Bijlage bij ontwerpbesluit nr. 13Rb036, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Kerkrade d.d. 26 juni 2013.
Beleidsplan Re-integratie Gemeente Kerkrade 1.6.2013 – 31.12.2014
Mei 2013
1
Inhoudsopgave
1. Achtergrond
3
2 Missie, visie en doelstelling participatiebeleid
5
3. Doelgroepen
6
4. Overzicht voorzieningen
7
4.1
Werkwijze
7
5. Relevante ontwikkelingen
10
6. Financiën
16
Lijst van afkortingen
17
Bijlage: Financieel overzicht 2013 en 2014
2
Leeswijzer In dit beleidsplan wordt aangegeven hoe de gemeente Kerkrade voor de periode 1.6.2013 tot 31.12.2014 uitvoering geeft aan re-integratie van de klanten met een Wwb, IOAW, of IOAZ uitkering. In hoofdstuk 1 wordt de achtergrond weergegeven, waarbij er kort beschreven wordt binnen welke ontwikkeling dit beleidsplan geplaatst moet worden. In hoofdstuk 2 staan de missie, visie en doelstellingen beschreven. Hoofdstuk 3 handelt over de doelgroepen. In hoofdstuk 4 worden de verschillende voorzieningen die kunnen worden ingezet nader beschreven. In hoofdstuk 5 volgt een overzicht van relevante ontwikkelingen op het gebied van re-integratie. Hoofdstuk 6 gaat in op de financiën. Hoofdstuk 7 geeft het oordeel van de cliëntenraad weer.
1. Achtergrond De gemeenteraad heeft op 27.2.2013 bij verordening regels gesteld met betrekking tot de re-integratie. In de re-integratieverordening 2013 is in art. 2 opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders, ter uitvoering van die verordening, jaarlijks een beleidsplan opstelt dat vastgesteld dient te worden door de Raad. Met dit voorliggende beleidsplan wordt daar invulling aan gegeven. Dit beleidsplan heeft betrekking op de periode 1.6.2013 tot 31.12.2014. De reden die daaraan ten grondslag ligt is, dat hiermee geanticipeerd wordt op de komende gemeenteraadsverkiezingen. Bij het aantreden van de nieuwe Raad zal, zoals gebruikelijk, die Raad een nieuw Beleidsplan en, daarvan afgeleid, een nieuwe re-integratieverordening voor de nieuwe bestuursperiode vaststellen. Door de geldigheidstermijn van dit voorliggende beleidsplan te bepalen tot maximaal 1.6.2014 wordt voor de periode tot 31.12.2014 voorzien in beleidsuitgangspunten, en geeft dat de nieuwe Raad en College alle ruimte en gelegenheid nieuwe uitgangspunten te formuleren voor de nieuwe bestuursperiode. De re-integratie van klanten wordt nu ingevuld conform de uitgangspunten van het Collegeprogramma 2010-2014, en met name het daarin vermelde Aanvalsplan Werkgelegenheid.
3
Kort samengevat zijn in dat Aanvalsplan de volgende uitgangspunten geformuleerd: a. Iedereen actief b. Vermindering tekort inkomens-deel (I-deel) c. Euregionaal Arbeidsmarktbeleid Op welke wijze we daar invulling aan hebben gegeven wordt later in dit beleidsplan nader toegelicht. Het Participatiebudget bundelt nu nog het z.g. werkdeel (W-deel) van de Wet werk en bijstand, het inburgeringsbudget en het budget voor volwassenenducatie. Tot de instelling van het Participatiebudget golden voor de specifieke materiewetten afzonderlijke regels en aparte doelgroepen. Het Participatiebudget heeft daar verandering in gebracht en kent een bredere doelgroepformulering dan de afzonderlijke materiewetten. Gemeenten worden hiermee vrijer om te bepalen wie welke voorziening of opleiding krijgt om aan het werk te komen of op een andere manier deel te nemen aan de maatschappij. Deze samenvoeging van wetten is gepaard gegaan met een aanzienlijke korting op het budget. Voor Kerkrade betekende dat vanaf 2012 een korting van ongeveer 50%. De eerder aangekondigde Wet werken naar vermogen (Wwnv) is vervangen door de nieuwe Participatiewet die zou ingaan per 1.1.2014. Deze Participatiewet is inmiddels door het kabinet doorgeschoven naar 2015. Met de invoering van deze wet wordt de gemeente ook nog verantwoordelijk voor de doelgroep met een arbeidshandicap (deel-WAJONG-ers) en gaat deze wet daarmee gelden voor de gehele z.g. onderkant van de arbeidsmarkt. De verwachting is dat ook dit niet zonder korting op het budget zal plaatsvinden. Gelet op het tekort op het I-deel, en de daarmee samenhangende financiële risico’s voor de gemeente, zal er alles aan gedaan moeten worden om dat tekort terug te dringen. De uitvoering zal er dus op gericht moeten zijn de instroom te beperken en klanten zoveel mogelijk te laten uitstromen naar betaald werk waardoor ze geen beroep meer hoeven te doen op een utkering (schadelastbeperking). In hoofdstuk 5 zal tevens kort nader worden ingegaan op de Meerjarig Aanvullende Uitkering (MAU) om de doelstelling inzake de terugdringing van het tekort op het I-deel in het juiste perspectief te plaatsen. Dat alles in ogenschouw nemende betekent dit dat er keuzes gemaakt moeten worden t.a.v. doelgroepen en instrumenten. 4
