronteerd werd met hogere vervoerskosten van Duitse leerlingen uit Kerkrade. Daarom werd de onvrede en de weerstand van de Kerkraadse bevolking niet begrepen en uitgelegd als anti-Duits. De Duitse inwoners van Kerkrade gaven aan over het algemeen goed met de Nederlandse buren te kunnen opschieten. Andersom waren de Kerkradenaren minder positief over de omgang met hun Duitse buren vanwege de mentaliteitsverschillen. De geïnterviewde grensgangers nemen deze verschillen ook waar, maar zijn, op een uitzondering na, overwegend positief over de mentaliteit in hun nieuwe woonland. Dat geldt zowel voor de Duitse als voor de Nederlandse grensgangers. Nederlanders worden geprezen om hun losheid, openheid en vrolijkheid, Duitsers om hun beleefdheid en gründlichkeit. Negatieve kanten die genoemd worden, zijn het Nederlandse onderwijs over de Tweede Wereldoorlog en de Duitse starheid. Na 2001 is de algemene migratiestroom andersom gaan lopen: veel Nederlanders uit de Nederlandse grensstreken vestigden zich net over de grens in Duitsland. Dit ging samen met de invoering van de gunstige regeling rond de hypotheekrenteaftrek. Motieven om naar Duitsland te verhuizen waren de inmiddels goedkopere grond- en huizenprijzen aldaar, een
95 prettigere leefomgeving, meer rust en ruimte en de korte afstand tot de grens, waardoor werk, school en sociale leven in Nederland konden worden aangehouden. Dit wordt ‘elastische migratie’ genoemd. Waar de Duitse grensgangers in Kerkrade toentertijd vooral jonge gezinnen waren met modale inkomens of daaronder die rijtjeswoningen en twee-onder-één-kapwoningen kochten, zochten nu Nederlanders met meestal hogere inkomens in Duitsland voornamelijk ruime vrijstaande nieuwbouwhuizen op een groot stuk grond. Bovendien zijn er in Duitsland meer mogelijkheden om naar eigen smaak een huis te bouwen dan in Nederland. Ook hier speelde de paradox van de grens: Nederlanders profiteerden van het voordeel aan de andere kant van de grens. Waar sommige Nederlanders bereid zijn te integreren in hun nieuwe woonplaats, trekken anderen zich terug in de ‘Nederlandse kolonies’ in een aantal grensplaatsen en nemen niet deel aan het sociale leven aldaar. Bovendien is integreren vanuit de Europese gedachte geen plicht, waardoor hun migratie een vrijblijvend en tijdelijk karakter heeft. De gebrekkige integratie levert wel eens spanningen op en onduidelijk is wat de effecten op lange termijn zijn voor bepaalde grensplaatsen en haar bevolking van bijvoorbeeld duurdere grond- en huizenprijzen en de veranderde bevolkingssamenstelling als gevolg van de grote Nederlandse toestroom. Eind jaren negentig begon ook in Kerkrade-Herzogenrath de migratiestroom andersom te lopen. Het waren hier echter vooral Duitsers uit Kerkrade die weer over de grens terugverhuisden naar Duitsland. De huizenprijzen in Duitsland waren inmiddels op een gunstiger prijsniveau dan in Nederland komen te liggen, waardoor een groot ruim huis in Duitsland kopen nu ook voor hen tot de mogelijkheden behoorde. De geïnterviewde Duitse grensgangers die terugwilden, gaven aan juist liever kleiner te gaan wonen als ze gepensioneerd zijn en de kinderen het huis uit zijn. Daar waar de massale toestroom van Duitsers naar Kerkrade en Vaals uniek was in Nederland, is ook de trend van de terugkeer van de vele Duitsers naar Duitsland een verschijnsel dat zich alleen in de oostelijke grensregio’s van Zuid-Limburg heeft voorgedaan. De Kerkraadse bevolking nam door het wegtrekken van de Duitsers in enkele jaren tijd sterk af. Daarnaast verhuisden sinds de eeuwwisseling ook Nederlanders net over de grens van Limburg naar Duitsland. Dit zorgde in sommige grensdorpen voor een heuse Bauboom. Dit vond echter plaats in de wat landelijkere gebieden ten noorden van Herzogenrath en niet zozeer in Herzogenrath zelf. In Herzogenrath zijn de