Welk type sportclub ben jij? Onderzoek naar typologieën van sportclubs
Typologieën van sportclubs
Inhoudsopgave
Abstract – korte versie Abstract – lange versie
4 8
1.
Opbouw van het rapport
12
2.
Inleiding
13
3.
Toewijzing van het onderzoek
14
4.
Doelstelling van het onderzoek
15
5.
Methode
16
6.
Literatuurstudie
18
5.1 5.2 5.3 6.1 6.1.1 6.1.2 6.1.3 6.1.4
6.1.5
6.2 6.2.1 6.2.2
Onderzoeksopzet Duur en fasering De stuurgroep Algemene kadering Definiëring van het begrip sportclub Geschiedenis van de sportclub De organisatie van de sport in Vlaanderen Verschillende niveaus van sportbeoefening 6.1.4.1 Topsport 6.1.4.2 Vrijetijdssport 6.1.4.3 Competitiesport 6.1.4.4 Recreatiesport 6.1.4.5 Topsport versus vrijetijdssport Sportparticipatie in Vlaanderen 6.1.5.1 Clubsport 6.1.5.2 Verschuiving van clubsport naar egosport 6.1.5.3 Samenwerkingsverbanden tussen sportclubs Relevante factoren voor een sportclub Sportaccommodatie Het bestuur van een sportclub 6.2.2.1 Competenties van de bestuursleden 6.2.2.2 Taken en verantwoordelijkheden 6.2.2.3 Bestuurlijke modellen 6.2.2.3.1 Het traditionele model 6.2.2.3.2 Het beleidsmodel 6.2.2.3.3 Het leidinggevendenmodel 6.2.2.4 Grondbeginselen van een effectief organisatiebestuur 6.2.2.5 Professionalisering van de sportclub 6.2.2.6 Vergrijzing binnen het bestuur
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
16 16 17 18 18 19 19 21 22 22 22 22 22 22 23 23 25 25 26 26 26 27 28 28 28 28 28 29 30
1
Typologieën van sportclubs
Trainers Beleid Vrijwilligers Jeugdsportbeleid Financiën Communicatie Externe focus: het proces van sociale inclusie 6.2.9.1 Personen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond (allochtonen) 6.2.9.2 Personen met een handicap 6.2.9.3 Ouderen 6.2.9.4 Holebi’s 6.2.9.5 Kansarmen
30 31 31 32 32 33 33 35
6.3.4 6.3.5
Het segmenteren van sportclubs Het meten van kwaliteit in de sportclub Typologie van sportclubs volgens De Knop e.a. (1991) Typologie van sportverenigingen volgens De Groot (2008) 6.3.3.1 Maatschappelijk actieve sportverenigingen 6.3.3.2 De typologie 6.3.3.2.1 Type A 6.3.3.2.2 Type B 6.3.3.2.3 Type C Typologie van sportclubs volgens Scheerder & Vos (2010) Segmenteringsysteem Rotterdam Sportsupport (2010)
37 37 38 40 40 41 41 41 41 42 45
7.
De typologie in het kader van het onderzoek van Dynamo Project
47
Doelstelling Methode De typologie Toelichting Omschrijving sportclubtypes TYPE 1 TYPE 2 TYPE 3 TYPE 4 TYPE 5
47 47 48 49 50 50 50 51 51 51
7.6 7.6.1 7.6.2 7.6.3 7.6.4
Vergelijking met al bestaande typologieën Typologie van sportclubs volgens De Knop e.a. (1991) Typologie van sportverenigingen volgens De Groot (2008) Typologie van sportclubs volgens Scheerder & Vos (2010) Segmenteringsysteem Rotterdam Sportsupport (2010)
53 53 53 54 54
7.7
Bemerkingen met betrekking tot de typologie
54
6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.2.6 6.2.7 6.2.8 6.2.9
6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.5.1 7.5.2 7.5.3 7.5.4 7.5.5
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
35 36 36 36
2
Typologieën van sportclubs
8.
Operationalisering van het model
56
8.1 8.2 8.3 8.3.1 8.3.2 8.3.3 8.3.4 8.3.5 8.3.6 8.3.7 8.3.8 8.3.9 8.3.10 8.3.11 8.3.12
Doelstelling Methode De factoren Algemene clubgegevens Accommodatie Bestuur Trainers Beleid Vrijwilligers Jeugd Financiën Communicatie Externe focus Varia Omschrijving sportclubtypes
56 56 57 57 58 58 59 59 60 60 61 62 62 63 63
8.4
Codering van het meetinstrument
63
8.5
Verwerking van het meetinstrument
68
8.6
Standaard evaluatiemodel
71
8.7 8.7.1 8.7.2 8.7.3 8.7.4 8.7.5
Resultaten van de selecte steekproef Typologiekaart Hoe zou u zelf uw sportclub als organisatie omschrijven? Hoe ziet u de toekomst van uw sportclub? Sterkte / zwakte analyse Op welke manier zou uw sportclub bijgestaan willen worden?
73 73 74 75 75 76
8.8 8.8.1 8.8.2 8.8.3 8.8.4 8.8.5
Resultaten van de steekproef Typologiekaart Hoe zou u zelf uw sportclub als organisatie omschrijven? Hoe ziet u de toekomst van uw sportclub? Sterkte / zwakte analyse Op welke manier zou uw sportclub bijgestaan willen worden?
78 78 80 80 81 82
8.9
Bemerkingen met betrekking tot het meetinstrument
83
9.
Conclusie
84
9.1 9.2
Samenvatting van het model Conclusie en aanbevelingen
84 85
10.
Referenties
87
11.
Bijlage: de vragenlijst
90
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
3
Typologieën van sportclubs
Abstract – korte versie Het Dynamo Project van de Vlaamse Sportfederatie vzw voerde de voorbije negen maanden een onderzoek naar typologieën van sportclubs. De doelstelling van het Dynamo Project is het aanbieden van managementondersteuning voor sportclubs. Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, kende het onderzoek toe aan de proeftuin Dynamo Project in het kader van hun beleidsopdracht “kennis en informatieverstrekking”. De doelstelling van het onderzoek was om een typologie te ontwikkelen die door verschillende sportactoren (de overheid, sportfederaties, sportdiensten, het Dynamo Project) als “tool” gehanteerd kan worden om de eigen sportclubs onder te verdelen in verschillende types. Op die manier kunnen de actoren hun beleid en dienstverlening efficiënter afstemmen op de verschillende soorten sportclubs. Belangrijk om te vermelden, is dat er geen typologie onder de vorm van een sterrensysteem ontwikkeld werd. Het gevaar met dergelijke typologieën is dat er waardeoordelen kunnen gekoppeld worden aan de verschillende types. Dat terwijl elk type sportclub zijn eigen maatschappelijke waarde heeft. Het Dynamo Project wil dit onderzoek onderscheiden van bestaande typologieën door het een toekomstgericht karakter te geven. De bestaande typologieën zijn vaak gebaseerd op huidige kwantitatieve en meetbare gegevens en delen sportclubs in op basis van die gegevens. Dit onderzoek biedt echter een unieke benadering met bijzondere aandacht voor de toekomstgerichte focus van sportclubs. De methode van het onderzoek bestond uit het ontwikkelen van een theoretisch model dat vervolgens geoperationaliseerd werd onder de vorm van een vragenlijst. De eerste indeling van het model betreft de doelstelling van de sportclub: “non-profit” versus “profit”, waarbij de focus van de verdere indeling op de non-profit gerichte sportclubs ligt. De tweede indeling situeert zich op vlak van “open sportclub” versus “gesloten sportclub”. Met een open sportclub wordt de veranderingsgezindheid of de wil om te veranderen bedoeld. Met een gesloten sportclub wordt een behoudsgezinde sportclub of een sportclub die geen intentie tot verandering toont, bedoeld. De derde indeling situeert zich op vlak van “capaciteit” versus “onvoldoende capaciteit”. Naast een eventuele intentie tot verandering is het bezitten van de nodige middelen een cruciale factor in de realisatie daarvan. De kritische indicatoren om de typologie vorm te geven zijn de bereidheid tot verandering (willen) en de capaciteit van de sportclub (kunnen). Die bereidheid tot verandering impliceert dan ook een toekomstgerichte focus. De sleutelwoorden in die indeling zijn “WILLEN” en “KUNNEN”. Op basis van die indeling worden 5 types sportclubs geïdentificeerd. Een type 1 sportclub is een non-profit, open sportclub met voldoende capaciteit. Een type 2 sportclub is een non-profit, open sportclub met onvoldoende capaciteit. Een type 3 sportclub is een non-profit, gesloten sportclub met voldoende capaciteit. Een type 4 sportclub is een non-profit, gesloten sportclub met onvoldoende capaciteit. Een type 5 sportclub is een profit sportclub. In een volgende fase werd het theoretisch model geoperationaliseerd onder de vorm van een vragenlijst. De verschillende factoren werden bepaald op basis waarvan sportclubs ingedeeld kunnen worden. Het betreft: accommodatie – bestuur – trainers – beleid – vrijwilligers – jeugdwerking – financiën – communicatie – externe focus. Dat zijn de factoren waar de vragenlijst op gebaseerd is. Voor elke factor worden stellingen geformuleerd die het “willen” van de sportclub bevragen en stellingen die het “kunnen” van de sportclub bevragen. De vragenlijst kreeg vorm door middel van dataverzameling bij 25 testclubs. Het kwantitatieve luik van het onderzoek situeert zich op vlak van de dataverzameling bij een selecte steekproef van 50 sportclubs en een uitgebreide steekproef van 393 sportclubs. Van die uitgebreide steekproef behoren 35.1% (138 sportclubs) tot het type 1 (open en voldoende capaciteit), 32.8% (129 sportclubs) tot het type 2 (open en onvoldoende capaciteit), 9.7% (38 sportclubs) tot het type 3 (gesloten en voldoende capaciteit), 21.1% (83 sportclubs)
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
4
Typologieën van sportclubs
tot het type 4 (gesloten en onvoldoende capaciteit) en 1.3% (5 sportclubs) tot het type 5 (sportclubs met een profit focus). Belangrijk om te vermelden is dat elke partij een andere betekenis en waarde aan de typologie moet hechten. Elke actor moet zelf bepalen in functie van welk doeleinde en op welke manier de typologie gehanteerd wordt. Elke actor moet ook bepalen welke factoren voor hem relevant zijn om een sportclub onder te verdelen in een bepaald type. Een belangrijk gegeven in de typologie waar elke sportactor rekening mee moet houden, is dat elk type sportclub haar eigen sociale (meer)waarde heeft. Het sportverenigingsleven is een belangrijke vrijetijdsbesteding. De sportclub speelt daarin een cruciale rol. Sportclubs vormen een waardevol sociaal kapitaal voor de samenleving. Ze kunnen voor sociale cohesie en sociale inclusie zorgen. Sportparticipanten hebben hun eigen doelstellingen om aan sport te doen. De verschillende types sportclubs vervullen dan ook verschillende behoeften van de leden.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
5
Typologieën van sportclubs
Bijlage: de typologie “Een sportclub is een vereniging waar één of meerdere sporten of sportvormen worden beoefend in georganiseerd verband en waarvan het hoofddoel het op regelmatige basis aanbieden van recreatieve en/of competitieve sportactiviteiten is”
NON-PROFIT focus
veranderingsgezind “open sportclub”
capaciteit
TYPE 1
PROFIT focus
behoudsgezind “gesloten sportclub”
onvoldoende capaciteit
capaciteit
onvoldoende capaciteit
TYPE 2
TYPE 3
TYPE 4
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
TYPE 5
6
Typologieën van sportclubs
TYPE 1
TYPE 2
TYPE 3
TYPE 4
TYPE 5
NON-PROFIT
NON-PROFIT
NON-PROFIT
NON-PROFIT
PROFIT
OPEN
OPEN
GESLOTEN
GESLOTEN
sportclub levert inspanningen om continu vooruit te blijven gaan
sportclub levert inspanningen om continu vooruit te blijven gaan
behoudsgezind
behoudsgezind
normaal gezien voldoende capaciteit
ambitieus en veranderingsgezind
ambitieus en veranderingsgezind
sportclub vindt het niet nodig om veranderingen aan te brengen
sportclub vindt het niet nodig om veranderingen aan te brengen
vaak professionele betaalde werknemers in dienst
staat open voor samenwerking
staat open voor samenwerking
sportclub staat niet open voor samenwerking
sportclub staat niet open voor samenwerking
financieel normaal gezien winstgevend
staat open voor elke doelgroep
staat open voor elke doelgroep ONVOLDOENDE CAPACITEIT
elk jaar hetzelfde stramien volgen is goed
vaak eigen accommodatie
CAPACITEIT
elk jaar hetzelfde stramien volgen is goed CAPACITEIT
ONVOLDOENDE CAPACITEIT
accommodatie financiën - vrijwilligersbeleid: geen fundamentele problemen voldoende & competente bestuursleden en trainers
Er zijn problemen op vlak van bv. vrijwilligers - accommodatie bestuur - trainers - financiën - ...
accommodatie financiën - vrijwilligersbeleid: geen fundamentele problemen voldoende & competente bestuursleden en trainers
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
Er zijn problemen op vlak van bv. vrijwilligers - accommodatie bestuur - trainers - financiën - ...
7
Typologieën van sportclubs
Abstract – lange versie Het Dynamo Project van de Vlaamse Sportfederatie vzw voerde de voorbije negen maanden een onderzoek naar typologieën van sportclubs. De doelstelling van het Dynamo Project is het aanbieden van managementondersteuning voor sportclubs. Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, kende het onderzoek toe aan de proeftuin Dynamo Project in het kader van hun beleidsopdracht “kennis en informatieverstrekking”. De doelstelling van het onderzoek was om een typologie te ontwikkelen die door verschillende sportactoren (de overheid, sportfederaties, sportdiensten, het Dynamo Project) als “tool” gehanteerd kan worden om de eigen sportclubs onder te verdelen in verschillende types. Op die manier kunnen de actoren hun beleid en dienstverlening efficiënter afstemmen op de verschillende soorten sportclubs. Om de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek te garanderen, werd geopteerd om een samenwerkingsverband met een universiteit aan te gaan. De Universiteit Gent werd weerhouden als externe partner. Er werd ook een stuurgroep aangesteld die bestond uit vertegenwoordigers van de Vlaamse sportactoren. Belangrijk om te vermelden, is dat er geen typologie onder de vorm van een sterrensysteem ontwikkeld werd. Het gevaar met dergelijke typologieën is dat er waardeoordelen kunnen gekoppeld worden aan de verschillende types. Dat terwijl elk type sportclub zijn eigen maatschappelijke waarde heeft. Het Dynamo Project wil dit onderzoek onderscheiden van bestaande typologieën door het een toekomstgericht karakter te geven. De bestaande typologieën zijn vaak gebaseerd op huidige kwantitatieve en meetbare gegevens en delen sportclubs in op basis van die gegevens. Dit onderzoek biedt echter een unieke benadering met bijzondere aandacht voor de toekomstgerichte focus van sportclubs. De methode van het onderzoek bestond uit het ontwikkelen van een theoretisch model dat vervolgens geoperationaliseerd werd onder de vorm van een vragenlijst. Het theoretisch model werd ontwikkeld op basis van de bestaande literatuur omtrent typologieën in de non-profit sector. Het model kreeg verder vorm via kritische reflectie binnen de stuurgroep en via het afnemen van interviews bij de sportclubs. Door het doorlopen van die stappen, werden de relevante parameters geïdentificeerd op basis waarvan het theoretisch model opgebouwd werd. De eerste indeling van het model betreft de doelstelling van de sportclub: “non-profit” versus “profit”, waarbij de focus van de verdere indeling op de non-profit gerichte sportclubs ligt. De tweede indeling situeert zich op vlak van “open sportclub” versus “gesloten sportclub”. Met een open sportclub wordt de veranderingsgezindheid of de wil om te veranderen bedoeld. Met een gesloten sportclub wordt een behoudsgezinde sportclub of een sportclub die geen intentie tot verandering toont, bedoeld. De derde indeling situeert zich op vlak van “capaciteit” versus “onvoldoende capaciteit”. Naast een eventuele intentie tot verandering is het bezitten van de nodige middelen een cruciale factor in de realisatie daarvan. De kritische indicatoren om de typologie vorm te geven zijn de bereidheid tot verandering (willen) en de capaciteit van de sportclub (kunnen). Die bereidheid tot verandering impliceert dan ook een toekomstgerichte focus. De sleutelwoorden in die indeling zijn “WILLEN” en “KUNNEN”. Op basis van die indeling worden 5 types sportclubs geïdentificeerd. Een type 1 sportclub is een non-profit, open sportclub met voldoende capaciteit. Een type 2 sportclub is een non-profit, open sportclub met onvoldoende capaciteit. Een type 3 sportclub is een non-profit, gesloten sportclub met voldoende capaciteit. Een type 4 sportclub is een non-profit, gesloten sportclub met onvoldoende capaciteit. Een type 5 sportclub is een profit sportclub. In een volgende fase werd het theoretisch model geoperationaliseerd onder de vorm van een vragenlijst. De verschillende factoren werden bepaald op basis waarvan sportclubs ingedeeld kunnen worden. Het betreft: accommodatie – bestuur – trainers – beleid – vrijwilligers – jeugdwerking – financiën – communicatie – externe focus. Dat zijn de factoren waar de vragenlijst op gebaseerd is. Voor
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
8
Typologieën van sportclubs
elke factor worden stellingen geformuleerd die het “willen” van de sportclub bevragen en stellingen die het “kunnen” van de sportclub bevragen. De vragenlijst bestaat hoofdzakelijk uit stellingen die worden beoordeeld door middel van een Likert-schaal, aangevuld met enkele kwantitatieve vragen. De vragenlijst kreeg vorm door middel van dataverzameling bij 25 testclubs. Het kwantitatieve luik van het onderzoek situeert zich op vlak van de dataverzameling bij een selecte steekproef van 50 sportclubs en een uitgebreide steekproef van 393 sportclubs. De data van de uitgebreide steekproef werden op twee verschillende manieren bekomen. Enerzijds werden een 100-tal sportclubs schriftelijk bevraagd via enkele opleidingen en bijscholingen van het Dynamo Project. Anderzijds werd een digitale versie van de vragenlijst verspreid via de Vlaamse sportfederaties en via de digitale nieuwsbrief van de Vlaamse Sportfederatie vzw en het Dynamo Project. De Vlaamse sportfederaties verspreidden de digitale vragenlijst via hun nieuwsbrief, de website en een mailing naar de sportclubs. De gemiddelde scores van de vragen binnen elke factor die het “willen” en het “kunnen” meten, worden berekend. Er wordt ook een algemeen gemiddelde en percentage berekend voor het “willen” en het “kunnen” van de sportclub. Op basis van de resultaten van de testclubs en na een akkoord in de stuurgroep, werd geopteerd dat 70% het kritisch cijfer is om te bepalen of een sportclub voldoende “wil” en voldoende “kan”. De steekproef bestaat uit 393 sportclubs. 35.1% (138 sportclubs) van die sportclubs behoren tot het type 1 (open en voldoende capaciteit), 32.8% (129 sportclubs) tot het type 2 (open en onvoldoende capaciteit), 9.7% (38 sportclubs) tot het type 3 (gesloten en voldoende capaciteit), 21.1% (83 sportclubs) tot het type 4 (gesloten en onvoldoende capaciteit) en 1.3% (5 sportclubs) tot het type 5 (sportclubs met een profit focus). Belangrijk om te vermelden is dat elke partij een andere betekenis en waarde aan de typologie moet hechten. Elke actor moet zelf bepalen in functie van welk doeleinde en op welke manier de typologie gehanteerd wordt. Elke actor moet ook bepalen welke factoren voor hem relevant zijn om een sportclub onder te verdelen in een bepaald type. Een belangrijk gegeven in de typologie waar elke sportactor rekening mee moet houden, is dat elk type sportclub haar eigen sociale (meer)waarde heeft. Het sportverenigingsleven is een belangrijke vrijetijdsbesteding. De sportclub speelt daarin een cruciale rol. Sportclubs vormen een waardevol sociaal kapitaal voor de samenleving. Ze kunnen voor sociale cohesie en sociale inclusie zorgen. Sportparticipanten hebben hun eigen doelstellingen om aan sport te doen. De verschillende types sportclubs vervullen dan ook verschillende behoeften van de leden.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
9
Typologieën van sportclubs
Bijlage: de typologie “Een sportclub is een vereniging waar één of meerdere sporten of sportvormen worden beoefend in georganiseerd verband en waarvan het hoofddoel het op regelmatige basis aanbieden van recreatieve en/of competitieve sportactiviteiten is”
NON-PROFIT focus
veranderingsgezind “open sportclub”
capaciteit
TYPE 1
PROFIT focus
behoudsgezind “gesloten sportclub”
onvoldoende capaciteit
capaciteit
onvoldoende capaciteit
TYPE 2
TYPE 3
TYPE 4
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
TYPE 5
10
Typologieën van sportclubs
TYPE 1
TYPE 2
TYPE 3
TYPE 4
TYPE 5
NON-PROFIT
NON-PROFIT
NON-PROFIT
NON-PROFIT
PROFIT
OPEN
OPEN
GESLOTEN
GESLOTEN
sportclub levert inspanningen om continu vooruit te blijven gaan
sportclub levert inspanningen om continu vooruit te blijven gaan
behoudsgezind
behoudsgezind
normaal gezien voldoende capaciteit
ambitieus en veranderingsgezind
ambitieus en veranderingsgezind
sportclub vindt het niet nodig om veranderingen aan te brengen
sportclub vindt het niet nodig om veranderingen aan te brengen
vaak professionele betaalde werknemers in dienst
staat open voor samenwerking
staat open voor samenwerking
sportclub staat niet open voor samenwerking
sportclub staat niet open voor samenwerking
financieel normaal gezien winstgevend
staat open voor elke doelgroep
staat open voor elke doelgroep ONVOLDOENDE CAPACITEIT
elk jaar hetzelfde stramien volgen is goed
vaak eigen accommodatie
CAPACITEIT
elk jaar hetzelfde stramien volgen is goed CAPACITEIT
ONVOLDOENDE CAPACITEIT
accommodatie financiën - vrijwilligersbeleid: geen fundamentele problemen voldoende & competente bestuursleden en trainers
Er zijn problemen op vlak van bv. vrijwilligers - accommodatie bestuur - trainers - financiën - ...
accommodatie financiën - vrijwilligersbeleid: geen fundamentele problemen voldoende & competente bestuursleden en trainers
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
Er zijn problemen op vlak van bv. vrijwilligers - accommodatie bestuur - trainers - financiën - ...