2. Missie, visie en doelstelling participatiebeleid De visie De visie op het Sociaal Domein gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Dat dient derhalve ook terug te komen op de visie op het Participatiebeleid. Het Participatiebeleid is immers een onderdeel van dat Sociale Domein. De visie op het Participatiebeleid in Kerkrade kan kort worden weergegeven als “iedereen actief, met het accent op betaald werk”. Voor de klanten waar door economische en/of individuele omstandigheden betaald werk niet (meer) haalbaar is geldt dat ze in de maatschappij participeren naar vermogen. Die deelname aan de maatschappij kan ook aangemerkt kan worden als “tegenprestatie voor de uitkering”. De eigen verantwoordelijkheid van de burgers is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Missie Om de missie en visie op het participatiebeleid vorm te geven worden de volgende uitgangspunten geformuleerd: 1. Het streven is erop gericht dat iedereen echt meedoet. Via werk, dan wel op een andere manier als werk (nog) niet aan de orde is. 2. Het bieden van ondersteuning, zodat mensen zich optimaal kunnen ontplooien en volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. 3. Iedere burger is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor deelname aan de samenleving, om in het eigen inkomen te voorzien en zich te ontplooien. 4. Op individueel niveau wordt bepaald op welke manier participatiebevordering het beste kan plaatsvinden. 5. De ondersteuning die wordt geboden is gekoppeld aan het doel om de economische, educatieve en sociale zelfredzaamheid te vergroten. 6. Voor jongeren tot 27 jaar geldt, indien haalbaar, startkwalificatie boven werk 7. Voor de toepassing van de z.g. inspanningsperiode, die de wetgever voor jongeren tot 27 jaar oplegt, geldt dat deze ook wordt toegepast op de klanten ouder dan 27 jaar. In het sociaal akkoord wordt dit laatste ook wettelijk geregeld. De verantwoordelijkheid om alles te doen om een aanvraag voor bijstand te voorkomen geldt daarmee voor elke klant. 8. De geboden ondersteuning is niet vrijblijvend. De gemeente verwacht dat men zich houdt aan de afspraken die in het kader van een ondersteuningstraject worden gemaakt. 9. De gemeente realiseert een zo compleet mogelijk en samenhangend mogelijk aanbod van participatiebevorderende voorzieningen. 10. De gemeente wil die ondersteuning effectief en efficiënt organiseren binnen de daarvoor beschikbare middelen.
5
Het beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de burger/klant komt derhalve in de missie terug en de werkwijze is verankerd in de Kadernotitie “Doorontwikkeling Afdeling Werk, Inkomen en Zorg” van de Sector Maatschappij, die door het College op 29.1.2013 is vastgesteld. Deze kadernotitie is de basis voor de inrichting van de Afdeling Werk, Inkomen en Zorg. Doelstelling Met de bovengenoemde uitgangspunten worden de volgende doelen nagestreefd: -
-
Alles wordt ingezet op de kortste weg naar werk. Klanten duurzaam in beweging krijgen waardoor het aantal klanten dat een beroep moet doen op een uitkering afneemt, en inwoners actief zijn voor zover betaald werk (nog) niet aan de orde is. Met inachtneming van de uitgangspunten zoals die zijn vastgelegd in het concept visiedocument Sociaal Domein Kerkrade, zal hierbij, daar waar mogelijk, een koppeling worden gelegd tussen de beschikbare (arbeids)capaciteit van de klanten en de maatschappelijke behoeften in de wijken Eigen verantwoordelijkheid van de burger/klant stimuleren. Startkwalificatie van klanten verhogen.
SMART -
Ontvangen meldingen die leiden tot het indienen van een aanvraag na de inspanningsperiode < 45%; Percentage klanten nog actief in uitkering na 3 maanden workshop en overige activiteiten < 80%; Percentage klanten dat na workshops minimaal 1 stap op participatieladder stijgt > 50%; Gemiddeld aantal geplaatste klanten dat minimaal 5 uren per week aan het werk is middels het project sociale activering > 45.