Nederlandse grensgangers maar moeilijk te vinden en is hun aantal verwaarloosbaar. Daar zijn de laatste jaren weliswaar ook grote nieuwbouwwijken ontstaan, maar het prijspeil van deze huizen ligt op een meer stedelijk prijsniveau vanwege de nabijheid van Aken. Er is daarom geen sprake van een grote migratiestroom Nederlanders die in Herzogenrath is gaan wonen, omdat het prijsvoordeel gering is. Toch was het voor sommige Nederlanders nog wel financieel gunstiger om in Herzogenrath te gaan wonen, wat bleek uit de interviews met Nederlandse grensgangers. De goedkopere huizen en grond was voor hen de hoofdreden om in Herzogenrath te gaan wonen en daarmee past hun verhuizing wel binnen de migratietrend van de laatste jaren. Deze is dus toch in beperkte mate ook in Herzogenrath merkbaar, maar minder dan in de landelijke
96 gebieden elders. Omdat het echter om een beperkt aantal grensgangers ging, kan hier daarom niet van een echte migratietrend worden gesproken, zoals elders langs de Nederlands-Duitse grens wel het geval was. Voor de meeste grensgangers is grens allang verdwenen en kunnen Kerkrade en Herzogenrath als één stad gezien worden. Hun verhuizing naar de andere kant van de grens voelde dan ook niet als een verhuizing naar een ander land, wat zeker te maken had met de korte afstand tot het land van oorsprong. Gevoelsmatig is de grens dan wel verdwenen, in de praktijk van alledag blijkt deze nog wel degelijk aanwezig te zijn. Dit is merkbaar in de taal- en mentaliteitsverschillen, maar vooral bij het grote verschil in regelgeving. Dit bleek voor veel grensgangers zeer negatief uit te pakken zodra hun levenssituatie wijzigde, zoals bij werkloosheid en pensionering. Veel grensgangers realiseerden zich dit niet voor hun verhuizing. Voor velen was het verschil dusdanig nadelig dat besloten werd om terug te verhuizen naar Duitsland. Dit verschil is niet specifiek voor Kerkrade en Herzogenrath, het doet zich ook voor bij grensgangers in andere grensregio’s, met name bij hen die in het ene land werken en het andere wonen, wat toch bij de meesten het geval is. Alleen is elders het aantal Duitse migranten zo klein dat het niet opvalt als ze om die reden weer terug trekken naar Duitsland. De Nederlandse migratie naar Duitsland die sinds de eeuwwisseling plaatsvindt, is nog te jong om deze ontwikkeling te kunnen constateren. In de eerste rapporten over deze migratietrend worden deze problemen niet genoemd en berichten in de pers over spijtoptanten worden zelfs ontkend. Toch zien makelaars in Duitse grensregio’s ten oosten van Enschede al wel de eerste Nederlanders om die reden weer teruggaan en ook grensgangerconsulenten voorspellen de terugkeer van een deel van de migranten. Het is dan ook aannemelijk dat er binnen een decennium een Nederlandse migratiegolf om dezelfde reden terug naar Nederland zal gaan plaatsvinden, net als dit sinds een tiental jaren vanuit Kerkrade door Duitse grensgangers wordt gedaan, zolang er wat betreft de afstemming op elkaars nationale wetgeving en belastingstelsels niets verandert. Het wel of niet integreren blijkt hierin niet van doorslaggevende betekenis te zijn. De ontwikkelingen zoals die in Kerkrade en Herzogenrath hebben plaatsgevonden, kunnen dan ook als voorbeeld en vergelijkingsmateriaal dienen voor de andere Duitse grensregio’s die nu met grote migratiegolven te maken hebben. Kerkrade en Herzogenrath groeien steeds meer naar elkaar toe en er wordt steeds meer samengewerkt op het gebied van cultuur en lokale politiek binnen de organisatie van het Openbaar Lichaam Eurode. De steden worden weer als een eenheid beschouwd, omdat de grens letterlijk uit het straatbeeld verdwenen is en vanwege het gezamenlijke verleden van de steden van eenheid en culturele banden. Toch zijn de steden nog wel gebonden aan de nationale regelgevingen die erg van elkaar kunnen afwijken of niet op elkaar aansluiten, waardoor veel grensgangers tussen wal en schip vallen. Het Verdrag van Maastricht dat op dit gebied oplossingen had voorzien, blijkt voor de gewone grensgangers nog weinig effect te hebben gehad. Ondanks de open grenzen en het streven naar het op elkaar afstellen of overnemen van regels tussen landen, zoals afgesproken in het Verdrag van Maastricht, is hier in de praktijk voor de grensgangers nog weinig van terecht gekomen en maakt het nog zeker