11
Typologieën van sportclubs
1. Opbouw van het rapport Dit rapport kadert in het onderzoek omtrent typologieën van sportclubs dat door Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, is toegekend aan het Dynamo Project van de Vlaamse Sportfederatie vzw. Het rapport is opgebouwd uit verschillende onderdelen. Allereerst is er een korte inleiding. Daarna wordt wat meer informatie gegeven over de toewijzing van het onderzoek. De doelstelling en de methode van het onderzoek zijn de volgende onderdelen. In de methode worden het onderzoeksopzet, de duur en fasering en de stuurgroep kort toegelicht. Daarna volgt een literatuurstudie waarin de literatuur omtrent sportclubs en enkele bestaande typologieën besproken wordt. Na de literatuurstudie wordt de typologie in functie van dit onderzoek toegelicht met de verduidelijking en de vergelijking met al bestaande typologieën. Ten slotte volgt de operationalisering van het theoretische model. Dat gebeurt door middel van een vragenlijst. De toelichting omtrent de vragen en de interpretatie naar de werking toe worden ook besproken. Het rapport wordt afgerond met een conclusie.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
12
Typologieën van sportclubs
2. Inleiding Het Dynamo Project is één van de proeftuinen die deel uitmaken van het participatiedecreet (d.i. het decreet houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport) dat door de Vlaamse Regering bekrachtigd werd op 18 januari 2008. Op 17 december 2008 kreeg de Vlaamse Sportfederatie vzw groen licht voor de proeftuin Dynamo Project. Op 2 juni 2009 werd het verenigingsondersteuningsproject officieel voorgesteld. Het Dynamo Project werd toegekend aan de Vlaamse Sportfederatie vzw en heeft een duur van vijf jaar. De doelstelling van de proeftuin is het aanbieden van managementondersteuning voor sportclubs. Sportclubs in Vlaanderen drijven op de vrijwillige inzet van bestuursleden, trainers en tal van (losse) medewerkers. Maar dat vrijwilligerswerk komt steeds meer onder druk te staan, waardoor de toekomst van de sportclubs in gevaar komt. Sportclubs hebben nood aan ondersteuning op administratief en bestuurlijk vlak. Het Dynamo Project ondersteunt sportclubs op gebied van thema’s zoals vzw-wetgeving, btw-wetgeving, de vrijwilligerswet, verzekeringen, sponsoring, boekhouding,… De vier grote basisopdrachten binnen het Dynamo Project zijn: • kennis en informatieverstrekking • aanbieden van een helpdesk • aanbieden van opleidingen en bijscholingen • individuele maatbegeleiding In het kader van het tweede werkingsjaar van het Dynamo Project werd een onderzoek toegekend met betrekking tot typologieën van sportclubs. Dit onderzoek werd aan het Dynamo Project toegewezen aangezien het past binnen haar beleidsopdracht “kennis en informatieverstrekking”. Het Dynamo Project heeft voldoende kennis over de behoeften, noden en problemen van de verschillende soorten sportclubs. Een typologie is in het algemeen een onderverdeling van een groep personen, beschrijvingen of objecten op basis van een aantal kenmerken. Men zou bijvoorbeeld de steden in België kunnen onderverdelen volgens provincie (Oost-Vlaanderen, Limburg,…), volgens inwonersaantal (steden met meer dan 500.000 inwoners, steden met meer dan 750.000 inwoners,…) of volgens een combinatie van beide. De meeste groepen van objecten zijn op vele manieren in te delen, maar toch worden sommige typologieën beter geacht dan andere. Binnen dit onderzoek rond typologieën van sportclubs is het de doelstelling om de verschillende soorten sportclubs in Vlaanderen onder te verdelen op basis van een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Het Dynamo Project wil dit onderzoek onderscheiden van de bestaande typologieën door het een toekomstgericht karakter te geven. De al bestaande typologieën zijn vaak gebaseerd op kwantitatieve en meetbare gegevens en delen sportclubs in op basis van die gegevens. Dit onderzoek biedt echter een unieke benadering met bijzondere aandacht voor de toekomstgerichte focus van sportclubs. Het kan een aanzet zijn tot een vernieuwend beleid voor de verschillende sportactoren. Er zijn veel actoren die op de één of andere manier hulp bieden aan sportclubs. Die actoren hebben echter niet altijd een klare kijk op de verschillende problemen en noden die er heersen bij sportclubs. Het Dynamo Project wil daar met dit onderzoek meer duidelijkheid over brengen.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
13
Typologieën van sportclubs
3. Toewijzing van het onderzoek Aangezien de Dynamo Project medewerkers eerder gespecialiseerd zijn in praktijkgerelateerde onderwerpen en het voeren van wetenschappelijk onderzoek niet tot hun kernopdracht behoort, werd geopteerd om een samenwerkingsverband met een externe partner aan te gaan om de kwaliteit van dit onderzoek te garanderen. Die externe partner moest de objectiviteit en wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek bewerkstelligen. Er werd gekozen om samen te werken met een universiteit om een beroep te doen op hun wetenschappelijke expertise. Een Dynamo Project medewerker is de hoofdtrekker van dit onderzoek en werd wetenschappelijk ondersteund door een universiteit. Het onderzoek werd dus niet volledig uitbesteed. Concreet werd vooropgesteld dat die partner dienstverlening in het kader van het onderzoek zou verlenen. Dat impliceerde het huisvesten van de Dynamo Project medewerkster belast met het onderzoek, evenals de wetenschappelijke begeleiding van het project. De taak van de universiteit was eerder ondersteunend. Het onderzoek valt onder “de wet betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten” (wet van 24 december 1993). De onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking is van toepassing, waardoor er geen publicatieverplichting is. In dit geval is aan de publiciteitsvereiste voldaan als er tenminste drie kandidaten worden geraadpleegd. De wet werd toegepast en getiteld als bestek nr. Dynamo Project/typologie/2009-2010/nr1. Er werden twee offertes ingediend en die werden volgens de gunningsprocedure beoordeeld. De offerte van de Universiteit Gent werd als beste geklasseerd. Daardoor werd de Universiteit van Gent weerhouden als externe partner.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
14
Typologieën van sportclubs
4. Doelstelling van het onderzoek Vanuit de Vlaamse Overheid werd aan het Dynamo Project een onderzoek omtrent typologieën van sportclubs toegekend. De doelstelling was om een zeer algemene typologie te ontwikkelen, zodat die niet alleen door het Dynamo Project, maar evenzeer door verscheidene andere actoren als “tool” gehanteerd kan worden. Binnen de sportsector zijn er verschillende instanties op de markt die dienstverlening ten opzichte van sportclubs aanbieden. De overheid, sportfederaties, sportdiensten en het Dynamo Project zijn slechts enkele voorbeelden van dergelijke instanties. Echter, het aanreiken van (management)ondersteuning voor sportclubs wordt vandaag de dag bemoeilijkt door de diversiteit die er bestaat binnen het sportlandschap. Er is nood aan een segmentatiesysteem op basis waarvan gerichte acties kunnen ondernomen worden. Op die manier kunnen sportclubs enerzijds veel efficiënter bijgestaan worden en anderzijds worden ze niet overstelpt met voor hen vaak irrelevante informatie. Om een betere dienstverlening ten opzichte van sportclubs te kunnen aanbieden, verrichtte het Dynamo Project onderzoek naar typologieën van sportclubs. Op basis van de ontwikkelde typologie kunnen de noden qua (management)ondersteuning en andere ondersteuning beter afgestemd worden op de noden van het veld. Voor de verschillende instanties (namelijk de overheid, het Dynamo Project, sportfederaties, sportdiensten,…) kan de typologie in de toekomst een beleidsmatige meerwaarde bieden met betrekking tot het optimaliseren van de dienstverlening. Aangezien de typologie in de toekomst door verschillende actoren gehanteerd kan worden en voor verschillende doeleinden kan dienen, werd geopteerd om een zeer algemene typologie te ontwikkelen. Elke partij moet hier echter een andere betekenis en waarde aan hechten. Het is aan de verschillende instanties om te bepalen in functie van welk doeleinde de typologie gebruikt zal worden en op welke manier die gehanteerd wordt. Met dit onderzoek rond typologieën van sportclubs wil het Dynamo Project een andere kijk op de sportsector geven. De doelstelling is om de typologie een toekomstgericht karakter te geven zonder zich vooraf te baseren op kwantitatieve en meetbare gegevens. Belangrijk om te vermelden, is dat er geen typologie onder de vorm van een sterrensysteem ontwikkeld werd. Het gevaar met dergelijke typologieën is dat er waardeoordelen kunnen gekoppeld worden aan de verschillende types. Dat terwijl elk type sportclub zijn eigen maatschappelijke waarde heeft. Vandaar de keuze om niet met een classificatie onder de vorm van een sterrensysteem te werken. Het Dynamo Project, belast met het onderzoek, zal daar verder geen uitspraak over doen.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
15
Typologieën van sportclubs
5. Methode 5.1 Onderzoeksopzet Om een typologie te ontwikkelen, bestaan er twee verschillende onderzoeksmogelijkheden. Ten eerste kan er op basis van dataverzameling bij sportclubs een typologie opgemaakt worden. Op die manier kan er, aan de hand van een uitgebreide dataset met allerhande eigenschappen van sportclubs, door bijvoorbeeld statistische clusteranalyse een typologie ontstaan. Het nadeel daarbij is dat er geen voorafgaande statistische garanties zijn en dat men toch op voorhand de parameters waarop men de typologie wil opbouwen, moet kennen. De tweede mogelijkheid is om eerst een theoretische typologie te ontwikkelen en die vervolgens te operationaliseren. Er werd gekozen voor de tweede onderzoeksmogelijkheid, namelijk het opmaken van een abstracte typologie, aangezien de aard van het onderzoek voornamelijk praktijkgericht is (de vooropgestelde finaliteit is beleidsrelevantie) en de tijdsperiode (negen maanden) zeer beperkt was. Het theoretisch model werd ontwikkeld op basis van de bestaande literatuur omtrent typologieën in de non-profit sector en op basis van internationale voorbeelden uit de sportsector. Het model kreeg verder vorm via kritische reflectie binnen de stuurgroep (zie 4.3.) en via het afnemen van interviews bij de sportclubs. Door het doorlopen van die stappen, werden de relevante parameters op basis waarvan het theoretisch model opgebouwd werd, geïdentificeerd. De operationalisering van de typologie gebeurde door middel van een vragenlijst. De vragenlijst werd getest door middel van dataverzameling bij een aantal testclubs. Het kwantitatieve luik van het onderzoek situeert zich op vlak van de dataverzameling bij een selecte steekproef van 50 sportclubs en bij een grotere steekproef van 393 sportclubs. Het onderzoek focuste zich op onderstaande vragen: • Welke internationale ervaringen bestaan er met typologieën binnen de sportsector? • Welke criteria zijn relevant bij het ontwikkelen van een typologie van sportclubs? • Welke indelingen zijn relevant voor efficiënte beleidsmatige ondersteuning? • Welke combinatie van categorisering levert de beste groepering tot een typologie van sportclubs in Vlaanderen in het kader van de vooropgestelde doelstellingen?
5.2 Duur en fasering Er werd vooropgesteld dat het onderzoek omtrent typologieën van sportclubs binnen een tijdsspanne van negen maanden gerealiseerd zou moeten worden. De medewerkster belast met het onderzoek kon van start gaan op 18 januari 2010. Binnen die periode van negen maanden, werd een literatuurstudie gemaakt met de inventarisatie en analyse van studies en projecten in de literatuur omtrent het onderwerp. Op basis daarvan en na ruggespraak met de stuurgroep werd er een typologie ontwikkeld. Na het opmaken van een typologie, werd een vragenlijst ontwikkeld om het model te operationaliseren. De vragenlijst werd getest door middel van dataverzameling bij een aantal testclubs. De vorderingen van het onderzoek werden telkens teruggekoppeld naar de stuurgroep. februari
maart
april
mei
juni
juli
augustus
september
literatuuronderzoek (lezen en schrijven) ontwikkelen typologie
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
16
Typologieën van sportclubs
terugkoppeling stuurgroep (1x per maand) aftoetsen typologie aan bestaande data (casestudies) verwerking casestudies bijsturen typologie uitschrijven theoretische achtergrond typologie (rapport) typologie aftoetsen in de praktijk bij de sportclubs (onder voorbehoud)
5.3 De stuurgroep Voor het onderzoek omtrent typologieën van sportclubs werd een stuurgroep samengesteld. Die stuurgroep had als opdracht het coördineren van de planning en het aanbrengen van inhoudelijke input. Dat houdt in dat het tijdsschema bewaakt moest worden en dat er bijgestuurd werd waar nodig. Binnen de vergaderingen werden ideeën aangebracht en uitgewisseld en werden discussies gevoerd omtrent de typologie en de vragenlijst. De stuurgroep kwam maandelijks samen. Naast een aantal vertegenwoordigers van Vlaamse sportactoren, zetelde ook één Nederlandse expert in de stuurgroep. Liesbeth Van der Meer vertegenwoordigt de Nederlandse organisatie “Rotterdam Sportsupport”. Zij werd uitgenodigd op de vergaderingen van de stuurgroep aangezien zij in het kader van het optimaliseren van de dienstverlening van Rotterdam Sportsupport recentelijk een typologie ontwikkeld hebben. Voor het Dynamo Project was dat een zeer leerrijke uitwisseling van ideeën en ervaringen omtrent typologieën. Samenstelling stuurgroep: naam Prof. Dr. Marc Maes Geraldine Mattens Dr. Anne-Line Balduck Piet Meneve Karoline Stock Walter Dingemans Liesbeth Van der Meer Steffie Lucidarme Leen Magherman Celine Pieters
functie Professor sportmanagement Algemeen en juridisch directeur Projectcoördinator Directeur-Manager Sportdeskundige Coördinator sportclubondersteuning Projectleider Assistent Onderzoeksmedewerkster Projectmedewerkster
organisatie Universiteit Gent Vlaamse Sportfederatie vzw Dynamo Project Sportdienst stad Gent Sportdienst Kortrijk Stad Antwerpen Rotterdam Sportsupport Universiteit Gent Universiteit Gent Dynamo Project
Ad hoc werden ook een vertegenwoordiger van het departement CJSM en van het kabinet Sport uitgenodigd op de stuurgroep.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
17
Typologieën van sportclubs
6. Literatuurstudie Voordat het onderzoek omtrent de typologie en het meetinstrument besproken worden, is het noodzakelijk om de bestaande literatuur omtrent sportclubs en typologieën van sportclubs toe te lichten. Allereerst komen een aantal algemene zaken (de definitie, de geschiedenis) in verband met sportclubs aan bod. Daarna wordt de organisatie van de sport in Vlaanderen, de verschillende niveaus van sportbeoefening en de sportparticipatie in Vlaanderen besproken. Verder worden een aantal factoren toegelicht die relevant zijn voor een sportclub: sportaccommodatie, bestuur, trainers, beleid, vrijwilligers, jeugdsportbeleid, financiën, communicatie en externe focus. Het meten van kwaliteit in de sportclub is een onderwerp dat ook aan bod komt in de literatuurstudie. Ten slotte worden een viertal bestaande typologieën van sportclubs besproken.
6.1 Algemene kadering 6.1.1 Definiëring van het begrip sportclub Vooraleer een typologie te ontwikkelen, is het van belang om de term “sportclub” af te bakenen en na te gaan welke sportorganisaties daar al dan niet toe behoren. Hieronder volgen twee definities van het begrip “sportclub”. Definitie sportclub volgens het Decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding (p.2): “Een sportclub is een autonome, plaatselijke sportvereniging, aangesloten bij een erkende Vlaamse sportfederatie, met als doelstelling het organiseren van sportactiviteiten en het promoten van haar sport.” Definitie sportclub volgens De Knop (2010, p.131): “Een sportclub is een vereniging met sportieve en sociale motieven waar één of meerdere sporten of sportvormen worden beoefend in georganiseerd verband en waar er al dan niet wordt deelgenomen aan officiële wedstrijden.” De definitie van De Knop sluit het meest aan bij deze die voor ogen werd gehouden voor het huidige onderzoek. In functie van de typologie wordt het begrip “sportclub” als volgt gedefinieerd: “Een sportclub is een vereniging waar één of meerdere sporten of sportvormen worden beoefend in georganiseerd verband en waarvan het hoofddoel het op regelmatige basis aanbieden van recreatieve en/of competitieve sportactiviteiten is.” Daarbij zijn volgende kenmerken essentieel: • georganiseerd verband • op regelmatige basis • hoofddoel = recreatieve en/of competitieve sportactiviteiten De definitie werd heel ruim opgesteld, waardoor er weinig sportorganisaties uitgesloten kunnen worden. In de typologie zal er vertrokken worden vanuit die definitie.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
18
Typologieën van sportclubs
6.1.2 Geschiedenis van de sportclub In de loop van de 19e eeuw zijn de klassieke sportclubs, zoals wij ze nu kennen, ontstaan in Engeland. De Engelse kostscholen vormden een ideale groeibasis voor de balspelen en daarbinnen ontstonden de sportclubs, waar er regelmatig getraind werd en aan wedstrijden werd deelgenomen. De verschillende sportspelen en sportclubs werden geïntroduceerd over de hele wereld via de Engelse emigranten (De Knop & De Bosscher, 2010). Daarnaast ontstond in het begin van de 19e eeuw het turnen in Duitsland, dat vervolgens ook in andere Europese landen geïntroduceerd werd. In Antwerpen werd bijvoorbeeld de eerste turnclub gesticht in 1839 onder leiding van Isenbaert (De Knop & De Bosscher, 2010). In de 19e eeuw ontstond binnen de universiteiten een derde vorm van georganiseerde sportbeoefening. Studenten verenigden zich in universitaire sportclubs. Vanaf de 20e eeuw werd sport alsmaar bekender waardoor het een serieuze groei kende. Daardoor rezen overal sportclubs uit de grond en ontstonden er tal van nieuwe sporten (De Knop & De Bosscher, 2010). Het Vlaamse sportlandschap is de laatste jaren enorm geëvolueerd. Waar vroeger de traditioneel competitieve sportclub bijna een monopoliepositie had in het aanbieden van sport, kan men vandaag vaststellen dat de markt van de sportactiviteiten enorm gedifferentieerd, maar vooral geëvolueerd is. Vroeger werd de sportclub gekenmerkt door haar competitieve en prestatieve karakter en door een sterk vrijwilligersinitiatief (Anciaux, 2009). Vandaag de dag wordt sport voornamelijk gekenmerkt door termen zoals ontspanning, plezier, gezondheid, fitheid,… Vanuit de overheid is het een doelstelling om zoveel mogelijk mensen aan te zetten tot sportparticipatie (Muyters, 2009). Dat wordt mede mogelijk gemaakt dankzij tal van initiatieven zoals bijvoorbeeld “Sport voor Allen”, gekenmerkt door het laagdrempelig karakter, met een specifieke focus op het integreren van kansengroepen. Sport moet voor iedereen toegankelijk zijn, ongeacht leeftijd, sekse, socio-economische status, etnische afkomst, geloofsovertuiging, fysieke ingesteldheid of seksuele voorkeur. Naast participatie is kwaliteit ook een kernbegrip bij het sportbeleid van de voorbije en komende vijf jaar. Sportclubs eisen vandaag de dag meer en meer professionaliteit en competenties van de vrijwillige krachten (Anciaux, 2009). Zo veel mogelijk Vlamingen zo regelmatig mogelijk laten sporten in zo goed mogelijke omstandigheden is ook een doelstelling van de overheid (Muyters, 2009). Een bedreiging voor de traditionele vrijwillige sportclubs zijn de commerciële sportaanbieders, zoals bijvoorbeeld fitnesscentra en klimzalen die een beroep doen op professionele en betaalde werknemers, en de niet-georganiseerde sporten (Scheerder, 2010).
6.1.3 De organisatie van de sport in Vlaanderen Het Vlaamse sportlandschap bestaat uit sportclubs en sportfederaties die de sportclubs overkoepelen. De Vlaamse Sportfederatie vzw is de overkoepelende federatie van de erkende en/of gesubsidieerde sportfederaties in Vlaanderen. 73 erkende sportfederaties (waarvan 40 unisportfederaties, 31 recreatieve sportfederaties, Vlaamse Boogsportfederatie Liggende Wip en Vlaamse Vereniging van Hengelsportverbonden), 3 organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding en 4 sportorganisaties van algemeen belang zijn lid bij de Vlaamse Sportfederatie vzw. Daarnaast zijn er in Vlaanderen ook 10 erkende sportfederaties die niet zijn aangesloten bij de Vlaamse Sportfederatie vzw. Volgens het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding, worden de unisportfederaties ingedeeld in drie categorieën:
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
19
Typologieën van sportclubs
1° categorie A : een Vlaamse sportfederatie die in haar doelstelling en werking uitsluitend de organisatie, de promotie en de kwaliteitszorg van één sporttak op het oog heeft. De sporttak komt voor op de sporttakkenlijst. De sportfederatie kan als enige, via haar nationale koepel, deelnemen aan de Olympische Spelen. Die Vlaamse sportfederatie heeft als enige, via haar nationale koepel, een officiële affiliatie met de internationale federatie van de sport. De internationale sportfederatie moet op haar beurt door het Internationaal Olympisch Comité aanvaard zijn als Olympische sportfederatie. 2° categorie B : een Vlaamse sportfederatie die in haar doelstelling en werking uitsluitend de organisatie, de promotie en de kwaliteitszorg van één sporttak op het oog heeft. De sporttak komt voor op de sporttakkenlijst. De sportfederatie kan als enige, via haar nationale koepel, deelnemen aan Wereldkampioenschappen of de Wereldspelen. Die Vlaamse sportfederatie heeft als enige, via haar nationale koepel, een officiële affiliatie met de internationale federatie van de sport. De internationale sportfederatie moet op haar beurt volwaardig lid met stemrecht zijn van de “Association générale des Féderations internationales sportives” (AGFIS). 3° categorie C : een Vlaamse sportfederatie voor gehandicapten die in haar doelstelling en werking uitsluitend de organisatie, de promotie en de kwaliteitszorg van één of meer sporttakken op het oog heeft. Die sporttakken komen voor op de sporttakkenlijst. De sportfederatie kan als enige, via haar nationale koepel, deelnemen aan de Paralympics. Die Vlaamse sportfederatie heeft, via haar nationale koepel, een officiële affiliatie met het “International Paralympic Committee”. De Gymnastiekfederatie Vlaanderen vzw, de Vlaamse AtletiekLiga vzw en de Vlaamse Tennisvereniging vzw zijn voorbeelden van unisportfederaties. Er zijn ook heel wat recreatieve sportfederaties lid van de Vlaamse Sportfederatie vzw. “Een recreatieve sportfederatie is een Vlaamse sportfederatie die in haar doelstellingen en werking de organisatie, de promotie en de kwaliteitszorg van één of meer sporttakken die voorkomen op de sporttakkenlijst op het oog heeft en die zuiver recreatieve of competitiegerichte recreatieve sportbeoefening volgens de reglementen van de sporttak(ken) aanbiedt” (decreet 13 juli 2001, p. 10). Aktivia vzw, de Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw, Fros Amateursportfederatie vzw en de Gezinssportfederatie vzw zijn voorbeelden van recreatieve sportfederaties. Verder zijn er enkele organisaties voor sportieve vrijetijdsbesteding lid van de Vlaamse Sportfederatie vzw. Onder “Sportieve Vrijetijdsbesteding” wordt verstaan: “een vrijetijdsbesteding waarbij de deelnemers op gereglementeerde wijze en in gestructureerd verband hun vaardigheden meten en waarbij coördinatie, concentratie, behendigheid, tactiek en ontspanning primeren in combinatie met een minimale fysieke activiteit. De sporttakken van de sporttakkenlijst kunnen hier niet toe behoren”. De activiteiten van de vrijetijdsbesteding worden ingedeeld in vier vrijetijdsclusters: traditionele volksspelen, internationale volksspelen, dierenhobby’s en luchtactiviteiten (decreet 13 juli 2001). De Vlaamse Organisatie voor Internationale Volksspelen, de Vlaamse Traditionele Sporten en de Vlaamse Cluster van Luchtsporten zijn voorbeelden van organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding. Volgens Scheerder (2010) telde Vlaanderen in 2004 ongeveer 25.000 sportclubs, waarvan 85% kan beschouwd worden als een sportclub in de strikte zin van het woord en 15% een socio-culturele sportvereniging is, waar bijvoorbeeld aan duivenmelken en hondendressuur gedaan wordt. 42% van de sportclubs zijn een feitelijke vereniging en 49% een vzw. 9% van de sportclubs hebben een andere structuur, zoals bijvoorbeeld een vennootschapsstructuur. Grote sportclubs (met meer dan 200 leden) hebben meestal een vzw structuur, terwijl kleine sportclubs (minder dan 61 leden) vaker een feitelijke vereniging zijn (Scheerder, 2010). Een sportclub bestaat uit een bestuur, dat de organisatorische taken uitvoert, uit trainers, die de sporttechnische taken op zich nemen en uit leden. De sportclubs in Vlaanderen zijn relatief klein. 51% van de sportclubs tellen minder dan 61 leden en 19,5% tellen meer dan 200 leden. De meerderheid van de sportclubs is hoofdzakelijk recreatief georiënteerd (Staten-Generaal Bloso, 2004). De meeste sportclubs situeren zich in de non-profit of not-for-profit-sfeer, wat betekent dat sport echt het doel is en het financiële enkel dient om het sportieve clubdoel te kunnen realiseren. Daarnaast vinden we in sommige wedstrijdsporten en dan vooral in de hogere
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
20
Typologieën van sportclubs
divisies, echter ook sportclubs die zich eerder in het commerciële circuit bevinden (bv. R.S.C. Anderlecht). De topsporters in die sportclubs zijn vaak professionals die in loondienst werken bij de sportclub (De Knop & De Bosscher, 2010). In de groep van de sportclubs zijn er dan ook weer een aantal buitenbeentjes zoals fitnessclubs. Die worden door het decreet van 13 juli 2001 wel erkend als sportclub als ze zijn aangesloten bij de Fitness Organisatie vzw, een sportfederatie die is aangesloten bij de Vlaamse Sportfederatie vzw. Fitnesscentra zijn echter meestal zuiver commercieel en worden gemanaged als een echt bedrijf. Sport lijkt daar eerder een middel om de bedrijfsdoelstelling, zijnde winst maken, te realiseren. Sport kan dus naast kleinschalig en amateuristisch, ook big business betekenen (De Knop & De Bosscher, 2010).
