GEMEENTE KERKRADE
KASSA ! Kerkrade: Armoede en Schulden Samen Aanpakken! Beleidsplan 2014 - 2018
INTEGRAAL
BELEIDSPLAN ARMOEDE EN SCHULDEN
2014 - 2018
Inhoud 1. Inleiding ............................................................................................................................................................... 3 2. Armoede en schuldenproblematiek ..................................................................................................................... 5 2.1 Omvang......................................................................................................................................................... 5 2.2 Achtergronden van armoede- en schuldenproblematiek ............................................................................... 7 3. Evaluatie beleid ................................................................................................................................................... 8 3.1 Schuldhulpverlening ...................................................................................................................................... 8 3.1.1 Uitgaven aan schuldhulpverlening ....................................................................................................... 10 3.2 Verordening Maatschappelijke Participatie ................................................................................................. 11 3.3 Sociaal-culturele Activiteiten ....................................................................................................................... 12 3.4 Collectieve ziektekostenverzekering voor minima ....................................................................................... 13 3.5 Langdurigheidstoeslag ................................................................................................................................ 13 3.6 Individuele bijzondere bijstand .................................................................................................................... 15 3.7 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen ................................................................................................... 15 3.8 Bedrijfsvoering en dienstverlening .............................................................................................................. 16 4.
Noodzakelijke en wenselijke beleidswijzigingen ........................................................................................... 18 4.1 Landelijke ontwikkelingen............................................................................................................................ 18 4.1.1 Drie decentralisaties ............................................................................................................................ 18 4.1.2 Intensivering Armoedebeleid en WWB-maatregelen ........................................................................... 18 4.1.3 Maatwerkvoorziening chronisch zieken ............................................................................................... 20 4.2 Signalen van maatschappelijke partners ..................................................................................................... 21 4.3 Signalen van medewerkers ......................................................................................................................... 21
5.
Wat gaan we doen? ...................................................................................................................................... 23 5.1 Verborgen of stille armoede ........................................................................................................................ 23 5.1.1 Vertaalslag naar stille of verborgen armoede ...................................................................................... 24 5.1.2 Signalering ........................................................................................................................................... 25 5.1.3 Overzicht opties Bestrijding verborgen of stille armoede ..................................................................... 26 5.2 Gekanteld armoedebeleid ........................................................................................................................... 27 5.2.1 Eigen kracht en Samenkracht .............................................................................................................. 28 5.2.2 De algemene voorzieningen ................................................................................................................ 32 5.2.3 De individuele voorzieningen ............................................................................................................... 36 5.2.3.6 Vangnet voor schrijnende situaties ................................................................................................... 40
6. Voorzieningen voor kinderen ............................................................................................................................. 43 6.1 Fondsen ...................................................................................................................................................... 45 6.2 Overzicht opties Kinderen ........................................................................................................................... 46 7. Budgetten .......................................................................................................................................................... 47 7.1 Overzicht budgetten "Armoede en Schulden" ............................................................................................. 47 7.1.1 Toelichting............................................................................................................................................ 48
2
7.2 Extra budgetten intensivering armoedebestrijding ...................................................................................... 48
1. Inleiding Voor u ligt de nota Armoede en Schulden 2014- 2018 met de titel K.A.S.S.A, Kerkrade: Armoede en Schulden Samen Aanpakken! Deze titel voor onze overtuiging dat de samenwerking tussen gemeente, maatschappelijke partners en burgers voor al deze partijen voordelen oplevert. Samen pakken we problemen aan! In de afgelopen jaren heeft de gemeente Kerkrade zich ontwikkeld tot een voorbeeldgemeente op het sociale domein. Veel gemeenten kijken naar de wijze waarop Kerkrade problemen aanpakt en een energie in deze aanpak weet te steken die tot successen leidt. Dat heeft geleid tot bijvoorbeeld de Oh-Wat-Mooi-prijs en het inmiddels in Nederland bekend geworden “Kerkraads Wmo-model”. Ook op het gebied van armoedebeleid en schuldhulpverlening liggen er voldoende kansen om tot successen te komen. Deze nota sluit aan bij de “Visie op het lokaal sociaal domein” en de daaruit voortvloeiende aanpak “Samen leven”. Op het gebied van schuldhulpverlening is de gemeente reeds gestart met het formuleren van een nieuwe visie op het taakveld, deze nota zal dan ook in beperkte mate maatregelen aandragen op dit gebied. Om een aantal redenen is een herziening en herijking van de prioriteitstelling van de huidige uitvoering van het minima- en armoedebeleid van belang:
Mede vanwege de crisis loopt naar verwachting de vraag naar minimavoorzieningen van burgers met een inkomensprobleem op; Het is de verwachting dat de komende jaren de gemeente om meerjarig de begroting sluitend te kunnen houden, alle uitgevoerde taken opnieuw tegen het licht zal gaan houden; Uit beleidsevaluatie en vanuit signalen van ‘’buiten’’ is vastgesteld dat het geld niet altijd op de juiste plek terecht komt c.q. niet ten gunste komt van degene voor wie de voorziening was bedoeld; Er is een intensivering door het ministerie aangekondigd voor de jaren 2013 en volgende jaren.
Bij de totstandkoming van deze nota is veel aandacht besteed aan de signalen van betrokken burgers en maatschappelijke partners. Deze partners betreffen niet alleen de meest gangbare partners zoals de cliëntenraad, maar ook kerkelijke instellingen, het welzijnswerk, de Kredietbank Limburg, Woningcorporatie en dergelijke. Deze partners zijn nauw betrokken bij de totstandkoming van deze nota, zowel als aandrager van knelpunten en oplossingsrichtingen als voor het spiegelen van het concept om voldoende draagvlak voor de nota te creëren. De nota gaat ten eerste in op de omvang en achtergronden van armoede- en schuldenproblematiek. Daarna behandelen we de resultaten van de benchmark die door Stimulansz is gehouden ter evaluatie van het huidige armoede- en schuldenbeleid. Vanuit de aandachtspunten die naar voren komen in de benchmark kijken we naar de noodzakelijke en wenselijke beleidswijzigingen. De noodzakelijke wijzigingen zijn de wijzigingen die benodigd zijn door veranderende wet- en regelgeving De wenselijke beleidswijzigingen zijn mede gebaseerd op de inbreng van maatschappelijke partners en uitvoerenden van het huidige beleid. Het tweede deel van deze nota gaat in op hoe we de komende jaren armoede en schulden samen willen aanpakken. Hierbij zijn drie speerpunten uitgewerkt. Zoals de Raadscommissie op 3 januari 2013 heeft verzocht, zijn verschillende opties in het beleidsplan aangebracht. Deze opties zijn globaal uitgewerkt. Na behandeling van ieder speerpunt is een overzicht van de verschillende opties opgenomen. Bij iedere optie is een indicatie van de kosten opgenomen, uitgedrukt in één, twee of drie eurotekens. Doordat sprake is van veel verschillende opties bevat dit beleidsplan nog geen uitgewerkte financiële paragraaf, wel zijn de geraamde budgetten voor 2014 en verder opgenomen.
3
4
2. Armoede en schuldenproblematiek 2.1 Omvang Kerkrade kent relatief veel minima. De ontwikkeling van het aandeel minimahuishouden is de afgelopen jaren stabiel gebleven, ondanks dat er landelijk wel een stijging is van het aandeel minimahuishoudens. Een veelgehoorde verklaring hiervoor is de financiële crisis. In Kerkrade is het effect van de crisis niet tot uiting gekomen in de stijging van het aantal minima. Het aantal minima is stabiel rond negen procent. Kerkrade neemt daarmee de tiende plek in op de lijst van gemeenten met het hoogste aandeel lage inkomen. Ten opzichte van 2011 is dat een verbetering aangezien Kerkrade toen een achtste plaats op de lijst had. Percentage huishoudens met een inkomen tot 101% van het minimum
Tot 101% 9,2% sociaal 9,1% minimum
9,1%
Tot 105% sociaal Tot 1 minimum mini 9,0% 11,7% 9,0% 11,8%
9,1% 9,0%
9,0%
9,0%
9,0% 8,9% 2011
2012
2013
In de onderstaande figuur is de samenstelling van de groep minima in Kerkrade weergegeven: Percentage huishoudens met een inkomen tot 101 % van het sociaal minimum
0% 16%
Inkomen uit arbeid Inkomen uit eigen onderneming
9%
43%
2% 6%
Uitkering werkloosheid Uitkering ziekte/arbeidsongeschikt Uitkering ouderdom/nabestaanden Uitkering sociale voorzieningen Overig overdrachtsinkomen
24%
11,9%
5
Aantal huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum
0% 14% Inkomen uit arbeid 34%
6% 3%
Inkomen uit eigen onderneming Uitkering werkloosheid
11% Uitkering ziekte/arbeidsongeschikt
Uitkering ouderdom/nabestaanden Uitkering sociale voorzieningen
32%
Overig overdrachtsinkomen
Als we vervolgens gaan kijken naar de groep die het iets breder heeft, namelijk de groep met mensen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum dan valt op dat er in de groep met meer inkomen niet meer mensen zijn die inkomen uit arbeid hebben (respectievelijk 16% en 14%). Het hebben van werk is dus geen garantie dat je uit de armoede komt. Een deel van deze verklaring is te vinden in het feit dat Kerkrade een vergrijsde gemeente is. In de groep minima met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum is een grote groep ouderen (32%). In de groep met een inkomen op en rond het sociaal minimum (tot 101%) is deze groep minder aanwezig. 9,0%
6
2.2 Achtergronden van armoede- en schuldenproblematiek 1
In het Armoedeonderzoek 2013 van KerkinActie is in kaart gebracht welke knelpunten diaconieën tegenkomen. We zien in deze lijst dan ook de bekende oorzaken van armoede. De meest voorkomende oorzaken zijn schuldenproblematiek (45%) en een langdurig laag inkomen (39%). Hulpvragen door onvoorzien hoge uitgaven of incidentele financiële tegenslag zijn ten opzichte van 2009 toegenomen. Angst of schaamte voor instantie wordt juist minder vaak genoemd (18%). De schaamte is ook afgenomen ten opzichte van het onderzoek dat in 2009 is uitgevoerd. In Kerkrade is echter door de maatschappelijke partners als medewerkers van de gemeente het thema stille armoede als probleem genoemd. Wellicht speelt hier de demografische samenstelling van Kerkrade een rol: juist ouderen kampen met gevoelens van schaamte om hulp te vragen. 2
Het rapport Huishoudens in de rode cijfers geeft weer welke oorzaken aan het ontstaan van problematische schulden ten grondslag liggen. Huishoudens met problematische schulden die gebruik maken van schuldhulpverlening, zeggen bijna allemaal dat hun problemen ontstaan of verergerd zijn na een plotselinge terugval in inkomen. Daarnaast zijn de problemen veel vaker dan bij de andere huishoudens ontstaan door persoonlijke of gezinsproblemen, zoals verslaving of gezondheidsproblemen. Huishoudens die geen gebruik maken van schuldhulpverlening, noemen in vergelijking met huishoudens in de schuldhulpverlening een te hoge levensstandaard relatief vaak als de belangrijkste oorzaak van de problematische schulden. Ook gebrekkig financieel beheer komt bij deze groep naar eigen zeggen regelmatig voor. Risicohuishoudens bevinden zich vaak geruime tijd in een lastige financiële positie. Er is een relatie zichtbaar tussen de ernst van de schuldsituatie en het gemiddeld aantal maanden dat deze situatie duurt. Het is dus lonend om snel in te grijpen om te voorkomen dat het probleem zich verergert. Daarom is het belangrijk om stille of verborgen armoede tijdig op te sporen. Mensen die uit schaamte geen hulp zoeken, komen later met ernstigere financiële problemen bij de gemeente of andere hulpverlening.
1 2
Armoedeonderzoek 2013 – Kerk in Actie Huishoudens in de rode cijfers 2012
7
3. Evaluatie beleid Het armoede- en schuldhulpverleningsbeleid bestaat op dit moment uit de volgende onderdelen:
Schuldhulpverlening Verordening Maatschappelijke participatie Sociaal-culturele Activiteiten Collectieve ziektekostenverzekering voor minima Langdurigheidstoeslag Individuele bijzondere bijstand Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
In deze paragraaf gaan we in op de resultaten per beleidsonderdeel en behandelen we de verschillen ten opzichte van andere gemeenten. Het betreft hier resultaten van de benchmark Armoede en Schulden van Stimulansz waarin een vergelijking is gemaakt met alle deelnemende gemeenten plus een vergelijking met gemeenten met een vergelijkbaar inwonersaantal. Hierbij is geen rekening gehouden met gemeenten die een vergelijkbare demografische samenstelling hebben. Voor een aantal vergelijkingen kunnen de demografische kenmerken wel relevant zijn, aangezien Kerkrade een hoge vergrijzingsgraad kent. Tenslotte besteden we in deze paragraaf aandacht aan de resultaten op het gebied van dienstverlening en bedrijfsvoering.
3.1 Schuldhulpverlening De schuldhulpverlening is sinds de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening op 1 juli 2012 een wettelijke taak van de gemeente. In Kerkrade is de wettelijke taak als volgt vorm gegeven: -
-
-
-
Aanmelding voor schuldhulpverlening is voor iedere inwoner mogelijk, alleen voor zelfstandigen gelden beperkingen. Mensen die al eerder gebruik hebben gemaakt van schuldhulpverlening mogen zich opnieuw melden. In vergelijking met de gemeenten die deelnamen aan de benchmark is dat opvallend: 63% weigert wel zogenaamde recidivisten. Na aanmelding vindt er een QuickScan plaats. De QuickScan wordt uitgevoerd door een medewerker van de Kredietbank Limburg samen met een medewerker van Impuls. Bij de QuickScan wordt duidelijk welke hulp geboden kan worden. Er zijn verschillende trajecten mogelijk: Kredietbank Limburg, Begeleidingstrajecten AMW, Ondersteuningstrajecten BSR of inzet van een budgetcoach van Impuls. Van de 457 uitgevoerde QuickScans gingen 29 mensen op eigen kracht verder. Voor de overige 428 mensen werden in totaal 902 trajecten ingezet. Een uitgevoerde QuickScan leidt tot gemiddeld ruim twee vervolgtrajecten. Kredietbank Limburg probeert tot een minnelijk akkoord te komen met de schuldeisers. Ook als er contra-indicaties aanwezig zijn, zoals niet-regelbare schulden bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De helft van de gemeenten die deelnamen aan de benchmark weigeren in deze gevallen wel schuldhulpverlening. Indien de poging om tot een minnelijk akkoord te komen mislukt, verzorgt Kredietbank Limburg een verzoek tot toelating tot het wettelijk schuldsaneringstraject (WSNP) bij de rechtbank. Naast financiële ondersteuning vindt er tijdens het traject (indien noodzakelijk) begeleiding plaats in de vorm van budgetcoaching en immateriële hulpverlening. Door deze soorten hulp simultaan in te zetten, wordt het totale traject zo kort mogelijk gehouden.