97 uit aan welke kant van de grens je woont. Dit is ook te merken aan het grote aantal bezoekers van de voorlichtingsdagen voor grensgangers (over belastingwetgeving en andere verschillen in regelgeving), die regelmatig worden gehouden in het Eurode Business Center. Er is binnen de organisatie van Eurode wel geprobeerd voor enkele struikelblokken een oplossing te vinden. De toestroom van de Duitse grensgangers is daarbij een belangrijke drijfveer geweest. Voorbeelden zijn het nieuwbouwproject naar Nederlandse bouwstijl in Herzogenrath-Merkstein en het tweetalige onderwijs. Toch kunnen de grootste struikelblokken voor de grensgangers niet door de lokale overheden worden opgelost, maar zal dit in nationaal of Europees verband beter geregeld moeten worden. Alleen zo kan worden voorkomen dat mensen vaak noodgedwongen terug moeten verhuizen, omdat het vrij vestigen binnen de EU in de praktijk niet altijd zo ‘vrij’ blijkt te zijn. De toenemende aandacht voor grensregio’s en samenwerking binnen Europa zou ook vertaald moeten worden naar de grensgangers die in deze regio’s wonen en werken, wat niet altijd beide binnen de grenzen van één nationale staat plaatsvindt. Daarnaast wordt er binnen de EU gepleit om binnen grensregio’s niet te trachten de culturele verschillen op te heffen, maar de culturele diversiteit te respecteren als onderdeel van een Europese identiteit. Met andere woorden: integreren in het nieuwe woonland is geen must. Dit blijkt in de praktijk echter wel eens tot spanningen te leiden wanneer, zoals in het geval van Kerkrade, één buitenlandse nationaliteit overmatig in een plaats vertegenwoordigd is of samen clustert in bepaalde wijken. De lokale inwoners voelen zich verdrongen en het maatschappelijke leven, zoals verenigingen en scholen, komt onder druk te staan. Een verblijf in een ander land wordt zonder integratie te vrijblijvend. De vraag is of dit de Europese gedachte niet juist ondermijnt en mensen meer geneigd zullen zijn zich terug te trekken in hun eigen nationale identiteit. Hiermee wordt juist het beeld van Otherness of zelfs een negatief Duitslandbeeld in stand gehouden. De grenzen zijn in Kerkrade en Herzogenrath nooit geheel gesloten geweest ondanks de afscheidingen die er hebben gestaan. Er is altijd verkeer over en weer geweest, al zijn de steden wel van elkaar verwijderd geraakt door de grens. Sinds in 1993 de grenzen zijn geopend en de grensmuur is verwijderd, zochten Kerkrade en Herzogenrath meer toenadering tot elkaar. De grensregio werd weer belangrijker. Hoewel de fysieke grenzen zijn verdwenen en ook psychologisch zijn vervaagd, blijken anno 2009 de grenzen toch nog altijd te bestaan door de verschillende nationale systemen en zijn ze niet geheel open. Zolang dit het geval is, zullen de steden niet weer volledig een eenheid kunnen vormen zoals ze dat waren voordat de grens werd getrokken in 1815. De vraag is of dit ooit zal gebeuren, want de verschillen in regelgeving leveren ook voordelen op voor de grensbewoners, zoals meer vrijheid in de manier van bouwen, en bevorderen de interactie. Bovendien blijft de taalbarrière bestaan en zijn er bepaalde mentaliteitsverschillen. Er blijkt een grens te zitten aan de grenzeloosheid binnen Europa, zelfs in een historisch en cultureel verbonden binationale plaats als KerkradeHerzogenrath.
