ZONDAG 1 FEBRUARI 2015 Parkstraatgemeente Arnhem Voorganger: ds. Marieke Fernhout (We zingen uit het nieuwe liedboek, tenzij anders aangegeven.)
Intochtslied: Lied 113: 1, 2 en 3 (Psalm 113) Glorialied: Kom snel, o kom snel (uit: Voor een zoeker als de mens, uit een boeddhistisch gebed)
1.Dat stralend licht de duisternis overal zal verdrijven. Dat alles stromen mag van levend water. Refrein 2. Dat de blinden mogen zien, dat de doven mogen horen. Dat zij die angstig zijn geen vrees meer zullen kennen. Refrein 3. Dat zij die treuren getroost mogen worden. Dat de vertwijfelden bezieling vinden en geestkracht. Refrein Inleiding Dat stralend licht de duisternis overal zal verdrijven. dat alles stromen mag van levend water. Dat de blinden mogen zien, dat de doven mogen horen. dat zij die angstig zijn geen vrees meer zullen kennen. Dat zij die treuren getroost mogen worden. dat de vertwijfelden bezieling vinden en geestkracht. Een lied van hoop en verlangen, van leven dat doorbreekt – daar gaan de lezingen van vandaag over. Het is de vierde zondag van Epifanie, de tijd tussen Kerst en de Veertigdagentijd, waarin Jezus aan de wereld verschijnt. Marcus vertelt in zijn evangelie vaak over de genezingen die Jezus bewerkstelligt en vandaag horen we over zo’n genezing, van een man met, zoals dat genoemd wordt, een onreine geest. 1
Lezing: Deuteronomium 30: 11-14 (Naardense Bijbel) Zingen: Lied 321: 1 t/m 7, Niet als een storm, als een vloed Lezing: Marcus 1: 21-28 (Nieuwe Bijbelvertaling) Zingen: Lied 607, Gij zijt voorbijgegaan Overdenking Goede gemeente, Samen met collega Monique Maan van de Diaconessenkerk verzorg ik oecumenische catechese voor kinderen van de laatste twee groepen van de basisschool. Ook “onze” kinderen, van de Parkstraatgemeente dus, doen daaraan mee. Het is niet meer zoals vroeger, dat we alleen maar verhalen voorlezen en daarover praten, maar we gaan er vijf keer in een seizoen op uit, op zoek naar plekken van geloof, spiritualiteit en zingeving. Zo zijn we al in een moskee geweest, bij Kruispunt, de opvang voor daklozen, bij het Leger des Heils en afgelopen woensdagmiddag gingen we op bezoek bij de Syrisch-Katholieke Kerk op de Oude Velperweg. Het kerkgebouw is een voormalige rooms-katholieke kerk (u kent het wel), maar sinds mei vorig jaar is het in gebruik genomen door de Syrisch-Katholieke parochie in Arnhem en omstreken. De parochianen zijn afkomstig uit Syrië, Irak, Libanon, en vaak gevlucht voor het geweld tegen christenen, in hun land van herkomst. We waren heel benieuwd wat we te horen – en te zien – zouden krijgen, omdat we er eigenlijk niets vanaf wisten. Ja, dat deze Syrische tak ongeveer de oudste van het christendom is konden Monique en ik ons nog wel herinneren uit onze studie, maar daar hield het wel zo’n beetje mee op. Wat werden we door de enthousiaste en heldere uitleg van de jonge parochiaan die ons rondleidde verrast. Hij vertelde over hun kerktaal, het Aramees, de taal die ook Jezus sprak; hij vertelde over hoe ánders je de dingen zegt in hun taal en wat je er dan mee bedoelt, over de diverse symbolen die zijn kerk kent en, bovenal, hoe vrij je bent om te geloven. Dat laatste trof ons bijzonder. Onze rondleider was heus wel wat orthodoxer dan wij, maar hij was daar zo verdraagzaam in, gaf blijk van zoveel ruimte, dat we eigenlijk nog nieuwsgieriger weggingen dan we kwamen. Een bijzondere ontmoeting! Nu gaat er een behoorlijke groep kinderen mee met deze uitstapjes, en als het wat verder weg is, is er altijd nog een moeder of vader nodig (meestal is het een moeder) die ook kan rijden. Onze medechauffeur en moeder van afgelopen woensdag was bijna in tranen door deze ontmoeting. Wat bleek: ze is als kind van Turkse gastarbeiders op een hele, in onze ogen, rigide manier opgevoed. Elke week naar de Koranschool, de soera’s (in het Arabisch) uit je hoofd leren zonder dat je ook maar íets begrijpt van wat er staat, maar, zo werd er gezegd: als je ze uit je hoofd kent zul je ze, als je ouder bent, vanzelf gaan begrijpen. Bij haar heeft dit proces helaas niet plaatsgevonden, zo vertelde deze moeder, ze denkt vooral huiverend terug aan het rietje waarmee ze op haar vingers werd geslagen als ze haar versregels niet goed kende en ze begrijpt nog steeds niet waar dat Arabisch over gaat – ook al kan ze het nog steeds een beetje lezen. Maar wat werd ze gegrepen door de nabijheid van het geloof, in de manier waar onze SyrischKatholieke rondleider het ons uitlegde! Dat het gaat over goed zijn voor elkaar, naar elkaar omzien, elkaar niet in de steek laten als je het moeilijk hebt, en dat het niets te maken heeft met angst en straf, net zomin als het gaat om 2