3. Doelgroepen Het Participatiebudget was in de afgelopen jaren ruim voldoende om alle doelgroepen een passend aanbod te kunnen doen. Vanaf 2012 is dat wezenlijk anders. Vanaf dat jaar heeft het Rijk een bezuiniging toegepast van 50%. Het beschikbare budget is derhalve substantieel verlaagd en daarom is het noodzakelijk om een keuze te maken voor welke groep klanten de beschikbare middelen worden ingezet. Sedert 2012 is de keuze gemaakt om de beschikbare middelen in te zetten voor de doelgroep nieuwe klanten en dan met name de klanten met de profielen A/C. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat die klanten de beste uitstroomkansen hebben en daarmee dus de meeste “winst” gemaakt kan worden. De dienstverlening voor en aan die klanten wordt uitgevoerd door eigen medewerkers en er worden zo min mogelijk externe re-integratietrajecten ingekocht. Door het zelf te doen zitten we meer “bovenop” de klant, zij het dat dit niet meer kan gelden voor alle klanten van het bestand. 6
Sedert 2010 is Kerkrade een van de 4 gemeenten die hebben mee gedaan aan een pilot van het ministerie van SZW om het z.g. WIZ-domein (Werk, Inkomen en Zorg) te verbinden en te versterken. Veel gemeentelijke sociale diensten waren op zoek naar mogelijkheden om het WWB-bestand te profileren op grond van kansen en risico’s. De diagnose methode is door het RCF (Regionaal Coördinatiepunt Fraudebestrijding) Zuidoost Nederland samen met de 4 gemeenten ontwikkeld en is per 1 september 2011 overgedragen aan het Landelijk Kenniscentrum Handhaving (LKC). Het is een Diagnose, Planning- en Sturingsmethode voor de Sociale Diensten, de z.g. DPS-matrix. Deze DPS-matrix is een webbased ICT applicatie. De DPS-matrix geeft inzicht in de caseload met betrekking tot kansen op participatie en risico’s op regelovertreding. De vaardigheden en omstandigheden van de klant komen volledig in beeld, zodat ook actief aandacht aan arbeidsperspectief, schuldenproblematiek, armoedebeleid en zorgaspecten kan worden gegeven. Op basis van de DPS-matrix worden de klanten ingedeeld in 4 profielen, respectievelijk genoemd A,B,C of D. Aan de poort bij het eerste klantcontact en het eerste gesprek wordt, op basis van de voorhanden zijnde informatie van de klant, een indeling gemaakt in de profielen A, B, C, of D. De klanten met de profielen A en C staan het kortste bij de arbeidsmarkt. M.a.w, deze klanten hebben de beste kansen om uit te stromen uit de uitkering. De klanten met de profielen B en D hebben een grote afstand tot die arbeidsmarkt. Een deel daarvan zal, op basis van hun individuele situatie, niet meer in staat zijn om actief te zijn. Een ander deel daarvan is wel in staat om maatschappelijk actief te zijn in bijvoorbeeld een vrijwilligersbaan (sociale activering).
4.
Overzicht voorzieningen
In dit overzicht wordt beschreven welke voorzieningen de gemeente Kerkrade inzet voor de doelgroep nieuwe klanten. Daarna wordt de werkwijze om deze voorzieningen in te zetten beschreven.
4.1
Werkwijze
De Poort en inspanningsperiode De klantmanager Werk is uitvoerder en regisseur van het re-integratietraject van de klant. De klantmanager Werk voert, samen met de klantmanager Inkomen, die verantwoordelijk is voor het Inkomensdeel (uitkering), het eerste gesprek aan de poort. Daar krijgt de klant informatie over zowel werk als inkomen en de spelregels die daarbij horen. Alle klanten krijgen eerst een z.g. inspanningstermijn van 4 weken. In deze inspanningstermijn wordt van hen verwacht dat ze alles doen om te voorkomen dat ze toch een beroep moeten doen op een uitkering. Klanten komen 2 keer in die 4 weken terug bij de klantmanager Werk om verslag te doen van hun activiteiten. Op het einde van de 4 weken beoordeelt de 7
klantmanager Werk of de klant heeft gedaan wat werd afgesproken. Is dat het geval dan wordt vanaf dat moment formeel de aanvraag opgemaakt door de klantmanager Inkomen en voegt de klantmanager Werk daar een verslag bij van die activiteiten t.b.v. van de klantmanager Inkomen met een advies. In dat eindverslag vermeldt de klantmanager Werk of de klant voldoende of onvoldoende activiteiten heeft verricht naar de mening van de klantmanager Werk. Het is dan aan de klantmanager Inkomen om te besluiten de uitkering toe te kennen, te verlagen, of, in het uiterste geval, de uitkering zelfs te weigeren. De workshops Na de inspanningsperiode gaat de klant deelnemen aan de workshops. Deze workshops worden door eigen medewerkers gegeven. De klanten volgen de workshops gedurende 12 weken en op 4 dagdelen per week. Alleen de klanten die zijn ingedeeld in de profielen B/D volgen de workshops gedurende 4 weken. De inhoud van die workshops voor B/D klanten is ook anders qua onderwerpen. De reden om deze klanten maar een workshop te geven van 4 weken is gelegen in het feit dat ze, op basis van hun profiel, (voorlopig) niet in staat zijn uit te stromen naar een betaalde baan. In die workshops krijgen ze info hoe en waar ze hulpverlening kunnen krijgen, gelet op hun individuele situatie. Na de 12 weken workshops heeft de gemeente een goed kwalitatief beeld van de klant. Indeling in beroepen na de workshop Na de workshop hebben we een heel goed beeld van de klant. Op grond van de verworven informatie in de afgelopen 12 weken wordt de klant ingedeeld in een beroep/sector. Deze beroepenindeling is z.g. vraaggericht. Dat wil zeggen, dat de klant moet worden ingedeeld