6.1.4 Verschillende niveaus van sportbeoefening In de huidige sportwereld is het niet eenvoudig om een strikt onderscheid te maken tussen topsportclubs, competitieve sportclubs en recreatieve sportclubs. Bij de Vlaamse Atletiekliga vzw zijn er bijvoorbeeld 89 atletiekclubs aangesloten, waarvan er slechts één zuiver recreatief is. De overige sportclubs hebben zowel een competitief als een recreatief aanbod. Vandaar de keuze om niet de termen “topsportclub”, “competitieve sportclub” en “recreatieve sportclub” te omschrijven, maar wel de termen “topsport”, “competitiesport” en “recreatiesport”. Scheerder (2007) heeft in onderstaande figuur de verschillende soorten niveaus van sportbeoefening en sportbeleving geclusterd. TOPSPORT • professioneel • internationeel • gemediatiseerd • vaak betaald
VRIJETIJDSSPORT • niet-betaald • actief of passief • tijdens vrije tijd
MEDIASPORT • “kijksport” • fysiek passief • sportpubliek
BREEDTESPORT • “doesport” • fysiek actief • sportbeoefenaars
RECREATIESPORT • competitief • resultaatgericht • strijden en winnen • principe van uitsluiting • vaak in clubverband
PARTICIPATIESPORT • recreatief • procesgericht • deelnemen en deelhebben • principe van uitsluiting • niet noodzakelijk in club
Figuur: Model voor modi van sportbeoefening en sportbeleving aangevuld met enkele kenmerken (Scheerder, 2007) Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
21
Typologieën van sportclubs
6.1.4.1 Topsport Bij topsport gaat het om het beroepsmatig leveren van internationaal uitmuntende sportprestaties die aansluiten bij de verwachtingen van een gemediatiseerde spektakelsamenleving en vaak, maar niet noodzakelijk, financieel beloond worden (Scheerder, 2007). Begin 2010 telde Vlaanderen 152 elitesporters die ondersteund worden door de Vlaamse Overheid of door een instelling van de Vlaamse Overheid (http://www.topsportvlaanderen.be).
6.1.4.2 Vrijetijdssport Bij vrijetijdssport gaat het om activiteiten die geen arbeid zijn, maar zich afspelen gedurende de vrije tijd. De niet-professionele sportbeoefening en –beleving staat centraal. Betaalde sportbeoefening wordt uitgesloten. Vrijetijdssport kent twee grote luiken. Het passieve luik, de mediasport, is de “kijksport” die geconsumeerd wordt door het sportpubliek (toeschouwers, tv-kijkers). Het actieve luik, de breedtesport, staat voor de “doesport” (Scheerder, 2007).
6.1.4.3 Competitiesport Competitiesport wordt gekenmerkt door zijn resultaatgerichte karakter. Het is in de eerste plaats gericht op de prestatie die in een wedstrijd wordt geleverd. Strijden en winnen zijn sleutelwoorden en het wordt vaak in sportclubverband beoefend (Scheerder, 2007).
6.1.4.4 Recreatiesport Recreatiesport wordt gekenmerkt door zijn procesgerichte karakter. Het resultaat is minder van belang en het wordt niet noodzakelijk in sportclubverband beoefend. “Recreatiesporters zijn een groep van bewegingslustigen die, intensief of incidenteel en al dan niet georganiseerd in sportclub- of ander verband, op een eigen en eigentijdse manier sportactief zijn gedurende de vrije tijd en daarbij op de eerste plaats ontspanning, gezondheid, gezelligheid, een optimale conditie en/of sociaal contact nastreven eerder dan competitieve en prestatieve beweegreden” (Scheerder, 2007, p.11).
6.1.4.5 Topsport versus vrijetijdssport “Sport kan ruwweg in twee delen worden opgesplitst: een laagdrempelig niveau van recreatiesport tot competitiesport enerzijds en een professioneel of topniveau anderzijds. Hoewel elk van die sporten zijn eigen netwerken en actoren heeft en dus een heel specifieke vorm van aansturing vereist, kunnen ze onmogelijk los van elkaar worden gezien. Onze Vlaamse topsporters zijn een inspiratiebron voor onze sportende jeugd. Kijk bijvoorbeeld naar het aantal inschrijvingen in tennisclubs na de prestaties van onze tennismeisjes. Omgekeerd kan er geen topsport bestaan als de rekruteringsbasis niet stevig genoeg is” (Anciaux, 2009).
6.1.5 Sportparticipatie in Vlaanderen Uit onderstaande figuur blijkt dat de algemene sportbeoefening ten opzichte van 40 jaar geleden duidelijk gestegen is. Recreatiesport was gedurende de voorbije vier decennia steeds populairder dan competitiesport en sportbeoefening in clubverband. In 2007 deed meer dan 50% van de Vlaamse populatie op een recreatieve manier aan sport, terwijl slechts 11% participeert in competitiesport en 26% in clubsport. Ook opmerkelijk is dat gedurende het laatste decennium de recreatiesport vooruitgang boekt, terwijl competitiesport en clubsport een daling kennen. Sportbeoefening in clubverband blijkt bovendien voornamelijk te scoren bij jongeren. Bijna zeven op de tien sportieve jongeren zijn actief lid van een sportclub, terwijl die verhouding bij de sportieve volwassenen nauwelijks vier op de tien bedraagt. Het merendeel van de actieve volwassenen is dus sportactief buiten clubverband. Bijna 46% van de sportieve volwasse-
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
22
Typologieën van sportclubs
nen beoefent sport op een individuele, niet-georganiseerde manier. Bij de jongeren gaat het om minder dan een kwart van de sporters (Scheerder & Vanreusel, 2009).
6.1.5.1 Clubsport Ondanks de toenemende individualisering, is het aantal clubsporters toch niet onaanzienlijk. Bijna een derde van de 6- tot en met 85-jarigen in Vlaanderen is actief lid van een sportvereniging. Uitgedrukt in functie van het aantal sportbeoefenaars betekent dat dat 41% van alle sporters hun sport in een clubgeorganiseerde context beoefent. Het recreatieve sportaanbod neemt daar een belangrijke plaats in. Ongeveer 63% van de sportclubs in Vlaanderen biedt een recreatief sportaanbod aan. Iets meer dan de helft van de sportclubs kan bovendien als een recreatiesportclub aangeduid worden aangezien hun aanbod hoofdzakelijk op recreatieve sportbeoefening is gericht. Dat betekent dat er in 2006 in Vlaanderen ongeveer 15.000 sportclubs met een recreatief sportaanbod bestaan waarvan bijna 12.300 “zuivere” recreatieve sportclubs (Scheerder, 2007).
6.1.5.2 Verschuiving van clubsport naar egosport Sportclubs hebben vandaag de dag te maken met tal van trends en verschuivingen die zich voordoen binnen de sportvereniging. Die kunnen gezien worden als een probleem of als een bedreiging, maar evengoed als een opportuniteit naar de toekomst toe. Volgens Scheerder (2004) is de verschuiving van clubsport naar egosport een trend die ontstaan is uit het individualiseringsproces. De professionalisering van de sportclub, de verschuiving van competitiesport naar recreatiesport en de vergrijzing binnen het bestuur zijn andere voorbeelden van trends die zich voordoen binnen sportclubs. Verder is er een sterke nood aan samenwerkingsverbanden tussen
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
23
Typologieën van sportclubs
sportclubs. Dat kan een oplossing bieden aan de drop-out die ontstaat doordat veel competitiespelers maar tot een bepaalde leeftijd bij hun ploeg terechtkunnen. Sport wordt beïnvloed door tal van factoren. Individualisering is er één van. We leven in een egocentrische maatschappij waardoor mensen meer individuele activiteiten kiezen die ze vrij kunnen beoefenen, los van wekelijkse training- en competitieverplichtingen (georganiseerde sportbeoefening). Er ontwikkelt zich een tendens tot het verlaten van het klassieke sportclubpatroon, waarbij de consument zich toelegt op een bepaalde sport in een bepaalde sportclub en die trouw blijft. Er gaan steeds meer mensen sporten, maar die kiezen minder vaak voor een sportclub. De consument zoekt nu meer kortdurende bewegingsvormen, waarbij hij ten opzichte van de organisatie of sportclub geen enkel engagement opneemt. Ieder maakt voor zichzelf uit wat sportief waardevol is en waarin hij of zij wil participeren (Anciaux, 2009). Volgens Scheerder (2007) doet ongeveer 90% van de sporters in Vlaanderen (ook) buiten clubverband aan sport. Vooral bij volwassenen is de individuele sportbeoefening zeer populair. Bijna de helft van de volwassen sporters doet individueel aan sport. Bij de jongeren is dat minder dan een kwart. Wekelijks met een paar vrienden een rondje lopen of elk weekend een uurtje squashen in de gemeentelijke sporthal zijn voorbeelden van ongeorganiseerde sportbeoefening. Dat soort sporten staat los van enige structuur, begeleiding en verzekering. De participant maakt steeds meer zelf uit hoe, wanneer, hoe lang en met wie hij wil sporten (Muyters, 2009). Sportclubs die voor dit type participant open staan, kunnen de commerciële aanbieders op de sportmarkt nog steeds het hoofd bieden (Scheerder, 2007). Er zouden bepaalde formules ontwikkeld kunnen worden om die sporters te groeperen zodanig dat ze eenvoudig geïdentificeerd en verzekerd kunnen worden, zoals een geïntegreerd lidmaatschap bij de sportclubs. Scheerder (2004) formuleerde drie stellingen met betrekking tot de individualisering in de sport. 1.
Ondanks de popularisering van de vrijetijdssport sluiten mensen zich tegenwoordig minder aan bij een sportvereniging, wat in het voordeel is van de niet- en andersgeorganiseerde sport.
Gelukkig blijft sportbeoefening in de toekomst populair, maar de context waarin gesport zal worden, is onderhevig aan maatschappelijke ontwikkelingen en noden. Echter, het maatschappelijk draagvlak van de sportclub is minder van belang als steeds minder mensen in clubverband sportactief zijn. Binnen het krachtveld van sportclubs/sportfederaties – overheid – commerciële aanbieders zoals fitnesscentra, ontstaat dan een verschuiving doordat één van de actoren mogelijk wegvalt of althans een minder prominente rol zal gaan spelen in de toekomst. 2.
In de afgelopen decennia heeft er zich een verschuiving voorgedaan van de deelname aan teamsporten naar individuele sporten; aan sport doen is daardoor in toenemende mate een solitaire activiteit geworden.
In Vlaanderen zijn heel wat sportaccommodaties aanwezig voor teamsporten. Die infrastructuur zal echter deels overbodig worden als er een verschuiving zal zijn van team- naar individuele sportbeoefening. Er zal dan een grotere vraag ontstaan naar infrastructuur voor individuele sportbeoefening die doorgaans meer ruimte vraagt dan accommodaties voor teamsporten. 3.
Als gevolg van de individualisering van de sport zou de (clubgeorganiseerde) sport als sociaal bindmiddel onder druk staan; sportbeoefening wordt eerder als middel aangewend om zich sociaal te onderscheiden.
Een gevolg van de vorige stellingen is dat de sportclub als sociaal middel onder druk zou komen te staan. Er zal dan meer aandacht moeten besteed worden aan sport- en bewegingsvormen waarvan aangetoond kan worden dat ze een sterke sociaal-integratieve functie hebben.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
24
Typologieën van sportclubs
6.1.5.3 Samenwerkingsverbanden tussen sportclubs Er is een grote nood aan samenwerking tussen de verschillende sportclubs. Dat kan een oplossing bieden aan de drop-out die ontstaat doordat veel competitiespelers maar tot een bepaalde leeftijd bij hun ploeg terechtkunnen. Momenteel zijn de meeste sportclubs zeer specifiek: er kan in één sportclub meestal slechts één sporttak beoefend worden en het aanbod is vaak enkel gericht op competitie- of recreatiesport. Veel competitiespelers kunnen maar tot een bepaalde leeftijd terecht bij hun ploeg. Vanaf een jaar of 30 moet er plaats gemaakt worden voor nieuwelingen. Daardoor ontstaat drop-out: die “sportsenioren” kunnen niet meer aan competitie doen en worden gedwongen tot stoppen. Dat is een actueel probleem in een groot aantal competitieve sportclubs. Er is nood aan een competitie voor “sportsenioren” op recreatief niveau, zonder verplichte competitieve trainingen (zoals het corporatief basketbal). Competitieve sportclubs zouden dus een nieuwe officiële, recreatieve competitie kunnen inrichten om dat hiaat op te vullen. De mogelijkheid om binnen één sportclub meerdere sporttakken te beoefenen en dat zowel op competitief als op recreatief niveau, zou kunnen bijdragen tot het tegengaan van de ledendrop-out in sportclubs (Staten-Generaal, 2004). Minder getalenteerde jeugdspelers die de kans niet krijgen om aan de wedstrijden deel te nemen en die daardoor afhaken, zouden ook binnen die recreatieve competities opgevangen kunnen worden. Maar in heel wat sportclubs heerst er een spanning tussen recreatie- en competitiesport, aangezien de competitiesport wellicht de beste trainers, accommodatie en de meeste financiële middelen toegestoken krijgt. Er is duidelijk nood aan omnisportclubs met een competitief en een recreatief aanbod. Als leden willen overstappen naar een andere sporttak of naar een ander (recreatief) niveau, kunnen ze op die manier in dezelfde sportclub aan sport blijven doen (Staten-Generaal, 2004). Vlaams minister Muyters (2009) geeft in zijn beleidsnota Sport aan dat hij wil aftoetsen in hoeverre de combinatie van breedtesport en topsport of de combinatie van verschillende sporttakken haalbaar is binnen één centrum. Vlaams minister Muyters wil ook nagaan of het opportuun is om in Vlaanderen één centrum te bouwen dat zich leent tot de organisatie van multidisciplinaire topsportactiviteiten.
6.2 Relevante factoren voor een sportclub In dit hoofdstuk worden een aantal factoren besproken die belangrijk zijn voor de algemene werking van de sportclub. Uit de literatuur (o.a. Westerbeek, 2006; Balduck, 2009; Horch & Schütte, 2003; Scheerder, 2010) werden volgende factoren geselecteerd: • sportaccommodatie • het bestuur van een sportclub • trainers • beleid • vrijwilligers • jeugdsportbeleid • financiën • communicatie • externe focus: het proces van sociale inclusie Dat zijn ook de factoren op basis waarvan de vragenlijst opgesteld werd.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
25
Typologieën van sportclubs
6.2.1 Sportaccommodatie Vlaams minister Muyters (2009) geeft in de Beleidsnota Sport (2009-2014) aan dat elke inwoner van Vlaanderen in de onmiddellijke leefomgeving terecht moet kunnen in goed onderhouden, kwalitatieve en functionele sportaccommodaties. De nabije aanwezigheid van kwalitatieve sportinfrastructuur is één van de factoren die mensen aanzet tot het beoefenen van sport of bewegingsactiviteiten en kan dus de sportparticipatie ten goede komen. Uit de Staten-Generaal van de sportclubs (BLOSO, VSF, 2004) blijkt echter dat de Vlaamse sportclubs te kampen hebben met een aantal problemen. Het tekort aan sportinfrastructuur is één van die problemen. Volgens Anciaux (2009) is het voor een sportclub belangrijk om voldoende sportinfrastructuur ter beschikking te hebben. Op die manier kan een sportclub een doeltreffend sportbeleid voeren. Vlaanderen heeft te kampen met een groot tekort aan sportinfrastructuur, zowel kwalitatief als kwantitatief. Daarenboven nam de nood aan renovatie van bestaande infrastructuur de afgelopen jaren sterk toe, aangezien heel wat bestaande sportinfrastructuur verouderd is. De vele honderdduizenden sportende Vlamingen, die in hun woonomgeving over onvoldoende (kwalitatieve) sportinfrastructuur beschikken om hun favoriete sporten te beoefenen, zijn daar het slachtoffer van. De kostprijs van het totale tekort aan openlucht en overdekte sportinfrastructuur in Vlaanderen wordt geraamd op 620 miljoen euro (Anciaux, 2009). Er is onder andere een groot tekort aan kunstgrasvelden en zwembaden. De beschikbare accommodatie laat in veel gevallen te wensen over en er dreigt veel van de huidige infrastructuur te verdwijnen omdat ze in zonevreemd gebied ligt. Het tekort aan sportaccommodatie vormt een grote belemmering voor de groei van heel wat sportclubs. In de eerste plaats moet er sportinfrastructuur bijkomen en ten tweede moet de accommodatie van scholen meer ter beschikking gesteld worden (Anciaux, 2009). Het “Vlaams Sportinfrastructuurplan” wil dat probleem oplossen. Op 14 mei 2008 keurde het Vlaams Parlement het ontwerp van het decreet betreffende een inhaalbeweging in sportinfrastructuur via alternatieve financiering goed. Dat decreet vormt het wettelijk kader voor het Vlaams Sportinfrastructuurplan. (http://www.cjsm.vlaanderen.be). Het doel van dat plan is om tegen eind 2011 35% van het tekort aan sportinfrastructuur in Vlaanderen weg te werken door middel van alternatieve financiering (Privaat-Publieke Samenwerking). Het gaat daarbij om een samenwerkingsverband tussen de overheid en de private sector. Daarbij ligt de focus op kunstgrasvelden, eenvoudige sporthallen, eenvoudige zwembaden en multifunctionele sportcentra (Muyters, 2009). Vlaams minister Muyters (2009) wil alvast de opgestarte inhaalbeweging in sportinfrastructuur voortzetten en werk maken van een optimale benutting en instandhouding van bestaande sportinfrastructuur.
6.2.2 Het bestuur van een sportclub Voor een sportclub is het belangrijk om over voldoende competente bestuursleden te beschikken (Balduck, 2009). Volgens Westerbeek (2006) bestaat er een wezenlijk verschil tussen het besturen van een commerciële organisatie en een non-profitorganisatie. De unieke kenmerken van een non-profitorganisatie vereisen een andere manier van besturen. Non-profitorganisaties hebben andere bestaansredenen dan commerciële bedrijven en de stakeholders hebben over het algemeen een grotere stem in het besluitvormingproces. Sportclubs worden hoofdzakelijk gemanaged door vrijwilligers. Dat in tegenstelling tot commerciële organisaties en sportfederaties, die hoofdzakelijk gestuurd worden door betaalde professionelen (Westerbeek, 2006).
6.2.2.1 Competenties van de bestuursleden Uit de literatuur blijkt dat de effectiviteit van een organisatie nauw samenhangt met de effectiviteit van het bestuur en van de competenties van de individuele bestuursleden (Herman & Renz, 2004, Balduck e.a., 2009). Het is noodzakelijk om de competenties van de bestuurders te bestuderen, aangezien bestuursleden die over de noodzakelijke vaardigheden, kennis en persoonlijke kenmerken beschikken, verondersteld worden effectiever te zijn (Leblanc, 2005; Lee & Phan, 2000). Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
26
Typologieën van sportclubs
De effectiviteit van het bestuur is cruciaal voor de effectiviteit van een non-profitorganisatie, aangezien de bestuursleden verantwoordelijk zijn voor de algemene leiding, richting en supervisie van de organisatie (Herman & Renz, 2004). Breda & Jeuris (1986) beschrijven effectiviteit als “de mate waarin een organisatie erin slaagt om zijn doelstellingen te verwezenlijken”. Om na te gaan of een organisatie effectief is, wordt er nagegaan of de uitkomst van het proces al dan niet gerealiseerd wordt. Volgens Papadimitriou (1999) moet het bestuur uit bestuursleden bestaan die de vereiste competenties hebben. Competenties zijn de onderliggende karakteristieken van een persoon die leiden tot effectieve en uitstekende prestaties of superieure en effectieve prestaties veroorzaken (Boyatzis, 1982). Horch & Schütte (2003) beschreven in hun onderzoek een competentie als “een kennis, vaardigheid of houding noodzakelijk voor het naar behoren uitvoeren van een activiteit”. Het onderzoek van Balduck e.a. (2009) bracht aan het licht dat zowel de cognitieve (bijvoorbeeld een langetermijnvisie hebben), emotionele (bijvoorbeeld eerlijk zijn) als sociaal intelligente competenties (bijvoorbeeld naar anderen luisteren) noodzakelijk zijn voor een goede bestuurder. De competenties “gemotiveerd zijn”, “betrouwbaar zijn” en “eerlijk zijn” worden als de belangrijkste competenties beschouwd voor een sportclubbestuurder. Uit een Duitse studie van Horch & Schütte (2003), waarin de benodigde competenties van sportmanagers geïdentificeerd werden, bleek dat het bezitten van competenties die betrekking hebben op boekhouding, financiën, recht, facilitymanagement, marketing, resourcemanagement, informatietechnologie, sponsoring, public relations, eventmanagement, sportwetenschappen,... belangrijk zijn voor sportmanagers. Naast het bezitten van sportmanagementgerelateerde competenties is specifieke kennis en ervaring met betrekking tot de relevante sport ook noodzakelijk, bijvoorbeeld sportmanagers die vroeger competitieatleet waren of trainer geweest zijn voor die sportclub. Verder bleek ook nog dat sportmanagers nood hebben aan sterke communicatieve en sociale vaardigheden. De vereiste competenties worden allereerst bepaald door het centrum van de activiteiten, verder door het type van organisatie (bijvoorbeeld sportfederatie versus sportclub) en als laatste door de grootte van de organisatie. Daarnaast wilden de onderzoekers de activiteiten die sportmanagers uitvoeren in kaart brengen. Leiden, managen, coachen, communiceren, het oplossen van problemen, het uitvoeren van de administratie en het onderhouden van sociale contacten zijn taken die tot de hoofdactiviteiten van Duitse sportmanagers behoren (Horch & Schütte, 2003).
6.2.2.2 Taken en verantwoordelijkheden Westerbeek (2006) formuleerde negen taken en verantwoordelijkheden van het managementcomité van een sportclub: • langetermijnplanningen uitvoeren voor de toekomst van de sportclub • beleid en procedures opstellen voor clubactiviteiten • externe betrekkingen in stand houden met andere sportorganisaties, lokale overheden en sponsors • financiële middelen beheren en juridische kwesties behandelen voor de sportclub • aanbevelingen doen die door leden naar voren zijn gebracht • lopende kwesties of ontwikkelingen communiceren naar de leden • het functioneren van officials, werknemers (indien aanwezig) en andere dienstverleners beoordelen • ervoor zorgen dat er bruikbare documenten beschikbaar zijn om taken te kunnen overdragen aan nieuwe bestuursleden • als voorbeeld fungeren voor andere clubleden De sportclub is voor de uitvoering van die taken sterk afhankelijk van de beschikbare middelen, de organisatiecultuur en de kwaliteit van de betrokken mensen. In een ideale sportclub wordt een afgebakende taakverdeling gehanteerd waarbij de voorzitter de werkwijze van het bestuur bepaalt, de strategieën van de sportclub ontwikkelt, de bestuursvergaderingen organiseert en het werk van de andere bestuursleden coördineert. De secretaris vormt de administratieve schakel tussen de leden, het bestuur en andere organisaties en is verantwoordelijk voor het verzorgen van de correspondentie en de informatie omtrent clubactiviteiten. De penningmeester is verantwoordelijk voor het vaststellen van het jaarlijks budget, het beheren van inkomsten en uitgaven, het plannen van toekomstige financiële behoeften. Daarnaast is hij ook verantwoordelijk voor tal van operationele zaken, zoals het beheren van de kas en het regelen van betalingen en bankzaken (Westerbeek, 2006).
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
27
Typologieën van sportclubs
6.2.2.3 Bestuurlijke modellen Volgens Westerbeek (2006) zijn er drie modellen die op het bestuur van non-profitorganisaties in de sportsector kunnen worden toegepast: het traditionele model van Houle (1997), het beleidsmodel van Carver (1997) en het leidinggevendenmodel volgens Block, Drucker, Herman & Heimovics (1990, 1998).
6.2.2.3.1 Het traditionele model Houle (1997) heeft zich gebaseerd op vijf elementen om het “traditioneel model” voor het besturen van non-profitorganisaties te beschrijven. Het eerste element is het menselijk potentieel van het bestuur. Het tweede element is het reguleren van de activiteiten van het bestuur op basis van een aantal voorschriften (bijvoorbeeld het beleid wordt duidelijk omschreven en de notulen van vergaderingen worden nauwgezet gerapporteerd). Het derde element handelt over het beschrijven, ontwikkelen en onderhouden van de relaties binnen het bestuur. Ten vierde moeten de activiteiten van het bestuur gebaseerd worden op een jaarplan, regelmatige bijeenkomsten en evaluaties. Tot slot moet het bestuur zich richten op het onderhouden van externe relaties. Het traditionele model wordt toegepast in veel non-profitorganisaties.
6.2.2.3.2 Het beleidsmodel Carver (1997) beschrijft vijf elementen van een beleidsmodel, gericht op een effectief bestuur. De missie en de strategische richting van de organisatie worden als eerste vastgelegd, waarbij de nadruk op de gewenste resultaten wordt gelegd. De methode die gebruikt wordt om die resultaten te behalen, is van minder belang. Het tweede element bestaat uit het bepalen van de beperkingen voor de taakuitvoering om de door het bestuur vastgestelde doelen te realiseren. Het derde element omvat het vaststellen van heldere functies voor en relaties tussen leidinggevenden. Het vierde element bestaat uit het vaststellen van duidelijke bestuurlijke processen voor de selectie en opvolging van bestuursleden en het rapporteren van de activiteiten van het bestuur. Ten slotte moet het bestuur ook duidelijke en aan strategische uitkomsten gerelateerde prestatiemaatstaven opstellen, naast het ervoor zorgen dat de financiële procedures gevolgd worden en dat er aan de ethische voorschriften voldaan wordt.
6.2.2.3.3 Het leidinggevendenmodel Het leidinggevendenmodel plaatst de leidinggevende centraal in het succes van non-profitorganisaties. Drucker, Herman en Heimovics (1990) stellen dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de prestaties van een non-profitorganisatie bij de leidinggevende ligt. De leidinggevende moet dan ook “het hart van het besluitvormingsproces vormen” (Block, 1998, p.107).