regeltjes uit je hoofd stampen. Geloof zit van binnen en gaat naar buiten, naar de wereld om je heen. Dat dat warme vuurtje in je buik, de liefde die je kunt ervaren, uitstraalt naar de mensen naast je. Dat is eigenlijk waar Jezus’ optreden in de synagoge ook over gaat. Het is de eerste keer dat hij in het openbaar iemand geneest, op de sabbat nog wel – in dit eerste hoofdstuk van Marcus wordt nog niets gezegd over de ophef die dit later zal veroorzaken, maar tussen de regels door kun je het al wel vermoeden. Hij leert in de synagoge, zoals alle volwassen Joodse mannen mogen doen, en de mensen waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want, zo zegt Marcus het: “Hij sprak hen toe als iemand met gezag, niet zoals de schriftgeleerden.” In deze tegenstelling voelen we iets aan van het verschil tussen de manier waarop Jezus de Tenach benadert en hoe de “professionals”, de schriftgeleerden, het doen. Dat zie je ook terug in het Griekse woord dat Marcus hiervoor gebruikt: ex-ousia is vertaald met “met gezag”, maar het gaat veel verder dan dat: ex-ousia is vanuit het diepst van je wezen, uit het diepst van je aard, je existentie, je zijn op deze aarde – datgene wat jou tot mens maakt… Blijkbaar hebben de schriftgeleerden deze “ex-ousia” niet en zijn de “charismata”, ook een Grieks woord, dat gaat over de geestelijke gaven die iemand heeft gekregen, zijn uitstraling dus, zijn de “charismata” ook niet gelijkelijk verdeeld in de synagoge, als Jezus er spreekt. Of die schriftgeleerden dat zelf doorhebben wordt niet vermeld – want pijnlijk is het natuurlijk wel. En het lijkt erop dat de man die bezeten was door een onreine geest, dat haarscherp aanvoelt. 'Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.' Wat hebben wij met jou te maken – wie zijn die “wij”? Bedoelt hij daarmee de schriftgeleerden, de mensen die de hebreeuwse woorden van de Tenach uit hun hoofd leren (zoals de moeder van afgelopen week het Arabisch van de Koran uit haar hoofd moest leren van de Korangeleerden), terwijl al die geleerden toch niet écht begrijpen wat er staat en er van “ex-ousia” zéker geen sprake is? Ben je gekomen om ons te vernietigen – is dat dezelfde “ons” als de “wij”? Wat zou er dan vernietigd moeten worden – deze manier van naar de schriften kijken? En wat ís dat dan voor manier? Mijn eerste associatie is met wat er altijd voor in oude Statenbijbels staat: “Bijbel – dat is de gansche heilige Schrift, bevattende alle de kanonieke boeken des ouden en nieuwen testaments”. De heilige Schrift - het heeft met heiligheid te maken, of althans, met een bepaald bééld van heiligheid. Dat het zó is en niet anders. Dat het eens is opgeschreven en dus voor alle tijden geldt. Dat je geen vragen mag stellen over de betekenis of interpretatie van bepaalde teksten, omdat je daarmee twijfelt aan de heiligheid zelf. Een schrijnend voorbeeld van de letterlijke interpretatie van het vierde gebod, het heiligen van de sabbat, dus het houden van zondagsrust, hoorde ik ooit in Zeeland. Watersnoden houden geen rekening met de zondagsrust en zo gebeurde het dat in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953, nu exact 62 jaar geleden, het hele zuidwesten van Nederland getroffen werd door de grootste watersnoodramp in de geschiedenis van ons land. Een kerkenraadslid uit mijn eerste gemeente vertelde hoe hij, als jonge knul van een jaar of achttien, met alle mannen uit zijn dorp die hele zondag en de dagen erna heeft doorgewerkt om 3
