1
15/10/14
Les 2
00:00 19:27
Uit welk land kom jij?
Les 2 heeft 14 pagina’s. Dit is pagina 1.
Naam:
Adres:
Telefoon:
Geboortedatum: Nationaliteit:
02:17 21:40
Hugo Van de Voorde achternaam: Van de Voorde voornaam: Hugo straat: Frans Pauwelslei plaats: Mechelen postcode: 2800 privé: 015 423 679 gsm: 0475 308 241 werk: 03 384 09 12 (dag / maand / jaar) 10 maart 1978 Belgische
Dag Brenda. Uit welk land kom jij? Ik kom uit Engeland. Welke nationaliteit heb jij? Ik heb de Engelse nationaliteit. Hoelang woon je al in België? Ik woon al vier jaar in België.
02:58 22:19
Hoe oud ben je? Wat is je leeftijd? Ik ben eenendertig (31) jaar. Wanneer ben je geboren? Ik ben geboren op 12 juni 1980. En waar ben je geboren? Ik ben geboren in Londen, Engeland.
03:45 23:02
Woon je alleen? Ik woon niet alleen. Woon je bij vrienden of woon je misschien bij familie? Nee, ik woon niet bij vrienden. Ik ben getrouwd. Ben je getrouwd met een Nederlander? Nee, ik ben getrouwd met een Belg. Wat is een Belg? Een Belg is een meneer met de Belgische nationaliteit. Les 2
nummer: 35
15/10/14 04:44 23:58
2
Wat is jouw achternaam of familienaam, Brenda? Mijn familienaam is Robson. Mijn man heet Van de Voorde. Zijn familienaam is Van de Voorde. En waar wonen jullie? We wonen in Mechelen. Wonen jullie in het centrum van Mechelen? Nee, we wonen buiten het centrum van Mechelen. We wonen in een grote flat, een groot appartement. O, en hebben jullie ook kinderen? Ja, we hebben twee kinderen, een jongen van twee jaar en een meisje van 10 maanden.
06:16 25:25
Waar komt Brenda vandaan? Brenda komt uit Engeland. Zij is 31 jaar. Ze is getrouwd en ze heeft een zoon en een dochter. Ze woont al vier jaar met haar man Hugo in Mechelen. Hoe heten haar kinderen? Haar zoon heet Marco en haar dochter heet Suzanne. Wat is de nationaliteit van de kinderen? Wat is hun nationaliteit? De kinderen hebben de Belgische nationaliteit. En zij hebben de familienaam van hun papa. Wat is een papa? Brenda is de moeder (mama) en Hugo is de vader (papa) van Marco en Suzanne. Brenda en Hugo zijn de ouders van Marco en Suzanne, zij zijn hun ouders. Suzanne is de zus van Marco. Marco is de broer van Suzanne. De ouders van Brenda en van Hugo zijn de grootouders (de oma's en de opa's) van Marco en Suzanne.
08:57 27:56
Wat is Brenda van Hugo? Brenda is de vrouw van Hugo. Brenda is zijn vrouw. Wat is Hugo van Brenda? Hugo is de man van Brenda. Hugo is haar man. Zij zijn getrouwd in België. Hugo, Brenda en hun kinderen zijn een familie, een gezin.
09:53 28:45
Heeft Ruben Geuns ook kinderen? Ruben Geuns heeft één kind. Les 2
15/10/14 10:05 28:56
3
Hij is niet getrouwd, hij is gescheiden. Zijn vrouw is nu zijn ex-vrouw. Zij woont in Brussel en hij woont in Antwerpen. Waar woont hun kind? Hun kind, een zoon, woont bij hem.
++++++++++ 10:48 29:34
de punt .
de komma ,
het vraagteken ?
het uitroepteken !
de punten ….
de komma’s ,,,,
de vraagtekens ????
de uitroeptekens !!!!
Nu pagina 4
++++++++++
Oefening 1
Wat komt er op de punten?