in een van de 15 meest gevraagde beroepen. De informatie welke beroepen/sectoren dat zijn vragen we aan het UWV. Daarnaast maakt de workshopmedewerker na die 12 weken een inschatting van de afstand tot de arbeidsmarkt per klant. Op die manier krijgen we dus een prima overzicht welke “soort” klanten we in het bestand hebben gerelateerd aan die beroepenindeling, maar ook wie van de klanten klaar is dan wel nog een bepaalde periode nodig heeft. Dat laatste is van belang voor de in te zetten vervolgactie voor de klant. Zo is de klant die klaar is rijp om via de jobhunter/accountmanager geplaatst te worden bij een werkgever, en komt daarmee in de caseload van de jobhunter/accountmanager. De klant die nog niet geheel klaar is zal meer gebaat zijn bij een werkervaringsplaats en komt daarmee in de caseload van de klantmanager die verantwoordelijk is voor de werkervaringsplaatsen. Participatieladder Op basis van de informatie van de klant tijdens het Poortgesprek vindt indeling in de profielen plaats. Dat is een momentopname. Na de workshopperiode van 12 weken vindt weer een nieuwe indeling plaats. Klanten ontwikkelen zich immers en dus moet het systeem van indeling ook onderhouden worden (actueel houden). Naar aanleiding van de profielindeling wordt de z.g. Participatieladder ingevuld. 8
De Participatieladder kent de volgende indeling: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Betaald werk Betaald werk met ondersteuning Onbetaald werk Deelname georganiseerde activiteiten Sociale contacten buitenshuis Geïsoleerd
Klanten worden op een van deze treden ingedeeld. Op grond van hun ontwikkeling kunnen klanten naar boven of naar beneden op die ladder. De indeling in de Participatieladder, profielindeling, beroep/sectorindeling en de bepaling van de afstand tot de arbeidsmarkt geeft een goed beeld van de kwaliteit van ons klantenbestand. Die kwaliteit bepaalt uiteindelijk ook de uitstroommogelijkheden. Hebben we een overgroot deel “slechte” klanten, dan moeten we ons niet rijk rekenen aan bespaarde uitkering als gevolg van uitstroom. Hebben we daarentegen een redelijk deel kwalitatief goede klanten dan is de uitstroomkans weliswaar groter, maar het is uiteindelijk altijd de werkgever die bepaalt of hij onze klant al dan niet in dienst neemt. Vanuit dat oogpunt is het vooraf aangeven van uitstroomtargets niet realistisch. Als gemeente zijn we er wel verantwoordelijk voor dat we alles doen om de klanten zo hoog mogelijk op de Participatieladder te krijgen, en dus betere kansen te geven. De modules Na de workshopperiode heeft profielindeling en beroepenindeling plaatsgevonden, inclusief vaststelling van de trede op de Participatieladder. Daarmee weten we dus wat de kwaliteit van de klanten is. Klanten zijn individueel verschillend en dus is ook het product dat we willen inzetten voor klanten verschillend. Wij hanteren hier z.g. modules voor. Afhankelijk van de kwaliteit van de klant volgt indeling in één van de modules. Elke module wordt vervolgens ingevuld met activiteiten die passen bij de ingedeelde klant. De modules zien er als volgt uit: 1. Oriëntatiestages Deze klanten zijn klaar voor de arbeidsmarkt. De jobhunter/accountmanager kan aan de slag. 2. Werken met behoud van uitkering Deze klanten moeten nog even werkervaring opdoen bij een reguliere werkgever. 3. Oriëntatiewerkplekken Deze klanten hebben een wat langere afstand, maar hebben wel de potentie om betaalde arbeid te (gaan) verrichten. Deze klanten plaatsen we om werkervaring op te
9
doen zoveel mogelijk bij maatschappelijke organisaties alvorens ze kunnen overstappen naar reguliere werkgevers. Deze plekken worden nu vormgegeven in het Project Maatschappelijke Functies. Dat geldt echter slechts voor een deel van de klanten vanwege het ontbreken van voldoende middelen. 4. Sociale Activering Deze klanten hebben een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Vaak is, op grond van de individuele situatie, het verrichten van vrijwilligerswerk voor een bepaald aantal uren per week voor hen het hoogst haalbare. Dit wordt nu vormgegeven in het Project Sociale Activering B/D klanten. Ook hier geldt dat dit maar voor een deel van de klanten geldt vanwege de beperkte beschikbare middelen. Zowel voor 2013 als voor 2014 heeft het College hiervoor een bedrag van € 200.000 gereserveerd in het Participatiebudget.
5. Relevante ontwikkelingen - Participatiewet Met de komst van het Regeerakkoord van 29.10.2012 is duidelijk geworden dat de wet Werken naar vermogen (Wwnv) vervangen wordt door de Participatiewet. Alhoewel de feitelijke wettekst nog niet bekend is, zal die niet veel afwijken van de Wwnv. De eerdere Wwvn ging uit van een brede voorziening met zoveel mogelijk gelijke rechten en plichten en arbeidsmarktkansen voor mensen met arbeidsvermogen die nu nog gebruik maken van de verschillende regimes van de Wsw, Wet Wajong en Wwb. Deze wetten worden bijeen gebracht onder de Participatiewet. Voor jonge mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn blijft de Wajong bestaan. De invoering van de Participatiewet was voorzien op 1.1.2014. Als gevolg van het Sociaal Akkoord van april 2013 (Mondriaan-akkoord) is dit verschoven naar 1.1.2015. De voorbereiding en invoering van deze nieuwe wet zal de nodige inzet van de gemeente vragen. De bundeling van de 3 eerder genoemde wetten zal eveneens gepaard gaan met een fikse korting van het budget.