98 Bijlage 1 Ligging grens tussen Kerkrade en Herzogenrath
Ligging grens tussen Kerkrade en Herzogenrath. Deze loopt vanaf het noorden langs de rivier de Worm, oostelijk van Rolduc en vervolgens midden over de Nieuwstraat. Bron: Blees Verlag (2004)
99 Bijlage 2 Kaart omgeving : omliggende plaatsen
Ligging Kerkrade en Herzogenrath ten opzichte van Aken en Heerlen. Bij de groene stip ligt de Nieuwstraat. De paarse lijn is de grens. Bron: Falkplan-Andes (2008),via http://route.anwb.nl/routeplanner/servlet/rp
100 Bijlage 3 Kaart van situatie in Het Land van Rode voor de grensdeling
Kaart uit begin negentiende eeuw van de gemeente ’s-Hertogenrade (in het Frans Rolduc) met de kernen Kirckraed (Kerkrade), Klosterraedh (Kloosterrade of Rolduc) en Herzogenrath. Deze kaart stamt uit de tijd van de Franse bezetting, echter het Land van Rode vormde nog wel één geheel. Bron: Landvermessungsamt NW, Bonn-Bad Godesberg.
101 Bijlage 4 Interviews: namen en vragenlijst Het verkrijgen van namen van Nederlandse en Duitse grensgangers om een interview af te nemen was geen eenvoudige opgave. Vanwege de bescherming op persoonsgegevens kon deze informatie niet via de gemeentes verkregen worden en op een geplaatste advertentie kwamen geen reacties binnen. Besloten is toen om twee voorlichtingsdagen voor grensgangers te bezoeken op het Eurode Business Center in Kerkrade/Herzogenrath. Deze dagen worden gemiddeld eens per maand georganiseerd en daar komen veel grensgangers op af. Dit zijn migranten zoals deze in dit onderzoek zijn onderzocht, maar ook mensen die vanwege werk de grens oversteken. Door middel van een korte enquête die ik de grensgangers in de wachtruimte liet invullen, heb ik enkele namen en adressen kunnen verkrijgen van mensen die in de doelgroep vielen, namelijk verhuisd van Herzogenrath/Aken naar Kerkrade of andersom in de laatste twintig jaar, en die aan het onderzoek mee wilden werken. Ook waren twee ambtenaren van de Stadt Herzogenrath bereid aan het onderzoek deel te nemen. Helaas zaten hier geen Nederlandse migranten naar Herzogenrath tussen, daarvoor ben ik letterlijk de wijken in gegaan op zoek naar gele nummerborden. Het moeilijk vinden van Nederlandse migranten in Herzogenrath kan verklaard worden doordat hun aantal veel geringer is dan de Duitsers in Kerkrade en omdat ze nog minder lang aan de andere kant van de grens wonen en daarom nog tegen minder problemen op het gebied van regelgeving zijn aangelopen, waardoor ze minder vaak voorlichtingsdagen bezoeken. Uiteindelijk zijn er in totaal tien grensgangers uit Kerkrade en Herzogenrath geïnterviewd: Duitsers woonachtig in Kerkrade: Dhr. en mevr. Beckers Mevr. M. Görgens-Timmers Mevr. A. Hübinger Dhr. H. Jorga Mevr. B. Malek Dhr. U. Mulitze Mevr. K. Schmitz Nederlanders woonachtig in Herzogenrath: Dhr. R. Baggen Dhr J. Koch Mevr. V. Neh-de Groot Nadat de grensgangers geïnformeerd waren over het doel van het onderzoek, zijn aan ieder een aantal vragen gesteld over bepaalde thema’s die met hun verhuizing over de grens van doen hadden. De lijst met interviewvragen zoals die is aangehouden bij het voeren van de gesprekken volgt op de volgende pagina. Bij de Duitse grensgangers is een identieke, maar Duitstalige vragenlijst gebruikt.