De afgelopen jaren is aanzienlijk geïnvesteerd in de samenwerking op het terrein van de schuldhulpverlening. 3 Door deze samenwerking wordt het product schuldhulpverlening steeds laagdrempeliger . Het huidige beleid kent een zeer lage drempel voor schuldhulpverlening. Dat is terug te zien in het aantal aanmeldingen voor schuldhulpverlening. Door een goede schuldhulpverlening kunnen burgers participeren aan het maatschappelijke leven en wordt sociaal isolement voorkomen. Ook is uit wetenschappelijk onderzoek bekend dat er een directe relatie bestaat tussen schulden en het (verkorten van) uitkeringsafhankelijkheid. Daarnaast leidt
3
Beleidsplan schuldhulpverlening gemeente Kerkrade 2012 - 2016
8
schuldhulpverlening tot besparing op de kosten van uithuiszettingen en opvangvoorzieningen.Een lage drempel voor schuldhulpverlening heeft in die zin positieve effecten. Mensen die zich melden voor schuldhulpverlening moeten wel langer dan gemiddeld wachten. Ook valt op dat het uitvalpercentage hoog is, bij ruim een derde van de klanten wordt het traject voortijdig beëindigd. Bij het benchmarkgemiddelde ligt dat percentage op 20%. Een verklaring voor dit verschil zou de lage drempel voor schuldhulpverlening kunnen zijn. Na de aanmelding kunnen er allerlei redenen zijn waardoor de klant het traject niet wil of kan voortzetten. Indien bij aanmelding al een poortwachtersfunctie is ingebouwd, komen deze personen niet tot het schuldhulpverleningstraject. Dat kan leiden tot een lager uitvalpercentage.
250 200 150 100 Aantal aanmeldingen voor schuldhulpverlening per 1000 minimahuishoudens in 2012
50 0
Figuur 1: Aantal aanmeldingen voor schuldhulpverlening per 1000 minimahuishoudens in 2012
4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0
Wachttijd in weken voor schuldhulpverlening in 2012
Figuur 2: Wachttijd in weken voor schuldhulpverlening in 2012 Het doel van schuldhulpverlening is het bereiken van een schuldenvrije toekomst. Steeds vaker blijkt dat dat wellicht niet tot de mogelijkheden behoort en dat een beheersbare situatie het hoogst haalbare is. In Kerkrade zet men wel in op het bereiken van de schuldenvrije toekomst. Die filosofie leidt ertoe dat men ook in situatie waarin bijna op voorhand duidelijk is dat er geen mogelijkheden zijn om tot een minnelijk akkoord te komen toch een poging onderneemt. Zoals te verwachten valt, mislukken veel van deze pogingen. Nadat de poging tot een minnelijk traject is mislukt, kan een beroep worden gedaan op de WSNP. In de benchmark komt dit tot uiting doordat in Kerkrade het slagingspercentage voor de minnelijke schuldregeling relatief laag is. Het aantal verwijzingen naar de WSNP is (daardoor) relatief hoog. Kredietbank Limburg verklaart 9
daarbij dat de verwijzingen naar de WSNP over het algemeen leiden tot toelating. Dit is van belang omdat de rechter (onder andere) toetst of het minnelijk traject op zorgvuldige wijze is uitgevoerd en of de schuldenaar wel te goeder trouw is geweest bij het ontstaan van de schulden.
15 10 Geslaagde schuldhulpverleningen per 1000 minimahuishoudens in 2012
5 0
Figuur 3: Geslaagde schuldregelingen per 1000 minimahuishoudens in 2012
35 30 25 20 15 10 5 0
Doorverwijzingen WSNP per 1000 minimahuishoudens in 2012
Figuur 4: Doorverwijzingen WSNP per 1000 minimahuishoudens in 2012
3.1.1 Uitgaven aan schuldhulpverlening Opvallend is dat de uitgaven per klant in Kerkrade laag zijn ten opzichte van gemeenten van vergelijkbare grootte, € 2.105 ten opzichte van € 3.976. Een verklaring voor dit verschil kan zijn dat Kerkrade geen kosten maakt voor diensten zoals informatie en advies en nazorg. Voor Kerkrade geldt dat er veel kosten worden gemaakt voor bijzondere bijstand voor beschermingsbewind. Deze kosten zouden ook gezien kunnen worden als een vorm van verborgen kosten die worden afgewenteld op bijzondere bijstand en zodoende niet op het budget van schuldhulpverlening drukken. Daarnaast worden kosten van budgetbeheer apart berekend, het gaat hier om € 250.000. Het beroep op de schuldhulpverlening en de hiermee gepaard gaande kosten schuldhulpverlening neemt nog steeds toe. Hierbij moet nog toegevoegd worden de vraag naar en de behoefte aan steeds meer preventieactiviteiten en nazorg. Een voortdurend punt van aandacht is dan ook om te bezien of de schuldhulpverlening goedkoper kan worden georganiseerd, zonder op de kwaliteit te moeten inboeten. Ten
10
aanzien van de meerjarige financiering van de schuldhulpverlening is het volgende in voorbereiding/gelden de 4 volgende uitgangspunten : -
-
-
e
Op basis van de verhoogde instroom in het 1 kwartaal 2012 bij de Kredietbank Limburg en de Stichting Impuls en de verwachting dat deze instroom niet zal afnemen is het budget schuldhulpverlening voor 2012 verhoogd tot € 875.000,-. Onder meer vanwege kostenbeheersing zal de Kredietbank Limburg vanaf 1 juli 2012 als voorliggende voorziening worden aangemerkt voor budgetbeheer en -begeleiding. Hierbij geldt een overgangstermijn van 1½ jaar voor bestaande trajecten. Dientengevolge wordt het budget van € 250.000,- voor budgetbeheer en –begeleiding vanaf 2013 overgeheveld vanuit de bijzondere bijstand naar het budget schuldhulpverlening. Het jaar 2013 wordt beschouwd als een overgangsjaar om een bezuiniging op de schuldhulpverlening te realiseren. Getracht zal worden om met het maatschappelijk speelveld nog meer in te zetten op preventie. Met andere woorden, burgers in een zo vroeg mogelijk stadium te begeleiden met (dreigende) schulden, zodat de instroom in de schuldhulpverlening beperkt wordt. De doelstelling is hierbij om vanaf 2014 een daling van de kosten te bewerkstelligen van € 350.000,-.
Rekening houdende met het vorenstaande ontstaat het volgende meerjarige overzicht: Kerkrade
2012
2013
2014
2015
2016
Exploitatie
175.000
1.125.000
775.000
775.000
775.000
Participatiebudget
700.000
Impuls
340.000
3.2 Verordening Maatschappelijke Participatie De Verordening Maatschappelijke Participatie (VMP) betreft een vorm van (categoriale) bijzondere bijstand waardoor schoolgaande kinderen deel kunnen nemen aan activiteiten zoals zwemmen, sporten, schouwburgbezoek of muzieklessen. Voor de regeling geldt dat het kind tussen de 4 en 18 jaar moet zijn. De ouders moeten een laag inkomen hebben. Een laag inkomen betekent maximaal 110% van de voor hen geldende bijstandsgrens. De regeling kent ook een vermogensgrens. Deze grens is gelijk aan de grens die geldt voor mensen met een bijstandsuitkering. De vergoeding bedraagt € 200 per kind en is persoonsgebonden. De gemeente controleert niet waar het geld aan wordt besteed. Dit heeft te maken met het feit dat het hier om categoriale bijzondere bijstand gaat. Onder deze noemer worden ook indirecte schoolkosten vergoed. In vergelijking met andere gemeenten wordt in Kerkrade aan minder kinderen een vergoeding verstrekt. Het is mogelijk dat de in Kerkrade aanwezige vergrijzing verklaart dat er relatief minder kinderen recht hebben op een vergoeding. Een andere mogelijke verklaring is dat in Kerkrade minder mensen op de hoogte zijn van de regeling. Vervolgens blijkt uit de vergelijking dat kinderen in Kerkrade een vergoeding ontvangen die hoger is dan gemiddeld. Daaruit volgt ook dat de totale uitgaven aan deze regeling voor kinderparticipatie hoger zijn dan gemiddeld. Een mogelijke verklaring is dat ook de vergoedingen voor indirecte schoolkosten in Kerkrade onder de regeling VMP vallen. Bij andere gemeenten wordt dit vaak als aparte regeling beschouwd.
4
Beleidsplan Schuldhulpverlening 2012 -2016
11
Figuur 5: Aantal verstrekkingen voor kinderparticipatie per 1000 minimahuishoudens
170 165 160 155 150 145
Aantal verstrekkingen voor kinderparticipatie per 1000 minimahuishoudens
140
Figuur 6: Uitgaven voor kinderparticipatie per 1000 minimahuishoudens
50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Uitgaven voor kinderparticipatie per 1000 minimahuishoudens
3.3 Sociaal-culturele Activiteiten De regeling voor Sociaal-culturele Activiteiten (SCA) lijkt op hiervoor beschreven regeling VMP voor wat betreft de kosten die vergoed kunnen worden en het doel, namelijk deelnemen aan maatschappelijke activiteiten. De regeling SCA is echter bedoeld voor kinderen van 2 tot 4 jaar en voor volwassenen (18-plussers). De hoogte van de vergoeding bedraagt €110 per persoon per kalenderjaar. Een gezin mag zelf weten hoe de totale bijdrage wordt besteed. De bijdrage is niet persoonsgebonden. De klant moet de bonnen en andere bewijsstukken bewaren in verband met een steekproefsgewijze controle na afloop van het kalenderjaar. Ongeveer 10% van de aanvragen wordt gecontroleerd. Dat heeft als voordeel dat de aanvragen snel kunnen worden afgehandeld en dat de uitvoeringskosten laag blijven.
12
In de benchmark zijn geen opvallende verschillen met betrekking tot deze regeling geconstateerd. De eenvoudige opzet van de regeling kan wel van invloed zijn op de korte doorlooptijden en de lage uitvoeringskosten die in de vergelijking naar voren zijn gekomen. Op deze aspecten gaan we later verder is.
3.4 Collectieve ziektekostenverzekering voor minima Sinds 2007 biedt Kerkrade samen met de 18 andere gemeenten in Zuid-Limburg een collectieve ziektekostenverzekering aan. Hierbij geldt een inkomensgrens voor deelnemers van 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm. In 2013 is besloten de inkomensgrens (voor deelname) te verhogen naar 130%. Voor mensen met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm geldt dat zij naast de mogelijkheid tot deelname ook een tegemoetkoming in de premiekosten ontvangen van € 120 per jaar. Deze aanpassing moet leiden tot meer deelnemers aan de collectieve ziektekostenverzekering en met meer deelnemers wordt verwacht gunstiger contracten af te kunnen sluiten. In de benchmark is een vergelijking gemaakt op de volgende onderdelen: 1. 2. 3.
Vergoeding van het eigen risico via de zorgverzekering Doorbetalen van premie van de bijstandsuitkering Verstrekking bijzondere bijstand voor medische kosten door gemeente of zorgverzekeraar
Op deze drie punten wijkt Kerkrade niet af van het overgrote merendeel van de deelnemers aan de benchmark.
3.5 Langdurigheidstoeslag De langdurigheidstoeslag is een toeslag waarbij mensen tussen de 21 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd met een langdurig laag inkomen eens per jaar een extra toeslag krijgen. In Kerkrade geldt dat een (aaneengesloten) periode van drie jaar geldt als langdurig. Om aan het criterium laag inkomen te voldoen mag men niet meer inkomen hebben dan de geldende bijstandsnorm plus maximaal € 764 netto over deze periode. Daarnaast gelden een aantal andere voorwaarden. De gemeente is vrij om de hoogte van de langdurigheidstoeslag te bepalen. Kerkrade kent een hoog aantal verstrekkingen van langdurigheidstoeslag. Dit valt te verklaren uit het feit dat er in Kerkrade relatief veel minima wonen. De uitgaven aan de langdurigheidstoeslag per verstrekking zijn in vergelijking met gemeenten van dezelfde omvang qua inwoners laag te noemen. Ook als we het aantal verstrekkingen afzetten tegen het aantal minimahuishoudens zien we dat Kerkrade relatief veel verstrekkingen doet. De verschillen kunnen ook worden verklaard door verschillende samenstelling van de bestanden. De hoogte van de langdurigheidstoeslag is immers afhankelijk van de leefsituatie (gehuwden, alleenstaande ouders en alleenstaanden).
13
Figuur 7: Aantal verstrekkingen voor langdurigheidstoeslag per 1000 minimahuishoudens
350 300 250 200 150 100 50 0
Aantal verstrekkingen voor langdurigheidstoeslag per 1000 minimahuishoudens
Figuur 8: Uitgaven voor langdurigheidstoeslag per verstrekking
460 450 440 430 420 410 Uitgaven voor langdurigheidstoeslag per verstrekking
400 390 380
14
3.6 Individuele bijzondere bijstand De individuele bijzondere bijstand is een wettelijke regeling voor mensen die noodzakelijkerwijs kosten maken door een bijzondere oorzaak. Daarnaast moet er onvoldoende inkomsten en vermogen aanwezig zijn om de kosten zelf te betalen. Het is ook mogelijk dat de klant een deel van zijn inkomen of vermogen moet gebruiken om de kosten zelf te betalen, de zogenaamde draagkracht. Door de wettelijke kaders is er weinig beleidsvrijheid voor de gemeente. Door het werken met categoriale regelingen zoals hiervoor beschreven, zijn er weinig kosten meer die voor vergoeding via bijzondere bijstand in aanmerking komen. Veel (para)medische kosten kunnen worden betaald door deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering. De gemeente kan alleen in levensbedreigende situaties hier bijzondere bijstand voor verstrekken. Kerkrade geeft hierdoor relatief weinig uit aan bijzondere bijstand voor medische kosten in vergelijking met andere gemeenten. Opvallend is echter dat ook de kosten voor de collectieve ziektekostenverzekering een stuk lager liggen dan bij andere gemeenten (€ 35 per minimumhuishouden ten opzichte van € 66 bij het benchmarkgemiddelde). Kosten waar nog wel vaak (en steeds vaker) bijzondere bijstand voor wordt verstrekt zijn de kosten van bewindvoering. Door het rechterlijk bevel tot het opleggen van bewindvoering staat de noodzaak van deze kosten voor de gemeente vast. Ook betreft het hier vaak mensen met een laag inkomen en laag of negatief vermogen. Deze feiten zorgen ervoor dat er landelijk steeds meer bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten moet worden verstrekt. Ook in Kerkrade wordt veel uitgegeven aan deze kosten, namelijk € 80 per minimahuishouden per jaar. Het gemiddelde van alle benchmarkdeelnemers voor deze kosten is € 70. Ook kosten voor rechtshulp worden vergoed via bijzondere bijstand. Er moet dan uiteraard wel een noodzaak voor een rechtsgang aanwezig zijn. Andere kosten waar individuele bijzondere bijstand wordt verstrekt zijn kosten die (meestal) te maken hebben met ziekte of handicap, zoals (bovenmatige) stookkosten, maaltijdvoorziening, bewassingskosten, sociale alarmering en de eigen bijdrage thuiszorg. De gemeente kent geen categoriale regeling voor de doelgroep ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. Dat zou ertoe kunnen leiden dat het beroep op de individuele bijzondere bijstand voor kosten van ziekte en handicap hoog zou zijn. Zeker aangezien Kerkrade een hoge vergrijzingsgraad kent. Uit de benchmark blijkt dat echter niet het geval, de uitgaven per minimahuishouden voor kosten van individuele bijzondere bijstand voor de overige kosten ligt in Kerkrade € 58 onder het gemiddelde (€ 84 in Kerkrade ten opzichte van € 142 gemiddeld). Deze constateringen laten zich niet eenvoudig verklaren. Een mogelijkheid is dat de doelgroep niet bekend is met de mogelijkheden van individuele bijzondere bijstand. Daarnaast kan ook schaamte een rol spelen bij het niet aanvragen van voorzieningen. Tenslotte is het ook mogelijk dat men een aanvraag te veel moeite vindt.