overal zandzakken tegen de dijken te leggen, vrouwen en kinderen te evacueren en mensen uit het water te halen. Toen het weer mogelijk was om het dagelijkse leven op te pakken, hoorde daar natuurlijk ook de kerkgang bij – in zijn geval was dat een dorp op Tholen met een overwegend orthodoxhervormde signatuur. En wat kregen al deze dappere mannen op zondagmorgen te horen – deze mannen die met gevaar voor eigen leven hun medemensen hadden gered en hun dorp hadden proberen te bewaren - dat zij schuldbelijdenis moesten doen omdat ze het vierde gebod hadden geschonden en de sabbat hadden ontheiligd met hun zandzakken, reddingslijnen en roeibootjes… Het bewuste kerkenraadslid heeft me nooit verteld of hij daadwerkelijk schuldbelijdenis heeft gedaan, maar ik kon me levendig voorstellen hoe mensen van de kerk afraken en van hun geloof vallen… Als Jezus is gekomen om deze manier van naar de schriften kijken te vernietigen, als hij de “heilige van God” is, zoals de man met de onreine geest hem toeroept, dan gaat het over een ándere heiligheid dan het uit je hoofd leren van wat er in de schriften staat – of het nu de Bijbel is, de Koran of de Tenach – dan gaat het over het vernietigen van starre, dogmatische beelden, het bevrijden van letterknechterij, ja, het genézen van onreine geesten. Jezus sprak hem streng toe en zei: 'Zwijg en ga uit hem weg!' De onreine geest deed de man stuiptrekken en verliet hem met een luide schreeuw. Iedereen was zo verbijsterd dat ze tegen elkaar zeiden: 'Wat is dit allemaal? Een nieuwe leer met groot gezag! Zelfs als hij onreine geesten een bevel geeft, wordt hij gehoorzaamd.' Het nieuws over Jezus verspreidde zich algauw overal in Galilea. In dit laatste gedeelte van ons verhaal komt die “ex-ousia” weer terug, matig vertaald als “gezag”, maar we weten nu dat Jezus' hele wézen hiermee bedoeld wordt. De manier waarop hij optreedt, de manier waarop hij ís. Gekoppeld aan “een nieuwe leer” – een nieuwe leer met groot gezag. Jezus bréngt helemaal geen nieuwe leer. Het is veelzeggend en ook wrang dat de mensen in de synagoge zijn woorden en daden als iets nieuws ervaren. Dat vertelt ons dat zij zelf zó ver van de woorden van God zijn afgeraakt, dat ze zelf zózeer geknecht zijn door letterknechterij, dat ze niet meer zien dat deze “ex-ousia” er altijd al was, in de woorden van God, die doorwerken in de woorden en daden van mensen, die vertaald worden in mensenharten en -handen. Ze zijn vergeten wat er in Deuteronomium 30 staat: Want dit gebod (of woord) dat ik je heden gebied: het is niet te wonderlijk voor je en niet te ver weg is het; niet in de hemelen is het,…. nee, zeer dicht bij je is het woord: in je mond en in je hart, om het te doen. Zeer dicht bij je is het woord. In je mond en in je hart, om het te doen en te vertrouwen en te geloven. Het gaat over goed zijn voor elkaar, het goed hébben met elkaar, naar elkaar omzien, elkaar zíen, niet in de steek laten als je het moeilijk hebt – en het heeft dus niets te maken met angst en straf, net zomin als met het uit je hoofd leren van regeltjes. Misschien is dat het beste te illustreren met hoe anders je dat zegt in het Nederlands – en in het Engels. In het Nederlands is het: iets uit je hoofd leren. In het Engels heet het: learning by heart. 4
Iets met, door, bij je hárt leren. En ik heb zo’n vermoeden dat je het op deze laatste manier beter onthoudt… Geloof heeft met je hárt te maken, met hart hebben voor elkaar, met de liefde die wil stromen van God naar mensen, van mensen naar elkaar en van mensen naar God – als het eerste en laatste woord ten leven. Wat zei die oude rabbi ooit ook alweer over het grote gebod? “God liefhebben en je naaste als jezelf – de rest is uitleg.” Amen. Slotlied: Gij hebt ons adem ingeblazen (uit: Voor een zoeker als de mens, op de melodie van lied 601: Licht dat ons aanstoot) 1.Gij hebt ons adem ingeblazen en trekt ons uit de moedergrond; Gij richt ons op elkaar tot naaste, Gij legt het woord in onze mond. Zing met de sterren en de sferen, zing met de hartslag in het bloed, omklink de liefde God ter ere, zing, zing een loflied, God is goed. 2. Wordt ons de adem afgenomen, uw mens gekneveld en monddood, levend in angst voor wat gaat komen hoort Gij ons toch in onze nood. Zing met verdrukten in het duister, zing tegen wanklank, ontaal in, zing luide klacht of stil gefluister, zing mens voor mens een nieuw begin. 3. Al is de wereld leeg en donker leven uw kinderen in nood; een nieuwe hemel, nieuwe aarde komt aan het licht, Gij bant de dood. Zing oude woorden, durf geloven, zing zuiver, licht, een leven lang. Zing een nieuw lied de dood te boven, zing voor wie troont op onze zang.
5