102 Interviewvragen grensgangers: Algemene vragen: Beste meneer/mevrouw [naam], ik zou u eerst wat algemene vragen willen stellen… U woont in [plaats]. Wat is uw nationaliteit? Uit hoeveel mensen bestaat uw gezin? Wat is uw geboortejaar? Werkt u in Nederland of in Duitsland? En in welke plaats? Waar gaan de kinderen naar school, in Nederland of in Duitsland? Bent u in deze streek opgegroeid? Waar heeft u hiervoor gewoond? Wanneer bent u over de grens verhuisd? Onderzoeksvragen: 1. Waarom hebt u besloten aan de andere kant van de grens te gaan wonen? * Had u daarvoor ook al in eigen land naar een woning gekeken? Welke rol speelde voor u de krapte op de Duitse huizenmarkt begin jaren ’90? 2. Beschouwde u uw verhuizing als een verhuizing binnen dezelfde plaats of streek of echt naar een ander land, en zo ja waarom? Voelt u zich hier een ‘buitenlander’ of niet? 3. Welke voor- en nadelen heeft u ervaren in uw nieuwe woonplaats? (wetten, regels, gewoontes, taal) Is dat in de loop der jaren veranderd en zo ja, hoe? 4. Hoe werd u opgenomen door de lokale bevolking? (vriendelijk, afkeurend) Heeft u mentaliteitsverschillen ervaren, en zo ja welke? 5. Heeft u hier deelgenomen aan het sociale leven en zo ja, op wat voor manier? (school, verenigingsleven, winkelen, kerk, buurt) Zo nee, waarom niet? Hoe vaak steekt u de grens over en waarvoor? (verenigingen, schouwburg, boodschappen, werk, familie, vrienden, school) 6. Wat merkt u nog van de grens in het dagelijks leven? (wetgeving, uitkeringen, pensioen, ziektekosten, telefoon, televisie, taal) 7. Vindt u dat de grens tussen Kerkrade en Herzogenrath is vervaagd sinds het verwijderen van de grensmuur? Zo ja, ziet u Kerkrade en Herzogenrath als één stad of één gemeente of zijn daarvoor de verschillen te groot? Zo nee, waarom niet? Afsluitende vragen: Denkt u dat de grens tussen Kerkrade en Herzogenrath ooit helemaal zal vervallen? Wat zou daarvoor moeten gebeuren? Zijn uw verwachtingen die u had bij uw verhuizing uitgekomen? Of overweegt u om weer terug te verhuizen naar uw land van oorsprong en zo ja, waarom? Heeft u nog iets op te merken over iets wat u belangrijk vindt en niet aan de orde is gekomen? Hartelijk dank voor uw medewerking!
*(Goedkopere huizen, meer ruimte, grotere woning, partner, schoolgaande kinderen, niet thuis voelen in vorige woonplaats, pensionering, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid)
103 Literatuurlijst
Secondaire literatuur:
Becker, J., Eurode Geschiedenis Project, Eurode 2000+ (Kerkrade, 2004) Bennington, G., “Postal politics and the institution of the nation”, in H.K.Bhabha (ed.), Nation and Narration. (London 1990) Boterman, F., Duitsland als Nederlands probleem: de Nederlands-Duitse betrekkingen tussen openheid en eigenheid. (Amsterdam 1999) Boterman, F., Moderne geschiedenis van Duitsland 1800-heden. (Amsterdam 2005) Bouwens, S., Over de streep. Grensarbeid vanuit Zuid-Limburg naar Duitsland, 19582001. (Hilversum 2008) Dieteren, R., De migratie in de Mijnstreek 1900-1935. (Nijmegen 1962) Dijk, H. van, “State borders in geography and history”, in: H. Knippenberg en J. Markusse, Nationalising and denationalising European Border Regions, 1800-2000. (Dordrecht 1999) Ehlers, N., The binational city Eurode. The social legitimacy of an border- crossing town. (Aachen 2007) Eurode, Kerkrade & Herzogenrath, Op weg naar de eerste Europese stad. (Kerkrade/Herzogenrath 2007) Europa-NU, Grenzen met Oost-Europa eind 2007 open. http://www.europanu.nl/9353000/1/j9vvh6nf08temv0/vhgani1k5aw9?ctx=vgaxlcr1jzkj&start_tab0=20 