Pincode 5de editie, GT 4 antwoorden leerboek
Hoofdstuk 2: Kom je ermee uit? Een middagje shoppen. a € 75 € 209 x 100% = 35,9%. b € 209 : € 3,72 = 56,18. Dus zij moet 57 uur werken om de nieuwe jas te kunnen kopen. c Zij had eerst kunnen sparen of zij had geld van iemand kunnen lenen. Weet je het nog? 1 Geld op je bankrekening is giraal geld. Munten en bankbiljetten in je portemonnee noem je chartaal geld. 2 a Als je in de plus staat heb je een positief saldo of een credit saldo op je bankrekening. b Als je in de min staat heb je een negatief saldo of een debet saldo op je bankrekening. 3 € 98,30 - € 50 - € 39,95 + € 64,45 = € 72,80 credit saldo. 4 Vreemd geld of geld van buiten de eurozone noem je ook wel vreemde valuta. 5 a Bedrag in euro’s omrekenen naar vreemd geld: bedrag in euro’s x lage wisselkoers € 500 x 1,30 = 650 Amerikaanse dollar. b Bedrag in vreemd geld omrekenen in euro’s: bedrag in vreemd geld : hoge wisselkoers (als je vreemd geld inlevert) 6.000 dirham : 12,50 = € 480. 6 De drie inkomensvormen zijn: inkomen uit arbeid, inkomen uit bezit en overdrachtsinkomen. 7 C 8 Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. 9 a Dan spaar je voor een doel. b Je kunt ook sparen voor de rente of uit voorzorg. 10 € 40,25 € 1.150 x 100% = 3,5% 11 Als je kiest voor een spaardeposito, dan zet je je geld voor lange tijd vast. Je krijgt een vaste rente op een spaardeposito. 12 a Koop op afbetaling. b 36 x € 29 = € 1.044 - € 799 = € 245 kredietkosten 13 Leenvormen bij de bank zijn: persoonlijke lening, doorlopend krediet en salariskrediet. 14 48 x € 241,95 = € 11.613,60 - € 10.000 = € 1.613,60 kosten. 15 hypothecaire lening. 2.1
Hoe betaal jij? 1
a Het is voor een bank meer werk en dus duurder om de formulieren te behandelen. b Je kunt op elk moment geld overboeken / checken wat je saldo op je rekening is.
© Noordhoff Uitgevers bv
Pincode 5de editie, GT 4 antwoorden leerboek 2
€ 1.568,25 - € 34,25 - € 42,95 + € 150,00 - € 16,85 - € 8,20 = € 1.616,00 credit.
3 Nee, Maya mag niet rood staan, want zij heeft een jongerenrekening waarop rood staan niet toegestaan is. 4 a rekenmiddel b spaarmiddel c ruilmiddel 5 Bij betaling met een pinpas wordt direct het geld van je rekening afgeschreven. Bij betaling met een creditkaart wordt pas later het geld afgeschreven. 6 C 7 Nee, alleen geld op je betaalrekening dat je direct kunt opnemen behoort tot het girale geld. 8 a 254.498-155.620 155.620 x 100%= 63,5% toegenomen b € 39,00-€ 46,44 € 46,44 x 100% = 16,0% afgenomen c Consumenten hebben bij aankopen met kleine bedragen meer gebruik gemaakt van pinnen. 9 € 50 x 0,79 = 39,50 Engelse ponden 10 € 350 x 1,74 = 609 Turkse lira 11 15 Engelse ponden : 0,93 = € 16,13 12 90 Turkse lira : 2,24 = € 40,18 - € 3,50 = € 36,68 13 Voorbeelden zijn: energiekosten, huisvestingskosten, reclamekosten, afschrijvingskosten. 14 a Het aanbod van geld komt van spaarders. b De vraag naar geld komt van personen en bedrijven die geld willen lenen. 15 a Een deel van het spaargeld moeten banken achterhouden, omdat er klanten kunnen zijn die (een deel van) hun spaargeld willen opnemen. b 6% x € 50 miljoen = € 3 miljoen 2% x € 60 miljoen = € 1,2 miljoen Winst voor de bank = € 1,8 miljoen c De banken hebben ook bedrijfskosten. Zie de voorbeelden bij 13. 2.2 Heb jij overzicht? 16 a Manon heeft een hogere functie (ze is hoofdcaissière), Manon is ouder dan Maya. Manon heeft een hogere opleiding dan Maya. Manon heeft meer werkervaring dan Maya. b 36 x € 7,98 = € 287,28 c € 96,72 : € 3,72 = 26 uur 17 a Als tegenprestatie voor de ontvangen huur mogen de studenten in het appartement wonen. Ook zullen de ouders het appartement onderhouden (groot onderhoud doen). b Iemand die in een restaurant werkt mag eten meenemen voor thuis. 18 a Bijvoorbeeld een kapotte wasmachine vervangen. b Secundaire behoeftes kunnen zijn: het te eten vragen van familie en /of kennissen. Het regelmatig kopen van nieuwe kleren. Jaarlijks een week op vakantie gaan. c eigen mening, bijvoorbeeld: © Noordhoff Uitgevers bv