6.2.2.4 Grondbeginselen van een effectief organisatiebestuur Volgens Henry & Lee (2004) zijn volgende zeven grondbeginselen essentieel voor een effectief bestuur in sportorganisaties: • transparantie • Ervoor zorgen dat de organisatie over duidelijke procedures beschikt voor rapportage, het besluitvormingsproces en het toekennen van middelen. • toerekenbaarheid • Sportorganisaties moeten verantwoording afleggen aan hun stakeholders. • democratie • Alle soorten stakeholders moeten in de bestuurlijke structuur vertegenwoordigd zijn. • verantwoordelijkheid • Het bestuur is verantwoordelijk voor de organisatie en moet zich in het uitvoeren van zijn taken ethisch opstellen.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
28
Typologieën van sportclubs
• • •
gelijkwaardigheid • Alle stakeholders moeten gelijkwaardig behandeld worden. efficiëntie • Men moet procesverbeteringen doorvoeren om ervoor te zorgen dat de organisatie de beschikbare middelen optimaal inzet. effectiviteit • Het bestuur moet strategische prestatiemaatstaven hanteren.
6.2.2.5 Professionalisering van de sportclub De “professionalisering van de sportclub” is een voorbeeld van een trend die zich voordoet binnen sportclubs. De sportclub is een plaats waar er nog steeds heel veel een beroep wordt gedaan op vrijwilligers. Zowel bestuursleden, trainers als scheidsrechters doen dat vaak op vrijwillige basis en worden daarvoor niet vergoed. 92% van de bestuursleden ontvangt geen vergoeding voor het uitvoeren van zijn/haar taak. Slechts 1.5% ontvangt een vrijwilligersvergoeding, 6% krijgt een onkostenvergoeding en 1% krijgt een uurvergoeding (Scheerder, 2010). Het vrijwilligerswerk in sportclubs vereist steeds meer specifieke kennis en vaardigheden, voornamelijk voor het uitvoeren van bestuurlijke taken. Er wordt meer kwaliteit en professionaliteit van de vrijwilligers verwacht, aangezien de taken binnen een sportclub steeds complexer worden. Zonder het volgen van opleidingen of bijscholingen kunnen sommige taken nauwelijks goed uitgevoerd worden (Lucassen, 2009). Vandaag de dag staat kwaliteit binnen de sportclub centraal en wordt er steeds meer aandacht geschonken aan planvorming en beleidsontwikkeling. Meer en meer sportclubs hebben nood aan een professionele omkadering binnen hun sportclub. Volgens Vlaams minister Muyters (2009) moeten sportclubs aangemoedigd worden om meer met gekwalificeerden te werken en de gekwalificeerden moeten zich meer aangesproken voelen om hun competenties ten dienste te stellen van de sport. Sportclubs worden meer en meer professionele ondernemingen met tal van verplichtingen (jaarlijks neerleggen van een boekhouding voor vzw’s, kennis van de wetgeving in verband met vzw-statuten, btw, de vrijwilligerswet,…). Daardoor hebben vrijwilligers te maken met een stijgend aantal taken en verantwoordelijkheden en moeten ze aan steeds hogere eisen voldoen. Er worden steeds meer competenties en professionaliteit van hen verwacht (Scheerder, 2010). Daardoor haken heel wat vrijwilligers af om al die taken uit te voeren. De druk om al die verantwoordelijkheden tot een goed einde te brengen, kan een reden tot afhaken zijn. Vooral bij grote sportclubs is er behoefte aan professionalisering van managementtaken. Het inschakelen van verenigingsondersteuning is een middel voor sportclubs om de professionaliteit van de sportclub te vergroten door zich organisatorisch en bestuurlijk te versterken, zoals bijvoorbeeld op vlak van boekhouding, vzw-wetgeving, sponsoring,… (Lucassen, 2009). Een andere mogelijkheid om sportclubs professioneler te maken kan het inschakelen van betaalde opgeleide krachten zijn (Scheerder, 2010). Vanuit de Vlaamse Overheid is het een doelstelling om verder te werken aan de professionalisering van de sportclubs door een kwaliteitsverbetering en een duurzame professionalisering van de sportbestuurlijke begeleiding in sportclubs te bewerkstelligen (Muyters, 2009). In Nederland kende het professionaliseringsbeleid bij sportverenigingen drie golven (Lucassen, 2009). De eerste golf was die van de “Sporttechnisch Kader Functionarissen” in 1979. Die functionarissen hadden een aanvullende en ondersteunende rol voor de vrijwilligers. De “PRinS Verenigingsmanagers” kenmerkten de tweede golf in 2001. Het doel van het PRinS-project (Professionalisering in de Sport) was het teweegbrengen van een kwaliteitsverbetering bij sportverenigingen, door gerichte professionalisering via het aanstellen van verenigingsmanagers. Die moesten de vereniging daadwerkelijk besturen. Het PRinS-project, een project van het NOC*NSF, werd beëindigd in 2006. De conclusie van het project was dat de inzet van verenigingsmanagers een structurele bijdrage levert aan de professionaliserende wereld van de sportvereniging. Die verenigingsmanagers hadden een aantal concrete taken, zoals bijvoorbeeld het zorgen voor een duidelijke clubstructuur, het doen stijgen van het aantal vrijwilligers, (jeugd)leden, sponsors en baromzet.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
29
Typologieën van sportclubs
De derde golf was die van de “Combinatiefunctionarissen” in 2007. Combinatiefunctionarissen zijn personen die voor twee werkgevers werken. Ze kunnen bijvoorbeeld zowel bij een sportclub als bij een school werkzaam zijn. De bedoeling is om beide partijen dichter bij elkaar te brengen. Bijvoorbeeld de sportclub kan zorgen voor de naschoolse opvang van kinderen. In de sportclub kunnen kinderen hun sporttrainingen combineren met het maken van hun huiswerk. De combinatiefunctionarissen hebben als taak om door opvoeding van de jeugd, de sociale samenhang in de samenleving te bevorderen. Bijvoorbeeld het creëren van een samenhangend aanbod in de sectoren onderwijs, sport, cultuur, opvang en welzijn. Het doel is om kinderen en jongeren een rijke leeromgeving te bieden met maximale ontplooiingsmogelijkheden (Lucassen, 2009). Een aantal punten die volgens Lucassen (2009) belangrijk zijn voor de professionalisering van het sportklimaat zijn: duidelijk opgestelde normen en waarden binnen een vereniging, meer beroepsopgeleide mensen bij sportverenigingen en het bezitten van een duidelijk beleidsplan. Lucassen (2009) stelde zich echter de vraag of het inzetten van professionele verenigingsondersteuning de vrijwillige inzet in de sportclub belemmert. De experimenten van de “Sporttechnisch Kader Functionarissen” en de “verenigingsmanagers” hebben echter duidelijk gemaakt dat er door een ondersteunende rol van de professionals juist meer vrijwilligers bijkwamen. Vrijwilligers hebben daar geen problemen mee als de betaalde inzet ondersteunend en aanvullend is voor taken die niet te realiseren zijn door vrijwillige inzet. Bijvoorbeeld als bepaalde taken tijdens de werkuren moeten uitgevoerd worden of als ze specifieke kennis vereisen. Wanneer wordt overgegaan tot het aantrekken van betaalde krachten, zou dat moeten gebeuren met het oog op het ondersteunen en versterken van de vrijwillige inzet (Lucassen, 2009).
6.2.2.6 Vergrijzing binnen het bestuur Het almaar ouder wordende sportclubbestuur is een trend die eerder als een bedreiging gezien kan worden. De gemiddelde leeftijd van de sportclubbestuurders bedraagt 49 jaar (Scheerder, 2010). Slechts 6% van alle bestuursleden is jonger dan 25 jaar. 75% van de voorzitters is ouder dan 60 jaar. Een niet zo ideale situatie is dat heel veel jeugdploegjes geleid worden door de talrijke gepensioneerde vrijwilligers die de sportwereld rijk is (Scheerder, 2010). De bedreiging schuilt in het feit dat oudere bestuursleden meer kunnen vastklampen aan traditionele ideeën dan jongere bestuursleden en dat is niet altijd bevorderlijk voor de vernieuwing binnen de sportclub. Verder is het ook opmerkelijk dat 80% van het bestuur uit mannen bestaat (Scheerder, 2010). Er is dus dringend nood aan jongere en aan vrouwelijke bestuursleden.
6.2.3 Trainers De kwaliteit van de sportbeoefening, zowel op sporttechnisch vlak als wat betreft de belevingswaarde, wordt sterk bepaald door de kwaliteit van de begeleiders (Muyters, 2009). Voor een sportclub is het belangrijk om voldoende gekwalificeerde trainers te hebben. Uit de Staten-Generaal van de sportclubs (BLOSO, VSF, 2004) blijkt dat de Vlaamse sportclubs te kampen hebben met een aantal problemen, zoals bijvoorbeeld het tekort aan gediplomeerde (gekwalificeerde) trainers. Bijna twee op de drie sportclubs beschikt niet over één gediplomeerde trainer. Een kwart van de sportverenigingen heeft gewoonweg geen trainer (Scheerder, 2004). Uit de StatenGeneraal blijkt dat meer dan de helft van de lesgevers niet gediplomeerd is. Het is belangrijk om het aantal sporttechnisch gediplomeerde trainers te verhogen om de kwalitatieve begeleiding van de sporters te verbeteren. Een trainer van een sportclub heeft volgende taken (Westerbeek, 2006): • vaardigheden en kennis van de sporter ontwikkelen • tactieken aanleren voor het behalen van succes • de speler plezier laten beleven aan de sport • als rolmodel fungeren voor spelers en sporters
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
30
Typologieën van sportclubs
Een betere en meer professionele begeleiding van sporters is een absolute must. Daarvoor biedt de Vlaamse Trainersschool van het BLOSO tal van opleidingen aan om trainers op te leiden en te vormen. De opleidingen “aspirant-initiator”, “initiator”, “instructeur B en/of trainer B” en “trainer A” zijn de vier opleidingsniveaus die gevolgd kunnen worden bij de Vlaamse Trainersschool (http://www.bloso.be/ VTS). Er werden door de Vlaamse Trainersschool de voorbije jaren heel wat inspanningen geleverd om in alle sporttakken gekwalificeerde trainers op te leiden voor de verschillende competentieniveaus. Naast het aanreiken van didactische en methodische inzichten en vaardigheden is er toenemende aandacht voor het ontwikkelen van sportspecifieke leerlijnen, het aanleren van kindvriendelijke methodieken, het coördineren van jeugdsportwerking en het integreren van ethisch handelen (Muyters, 2009).
6.2.4 Beleid Als een sportclub de principes van strategisch management wil toepassen, is het aangewezen om een strategie, een missie, een visie en een aantal doelstellingen op korte en op lange termijn te bepalen. Strategie kan gedefinieerd worden als “het proces waarin het doel en de omvang van de activiteiten van een sportorganisatie worden bepaald al naar gelang de capaciteiten en de omgeving waarin de organisatie actief is” (Westerbeek, 2006). Met de missie wordt de bestaansreden van de organisatie bedoeld: waar staat de organisatie voor? “Hoe kijken we naar de toekomst?” is de vraag die kan gesteld worden bij het vastleggen van de visie van de sportclub (Westerbeek, 2006). De missie, de visie en de doelstellingen kunnen opgenomen worden in het beleidsplan van de sportclub. Daarin wordt het beleid van de sportclub voor de komende jaren vastgelegd (Balduck e.a., 2007). Volgens Westerbeek (2006) is het een taak van het managementcomité van een sportclub om het beleid en de procedures op te stellen voor clubactiviteiten.
6.2.5 Vrijwilligers Binnen de sociaal-culturele sector vindt men de meeste vrijwilligers terug in de sportsector. Sportclubs draaien op de inzet van meer dan 300.000 vrijwilligers (Muyters, 2009). Sportclubs zijn in zeer sterke mate afhankelijk van hun vrijwilligers: ze vormen de ruggengraat van de sportclub. De meeste vrijwilligers hebben bestaande banden met de sportclub via bijvoorbeeld vrienden en familie. Uit de Staten-Generaal (2004) blijkt dat sportclubs nood hebben aan meer vrijwilligers: meer dan de helft van de Vlaamse sportclubs heeft te kampen met een tekort aan vrijwilligers (niet-betaalde krachten), zowel bij trainers, bestuursleden als voor logistiek. Het uitvoeren van administratieve taken, het openhouden van de kantine, het voeren van de boekhouding, het organiseren van evenementen, het geven van trainingen, het onderhouden van het materiaal en het opmaken van het clubblad zijn allemaal voorbeelden van taken die vrijwilligers op zich moeten nemen (Scheerder, 2010). De redenen waarom sportclubs een tekort aan vrijwilligers hebben, zijn zeer divers. Maatschappelijke ontwikkelingen zoals individualisering, toenemende druk en flexibilisering van de werktijden maken het steeds moeilijker om vrijwilligers te vinden in zowel kader- als ondersteunende functies. Een op de vijf vrijwilligers haakt af wegens tijdsgebrek, één op de tien om financiële redenen. De grote reden waarom sportclubs een tekort aan vrijwilligers hebben, is omdat mensen schrik hebben van engagement. Het is in elk geval een feit dat een maatschappelijke evolutie aan de basis ligt van dat toenemende tekort (Scheerder, 2004). Dat alles vormt een zeer grote bedreiging voor het voortbestaan van de sportclubs. Het aantrekken en behouden van vrijwilligers is dus één van de grootste uitdagingen voor sportverenigingen (Maes, 2003). Om de vrijwilligers elk jaar opnieuw te kunnen behouden, is het belangrijk dat ze af en toe beloond worden met bijvoorbeeld een etentje, een schouderklopje of een vergoeding. Het invoeren van een fiscaal voordelig statuut voor de sportvrijwilliger of het uitbetalen van een vergoeding kan een oplossing bieden voor dat probleem (Staten-Generaal, 2004). 92% van de bestuursleden ontvangt vandaag de dag geen vergoeding voor het uitvoeren van zijn/haar taak (Scheerder, 2010). Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
31
Typologieën van sportclubs
6.2.6 Jeugdsportbeleid Het is belangrijk dat sportclubs met jeugdleden speciale aandacht schenken aan het uitbouwen van een specifiek jeugdsportbeleid. Sportclubs spelen een belangrijke rol in de sporttechnische en pedagogische ontwikkeling van een kind. De ouders, grootouders, de school en de sportclub dragen allemaal hun steentje bij tot de opvoeding van het kind. Elke sportclub zal echter een ander accent leggen op het vlak van de begeleiding van de jeugd. De ene sportclub zal meer belang hechten aan het didactische aspect (de jeugd het spel op een goede manier aanleren), de andere sportclub zal het accent leggen op participatie (zoveel mogelijk kinderen aan het sporten brengen), nog een andere sportclub zal zo snel mogelijk zo veel mogelijk talenten willen laten doorstromen naar de top (vroegtijdige selectie) en nog een andere sportclub zal het pedagogische aspect heel belangrijk vinden (De Knop & Buisman, 1998). Het zijn voornamelijk de trainers en de sportclubbestuurders die een specifieke verantwoordelijkheid hebben voor de jeugd in hun sportclub. De trainers zijn verantwoordelijk voor de opvoedkundige en sporttechnische begeleiding van hun jeugdleden. Het is belangrijk dat de trainer, naast het opleiden van de jeugd in een bepaalde sport, ook aan een aantal psychologische vaardigheden werkt: positieve zelfperceptie, intrinsieke motivatie, inter-persoonlijke vaardigheden, positieve attitude ten opzichte van de waarde van fysieke activiteiten en omgaan met competitiestress. Heel wat sportclubs hebben echter te kampen met een tekort aan gekwalificeerde jeugdtrainers. Slechts 47% van de sportclubs met 1 trainer beschikt over een jeugdtrainer en van die jeugdtrainers heeft 57% geen diploma (Muyters, 2009). Het is belangrijk dat sportclubbestuurders in vergaderingen speciale aandacht aan de jeugd schenken. Tijdens die vergaderingen kan er gediscussieerd worden over tal van aspecten die betrekking hebben op jeugdsport: toelatingsleeftijd in de sportclub, leeftijd waarop er gestart kan worden met competitiesport, groepsindeling van de jeugdleden (problematiek met betrekking tot vroegrijpe versus laatrijpe jeugdspelers), problemen met de ouders die zich bemoeien met de coach, … (De Knop & Buisman, 1998). Binnen een sportclub met jeugdleden is een kwaliteitsvolle omkadering van de jeugdsport heel belangrijk. Vandaar de keuze van de overheid voor het invoeren van de “impulssubsidies”. De overheid probeert met de “impulssubsidies” de kwaliteit van de jeugdsportbegeleider te verhogen in de sportverenigingen aangesloten bij een erkende Vlaamse sportfederatie. Het uitvoeringsbesluit inzake bepalingen tot het verkrijgen van de impulssubsidie werd op 19 september 2008 goedgekeurd door de Vlaamse Regering (http://www.bloso. be). Vanaf 1 januari 2009 tot en met 31 september 2013 kan de gemeente jaarlijks 0.8 euro per inwoner ontvangen om de kwaliteit van de jeugdsport te bevorderen. Gemeenten zullen dat voornamelijk gebruiken om jeugdsportgebeleiders te stimuleren een opleiding te volgen (http://www.vlaamsesportfederatie.be). Om de kwaliteitsvolle omkadering van de jeugdsport binnen een sportclub te garanderen, werken verschillende jeugdsportclubs met de functie van een “jeugdsportcoördinator”. Hij/zij is de sleutelfiguur in de uitbouw van een goed draaiende jeugdsportwerking. De Vlaamse Trainersschool heeft een opleiding “jeugdsportcoördinator” ontwikkeld binnen het sportkaderopleidingsaanbod. Volgens het uitvoeringsbesluit impulssubsidie van 19/08/2008 is een jeugdsportcoördinator “een sportgekwalificeerde jeugdsportbegeleider die het jeugdsportbeleid in de erkende sportvereniging coördineert op het sporttechnische, beleidsmatige en organisatorische vlak”. De jeugdsportcoördinator is verantwoordelijk voor de coördinatie van het jeugdsportbeleid. Dat houdt in dat hij op een gestructureerde en systematische wijze de sporttechnische, beleidsmatige, sociaal-pedagogische, communicatieve en organisatorische aspecten van de jeugdwerking coördineert zodat de kwaliteit van de jeugdsport in de sportclub verhoogt (http://www.bloso.be/VTS).
6.2.7 Financiën Het bezitten van voldoende financiële middelen is zeer belangrijk voor een sportclub. Uit het onderzoek van Scheerder (2010) bleek dat ongeveer 75% van de bevraagde sportclubs de eigen financiële situatie gezond of zeer gezond inschat. Slechts 3% vindt de eigen financiële situatie minder gezond of zorgwekkend. De overige sportclubs omschrijven de situatie als redelijk. Sportclubs genereren de voornaamste inkomsten uit lidgelden en gemeentelijke subsidies. Verzekeringen, de huur van (sport)accom-
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
32
Typologieën van sportclubs
modatie en lidgelden voor federaties zijn de meest voorkomende uitgavenposten. Binnen de sportclub is de penningmeester verantwoordelijk voor het vaststellen van het jaarlijks budget, het beheren van inkomsten en uitgaven, en het plannen van toekomstige financiële behoeften. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor tal van operationele zaken, zoals het beheren van de kas en het regelen van betalingen en bankzaken (Westerbeek, 2006).
6.2.8 Communicatie Uit het onderzoek van Horch & Schütte (2003) bleek dat het bezitten van sterke communicatieve en sociale vaardigheden als belangrijkste competenties voor sportmanagers werden aangeduid. Sportclubbestuurders besteden heel wat tijd aan het communiceren met anderen: met de trainers, met de leveranciers, met de leden van de sportclub,… Het onderhandelen met sponsors is eveneens een belangrijke taak van sportclubbestuurders. Daarnaast is het noodzakelijk om de clubleden voldoende op de hoogte te stellen van de activiteiten, competitie-uitslagen, tornooien en dergelijke meer. Vandaag de dag kan dat op heel veel verschillende manieren gebeuren: via de website van de sportclub, via e-mail, via een (digitale) nieuwsbrief, via het clubblad, in het clublokaal,… Daardoor kan een goede band met de leden ontstaan, waardoor zij steeds naar de sportclub terugkomen.
6.2.9 Externe focus: het proces van sociale inclusie Tussen 1900 en 1970 werd de sportbeleving georganiseerd als een competitieve activiteit, beoefend in specifieke sportclubs die beperkt toegankelijk waren voor jonge, blanke, valide, heteroseksuele mannen uit de sociale middenklasse. Het uitsluiten van andere sociale groepen van die georganiseerde sportbeoefening resulteerde in sociale gelaagdheid. Na 1970 werd het idee van “Sport voor Allen” geïntroduceerd: iedereen moet de mogelijkheid krijgen om deel te nemen aan de sport die hem interesseert en op zijn niveau. Vandaag de dag is dat principe wijdverspreid en heeft het de traditionele sportbeoefening, namelijk competitieve teamsport georganiseerd in clubverband, veranderd. Men kan ook op heel wat verschillende manieren aan sport doen: in de traditionele sportclub, op school, in commerciële sportorganisaties (fitnesscentra, maneges, klimzalen), individueel,… (Elling e.a., 2001). Het beoefenen van sport levert heel wat voordelen op. Eerst en vooral kan beweging voor lichamelijke voordelen, psychische voordelen, een betere levenskwaliteit en de preventie van ziektes zorgen. Maar daarnaast kan sport in niet onbelangrijke mate ook een maatschappelijke meerwaarde bieden en voor sociale integratie, sociale cohesie en sociale inclusie zorgen. Sociale integratie is het proces waarbij individuen worden opgenomen in de maatschappij. Sociale cohesie duidt op de sociale samenhang in de maatschappij. Sociale inclusie kan gedefinieerd worden als “het niet uitsluiten van groepen, zoals personen met fysieke beperkingen, bij sociale activiteiten” (http://www.euractiv.com). Volgens Cortis (2009) zijn sportclubs ideale plaatsen om sociale inclusie en sociale cohesie te bevorderen. Maar sociale inclusie gaat een stap verder dan sociale integratie. Inclusie betekent letterlijk “ingesloten worden”. Dat duidt erop dat het vanzelfsprekend is dat doelgroepen er bijhoren. Sport wordt door de Europese Commissie herkend als middel om sociale inclusie en sociale cohesie te promoten in de Europese samenleving. Sport biedt de burgers de mogelijkheid tot interactie, tot deelname aan sociale netwerken, sport helpt immigranten om relaties met andere leden van de maatschappij te ontwikkelen en het vormt een instrument voor het bereiken van benadeelde groepen of risicogroepen tot discriminatie. Het is belangrijk om een inclusieve benadering tot de sport te promoten. Alle inwoners van de Europese Unie moeten toegang hebben tot de sport. De specifieke behoeften van ondervertegenwoordigde groepen moeten aangepakt worden. Zo moet sport een rol spelen bij het bevorderen van gendergelijkheid en de integratie van personen met een handicap (European Commission – Sport). Het “Council of Europe” formuleerde drie stellingen met betrekking tot sociale inclusie: • Sportparticipatie in Europa moet in kaart gebracht worden met een focus op kansarme groepen. • Barrières die de toegang tot sport verhinderen voor vaak uitgesloten personen (immigranten, ouderen, personen met een handi-
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
33
Typologieën van sportclubs
•
cap, …) moeten aangevochten worden op Europees niveau. Sportbegeleiders (bijvoorbeeld personen die werken met personen met een handicap) moeten ondersteund worden via opleiding en training.