05-12-2006 [bezocht 02-03-2009] Frensch, R., “Eurode - van vriendschapsverdrag tot intergemeentelijk samenwerkingsverband”, in H. Spoormans et al, Grenzen over. Aspecten van grensoverschrijdende samenwerking. (Bussum 1999) Gemeente Kerkrade, Mediaonderzoek Kerkrade 2006. Onderzoek gebruik van media en gemeentelijke communicatiemiddelen. (Kerkrade 2007) Gielis, R. en H. van Houtum, “Nederlandse migranten in Belgische en Duitse grensgebieden. Elastische migratie” , Geografie 15 (2006) 8 Gielis, R., “Thuis tussen hier en daar. Nederlandse migranten in Duitsland” S&RO (2008) 3 Graef, P. en J. Mulder, Wonen over de grens. Een onderzoek naar woonmigratie van Nederlanders naar Duitsland. (Enschede 2003) Hoever, H., Vortrag zur Jahrestagung der deutsch-niederländischen Gesellschaft. (Vaals 2007) Huijgen, G. en I. Reijmer, Wonen in Duitsland. Een kwalitatieve verkenning van actuele ontwikkelingen. (Enschede 2005) Jones, S.B., “Boundary concepts in setting time and space”, Annals of the Association of American Geographers 49 Karel, E.H., “De Nieuwstraat te Kerkrade: identificering in een grenslandschap” in: M.A.W. Gerding, Belvedère en de geschiedenis van de groene ruimte. (Groningen/Wageningen, 2003) Knippenberg, H., “The incorporation of Limburg in the Dutch state” in: H. Knippenberg en J. Markusse, Nationalising and Denationalising European Border Regions, 1800-2000. (Dordrecht, 1999) Knippenberg, H. en J. Markusse, “19th and 20th century borders and border regions in Europe: some reflections” in: H. Knippenberg en J. Markusse, Nationalising and denationalising European border regions: 1800-2000. (Dordrecht, 1999)
104
Knotter, A., “Paradoxen van de grens. Ongelijke ontwikkelingen, grensoverschrijdende mobiliteit en de vergelijkende geschiedenis van de Euregio Maas-Rijn”. Studies over de sociaal-economische geschiedenis van Limburg (2001) Kockelkoren, M., “Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht”, via: http://www.kerkrade.nl/site/load.php?page=596&item=649 [bezocht 02-03-2009] Kockelkoren, M. “Kerkrade 1814-1839”, via: http://www.kerkrade.nl/site/load.php?page=596&item=650 [bezocht 02-03-2009] Limburgs Museum, “Limburg provincie van het Verenigd Koninkrijk 1815-1830”. http://www.limburgsmuseum.nl/digitalevraagbaak/media/Documenten/limburg%20pr ovincie%20van%20het%20vk.doc [bezocht 02-03-2009] McNeill, D., New Europe: Imagined Spaces. (Londen 2004) Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, Internationale samenwerking van gemeenten en provincies. http://www.staatvanhetbestuur.nl/invloed_europese/internationale#blw_4Tractatenbla d1991nr102 [bezocht 02-03-2009] Ministerie van Buitenlandse Zaken, “Het Akkoord van Schengen”. http://www.minbuza.nl/nl/europesesamenwerking/EU,akkoord-van-schengen [bezocht 02-03-2009] O’Dowd, L.,“Transnational integration and cross-border regions in the European Union”, in: J. Anderson (ed.), Transnational Democracy: Political Spaces and Border Crossings. (London: 2002) Paasi, A., Territories, Boundaries and Conciousness. The changing geographies of the Finnish-Russian border. (Chicester 1996) Raedts, C.E.P.M., De opkomst, de ontwikkeling en de neergang van de steenkolenmijnbouw in Limburg. (Assen 1974) Rue, B. de, “Ga toch terug naar je eigen land, rukker”, via: http://www.duitslandweb.nl/dossiers/grensdossier/heibel-met-hollanders/index.html 20-03-2007 [bezocht 02-03-2009] Rue, B. de, “Verhuizen naar de Duitse grens is echt emigreren”, via http://www.duitslandweb.nl/dossiers/grensdossier/licht-denken-overemigratie/index.html 19-03-2008 [bezocht 