-
Werkgeversservicepunt/Social return Werkgeversservicepunt Iedere gemeente heeft er belang bij dat zoveel mogelijk klanten bij een werkgever worden geplaatst en daarmee de uitkering kunnen verlaten. Dat vergt het onderhouden van goede contacten met werkgevers om onze klanten een kans te laten krijgen. Omdat elke gemeente dat op haar beurt zelf invult, is het risico aanwezig dat werkgevers door accountmanagers van de verschillende gemeenten worden bezocht en daardoor door de bomen het bos niet meer zien en mogelijk afhaken. Dat is funest, want zonder medewerking van werkgevers kunnen we geen klanten plaatsen. Om deze “wildgroei” te voorkomen is bestuurlijk afgesproken daar een eenduidige aanpak voor te realiseren in Parkstad. 10
Op Zuid-Limburgse schaal bestaat sinds 2005 een gezamenlijke aanpak voor Werkgeversdienstverlening. Ten gevolge van de Wwnv / Participatiewet heeft voor dit onderwerp een herijking plaatsgevonden, mede naar aanleiding van nieuwe wettelijke kaders zoals de gewijzigde wet SUWI. Gemeenten en UWV moeten de werkgeversdienstverlening per arbeidsmarktregio samen vormgeven, met als doel ondernemers optimaal te bedienen en onderlinge concurrentie te voorkomen. Op 1 november 2012 is werkgeversdienstverlening in schaalniveaus:
in het Stedelijk Netwerk afgesproken dat de Zuid-Limburg wordt vormgegeven vanuit drie
• Een Werkgeversservicepunt Zuid-Limburg • Werkgeversservicepunten op gewestelijk niveau ( Westelijke Mijnstreek, Maastricht Heuvelland, Parkstad Limburg) • Lokale (gemeentelijke) activiteiten (optioneel) In ieder gewest wordt op dit moment gewerkt aan de ontwikkeling van Werkgeversservicepunten op gewestelijk niveau. Het plan van aanpak voor Parkstad heeft betrekking op het project ‘Werkgeversservicepunt Parkstad Limburg’ dat gedurende de pilotperiode 1 januari 2013 - 1 juli 2014 wordt ingericht. De Parkstadgemeenten (inclusief ISD-en en WOZL) en UWV hebben besloten dit project in te richten om, mede door middel van de uitvoeringspraktijk, een antwoord te kunnen geven op de vraag hoe zij de werkgeversdienstverlening op gewestelijke schaal structureel gaan vormgeven, met als doel die te integreren in één Zuid-Limburgse dienstverlening. De visienota ‘Werkgeversdienstverlening Parkstad Limburg’, die is afgeleid van de ZuidLimburgse visie in de nota Point of View, geeft het kader aan waarbinnen de werkgeversdienstverlening zich dient te ontwikkelen. Het is een groeimodel dat de basis vormt voor het project ‘Werkgeversservicepunt Parkstad Limburg’ gedurende de pilotperiode 1 januari 2013-1 juli 2014. De gemeente Kerkrade opteert ervoor om, naast een regionaal servicepunt in dit kader, ook lokale ruimte te hebben om lokale werkgevers te bezoeken. Met het regionale servicepunt zullen we daar afspraken over maken. Social return Social return houdt in dat de opdrachtgeversrol in het inkoopproces wordt benut voor het stellen van sociale (bestek) voorwaarden bij de aanbesteding/gunning van opdrachten en het aangaan van opdrachten door de gemeente. Social return kan op verschillende manieren vorm krijgen binnen een bestek. Per gemeente verschilt dat. Evenals bij het hierboven vermelde onderwerp Werkgeversservicepunt is bestuurlijk de wens uitgesproken om die activiteiten in Parkstad zoveel mogelijk te bundelen. In 2011 heeft het portefeuillehoudersoverleg Arbeidsmarkt & Onderwijs besloten tot de inrichting van een projectbureau Social return on Investment (SROI) binnen het Werkplein Parkstad Limburg. In april 2012 is het bureau gestart met de opdracht om
11
ervaring op te doen, teneinde een blauwdruk te krijgen voor de toepassing van SROI in Parkstad. Het uitgangspunt is dat het projectbureau de invulling van de SROI-verplichtingen coördineert en monitort en daar waar nodig bijstuurt. Middels deze pilot zal duidelijk worden of een regionaal coördinatiepunt meerwaarde heeft. In nauwe samenwerking met het Werkgeversservicepunt worden opdrachtnemers dan gefaciliteerd bij het invullen van de kansen die dankzij SROI ontstaan. In voorkomende gevallen van aanbesteding vanuit de gemeente kerkrade zal eerst worden beoordeeld of we een deel van de werkzaamheden door klanten kunnen laten uitvoeren. Het deel dat dan nog overblijft van de opdracht gaat dan naar het projectbureau. -
Samenwerking met UWV Door de keuze van de regering om nog maar 35 Werkpleinen in Nederland te behouden is er in Kerkrade geen Werkplein meer, maar is dat centraal gevestigd in Heerlen. Per 1.4.2013 is het UWV dan ook niet meer aanwezig op de locatie Kerkrade. Om er toch voor te zorgen dat de Kerkraadse UWV-klanten nog dienstverlening kunnen krijgen in Kerkrade, is met het UWV afgesproken dat de klanten wel nog terecht kunnen voor inschrijving als werkzoekende of verlenging van die inschrijving. Die activiteiten worden nu door de medewerkers van de gemeente verricht. Voor andere dienstverlening moeten de klanten naar het Werkplein Heerlen. Voorts is met het UWV afgesproken dat UWV klanten, die 3 maanden vóór het einde van hun WW-uitkering zitten, sedert 1.1.2013 gebruik kunnen maken van onze workshops. De achterliggende gedachte daarbij is dat deze klanten, middels de workshops, mogelijk nog aan een baan kunnen komen waardoor ze geen beroep hoeven te doen op een uitkering. De aanpak heeft dus een preventieve werking. Uit recent ontvangen informatie van het UWV blijkt dat slechts 7% van het aantal klanten die de maximum termijn WW bereiken aanspraak kunnen maken op een Wwbuitkering. Het gaat dan voor Kerkrade concreet om circa 5 klanten gemiddeld per maand.