Dag Brenda. Uit . . . . land kom jij? Ik kom uit . . . . . Welke . . . . heb jij? Ik . . . . de . . . . nationaliteit. H . . . . woon je al in België? Ik woon al vier . . . . in . . . . . Hoe . . . . ben je? Wat is je leeftijd? Ik ben . . . . (31) jaar. Wanneer ben je . . . . ? Ik . . . . geboren . . . . 12 juni 1980. En waar . . . . je geboren? Ik ben . . . . in Londen, Engeland. Woon je . . . . ? Ik woon . . . . alleen. Woon je bij . . . . of woon je . . . . bij familie? Nee, ik woon niet bij vrienden. Ik ben . . . . . Ben je getrouwd met een Nederlander? Nee, ik ben getrouwd . . . . een . . . . .
Wat is een Belg? Een Belg is een meneer met de . . . . nationaliteit. Wat is jouw achternaam of . . . . , Brenda? Mijn familienaam is Robson. Mijn man . . . . Van de Voorde. . . . . familienaam is Van de Voorde. En waar wonen . . . . ? We wonen . . . . Mechelen. Wonen jullie in het . . . . van Mechelen? Les 2
15/10/14
4
Nee, we wonen . . . . het centrum van Mechelen. We wonen in een grote flat, een groot . . . . . O, en hebben jullie ook . . . . ? Ja, we hebben twee kinderen, een . . . . van drie jaar en een meisje van 10 maanden. Waar komt Brenda vandaan? Brenda komt . . . . Engeland. Zij is 31 jaar. Ze is . . . . en ze heeft een . . . . en een . . . . . Ze woont . . . . vier jaar met haar . . . . Hugo in Mechelen. . . . . heten haar kinderen? Haar . . . . heet Marco en haar . . . . heet Suzanne. Wat is de . . . . van de . . . . ? Wat is . . . . nationaliteit? De kinderen hebben de . . . . nationaliteit. En zij hebben de . . . . van hun papa. Wat is een papa? Brenda is de . . . . (mama) en Hugo is de . . . . (papa) van Marco en Suzanne. Brenda en Hugo zijn de . . . . van Marco en Suzanne; zij zijn . . . . ouders. Suzanne is de . . . . van Marco. Marco is de . . . . van Suzanne. De ouders van Brenda en van Hugo zijn de grootouders (de . . . . en de . . . . ) van Marco en Suzanne. Wat is Brenda van Hugo? Brenda is de . . . . van Hugo. Brenda is . . . . vrouw. Wat . . . . Hugo van Brenda? Hugo is de . . . . van Brenda. Hugo is . . . . man. . . . . . . . . getrouwd in België. Hugo, Brenda en hun kinderen zijn een familie, een . . . .
.
Heeft Ruben Geuns ook . . . . ? Ruben Geuns heeft één . . . . . Hij is niet getrouwd: hij is . . . . . Zijn vrouw is nu zijn . . . . . Zij . . . . in Brussel en . . . . woont in Antwerpen. . . . . woont hun kind? . . . . kind, een zoon, woont bij . . . . .
++++++++++
11:33 30:14
Hoe schrijven de Belgen en de Nederlanders? Zij schrijven zo: a o u i e e
ma mo mu mi me !! me-
mie
am om um im em
mee Les 2
aam oom uum iem eem
uw ieuw eeuw
15/10/14 12:50 31:29
14:18 32:57
5
a o u i e
amme omme umme imme emme
au oe ui ij eu
auw
ang ank
ong onk
ame ome ume ieme eme
Docent, Deze oefening ook doen met andere medeklinkers a.u.b.
ime
ou
ouw
ing ink
eng enk
ei
ung unk
++++++++++ Welke pagina is dit? Dit is . . . . . het cijfer de cijfers
Hoe heten de cijfers 0 tot en met 9? 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
het getal de getallen
Een getal heeft één of twee of 3 of . . . . cijfers.