3.7 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen De regeling Kwijtschelding gemeentelijke belastingen is een regeling waarbij de gemeente zeer weinig beleidsvrijheid heeft. De gemeente moet zich houden aan de regels van de Invorderingswet. De regels voor kwijtschelding zijn op het onderdeel vermogen strenger dan de bijstand. Op het onderdeel inkomen heeft de gemeente enige beleidsvrijheid. Kerkrade kiest hier voor de meest ruimhartige mogelijkheid waarbij 100% van de bijstandsnorm als inkomensgrens geldt. Kwijtschelding is ook mogelijk voor zelfstandigen. In de benchmark blijkt dat de gemeente relatief veel uitgeeft aan de kwijtscheldingsregeling. Onder uitgeven verstaan we hier het geld dat de gemeente zou hebben ontvangen als zij niet tot kwijtschelding was overgegaan. Per 1000 minimahuishoudens maken weinig mensen gebruik van de regeling kwijtschelding. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Eén hiervan is zoals eerder genoemd het iets strengere beleid ten aanzien van kwijtschelding ten opzichte van bijstand, daarnaast kan ook onbekendheid van de regeling of de met de aanvraag gepaard gaan administratieve inspanning een reden zijn dat er relatief weinig mensen gebruik maken van deze regeling.
15
Figuur 9: Uitgaven kwijtschelding gemeentelijke belastingen per inwoner
18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Uitgaven kwijtschelding gemeentelijke belastingen per inwoner
Figuur 10: Kwijtschelding belastingen per 1000 minimahuishoudens
640 630 620 610 600 590 580
Kwijtschelding belastingen per 1000 minimahuishoudens
3.8 Bedrijfsvoering en dienstverlening Naast een inhoudelijke blik op het beleid, de kosten aan verstrekkingen en het bereik van de doelgroep is ook de bedrijfsvoering van belang. Immers, de kosten die gemakt worden voor bedrijfsvoering komen niet ten goede aan de doelgroep. Uit de benchmark blijkt dat Kerkrade op dit moment een efficiënte bedrijfsvoering kent. Voor het afhandelen van 100 aanvragen minimabeleid zijn minder Fte’s benodigd dan in gemeenten van vergelijkbare omvang. Ook is de doorlooptijd tussen aanvraag en beschikking meer dan de helft korter dan bij andere gemeenten. Deze mooie resultaten laten zich naar alle waarschijnlijkheid verklaren doordat de meeste regeling in Kerkrade categoriaal van
16
aard zijn. Dat heeft als voordeel dat er minder controle vooraf nodig is, eenduidiger eisen gesteld worden en geen individuele toetsing hoeft plaats te vinden. Ook worden in Kerkrade opvallend veel aanvragen voor een minimaregeling toegekend. De voorwaarden zijn waarschijnlijk goed bekend onder de doelgroep. De voordelen van het hoge toekenningspercentage zijn dat er minder kosten hoeven te worden gemaakt voor bezwaar- en beroepszaken. Daarnaast is het voor klanten prettig als zij krijgen wat zij verwachten te krijgen.
17
4. Noodzakelijke en wenselijke beleidswijzigingen Ondanks de (over het algemeen) goede resultaten die Kerkrade behaalt in de benchmark zijn er toch wijzigingen noodzakelijk. Een van de redenen is dat er een aantal landelijke ontwikkelingen zijn waardoor het beleid van Kerkrade niet in stand kan blijven. Daarnaast zijn er ook signalen van uitvoerders van het armoedebeleid en maatschappelijke partners over de huidige situatie die beleidswijzigingen wenselijk maken.
4.1 Landelijke ontwikkelingen 4.1.1 Drie decentralisaties De gemeenten staan aan de vooravond van een operatie die zijn weerga niet kent. Drie grote decentralisaties staan op het programma. De Participatiewet, de begeleiding Awbz, invoering van Passend Onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg. Met het reeds bestaande takenpakket vanuit de Wet Werk en Bijstand (Wwb) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de leer- en kwalificatieplicht worden gemeenten de komende jaren verantwoordelijk voor vrijwel de volledige ondersteuning aan kwetsbare burgers. Alleen medische zorg en een gedeelte van het onderwijs vallen daar nog buiten. Binnen de decentralisaties is veel aandacht voor preventie, wijkgericht werken, aandacht voor de eigen mogelijkheden van de burger en zijn netwerk en integraal werken: de één plan, één regisseur-werkwijze. In Kerkrade is dit vormgegeven in de Visie op het lokaal sociaal domein en de daaruit voortvloeiende aanpak “Samen leven” 4.1.2 Intensivering Armoedebeleid en WWB-maatregelen In het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt over de intensivering van het armoedebeleid. Het regeerakkoord bevat een intensivering van structureel € 100 miljoen ten behoeve van armoedebeleid. Extra aandacht is er voor gezinnen met kinderen, werkenden met een laag inkomen en ouderen met klein pensioen. De regering vindt het belangrijk dat gemeenten bij hun verstrekkingen maatwerk leveren dat betekent dat ook moet worden gekeken naar de oorzaken van het probleem, mogelijkheden om via bijvoorbeeld werk meer inkomen te genereren en de individuele omstandigheden. Voor de gemeente Kerkrade betekent de intensivering dat er in 2013 ongeveer € 100.000 extra beschikbaar is. Deze middelen zijn ongeoormerkt. De inhoudelijke wijzigingen zijn neergelegd in het wetsvoorstel Maatregelen WWB. De maatregelen hebben betrekking op de volgende onderwerpen: 4.1.2.1 Intensivering armoedebeleid kinderen Een van de speerpunten in de intensivering van het armoedebeleid is de zorg voor kinderen die opgroeien in armoede. Het merendeel van de arme minderjarigen was in 2012 van autochtone komaf (200.000) en heeft ouders die werken (240.000). In die groepen is het armoederisico laag, maar doordat ze in totaal zo 5 omvangrijk zijn, resulteert het toch in grote aantallen arme kinderen en jongeren . Uit onderzoek van de Kinderombudsman blijkt dat veertig procent van de ruim vijfhonderd kinderen die meededen aan het onderzoek niet elke dag een warme maaltijd eet. Meer dan de helft van de kinderen maakt soms of regelmatig gebruik van de voedsel- en/of kledingbank, en/of heeft te maken gehad met het afsluiten van elektriciteit en/of water. Ook vakanties, een lidmaatschap van een sportclub, het vieren van een verjaardag of het meedoen aan schoolexcursies zijn niet vanzelfsprekend voor de kinderen. De redenen voor armoede liggen opvallend vaak niet aan werkloosheid van (een van) de ouders maar aan het feit dat het gezin schulden heeft. Hoewel kinderen zelf aangeven niet vaak met anderen over dit onderwerp te praten, noemen verschillende kinderen wel het belang van contact met kinderen in dezelfde situatie. Volgens deze kinderen kan de gemeente hier een faciliterende rol in spelen, en zo het isolement doorbreken. Op financieel gebied adviseert de Kinderombudsman gemeenten om te werken met een kindpakket. De inhoud van het pakket zou moeten worden bepaald in samenspraak met de doelgroep, maar als suggestie wordt bijvoorbeeld vouchers voor (winter)kleding- en schoeisel gedaan.
5
Armoedesignalement 2013
18
De Staatssecretaris geeft in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Wijzigingen WWB aan dat zij ook mogelijkheden ziet voor fondsen om een deel van de taken van gemeenten over te nemen. De reden die zij hierbij noemt zijn de uitvoeringskosten die bij fondsen vaak lager zijn dan bij gemeenten. Uiteraard is het ook mogelijk dat gemeenten zelf manieren zoeken om het armoedebeleid voor gezinnen met kinderen te intensiveren. Daarbij is het belangrijk om rekening te houden met de beperkte mogelijkheden van categoriale verstrekkingen, hoge uitvoeringskosten bij individuele verstrekkingen, het bereik van nieuwe doelgroepen (zoals kinderen van kleine zelfstandigen) en het gegeven dat financiële bijdragen door verschillende oorzaken niet altijd aan kinderen ten goede komen. 4.1.2.2 Individuele en categoriale bijzondere bijstand Er komt een verruiming van de individuele bijzondere bijstand voor daadwerkelijk gemaakte kosten. De concrete betekenis van deze verruiming is in de praktijk echter beperkt. De huidige regelgeving biedt gemeenten op veel onderdelen al vrijheid om bijzondere bijstand te verstrekken voor daadwerkelijk gemaakte kosten. Veel gemeenten kennen dan ook al lange tijd een bovenwettelijk begunstigend beleid. Tegenover de wijziging van de regels voor individuele bijzondere bijstand staat de inperking van de mogelijkheden voor categoriale bijzondere bijstand. Deze uitvoeringsvriendelijke variant van bijzondere bijstand blijft mogelijk voor de aanvullende zorgverzekering en voor de verstrekking van een pas voor culturele/ maatschappelijke/sportieve voorzieningen, meestal Stadspas genoemd. Overige categoriale verstrekkingen zijn niet meer mogelijk. Voor Kerkrade betekent de wijziging dat de regeling SCA en VMP niet als categoriale bijzondere bijstand meer uitgevoerd kunnen worden. Het is wel mogelijk om vergoedingen voor maatschappelijke participatie te verstrekken, er moet dan echter een individuele toetsing plaatsvinden. Indien men hiervoor kiest, dan is wel de verwachting dat de uitvoeringskosten stijgen. Immers, de individuele toetsing vraagt meer tijd dan de toetsingsluwe categoriale verstrekking. 4.1.2.3 Langdurigheidtoeslag De langdurigheidstoeslag wordt vervangen door een individuele toeslag voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder zicht op verbetering. Bij de beoordeling van het recht op deze toeslag moet ook de inspanning die is geleverd om aan arbeid te komen worden onderzocht. De gemeente heeft minder ruimte voor eigen beleid voor deze toeslag. Naar verwachting betekent de wijziging van deze regeling dat het aantal mensen dat in aanmerking komt voor een toeslag zal afnemen. De extra beoordelingen zullen leiden tot meer uitvoeringstijd per aanvraag. Gezien het feit dat de doelgroep wordt beperkt zal er per saldo wellicht weinig veranderen in de uitgaven voor deze toeslag. Wel kan de wijziging leiden tot extra gebruik van andere regelingen of voorzieningen. De langdurigheidstoeslag was een jaarlijks extraatje van een - voor mensen met een minimuminkomen - aanzienlijke omvang. De toeslag werd dan ook in de praktijk gebruikt voor aanschaf van nieuwe kleding of duurzame gebruiksgoederen zoals witgoed. Het verdient de aanbeveling om op het wegvallen van de toeslag te anticiperen door voorzieningen voor kleding en duurzame gebruiksgoederen toegankelijk te maken voor deze groep. 4.1.2.4 Kostendelersnorm De WWB voorziet in de noodzakelijke kosten van het bestaan. De hoogte van de noodzakelijke bestaanskosten hangt mede af van de mate waarin degenen die hoofdverblijf in eenzelfde woning hebben kosten met elkaar kunnen delen. De huidige bijstandsystematiek gaat ervan uit dat mensen die kosten met elkaar delen lagere bestaanskosten hebben. De desbetreffende normen sluiten hierbij aan. Alleenstaanden en alleenstaande ouders die kosten delen met een ander, krijgen niet de volledige toeslag van 20%; gehuwden die kosten delen met derden krijgen een verlaging van de basisuitkering. Het is momenteel aan het college om de hoogte van de toeslag respectievelijk de verlaging te bepalen. Met de wetswijziging verdwijnen de toeslagen maar wordt bij de basisuitkering al rekening gehouden met het kunnen delen van kosten. Voor gezinnen waarin meer dan twee mensen een uitkering ontvangen betekent dit dat zij een lager bedrag zullen ontvangen.
19
De kostendelersnorm heeft geen directe invloed op het armoede- en schuldenbeleid. Wel is het zo dat het inkomen van gezinnen met inwonende meerderjarige kinderen flink kan dalen. Indien deze daling niet wordt beperkt doordat een van de gezinnen inkomen uit arbeid gaat verwerven, kunnen deze gezinnen financieel in de knel komen, met alle gevolgen voor het schulden- en armoedebeleid van dien. 4.1.3 Maatwerkvoorziening chronisch zieken De Maatwerkvoorziening is een nieuwe regeling waarbij gemeenten moeten zorgen dat inwoners met een chronische ziekte of handicap kunnen (blijven) participeren in de maatschappij. De regeling vervangt de landelijke regeling Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Regeling Compensatie Eigen Risico (CER). Ook belastingaftrek voor medische kosten zou volledig worden vervangen door de nieuwe Maatwerkvoorziening, maar dit is in het Begrotingsakkoord teruggedraaid. Dat betekent dat chronisch zieken en gehandicapten nog wel belastingaftrek kunnen vragen voor bepaalde medische kosten mits er geen andere vergoedingsmogelijkheid voor deze kosten is. De belastingdienst kan dus in theorie deze mensen toch naar de gemeente verwijzen voor vergoeding van de medische kosten. Het budget dat gepaard gaat met de belastingaftrek komt echter niet over naar gemeenten. De nieuwe maatwerkvoorziening kan verschillende vormen aannemen. Welke vorm de voorziening lokaal aanneemt is aan de gemeente. Een optie is de maatwerkvoorziening als vorm van bijzondere bijstand. Het voordeel van deze vorm is dat de nieuwe regeling aansluit bij het doel van de regelingen die worden vervangen, namelijk het (financieel) compenseren van de kosten die gepaard gaan met een chronische ziekte of handicap. Nadeel van deze vorm is dat het een vorm van inkomensondersteuning betreft die niet concreet participatie als doel heeft. Een ander nadeel is dat met het wetsvoorstel Maatregelen WWB de mogelijkheid van categoriale verstrekking enkel nog mogelijk is voor Stadspassen en de collectieve ziektekostenverzekering. Vergoeding van kosten voor chronische ziekte of handicap via de bijzondere bijstand is dus (bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel) enkel nog mogelijk na een (dure) individuele beoordeling. Een andere optie is om de maatwerkvoorziening in te zetten in de collectieve ziektekostenverzekering. Met de extra middelen kan een extra uitgebreid pakket aan chronisch zieken en gehandicapten worden geboden, waardoor bijvoorbeeld eigen bijdragen voor medicijnen worden vergoed. Ook de kosten die gepaard gaan met het ophogen van de inkomensgrens voor deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering kunnen vanuit de middelen van de Maatwerkvoorziening worden gedekt. Een andere mogelijkheid betreft het inzetten van de Maatwerkvoorziening in de Wmo. Dit heeft als voordeel dat de Wmo bij uitstel gericht is op participatie en daarmee aansluit op de wens van de wetgever. Verder biedt de inzet inde Wmo nog de keuzevrijheid of de Maatwerkvoorziening de vorm krijgt van concrete voorziening, zoals meer uren huishoudelijke hulp of een hoger kilometerbudget, of van een financiële (eventueel forfaitaire) tegemoetkoming. Het nadeel van deze keuze is dat de gemeente in feite voorbij gaat aan haar eigen compensatieplicht en met de Maatwerkvoorziening een “overcompensatie” levert. De financiële tegemoetkoming kent als nadeel dat er geen inkomensgrens of vermogensgrens mogelijk is, waardoor de middelen ook terecht zullen komen bij de groep chronisch zieken en gehandicapten die financieel in staat is om de extra kosten zelf te dragen. Een nadeel dat juist ten grondslag lag aan het vervangen van de Wtcg en de CER door deze nieuwe maatwerkvoorziening.