Pincode 5de editie, GT 4 antwoorden leerboek Ik ben het eens met Maya, omdat de enige echte primaire behoefte (het verwarmen van het huis) maar voor ongeveer 10% van mensen met een inkomen onder de armoedegrens geldt. Ik ben het niet met Maya eens, omdat bij 30% van de mensen met een inkomen boven de armoedegrens en iets meer dan 65% van de mensen met een inkomen onder de armoedegrens niet genoeg geld heeft om een van de items te bekostigen. 19 a Je weet dan hoeveel geld je nog te besteden hebt. Je hebt direct meer zich op je uitgaven. b Prepaid bellen: je betaalt vooraf dus je krijgt nooit een hoge rekening achteraf. Als je beltegoed op is, en je hebt geen geld, kun je ook niet meer opladen. Op=op. 20
Loon mevrouw Sukurica Inkomsten meneer Sukurica Kinderbijslag Belastingteruggave Totale inkomsten
Begroting Verwachte inkomsten € 740 per maand € 1.560 per maand € 93 per maand € 42 per maand € 2.435 per maand
Verwachte uitgaven Dagelijkse uitgaven € 832 per maand Vaste lasten € 1.415 per maand Incidentele uitgaven € 188 per maand Totale uitgaven € 2.435 per maand d Er blijft dus € 207 - € 188 = € 19 per maand meer over voor
Werkelijk werkelijke inkomsten € 740 per maand € 1.638 per maand € 93 per maand € 35 per maand € 2.506 per maand Werkelijke uitgaven € 884 per maand € 1.415 per maand € 207 per maand € 2.506 per maand incidentele uitgaven.
21 De ouders van Maya kunnen het makkelijkst bezuinigen op de incidentele uitgaven. Dit zijn o.a. uitgaven voor woninginrichting, kleding en vakantie en hier kun je dus minder geld aan besteden. Ook kan er worden bezuinigd op dagelijkse uitgaven, door bijvoorbeeld goedkoper boodschappen te doen. 22 toekomstige nieuwwaarde € 800 +20% = € 960 Inruilwaarde oude fiets € 125 Te reserveren bedrag € 835 Reservering per week is: € 835 : (3x52)= € 5,35 23 D toekomstige nieuwwaarde € 19.990 +20% = € 23.988 Inruilwaarde oude auto € 12.500Te reserveren bedrag € 11.488 Reservering per maand is: € 11.488 : (4x12)= € 239,33 Reservering per kilometer is : € 11.488 : (4x15.000)= € 0,19 2.3 Spaar je genoeg? 24 a Banken kunnen dat geld weer uitlenen aan klanten en daarmee geld verdienen. b Voorbeelden zijn: door een hoge spaarrente te bieden, door iets extra te bieden als klanten een spaarrekening openen, bijvoorbeeld een bonusrente of een cadeautje. 25 a € 304,7 miljard - € 291,2 miljard = 13,5 miljard : 16,7 miljoen = € 808 b € 304,7 miljard - € 291,2 miljard € 291,2 miljard x 100% = 4,6% 26 Sparen voor een bepaald doel en sparen uit voorzorg. 27 a Sparen uit voorzorg. © Noordhoff Uitgevers bv
Pincode 5de editie, GT 4 antwoorden leerboek b Sparen voor een bepaald doel. c Sparen voor de rente. 28 a € 40.000 b 8 jaren c In een jaar: € 40.000 x 2,45% = € 980 In 8 jaar: € 980 x 8 = € 7.840 d In een jaar: € 850.000 x 2,45% = € 20.825 In 1 maand: € 20.825 : 12 = € 1.735,42 29 a AEGON Bank: €4.500 x 1,55% = € 69,75 Centraal Beheer Achmea: € 4.500 x 2,50% = € 112,50 Het scheelt per jaar: € 42,75 b Bank of Schotland: € 250.000 x 2,40% = € 6.000 Rabobank: € 250.000 x 1,70% = € 4.250 Dat scheelt per jaar: € 1.750 Dat scheelt per half jaar: € 875 30 Ja. Je krijgt alleen de bonusrente als je spaargeld tot en met de laatste dag van het kwartaal op je rekening staat. 