02-03-2009] Rue, B. de, “Ze bouwen huizen met een hek eromheen”, via http://www.duitslandweb.nl/dossiers/grensdossier/kranenburg/index.html 29-02-2008 [bezocht 02-03-2009] Samenwerkende Adviseurs Maastricht (SAM), Effecten van grensoverschrijdende woningmarktontwikkelingen tussen Herzogenrath en Kerkrade. (Herzogenrath/Kerkrade/Maastricht 1993) SCADPLus, Het verdrag van Amsterdam: vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/a11000.htm [bezocht 02-03-2009] SCADPlus, Verdrag van Maastricht over de Europese Unie. http://europa.eu/scadplus/treaties/maastricht_nl.htm [bezocht 02-03-2009] Stadtarchiv Herzogenrath, Dokumentation über die Neustrasse/Nieuwstraat sowie ein historischer Abriss von Herzogenrath/Eurode. (Herzogenrath, 2004) Stohr J. et al, Eurode. Zusammenarbeit zwischen den Grenzstädten Kerkrade und Herzogenrath. (Vught, Köln, 1991) Velde, M. van de en H. van Houtum, “De-politicizing labour market indifference and immobility in the European Union” in: O. Kramsch en B. Hooper (red.), Cross-border governance in the European Union. (Londen 2004) Wielenga, F., Van vijand tot bondgenoot. Nederland en Duitsland na 1945. (Amsterdam 1999)
105
Witteman, J., “Verhuizen naar Duitsland is lang niet zo gek meer”, via: http://www.duitslandweb.nl/dossiers/grensdossier/inleiding/index.html 28-02-2008 [bezocht 02-03-2009]
Krantenartikelen:
Aachener Nachrichten, “ “Nachsitzen” für Kerkrader”. Aachener Nachrichten 01-071993. Aachener Nachrichten, “Einwohnerzahl von Vaals droht unter 10000 zu sinken”. Aachener Nachrichten 14-10-2004. Aachener Nachrichten, “Deutsche ziehen aus Vaals weg”. Aachener Nachrichten 0804-2005. Aachener Nachrichten, “Deutsche Häuserpreise sind ins Mittelfeld abgerutscht”. Aachener Nachrichten 23-08-2005. Aachener Nachrichten, “Niederländer kaufen ein Stück Deutschland”. Aachener Nachrichten 18-12-2007. Aachener Volkszeitung, “Kerkrade befragt die deutschen Einwohner”. Aachener Volkszeitung 24-04-1992. Aachener Volkszeitung, “Immer mehr suchen Wohnungen in Belgien”. Aachener Volkszeitung 14-05-1992. Aachener Volkszeitung, “Die Sprache des Nachbarn sprechen”. Aachener Volkszeitung 02-02-1993 Aachener Volkszeitung, “Zuviel Deutsch in Vaals?” Aachener Volkszeitung 15-051992. Aachener Volkszeitung,” “Wer wütend ist, macht Sachen die dann auch nicht richtig sind” ”. Aachener Volkszeitung 03-07-1993. Aachener Zeitung, “Grensnahes Wohnen”. Aachener Zeitung 04-05-2004 Banach, B., “Duitse integratie in Kerkrade met behoud van eigen taal en brood”. Limburgs Dagblad 08-02-1992. Dohmen, J., “Duitsers? Eigen volk eerst!” Dagblad de Limburger 03-06-1994. Dagblad de Limburger, “Duitsers op strooptocht naar Limburgse woningen”. Dagblad de Limburger 13-06-1992 Dagblad De Limburger, “Laatste Muur in Europa weg”, Dagblad de Limburger, 2209-1993. Dagblad de Limburger, “Heerlen verliest 977 inwoners”. Dagblad de Limburger 1601-2003. Dagblad de Limburger, “Duitser kan best leven zonder kelder”. Dagblad de Limburger 25-06-2003. Fassbender, H., “Schwierige Nachbarschaft”. Aachener Volkszeitung 04-07-1994. Hahn, C., “Immer mehr kehren der Provinz Limburg den Rücken”. Aachener Zeitung 01-03-2006. Klasen, G., “ ”Übersiedlung” schafft Probleme”. Aachener Volkszeitung 31-03-1992. Klasen, G., “Kein Hass, aber auch nicht die grosse Liebe”. Aachener Volkszeitung 1106-1992. Kölsch, U., “Häuser in Belgien oft schlüsselfertig”. Aachener Volkszeitung 14-051992 Kölsch, U., “Wohnungsmarkt ohne Grenzen”. Aachener Volkszeitung 13-05-1992. Landman, I., “’Stemmen? Nee, ik woon nu hier’ ”. Limburgs Dagblad 23-09-2002.