20
4.2 Signalen van maatschappelijke partners In een bijeenkomst op 26 november 2013 is met verschillende maatschappelijke partners gesproken over het huidige armoede- en schuldhulpverleningsbeleid. Naast de kennismaking met elkaar en elkaars aanbod en werkwijze zijn ook verschillende knelpunten in het huidige beleid benoemd. -
Kerk en samenleving merkt een duidelijke stijging in aanvragen van zzp-ers, asielzoekers, mensen met GGZ / psychosociale problematiek. Het gehandicaptenplatform merkt op dat hun doelgroep steeds meer zelf moet gaan betalen door afschaffen van tegemoetkomingen. Het Jeugdsportfonds merkt op dat zij in Kerkrade geen kinderen kunnen helpen omdat de gemeente niet is aangesloten De Kledingbank merkt op dat kinderen gepest worden op school als zij niet goed gekleed gaan en daar direct een achterstand door oplopen Armoede gaat gepaard met schroom. Mensen melden zich niet bij de gemeente maar wel bij Stichting Leergeld of de cliëntenraad De doelgroep is niet altijd bekend met de regelingen. Continue voorlichting blijft nodig, de maatschappelijke partner pleiten voor één loket, in de buurt of wijk. De doelgroep komt alleen voor het vervullen van de (acute) financiële nood, doorverwijzingen om het achterliggende probleem op te lossen worden vaak niet gevolgd. Hulp is vaak te vrijblijvend, de maatschappelijke partners hanteren in meerderheid het credo “Voor wat, hoort wat” Het meest benoemde probleem is de stille of verborgen armoede, met name onder ouderen. Er zijn veel initiatieven in Kerkrade door professionele en vrijwilligersorganisaties. De afstemming tussen deze organisaties loopt niet altijd soepel, terwijl vrijwilligers wel dure professionals kunnen ontlasten. Vrijwilligers missen soms kennis van de sociale kaart en kunde om goede gesprekken te voeren met de klant om zo door te vragen naar het werkelijke probleem. Mensen krijgen soms te veel hulpverleners over de vloer waardoor met niemand het vertrouwen kan worden opgebouwd.
4.3 Signalen van medewerkers In persoonlijke gesprekken met medewerkers is gepeild welke knelpunten zij tegenkomen in de dagelijkse praktijk. De signalen zijn onder te verdelen in de (extra) behoefte van de klanten en in gewenste wijzigingen van bestaande regels. -
reiskostenvergoeding schoolgaande kinderen (eventueel fiets of busabonnement); schoolboeken; witgoedregeling; vergoeding medische kosten (meestal kosten die uit een basispakket niet vergoed worden); verhuiskosten; extra kosten energie rekening; voedsel- en kledingbank; categoriale bijzondere bijstand indien men besluit om een aanvullende verzekering bij een andere ziektekostenverzekeraar af te sluiten.
Daarnaast zijn voorstellen gedaan voor eventuele nieuwe regelingen/aanpassingen regelingen: -
witgoedregeling invoeren (vorm van deze regeling nog nader in te vullen); eenvoudigere procedure en kortere wachttijden m.b.t. aanvragen hulp van voedsel/kledingbank en Samen delen; meer ruilwinkels; goede, duidelijke, snellere en effectievere schuldhulpverlening;
21
-
-
-
eventueel “koude toeslag” invoeren (eenmalige bijdrage ter compensatie van hogere energierekening als gevolg van strenge winter); overwegen om contracten af te sluiten met bijvoorbeeld sportverenigingen zodat de abonnementen rechtstreeks via ons voldaan kunnen worden (garantie dat gemeentelijke bijdrage gebruikt wordt voor het doel waar het voor bestemd is); schuldpreventie (voorlichting, budgettrainingen, structurele hulpverlening, begeleiding); meer voorlichting door bijvoorbeeld huisbezoeken om cliënten die geen gebruikmaken van bestaande regelingen (bijzondere situaties) hiervan op de hoogte te stellen (bijvoorbeeld ouderen en andere kwetsbare doelgroepen). eenmalige kerstuitkering (indien aan de voorwaarden wordt voldaan: bijvoorbeeld langere uitkeringsperiode etc.);
Tevens is uit interviews sterk naar voren gekomen dat het raadzaam is om te onderzoeken wat de oorzaak is van armoede/schulden (slecht kunnen omgaan met geld, persoonlijke omstandigheden/beperkingen) om het ontstaan van deze te kunnen beperken. Opmerking ten aanzien van deze wensen: binnen de geldende wet- en regelgeving en gezien toekomstige wijzigingen in deze wet- en regelgeving is een aantal van deze voorstellen niet haalbaar. Voor bijvoorbeeld schoolboeken geldt dat zij nog gratis blijven. Voor een witgoedregeling, de vergoeding van medische kosten en bijdrage voor een zorgverzekering als men niet deelneemt aan de collectieve ziektekostenverzekering geldt dat door rechters is bepaald dat gemeenten deze kosten niet noodzakelijkerwijs hoeven te vergoeden. Meestal is wel buitenwettelijk begunstigend beleid mogelijk waardoor eventuele beroepen door een rechter marginaal worden getoetst (er wordt gekeken of de gemeente zich aan haar eigen beleid heeft gehouden). Eenmalige koudetoeslagen, vergoeding voor hogere energiekosten en kerstuitkering mogen niet door gemeenten zelf worden ingesteld, daar zijn in het verleden al meerdere gemeenten door de rijksovereid voor “op de vingers getikt”.
22
5. Wat gaan we doen? Het nieuwe armoede- en schuldenbeleid kent drie speerpunten. Deze speerpunten zijn afgeleid uit de signalen die maatschappelijke partners hebben afgegeven, knelpunten die door medewerkers van de gemeente worden ervaren, de benodigde aanpassingen wegens wijzigingen in wet- en regelgeving de uitkomsten uit de benchmark. De komende jaren willen we inzetten op:
1. 2. 3.
Aandacht voor stille armoede: dichtbij de burger Een gekanteld armoedebeleid: geen vis, maar een hengel Bijdragen voor kinderen komen ten goede aan het kind
In dit hoofdstuk gaan we in op de drie speerpunten en werken we per speerpunt onze visie uit. Binnen ieder speerpunt benoemen we een aantal initiatieven en maatregelen die hier aan bijdragen. Voor sommige maatregelen en initiatieven geldt dat zij voor meerdere speerpunten van belang zijn. We hebben omwille van de leesbaarheid ervoor gekozen waar zich dat voordoet te volstaan met een verwijzing naar de andere relevante speerpunten.
5.1 Verborgen of stille armoede Verborgen of stille armoede is volgens alle betrokkenen een probleem in Kerkrade. We willen dit gaan aanpakken. Om dit probleem effectief aan te pakken kijken we naar welke factoren een rol spelen bij het wel of niet vragen van hulp. Het onderzoek Huishoudens in de rode cijfers besteedt aandacht aan dit probleem voor wat betreft mensen met een risico op schulden. De resultaten van dit onderzoek kunnen wellicht ook als leidraad dienen voor een aanpak van verborgen of stille armoede. Uit het rapport Huishoudens in de rode cijfers blijkt dat mensen met problematische schulden vaak via internet op zoek gaan naar informatie over hun financiële situatie. Ook televisieprogramma’s over omgaan met schulden worden als informatiebron gebruikt. Het onderwerp wordt niet vaak besproken met vrienden of familie. Mensen zien schulden als een privéprobleem waar anderen weinig aan kunnen doen. Desondanks heeft de meerderheid geen gebruik gemaakt schuldhulpverlening. Hiervoor zijn een aantal verklaringen te vinden:
Men schat in dat de eigen situatie nog niet erg genoeg is om voor schuldhulpverlening in aanmerking te komen. Het beeld bestaat dat alleen voor erge gevallen de deur voor schuldhulpverlening open staat. Men wil zelf regie blijven voeren over de situatie. Regelmatig is genoemd dat men niet onder curatele gesteld wil worden. Men schaamt zich om van hulpverlening gebruik te moeten maken. Men is bang om bezittingen op te moeten geven. Men denkt het huis te moeten verkopen om voor schuldhulpverlening in aanmerking te komen.
Door mensen die gebruik maken van schuldhulpverlening zijn de volgende verbeterpunten genoemd. De bereikbaarheid van de consulenten bij schuldhulpverlening laat volgens veel huishoudens te wensen over. Daarnaast noemen meerdere huishoudens dat het te lang duurde voordat het hulpverleningstraject daadwerkelijk werd gestart. Ten derde ontvangen respondenten aanmaningen omdat rekeningen niet op tijd betaald worden, terwijl is afgesproken dat de schuldhulpverlener zorg draagt voor deze betalingen. Voor Kerkrade hebben we geen specifiek onderzoek gedaan naar de ervaringen van mensen met schuldhulpverlening. De benchmark laat wel zien dat het ook in Kerkrade lang duurt voordat het hulpverleningstraject daadwerkelijk wordt gestart. Huishoudens die geen gebruik maken van schuldhulpverlening, lijken meer behoefte te hebben aan praktische financiële ondersteuning en hulp bij het op orde houden van de financiën. Zelfstandigen wensen financiële hulp bij het maken van een doorstart van het bedrijf. Daarnaast geven enkele huishoudens aan meer geholpen te willen worden bij het verbeteren van de gezondheid en het vinden van werk.
23
5.1.1 Vertaalslag naar stille of verborgen armoede Duidelijk communiceren, laagdrempelige toegang en het wegnemen van schaamte zijn de belangrijkste aanbevelingen om te zorgen dat mensen met een risicovolle situatie zich tijdig melden. Hierdoor kan verergering voorkomen worden. Daarnaast is er behoefte aan praktische hulp, bijvoorbeeld bij het invullen van formulieren. In Kerkrade wordt al veel gecommuniceerd over de mogelijkheden van inkomensondersteuning. Dat het beleid duidelijk is, blijkt ook uit het hoge aantal toegewezen aanvragen minimabeleid. Voor wat betreft de laagdrempelige toegang is wellicht nog een verbetering mogelijk. Bij schuldhulpverlening is deze toegang al op een laagdrempelige manier vormgegeven. Optie A: handhaven van de huidige situatie Bij deze optie ondernemen we geen concrete extra acties om stille armoede tegen te gaan. Het voordeel van deze optie is dat er geen extra middelen benodigd zijn. Nadeel is dat het probleem waarschijnlijk niet verminderd. Optie B: integraal informatiepunt in de wijk of buurt De maatschappelijke partners hebben de suggestie van een integraal informatiepunt in de wijk gedaan waar mensen met al hun vragen terecht kunnen. Hiervoor kan aansluiting worden gezocht bij de huidige wijkteams of nog kleinschaliger naar de buurt. Voor burgers heeft dat het voordeel dat zij zich kunnen melden zonder dat voor anderen zichtbaar is dat er sprake is van een hulpbehoefte. Als voordeel heeft dit dat kan worden aangesloten bij bestaande structuren en dat de hulp relatief dicht bij de burger is georganiseerd. Een nadeel dat kan worden genoemd is dat burgers weer naar een loket moeten en dat die stap voor sommigen al een te hoge drempel vormt. Daarnaast is het de vraag of er bij het opzetten van nieuwe loketten wel voldoende aanloop is. Een variant op deze optie is om in de wijk of in de Ruilwinkel een faciliteit te creëren voor goed geëquipeerde vrijwilligers om met klanten nader in gesprek te gaan. De doelgroep bezoekt bijvoorbeeld de Ruilwinkel al goed, het is een interessante optie om juist op die plaats de eerste informatievoorziening aan te bieden. Optie C: Digitale aanvragen mogelijk maken In deze optie kunnen burgers met hun vragen via de digitale weg contact zoeken met de gemeente. Dit kan door een algemeen meldingsformulier, maar ook door bijvoorbeeld eerst de situatie van de burger in kaart te brengen. Burgers kunnen dan met een vrijwel compleet verhaal een melding om hulp doen bij de gemeente. Een van de mogelijkheden in Bereken uw recht waarbij burgers een indicatie krijgen van de voorzieningen waar zij aanspraak op kunnen maken en de mogelijkheid om een contactverzoek naar de gemeente te sturen. Deze optie heeft als voordeel dat men volledig anoniem kan inventariseren welke mogelijkheden er zijn om het inkomen aan te vullen en pas bij een aanvraag zich bekend hoeft te maken. Ook is er geen gang naar een loket voor nodig. Het nadeel van deze optie is dat analfabeten, laaggeletterden en minderbegaafden deze optie niet zelfstandig kunnen gebruiken maar hulp moeten inschakelen van familie of vrienden of van bijvoorbeeld een ouderenadviseur of administratiehulp. Optie D: Huisbezoeken In deze optie gaan medewerkers van de gemeente op huisbezoek om de situatie van de klant goed in beeld te krijgen. Tijdens het huisbezoek voor een Wmo-gesprek kunnen ook onderwerpen als armoede aan de orde komen. Het huisbezoek zou moeten plaatsvinden in het kader van maatwerk. Voordeel van deze optie is dat ook mensen die niet met armoede- of schuldenproblematiek naar de gemeente komen een signalering kan plaatsvinden en daarmee kan verboren armoede worden opgespoord. Daarnaast kunnen de middelen in medewerkers worden ingezet in plaats van gebouwen. Ook heeft het huisbezoek als voordeel dat de situatie van de klant direct inzichtelijk is en benodigde papieren bij de hand zijn. Een nadeel van deze optie is dat een huisbezoek voor een deel van de doelgroep een afschrikwekkend effect kan hebben. Deze mensen zullen zich wellicht ook niet meer met andere problemen bij de gemeente melden om hun armoede- of schuldenprobleem verborgen te houden. Ook zijn facilitering van de generalist die het huisbezoek aflegt en de afstemming tussen generalisten en specialisten extra van belang.