31 a € 1.000 x 2,30% = € 23 per jaar. € 23 : 12 x 3 = € 5,75 b € 600 staat het hele kwartaal op de rekening, je ontvangt daarover 2,30% rente oftewel € 3,45 aan rente. (€ 600:100) x2,3 = € 13,80 (€ 13,80:12) x 3 maanden € 400 staat 2 maanden op de rekening. Je ontvangt daarover 1,8%, oftewel € 1,20 aan rente. (€ 400:100) x1,8 = € 7,20 (€ 7,20:12) x 2 maanden In totaal ontvang je na het kwartaal dus € 4,65 aan rente. 32 a De koopkracht van hun spaargeld nam in 2006 met 0,9% (2% - 1,1%) toe. b In 2008 nam de koopkracht van hun spaargeld af. c In 2006 was het gunstigste jaar om te sparen. 33 a Begin 2006: 1.000 x € 62 = € 62.000 b Begin 2009: 1.000 x € 36 = € 36.000Verlies: € 26.000 2.4 Geld lenen kost geld! 34 a Nee. Het is onverstandig, omdat op vakantie gaan niet perse nodig is. Bovendien heb je er maar erg kort plezier van. Ja. Ze kan geld lenen voor een vakantie. Ze kan het geld van de lening weer terugbetalen want ze heeft een baan en iedereen wil op vakantie. b Ze kan het geld van de lening terugbetalen van haar salaris. c Geld lenen kost extra geld. Als je eerst het geld spaart kost het je geen extra geld. Het kost dan juist minder geld, omdat je rente krijgt. 35 a krediet b aflossing c rente d kredietkosten 36 Yara kan alle drie de leenmotieven hebben gehad. 37 a 60 x € 100,49 = € 6.029,40 Geleend bedrag: € 5.000 – Kredietkosten: € 1.029,40 b Yara loopt het risico dat de looptijd van haar lening langer is dan de levensduur van de auto. c 24 x € 225,28 = € 5.406,72 Geleend bedrag: € 5.000 – © Noordhoff Uitgevers bv
Pincode 5de editie, GT 4 antwoorden leerboek Kredietkosten: € 406,72 € 1.029,40 - € 406,72 = € 622,68 minder rente 38 a De maandelijkse termijn is € 100. b maandelijkse rente over de schuld: 0,52% van € 5.000 = € 26. c Aflossing: € 100 - € 26 = € 74. d Na een maand is de schuld nog: € 5.000 - € 74 = € 4.926. e De tweede maand: maandelijkse rente: 0,52% van € 4.926 = € 25,62 Aflossing: € 100 - € 25,62 = € 74,38 Na twee maanden is de schuld nog: € 4.926 - € 74,38 = € 4.851,62. 39 a Als je in een keer betaalt kost de tv € 2.099. b Als je kiest voor koop op afbetaling kost de tv 76 x € 42 = € 3.192. c De kredietkosten zijn € 3.192 - € 2.099 = € 1.093. d € 1.093 € 2.099x 100% = 52,1% van het geleende bedrag zijn kredietkosten. 40 De geldverstrekkers kunnen meer winst maken als ze meer geld uitlenen. De mogelijkheid bestaat dat mensen dan te veel lenen en het geleende bedrag niet kunnen terugbetalen. Dan lenen ze niet verantwoord. 41 Inkomen per maand Netto inkomen € 950 Netto inkomen partner € 1.370 Totaal inkomen € 2.320 Af: Hypotheek/huur € 800 Levensonderhoud € 1.160 Alimentatieplicht € Andere leningen € Totaal € 1.960Afloscapaciteit per maand € 360 42 Het is niet verstandig voor Alexander en Janneke om de lening af te sluiten. Ze houden dan maar € 10 per maand over voor onvoorziene uitgaven. 43 € 325.000 x 5,5% = € 17.875 x 15 = € 268.125 € 325.000 x 4,75% = € 15.437,50 x 15 = € 231.562,50+ Totale rente in 30 jaar € 499.687,50 44 B Opbrengst van de verkoop € 289.000 Lening € 250.000 - € 41.000 = € 209.000 Renteschuld € 5.000+ € 214.000 De bank ontvangt € 214.000 De heer Postema ontvangt € 289.000 - € 214.000 = € 75.000 45 Maandsalaris € 2.150 x 13 = € 27.950 8% vakantiegeld € 2.236+ Totaal inkomen per jaar € 30.186 Koopprijs € 125.000 8% k.k. € 10.000 + Totaal € 135.000 Yara mag met haar inkomen een hypotheek afsluiten van ongeveer € 138.850. Het huis kost € 135.000 dus dat kan.