-
Jongeren Mede als gevolg van de substantiële korting op het Participatiebudget, de beëindiging van de middelen uit de ESF-subsidie en het Landelijk Actieplan Jeugdwerkloosheid, is het niet meer mogelijk om de eerdere (uitgebreidere) dienstverlening aan jongeren te handhaven. Met name voor de groep “kwetsbare” jongeren is dat funest. Zonder intensieve begeleiding zullen deze jongeren de weg naar de arbeidsmarkt niet vinden. De eerdere samenwerking met het Jongerenloket Heerlen is beëindigd vanwege het feit dat, ondanks gevraagd informatie, niet expliciet aangetoond kon worden of, en zo ja welke, resultaten deze samenwerking voor Kerkraadse jongeren heeft gehad. Reden ook voor andere gemeenten in Parkstad om de samenwerking te beëindigen en die zelf zoveel mogelijk in te vullen binnen de beschikbare middelen van het Participatiebudget. 12
Om er toch voor te zorgen dat, met name voor de doelgroep kwetsbare Kerkraadse jongeren, een vorm van begeleiding en aandacht blijft, zijn inmiddels met Impuls afspraken hierover gemaakt. De jongerenwerker van Impuls zal vanaf de aanvraag actief betrokken worden bij het verdere traject voor die jongere. Daarmee wordt Impuls de regisseur van dat verdere traject. Bij Impuls is vaak al veel informatie van en over de jongere bekend. Impuls neemt deel aan het Sociale Wijkteam en kan daardoor de ketenpartners inschakelen als dat nodig zou zijn. Voor de regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid stelt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2013 in totaal €25 miljoen extra beschikbaar die verdeeld worden over de 35 Arbeidsmarktregio’s. Deze extra middelen voor de regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid binnen de arbeidsmarktregio’s worden in september 2013 via de decentralisatie-uitkering verstrekt aan de centrumgemeenten. Met de gemeente Heerlen, als Centrumgemeente in dit kader, zullen nadere afspraken gemaakt worden over de inzet van deze, beperkte, middelen.
-
Gemeentelijk Werkbedrijf Naast de contacten met werkgevers om klanten te plaatsen proberen we ook, op projectbasis en binnen de budgettaire mogelijkheden, klanten te activeren. Deze activiteiten zouden ook gebundeld kunnen worden in een gemeentelijk Werkbedrijf. Dat werkbedrijf kan dan, zowel gemeentelijke opdrachten en werkzaamheden, uitvoeren (zie social return), als werkzaamheden vanuit de markt. Klanten kunnen op die manier de noodzakelijke werkervaring opdoen. Inmiddels zijn er al een aantal Werkbedrijven in Nederland opgericht. De gemeente Kerkrade opteert daarbij voor een eigen gemeentelijk Werkbedrijf omdat we daarmee de regie in eigen handen houden, en gevrijwaard zijn van aanbesteding. De ideeën daarover zijn nog prematuur, maar we willen in juni 2013 de ideeën daarover presenteren in de raadscommissie Burgers en Samenleving en streven naar definitieve besluitvorming hierover voor einde 2013. Het voorstel zal zijn om op kleine schaal te beginnen. Op die manier kunnen we ervaring opdoen en kunnen we groeien naar een juiste lokale structuur en omvang van een dergelijk bedrijf.
-
Financiering activering klanten Vanuit de wetgeving is de gemeente verplicht om zoveel mogelijk klanten te activeren. Dat kan in de vorm van betaald werk maar ook met behoud van uitkering. De modules, zoals genoemd in hoofdstuk 4.1, en dan met name de modules Oriëntatiewerkplekken en Sociale Activering, worden uitgevoerd met behoud van uitkering. Zoals vermeld worden de modules Oriëntatiewerkplekken en Sociale Activering nu uitgevoerd in de vorm van projecten. De reden daarvoor is dat de financiële middelen het nu niet toelaten om alle daarvoor in aanmerking komende klanten te activeren. Dat betekent dat in de vorm van die projecten nu slechts een deel van die klanten geactiveerd worden en er per project ook maar één medewerker aan verbonden kan worden.