24
5.1.2 Signalering Uit het armoedeonderzoek 2013 van Kerk in Actie blijkt dat de verborgenheid van armoede niet zozeer in kleding of gedrag zit, maar meestal in het niet meedoen aan activiteiten. Eenzaamheid en isolement kunnen het gevolg zijn. Alleen in een veilige omgeving zal iemand mogelijk het lef hebben om aan te geven dat het niet (altijd) lukt om de eindjes aan elkaar te knopen. Signalen van (pastoraal) bezoekers zijn van belang om verborgen armoede op te sporen. De brede aandacht voor verborgen armoede onder bijvoorbeeld vrijwilligersorganisaties, thuiszorg en andere partners die regelmatig bij mensen over de vloer komen is dan ook van belang om verborgen armoede op te sporen en bespreekbaar te maken. Een training om deze “antenne” te ontwikkelen kan bijdragen aan het effect hiervan. De uitvoerende van het armoedebeleid noemen zelf ook huisbezoek voor kwetsbare groepen als mogelijke aanpak voor de bestrijding van stille armoede. Dat huisbezoek kan door medewerkers van de gemeente worden afgelegd, maar ook door maatschappelijke partners of vrijwilligers. Optie E: training vrijwilligers en maatschappelijke partners Om de signalering van verborgen armoede te verbeteren kunnen vrijwilligers en maatschappelijke partners extra training gebruiken. In de training is aandacht voor het herkennen van het probleem, voor doorvragen en voor het bespreekbaar maken van de situatie. Verder is het van belang dat vrijwilligers en maatschappelijke partners goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden van het armoede- en schuldenbeleid, zodat zij direct een stuk voorlichting kunnen geven en eventueel tot een correcte verwijzing komen. Het voordeel van deze optie is dat deze groep al veel contacten heeft met de doelgroep en wellicht ook makkelijker aanspreekbaar is voor de doelgroep dan de gemeente. Nadeel van deze optie is dat het gaat om jaarlijks terugkerende kosten. Wet- en regelgeving veranderen, de sociale kaart is aan verandering onderhevig en er is sprake van verloop onder de vrijwilligers. Ook zouden vrijwilligers moeite kunnen hebben met de tijdsinvestering die met training gepaard gaat.
25
5.1.3 Overzicht opties Bestrijding verborgen of stille armoede
Bestrijding verborgen of stille armoede optie A handhaven van de huidige situatie
optie B - integraal loket in de wijk of buurt
optie C - Digitaal aanvragen mogelijk maken
€
€€
€
optie D Huisbezoek €€
optie D - training vrijwilligers en maatschappelijke partners
26
€
5.2 Gekanteld armoedebeleid Uit de evaluatie van het huidige beleid, de benodigde beleidsveranderingen vanwege wetswijzigingen en de aangedragen knelpunten volgt dat in Kerkrade al veel goede initiatieven aanwezig zijn, maar dat zij altijd ten volle worden benut. De belangrijkste wijziging die we inzetten is de beweging die in de Wmo bekend staat als de Kanteling, maar die ook op het gebied van armoede en schuldhulpverlening steeds meer wordt toegepast. De kern van de Kanteling is dat we eerst kijken naar welke oplossing de burger zelf en met het netwerk kan aandragen voor het probleem. Daarna gaan we kijken of er nog algemene voorzieningen benodigd zijn waarbij we dankbaar gebruik maken van de inzet van enthousiaste en kundige vrijwilligers. De laatste stap die we zetten is de stap naar de individuele voorzieningen. In deze stap is het belangrijk dat een professional als regisseur wordt aangewezen, samen met de klant een plan opstelt, de voortgang bewaakt en contacten houdt met andere partners. De voorgestelde werkwijze sluit aan bij de Vernieuwde werkwijze “Samen leven”, die voortvloeit uit de Visie op het lokaal sociaal domein. Het gekanteld beleid vraagt ook meer van burgers: de eigen kracht wordt immers als eerste aangesproken. 6 Daarmee voorziet deze kanteling ook in de slag die wij moeten maken naar een meer activerend armoedebeleid . 7 Onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau heeft laten zien dat de uitstroom uit armoede meestal plaatsvindt via betaald werk. Het is dus belangrijk om ook bij het armoede- en schuldenbeleid in te zetten op het verkrijgen van een baan. Het aanspreken van de eigen kracht is daarbij een belangrijke eerste stap. Een nieuw model is niet voldoende om de gesignaleerde knelpunten op te lossen. Een dergelijke kanteling vraagt veel van inwoners en vrijwilligers. Kerkrade kent van oudsher een sterke sociale cohesie. Dat is een belangrijke randvoorwaarde voor een geslaagde kanteling. Maar (ook) in Kerkrade staat de sociale cohesie onder druk, zo blijkt uit cijfers van de GGD. Politiek wordt consequent de keuze gemaakt om verenigingen en vrijwilligers te ondersteunen, om zodoende de sociale cohesie maximaal te houden. Deze steun kan zich vertalen in het aanpakken van de knelpunten die door de vrijwilligers zelf zijn gesignaleerd in de discussie over het armoede- en schuldenbeleid. We nemen de benodigde wijzigingen mee in het nieuwe totaalpakket. Hierna gaan we in op de driedeling die bij deze kanteling hoort.
Individuele voorzieningen
Algemene voorzieningen
Eigen kracht en Samenkracht
6 7
Memorie van toelichting Wetsvoorstel Maatregelen WWB Uit de armoede werken, SCP, september 2010
27
5.2.1 Eigen kracht en Samenkracht Op allerlei aanpalende beleidsterreinen ontstaan in Kerkrade steeds meer initiatieven om burgers zelf aan het roer te laten staan en zelf de regie te houden over hun problemen. Het armoede- en schuldenbeleid kan hierbij aanhaken. Ook voorzieningen zoals de Ruilwinkel helpen mensen om langer op eigen benen te blijven staan. Hierna gaan we in op de maatregelen die we kunnen nemen om de Eigen kracht en de Samenkracht te bevorderen.
5.2.1.1 Aansluiting bij Samen leven Het project Samen leven is de vernieuwde werkwijze van de gemeente Kerkrade en een aanpak om de komende veranderingen in het sociaal domein aan te vliegen. De uitgangspunten van Samen leven zijn ook relevant voor het armoede- en schuldenbeleid.
We gaan uit van Eigen kracht. Daaronder wordt verstaan: Eigen kracht van het individu, maar ook van diens naaste omgeving. Zorg is nu nog lineair: aan het einde krijgt iemand zorg die door een ander geleverd wordt – we willen van zorg waar mogelijk veel meer een cirkel maken want (bijna) iedereen kan elkaar helpen, ook (zeker) mensen die een bijstanduitkering ontvangen. De (betaal)kracht van de burger mag aangesproken worden maar blijft tegelijkertijd de toegankelijkheid garanderen.
Optie A: Handhaven van de huidige situatie Bij deze optie ondernemen we geen concrete extra acties om de eigen kracht en de samenkracht te versterken. Het voordeel van deze optie is dat er geen extra middelen benodigd zijn. Nadeel is dat de eigen kracht niet (extra) wordt versterkt. Daardoor kan het beroep op (duurdere) voorzieningen stijgen.
Optie B: Direct aansluiting bij Samen Leven In het kader van de doelstellingen van Samen Leven worden reeds acties ondernomen. Het armoede- en schuldenbeleid kan bij deze acties aanhaken, met name bij de communicatiecampagne en de opleidingen voor professionals. Aan het uitgangspunt Cirkelzorg kan bijvoorbeeld invulling worden gegeven binnen de Ruilwinkel. Zie meer over de ruilwinkel hierna. Het voordeel van deze optie is dat er door de aansluiting meer samenhang met andere beleidsterreinen ontstaat en de doelstellingen van Samen Leven goed aansluiten op de wens om de eigen kracht en samenkracht te vergroten. Het nadeel van deze optie is dat het project Samen Leven reeds van start is gegaan en dan uitbreiding van de scope van het project risico’s met zich meebrengt. Dat zou ervoor pleiten om eerst het project af te ronden en het armoede- en schuldenbeleid pas daarna mee te nemen in de vernieuwde werkwijze.
5.2.1.2 Uitbreiding Ruilwinkel In Parkstad Limburg is de Humanitas Ruilwinkel een activiteit die maximaal inspeelt op participatie en talentontwikkeling en ontmoeting. Een kopje koffie drinken en dan het gesprek aangaan met goed getrainde vrijwilligers die mensen in de gelegenheid te stellen hun talenten te verzilveren door iets voor een ander te betekenen. Daarnaast organiseert de afdeling de activiteit thuisadministratie en tal van andere kleinere activiteiten. De Humanitas Ruilwinkel Parkstad Limburg in Kerkrade is medio 2011 ontstaan als antwoord op de bestrijding van armoede, eenzaamheid en sociale uitsluiting en levert een bijdrage aan: sociale cohesie en activering en buurtontwikkeling, het reactivering van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, het stimuleren van individuele ontwikkeling en invullen van zingeving, de bevordering van de duurzaamheid door hergebruik van goederen, het activeren van mensen, door hen in te zetten op dienstverlening en participatie, zelforganisatie en de andere mensen helpen
28
In de afgelopen periode is met name is ingezet op reactivering van mensen die een WWB-uitkering genieten. Daarnaast biedt de Ruilwinkel de mogelijkheid voor vrijwilligers om allerlei soorten werkzaamheden te doen en samen met de WWB’ers een ontmoetingsplek te realiseren en daarmee de sociale contacten in Kerkrade te verstevigen. Als middel wordt het ruilsysteem ingezet. Door een intensief gebruik van het ruilsysteem worden mensen in de gelegenheid gesteld om goederen en diensten te ontvangen zonder geld. Door middel van sociale activering in de meest brede zin des woords levert de Ruilwinkel nu al een waardevolle bijdrage aan de bestrijding van armoede en de verbetering van de leefbaarheid. In de toekomst willen we deze functies nog verder uitbreiden. Een wezenlijke bijdrage die de Ruilwinkel in de bestrijding van armoede kan leveren is dat mensen om niet goederen en diensten kunnen ontvangen, mits zij in ruil een bij hun passende tegenprestatie leveren. Om de strijd tegen armoede te intensiveren, heeft de Ruilwinkel de intentie om toe te groeien naar een sociale onderneming en het dienstverleningsaspect uit te breiden. De Ruilwinkel is een initiatief dat bijdraagt aan de kanteling van het armoedebeleid. Burgers kunnen op eigen kracht in hun behoeften voorzien, zonder dat er direct individuele verstrekkingen door de gemeente hoeven te worden gedaan. Daarnaast staat wederkerigheid hoog in het vaandel: de Ruilwinkel biedt op die manier een mogelijkheid om het armoedebeleid meer te richten op 8 participatie. Dit sluit aan op de wensen van het kabinet omdat werken de snelste weg uit armoede is. Door de Ruilwinkel kunnen ook kinderen aan producten en diensten komen die zij nodig hebben. Dit heeft als voordeel dat er geen financiële middelen aan te pas komen, die ongericht in de huishoudpot van het gezin verdwijnen of worden opgeslokt in de afloscapaciteit van het gezin in de schuldsanering. Voor het probleem van stille armoede biedt de Ruilwinkel mogelijk een oplossing. De ruilwinkel is immers niet alleen toegankelijk voor minima en werkt in die zin niet stigmatiserend. Nadeel is dat van mensen toch een tegenprestatie wordt verwacht, wat een afschrikwekkende werking kan hebben. De ervaring tot nu toe is dat er veel gebruik wordt gemaakt van de Ruilwinkel. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het afschrikwekkende effect niet erg sterk is. Optie C: uitbreiden van het aantal Ruilwinkels Het uitbreiden van het aantal vestigingen van de Ruilwinkel heeft als voordeel dat de Ruilwinkels dichterbij de burger staan en er meer verbondenheid met de wijk ontstaat. Het nadeel van meerdere Ruilwinkels is dat er afstemming tussen deze winkels moet plaatsvinden er meer begeleiding nodig is en dat er wellicht ‘shopgedrag’ kan ontstaan bij klanten die op zoek zijn naar de Ruilwinkel met het beste assortiment of waar er minder hoge eisen aan de passende tegenprestatie worden gesteld. Uitvoerders van het armoedebeleid noemen ook de uitbreiding van het aantal Ruilwinkels als mogelijke oplossing van de door hen ervaren knelpunten.
Optie D: Uitbreiding assortiment Ruilwinkel met kleding en dergelijke Uit onderzoek en signalen van maatschappelijke partners blijkt dat kleding steeds belangrijker wordt voor het welbevinden van mensen in armoede. Kinderen schamen zich ervoor als zij met afgedragen kleding naar school 9 moeten . In Limburg is momenteel een kledingbank aanwezig waar mensen met een laag inkomen terecht kunnen. De kledingbank voorziet in een behoefte van minima voor nieuwe kleding. Het nadeel is dat minima in principe een verwijzing van de gemeente nodig hebben of zelf hun inkomstengegevens moeten tonen. Daarnaast is het grootste nadeel dat de Kledingbank gevestigd is in Maasbracht, waardoor er voor inwoners van Kerkrade een behoorlijke reistijd is. Door in het assortiment van de Ruilwinkel ook een goed aanbod kleding op te nemen kan in de behoefte van minima worden voorzien, is er geen systeem van verwijzingen meer nodig en behoren lange reistijden tot het verleden
8 9
Memorie van Toelichting wetsvoorstel Maatregelen WWB Onderzoek Kinderombudsman, juni 2013
29
5.1.2.3 Aandacht voor preventie van schulden Preventie is een steeds belangrijker onderwerp geworden om de stijgende druk op schuldhulpverlening tegen te gaan. Ook hier geldt uiteraard: voorkomen is beter dan genezen. We noemen preventie bij het onderdeel eigen kracht omdat we het belangrijk vinden om te zorgen dat mensen op eigen kracht uit de schulden kunnen blijven. Preventie kan dat ondersteunen. Zoals al eerder genoemd is het erg belangrijk om tijdig betalingsproblemen te signaleren, zoals HEEM wonen dat doet. In Kerkrade is preventie een duidelijk uitgangspunt bij bijvoorbeeld huurachterstanden. HEEM wonen zoekt direct contact met huurders zodra zij een maand huurachterstand hebben. Dit is wellicht confronterend en soms onnodig, maar bij een achterstand van een maand is er vaak nog een betalingsregeling mogelijk. Bij een achterstand van twee maanden is dat al lastig. Deze werkwijze voorkomt huisuitzetting en daardoor leed voor bewoners en maatschappelijke kosten. Gezien het succes van deze werkwijze verdient het de aanbeveling om met meer instanties afspraken te maken over signalering van betalingsproblemen en hoe te handelen als er betalingsachterstanden ontstaan. Optie E: Uitbreiding vroegsignalering van schulden In deze optie breiden we de vroegsignalering van schulden uit door met meer maatschappelijke partners en bedrijven afspraken te maken over hoe zij handelen bij betalingsachterstanden. Dit kan door het afsluiten van convenanten. Het voordeel van deze werkwijze is dat uit onderzoek blijkt dat armoede en schulden vaak hand in hand gaan en dat problematische schulden voorkomen kunnen worden door snel in te grijpen. Vroegsignalering in breed verband kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Nadeel van deze optie is dat het werk niet ophoudt met het sluiten van convenanten, het begint dan pas. Alle signalen moeten op hun waarde worden geschat en er moet actie op volgen. Bij HEEM wonen wordt dit gedaan door de corporatie zelf, maar niet alle partners zullen deze taak op zich willen of kunnen nemen. Dan moeten de signalen door medewerkers van de gemeente worden opgepakt. Dat brengt uiteraard extra inspanning en kosten met zich mee.
Optie F: Inkoop preventieprogramma’s Kredietbank Limburg Ook Kredietbank Limburg biedt diverse programma’s aan op het gebied van preventie. Zij richten zich bijvoorbeeld op scholen en bieden cursussen aan over omgaan met geld. Het voordeel van deze optie is dat de gemeente met de inkoop zelf weinig inspanning hoeft te verrichten en de Kredietbank al veel ervaring heeft met preventieprogramma’s. Het nadeel van deze optie is dat onduidelijk is in hoeverre deze programma’s effectief zijn. Het is belangrijk om te weten wat de effecten op het voorkomen van problematische schulden zijn voordat deze programma’s worden ingekocht. Dit zou opgelost kunnen worden door eerst een effectmeting te doen naar de programma’s.