Het woord is 15:24 34:01
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
nul één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien
16:42 35:20
40 42 50 53 60 66 70 77 80 88 90 94 99
veertig tweeënveertig vijftig drieënvijftig zestig zesenzestig zeventig zevenenzeventig tachtig achtentachtig negentig vierennegentig negenennegentig
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
elf twaalf dertien veertien vijftien zestien zeventien achttien negentien twintig 100 101 102 113 152 200 211 300 341 400 500 1.000 1.412 Les 2
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
eenentwintig tweeëntwintig drieëntwintig vierentwintig vijfentwintig zesentwintig zevenentwintig achtentwintig negenentwintig dertig
1 + 20 2 + 20 3 + 20
honderd honderdeneen honderdentwee 112 honderdentwaalf honderddertien .. 119 honderdnegentien honderdtweeënvijftig tweehonderd tweehonderdenelf driehonderd driehonderdeenenveertig vierhonderd vijfhonderd 600, 700, 800, 900 duizend duizend vierhonderdentwaalf
15/10/14
6
18:28 37:16
19:14 38:00
1.892 10.000 10.697 100.000 103.010 1.000.000 1.319.201
duizend achthonderdtweeënnegentig tienduizend tienduizend zeshonderdzevenennegentig honderdduizend honderdendrieduizend en tien één miljoen één miljoen driehonderdnegentienduizend tweehonderdeneen
Zijn we nu in het jaar 2012 (tweeduizendentwaalf) of 2013 (tweeduizenddertien)?
++++++++++
Einde
Oefening 2 11
14
17.388
22
Jij schrijft in woorden: 13 dertien 18
76.003
93
104
648.104
461
699
1.056
8.275
€ 1.212.613
++++++++++
Oefening 3
met : ik, jij/je, u, hij, zij/ze, wij/we, jullie, zij/ze
en
.... jij ?
1. (hebben) Ik heb de Belgische nationaliteit. Jij hebt geen kinderen. Heb jij ook een vriend uit Engeland? ..... 2. (wonen) 3. (komen) 4. (getrouwd zijn) 5. (heten) 6. (gescheiden zijn, alleen met ik, jij, en jullie)
het jaar de maand de week de dag
de de de de
++++++++++ jaren maanden weken dagen
Hoelang is een jaar? Hoeveel dagen heeft een jaar? Een jaar heeft 365 dagen. Hoeveel maanden heeft een jaar? Een jaar heeft 12 maanden. De maanden van het jaar zijn: januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november, december. Januari is maand nummer 1, december is maand nummer 12. In welke maand zijn we nu? Wij zijn nu in de maand . . . . . Les 2
15/10/14
7
Hoeveel dagen heeft een maand? Een maand heeft 28 dagen (februari), of 30 dagen (april, juni, september, november) of 31 dagen (januari, maart, mei, juli, augustus, oktober, december) . Hoeveel weken heeft een jaar? Een jaar heeft 52 weken. Hoeveel dagen heeft een week? Een week heeft 7 dagen. Hoe heten de weekdagen? De weekdagen heten: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag. Wat zijn de werkdagen? Er zijn 5 werkdagen: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, en vrijdag. Wat is vandaag? Vandaag is de dag van nu. Welke dag is het vandaag ? Is het vandaag dinsdag of donderdag? Het is vandaag . . . . . Wat is de datum van vandaag? Het is vandaag . . . . . En wat is het weekend? Het weekend is op zaterdag en zondag. Weekend is een Engels woord.
++++++++++ de zin het woord de letter
de zinnen de woorden de letters
zin:
Ik ben al vier jaar in België. De zin heeft 7 woorden.
woorden Ik ben al vier jaar in België
letters I,k b,e,n a,l v,i,e,r j,a,a,r i,n B,e,l,g,i,ë
de vraag het antwoord
de vragen de antwoorden
( ë : e met trema / 2 punten op de e )
Een zin met een vraagteken is een vraag. Op de vraag komt het antwoord. vraag: antwoord:
Waar woon jij? Ik woon in Antwerpen. Les 2
15/10/14
8
Een woord heeft letters: a, b, c, d, e, f, g, ....: kleine letters. Klein is: niet groot. Het woord “vrouw” heeft 5 letters. De eerste letter van het eerste woord van de zin is een grote letter, een hoofdletter: A, B, C....
eerste letter laatste letter
vraag v g
antwoord a d
Ook de naam van een meneer, mevrouw, jongen, meisje, een land, een stad is met een hoofdletter: Brenda Robson, Engeland, België, Antwerpen. het werk
werken
Heb jij werk? Ja, mijn werk is in Mechelen.