13
Willen we in de toekomst meer klanten activeren dan zullen er meer medewerkers aan verbonden moeten worden. Zoals gezegd is op basis van de afgenomen financiële middelen deze keuze niet gemaakt. Zolang de financiële situatie niet wijzigt en er geen andere keuzen gemaakt worden, zal dit dilemma ook niet doorbroken worden. Wellicht is het een optie om de mogelijkheid te onderzoeken om de organisatie, waar de klant met behoud van uitkering “werkt”, een kleine vergoeding (bijv. €100 per maand) daarvoor te laten betalen. Op die manier kunnen we financiering genereren om het aantal medewerkers daarmee uit te breiden en daardoor meer klanten kunnen activeren. Of dit voorstel succesvol is zal in belangrijke mate afhangen van de medewerking van de betreffende organisaties. Wsw De contouren van het regeerakkoord lieten fikse bezuinigingen zien op het WSW budget. Voorts wordt de nieuwe instroom beperkt. Vanaf 1.1.2015 is er geen nieuwe instroom in de Wsw meer mogelijk. De gemeente wordt (ten dele) verantwoordelijk om deze klanten te begeleiden (naar o.a. werk). Deze wetswijziging vraagt om een complete herziening van de z.g. onderkant van de arbeidsmarkt. De Wsw kan dus voor een groot deel niet meer als een los onderdeel gezien worden en zal binnen de aanpak onderkant arbeidsmarkt geïntegreerd opgenomen moeten worden (hetgeen past in de doelstellingen van de Participatiewet). Daarbij behoudt de huidige Wsw-populatie haar status. Sinds het faillissement van Licom NV zijn alle inspanningen erop gericht om de werkgelegenheid van de Wsw-ers veilig te stellen (de z.g. consolidatiefase). In de loop van 2013 worden de b.v.’s verder gereorganiseerd tot een transparante en efficiënte uitvoeringsstructuur. Hierna zullen de vervreemdingsscenario’s voorbereid worden, waarbij langdurig behoud van werkgelegenheid voor de Wsw-er centraal zal staan. Dit in afstemming met de bewegingen van gemeenten (bijv. Gemeentelijke werkbedrijven). Nu niet meer Licom maar de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Wsw, rijst de vraag naar de gewenste uitvoeringsstructuur. Daartoe worden in de loop van 2013 een aantal modellen onderzocht op basis waarvan een richting bepalende keuze gemaakt kan worden. Aan de hand van de richting bepalende keuze worden modellen verder uitgewerkt dat leidt tot een document, met daarin alle consequenties, waaronder het transitiepad, financiële consequenties, governance, etc. Dat document zal tot definitieve besluitvorming leiden en wordt naar verwachting voor het einde van 2013 aan alle raden voorgelegd. Uitgangspunt is dat alleen de Wsw-ers in Beschut Werk een plek binnen de Wsw blijven houden, maar dat de andere Wsw-ers zoveel mogelijk middels detacheringen bij reguliere werkgevers worden geplaatst (van binnen naar buiten). Hier ligt ook de relatie met het eerder genoemde Werkgeversservicepunt en het eerder genoemde Gemeentelijk Werkbedrijf. De klantgroep van het Werkgeversservicepunt bestaat immers niet meer uit alleen, WWers en Wwb-ers van de verschillende gemeenten, maar ook uit de Wsw-ers (en later de Wajong-ers). 14
Het is dan ook de taak van de accountmanagers van het Werkgeversservicepunt om afspraken te maken met werkgevers over de gehele “onderkant”. MAU (Meerjarig Aanvullende Uitkering) Vanaf 2004 ontvangen de gemeenten een budget (het “inkomensdeel FWI) ter financiering van de lokale bijstandskosten. Gemeenten die een structureel tekort hebben, omdat het budget ontoereikend is voor bekostiging van de bijstandsuitgaven, kunnen, onder voorwaarden, een aanvullende rijksuitkering (MAU) aanvragen. Deze aanvullende uitkering wordt telkens voor een periode van 3 jaar toegekend. De hoogte van de uitkering wordt jaarlijks achteraf vastgesteld op basis van de werkelijke kosten en is mede afhankelijk van de oorzaken die ten grondslag liggen aan het tekort. De bijdrage van de gemeente in het tekort kan, afhankelijk van de oorzaken, worden vastgesteld op 2,5%,5% of 7,5% van het toegekende reguliere budget. Tot en met 2012 heeft Kerkrade een MAU ontvangen waarbij het eigen aandeel van de gemeente in het tekort werd bepaald op 2,5% van het budget (circa € 650.000,-). Ook voor de komende jaren worden structurele tekorten verwacht. Volgens de laatste becijferingen zal het jaarlijks tekort circa € 3,- miljoen bedragen. Kerkrade heeft derhalve in maart 2013 een nieuwe aanvraag voor een aanvullende uitkering over de periode 2013 tot en met 2015 ingediend bij de Toetsingscommissie WWB. Op deze aanvraag zal naar verwachting in het laatste kwartaal van 2013 een besluit worden genomen. Indien aan de gemeente Kerkrade ook over de jaren 2013 tot en met 2015 een aanvullende uitkering wordt toegekend, zal lokale volumebeperking op korte termijn niet leiden tot een financieel voordeel binnen inkomensdeel FWI. Een eventueel lager tekort bij het inkomensdeel FWI zal leiden tot een lagere aanvullende uitkering en is hierdoor voor de gemeente budgettair neutraal. Pas indien het tekort kan worden teruggedrongen tot beneden de vastgestelde eigen bijdrage zal er binnen het FWI financieel voordeel ontstaan. Het ontbreken van