30
5.2.1.4 Overzicht opties Kanteling armoedebeleid: versterken Eigen kracht en Samenkracht
Kanteling Eigen kracht en Samenkracht
optie A - handhaven huidige situatie € optie B - direct aansluiten bij Samen leven
optie C uitbreiding Ruilwinkel (vestigingen)
optie D uitbreiding Ruilwinkel (kleding)
optie E uitbreiding vroegsignalering schulden
€
€€€
€€
€€€
optie F - inkoop preventieprogramma's Kredietbank Limburg €€€
31
5.2.2 De algemene voorzieningen Er is een groot potentieel binnen de vrijwilligersorganisaties. Zij willen graag een taak vervullen binnen het armoede- en schuldenbeleid kunnen, mits wordt voldaan aan een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn:
Training Jaarlijkse training op het gebied van kennis van wet- en regelgeving, kennis van de sociale kaart en gespreksvoering is van belang om vrijwilligers de ogen en oren van de gemeente te laten zijn. Zij kunnen de problemen die zij signaleren dan direct op een juiste manier verwijzen en kunnen ook de vraag achter de vraag helder krijgen. Daarnaast kan met de juiste gesprekstechniek ook beter de eigen verantwoordelijkheid van de klant worden aangesproken. Zie over deze optie: Optie D in de aanpak van stille of verborgen armoede.
Duidelijke spelregels over de samenwerking tussen vrijwilligers en professionals De samenwerking tussen vrijwilligers en professionals is essentieel voor het functioneren van de algemene voorzieningen. In de bijeenkomst met maatschappelijke partners is dit ook als knelpunt benoemd.
Optie A: Handhaven van de huidige situatie Bij deze optie creëren we niet meer een/of betere algemene voorzieningen. Het voordeel van deze optie is dat er geen extra middelen benodigd zijn. Nadeel is dat bij gebrek aan goede algemene voorzieningen mensen eerder een beroep moeten doen op dure individuele voorzieningen.
Optie B: Armoedepact: samenwerking professionals en vrijwilligers Er moeten heldere afspraken komen over ieders taakomvang en de wijze van overdragen van klanten. Maar ook voor de klant moet duidelijk zijn dat het niet mogelijk is om te shoppen tussen verschillende voorzieningen. Dat vereist dat het aanbod liefst niet overlapt en indien toch overlap tussen de voorzieningen aanwezig is, dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over wie de voorziening aanbiedt en wie niet. Om dit vorm te geven kan er door de verschillende instanties een Armoedepact worden afgesloten met daarin de samenwerkingsafspraken. Het voordeel van deze optie is dat het een simpele en kostenneutrale oplossing biedt voor een probleem dat door maatschappelijke partners zelf is benoemd. Het nadeel is dat een Armoedepact na het afsluiten nog “levend” is, maar na verloop van tijd een dode letter wordt en men weer in oude problemen vervalt.
5.2.2.1 Schuldhulpmaatjes In Kerkrade wordt de integrale schuldhulpverlening vormgegeven via het inkopen van producten bij zowel de Kredietbank Limburg als de Welzijnsinstelling Impuls. Het eerste gesprek met een burger die zich aandient voor schuldhulpverlening vindt plaats met een medewerker van beide instellingen. Op deze wijze kan vanaf de eerste minuut de integrale aanpak gegarandeerd worden. Voorts wordt de doorlooptijd bespoedigd doordat trajecten parallel aan elkaar worden uitgezet. Het aanzienlijke aantal burgers dat een beroep doet op de schuldhulpverlening, maakt de wijze waarop de gemeente de kwalitatieve en integrale schuldhulpverlening wil vormgeven onbetaalbaar. Om burgers succesvol in een schuldhulpverleningstraject te loodsen en in datzelfde traject te houden is de inzet van vrijwilligers onontbeerlijk. Het bieden van schuldhulpverlening aan mensen met schulden vraagt om professionals die kennis hebben van schuldenproblematiek en vaardigheden hebben om effectief hulp te kunnen bieden aan deze groep mensen. In het proces van integrale schuldhulpverlening nemen vrijwilligers (schuldhulpmaatjes) een belangrijke plaats in.
32
Er zijn verschillende vormen van inzet van een Schuldhulpmaatje: degene die de thuisadministratie ordent; degene die eenvoudige formulieren invult en met mensen meegaat naar instanties; degene die mensen ondersteunt bij complexere financiële problemen en/of schulden; degene die na het doorlopen van het traject de nazorg ter handen neemt (voorkomen recidive). Het Schuldhulpmaatje voert geen schuldhulpverlening uit, maar treedt op als maatje voor de betreffende cliënten gedurende het traject van schuldsanering. Hij/zij motiveert, activeert en biedt een luisterend oor. Vrijwilligers krijgen een op hun takenpakket toegesneden scholing. Optie C: brede inzet Schuldhulpmaatjes Een schuldhulpmaatje is een vrijwilliger (een maatje, een man of vrouw) die steun en toeverlaat is voor mensen die financieel zijn vastgelopen of dat dreigen te raken. Het is het maatje die iemand kan helpen het tij te keren, die ondersteuning kan bieden niet alleen tijdens een traject van schuldsanering, maar juist ook daarna om de financiële huishouding op orde te houden. Schuldhulpmaatjes leveren een bijdrage aan het bestrijden van armoede en het bevorderen van zelfredzaamheid. Deze vrijwilligers moeten wel goed begeleid en geschoold worden. Daar waar hij/zij ondersteuning biedt bij een traject voor schuldsanering, heeft hij/zij het toerustingsprogramma van PCS (Platform voor Christelijke Schuldhulppreventie) doorlopen. Het voordeel van deze optie is dat het een manier is om vrijwilligers te betrekken bij schuldhulpverlening en zo de kosten van professionals te drukken. Daarbij is het een landelijk initiatief waardoor het project met een aantal waarborgen, zoals goede training, is omgeven. Ook zijn de maatjes breed inzetbaar. Nadeel van deze optie is wellicht dat het voor mensen met schulden niet prettig is dat zij nog meer gezichten / hulpverleners zien. Optie D: nazorg en ondersteuning inkopen of zelf uitvoeren De inzet van Schuldhulpmaatjes kan ook worden vervangen door de betreffende diensten en producten in te kopen bij Kredietbank Limburg. Momenteel wordt geen nazorg afgenomen en de begeleiding wordt door Welzijnsinstelling Impuls verzorgd. De voordelen zijn dat klanten met minder partijen te maken krijgen en dat deskundige begeleiding is gegarandeerd. Het nadeel van het inkopen of zelf uitvoeren van de benodigde begeleiding en nazorg is dat er meer kosten aan zijn verbonden dan bij inzet van vrijwilligers. Ook kan de klant wellicht makkelijker het gesprek aangaan met een vrijwilliger dan met een officiële instantie. De groep klanten waar het om gaat leidt niet zelden aan zogenoemde “loketvrees”.
33
5.2.2.2 Collectieve ziektekostenverzekering voor mensen met een laag inkomen De gemeente Kerkrade biedt al sinds 2007 een collectieve ziektekostenverzekering aan voor mensen met een laag inkomen. In 2013 is besloten om de groep potentiële deelnemers te verhogen door de verzekering open te stellen voor mensen met een hoger inkomen. De huidige grens van 110% van het minimuminkomen wordt hiertoe verhoogd tot 130% van het minimuminkomen. Deze wijziging past binnen de aankomende wetswijzigingen waarbij veel categoriale regelingen vervangen moeten worden door individuele verstrekkingen. Voor de collectieve ziektekostenverzekering is echter nog wel categoriale bijstand mogelijk en geldt ook een ruimere inkomensgrens dan 110%. Het uitbreiden van deze regeling heeft als voordeel dat er minder vaak bijzondere bijstand hoeft te worden verstrekt voor medische kosten. Hierdoor kunnen de uitvoeringskosten op dit onderdeel voor de gemeente laag blijven. Naast het uitbreiden van de doelgroep kan ook het uitbreiden van het pakket voordelen bieden. Zo kan het meeverzekeren van het eigen risico voorkomen dat mensen betalingsproblemen krijgen doordat zij ineens een groot bedrag moeten betalen. Optie E: Meeverzekeren eigen risico in CZM Het wettelijk eigen risico is de afgelopen jaren steeds toegenomen. Voor mensen met een laag inkomen is dit bedrag (in 2013 gaat het om € 350) te hoog om in een keer te betalen. Steeds meer mensen moeten hier betalingsregelingen voor treffen. Via de collectieve ziektekostenverzekering kan dit eigen risico worden meeverzekerd. Dit heeft als voordeel het bedrag maandelijks kan worden betaald en dat iedere deelnemer bijdraagt aan het eigen risico, waardoor de kosten ongeveer 15% lager zijn. Het nadeel is dat mensen die normaal gesproken geen eigen risico betalen omdat zij geen of lage zorgkosten hebben ook meebetalen via de premie. Ter informatie: van alle aan de benchmark deelnemende gemeenten kent slechts 4% deze mogelijkheid.
34
5.2.2.3 Overzicht opties Kanteling armoedebeleid: Intensiveren algemene voorzieningen
Kanteling Algemene voorzieningen optie A - handhaven van de huidige situatie
€
optie B - armoedepact: samenwerking professionals en vrijwilligers €
optie C - brede inzet Schuldhulpmaatjes €€
optie D - inkoop of zelf uitvoeren nazorg en begeleiding
€€€
optie E - Eigen risico meeverzekeren in collectieve ziektekostenverzekering €€
35
5.2.3 De individuele voorzieningen
5.2.3.1 Schuldhulpverlening Uit de benchmark is gebleken dat de wachttijden voor schuldhulpverlening in Kerkrade langer zijn dan gemiddeld, dat er een hoog uitvalpercentage is en dat er weinig succesvolle minnelijke trajecten tot stand komen. Deze cijfers kunnen ertoe leiden dat in Kerkrade schuldhulpverlening anders moet worden georganiseerd. De gemeenten Landgraaf en Brunssum hebben reeds een groter deel van de schuldhulpverlening naar zich toegetrokken. Optie A – Schuldhulpverlening niet aanpassen In deze optie blijft de werkwijze gehandhaafd. Dat wil zeggen dat Impuls en Kredietbank Limburg QuickScangesprekken uitvoeren waarna een of meerdere trajecten worden ingezet. Het financiële traject wordt verzorgd door Kredietbank Limburg en de ondersteuning wordt uitgevoerd door Impuls. Het voordeel van deze optie is dat er geen aanpassingen aan de taken van beide instellingen plaatsvinden en zij al ervaring hebben bij deze taken. Nadeel is dat bij de huidige werkwijze er weinig regie door de gemeente kan worden gevoerd en het dus moeilijk is om bij te sturen op de resultaten die worden behaald.
Optie B – Voortraject schuldhulpverlening verplaatsen naar wijkteams of Impuls In Kerkrade kan het ook goed zijn om het voortraject bij de gemeente te beleggen. Burgers worden dan door wijkteams of door Impuls geholpen totdat er een schuldregeling tot stand is gekomen. Daarna worden zij overgedragen aan Kredietbank Limburg. De voordelen van deze aanpak zijn dat de gemeente meer dan nu de regie kan voeren over de schuldhulpverlening, wat ook de wettelijke taak van de gemeente is op basis van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Ook kan men meer invloed uitoefenen op wachttijden en het slagingspercentage van het aantal minnelijke trajecten. Impuls voert nu al samen met de Kredietbank Limburg de QuickScan-gesprekken uit en begeleiden mensen bij het schuldhulpverleningstraject. Bij het beleggen van het gehele voortraject bij de gemeente, zou het om een relatief kleine taakuitbreiding van Impuls gaan. Zij hebben namelijk al een groot deel van de zorg voor deze groep klanten op zich genomen.
Optie C – Dienstverlening gericht inzetten met behulp van screeningsinstrument Een andere manier om iets aan de resultaten van schuldhulpverlening te doen is het inzetten van een screeningsinstrument. Door een screeningsinstrument kan beter worden bepaald welk traject effectief is in de specifieke situatie van de klant. Er zijn momenteel twee gangbare screeningsinstrumenten ontwikkeld voor schuldhulpverlening: Mesis en Traject 51. Traject 51 is ontwikkeld vanuit een situatie die sterk lijkt op de huidige schuldhulpverlening in Kerkrade: veel pogingen om tot een minnelijk traject te komen, gericht op een schuldenvrije toekomst (en daardoor hoge verwachtingen bij de klant), lange wachttijden en veel klanten die afhaken omdat het traject toch te zwaar is. Om dienstverlening op maat te bieden, afgestemd op de mogelijkheden en omstandigheden van de klant, is Traject51 ontwikkeld door de schuldhulpverlening in Amersfoort. Uit onderzoek van Hiemstra en de Vries blijkt dat door inzet van Traject 51 wel aan alle klanten een aanbod kan worden gedaan, maar dat selectie plaatsvindt bij wie een schuldregeling wordt opgezet. Hierdoor is er een lager uitvalpercentage en is er minder recidive. Ook worden vrijwilligers beter en intensiever ingezet. Beide instrumenten werken met vragenlijsten die door de klant zelf worden ingevuld. Aan de hand van deze vragenlijsten wordt in kaart gebracht wat de belangrijkste knelpunten zijn waardoor de klant in problemen is gekomen en daaruit volgt ook hoe het beste de problemen kunnen worden aangepakt. Kredietbank Limburg wil met Mesis gaan werken. Indien het voortraject bij de gemeente wordt belegd, dan verdient het de aanbeveling om ook een dergelijk instrument te gaan gebruiken. 36
5.2.3.2 Maatschappelijke participatie Een laag inkomen kan een belemmering zijn voor maatschappelijke en culturele participatie. Onvolwaardige deelname aan de maatschappij heeft een negatieve invloed op het gevoel van eigenwaarde, waardoor mensen in een maatschappelijk en sociaal isolement terecht kunnen komen en er bijvoorbeeld gezondheidsproblemen kunnen ontstaan. Het brede gemeentelijke beleid is er dan ook op gericht de participatie van burgers aan de lokale samenleving te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door voorzieningen en activiteiten aan te bieden op het gebied van welzijn, sport en cultuur. Door de wijzigingen in het beleid moeten bijdragen voor maatschappelijke participatie worden verstrekt na toetsing van de individuele situatie. Wel is het nog mogelijk om te werken met een Stadspas voor deze voorzieningen. Voor het verstrekken van een Stadspas is geen individuele toetsing noodzakelijk. Optie D: Declaratiefonds voor participatie Bij declaratiefondsen vragen minima – meestal achteraf – een vergoeding voor sociaal-culturele of sportieve activiteiten. Voor gemeenten voor wie een stadspas (financieel gezien) geen aantrekkelijke optie is, blijft de mogelijkheid van een declaratiefonds bestaan. . Het declaratiefonds is in feite een maatwerkvoorziening op grond van de Gemeentewet, in die zin dat mensen die deelnemen aan bovengenoemde activiteiten, binnen de door de colleges gestelde kaders, de daadwerkelijke kosten van deelname aan genoemde activiteiten vergoed krijgen.