Werk jij ook in Mechelen? Nee, ik werk in Antwerpen. Maar hij werkt in een supermarkt in Mechelen. Wij werken nu met les 2.
ik jij/je, zij/ze, hij
werken en werk +t werkt werk jij/je ?
we/wij, jullie, zij /ze werken wer-ke
schrijven schrij-ve
schrijven en schrijf +t schrijft schrijf jij/je ? komen ko-me
heten he-te
min + en of plus
(GEEN t !!)
wonen wo-ne
hebben heb-be
++++++++++
Oefening 4
1. 2. 3. 4. 5. 6 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Jij schrijft de vraag en ook het antwoord op jouw papier. Jouw antwoord is een lange zin, niet een zin met één of twee woorden, alsjeblieft. Een zin met één of twee woorden is een korte zin. Vraag 5 is lang. Vraag 15 is kort.
Wat is de eerste letter van het woord 'telefoon'? Wat is de laatste letter van het woord 'telefoon'? Wat is de eerste dag van de week? Wat is de laatste dag van de week? Is woensdag de tweede dag of de derde dag van de week? Ben jij het eerste kind van jouw ouders of het laatste kind? Welke werkdagen hebben een eerste letter “d” ? Welke dag is het vandaag? Is de datum van vandaag misschien 19 juli 2006? Op welke datum ben jij geboren? Woon jij alleen? Heb jij een vrouw of man en kinderen? Les 2
zijn
15/10/14
13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
9
Hoe heten jouw broers en zussen? Woont jouw familie ook in België? Heb jij werk? Hoe heet het land waar jij vandaan komt? Is jouw land groot? Heb jij al de Belgische nationaliteit? Welke nationaliteit heb jij nu? Heb jij al Belgische vrienden? Woon jij in het centrum van Antwerpen? De vrouw is buiten. uit De mannen gaan naar binnen. in
22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
Schrijf jij jouw zinnen nu buiten of binnen? Hoeveel dagen heeft het jaar 2013? Hoeveel weken heeft een maand? Hoelang ben jij al in België? Is dat kort of lang? Wat is de zesde maand van het jaar? Hoeveel dagen komen er nog in de maand van nu? Schrijf jij de eerste letter van de zin met een hoofdletter? Schrijven jullie naar jullie familie in het buitenland? (Het buitenland zijn de landen buiten België.)
++++++++ de mens 2 mensen Hoeveel mensen wonen er in België? In België wonen 11 miljoen mensen. Wij wonen in België. Wij zijn inwoners van België.
het dier 2 dieren De koe is een dier. De vis is een dier. De kip is een dier. De vlieg is een dier.
Een mens heeft een hoofd. Een dier heeft een kop. De hoofden van veel mensen zijn op de foto op pagina 9. Zijn de woorden en de zinnen van les 1 en van les 2 al in jouw hoofd? Waar is het ei van de kip? Welke foto's zien we op pagina 9? Wij zien: 2 foto's met mensen, een koe, een vlieg, een vis, en een kip met een ei. De kip kijkt naar het ei. Zij ziet haar ei. Jij kijkt nu naar pagina 9. Wij kijken naar de foto's. Wat zie jij nog op pagina 9 en op pagina 10?