Volgens het “Youth Olympic Forum” kan het uitvoeren van vrijwilligerswerk een belangrijke rol spelen in het proces van sociale inclusie. Volgens de Vlaamse overheid kunnen alle inwoners van Vlaanderen bereikt worden door een vereniging, een buurtwerking of een vrijwilligersorganisatie. De Vlamingen kunnen op die manier intense sociale contacten en meer vertrouwen hebben in de medemens en in de samenleving. Discriminatie is daardoor uitgebannen, de evenredige arbeidsdeelname is verzekerd en de deelname van alle kansengroepen aan de andere domeinen van de maatschappij is proportioneel tot hun aandeel in de bevolking (Beleidsnota Inburgering en Integratie 2009-2014). De Vlaamse overheid wil met het “Pact 2020” tegen 2020 streven naar een inclusieve samenleving. Inclusie betekent dat barrières voor maatschappelijke participatie, zoals armoede, sociale ongelijkheid en andere vormen van uitsluiting, bestreden worden. Dat zal resulteren in een hoge mate van sociale bescherming, in gelijke kansen en evenredige participatie op de arbeidsmarkt, in een toegankelijk, sluitend en kwaliteitsvol aanbod inzake zorg- en dienstverlening en in ruimte voor zelfontplooiing voor iedereen (Beleidsnota Inburgering en Integratie 2009-2014). Sport is een ideaal middel om de sociale inclusie van doelgroepen, zoals allochtonen, ouderen, personen met een handicap, te stimuleren en te verbeteren (Elling e.a., 2001). Dat komt omdat sport toegankelijk is en openstaat voor iedereen die er wil aan deelnemen. Alle deelnemers, ongeacht hun sociale groep, kunnen onder dezelfde omstandigheden en met dezelfde regels deelnemen aan sportactiviteiten. Sport brengt mensen samen en overstijgt sociale en culturele verschillen. Mensen leren op een respectvolle manier met elkaar en met regels en structuren omgaan. Er gelden twee fairplayprincipes die inherent zijn aan de meeste sportactiviteiten: het principe van uitmuntendheid en het principe van gelijke kansen om te winnen (Elling e.a., 2001). Volgens Scheerder (2005) bevordert sportbeoefening de sociale binding binnen het eigen sociale milieu, maar slaagt er eerder in beperkte mate in om sociale contacten tussen leden met een diverse sociale afkomst mogelijk te maken. Scheerder (2005) stelt echter de vraag of sportbeoefening sociaal integratief of sociaal distinctief werkt. Door de toenemende individualisering van het sportparticipatiegedrag, dreigt het sociaal integratieve potentieel van de sportbeoefening verloren te gaan en neemt de distinctieve (onderscheidende) waarde aan belang toe. Volgens Scheerder blijft het distinctieve vermogen primeren op het sociaal integratieve. Vlaanderen wordt gekenmerkt door zijn diversiteit. Diversiteit slaat op alle aspecten waarop mensen van elkaar kunnen verschillen. Dat kan gaan over geslacht, seksuele geaardheid, leeftijd, levensbeschouwing, gezondheidstoestand, afkomst,… Er zijn verschillende manieren om met diversiteit om te gaan, zoals bijvoorbeeld sociale integratie, tolerantie en sociale inclusie. Door het nemen van drempelverlagende maatregelen op het vlak van gelijke kansen en diversiteit wordt het sportaanbod toegankelijk gemaakt voor kansengroepen. Voor een aantal welomschreven doelgroepen ontwikkelt de Vlaamse overheid een specifiek participatiebeleid dat evenredige participatie van verschillende doelgroepen bewerkstelligt: alleenstaande vrouwen met kinderen, mensen in armoede, mensen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond, personen met een handicap, gedetineerden, drugverslaafden (Muyters, 2009). Vanuit de Vlaamse overheid wordt er gefocust op inclusie van doelgroepen (Regeerakkoord 2009-2014). Het proces van sociale inclusie is echter afhankelijk van de doelgroep. Hieronder worden vijf sociale doelgroepen besproken waar Elling e.a. (2001) belang aan hechten: personen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond (allochtonen) – personen met een handicap – ouderen – holebi’s – kansarmen. Voor een sportclub is sociale inclusie van doelgroepen belangrijk aangezien sport mensen samenbrengt.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
34
Typologieën van sportclubs
6.2.9.1 Personen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond (allochtonen) Zo'n 10% van de Vlaamse bevolking en 15% van de Belgische bevolking is van allochtone afkomst. 5,4% van de inwoners uit Vlaanderen heeft een niet-Belgische nationaliteit. Letterlijk betekent allochtoon "van andere afkomst". Dus ook wie de Belgische nationaliteit heeft, maar van niet-Belgische afkomst is, is per definitie allochtoon. Verschillende organisaties, personen en zelfs overheidsdiensten gebruiken verschillende criteria om iemand een allochtoon te noemen. Zo kijkt men bijvoorbeeld naar de herkomst van de (groot-) ouders, de geboorteplaats, de nationaliteit of de naam van een persoon (http://www.vlaamsesportfederatie.be). Volgens Elling e.a. (2001) nemen allochtonen in het algemeen minder frequent deel aan sportactiviteiten en zijn ze minder georganiseerd binnen sportclubs dan autochtonen. Dat kan bijvoorbeeld te wijten zijn aan taalbarrières of financiële drempels. Allochtone jongens zijn daar een uitzondering op: hun frequentie van sportparticipatie is gelijk aan die van autochtone jongens. Het is belangrijk om aandacht te besteden aan de inclusie van allochtonen binnen de sportclubs. Er zijn echter ook allochtonen die aan sport doen in hun “eigen groepjes”, in parken of in clubcontext. Het doel is nog altijd om te integreren in georganiseerde, autochtone sportclubs. Het betrekken van de ouders, het samenwerken met scholen, het informeren van trainers over culturele en religieuze tradities, een grotere vertegenwoordiging van immigranten in leiderschapsposities (als coach, voorzitter,…) zijn mogelijke oplossingen voor dat probleem (Elling e.a., 2001). 7% van de Vlaamse sportclubs heeft specifieke aandacht voor allochtonen (Scheerder, 2010). Vandaag de dag wordt er een groeiende participatie van allochtonen aan het sportgebeuren vastgesteld (Muyters, 2009). Echter, de participatiegraad van vrouwen en senioren van allochtone origine blijft nog beduidend laag. Een groter aantal trainers van allochtone origine kan als rolmodel stimulerend werken.
6.2.9.2 Personen met een handicap G-sporters zijn personen die door een functiestoornis niet volwaardig aan het reguliere sportaanbod kunnen participeren. Een functiestoornis is een afwijkende functie van de fysiologische en/of mentale eigenschappen van het menselijk organisme, ofwel een afwijkende anatomische structuur wat betreft positie, vorm en continuïteit van onderdelen van het menselijk lichaam (http://www.vlg.be). Onder personen met een handicap worden personen met een motorische, verstandelijke, visuele of auditieve handicap verstaan. Fysiotherapeuten, dokters en vrienden met een handicap spelen een belangrijke rol in het stimuleren van personen met een handicap om te sporten (Elling e.a., 2001). Personen met een minder serieuze beperking, mobiele gehandicapten, doen het meest frequent aan sport. Velen verkiezen om samen met personen die dezelfde beperking hebben, te participeren in sportactiviteiten. Sport is echter minder een integratiemiddel voor personen met een handicap dan voor bijvoorbeeld allochtonen, net door hun fysieke beperkingen. Sportparticipatie kan soms gezien worden als onnatuurlijk en gevaarlijk. Rolstoeltennis en rolstoelbasketbal zijn voorbeelden van sporten voor personen met een handicap. Er bestaan drie verschillende vormen van participatie binnen G-sport. Enerzijds is er sprake van “volledig geïntegreerd sporten”. Dat komt voor als personen met en personen zonder handicap sporten met en tegen elkaar. Dat komt vaak voor als de spelregels en het speelveld niet of nauwelijks moeten aangepast worden, dus dezelfde locatie, tijdstip en reeks. Anderzijds is er het “categoriaal aanbod”. Daarbij doen personen met een handicap aan sport binnen een sportclub of organisatie uitsluitend bestemd voor personen met een handicap, dat wil zeggen andere locatie, andere tijd en andere reeks. Ten slotte hebben een aantal sportclubs een “G-afdeling”. Hierbij sporten personen met een handicap binnen een reguliere sportclub in een aparte afdeling voor personen met een handicap. Daarnaar wordt dikwijls ook verwezen als “organisatorisch geïntegreerd sporten”, m.a.w. zelfde locatie, zelfde of andere tijd en andere reeks (Elling e.a., 2001). In Vlaanderen zijn er drie G-sportfederaties, namelijk Psylos vzw (ongeveer 3.000 leden), Recreas vzw (ongeveer 3.800 leden) en de Vlaamse Liga voor Gehandicaptensport vzw (ongeveer 2.300 leden). 8% van de sportclubs biedt activiteiten aan voor personen met een handicap (Scheerder, 2010).
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
35
Typologieën van sportclubs
Via specifieke acties wordt een grotere sportparticipatie bij personen met een handicap nagestreefd. Slechts 3% van de personen met een handicap doet wekelijks aan sport (Muyters, 2009).
6.2.9.3 Ouderen De senioren nemen een groot aandeel in onze bevolking in. Zo'n 30% van de Vlaamse bevolking is ouder dan 55 jaar (http://www. vlaamsesportfederatie.be). Vanuit verschillende sectoren is er toenemende aandacht voor die bevolkingsgroep. In een vergrijzende samenleving kan het belang van seniorensport niet genoeg onderstreept worden. De laatste jaren werden diverse initiatieven ontwikkeld in functie van 55-plussers, zoals bijvoorbeeld de sensibiliseringscampagne “Sportelen, beweeg zoals je bent” (Muyters, 2009). Verder zijn er ook de activiteiten van de seniorensportfederaties (S-Sportfederatie, OKRA-Sport), gemeentelijke en provinciale seniorensportdagen, Senior Games,... (http://www.vlaamsesportfederatie.be). Zo’n 20% van de sportclubs beschikt over een specifiek aanbod voor 55-plussers (Scheerder, 2010). De meeste ouderen participeren hoofdzakelijk in recreatieve en ongeorganiseerde sportvormen en hebben weinig mogelijkheden om in traditionele sportclubs te sporten. Naast het feit dat ze fysiek actief willen blijven, willen ze ook contact met leeftijdsgenoten. Daardoor gaan ze eerder met andere ouderen sporten. Zoals de personen met een handicap, worden ouderen vaak geassocieerd met beperkingen en passiviteit (Elling e.a., 2001).
6.2.9.4 Holebi’s Holebi’s zijn een doelgroep die hun “minderheidspositie” kunnen verbergen en op die manier aan gewone competities kunnen deelnemen. In het algemeen nemen homoseksuele mannen minder vaak deel aan teamsporten dan heteroseksuele mannen (Elling e.a., 2001). Lesbische atletes zijn vaker aangesloten bij door mannen gedomineerde teamsporten. De meeste homoseksuelen zijn direct geïntegreerd binnen een sportclub. Desondanks bestaan er ook ongeorganiseerde groepen die samen sporten op recreatieve basis en homoseksuele sportclubs. Die spelen echter een belangrijke rol in het sociale leven van hun leden. Herkenning van en vriendschap met andere homoseksuelen is heel belangrijk (Elling e.a., 2001). Naar aanleiding van de EuroGames in 2007 werkte Cavaria (Holebifederatie) samen met haar aangesloten holebigroepen een sportcharter uit. Voluit heet dat: “Gemeenschappelijke verklaring over de gelijke behandeling van hetero- en holebiseksualiteit in de sport” (http://www.vlaamsesportfederatie.be).
6.2.9.5 Kansarmen Mensen die in kansarmoede leven, slagen er zelden in om op eigen kracht deel te nemen aan het sportgebeuren (Muyters, 2009). Sport is een belangrijk middel dat de inclusie van kansarmen in de samenleving kan bevorderen. Er bestaan al verschillende initiatieven om kansarmen te integreren in de maatschappij. Een voorbeeld daarvan is “SPORTKANS” in de stad Oostende. SPORTKANS is een project dat als doelstelling “het verhogen van de participatie van minderbedeelde kinderen en jongeren aan het sportaanbod van de lokale sportclubs” heeft. De concrete doelstelling daarbij is de minderbedeelde kinderen en jongeren opnemen in de clubwerking door het betalen van de aansluitingskosten en de verzekeringsgelden voor de federatie, bond of liga. De doelgroep zijn minderbedeelde kinderen en jongeren tot en met 19 jaar, woonachtig in Oostende of die in een gezinsvervangend tehuis in Oostende zijn geplaatst met motivatie en interesse voor het sporten (http://www.oostende.be). SPORTKANS is een project waar heel veel andere gemeentes, steden, sportclubs en sportfederaties een voorbeeld kunnen aan nemen.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
36
Typologieën van sportclubs
Sinds 2009 wordt in de Bloso-sportkampen een gediversifieerde prijzenpolitiek voor kansarmen toegepast. Vanaf het schooljaar 2009-2010 wordt voor de sportklassen eveneens een korting van 50 procent toegekend aan leerlingen die een studietoelage genieten (Muyters, 2009). De bestrijding van armoede is een topprioriteit van de Vlaamse Overheid (Regeerakkoord 2009-2014). Participatie van mensen in armoede aan sport is essentieel in de armoedebestrijding.
6.3 Het segmenteren van sportclubs Vandaag de dag is kwaliteit van zeer groot belang in tal van sportclubs. Van Hoecke & De Knop (1997) ontwikkelden met IKSport (Integrale Kwaliteitszorg Sport) een geautomatiseerd toetsingsinstrument om het kwaliteitsniveau van een sportclub te bepalen. Op basis van verschillende criteria krijgen sportclubs al dan niet bepaalde kwaliteitslabels toegekend. Op die manier worden sportclubs ingedeeld volgens kwaliteitsniveau. IKSport kan een voorloper zijn van het idee om sportclubs te segmenteren. Sportclubs kunnen gesegmenteerd worden in een aantal clusters op basis van verschillende criteria. Uit de bestaande literatuur werden een viertal typologieën van sportclubs geïdentificeerd die relevant zijn voor dit onderzoek. Die sluiten ook het best aan bij de typologie die voor dit onderzoek ontwikkeld moet worden. Uit de literatuur blijkt dat men al sinds 1986 sportclubs probeert in te delen in verschillende types. Dat blijkt uit het “onderzoek naar optimalisatiemodellen van sportclubtypes in Vlaanderen” van Raymond Van Meerbeek. Volgende typologieën worden toegelicht: • typologie van sportclubs volgens De Knop e.a. (1991) • typologie van sportverenigingen volgens De Groot (2008) • typologie van sportclubs volgens Scheerder & Vos (2010) • segmenteringsysteem Rotterdam Sportsupport (2010)
6.3.1 Het meten van kwaliteit in de sportclub Vandaag de dag wordt de noodzaak van effectiviteit, efficiëntie en kwaliteit in de sportsector meer en meer onderkend. Het enorme aanbod van mogelijkheden binnen de sport- en de vrijetijdssector laat toe dat de sportende “klanten” zich kritischer kunnen opstellen en op die manier voor de beste kwalitatieve onderneming kunnen kiezen. Een teleurstellende ervaring in de sportclub als gevolg van te weinig kwaliteit kan aan de basis liggen van ledendrop-out. Kwaliteit kan beschouwd worden als de beste garantie voor de toekomst van de sportclub (De Knop, 1998). Er werd al meermaals op de noodzaak van een kwaliteitsverbetering in sportclubs gedrukt. Er is nood aan “total quality management” in de sportsector (De Knop, Van Hoecke, De Bosscher, 2004). Het onderzoeksbureau Coopers & Lybrand (1997) pleitte voor een professionalisering van de sportclubs, de invoering van een sterrensysteem en het resultaatafhankelijk maken van subsidies. Een sportclub die problemen heeft in verband met de kwaliteit van het sporttechnisch kader, zoals bijvoorbeeld onvoldoende gekwalificeerde en gediplomeerde trainers, heeft duidelijk nood aan kwaliteitsverbetering. Trainers moeten aan een aantal elementaire voorwaarden voldoen om een betrouwbaar dienstverleningsproces te kunnen waarborgen. Van Hoecke en De Knop hebben gewerkt aan een systeem dat de kwaliteit van sportclubs evalueert met de bedoeling om de sportclubs te helpen, namelijk IKSport. Dat is een geautomatiseerd toetsingsinstrument waarmee op een snelle en objectieve manier het momentane kwaliteitsniveau van een sportclub wordt bepaald vanuit een breed perspectief. Het onderzoekt de kwaliteit van een sportvereniging op een betrouwbare en valide manier. IKSport is ontstaan uit IKGym, een instrument dat de kwaliteit van gymnastiek-
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
37
Typologieën van sportclubs
verenigingen evalueert. De idee om kwantitatieve en kwalitatieve gegevens van de aangesloten gymnastiekclubs te verzamelen en samen met kwaliteitslabels in een (online te raadplegen) “gymcatalogus” te bundelen, lag aan de basis van het IKGym-project. IKGym & IKSport kunnen door de betrokken verenigingen gehanteerd worden voor een zelfdiagnose. De controlelijsten en informatieboxen bevatten heel wat waardevolle informatie die kan aangewend worden om de organisatie op een (meer) effectieve en efficiënte manier te runnen. (http://www.vub.ac.be/ikgym/achterPrototype.html) De toekenning van het IKSport-label aan een sportclub wordt bepaald op basis van zeven gewogen checklists. Op basis van kwantitatieve gegevens wordt de kwaliteit binnen een sportvereniging gemeten. Die checklists evalueren de verschillende aandachtsgebieden of aspecten van het verenigingsmanagement in functie van de missie of de centrale doelstelling (recreatie, prestatie of een combinatie van beide) van de desbetreffende sportclub. Die checklists geven aanleiding tot kwaliteitsscores, die bepalend zijn voor de toekenning van het IKSport-label op organisatorisch of managementniveau en diverse kwaliteitscertificaten op operationeel of serviceniveau. Op basis van de resultaten die uit de kwaliteitsevaluatie voortvloeien, kan een specifiek plan ontwikkeld worden om die sportclubs te helpen om de kwaliteit van hun managementsystemen te verbeteren. Volgende checklists evalueren het managementniveau van een sportclub: 1. strategische planning en marketingmanagement (portfoliosamenstelling) 2. procedures en interne werking (communicatie) 3. externe communicatie & image building 4. clubsfeer & cultuur 5. management en structuur 6. (human) resources management 7. effectiviteit In de volgende vier checklists worden de evaluatiecriteria geclusterd die de kwaliteit van de sportclub bepalen op operationeel niveau. 1. trainers 2. trainingsmogelijkheden & groepssamenstelling 3. accommodatie 4. specifiek aanbod & allerlei IKSport werd getest bij 1.657 sportclubs en daaruit bleek dat de meeste Vlaamse sportclubs zwak scoorden op “strategische planning en marketing management” en op “structuur van de sportclub”, terwijl “clubsfeer en cultuur” eerder sterktes waren (De Knop, Van Hoecke, De Bosscher, 2004). Als een aantal sportclubs het kwaliteitslabel behaald hebben, is de trend gezet en zullen meerdere sportclubs volgen. Volgens Van Hoecke & De Knop moet de uitreiking van kwaliteitscertificaten binnen de sportsector absoluut aangemoedigd worden, het is een bewustwordingsproces. Maar het behalen van het label mag niet als een einddoel beschouwd worden, het is net het startpunt van permanente kwaliteitsverbetering.
6.3.2 Typologie van sportclubs volgens De Knop e.a. (1991) De Knop e.a. hebben in het kader van een analyse van de georganiseerde sport in Vlaanderen (1991) een typologie van sportclubs ontwikkeld. De sportclubs worden in verschillende soorten onderverdeeld om na te gaan hoe bepaalde types sportclubs van elkaar verschillen. De Knop e.a. hebben de sportclubs in vier hoofdtypes onderverdeeld op basis van organisatorisch duidelijk onderscheidbare kenmerken. Sportclubs worden ingedeeld in vier types (type A, type B, type C en type D) naargelang de federatie waarbij de desbetreffende sportclub lid is. Het eerste type sportclub wordt nog eens in vier subcategorieën onderverdeeld volgens de graad van wedstrijdgerichtheid.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
38
Typologieën van sportclubs
Om de sportclubs binnen “type A” onder te verdelen volgens graad van wedstrijdgerichtheid hebben De Knop e.a. zich gebaseerd op het “Onderzoek naar optimalisatiemodellen van sportclubtypes in Vlaanderen (Van Meerbeek, 1986, p. 227). Uit dat onderzoek bleek dat de graad van wedstrijdgerichtheid en de sociale status van de sporten belangrijke factoren zijn voor het indelen van de verenigingen in verschillende sportclubtypes, die elk hun eigen kenmerken vertonen en beantwoorden aan welbepaalde behoeften en verwachtingen. Type A1 – Sportclubs met wekelijkse wedstrijden (ploegsporten) Sportclubs met wekelijkse wedstrijden zijn sportclubs waar er sporten beoefend worden met wekelijkse kalendergebonden thuis- en uitwedstrijden, georganiseerd door de overkoepelende sportbond. Tot dat type behoren de ploegsporten. De leden die bij die sportclubs aansluiten, willen in een ploeg opgesteld worden die in competitie uitkomt (bv. voetbal, volleybal). In deze categorie komt geen enkele individuele bewegingsvorm voor. Type A2 – Sportclubs met regelmatig wedstrijden Sportclubs met regelmatig wedstrijden zijn sportclubs waar er sporten beoefend worden waarvoor er regelmatig wedstrijden georganiseerd worden (kampioenschappen, tornooien, interclubs, interne clubtornooien, meetings, open wedstrijden). Het zijn competitief ingestelde sporten, zonder nochtans de wekelijkse kalendergebonden thuis- en uitwedstrijden. In dit type treft men zowel individuele (bv. atletiek) als interactiebewegingsvormen (bv. tennis) aan. Type A3 – Sportclubs met wedstrijden voor een beperkte groep (hoofdzakelijk recreatief) Onder dit type vallen de sportclubs waar men sporten beoefent met wedstrijden voor een beperkte groep leden, maar met uitgebreide mogelijkheden zoals bij recreatiesport. Meestal neemt een kleine groep leden deel aan wedstrijden, terwijl de grote meerderheid van de leden de sport op recreatieve wijze beoefent (bv. zeilen, zwemmen, windsurfen). In deze groep treft men alleen individuele en coöperatiebewegingsvormen aan. De beoefening van die sporttakken gebeurt zij het alleen, zij het met, naast of tegen andere deelnemers, en dat al dan niet in wedstrijdverband. Type A4 – Sportclubs buiten wedstrijdverband Hieronder vallen de sportclubs waarvan de sport niet in wedstrijdverband beoefend wordt. Het zijn individuele bewegingsvormen en hoofdzakelijk natuursporten (bv. bergbeklimmen, onderwatersport). In bepaalde van die sporten worden er toch sporadisch wedstrijden georganiseerd. De typologie ziet er als volgt uit: TYPE A Unisportclubs die aangesloten zijn bij de federaties die lid zijn van de internationale federatie die beschouwd wordt als de belangrijkste voor de betrokken sport. • type A1 • type A2 • type A3 • type A4 Bijvoorbeeld VTV (Vlaamse Tennisvereniging) > ITF
TYPE B Unisportclubs die aangesloten zijn bij federaties die geen lid zijn van deze internationale federaties.
TYPE C TYPE D Sportclubs die aangesloten zijn Gehandicaptenbij een multi- en recreatiesport- Sportclubs. federatie.
Bijvoorbeeld KBLVB (Koninklijke Belgische Liefhebbers Voetbalbond)
Bijvoorbeeld FROS (Federatie voor Recreatie en Omnisport)
Bijvoorbeeld Vlaamse Liga voor Gehandicaptensport
Tabel uit: De Knop e.a. (1991)
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
39
Typologieën van sportclubs
6.3.3 Typologie van sportverenigingen volgens De Groot (2008) De Groot (2008) ontwikkelde een typologie van sportverenigingen in functie van de maatschappelijke activiteit van de sportclub.