106
Löhrer-Kareem, C., “Trend richtung Deutschland”. Aachener Nachrichten 12-042005. Limburgs Dagblad, “Bevolking Kerkrade twijfelt over Eurode”. Limburgs Dagblad 04-07-1991. Limburgs Dagblad, “Brieven: Eurode”. Limburgs Dagblad 31-08-1991. Limburgs Dagblad, “Nederland en Duitsland samen naar één school”. Limburgs Dagblad 24-09-1991 Limburgs Dagblad, “Toename aantal Duitsers groter dan verwacht”. Limburgs Dagblad 15-10-1991 Limburgs Dagblad, “BBK wil Duitsers uitsluiten bij uitgifte van bouwgrond”. Limburgs Dagblad 28-11-1991 Limburgs Dagblad, “Kerkrade wil inzicht in gedrag Duitse inwoners:, Limburgs Dagblad 07-02-1992. Limburgs Dagblad, “Veel Duitse kinderen op Kerkraadse scholen”. Limburgs Dagblad 21-07-1992 Limburgs Dagblad, “Kerkrade wil Duitse lessen op basisschool”. Limburgs Dagblad 25-01-1993. Limburgs Dagblad, “Einde aan korting ogb op Lauraterrein”. Limburgs Dagblad 2406-1993. Limburgs Dagblad, “Meer Duitsers naar Kerkrade”. Limburgs Dagblad 25-08-1993. Limburgs Dagblad, “Bijna helft Duitse inwoners Kerkrade denkt aan terugkeer” Limburgs Dagblad 12-01-1994 Limburgs Dagblad, “Duitsers in Kerkrade” Limburgs Dagblad 13-01-1994. Limburgs Dagblad, “Goedkope Nederlandse huizen in Herzogenrath”. Limburgs Dagblad 24-02-1994 Limburgs Dagblad, “Duits huis dubbel zo zwaar als Nederlands”. Limburgs Dagblad 24-08-1994. Limburgs Dagblad, “Na kaas en tulpen nu: ‘Häuser aus Holland’ ”. Limburgs Dagblad 28-12-1994. Limburgs Dagblad, “Gemeenten zoeken samen oplossing voor ‘Duitse invasie’.” Limburgs Dagblad 18-05-1996. Oprée, B., “Bauen wie die Holländer”. Aachener Volkszeitung 13-01-1994. Oprée, B., “Lesmeister: Lieber Eurode-Schüle fördern”. Aachener Volkszeitung 01-071993. Oprée, B., “Rote Karte für kleine Pendler”. Aachener Volkszeitung 24-06-1993 Philippens, J., “Welja, oranje vlaggen aan Duitse huizen”. Limburgs Dagblad 15-062004. Plützer, P., “Ärgernisse: An der Basis stösst Europa noch immer an Grenzen”. Aachener Volkszeitung 15-01-1994 Plützer, P., “Wohnen in Belgien: Reiz und Risiko”. Aachener Volkszeitung 10-021994. Silberer, E., “Eigenheime zum halben Preis in Herzogenrath” Aachener Nachrichten 24-02-1994. Silberer, E., “Kerkrade wird jedes Jahr ein Prozent kleiner”. Aachener Nachrichten 02-07-2008. Steenbeeke, M., “Ongelukkig in een riant huis in Duitsland”. NRC Handelsblad 1511-2006. Türk, R. “Leser schreiben: Argumente vorgeschoben”. Aachener Volkszeitung 29-061993. Volkskrant, de, “Duitsers willen de grens niet over”. De Volkskrant 26-07-1994
107
Wagenvoort, W., “Kerkrade wil huizen bouwen in Duitsland”. Limburgs Dagblad 1210-1993. Willems, R., “ ‘Kloosterwand’ schermt kapel af”. Limburgs Dagblad 07-05-2004.
Overige primaire bronnen:
Gemeente Kerkrade, Kerkrade in cijfers, Bevolking, Bevolking naar nationaliteit en geslacht. (Kerkrade 2009), via http://www.kerkrade.nl/kic/Bev_04.xls [bezocht 02-032009] Gemeente Kerkrade, Migratie Kerkrade-Herzogenrath 1988-2007. (Kerkrade 2008) Interview met Hans Hoever, Openbaar Lichaam Eurode, 22-01-2009 Stadt Herzogenrath, Auswertung vom 20.08.2007. (Herzogenrath 2009)