Les 2
15/10/14
10
Ik zie een vlieg. Hij ziet drie kippen. Wij zien veel vissen. Zie jij Hugo vandaag? Ik kijk naar mijn les 2. Jij kijkt naar buiten. Jullie kijken naar de lerares. Kijk jij veel televisie? Ik ga nu naar buiten en jij komt binnen.
ik
jij/u/hij/zij
gaan (naar) n gaa +t gat gaat
zien n zie +t ziet
kijken (naar) en kijk +t kijkt
wij/we, jullie, zij/ze gaan, zien, kijken
Oefening 5
de vrouw de man
Jij schrijft nu zinnen met ga, gaat, gaan, zie, ziet, zien, kijk, kijkt, kijken, en ook met trouw, trouwt, trouwen. Jij schrijft ook vraagzinnen. Hoeveel zinnen ga je schrijven? ++++++++ 2 vrouwen mijn man 2 mannen mijn vrouw
mijn ex-man mijn ex-vrouw
Een leraar is een man. Een lerares is een vrouw. Wat ben jij? Ben jij een man of ben je een vrouw? Ik ben een vrouw, maar ik ben niet 'jouw vrouw'. Ik ben een man, maar ik ben niet 'jouw man'. Zij is niet getrouwd met een man, maar met een vrouw. Hij is niet getrouwd met een vrouw, maar met een man. Is hij haar man? Is hij zijn man? Is zij zijn vrouw? Is zij haar vrouw? trouwen = huwen Ik ben getrouwd = Ik ben gehuwd. Zij trouwt met hem op 7 mei. Zij gaat met hem trouwen op 7 mei. Wanneer is jouw trouwdag? Mijn trouwdag is 15 september. Mijn huwelijksdag is op 15 september. Hoelang zijn jullie getrouwd? Wij zijn al 25 jaar getrouwd. En jij? Ik ben gescheiden in 2008. Les 2
15/10/14
de vriendin
11 10 vriendinnen
de vriend
Een vriendin is een vrouw. Laura is mijn vriendin. Ik ga met mijn vriendin naar Spanje. Wij gaan met de auto.
9 vrienden
Een vriend is een man. Ruben is mijn vriend. Wij twee gaan nu naar buiten. Ga je met mij naar de supermarkt?
++++++++++ Oefening 6
1.
(hebben)
Wat is de vraag? Wat is jouw antwoord op de vraag? Schrijf de vraag en het antwoord op jouw papier. . . . . u familie in Antwerpen? Heeft u familie in Antwerpen? Nee, ik heb geen familie in Antwerpen. Mijn ouders en broers en zussen wonen in Kameroen.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
(zijn) (wonen) (komen) (zijn) (hebben) (zijn) (trouwen) (werken)
10. (zijn) 11. (hebben)
. . . . jij getrouwd? Waar . . . . je vrouw of je man? . . . . jij nu alleen naar de les of met een vriend(in)? Hoelang . . . . jullie al in België? . . . . jullie al werk? Jouw broers . . . . zij nog getrouwd of al gescheiden? . . . . hij in mei of in september? Wij . . . . in België, maar wonen in Nederland. Jij ook? . . . . haar familienaam misschien Nieuwland? . . . . je ook je les 1 bij je? . . . . jij ook jouw les 1 bij jou? je = jij
12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
(komen) (wonen) (hebben) (wonen) (zijn) (zijn) (wonen) (hebben) (hebben) (zijn) (wonen) (werken) (zien)
26. (hebben)
je = jouw
je = jou !!
Uit welk land . . . . jullie? Wij . . . . . . . . Waar . . . . jouw ouders? . . . . u broers of zussen? Waar . . . . zij? Wat . . . . de leeftijd van uw broer? . . . . zijn zussen getrouwd? . . . . ze buiten België? . . . . jullie ook kinderen? . . . . u zonen of dochters? . . . . zijn grote zoon al gescheiden? Hoelang . . . . jullie al gescheiden? . . . . jouw ex-vrouw in een supermarkt? Hoeveel mensen . . . . jij nu ? En hoeveel leraars en leraressen? Hoeveel maanden of weken . . . . jij al les?
Les 2
....