6.3.3.1 Maatschappelijk actieve sportverenigingen Volgens De Groot (2008) kunnen sportclubs een belangrijke meerwaarde aan de maatschappij bieden door een bijdrage te leveren aan het bevorderen van de volksgezondheid, sociale binding en integratie. Onderzoek naar de maatschappelijke activiteiten van zeventig Amsterdamse sportverenigingen toont aan dat twee derde van die verenigingen maatschappelijk actief is. “Een maatschappelijk actieve sportvereniging is een sportclub die een actieve bijdrage levert aan de oplossing van (lokale) maatschappelijke vraagstukken, ook als die oplossing buiten het normale bereik van de vereniging valt en dus ook gericht kan zijn op niet-leden” (De Groot, 2008, p.7). Maatschappelijk betrokken zijn, is het openstellen van de deuren voor iedereen en een thuis bieden aan iedereen die dat nodig heeft. Voorbeelden daarvan zijn: participatie in stedelijke sportstimuleringsprojecten, het organiseren van instuifavonden voor hangjongeren, het aanbieden van schoolsport, het organiseren van zomerkampen voor kinderen uit de buurt, het aanbieden van naschoolse opvang,… De Groot (2008) identificeerde een aantal factoren en randvoorwaarden die een significant effect hebben op de keuze van een sportclub voor maatschappelijke activiteit. De factoren “jeugdpercentage, verhouding autochtonen/allochtonen en betrokkenheid”vormen de eerste categorie factoren. De tweede categorie bevat de factoren “type sport, soort sport, geografische spreiding en grootte van de vereniging”. De derde categorie bestaat uit de randvoorwaarden “eigen clubhuis, financiële positie, verenigingsondersteuning en kader”. Een zorgelijke financiële positie en voldoende vrijwilligers hebben, blijken een negatief effect te hebben op de keuze voor maatschappelijke activiteit. Het inschakelen van verenigingsondersteuning en een eigen clubhuis hebben, hebben een positief effect. Verder bleek dat prestatieve verenigingen meer maatschappelijk actief zijn dan recreatieve verenigingen en dat grote verenigingen meer maatschappelijk actief zijn dan kleine verenigingen. Er werd geconstateerd dat kleine verenigingen vaak een homogeen ledenbestand hebben en intern gericht zijn volgens het traditionele leden-voor-leden concept. Die verenigingen zijn niet echt maatschappelijk actief, maar zijn toch van grote maatschappelijke waarde door de sociale functie die ze vertegenwoordigen voor hun leden (De Groot, 2008). Volgens De Groot (2008) hebben sportclubs er zelf ook baat bij om maatschappelijke activiteiten aan te bieden. De literatuur daarover is voornamelijk van toepassing op het bedrijfsleven. Desondanks zijn er toch drie groepen van profijt die ook toepasbaar zijn op de sportclub (Meijs, 2004). De eerste groep heeft betrekking op Human Resource Management, namelijk op persoonlijke ontwikkeling en algemene motivatie (Tuffrey, 1998). De taken die vrijwilligers binnen de sportclub moeten uitvoeren, kunnen aantrekkelijker worden voor leden door de maatschappelijke lading die er aan verbonden is. Helpen bij het organiseren van sportkampen en naschoolse opvang zijn zaken die zeker een meerwaarde aan de maatschappij bieden. Vrijwilligerswerk doen, geeft dan meer voldoening en kan voor die mensen een extra prikkel zijn om de taken goed te doen. Het kan ook een extra reden zijn voor leden om hun trots op hun sportclub te uiten. Dat zijn allemaal zaken die de binding van de leden met de sportclub ten goede komen en dus profijt opleveren voor de sportclub. Het tweede soort voordeel dat een sportclub kan halen uit het maatschappelijk actief zijn, heeft betrekking op imago, PR en marketing (Steckel e.a., 1999). Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt steeds populairder. Mensen denken positiever over een bedrijf dat een goed doel steunt dan over een bedrijf dat geen goed doel steunt. Dat zou ook kunnen gelden voor sportclubs. Het laatste profijt omvat het strategisch management. Dat wordt ook wel omschreven als het veilig stellen van de “license to operate”
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
40
Typologieën van sportclubs
(Meijs, 2004). In de sportwereld wordt dat ook wel het bestaansrecht van de sportclub genoemd. Het is voor sportclubs van belang om naar de toekomst te kijken en te weten welke keuzes gemaakt moeten worden om te kunnen blijven bestaan. Sportclubs beseffen dat ze hun deuren moeten openen voor iedereen en bewust moeten nadenken over hun rol in de maatschappij. Volgens De Groot (2008) kunnen er twee soorten effecten zijn van het gebruik van sport als middel, namelijk een intern en een extern effect. Met het intern effect wordt het effect binnen de sportvereniging bedoeld. Bijvoorbeeld een sportvereniging kan meer jeugdleden werven als die maatschappelijk actief wordt waardoor ze een nieuwe impuls kan krijgen. Daardoor wordt de sportclub sterker en kan zij inspelen op vragen uit de omgeving. Ten tweede is er het externe effect, namelijk het effect dat de overheid nastreeft. Door de sportclub in te zetten als middel bij het oplossen van maatschappelijke problemen kan dat effect hebben op de sociale cohesie in de buurt en maatschappij.
6.3.3.2 De typologie De typologie van De Groot is opgesteld aan de hand van de onderzoeksresultaten en kan dienen als hulpmiddel voor beleidsmakers bij het ondersteunen van sportverenigingen. Er zijn drie types verenigingen te onderscheiden op basis van hun maatschappelijke inzet. De verenigingen worden ingedeeld aan de hand van een aantal factoren die de keuze van sportverenigingen voor het organiseren van maatschappelijke activiteiten beïnvloedt, zoals het beschikken over een eigen accommodatie / eigen clubhuis, de financiële positie, de grootte, jeugd, allochtonen, betrokkenheid,…
6.3.3.2.1 Type A Het eerste type vereniging, type A, is een voorloper op het vlak van maatschappelijke activiteiten. Het zijn meestal grote, financieel gezonde verenigingen met een grote jeugdafdeling en een groot organiserend vermogen. Ze onderhouden goede contacten met de gemeente, het stadsdeel, scholen en wijkorganisaties. Die verenigingen zijn van grote waarde voor de maatschappij en vormen inspirerende voorbeelden voor andere verenigingen. Ongeveer 15% van de Amsterdamse sportverenigingen behoren tot type A.
6.3.3.2.2 Type B De tweede groep verenigingen, type B, omvat het merendeel van de sportverenigingen, namelijk 50%. Die groep stelt zich positief op ten opzichte van het uitvoeren van maatschappelijke taken, maar het ontbreekt ze aan één of meerdere randvoorwaarden. De verenigingen hebben bijvoorbeeld onvoldoende vrijwilligers, een wankele financiële positie, een groot ledenverloop of accommodatieproblemen. Dat soort problemen zorgt ervoor dat ze hoofdzakelijk bezig zijn met de dagelijkse gang van zaken en geen tijd of energie hebben om (bewust) bezig te zijn met maatschappelijk activiteiten. Ze missen vaak organisatorische kennis en daadkracht om de vereniging naar een hoger plan te brengen. Verenigingsondersteuning is voor die groep dan ook essentieel.
6.3.3.2.3 Type C
De derde groep verenigingen, type C, zijn voornamelijk kleine recreatieve verenigingen met een homogeen ledenbestand. Ze zijn sterk intern gericht en voelen geen behoefte om zich open te stellen voor niet-leden. De verenigingen vinden dat ze met hun kerntaken al voldoende maatschappelijk actief zijn. Zij vormen echter vaak hechte gemeenschappen en bieden daarmee een grote maatschappelijke waarde. Die groep verenigingen, ongeveer 35% van de Amsterdamse sportverenigingen, mogen dan ook zeker niet door overheden over het hoofd worden gezien.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
41
Typologieën van sportclubs
De typologie ziet er als volgt uit: type A voorlopers, sterk en vitaal
accommodatie/eigen clubhuis financiële positie professionele ondersteuning kader jeugd allochtonen betrokkenheid type sport recreatief versus prestatief grootte contact & samenwerking
organisatorisch vermogen
type B gemotiveerd naar onvoldoende toegerust soms eigen accommodatie en accommodatie huren van bijna altijd eigen clubhuis gemeente en soms eigen clubhuis gezond normaal tot zorgelijk bijna altijd aanwezig vaak (nog) niet geregeld, wel behoefte aan soms ruim voldoende, vaak net vaak niet voldoende voldoende grote jeugdafdeling vaak wel een jeugdafdeling vaak gemengd, vooral bij de klein tot gemiddeld percentage jeugd allochtonen veel aandacht voor, vaak grote wisselend betrokkenheid maar van kleine groep binnen de vereniging vaak teamsporten vaak teamsporten of semiindividuele sporten prestatief en overwegend recreatief of gemengd gemengd vaak middelgrote (101-250 zowel klein, middelgroot als leden) tot grote (>250 leden) groot veel goede contacten met wisselvallig, vaak niet duurstadsdeel en andere organizaam, zien niet altijd de saties en verenigingen in de mogelijkheden en voordelen en buurt. Veel initiatief om samen beschikken vaak over te weinig te werken tijd en inzicht groot wisselend
type C traditionele intern gerichte sportverenigingen accommodatie huren van gemeente of andere partijen, bijna nooit een eigen clubhuis normaal tot gezond geen, vaak ook geen behoefte aan (ruim) voldoende vaak geen jeugdafdeling vaak weinig tot geen allochtonen vaak hoge betrokkenheid vaak individuele sporten recreatief klein (minder dan 100 leden) geïsoleerd, weinig tot geen contact met andere organisaties in de buurt klein
Tabel uit: De Groot (2008)
6.3.4 Typologie van sportclubs volgens Scheerder & Vos (2010) Scheerder & Vos hebben 651 Nederlandstalige sportclubs uit Vlaanderen en Brussel bevraagd om een actueel zicht te geven op het profiel van de Vlaamse sportclubs. De activiteiten die sportclubs aanbieden, sportaccommodatie, ledenprofiel, financiële situatie, de wijze waarop sportclubs zich organiseren, de inzet van vrijwilligers,… zijn onderwerpen die in het onderzoek uitvoerig besproken worden. De gegevens werden verzameld aan de hand van een online bevraging bij voorzitters en secretarissen van sportclubs in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
42
Typologieën van sportclubs
Op basis van volgende kenmerken werd een typologie van sportclubs opgemaakt: • grootte van de sportclub (aantal leden) • oprichtingsjaar • niveau van sportbeoefening • sporttak • het beschikken over eigen sportinfrastructuur • de mate waarin vrijwilligers ondersteund worden in het volgen van opleiding • de afhankelijkheid van lidgelden • de kwalificatiegraad van de sporttechnische begeleiding Om tot onderstaande typologie te komen, werden de verschillende groepen van variabelen aan elkaar gerelateerd door middel van een canonische correlatieanalyse. De verschillende groepen van variabelen worden weergegeven in een tweedimensionaal model. Op die manier wordt een patroon van relaties bekeken tussen groepen van variabelen. Hoe dichter twee kenmerken in de grafische voorstelling bij elkaar liggen, hoe sterker het verband tussen de betekenis van beide punten. Een grotere afstand tussen twee punten wijst op geen of op een beperkte inhoudelijke samenhang. De afstand ten opzichte van het nulpunt (het punt waar beide assen elkaar kruisen) is ook van belang voor de interpretatie van de grafische voorstelling. Kenmerken die verder verwijderd liggen van het nulpunt zijn meer uitgesproken dan kenmerken die dicht bij de kruising van de assen liggen. Door de x-as en de y-as te kruisen, ontstaan vier kwadranten die samenvallen met een bepaald type sportclub. Na de analyse kwamen vier types sportclubs naar voor. De traditioneel competitieve sportclubs (I) horen thuis in het eerste kwadrant. Het zijn eerder de grotere en oudere sportclubs die gericht zijn op competitieve sportbeoefening. Het zijn sportclubs die vaak over een eigen accommodatie beschikken en sporten zoals voetbal, tennis en dierensporten aanbieden. De jeugdclubs (II) zijn een tweede type sportclubs. Voornamelijk jongeren (min 18 jaar) zijn lid van die sportclubs en de sportclub is in sterke mate afhankelijk van het lidgeld. De trainers zijn gekwalificeerd en de vrijwilligers worden ondersteund door middel van opleiding. Die sportclubs bieden gymnastiek, zwemmen en Oosterse vechtsport aan. De recreatieclubs (III) bevinden zich in het derde kwadrant. Het zijn meestal kleinere sportclubs die recent werden opgericht en die gebruik maken van beschikbare sportaccommodatie. Recreatieve zaalvoetbal- en volleybalclubs horen daarin thuis. Het vierde type sportclubs zijn de seniorensportclubs (IV), die zich naar een ouder publiek richten en gezondheidsgerelateerde sporten zoals wandelen en fietsen aanbieden. Die sportclubs doen geen beroep op trainers of zetten enkel niet-gekwalificeerde trainers in.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
43
Typologieën van sportclubs
Figuur uit: Scheerder & Vos (2010)
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
44
Typologieën van sportclubs
6.3.5 Segmenteringsysteem Rotterdam Sportsupport (2010) Rotterdam Sportsupport is een organisatie die allerhande ondersteuning biedt aan Rotterdamse sportclubs. Het is hét servicepunt voor Rotterdamse sportverenigingen, die rechtstreeks zijn aangesloten bij een door NOC*NSF erkende sportbond. De hoofdopdrachten van Rotterdam Sportsupport zijn: • organisatorische ondersteuning bieden (een professionele verenigingsondersteuner komt naar de sportclub toe), cursussen, opleidingen en themabijeenkomsten organiseren • ondersteuning bij ledenwerving en binding met de wijk (bv. Schoolsportverenigingen) • financiële ondersteuning • ondersteuning bij promotie • overige projecten (bv. gehandicaptensport) Rotterdam Sportsupport heeft recentelijk een eigen typologie ontwikkeld om de Rotterdamse sportverenigingen onder te verdelen in verschillende profielen, met het optimaliseren van de effectiviteit van de verenigingsondersteuning van Rotterdam Sportsupport als doelstelling. Binnen de typologie kunnen er drie profielen onderscheiden worden: profiel X, profiel Y en profiel Z. Dat is de terminologie die naar de buitenwereld toe wordt gebruikt. Intern bij Rotterdam Sportsupport betekent profiel X (nog) niet stabiel, profiel Y stabiel en profiel Z (zeer) stabiel en (extra) inzet van sport als middel. Die terminologie wordt echter niet gecommuniceerd naar de sportclubs om geen waardeoordelen aan de verschillende profielen toe te kennen. Binnen elk profiel wordt een onderscheid gemaakt tussen verenigingen die wel en geen ambitie hebben om in een “hoger” profiel te komen, dus om stabieler te worden of een bredere maatschappelijke rol op zich te nemen. Rotterdam Sportsupport beperkt de typologie slechts tot drie profielen om de werkbaarheid te garanderen. Profiel X: Het voortbestaan staat onder druk door organisatorische en/of financiële knelpunten. Afhankelijk van de situatie kan met behulp van ondersteuning vanuit Sportsupport de sportclub naar profiel Y werken, een fusietraject ingaan of opgaan in een andere vereniging. - verenigingen: Dat zijn verenigingen die naar eigen idee en/of naar idee van Rotterdam Sportsupport geen of nauwelijks toekomstperspectief hebben. Een fusie, opheffing of iets dergelijks lijkt voor de hand liggend. Profiel Y: Traditionele verenigingen voorzien in de sportwens van hun leden. Er worden hier weinig activiteiten georganiseerd die buiten de sport staan, het verenigingsmodel staat centraal. Financiën en organisatie zijn bij die sportclubs voldoende – goed op orde. Profiel Z: Deze verenigingen voorzien in de sportwens van hun leden en hebben vaak al een stap gemaakt van traditionele vereniging richting professionalisering en/of commercialisering. Ze zitten financieel en organisatorisch goed in elkaar en kunnen en willen iets extra’s bieden qua vernieuwing van het sportaanbod, en daarmee een bredere maatschappelijke rol vervullen. + verenigingen: Rotterdam Sportsupport wil naast het ondersteunen van Rotterdamse sportverenigingen bij het realiseren van het sporten als doel, verenigingen ook nadrukkelijk ondersteunen bij het realiseren van sport als middel. Bijvoorbeeld ter bevordering van beleidsdoelen op de terreinen van gezondheid, veiligheid en sociale cohesie. Een van de doelstellingen van Rotterdam Sportsupport is om tegen 2016 vijftig sportverenigingen in Rotterdam te hebben die zich naast het sporten als doel ook breed toeleggen op bijvoorbeeld naschoolse opvang van jeugd, het geven van taallessen of een bijdrage leveren aan re-integratie in het arbeidsproces. Rotterdam Sportsupport heeft een vragenlijst ontwikkeld om het theoretische model te operationaliseren. Enerzijds is het de bedoeling om een databestand aan te leggen over de sportverenigingen in Rotterdam. Op die manier kunnen actuele ontwikkelingen in en rond de verenigingen bijgehouden worden om de verenigingsondersteuning vanuit Rotterdam Sportsupport beter te laten aansluiten. Anderzijds is het de bedoeling om aan de hand van de vragenlijst de sportclubs in te delen volgens het segmenteringsysteem. Ledenwerving
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
45
Typologieën van sportclubs
en –behoud, kaderwerving en –behoud, financiën, organisatie en structuur, communicatie, accommodatie en sport– en nevenactiviteiten zijn onderwerpen die aan bod komen in de vragenlijst. Het segmenteringsysteem ziet er als volgt uit: profiel X (nog) niet stabiel - verenigingen*
ambitie om stabiel te worden Als niet aan vier van de vijf kenmerken van profiel Y wordt voldaan, behoort een vereniging tot profiel X. Een vereniging hoeft dus niet aan alle kenmerken van profiel X te voldoen om tot het profiel te behoren. Kenmerken: • vereniging als geheel niet zo sterk of zwak • ledenaantal dalend • ledenaantal niet dalend, maar te klein om op lange termijn te kunnen blijven bestaan en te groot om te stoppen • zorgen over ledenopbouw • te weinig vrijwilligers • zorgen over financiën • financiële problemen • problemen met betrekking tot de accommodatie waardoor het voortbestaan onder druk staat
profiel Y stabiel
profiel Z (zeer) stabiel en (extra) inzet van sport als middel + verenigingen*
ambitie tot (extra) sport als middel Een vereniging behoort tot dit profiel als Dit zijn verenigingen die aan de kenmerminimaal vier van de volgende vijf kenmer- ken van profiel Y voldoen met aanvullend ken van toepassing zijn. twee of meer van volgende kenmerken.
Kenmerken: • vereniging als geheel sterk of zeer sterk • ledenaantal stabiel of stijgend • voldoende vrijwilligers of een beheersbaar vrijwilligerstekort • financieel gezond • accommodatie(s) voldoet/voldoen aan de behoeften van de vereniging
Kenmerken: • deelname aan een maatschappelijk project van Rotterdam Sportsupport • deelname aan een project anders dan bij Rotterdam Sportsupport • structurele samenwerking met BSO en/of onderwijs • de accommodatie (in eigen beheer zijnde) van de vereniging wordt multifunctioneel gebruikt • de vereniging heeft professioneel/betaald kader (zoals een verenigingsmanager), met uitzondering van trainers/ coaches. • de vereniging heeft aanbod voor gehandicapten en/of een speciaal vernieuwend sportaanbod.
Tabel uit: Van der Meer, de Goede, Verkaik (2010)
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
46
Typologieën van sportclubs
7. De typologie in het kader van het onderzoek van Dynamo Project 7.1 Doelstelling De doelstelling van de typologie binnen dit onderzoek is om de Vlaamse sportclubs onder te verdelen in verschillende sportclubtypes. Het Dynamo Project en andere actoren (de Vlaamse Overheid, de sportfederaties, de sportdiensten,…) zouden dergelijke typologie in de toekomst kunnen gebruiken om hun dienstverlening efficiënter af te stemmen op de noden van de sportclubs die het Vlaamse sportlandschap rijk is. De typologie kan ook een instrument zijn om in kaart te brengen welke sportclubs met welke problemen kampen. Elke partij die de typologie zal gebruiken in de toekomst moet hier een andere betekenis en waarde aan hechten. Het is aan de verschillende instanties om te bepalen in functie van welk doeleinde de typologie gebruikt kan worden en op welke manier die gehanteerd wordt.
7.2 Methode De doelstelling was om een zeer algemene typologie te ontwikkelen. Op die manier kan die gebruikt worden door verschillende instanties en voor verschillende doeleinden. Het is zeker geen eenvoudige opdracht om dergelijke algemene typologie te ontwikkelen. Men probeert al sinds 1986 sportclubs in te delen in verschillende types. De stuurgroep speelde een belangrijke rol in het ontwikkelingsproces van de typologie. Allereerst werd de literatuur omtrent typologieën doorgenomen. Op basis daarvan en op basis van de uitgewisselde ervaringen met Rotterdam Sportsupport, werd een eerste algemeen model voorgesteld aan de stuurgroep. Binnen de stuurgroep werd gedebatteerd over de definitie van een sportclub, over de gebruikte terminologie en over de typologie in het algemeen. Er werd bijvoorbeeld eerst enkel rekening gehouden met de factoren bestuur, accommodatie, financiën en trainers. Er zijn echter nog meer criteria op basis waarvan sportclubs ingedeeld kunnen worden. In de stuurgroep werd geopteerd om meerdere factoren op te nemen. De factoren vrijwilligers, beleid, communicatie, jeugdwerking en externe focus werden toegevoegd. Binnen de stuurgroep werd het uitgangspunt van het onderzoek besproken. Er werd geopteerd om de typologie een toekomstgericht karakter te geven. Uiteindelijk werd er binnen de stuurgroep een consensus bereikt. De sleutelbegrippen “willen” en “kunnen” zijn van cruciaal belang in de typologie. Binnen dit hoofdstuk worden de typologie, de toelichting van de typologie, de omschrijving van de sportclubtypes, de vergelijking met vier bestaande typologieën en enkele bemerkingen met betrekking tot de typologie weergegeven.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
47
Typologieën van sportclubs
7.3 De typologie “Een sportclub is een vereniging waar één of meerdere sporten of sportvormen worden beoefend in georganiseerd verband en waarvan het hoofddoel het op regelmatige basis aanbieden van recreatieve en/of competitieve sportactiviteiten is”
NON-PROFIT focus
veranderingsgezind “open sportclub”
capaciteit
TYPE 1
PROFIT focus
behoudsgezind “gesloten sportclub”
onvoldoende capaciteit
capaciteit
onvoldoende capaciteit
TYPE 2
TYPE 3
TYPE 4
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
TYPE 5
48
Typologieën van sportclubs
7.4 Toelichting In de typologie wordt er vertrokken vanuit volgende definitie: “Een sportclub is een vereniging waar één of meerdere sporten of sportvormen worden beoefend in georganiseerd verband en waarvan het hoofddoel het op regelmatige basis aanbieden van recreatieve en/ of competitieve sportactiviteiten is”. Die definitie is gebaseerd op de definitie van De Knop (2010, p. 131): “Een sportclub is een vereniging met sportieve en sociale motieven waar één of meerdere sporten of sportvormen worden beoefend in georganiseerd verband en waar er al dan niet wordt deelgenomen aan officiële wedstrijden”. De definitie in de typologie werd heel ruim opgesteld, waardoor er weinig sportorganisaties uitgesloten kunnen worden. Sportclubs en sportverenigingen die echter niet voldoen aan die definitie, kunnen niet worden ondergebracht in de typologie. Volgende kenmerken van de definitie zijn essentieel: • georganiseerd verband • op regelmatige basis • hoofddoel = recreatieve en/of competitieve sportactiviteiten Allereerst wordt de opsplitsing “non-profit” sportclub versus “profit” sportclub gemaakt. Een non-profit sportclub heeft niet als doel winst te maken. Ze mag wel winst genereren, maar die winst moet volledig ingezet worden om het doel van de organisatie te verwezenlijken. Vzw’s en feitelijke verenigingen zijn daar een voorbeeld van, de typische sportclubs dus. Een profit sportclub of een commerciële sportclub heeft wel als hoofddoel winst te maken. Voorbeelden daarvan zijn bvba’s en nv’s zoals zuiver commerciële fitnesscentra. Sportclubs die geen commerciële doeleinden hebben, worden onderverdeeld in de categorie “non-profit” sportclub. Ze kunnen daarna verder onderverdeeld worden in een sportclub van het type 1, type 2, type 3 of type 4. Sportclubs met commerciële doeleinden worden onderverdeeld in de categorie “profit” sportclubs. Ze behoren tot sportclubs van het type 5. De focus van de verdere indeling ligt op de non-profit gerichte sportclubs. Vervolgens wordt nagegaan of de sportclub eerder veranderingsgezind (“open sportclub”) of eerder behoudsgezind (“gesloten sportclub”) is. Een ander begrip daarvoor is het kernwoord “WILLEN”: de wil om te veranderen, om te vernieuwen, om te verbeteren. Met een sportclub die eerder veranderingsgezind is, wordt bedoeld dat de sportclub ambitieus is en continu het beste uit zichzelf probeert te halen. Het is een “open sportclub”. Dat wil zeggen dat de sportclub open staat voor nieuwe ideeën. Het zijn sportclubs die continu willen verbeteren, veranderen, vernieuwen. De bestuursleden en trainers scholen zich bij om hun competenties te versterken en op de hoogte te zijn van de laatste ontwikkelingen binnen de sportwereld. De sportclub werkt samen met derden (scholen, andere sportclubs). Die sportclubs doen actief inspanningen om meer leden aan te werven en om het sportaanbod uit te breiden. Het zijn sportclubs die bereid zijn om extra inspanningen te doen om continu te verbeteren, bijvoorbeeld om voldoende vrijwilligers te hebben. Verder staan die sportclubs open voor iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht, etniciteit en niveau. Er worden ook activiteiten (bijvoorbeeld uitstappen) georganiseerd om de sociale contacten onder de leden te bevorderen. Sportclubs die open en veranderingsgezind zijn, kunnen verder onderverdeeld worden in sportclubs van het type 1 of type 2. Sportclubs die eerder behoudsgezind zijn, zijn sportclubs die “het goed vinden zoals het is”. Het zijn traditionele intern gerichte sportclubs. Het zijn “gesloten sportclubs” met weinig ambitie. Dat soort sportclubs vinden dat ze met het uitoefenen van hun kerntaken al voldoende werk hebben, waardoor ze geen behoefte hebben aan bijvoorbeeld het organiseren van nevenactiviteiten en het rekruteren van nieuwe leden. Die sportclubs vinden het niet nodig om actief inspanningen te doen, bijvoorbeeld bijscholingen volgen, om continu te verbeteren en te vernieuwen. Ze staan niet open voor een samenwerking met derden (scholen, andere sportclubs). Dat soort sportclubs zijn vaak hechte gemeenschappen en bieden daardoor wel een grote bijdrage aan de maatschappij. Het zijn sportverenigingen met een sterke sociale focus. Een aantal vrienden die zich groeperen om wekelijks aan competitie te doen in een bepaalde sporttak, zonder zich verder te organiseren, is een voorbeeld van dergelijke sportclub. Dergelijke sportclubs kunnen onderverdeeld worden in de categorie “behoudsgezind en gesloten”. Ze kunnen verder onderverdeeld worden in sportclubs van het type 3 of type 4. Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
49
Typologieën van sportclubs
Ten slotte wordt in de typologie de opsplitsing “capaciteit” versus “onvoldoende capaciteit” gemaakt. Een ander begrip daarvoor is het kernwoord “KUNNEN”. Daarbij wordt nagegaan of de sportclub al dan niet over de voor hem noodzakelijke eigenschappen/kenmerken bezit. Een sportclub met capaciteit is een sportclub die over voldoende capaciteit bezit om te KUNNEN veranderen, vernieuwen, verbeteren. Het zijn de mogelijkheden die een sportclub bezit om te kunnen willen, dus om te kunnen veranderen in de toekomst. Een sportclub met een wankele financiële positie of incompetente bestuursleden, zal niet veel inspanningen kunnen doen om te veranderen of te vernieuwen. In sportclubs met voldoende capaciteit verloopt alles zoals het ongeveer zou moeten verlopen. Dat soort sportclubs hebben bijvoorbeeld geen fundamentele problemen op vlak van accommodatie, financiën, vrijwilligersbeleid. Ze zijn met voldoende bestuursleden en trainers en ze voeren hun taken naar behoren uit. Die omschrijving neigt echter naar het ideaaltype. Elke sportclub heeft wel te maken met één of meerdere problemen. Sportclubs die voldoende potentieel hebben op vlak van “kunnen”, worden onderverdeeld in de categorie “capaciteit”. Ze kunnen verder onderverdeeld worden in sportclubs van het type 1 of type 3. Sportclubs met onvoldoende capaciteit, hebben te kampen met een aantal fundamentele problemen. Ze kunnen zich situeren op vlak van onvoldoende vrijwilligers, onvoldoende accommodatie, onvoldoende (geschikte) bestuursleden, onvoldoende trainers, financiële moeilijkheden,… Die sportclubs beschikken over onvoldoende middelen om hun beleid naar behoren uit te voeren. Sportclubs die onvoldoende kunnen, worden onderverdeeld in de categorie “onvoldoende capaciteit”. Ze kunnen verder onderverdeeld worden in sportclubs van het type 2 of type 4.