Optie E: Kortingspas Bij kortingspassen (ook wel ‘stadspas’ of ‘minimapas’ genoemd) ontvangen gebruikers bij vertoon van de pas bij bijvoorbeeld de sportvereniging of het pretpark direct een korting, dus zonder de kosten te hoeven voorschieten. De vaste kosten (van bijvoorbeeld acquisitie en productie van de passen) zijn relatief hoog. Dat maakt dat de kosten per gebruiker alleen bij een groot gebruik lager zijn dan bij een declaratiefonds. Daarom zijn kortingspassen vooral in grote gemeenten populair. Voor kleinere gemeenten kan het lonen om aan te sluiten bij de pas van een grote buurgemeente. In sommige gemeenten wordt de kortingspas ook (tegen betaling) verstrekt aan niet-minima. Gemeenten proberen zo het stigmatiserende karakter van dergelijke passen tegen te gaan.
Optie F: Bonnenboekje Sommige gemeenten combineren de kortingspas met een bonnenboekje. Met de bonnen krijgt men korting op (tijdelijke) acties. De gemeente Apeldoorn heeft een ‘strippenkaart’ waarmee minima bij 63 winkels en organisaties in Apeldoorn korting krijgen. De strippenkaart bestaat uit 24 strippen met een totale waarde van € 60,-.
Optie G: Met huisbezoek participatie bevorderen De gemeenten Arnhem en Leeuwarden starten een proefproject waarin zij hun bijstandsklanten intensief gaan coachen. De coaches zoeken mensen thuis op en begeleiden hen bij het ondernemen van activiteiten. Beide gemeenten stellen tien coaches aan, die vijfhonderd mensen thuis bezoeken. Doel is dat een zo groot mogelijke groep weer maatschappelijk actief wordt. De coach bespreekt met de klant diens persoonlijke situatie, beperkingen en mogelijkheden, vanuit diens perspectief. Vervolgens gaat de klant zelf aan de slag. De coach helpt hem daarbij helemaal op weg. Hij staat in contact met werk- en uitkeringsinstanties, het onderwijs, welzijnsinstellingen en woningcorporaties
37
5.2.3.3. Bewindvoeringskosten en juridische kosten De kosten voor bijzondere bijstand voor beschermingsbewind nemen landelijk schrikbarend toe. Ook in Kerkrade vormen deze kosten een grote uitgave. Het is lastig om deze kosten te verminderen. Als een rechter iemand onder beschermingsbewind heeft gesteld, dan is daarmee de noodzaak voor de kosten vast komen te staan. De gemeente dient alleen nog vast te stellen of er niet voldoende inkomen of vermogen is om deze kosten zelf te betalen. Er is dus weinig beleidsruimte om deze kosten binnen de perken te houden. Ook voor juridische kosten geldt dat de gemeente weinig beleidsvrijheid heeft. Optie H: Extra inzet inkomensbeheer of budgetbeheer Om de uitgaven aan beschermingsbewind te beperken, kan het lonen om tijdig in te grijpen in de situatie en wel zo dat er een toereikende voorziening wordt ingezet voordat een verzoek tot beschermingsbewind wordt gedaan. Dit kan door inkomensbeheer, bijvoorbeeld door rechtstreekse betalingen te doen vanuit de bijstandsuitkering met een machtiging van de klant. Ook kan budgetbeheer worden uitgevoerd door bijvoorbeeld Kredietbank Limburg. Een aandachtspunt is dat deze voorziening, bijvoorbeeld budgetbeheer, niet meer moet kosten dan de kosten die bijzondere bijstand voor beschermingsbewind met zich meebrengt. Een mogelijkheid is om budgetbeheer gedurende een (beperkte) periode uit te voeren en in te zetten op vergroting van de financiële vaardigheden (bij leerbare klanten) zodat ook weer uitstroom uit het budgetbeheer mogelijk is. Het voordeel van deze optie is dat de gemeente meer grip heeft op de klanten en zij niet gedurende lange tijd buiten bereik zijn en vast raken in beschermingsbewind. Uitstroom naar zelfstandig beheer van de financiën is dan een reële optie. Het nadeel van deze optie is dat er meer werk komt in geval van directe doorbetaling vanuit de bijstandsuitkering of meer kosten in geval van inkoop van budgetbeheer. Deze kosten wegen soms niet op tegen de kosten van bijzondere bijstand voor beschermingsbewind.
5.2.3.4 Eigen bijdrage Wmo-voorzieningen Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo. Individuele voorzieningen kunnen een grote kostenpost zijn voor minima. Denk bijvoorbeeld aan de kosten van thuiszorg, mantelzorg, aangepast vervoer of woningaanpassing. Zeker voor grootgebruikers als ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. Maar ook veel van de collectieve- en welzijnsvoorzieningen in de Wmo hebben huishoudens met een laag inkomen als belangrijke doelgroep. De keuzes die gemeenten maken bij de invulling en uitvoering van de Wmo hebben dus veel invloed op de positie van minima. De belangrijkste dwarsverbanden tussen armoedebeleid en Wmo komen in deze paragraaf aan de orde. Gemeenten mogen zelf bepalen of er een eigen bijdrage wordt gevraagd voor Wmo-verstrekkingen en kunnen ook bepalen of deze al dan niet inkomensafhankelijk zal zijn. De gemeente kan besluiten geen eigen bijdrage te vragen aan mensen met een laag inkomen. Echter, als deze mensen al AWBZ-geïndiceerd zijn (en dat is vaak 10 het geval), dan zal het CAK vanuit de AWBZ een eigen bijdrage gaan vragen. De burger heeft daar dus geen voordeel van.
10
AWBZ staat voor Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De AWBZ is een volksverzekering voor ziektekostenrisico’s waar je je niet individueel voor kunt verzekeren. Iedereen die in Nederland woont of werkt is ervoor verzekerd en heeft recht op vergoeding van de AWBZ-zorg. CAK staat voor Centraal Administratiekantoor Bijzondere zorgkosten. Het CAK int de eigen bijdrage voor AWBZ-zorg én de Wmo-verstrekkingen.
38
De Wmo wordt in beginsel een passende en toereikende voorliggende voorziening geacht, maar bij cumulatie van kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Een beetje vreemd is dat wel: de ene gemeentelijke dienst vraagt een eigen bijdrage, terwijl de andere dienst deze compenseert. Optie I: directe betaling eigen bijdragen aan CAK Een voor de burger aantrekkelijker alternatief is dat de gemeente direct de eigen bijdrage voor Wmoverstrekkingen betaalt aan het CAK. De burger merkt er dan zelf niets van.
Optie J: vergoeding eigen bijdragen via de collectieve ziektekostenverzekering De collectieve ziektekostenverzekering biedt de mogelijkheid om eigen bijdragen mee te verzekeren. Voor de burger is daarmee vergoeding van deze kosten mogelijk en de gemeente heeft geen uitvoeringskosten meer aan de vergoeding van eigen bijdrages. Nadeel is dat de premie voor de collectieve ziektekostenverzekering stijgt voor de gehele doelgroep, terwijl niet alle klanten een vergoeding voor een eigen bijdrage nodig hebben.
5.2.3.5 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen De gemeente kan minima kwijtschelding verlenen voor gemeentelijke heffingen en belastingen, zoals 11 afvalstoffenheffing, rioolheffing en hondenbelasting . Gemeenten kunnen zelf bepalen welke gemeentelijke belastingen onder het kwijtscheldingbeleid vallen. In vrijwel alle gemeenten is het mogelijk om kwijtschelding aan te vragen voor een of meer gemeentelijke belastingen. Om na te gaan of iemand in aanmerking komt voor kwijtschelding, moet eerst worden nagegaan of iemand vermogen heeft (bijvoorbeeld een auto of overwaarde op een hypotheek). Is vermogen boven een bepaalde grens aanwezig, dan kan geen kwijtschelding worden verleend. Is er geen vermogen aanwezig, dan moet de betalingscapaciteit worden vastgesteld. Is die ontoereikend, dan kan kwijtschelding worden verleend. Om de betalingscapaciteit te bepalen, wordt eerst het netto besteedbare inkomen berekend: dit is het netto-inkomen na aftrek van een aantal vaste lasten. Van het netto-inkomen worden vervolgens de kosten van bestaan (ook wel kwijtscheldingsnorm) afgetrokken. De gemeente kan de norm vaststellen tussen 90% en 100% van de bijstandsnorm. Als de vastgestelde betalingscapaciteit positief is, dan moet (zo nodig) 80% hiervan voor de belastingbetaling worden aangewend. De rest kan worden kwijtgescholden.
5.2.3.5.1. Geen bijzondere bijstand voor gemeentelijke belastingen Kwijtschelding geldt als voorliggende voorziening voor bijzondere bijstand. Op grond van artikel 15 van de WWB is het daarom niet mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor de betaling van gemeentelijke belastingen.
5.2.3.5.2 Automatische toets Sinds 1 januari 2009 is het vaststellen van het recht op kwijtschelding een stuk gemakkelijker geworden. Gemeenten kunnen sindsdien namelijk met behulp van het Inlichtingenbureau de toets op kwijtschelding laten automatiseren.
Optie L: Koppeling met de waterschapsbelasting De gemeente kan afspraken maken met het waterschap om de toets voor kwijtschelding van gemeentelijke en waterschapsbelastingen gezamenlijk of door een van de partijen uit te laten voeren. De betalingscapaciteit van een huishouden hoeft dan maar één keer te worden berekend.
11
Voor de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen is een aparte regeling getroffen in artikel 255 Gemeentewet. In deze bepaling staat dat op de kwijtschelding artikel 26 van de Invorderingswet 1990 van toepassing is. Volgens artikel 26 Invorderingswet 1990 zijn de regels van kwijtschelding geregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
39
Optie K: Vraag burgers toestemming voor het koppelen van bestanden Gemeenten kunnen bestanden te koppelen zelf vaststellen of burgers in aanmerking komen voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Dit heeft voor burgers het voordeel dat ze zelf geen kwijtschelding meer hoeven aan te vragen. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) vindt dat gemeenten aan hun burgers moeten vragen of zij in aanmerking willen komen voor kwijtschelding. De VNG adviseert gemeenten daarom om op het kwijtscheldingsformulier dit toestemmingsvereiste op te nemen. Bijvoorbeeld met de volgende tekst: 'Ik verleen hierbij toestemming aan
om met ingang van 2014 de voor de kwijtschelding relevante gegevens te controleren of op te vragen bij de Sociale Dienst, de Belastingdienst, UWV en de RDW.'
5.2.3.6 Vangnet voor schrijnende situaties Ondanks alle regelingen en voorzieningen, zullen er altijd mensen in schrijnende situaties komen. Denk aan een psychiatrisch patiënt, die dingen niet goed regelt en in acute financiële problemen raakt. Of een asielzoeker die de taal niet goed spreekt en daardoor zijn verblijfsvergunning te laat aanvraagt. In schrijnende omstandigheden kan men een noodfonds instellen. Staatssecretaris Klijnsma geeft in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Maatregelen WWB aan dat fondsen een manier zijn om minima te helpen zonder daarbij tegen hoge uitvoeringskosten aan te lopen. Optie M: Noodfonds In Woerden is een Noodfonds in het leven geroepen. Inwoners kunnen niet zelf een beroep doen op dit fonds; dit kan alleen via een hulpverlener of een maatschappelijke organisatie. Een driekoppige commissie (met iemand van de gemeente, iemand namens de kerken en iemand namens de hulpverleningsorganisaties) beslist binnen enkele dagen over de aanvraag. Een uitkering is in principe een lening, maar kan worden omgezet in een gift.
Hoe zet je een noodfonds of noodhulpbureau op? Om zelf een noodfonds of noodhulpbureau op te zetten kan men ondersteuning zoeken bij bijvoorbeeld Stichting Uregente Noden (SUN) Nederland. Deze ondersteuning begint bij met de vraag naar nut en wenselijkheid. SUN Nederland verkent dit op verzoek van de partijen. Is het antwoord ´ja´ en wordt dit breed onderschreven, dan is de vervolgvraag: wie wil medeoprichter worden? Is er weinig voorbereidingsbudget, dan gaat SUN Nederland in gesprek met mogelijke financiers. Een vijftiental fondsen, zoals het Oranjefonds en fondsen uit de grote steden droeg in de afgelopen tien jaar financieel bij aan het opzetten van noodhulpbureaus. Partijen richten een zelfstandige stichting op met een centraal adres en een klein bureau. Elke partij heeft eigen taken:
de overheid zorgt voor de continuïteit, dus voor de werkkosten particulieren zorgen voor het giftenbudget in de zekerheid dat iedere euro gift voor het doel wordt benut dienstverleners verzorgen aanvraag en vervolghulp en werken samen met voedselbank en anderen maatschappelijke organisaties en kerken zijn 'ogen en oren'
SUN Nederland helpt in de eindfase vooral om de juiste contacten te krijgen met landelijk werkende fondsen. Jaarlijks organiseert de stichting een bijeenkomst met alle betrokkenen om uit te wisselen wat beter kan en om de onderlinge banden te versterken.
40
5.2.3.7 Overzicht opties Kanteling armoedebeleid: Gericht inzetten individuele voorzieningen
€€€
€
€€
€€€
€€
€€
€€€
41
€€
€
€€€
€€
€
€
42
6. Voorzieningen voor kinderen Een van de voornaamste punten die door maatschappelijke partners, raadscommissie en gemeente is benoemd is benoemd is de aandacht voor armoede onder kinderen. Ook het Rijk vindt dit een belangrijk punt en heeft gemeenten extra middelen (ongeoormerkt) verstrekt om het armoedebeleid te intensiveren. Om extra maatregelen te nemen om het armoedebeleid te intensiveren voor gezinnen met kinderen kunnen de extra middelen (€ 100.000 in 2014) intern geoormerkt worden. Een knelpunt dat is gesignaleerd is dat de gelden ten behoeve van kinderen niet altijd aan de kinderen ten goede komen. Oorzaken hiervoor zijn dat ouders het geld gebruiken voor andere bestedingen of de vergoeding wordt gebruikt om schulden van de ouders af te lossen. Om dit probleem aan te pakken is het belangrijk om te werken met een vorm van verstrekken waar geen geld in handen van de ouders komt. Dat kan door goederen te verstrekken, door rechtstreeks aan leveranciers te betalen of door vergoedingen in een alternatieve vorm te verstrekken, zoals punten of bonnen. Optie A: Handhaven van de huidige situatie Bij deze optie kiezen we ervoor om het armoedebeleid voor gezinnen met kinderen niet te intensiveren. We gaan dan tegen de wens van het Rijk in. Het voordeel van deze optie is dat de middelen die (ongeoormerkt) richting de gemeente komen aan andere zaken besteed kunnen worden. Het nadeel is dat er geen acties kunnen worden ondernomen om gezinnen met kinderen extra te helpen. Ook de vergoedingen die wel voor kinderen bedoeld zijn, kunnen terecht blijven komen bij schuldeisers, bewindvoerder of in de huishoudpot van de ouders verdwijnen.