direct financieel voordeel binnen het inkomensdeel FWI mag echter geen reden zijn om de re-integratieactiviteiten op een laag pitje te zetten. Bij de beoordeling van de aanvraag voor een aanvullende uitkering zullen de door de gemeente verrichte inspanningen om volumebeperking te bewerkstellingen en zodoende het tekort terug te dringen worden betrokken. Hierbij zullen de omvang en wijze van besteding van de via het Participatiebudget beschikbaar gestelde middelen nadrukkelijk worden onderzocht. Mocht uit het onderzoek worden geconcludeerd dat de gemeente onvoldoende inspanningen heeft verricht om het tekort terug te dringen, dan zal dit leiden tot een verbeterplan en een hogere eigen bijdrage van de gemeente in het tekort. Fraudewet. Per 1 januari 2013 is een nieuwe fraudewet in werking getreden. De regering wil hiermee bewerkstelligen dat er voldoende draagkracht blijft bestaan voor de sociale wetgeving. De Wwb is immers het laatste vangnet en hierin horen alleen de mensen
15
thuis die geen andere mogelijkheid hebben om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. De Fraudewet bepaalt dat er meer aandacht geschonken dient te worden aan het nakomen van de opgelegde verplichtingen. Komt de klant zijn verplichtingen niet na, dan moet dit bestraft worden middels het opleggen van een maatregel (denk bijvoorbeeld aan inschrijven als werkzoekende). Ook is in de wet opgenomen, dat iedereen die een beroep doet op de bijstand, zijn inlichtingenverplichting dient na te komen. Gebeurt dit niet, en zou het schenden van de inlichtingenplicht leiden tot teveel betaalde uitkering, dan dient dit onvoorwaardelijk teruggevorderd te worden. Daarnaast wordt bij de eerste overtreding nog een boete van 100% van de teveel ontvangen uitkering opgelegd. Bij recidive bedraagt deze boete 150%. Het niet nakomen van overig opgelegde verplichtingen, leidt in de meeste gevallen tot een maatregel. Is er teveel uitkering verstrekt, dan zijn ook de terugvorderingregels aangescherpt. De wet biedt de mogelijkheid om automatisch tot verrekening over te gaan, waarbij zelfs de mogelijkheid geboden wordt gedurende een aantal maanden geen uitkering te verstrekken, maar in zijn geheel te gebruiken om de teveel verstrekte uitkering te verrekenen. Ons klantenbestand geeft, op grond van de vastgestelde profielen aan de hand van de Dps matrix, een aardige indicatie bij welke klanten men extra alert dient te zijn. Dit zijn met name de klanten, welke ingedeeld zijn in een A en D profiel. Veelal klanten die op grond van bepaalde indicatoren mogelijk en gemakkelijk misbruik kunnen maken van de wetgeving en zodoende het draagvlak van de wetgeving ondermijnen. Middels de Fraudewet wordt een duidelijk accent gelegd op Handhaving.
6. Financiën De fikse korting op het participatiebudget heeft de gemeente Kerkrade in 2012 genoopt tot een andere aanpak van re-integratie. Er zijn in dit kader een aantal pilots gestart welke begin 2013 positief zijn geëvalueerd. De voortzetting van deze pilots in de dagdagelijkse praktijk heeft uiteraard als basis gediend voor de samenstelling van de begroting van het participatiebudget 2013 en zo ver als mogelijk ook reeds participatiebudget 2014 (zie bijlage). De begroting is opgemaakt vanuit het voorzichtigheidsbeginsel en met in acht name van de feiten en keuzes die tot dusverre zijn gemaakt. In verband hiermee is de begroting thans bewust nog niet sluitend gemaakt. In de loop van dit jaar zullen de begroting van het participatiebudget en de actuele stand van zaken van de verplichtingenadministratie maandelijks onder de loep worden genomen. Waar nodig zal de begroting van het participatiebudget aan de actualiteit worden aangepast. Het financieel overzicht 2013 en 2014 is als bijlage bijgevoegd. Tenslotte zij opgemerkt dat over verantwoording van de middelen en de resultaten van de ingezette middelen periodiek verslag wordt gedaan middels de managementinformatie en presentaties in Raad, Raadscommissie en College. Deze periodieke informatie geeft de Raad de mogelijkheid (tijdig) te sturen. Dit beleidsplan vermeldt met name de speerpunten. 16
7. Cliëntenraad Het beleidsplan reïntegratie is op woensdag 12 juni met de cliëntenraad besproken en nader toegelicht. Zonder nader tegenbericht stemt de cliëntenraad in met de inhoud.
17
Lijst van afkortingen Wwb
Wet werk en bijstand
IOAW
Wet Inkomensvoorziening werknemers
oudere
en
gedeeltelijk
arbeidsongeschikte
werkloze
IOAZ
Wet Inkomensvoorziening zelfstandigen
oudere
en
gedeeltelijk
arbeidsongeschikte
gewezen
Wsw
Wet sociale werkvoorziening
Wwvn
Wet werken naar vermogen
Wajong
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
DPS
Diagnose, planning en sturing
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
WW
Werkloosheidswet
SUWI
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
ISD
Intergemeentelijke Sociale Diensten
WOZL
Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid Limburg
SROI
Social return on Investment
RCF
Regionaal Coördinatiepunt Fraudebestrijding
DPS
Diagnose, Planning en Sturing
ESF
Europees Sociaal Fonds
MAU
Meerjarig Aanvullende Uitkering
18