7.5 Omschrijving sportclubtypes 7.5.1 TYPE 1 Een type 1 sportclub is een non-profit, open en veranderingsgezinde sportclub met voldoende capaciteit. Dat soort sportclub heeft niet als doel winst te genereren. Het zijn sportclubs met voldoende capaciteit waardoor alles draait zoals het ongeveer zou moeten draaien. Er zijn bijvoorbeeld geen fundamentele problemen op vlak van accommodatie, financiën, vrijwilligersbeleid. Ze zijn met voldoende bestuursleden en trainers en ze voeren hun taken naar behoren uit. Desondanks doet de sportclub continu inspanningen om die aspecten te blijven verbeteren om vooruit te blijven gaan. De sportclub is ambitieus, open en veranderingsgezind. De bestuursleden willen zich blijvend bijscholen. Verder werkt de sportclub samen met de gemeente, met andere sportclubs en met scholen, worden er activiteiten georganiseerd en worden er acties gedaan om meer leden te werven. Dat type sportclub staat open voor iedereen ongeacht leeftijd, geslacht, etniciteit. Kortom, het is een open sportclub die geen fundamentele problemen kent. De omschrijving neigt echter naar het ideaaltype. Elke sportclub die onder type 1 valt, heeft wel te kampen met één of meerdere problemen.
7.5.2 TYPE 2 Een type 2 sportclub is een non-profit, open en veranderingsgezinde sportclub met onvoldoende capaciteit. Dat soort sportclub heeft niet als doel winst te genereren. De sportclubs hebben te kampen met een aantal fundamentele problemen, waardoor ze onvoldoende capaciteit hebben om te veranderen of te vernieuwen. Die problemen kunnen zich situeren op vlak van vrijwilligers, accommodatie, bestuursleden, trainers, financiën,… Maar de sportclubs willen er alles aan doen om die problemen weg te werken. Er worden inspanningen geleverd om te verbeteren en vooruit te gaan. De sportclub is open, ambitieus en veranderingsgezind. Verder staat dit type sportclub open om opleidingen te volgen, samen te werken met de gemeente, met andere sportclubs en met scholen, activiteiten te organiseren en acties te doen om meer leden te werven. Dit type sportclub staat open voor iedereen ongeacht leeftijd, geslacht, etniciteit. Kortom, het is een sportclub die wil veranderen, maar met een aantal belemmeringen kampt waardoor ze afgeremd wordt om vooruit te gaan.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
50
Typologieën van sportclubs
7.5.3 TYPE 3 Een type 3 sportclub is een non-profit, gesloten sportclub met voldoende capaciteit. Dat soort sportclub heeft niet als doel winst te genereren. Het zijn sportclubs met voldoende capaciteit waardoor alles draait zoals het ongeveer zou moeten draaien. Er zijn geen fundamentele problemen op vlak van accommodatie, financiën, vrijwilligersbeleid (bijvoorbeeld voldoende bestuursleden en trainers) en de bestuursleden voeren hun taken naar behoren uit. Aangezien alles goed draait, vindt dat soort sportclub het niet nodig om veranderingen aan te brengen om de werking van de sportclub te versterken. De sportclub wil geen extra inspanningen doen om andere doelgroepen aan te werven. Samenwerken met andere sportclubs of met scholen zegt hen niet zo veel. Elk jaar hetzelfde stramien volgen, is goed voor die sportclubs. Ze willen daar liever niet te veel verandering in brengen. Het is een gesloten en behoudsgezinde sportclub.
7.5.4 TYPE 4 Een type 4 sportclub is een non-profit, gesloten sportclub met onvoldoende capaciteit. Dat soort sportclub heeft niet als doel winst te genereren. De sportclubs hebben te kampen met een aantal fundamentele problemen, waardoor ze onvoldoende capaciteit hebben om te veranderen en te vernieuwen. Die problemen kunnen zich situeren op vlak van vrijwilligers, accommodatie, bestuursleden, trainers, financiën,… Maar het bestuur van dat type sportclub is niet geneigd om veel inspanningen te doen om te veranderen en te verbeteren. Ze willen bijvoorbeeld geen extra inspanningen doen om andere doelgroepen aan te werven. Samenwerken met andere sportclubs of met scholen zegt hen niet zo veel. Elk jaar hetzelfde stramien volgen, is goed voor die sportclubs. Ze willen daar liever niet te veel verandering in brengen. Het is een gesloten en behoudsgezinde sportclub.
7.5.5 TYPE 5 Een type 5 sportclub is een profit sportclub. Die sportclubs streven commerciële doeleinden na en willen winst genereren. Het zijn echter wel sportclubs die normaal gezien over voldoende capaciteit beschikken. Profit sportclubs hebben vaak professionele en betaalde werknemers in dienst, waardoor ze over de noodzakelijke competenties voor het uitoefenen van hun taak beschikken. Op financieel vlak zijn die sportclubs normaal gezien winstgevend. Ze halen hun financiële middelen uit onder andere lidgelden, sponsoring en inkomsten uit de cafetaria. Dit soort sportclubs hebben vaak hun eigen, kwalitatieve accommodatie en hebben voldoende competente trainers.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
51
Typologieën van sportclubs
TYPE 1
TYPE 2
TYPE 3
TYPE 4
TYPE 5
NON-PROFIT
NON-PROFIT
NON-PROFIT
NON-PROFIT
PROFIT
OPEN
OPEN
GESLOTEN
GESLOTEN
sportclub levert inspanningen om continu vooruit te blijven gaan
sportclub levert inspanningen om continu vooruit te blijven gaan
behoudsgezind
behoudsgezind
normaal gezien voldoende capaciteit
ambitieus en veranderingsgezind
ambitieus en veranderingsgezind
sportclub vindt het niet nodig om veranderingen aan te brengen
sportclub vindt het niet nodig om veranderingen aan te brengen
vaak professionele betaalde werknemers in dienst
staat open voor samenwerking
staat open voor samenwerking
sportclub staat niet open voor samenwerking
sportclub staat niet open voor samenwerking
financieel normaal gezien winstgevend
staat open voor elke doelgroep
staat open voor elke doelgroep ONVOLDOENDE CAPACITEIT
elk jaar hetzelfde stramien volgen is goed
vaak eigen accommodatie
CAPACITEIT
elk jaar hetzelfde stramien volgen is goed CAPACITEIT
ONVOLDOENDE CAPACITEIT
accommodatie financiën - vrijwilligersbeleid: geen fundamentele problemen voldoende & competente bestuursleden en trainers
Er zijn problemen op vlak van bv. vrijwilligers - accommodatie bestuur - trainers - financiën - ...
accommodatie financiën - vrijwilligersbeleid: geen fundamentele problemen voldoende & competente bestuursleden en trainers
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
Er zijn problemen op vlak van bv. vrijwilligers - accommodatie bestuur - trainers - financiën - ...
52
Typologieën van sportclubs
7.6 Vergelijking met al bestaande typologieën 7.6.1 Typologie van sportclubs volgens De Knop e.a. (1991) De typologie van De Knop e.a. kan het minst goed vergeleken worden met de typologie die voor dit onderzoek ontwikkeld werd, aangezien de criteria op basis waarvan de sportclubs worden onderverdeeld verschillend zijn. Bij de typologie van De Knop e.a. wordt de onderverdeling gemaakt in functie van de sportfederaties. Type A sportclubs zijn unisportclubs die aangesloten zijn bij de federaties die lid zijn van de internationale federatie die beschouwd wordt als de belangrijkste voor de betrokken sport. Type B sportclubs zijn unisportclubs die aangesloten zijn bij federaties die geen lid zijn van die internationale federaties. Type C sportclubs zijn sportclubs die aangesloten zijn bij een multi- en recreatiesportfederatie. Type D sportclubs zijn gehandicaptensportclubs. Verder worden sportclubs van het type A nog eens onderverdeeld in functie van de graad van wedstrijdgerichtheid. Elk type sportclub bij de typologie van De Knop e.a. kan in de typologie in dit onderzoek nog eens verder onderverdeeld worden in de vijf verschillende types. De insteek bij beide typologieën is verschillend. De typologie in dit onderzoek houdt geen rekening met de federaties of met de graad van wedstrijdgerichtheid.
7.6.2 Typologie van sportverenigingen volgens De Groot (2008) De typologie van sportverenigingen in functie van de maatschappelijke activiteit van De Groot is zeer gelijklopend met de typologie binnen dit onderzoek. Er werd echter wel een andere methode gehanteerd. De typologie van De Groot is gebaseerd op onderzoeksresultaten, terwijl de basis van de typologie binnen dit onderzoek een theoretische en abstracte typologie is waarbij eerst de typologie ontwikkeld werd en pas achteraf geoperationaliseerd werd door middel van een vragenlijst. Bij de typologie van De Groot zijn er echter andere factoren en randvoorwaarden gedefinieerd om sportclubs in te delen in verschillende types. Namelijk jeugdpercentage, verhouding autochtonen/allochtonen, betrokkenheid, type sport, soort sport, geografische spreiding, grootte van de vereniging, eigen clubhuis, financiële positie, verenigingsondersteuning en kader. Binnen dit onderzoek waren het de factoren accommodatie, bestuur, trainers, beleid, vrijwilligers, jeugdwerking, financiën, communicatie en externe focus die relevant zijn voor de indeling. Bij het onderzoek van De Groot is het maatschappelijk actieve heel erg belangrijk. Bij de typologie binnen dit onderzoek wordt dat “externe focus” genoemd. Die factor wordt mee opgenomen in de berekeningen of een sportclub open of gesloten is. De verschillende soorten of types sportverenigingen zijn ongeveer gelijklopend in beide onderzoeken. Type A verenigingen binnen het onderzoek van De Groot zijn een voorloper op het vlak van maatschappelijke activiteiten. Het zijn meestal grote, financieel gezonde verenigingen met een grote jeugdafdeling en een groot organiserend vermogen. Ze onderhouden goede contacten met de gemeente, het stadsdeel, scholen en wijkorganisaties. Die verenigingen zijn van grote waarde voor de maatschappij. De verenigingen van het type A kunnen het best vergeleken worden met sportclubs die open zijn en capaciteit hebben (type 1 sportclubs). Ze kunnen en ze willen. Type B verenigingen stellen zich positief op ten opzichte van het uitvoeren van maatschappelijke taken, maar het ontbreekt ze aan één of meerdere randvoorwaarden. De verenigingen hebben bijvoorbeeld onvoldoende vrijwilligers, een wankele financiële positie, een groot ledenverloop of accommodatieproblemen. Dat soort problemen zorgt ervoor dat ze hoofdzakelijk bezig zijn met de dagelijkse gang van zaken en geen tijd of energie hebben om (bewust) bezig te zijn met maatschappelijk activiteiten. Ze missen vaak organisatorische kennis en daadkracht om de vereniging naar een hoger plan te brengen. De verenigingen van het type B kunnen best vergeleken worden met sportclubs die open zijn en onvoldoende capaciteit hebben (type 2 sportclubs). Ze willen wel, maar ze kunnen (nog) niet. Type C verenigingen zijn voornamelijk kleine recreatieve verenigingen met een homogeen ledenbestand. Ze zijn sterk intern gericht en voelen geen behoefte om zich open te stellen voor niet-leden. De verenigingen vinden dat ze met hun kerntaken al voldoende maatschappelijk actief zijn. Zij vormen echter vaak hechte gemeenschappen en bieden daarmee een grote maatschappelijke waarde. De verenigingen van het type C kunnen het best vergeleken worden met gesloten, behoudsgezinde sportclubs.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
53
Typologieën van sportclubs
7.6.3 Typologie van sportclubs volgens Scheerder & Vos (2010) Bij de typologie van Scheerder & Vos worden andere criteria voor ogen gehouden om de sportclubs onder te verdelen in verschillende types. De gehanteerde methode bij Scheerder & Vos is ook verschillend van de methode in dit onderzoek. Scheerder & Vos gingen retroactief te werk en bevroegen eerst 651 Nederlandstalige sportclubs uit Vlaanderen en Brussel en maakten dan op basis van volgende kenmerken een typologie van sportclubs op: grootte van de sportclub (aantal leden), oprichtingsjaar, niveau van sportbeoefening, sporttak, het beschikken over eigen sportinfrastructuur, de mate waarin vrijwilligers ondersteund worden in het volgen van opleiding, de afhankelijkheid van lidgelden en de kwalificatiegraad van de sporttechnische begeleiding. Om tot de typologie te komen, werden de verschillende groepen van variabelen aan elkaar gerelateerd door middel van een canonische correlatieanalyse. Daardoor ontstonden er vier types sportclubs: de traditioneel competitieve sportclubs, de jeugdclubs, de recreatieclubs en de seniorensportclubs. Dat model werd ontwikkeld op basis van de huidige situatie in het sportlandschap. De typologie binnen dit onderzoek bestond echter uit een theoretisch, toekomstgericht model dat achteraf geoperationaliseerd werd door middel van een bevraging. De vier types sportclubs bij de typologie van Scheerder & Vos (de traditioneel competitieve sportclubs, de jeugdclubs, de recreatieclubs en de seniorensportclubs) kunnen bij de typologie in dit onderzoek elk nog eens onderverdeeld worden in de vijf types. Een jeugdclub kan zowel open als gesloten zijn en zowel capaciteit als onvoldoende capaciteit hebben en dus zowel type 1, type 2, type 3, type 4 als type 5 zijn. Hetzelfde geldt voor een traditioneel competitieve sportclub, een recreatieclub en een seniorensportclub.
7.6.4 Segmenteringsysteem Rotterdam Sportsupport (2010) Het segmenteringsysteem van Rotterdam Sportsupport kan zeer goed vergeleken worden met de typologie binnen dit onderzoek. De gehanteerde methode en de relevante parameters zijn grotendeels gelijklopend, alleen is er een andere indeling van toepassing. De doelstelling, namelijk het optimaliseren van de effectiviteit van verenigingsondersteuning, is bij beide onderzoeken gelijklopend. Om de typologie binnen dit onderzoek te ontwikkelen, werd er zelfs deels gebaseerd op het segmenteringsysteem van Rotterdam Sportsupport. Qua methode zijn beide onderzoeken grotendeels gelijklopend. Het segmenteringsysteem van Rotterdam Sportsupport is net zoals bij de typologie binnen dit onderzoek een theoretisch model dat pas achteraf geoperationaliseerd werd. Tot profiel X behoren de sportverenigingen die (nog) niet stabiel zijn, tot profiel Y behoren de stabiele sportverenigingen en tot profiel Z behoren de (zeer) stabiele sportverenigingen waarbij sport als middel kan ingezet worden. Binnen elk profiel wordt een onderscheid gemaakt tussen verenigingen die wel en geen ambitie hebben om in een “hoger” profiel te komen, dus om stabieler te worden of een bredere maatschappelijke rol op zich te nemen. Sportclubs worden aangemoedigd om steeds beter te worden. Op die manier wordt er echter een waardeoordeel aan de verschillende types sportclubs gekoppeld. Voor dit onderzoek werd geopteerd om dat niet te doen, aangezien elk type sportclub zijn eigen waarde heeft. Profiel X komt dus grotendeels overeen met de sportclubs met onvoldoende capaciteit, profiel Y kan vergeleken worden met de sportclubs met capaciteit en profiel Z kan vergeleken worden met type 1 sportclubs (open sportclubs met voldoende capaciteit). Termen zoals capaciteit, ambitie, maatschappelijke betrokkenheid zijn zowel voor Rotterdam Sportsupport als voor dit onderzoek zeer belangrijk.
7.7 Bemerkingen met betrekking tot de typologie De typologie die ontwikkeld werd binnen dit onderzoek, is een theoretisch model met nadruk op de toekomstgerichte focus van sportclubs. Sportclubs worden ingedeeld op basis van het gegeven of ze open of gesloten zijn, dus of ze veranderingsgezind of behoudsgezind zijn. Daarbij wordt er geanalyseerd of de sportclub actief inspanningen wil doen om te verbeteren, veranderen, vernieuwen. Verder wordt er nagegaan of een sportclub voldoende of onvoldoende capaciteit heeft om te kunnen verbeteren, veranderen, ver-
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
54
Typologieën van sportclubs
nieuwen in de toekomst. De sportclubs worden ingedeeld in functie van de toekomst (het “willen” in de toekomst) en in functie van het heden (het “kunnen” vandaag de dag). Er kan echter wel opgemerkt worden dat de typologie een zeer algemeen en breed model is zonder veel details. De reden daarvoor is dat de typologie binnen een zeer korte tijdsspanne (negen maanden) ontwikkeld werd. De opdracht was om een algemene typologie te ontwikkelen die voor verschillende doeleinden en door verschillende instanties gebruikt kan worden, waarbij elke instantie voor zichzelf moet bepalen welk type sportclub hij wil en kan ondersteunen. Op basis van de uitgewisselde ervaringen met Rotterdam Sportsupport, werd geconcludeerd dat het sportlandschap zeer divers is en het dus niet mogelijk is om voor elke soort sportclub een bepaald type te creëren. Dat om te vermijden dat de typologie uit zeer veel verschillende types zou bestaan. Vandaar de keuze voor vijf basistypes. Op die manier kan er binnen elk basistype verder gedifferentieerd worden. Bijvoorbeeld binnen een sportclubtype 4 (een non-profit sportclub die gesloten is en onvoldoende capaciteit heeft) horen verschillende soorten sportclubs thuis. Volgende twee sportclubs kunnen evengoed een sportclubtype 4 zijn: een minivoetbalclub die bijvoorbeeld niet wil veranderen en onvoldoende capaciteit bezit aangezien het eerder een vriendenclub is die eenmaal per week een voetbalmatch wil spelen, en een thaiboxclub die voor het merendeel uit personen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond bestaat en die omwille van de eigenheid van de cultuur (nu nog) niet open staat voor nieuwe ideeën en onvoldoende capaciteit bezit om te kunnen veranderen.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
55
Typologieën van sportclubs
8. Operationalisering van het model 8.1 Doelstelling In een vorige fase werd een typologie ontwikkeld onder de vorm van een theoretisch model. De doelstelling binnen deze fase is het operationaliseren van het theoretisch model. Daarvoor was het noodzakelijk om een meetinstrument te ontwerpen. Er werd voor een meetinstrument onder de vorm van een vragenlijst gekozen. Daar zijn twee redenen voor. Enerzijds is een vragenlijst een eenvoudig instrument dat door de verschillende actoren gehanteerd kan worden. Anderzijds is een vragenlijst een ideaal middel om een grote hoeveelheid sportclubs te bevragen. Door middel van de vragenlijst kunnen de Vlaamse sportclubs onderverdeeld worden in de vijf verschillende sportclubtypes binnen de typologie.
8.2 Methode Om de typologie te operationaliseren, was het noodzakelijk om de factoren te bepalen op basis waarvan sportclubs kunnen ingedeeld worden. Allereerst werden de verschillende factoren bepaald om het “willen” en het “kunnen” van een sportclub te meten. Daarna werden de verschillende items onder de vorm van stellingen geformuleerd voor elke factor. Volgende factoren zijn relevant om het “willen” van een sportclub te meten: • accommodatie • bestuur • trainers • beleid • vrijwilligers • jeugdwerking • communicatie • externe focus Volgende factoren zijn relevant om het “kunnen” van een sportclub te meten: • accommodatie • bestuur • trainers • beleid • vrijwilligers • jeugdwerking • financiën • communicatie Eens er in de stuurgroep een consensus bereikt werd over de factoren, werd een eerste versie van het meetinstrument ontwikkeld. De vragenlijst bestaat hoofdzakelijk uit Likert-stellingen, aangevuld met enkele kwantitatieve vragen. De verdere operationalisering bestond uit drie verschillende fases. Allereerst heeft de medewerkster belast met het onderzoek de vragenlijst bij een 25-tal sportclubs getest. De medewerkster werd in contact gebracht met die testclubs via de contacten in het sportlandschap. Die actoren hadden al een idee omtrent de sportclubtypes waar de verschillende testclubs tot behoren. De doelstelling was om na te gaan of de vragenlijst meet wat ze moet meten. Op het
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
56
Typologieën van sportclubs
einde van de vragenlijst worden de verschillende sportclubtypes omschreven. De sportclubs moesten aanduiden bij welk type sportclub ze denken aan te sluiten. Op die manier kan er gecontroleerd worden of de vragen uit de vragenlijst meten wat ze moeten meten. Als een sportclub aangeeft type 3 te zijn, moest dat type ook naar voor komen uit de verwerking van de vragenlijst. Als een sportclub aangeeft problemen te hebben op vlak van bijvoorbeeld “accommodatie”, “bestuur” en “financiën”, moet dat ook duidelijk blijken uit de gemiddelde scores voor de factoren “accommodatie”, “bestuur” en “financiën”. Verder werd gecontroleerd of alle vragen duidelijk waren voor de respondenten. De medewerkster ging persoonlijk naar de testclubs toe om de vragenlijst met de respondent te overlopen en om een interview af te nemen. Na afname bij de testclubs werd de vragenlijst aangepast. Zo werden onder andere sociaal wenselijke en onduidelijke items weggewerkt. De tweede fase bestond uit het afnemen van de vragenlijst bij een grotere, selecte steekproef om het meetinstrument te valideren. Daarvoor werden een 50-tal sportclub bevraagd. De derde fase bestond uit het bevragen van een grotere steekproef. Het gaat hier om een steekproef uit de populatie van de Vlaamse sportclubs. De doelstelling was om de resultaten van een grotere groep sportclubs weer te geven. De data werden op twee verschillende manieren bekomen. Enerzijds werden een 100-tal sportclubs schriftelijk bevraagd via enkele opleidingen en bijscholingen van het Dynamo Project. Op die manier kon het doelpubliek eenvoudig en snel bereikt worden. Anderzijds werd een digitale versie van de vragenlijst verspreid via de Vlaamse sportfederaties en via de digitale nieuwsbrief van de Vlaamse Sportfederatie vzw en het Dynamo Project. De Vlaamse sportfederaties verspreidden de digitale vragenlijst via hun nieuwsbrief, de website en een mailing naar de sportclubs. Er werden 393 sportclubs bevraagd. De definitieve vragenlijst bestemd voor de sportclubs, kan geraadpleegd worden in de bijlage. Het invullen van de vragenlijst neemt ongeveer 15 à 20 minuten in beslag. Hieronder volgt de toelichting met betrekking tot de factoren in de vragenlijst, de codering van het meetinstrument, de toelichting in verband met de verwerking van het meetinstrument, een standaard evaluatiemodel, de resultaten van de selecte steekproef (50 sportclubs) en de steekproef (393 sportclubs) en de bemerkingen met betrekking tot de vragenlijst.
8.3 De factoren Binnen dit hoofdstuk wordt per factor toegelicht waarom die opgenomen werd in de vragenlijst. Er wordt ook besproken welke onderwerpen relevant waren om op te nemen onder elke factor.