.
muis
olifant 15/10/14
12
groot
klein
Vader is groot. Jouw land is groot. Mijn zoon is al groot. Mijn grote zoon woont bij mij.
Zijn zoon is nog klein. België is klein. Mijn appartement is klein. Het kleine appartement is in Antwerpen.
Een woord + -je of -tje of -pje = klein
+ = /
en / plus is of
de straat, de naam, het nummer de stad, de telefoon, het appartement, het kind de jongen, het meisje, de zoon de dochter, de man, de vrouw
het straatje, naampje, nummertje, stadje mevrouwtje, meneertje, telefoontje, appartementje, kindje, jongetje, meisje, zoontje, dochtertje, mannetje, vrouwtje, vriendje, vriendinnetje, zusje, broertje, lesje.
De zus van Ruben werkt niet. Het kind is bij haar.
Het zusje van Ruben woont in Engeland. Suzanne is niet haar kindje.
Een woord is met 'de' of 'het'.
Een woord + je is met 'het' !!
het enkelvoud = 1 het woord in het enkelvoud
het meervoud = 2, 3, 4 ..... het woord in het meervoud
het land de zoon de week de jongen het zusje de papa de pagina
de de de de de de de
landen zonen (met één o !! zo-nen) weken (we-ken) jongens zusjes papa's pagina's
Een woord in het meervoud is alleen met “de” ! Het meervoud
=
Ik drink koffie. Drink jij thee ? Ja, thee met melk. En een koekje? Ja, graag ! Alsjeblieft ! Dankjewel !
het enkelvoud + en of het enkelvoud + s of het enkelvoud + 's
Zij drinkt water uit de fles.
En waar is: de tafel, het bord, de lepel, het servet, het glas met de koffie, het kannetje met de melk (het melkkannetje) en de suiker (de suikerklontjes)? niet met = zonder Ik drink mijn koffie en thee zonder suiker. Les 2
15/10/14
13
ik jij/je u hij ze/zij we/wij jullie zij/ze van van van van
/ / / /
bij bij bij bij
mijn gsm jouw appartement uw vrouw, uw man zijn kind haar kip, haar koe onze zus, ons broertje jullie papa, jullie mama hun land, hun stad / / / /
met met met met
/ / / /
zonder zonder zonder zonder
/ / / /
naar naar naar naar
mijn gsm's jouw appartementen uw ex-vrouwen, uw ex-mannen zijn kinderen haar kippen, haar koeien onze zussen, onze broertjes jullie papa's, jullie mama's hun landen, hun steden van van van van
mij. jou. u. hem.
Waar is mijn zus? Waar is jouw fles water? Waar is uw vrouw? Waar is zijn dochter. Waar is haar zoon? Wij kijken naar Marco. Wanneer komt onze oma? Wanneer komt ons kind? Wat is jullie postcode? Waar zijn hun dieren? Wij gaan zondag naar onze ouders.
/ / / /
bij bij bij bij
/ / / /
met met met met
/ / / /
zonder zonder zonder zonder
/ / / /
naar naar naar naar
haar. ons. jullie. hen.
Mijn zus is niet bij mij. Is de fles water bij Hugo misschien van jou? Is zij niet met u in Antwerpen-centrum? Hij komt nooit zonder haar. Is zij met hem in China? Wij kijken naar hem. Wij gaan niet zonder haar naar Mechelen. Wij gaan met haar/hem naar Engeland. Is de postcode van jullie misschien 2970? Zijn de dieren niet van hen? Wij gaan zaterdag niet naar hen.