Optie B: Kans voor mijn kind.nl Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aan Nibud en Stimulansz subsidie verstrekt voor een portal waar ouders met kinderen informatie vinden over hoe zij kunnen omgaan met een krap budget, landelijke voorzieningen voor gezinnen met kinderen en lokale initiatieven. Het portal kent ook een rekenmodule waarop de burger na invoer van een aantal gegevens ziet welke vergoedingen dat de gemeente in zijn of haar situatie biedt. De vergoedingen worden niet in geld uitgekeerd, maar in punten en kunnen vervolgens in een webshop worden besteed. Gemeenten kunnen zelf bepalen welke voorzieningen zij via de webshop willen aanbieden, zoals lidmaatschap van de sportclub, sportkleding, PC, bezoek van theater of dierentuin, schoolspullen en dergelijke. Voordeel van deze optie is dat deelname voor de gemeente in de meeste gevallen kosteloos is en dat het hier om een landelijk initiatief gaat waardoor er veel publiciteit wordt gegenereerd. Dit kan ertoe bijdragen dat ook ouders die uit zichzelf niet snel een beroep doen op de gemeente nu wel het portal bezoeken. Daarnaast kan door het werken met punten worden voorkomen dat de bijdrage niet aan het kind ten goede komt. Nadeel van deze optie is dat gezinnen zelf actie moeten ondernemen om van het systeem gebruik te maken. Voor sommige gezinnen zal deze moeite te veel zijn.
43
Optie C: School€xtra Voor leerlingen aan het basis- en voortgezet onderwijs heeft de gemeente Utrecht extra geld beschikbaar gesteld. School€xtra is voor leuke activiteiten zoals schoolkamp en excursies en niet voor remedial teaching, schoolboeken of pennen en potloden. Er geldt een maximumbedrag per kind per schooljaar. Het kind laat zijn U-pas (de Utrechtse kortingspas) op school zien en kan dan gratis meedoen. De school ontvangt het geld dat de ouders zouden betalen voor de activiteit rechtstreeks van het U-pasbureau. Het voordeel van deze optie is dat het een laagdrempelige manier is zodat kinderen mee kunnen doen aan allerlei activiteiten. Het nadeel is dat wel een systeem van een kortingspas moet worden opgezet wat voor kleinere gemeenten vaak erg duur is door de hoge vaste kosten. Wel kan een soortgelijk systeem worden opgezet indien men een ander soort bewijs introduceert waarmee scholen de kosten bij de gemeente kunnen declareren.
Optie D: Gezinscoach met budget voor participatie van kinderen De gezinscoach begeleidt gezinnen. Ze stimuleert deelname aan maatschappelijke activiteiten, ondersteunt gezinnen bij bijvoorbeeld betalingen en budgettering en stimuleert schoolbezoek. Er worden ook activiteiten voor kinderen georganiseerd waarmee de kinderen niet alleen worden beziggehouden na schooltijd, maar ook iets leren, bijvoorbeeld kralen rijgen, waardoor de kinderen spelenderwijs ook leren tellen, klokkijken en dergelijke. Ook wordt gedacht aan bezoekjes aan speeltuin of dierentuin. Voor de kosten die verbonden zijn aan deze activiteiten, zoals de aanschaf van materialen, limonadesiroop, fruit, kleine vergoedingen aan vrijwilligers en dergelijke, heeft de gezinscoach een budget tot haar beschikking. Het voordeel van deze optie is dat het hier niet alleen gaat om financiële hulp, maar ook om immateriële hulp en kinderen in een andere omgeving nieuwe kansen krijgen. Deze vorm van hulp biedt ook kansen om samenhang te creëren met de decentralisatie van de jeugdzorg vanaf 2015. Het nadeel van deze optie is dat het gaat om een relatief dure vorm van ondersteuning en dat sommige mensen argwanend ten opzichte van begeleiders en andere hulpverleners staan
44
6.1 Fondsen De gemeente kan de doelgroep zélf tegemoetkomen in de kosten van maatschappelijke participatie, maar kan ook externe organisaties daarvoor inschakelen. Bekende voorbeelden van dergelijke organisaties zijn het Jeugdsportfonds en stichting Leergeld. Het Jeugdsportfonds is een landelijke stichting die lokale initiatieven ondersteunt in een soort franchiseformule. Doel is zo veel mogelijk kinderen de mogelijkheid tot sporten te bieden wanneer geld de belemmerende factor is. Hulpverleners en andere intermediairs kunnen via een standaardformulier aan het Jeugdsportfonds een bijdrage vragen voor de jongere waarmee zij contact hebben. Gemeenten kunnen het fonds (financieel) ondersteunen. Stichting Leergeld bereikt de doelgroep via huisbezoeken door ervaringsdeskundigen. De stichting geeft voorlichting en bemiddelt bij het aanvragen van voorzieningen van de overheid. Daarnaast geeft Leergeld aanvullende materiële of financiële hulp als overheidsvoorzieningen gebruikt, niet meer voorradig of onvoldoende zijn. Optie E: Bijdragen aan fondsen Het voordeel van het werken via fondsen is dat zij een groot bereik van de doelgroep hebben en met lage uitvoeringskosten werken. Zowel het Jeugdsportfonds als Stichting Leergeld betalen de vergoeding rechtstreeks aan sportclub of leverancier, het geld komt niet in handen van het gezin. Deze werkwijze helpt ook om het derde speerpunt van dit beleidsplan te realiseren, namelijk vergoedingen ten behoeve van kinderen ook aan het kind ten goede laten komen. Nadeel is dat de fondsen niet kunnen garanderen dat gezinnen van meerdere potjes gebruik maken. De verantwoording die hiervoor nodig is, is tegen het principe van de fondsen waarbij anonimiteit van de gezinnen hoog in het vaandel staat. Om dit te ondervangen zou bijvoorbeeld de gemeente zelf geen enkele vergoeding meer moeten verstrekken, zodat alleen vergoedingen via de fondsen kunnen worden ontvangen. Daarnaast is bijvoorbeeld het budget van het Jeugdsportfonds beperkt, waardoor niet alle arme kinderen in Kerkrade (naar schatting gaat het om zo’n 1000 kinderen) geholpen kunnen worden. Zeker als men bedenkt dat de vergoeding van het Jeugdsportfonds € 225 per kind is. Om alle kinderen te kunnen helpen zou er een budget van € 225.000 benodigd zijn.
Optie F: Individueel bijzondere bijstand verstrekken voor participatie en schoolkosten Het alternatief voor het werken met fondsen is dat de gemeente zelf bijzondere bijstand voor bijvoorbeeld schoolkosten en participatie voor kinderen gaat verstrekken. Nu dit vanaf 1 juli 2014 gepaard gaat met een individuele toetsing betekent dat dit alternatief tot hogere uitvoeringskosten zal leiden. Daarnaast kan het bereik van de doelgroep door de gemeente lager liggen dan wanneer fondsen worden ingeschakeld. Het voordeel van het in eigen beheer houden van de verstrekking van vergoedingen is dat de gemeente zelf bepaalt wat de hoogte van de vergoeding is en gezinnen blijven in het zicht van de gemeente waardoor ook andere problemen eerder in beeld komen. Tenslotte is bij uitvoering door de gemeente niet het risico aanwezig dat kinderen te horen krijgen dat het fonds leeg is.
45
6.2 Overzicht opties Kinderen
Kinderen optie A - Handhaven huidige situatie
€
optie B - Aansluiten Kansvoormijnkind.nl
€
optie C - School€xtra
€€€
optie D - Gezinscoach met budget voor participatie van kinderen
€€€
optie E - Bijdragen aan fondsen
€€ optie F - individuele bijzondere bijstand voor participatie en schoolkosten
46
€€€
7. Budgetten 7.1 Overzicht budgetten "Armoede en Schulden" Omschrij ving Schuld Hulp verlening
Omschrij ving Veror dening VMP
Omschrij ving Sociaal culturele activiteiten
Omschrij ving Collec tieve ziekte kostenver zekering
Omschrij ving Langdurig Heids toeslag
2012
2015
2016
2017
2018
€ 913.000
€ 1.352.500
€ 775.000
€ 775.000
€ 775.000
€ 775.000
€ 775.000
uitgaven
€ 912.864
€ 1.190.000
-,-
-,-
-,-
-,-
-,-
2012
2013
begroot
€ 143.100
€
120.000
uitgaven
€ 143.071
€
165.000
2012
2014 €
-,-
2013
2015 €
-,-
2016 €
-,-
2017 €
-,-
2014
2015
2016
2017
2018 €
-,-
2018
begroot
€ 189.400
€
283.800
€ 283.800
€ 283.800
€ 283.800
€ 283.800
€ 283.800
uitgaven
€ 189.470
€
215.000
-,-
-,-
-,-
-,-
-,-
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
begroot
€ 117.600
€
122.100
€ 126.100
€ 126.100
€ 126.100
€ 126.100
€ 126.100
uitgaven
€ 117.583
€
114.000
-,-
-,-
-,-
-,-
-,-
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
begroot
€ 415.500
€
380.000
€ 380.000
€ 380.000
€ 380.000
€ 380.000
€ 380.000
uitgaven
€ 415.492
€
424.000
-,-
-,-
-,-
-,-
-,-
uitgaven
Totaal
2014
begroot
Omschrij ving Individuele bijzondere begroot bijstand
Omschrij ving Kwijtschel ding Belastin gen
2013
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
€ 579.100
€
325.300
€ 321.300
€ 321.300
€ 321.300
€ 321.300
€ 321.300
€ 579.046
€
625.000
-,-
-,-
-,-
-,-
-,-
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
begroot
€ 742.400
€
707.900
€ 721.300
€ 732.300
€ 732.300
€ 732.300
€ 732.300
uitgaven
€ 739.029
€
736.000
-,-
-,-
-,-
-,-
-,-
Uitgaven
Uitgaven
€ 3.096.555
Begroot
Begroot
Begroot
Begroot
€ 3.469.000 € 2.607.500 € 2.618.500 € 2.618.500 € 2.618.500
47
Begroot € 2.618.500
7.1.1 Toelichting De mindere economische tijd heeft ook gevolgen voor de aanspraken op de gemeentelijke minimabudgetten. Vooral de kosten gerelateerd aan schuldhulpverlening vertonen een aanzienlijke toename. Naast de beroep op de voorzieningen bij de KBL en Impuls is dit ook zichtbaar bij de kosten voor incidentele bijzondere bijstand. De kosten voor incidentele bijstand bedroegen over de jaren 2011 tot en met 2013 respectievelijk € 560.000,-, € 579.000 en € 625.000,-. Dit is aanzienlijk meer dan de in de primaire begroting geraamde kosten van respectievelijk € 318.000,-, € 294.000 en € 344.000,-. De overschrijdingen zijn volledig veroorzaakt door de via de bijzondere bijstand verstrekte tegemoetkoming in de kosten voor budgetbeheer en bewindvoering. Deze kosten zijn van € 129.000,- in 2009 gestegen tot € 450.000,- in 2013 (ontwikkeling kosten 2009 t/m 2013 via de BB: € 129.000, € 200.000,-, € 257.000,-, € 248.000,=- en € 450.000,-). Over 2011 zijn de meerkosten aan bijzondere bijstand van circa € 240.000,-(€ 560.000 -/- € 318.000) ten laste van het Participatiebudget gebracht. In de Voorjaarsnota 2012 is besloten om in 2012 het primair geraamde budget voor bijzondere bijstand incidenteel te verhogen met € 300.000,-. Daarnaast is besloten om het budget voor bijzondere bijstand vanaf 2013 structureel te verhogen met € 50.000,- en de Kredietbank Limburg in het kader van de schuldhulpverlening te verklaren tot voorliggende voorziening. De verwachting was dat het merendeel van de via de bijzondere bijstand verstrekte kosten voor budgetbeheer en bewindvoering hierdoor vanaf 2013 via facturering door de KBL zouden worden overgeheveld naar het budget voor schuldhulpverlening. Uit de cijfers blijkt echter dat de via de bijzondere bijstand betaalde kosten voor budgetbeheer en bewindvoering desondanks zelfs aanzienlijk zijn gestegen van € 248.000,- in 2012 tot € 450.000,- in 2013. Dit wordt veroorzaakt doordat het merendeel bestaat uit kosten voor bewindvoering. De bewindvoerder wordt veelal vastgesteld door de rechter (is veelal niet de KBL) waardoor hiervoor verder een beroep wordt gedaan op een bijdrage via de bijzondere bijstand. Het tekort van € 281.000,- dat hierdoor in 2013 op het budget bijzonder bijstand is ontstaan, kan in 2013 binnen de sectorale budgetten worden opgelost. Het budget voor schuldhulpverlening 2013 zal naar verwachting met circa € 80.000,worden onderschreden en het resterende bedrag van € 200.000 kan alsnog ten laste van het Participatiebudget worden gebracht. Het participatiebudget biedt,gezien de aangekondigde verlagingen tot circa € 3,2 miljoen , echter geen structurele oplossing voor de ook vanaf 2014 verwachte aanzienlijke overschrijding van het budget voor bijzondere bijstand. De regeling VMP zou in eerste aanleg slecht gelden voor 2 jaar (2012 en 2013). Na evaluatie zou worden besloten of de regeling na de jaren 2012 en 2013 wordt gecontinueerd. De (meer)kosten zijn slechts geraamd voor de jaren 2012 en 2013. Het totaalbudget voor de kosten voor sociaal culturele activiteiten is hierdoor vanaf 2014 € 120.000,- lager dan in 2013 (€ 283.000,- voor 2014 versus € 403.000 in 2013).
7.2 Extra budgetten intensivering armoedebestrijding Voor 2013 is het extra budget bekend, zijnde circa € 100.000,-. Voor 2014 en 2015 bedragen de extra rijksbudgetten respectievelijk € 80 en € 100 miljoen. De exacte verdeling van dit budget is nog niet bekend. Voor 2013 heeft de minister 5% van het beschikbare rijksbudget voor andere doelen beschikbaar gesteld. Als diezelfde werkwijze ook voor 2014 en 2015 zou het extra budget voor Armoede en Schulden voor de gemeente Kerkrade er als volgt kunnen uitzien: Jaar 2013
Berekening indicatief budget
Indicatie budget € 100.000
2014 2015 en verdere jaren
€ 80.000.000 -/- 5% x 0,005263 = € 100.000.000 -/- 5% x 0,005263 =
€ 400.000 € 500.000
2016 2017
€ 100.000.000 -/- 5% x 0,005263 = € 100.000.000 -/- 5% x 0,005263 =
€ 500.000 € 500.000
2018
€ 100.000.000 -/- 5% x 0,005263 = Totaal periode 2013-2018
€ 500.000 € 2.500.000
48
Naast deze intensivering komen er ook extra middelen beschikbaar voor de Maatwerkvoorziening chronisch zieken en gehandicapten en voor een koopkrachtreparatie voor minima. De middelen voor de Maatwerkvoorziening kunnen in bij de keuzes in dit plan betrokken worden. Voor de koopkrachtreparatie komen vaste wettelijke kaders waardoor dit budget geen ruimte overlaat voor bestedingen in het kader van dit Beleidsplan. Het Participatiebudget loopt de komende jaren verder terug. Een deel van de kosten van schuldhulpverlening worden daar nu uit gefinancierd. Deze kosten zullen de komende jaren dus wellicht uit de Armoede en Schuldenbudgetten moeten worden voldaan aangezien het Participatiebudget niet meer toereikend is.
-
49