© Noordhoff Uitgevers bv
Pincode 5de editie, GT 4 antwoorden leerboek Herhalingsopgaven Paragraaf 2.1 H1 a Er is hier sprake van directe ruil, want er wordt niet met geld betaald. b De geldfunctie rekenmiddel. H2 a De chartale geldhoeveelheid blijft gelijk. b De girale geldhoeveelheid neemt af. H3 € 379,49 + € 9,63 + € 35,18 - € 518, 50 = € 94,20 negatief saldo. H4 a € 250 x 1,26 = 315 Amerikaanse dollars. b 150 Deense kronen : 8,13 = € 18,45 – € 3 (provisie) = € 15,45. Paragraaf 2.2 H5 a uitgaven per maand = € 167 uitgaven per week = € 167 x 12 : 52 = € 38,54 b inkomsten = € 221 uitgaven = € 212 sparen = € 9 per maand x 12 = € 108 sparen per jaar gemiddeld H6 B H7 a Maaike: inkomen uit arbeid b Ouders van Manon: overdrachtsinkomen c Meneer Goudzwaard: inkomen uit bezit H8 Inkomsten Loon eetcafé € 720 Bijbaan € 65 Overige € 45
Tekort € 140 Totaal € 970
Uitgaven Supermarkt € 225 Verzekeringen € 195 Abonnement Mobieltje € 35 Uitgaan € 120 Snacks € 45 Kleding € 125 Kamerhuur € 225 Totaal € 970
H9 B € 225 + € 120 +€ 45 = € 390 € 390 € 970 x 100% = 40% H10 Hester kan niet bezuinigen op het abonnement van het mobieltje, want dat staat voor meerdere maanden vast (vaak 2 jaar). Hester kan ook niet bezuinigen op de kamerhuur, want dat bedrag staat vast. Dat geldt ook voor haar verzekeringen. H11 B € 28.400 - € 14.000 = € 14.400 : 36 = € 400 Paragraaf 2.3 H12 a Marit spaart voor een bepaald doel. b Omars moeder spaart uit voorzorg.
© Noordhoff Uitgevers bv
Pincode 5de editie, GT 4 antwoorden leerboek H13 € 12.500 x 2,1% = € 262,50 per jaar € 262,50 : 12 = € 21,88 per maand € 262,50 + (7 x € 21,88) =€ 415,66 rente totaal H14 a € 4.500 x 3,25% = € 146,25 x 5 = € 731,25 rente b € 18.500 x 2,4% = € 444 : 2 = € 222 rente Paragraaf 2.4 H15 a € 685 b totaal termijnbedragen: € 685 x 24 = € 16.440 leenbedrag € 15.000totale kredietkosten € 1.440 kredietkosten per maand = € 1.440 : 24 = € 60 H16 Vaste inkomsten per maand Netto inkomen € 2.100 Netto inkomen partner € 850+ Totale inkomsten € 2.950 Uitgaven per maand Norm levensonderhoud € 1.475 Huur € Hypotheek € 919 Totale uitgaven € 2.394 Per maand over € 556 x 50 Uw maximale leenbedrag € 27.800 H17 Bij een doorlopend krediet mag je na elke aflossing weer bij lenen tot de kredietlimiet en bij een persoonlijke lening niet.
© Noordhoff Uitgevers bv