Wanneer schrijven we 'ons'? het kind, flesje, land, adres, appartement =>
ons kind, flesje, land, adres, appartement
Wanneer schrijven we 'onze'? de lerares, koffie, vader, vrienden
=>
onze lerares, koffie, vader, vrienden
Ook in les 1: het kind, flesje, land, adres, appartement => welk kind, flesje, land, adres, appartement ? de lerares, koffie, vader, vrienden => welke lerares, koffie, vader, vrienden
Oefening 7
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
++++++++++ mijn /mij jouw/jou uw/u onze/ons jullie hun/hen zonder met bij van uit
zijn/hem in
op
Ik woon met Mona in een groot appartement in Brussel. Mona woont bij . . . . . Woont hij in mijn straat? Ja, hij woont bij . . . . in de straat. U bent een lerares. We gaan naar . . . . les. Wij komen bij . . . . . Wij hebben vandaag les van . . . . . Dong komt niet . . . . de les. Dong is niet . . . . de les. Hij komt in het centrum wonen. Zijn kinderen ook. Hij komt met . . . . in het centrum wonen. Monita, is het appartement van . . . . ? Nee, het appartement is niet van . . . . maar van . . . . broer. Zij werkt in een supermarkt. Wij niet. De supermarkt is . . . . haar. Wij werken niet bij . . . . . Les 2
haar naar
15/10/14
8.
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
14
Opa en oma wonen in een appartement. . . . . appartement is groot. Zij gaan nu . . . . het centrum van Antwerpen. Zij kijken . . . . een klein appartement. Wij wonen . . . . nummer elf. Komen jullie bij . . . . koffie drinken? Jullie trouwen op 1 juli. Zij zijn . . . . vrienden. Zijn zij . . . . 1 juli niet bij . . . . ? Wij hebben twee dochters. . . . . dochters wonen niet bij . . . . . Ik heb geen gsm. De gsm is niet van . . . . . Hij en . . . . ex-vrouw komen . . . . Marokko. Hij woont nu . . . . haar . . . . een klein appartement . . . . Antwerpen. Ik drink . . . . jou koffie in het café van Elcker-Ik. In . . . . koffie is melk, maar in . . . . koffie is geen melk. Ik kom vandaag niet . . . . mijn appartement. Ga jij . . . . jouw vrouw ook . . . . Brussel?
Oefening 8 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Wat is de vraag? Wat is jouw antwoord op de vraag? Schrijf de vraag en het antwoord op jouw papier.
(zijn) (zijn) (hebben) (zijn) (wonen) (zijn) (hebben) (hebben) (zijn) (hebben) (zijn) (wonen) (wonen) (werken) (kijken) (zijn) (hebben) (drinken) (zijn) (zijn) (zijn) (zijn)
Wat . . . . een meisje? En wat . . . . kindjes? . . . . jij nog grootouders en waar wonen zij? Hoe oud . . . . ze? . . . . jouw grootouders bij jouw ouders? . . . . jouw ouders inwoners van België? . . . . jij Belgische vrienden of vriendinnen? Welke nationaliteit . . . . een Belgische vrouw? Wat . . . . een jongen? Hoelang . . . . u het appartement al? Wat . . . . uw geboortedatum? . . . . jullie in of buiten het centrum van Antwerpen? . . . . zij alleen of bij haar vriend? . . . . jij vandaag in een supermarkt? . . . . jouw vriendin naar de televisie van haar land? De ouders van jouw papa en mama . . . . jouw groot– ouders . Hoeveel kinderen . . . . ze ? Wat . . . . u graag? Koffie, of thee, of melk, of water ? Wat . . . . jouw postcode en wat . . . . jouw nationaliteit? . . . . u nu buiten of binnen? Wat . . . . een Belg? Wanneer . . . . u Belg of Belgische?
Een Belg is een man. 22. 23. 24. 25. 26.
(zijn) (zien) (trouwen) (komen) (drinken)
27. 28. 29. 30.
(welk/welke) (welk/welke) (welk/welke) (welk/welke)
Een Belgische is een vrouw.
Wanneer . . . . de ouders van jouw man getrouwd? . . . . jij nu misschien dieren op straat? . . . . hij in oktober met een Belgische vrouw? . . . . u nu niet binnen? . . . . jullie kippen geen water? . . . . meisje heet Suzanne? (Kijk op pagina 2.) In . . . . maand bent u geboren en op . . . . dag? . . . . vriend van hem woont nog bij zijn ouders? . . . . familie van jou woont in het buitenland? Les 2