8.3.1 Algemene clubgegevens Binnen dit onderdeel worden een aantal algemene gegevens in verband met de sportclub aan de respondent gevraagd om een algemeen beeld te kunnen vormen van de sportclub. Volgende zaken worden bevraagd: • naam van de sportclub • beoefende sporttak(ken) • aansluiting sportfederatie • functie van de respondent binnen de sportclub • juridische structuur van de sportclub • aantal bestuursleden • aantal leden • leeftijdscategorieën leden • evolutie ledenaantal
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
57
Typologieën van sportclubs
•
ledenstop
De algemene clubgegevens zijn relevant om een identiteitskaart van de sportclub samen te stellen.
8.3.2 Accommodatie Heel wat Vlaamse sportclubs hebben te kampen met een tekort aan sportinfrastructuur (Staten-Generaal, 2004, Muyters, 2009). Aangezien de sportinfrastructuur voor een sportclub een belangrijk instrument is voor het voeren van een doeltreffend sportbeleid, wordt de factor “accommodatie” opgenomen in de vragenlijst. Enerzijds is het relevant om de capaciteit voor het huidige aantal leden (het “kunnen”) te meten. Anderzijds is het relevant om het “willen” naar de toekomst toe te bevragen. In functie van het “willen” worden volgende aspecten bevraagd: • bereidheid van de sportclub met betrekking tot het aanbieden van meer trainingen als meer sportaccommodatie ter beschikking zou zijn • bereidheid van de sportclub met betrekking tot het werven van meer leden als meer sportaccommodatie ter beschikking zou zijn • bereidheid van de sportclub om extra inspanningen te doen met betrekking tot de sportinfrastructuur Met het oog op het “kunnen” worden volgende aspecten bevraagd: • capaciteit sportinfrastructuur met betrekking tot het huidige aantal leden (trainingen + competities) • capaciteit sportinfrastructuur met betrekking tot ledenstijging Sportclubs kunnen de vragen beantwoorden op een vijfpuntenschaal, telkens van “helemaal oneens” (score 1) tot “helemaal eens” (score 5). De vragen met betrekking tot accommodatie, worden opgenomen in de berekening van de gemiddelde scores voor het “willen” (3 items) en het “kunnen” (4 items). Sportclubs die geen gebruik maken van sportinfrastructuur voor het beoefenen van de sport, moeten de vragen met betrekking tot “accommodatie” niet invullen. Dat wordt dan gecodeerd als “missing value” en die vragen worden niet in rekening gebracht bij de berekening van het gemiddelde.
8.3.3 Bestuur Aangezien uit de literatuur (Herman & Renz, 2004, Balduck e.a., 2009) blijkt dat de effectiviteit van een organisatie nauw samenhangt met de effectiviteit van het bestuur en van de competenties van de individuele bestuursleden, wordt de factor “bestuur” opgenomen als een belangrijke parameter binnen de vragenlijst. De effectiviteit van het bestuur is cruciaal voor de effectiviteit van een non-profitorganisatie, aangezien de bestuursleden verantwoordelijk zijn voor de algemene leiding, richting en supervisie van de organisatie. Volgens Papadimitriou (1999) moet het bestuur uit bestuursleden bestaan die de vereiste competenties hebben voor het uitvoeren van hun taak. Het is ook belangrijk om voldoende bestuursleden te hebben, waarbij iedereen een afgebakende taak heeft. Met betrekking tot het “willen” van het bestuur worden volgende aspecten bevraagd: • bereidheid van het bestuur tot het volgen van bijscholingen • evaluatie van de werking van de sportclub • samenwerking met derden • bereidheid tot het leveren van inspanningen om meer leden te rekruteren • bereidheid tot het uitbreiden van het sportaanbod • bereidheid tot het professionaliseren van het managementniveau
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
58
Typologieën van sportclubs
Binnen de factor “bestuur” zijn er ook vragen opgenomen die peilen naar de huidige capaciteit van de sportclub op vlak van het bestuur. Volgende aspecten worden bevraagd: • aantal bestuursleden • competenties van de bestuursleden • taakverdeling Sportclubs kunnen die vragen beantwoorden op een vijfpuntenschaal, telkens van “helemaal oneens” (score 1) tot “helemaal eens” (score 5). De vragen met betrekking tot bestuur worden opgenomen in de berekening van de gemiddelde scores voor het “willen” (14 items) en het “kunnen” (8 items). Als bepaalde vragen niet ingevuld worden, wordt dat gecodeerd als “missing value”. Die vragen worden niet in rekening gebracht bij de berekening van het gemiddelde.
8.3.4 Trainers Sportclubs kampen met een tekort aan gekwalificeerde en gediplomeerde trainers. Meer dan de helft van de lesgevers in sportclubs is niet gediplomeerd (Staten-Generaal, 2004). Vandaar de relevantie om in de vragenlijst te peilen naar de huidige capaciteit en het “willen” van de sportclub op vlak van trainers. Om het “willen” van de sportclub te meten, worden volgende aspecten bevraagd: • bereidheid van de trainers om opleidingen te volgen • bereidheid van het bestuur om extra inspanningen te doen met betrekking tot de trainers Om het “kunnen” te meten, worden volgende aspecten bevraagd: • capaciteit sportclub met betrekking tot het aantal trainers • competenties van de trainers Sportclubs kunnen die vragen beantwoorden op een vijfpuntenschaal, telkens van “helemaal oneens” (score 1) tot “helemaal eens” (score 5). De vragen met betrekking tot de trainers worden opgenomen in de berekening van de gemiddelde scores voor het “willen” (3 items) en het “kunnen” (4 items)”. Als bepaalde vragen niet ingevuld worden, wordt dat gecodeerd als “missing value”. Die vragen worden niet in rekening gebracht bij de berekening van het gemiddelde. Verder worden het aantal trainers en het aantal gediplomeerde trainers bevraagd. Dat is louter ter controle en die gegevens worden niet verwerkt in de berekeningen van de gemiddelde scores voor “willen” en “kunnen”.
8.3.5 Beleid Binnen de factor “beleid” worden een aantal beleidsmatige aspecten van de sportclub bevraagd. Er wordt telkens gevraagd of de sportclub over het beleidsmatige middel beschikt. Dat meet de “capaciteit”. Sportclubs kunnen enkel met ja of neen antwoorden. Om het “willen” te meten, wordt er bij sportclubs die het beleidsmatige middel niet hebben, gevraagd of het bestuur inspanningen wil doen om dat in de nabije toekomst te hebben. Bij sportclubs die het beleidsmatige middel wel hebben, wordt gevraagd of het bestuur extra inspanningen wil doen om dat te verbeteren.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
59
Typologieën van sportclubs
Volgende aspecten worden bevraagd: • beleidsplan op lange termijn • werkingsplan voor het komende jaar • begroting • boekhoudprogramma • beheren van het ledenbestand • huishoudelijk reglement • uitgewerkt sponsordossier • organogram De vragen met betrekking tot het beleid worden opgenomen om de gemiddelde scores voor het “willen” (8 items) en het “kunnen” (8 items) te berekenen. De manier van bevragen is echter verschillend ten opzichte van de andere factoren. Er wordt niet met Likertschalen gewerkt aangezien dat bij die factor niet relevant is met betrekking tot de verwerking. Er kan geantwoord worden met Ja (score 5) / Neen (score 1) / Misschien (score 3). Als bepaalde vragen niet ingevuld worden, wordt dat gecodeerd als “missing value”. Die vragen worden niet in rekening gebracht bij de berekening van het gemiddelde.
8.3.6 Vrijwilligers Het tekort aan vrijwilligers is een groot probleem bij heel wat sportclubs. Sportclubs zijn echter in zeer sterke mate afhankelijk van hun vrijwilligers, waardoor dat tekort een bedreiging vormt voor het voortbestaan van vele sportclubs. Er wordt gepeild naar het “willen” van de sportclub door middel van volgende vragen: • bereidheid van de sportclub tot het leveren van extra inspanningen met betrekking tot de vrijwilligers • bereidheid van de sportclub tot het belonen van de vrijwilligers Volgende aspecten worden bevraagd om het “kunnen” van de sportclub op vlak van vrijwilligers te meten: • voldoende vrijwilligers voor de kantine • voldoende vrijwilligers voor evenementen • voldoende vrijwilligers voor ondersteuning bij wedstrijden • voldoende vrijwilligers voor arbitrage • voldoende vrijwilligers voor de dagdagelijkse werking Sportclubs kunnen de vragen beantwoorden op een vijfpuntenschaal, telkens van “helemaal oneens” (score 1) tot “helemaal eens” (score 5). De vragen met betrekking tot de vrijwilligers worden opgenomen om de gemiddelde scores voor het “willen” (3 items) en het “kunnen” (5 items) te berekenen. Als bepaalde vragen niet ingevuld worden (bijvoorbeeld als de sportclub geen kantine heeft), wordt dat gecodeerd als “missing value”. Die vragen worden niet in rekening gebracht bij de berekening van het gemiddelde.
8.3.7 Jeugd Uit de literatuur (De Knop & Buisman, 1998) is gebleken dat het belangrijk is dat sportclubs met jeugdleden speciale aandacht schenken aan het uitbouwen van een kwalitatief jeugdsportbeleid, zowel op sporttechnisch als op pedagogisch vlak. Vandaar de keuze om
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
60
Typologieën van sportclubs
de “capaciteit” en het “willen” van een sportclub te meten op vlak van jeugdwerking. Op vlak van “willen” worden volgende aspecten bevraagd: • bereidheid van de sportclub tot het leveren van extra inspanningen met betrekking tot het jeugdsportbeleid en de jeugdleden Om het “kunnen” te meten, worden volgende aspecten bevraagd: • capaciteit sportclub met betrekking tot jeugdtrainers • competenties jeugdtrainers • jeugdsportbeleidsplan, jeugdsportcommissie, jeugdsportcoördinator Sportclubs kunnen de vragen met betrekking tot “jeugd” beantwoorden op een vijfpuntenschaal, telkens van “helemaal oneens” (score 1) tot “helemaal eens” (score 5). De vragen worden opgenomen om de gemiddelde scores voor het “willen” (4 items) en het “kunnen” (10 items) te berekenen. Sportclubs die geen jeugdleden hebben, moeten de vragen met betrekking tot “jeugd” niet invullen. Hen wordt wel de extra vraag gesteld of de sportclub actief inspanningen wil doen om jeugdleden te rekruteren. Als bepaalde vragen niet ingevuld worden, wordt dat gecodeerd als “missing value”. Die vragen worden niet in rekening gebracht bij de berekening van het gemiddelde.
8.3.8 Financiën Voor een sportclub is het belangrijk dat er geen financiële problemen heersen binnen de organisatie zodat de missie van de sportclub gerealiseerd kan worden. Vandaar de beslissing om in de vragenlijst te peilen naar de financiële situatie van de sportclub. Om de “capaciteit” te meten worden volgende aspecten bevraagd: • de huidige financiële situatie • de evolutie van de financiële situatie • financiële reserves • afhankelijkheid van sponsors Op het einde wordt het procentueel aandeel van bepaalde inkomsten (lidgelden, sponsoring, subsidies, kantine, sportevenementen,…) ten opzichte van de totale inkomsten bevraagd. Dat is eerder een controlemiddel om na te gaan hoeveel procent van de inkomsten uit sponsoring bestaat. Binnen de factor financiën wordt er niet expliciet naar het “willen” gepeild aangezien een gezonde financiële situatie inherent is aan het voorbestaan van een sportclub. Zolang een sportclub reden heeft van bestaan, is de wil om financieel gezond te blijven er onlosmakend mee verbonden. Sportclubs kunnen de vragen met betrekking tot “financiën” beantwoorden op een vijfpuntenschaal, telkens van “helemaal oneens” (score 1) tot “helemaal eens” (score 5). De vragen worden opgenomen om de gemiddelde score voor het “kunnen” (7 items) te berekenen. Als bepaalde vragen niet ingevuld worden, wordt dat gecodeerd als “missing value”. Die vragen worden niet in rekening gebracht bij de berekening van het gemiddelde.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
61
Typologieën van sportclubs
8.3.9 Communicatie Binnen een sportclub is het belangrijk dat er een goede communicatie heerst tussen alle partijen. De leden moeten ook voldoende op de hoogte gehouden worden van alles wat zich in en rond de sportclub afspeelt. Om te peilen naar het “willen” wordt het volgende bevraagd: • bereidheid van de sportclub tot het leveren van extra inspanningen met betrekking tot het communicatiebeleid Volgende aspecten in de vragenlijst meten de “capaciteit” op gebied van “communicatie”: • frequentie van informatieverstrekking naar de leden • verschillende communicatiekanalen • communicatie binnen het bestuur en tussen het bestuur en de trainers Sportclubs kunnen de vragen met betrekking tot “communicatie” beantwoorden op een vijfpuntenschaal, telkens van “helemaal oneens” (score 1) tot “helemaal eens” (score 5). De vragen worden opgenomen om de gemiddelde scores voor het “willen” (1 item) en het “kunnen” (5 items) te berekenen. Als bepaalde vragen niet ingevuld worden, wordt dat gecodeerd als “missing value”. Die vragen worden niet in rekening gebracht bij de berekening van het gemiddelde.
8.3.10
Externe focus
Externe focus wijst op de maatschappelijke meerwaarde van de sportclub (bijvoorbeeld toegankelijkheid voor iedereen, samenwerking met scholen, nevenactiviteiten,…). Binnen de factor externe focus wordt er een onderscheid gemaakt tussen volgende aspecten: •
•
•
doelgroepen • Kunnen personen met een handicap, allochtonen, kansarmen en senioren de sport actief beoefenen in de sportclub? Is de sportclub enkel toegankelijk voor personen met een bepaalde sociale status? Stelt de sportclub zijn deuren open voor iedereen ongeacht leeftijd, geslacht, etniciteit, niveau? sociale inclusie (sfeer, sociaal gebeuren) • Organiseert de sportclub niet-sportieve clubactiviteiten om de sociale contacten onder de leden te bevorderen? Is er een goede sfeer in de sportclub en binnen het bestuur? Kan de sportclub beschikken over een locatie waar er activiteiten/vergaderingen kunnen doorgaan? ethisch/medisch verantwoord sporten • Wordt er in de sportclub actief gewerkt aan gezondheid? Wordt er actief gewerkt aan fair-play?
Sportclubs kunnen de vragen met betrekking tot “externe focus” beantwoorden op een vijfpuntenschaal, telkens van “helemaal oneens” (score 1) tot “helemaal eens” (score 5). Die vragen met betrekking tot “externe focus” worden opgenomen om de gemiddelde score voor het “willen” (15 items) te berekenen. Als bepaalde vragen niet ingevuld worden, wordt dat gecodeerd als “missing value”. Die vragen worden niet in rekening gebracht bij de berekening van het gemiddelde.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
62
Typologieën van sportclubs
8.3.11 Varia Op het einde van de vragenlijst worden nog een aantal algemene vragen gesteld. Die vragen zijn een vorm van zelfevaluatie voor de sportclub. Het is een soort sterkte/zwakte analyse. • Hoe zou u zelf uw sportclub als organisatie omschrijven? (score 1 tot score 5) • Hoe ziet u de toekomst van uw sportclub? (score 1 tot score 5) • Wat zijn volgens u de sterkste punten van uw sportclub? (alle factoren die de sportclub aanduidt, krijgen score 1, de andere score 0) • Wat zijn volgens u de zwakste punten van uw sportclub? (alle factoren die de sportclub aanduidt, krijgen score 1, de andere score 0) • Waarvoor wil de sportclub in de toekomst actief inspanningen doen (financieel en/of door mankracht) om te verbeteren? (alle factoren die de sportclub aanduidt, krijgen score 1, de andere score 0) • Wat is volgens u het grootste probleem binnen de sportclub? • Op welke manier zou uw sportclub bijgestaan willen worden? (alle factoren die de sportclub aanduidt, krijgen score 1, de andere score 0) Die vragen zijn ook een controlemiddel voor de gemiddelden die de sportclubs scoren op de verschillende factoren.
8.3.12 Omschrijving sportclubtypes Op de laatste pagina van de vragenlijst worden de verschillende sportclubtypes omschreven. Het doel was dat de sportclubs aanduidden bij welk type sportclub ze denken aan te sluiten. Op die manier kan er getest worden of de vragen uit de vragenlijst meten wat ze moeten meten. Als een sportclub aangeeft type 3 te zijn, zou dat type ook naar voor moeten komen uit de verwerking van de vragenlijst. Als een sportclub aangeeft problemen te hebben op vlak van accommodatie, bestuur en financiën, zou dat ook duidelijk moeten blijken uit de gemiddelde scores voor de factoren accommodatie, bestuur en financiën.
8.4 Codering van het meetinstrument WILLEN (51 items) 1. Accommodatie (3 items) V5 Als de sportclub te weinig infrastructuur heeft, zal die meer trainingen aanbieden als meer sportinfrastructuur/meer uren in de infrastructuur ter beschikking zouden zijn. V6 De sportclub zal actief meer leden werven als meer sportinfrastructuur/meer uren in de sportinfrastructuur ter beschikking zouden zijn. V7 De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om te verbeteren op gebied van accommodatie of om de bestaande accommodatie te behouden. 2. Bestuur (14 items) V16 Het is noodzakelijk dat de bestuursleden zich bijscholen. V17 De bestuursleden worden gestimuleerd om opleidingen/bijscholingen te volgen. V18 De sportclub is bereid om de gevolgde opleidingen/bijscholingen te vergoeden.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
63
Typologieën van sportclubs
V19 V20 V21 V22* V23 V24 V25 V26 V27 V28 V29
De werking van de sportclub wordt jaarlijks geëvalueerd met de bedoeling om die elk jaar te verbeteren. De sportclub neemt deel aan initiatieven van derden (bv. Week van de Sportclub, sport op school,…). De sportclub werkt samen met het onderwijs (bv. de sportclub geeft initiatielessen op scholen). Het huidig bestuur klampt vast aan traditionele ideeën. De huidige bestuursleden werven actief jongere personen in het bestuur aan. De sportclub werkt samen met andere sportclubs. De sportclub doet inspanningen om meer leden te rekruteren (bv. gratis initiaties, opendeurdagen,…). De sportclub rekruteert actief leden van andere leeftijdsgroepen (bv. jeugd, senioren, …). De sportclub wil meer sportevenementen organiseren. In de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) willen wij graag ons sportaanbod: sterk afbouwen – afbouwen – behouden – uitbreiden – sterk uitbreiden In de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) willen wij het managementniveau van het bestuur: behouden – professionaliseren – sterk professionaliseren
3. Trainers (3 items) V35 Het bestuur stimuleert de trainers om opleidingen/bijscholingen te volgen (bv. een VTS-cursus). V35 De trainers zijn bereid om opleidingen/bijscholingen te volgen met de bedoeling om meer competenties te verwerven in de toekomst. V36 De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om continu te verbeteren op gebied van de trainers. 4. Beleid (8 items) V45a Indien neen: Wil het bestuur inspanningen doen om dat in de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) te hebben? V45b Indien ja: Wil het bestuur extra inspanningen doen om dat te verbeteren? V46a Indien neen: Wil het bestuur inspanningen doen om dat in de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) te hebben? V46b Indien ja: Wil het bestuur extra inspanningen doen om dat te verbeteren? V47a Indien neen: Wil het bestuur inspanningen doen om dat in de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) te hebben? V47b Indien ja: Wil het bestuur extra inspanningen doen om dat te verbeteren? V48a Indien neen: Wil het bestuur inspanningen doen om dat in de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) te hebben? V48b Indien ja: Wil het bestuur extra inspanningen doen om dat te verbeteren? V49a Indien neen: Wil het bestuur inspanningen doen om dit in de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) te hebben? V49b Indien ja: Wil het bestuur extra inspanningen doen om dat te verbeteren? V50a Indien neen: Wil het bestuur inspanningen doen om dat in de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) te hebben? V50b Indien ja: Wil het bestuur extra inspanningen doen om dat te verbeteren? V51a Indien neen: Wil het bestuur inspanningen doen om dat in de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) te hebben? V51b Indien ja: Wil het bestuur extra inspanningen doen om dat te verbeteren? V52a Indien neen: Wil het bestuur inspanningen doen om dat in de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) te hebben? V52b Indien ja: Wil het bestuur extra inspanningen doen om dat te verbeteren?
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
64
Typologieën van sportclubs
5. Vrijwilligers (3 items) V58 De sportclub doet actief inspanningen om jaarlijks voldoende vrijwilligers ter beschikking te hebben. V59 De sportclub beloont de vrijwilligers voor de geleverde inspanningen (bv. een etentje, een vergoeding). V60 De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om continu te verbeteren op gebied van de vrijwilligers. 6. Jeugd (4 items) V61 Wil uw sportclub actief inspanningen doen om jeugdleden te rekruteren? V72 De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om te verbeteren op vlak van het jeugdsportbeleid. V73 De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om jeugdleden te behouden. V74 De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om nieuwe jeugdleden aan te werven. 7. Communicatie (1 item) V87 De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om het communicatiebeleid in de toekomst te verbeteren. 8. Externe focus (15 items) V88 Personen met een handicap (mentaal en/of fysiek) kunnen actief de sport beoefenen in onze sportclub. V89 Allochtonen kunnen actief de sport beoefenen in onze sportclub. V90 De sportclub heeft een actief beleid m.b.t. de communicatie met (de ouders van) allochtone sporters. V91 Kansarmen kunnen actief de sport beoefenen in onze sportclub via een sociaal tarief. V92 Senioren kunnen actief de sport beoefenen in onze sportclub. V93 De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of d.m.v. mankracht) om andere doelgroepen (personen met een handicap, kansarmen, allochtonen) te rekruteren. V94* De sportclub is enkel toegankelijk voor personen met een bepaalde sociale status. V95 De sportclub organiseert eigen sportkampen, evenementen, (buitenlandse) stages,… V96 De sportclub organiseert niet-sportieve clubactiviteiten om de sociale contacten onder de leden te bevorderen (bv. filmavond, uitstappen). V97 Er is een goede sfeer in onze sportclub. V98 Er heerst een goede sfeer binnen het bestuur. V99 De sportclub kan beschikken over een locatie waar er activiteiten/vergaderingen kunnen plaatsvinden (dat kan bv. een clubhuis zijn). V100 In de sportclub wordt er actief gewerkt aan fair play. V101 De sportclub stelt zijn deuren open voor iedereen ongeacht leeftijd, geslacht, etniciteit, niveau (Sport voor Allen). V102 In de sportclub wordt er actief gewerkt aan gezondheid.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
65
Typologieën van sportclubs
KUNNEN (51 items) 1. Accommodatie (4 items) V1 De sportclub beschikt over voldoende sportaccommodatie om alle trainingen voor het huidige aantal leden te laten doorgaan (bv. zijn er voldoende sporthallen, voetbalvelden,…). V2 De sportclub beschikt over voldoende sportaccommodatie om alle competities voor het huidige aantal leden te laten plaatsvinden. V3 De sportclub beschikt over voldoende uren in de sportaccommodatie voor het huidige aantal leden. V4 Met de huidige hoeveelheid sportinfrastructuur kunnen we meer leden aan. 2. Bestuur (8 items) V8 De sportclub beschikt over voldoende bestuursleden om alle taken naar behoren uit te voeren. V9* Er zijn bestuursleden die niet over de juiste competenties voor het uitoefenen van hun taak beschikken. V10 Er wordt een afgebakende taakverdeling gehanteerd (elk bestuurslid heeft zijn eigen taken). V11* Sommige bestuursleden voeren veel meer taken uit dan andere bestuursleden, waardoor de werking van de sportclub sterk afhankelijk is van die personen. V12 Het bestuur beschikt over de juiste competenties voor het voeren van de boekhouding. V13 Het bestuur beschikt over de juiste competenties voor het werven van sponsoring. V14 Het bestuur beschikt over de juiste competenties voor de organisatie van de activiteiten (competities/tornooien/clubactiviteiten/evenementen). V15 Het bestuur beschikt over de juiste competenties voor de communicatie (opmaken van de website/clubblad/versturen van nieuwsbrieven). 3. Trainers (4 items) V30 De sportclub beschikt over voldoende trainers. V31 De trainers beschikken over de juiste competenties voor het uitoefenen van hun taak door relevante ervaring V32 De trainers beschikken over de juiste competenties voor het uitoefenen van hun taak door relevant diploma. V33* Elk jaar moet de sportclub veel moeite doen om trainers aan te werven. 4. Beleid (8 items) V37 De sportclub heeft een uitgeschreven beleidsplan (o.a. met visie en missie) op lange termijn (ongeveer 3 jaar). V38 De sportclub heeft voor het komende jaar een uitgewerkt werkingsplan/beleidsplan. V39 De sportclub stelt jaarlijks de begroting op voor het volgend jaar. V40 De sportclub gebruikt een boekhoudprogramma (kan ook een zelf uitgewerkt systeem zijn). V41 De sportclub beheert op een gestructureerde wijze het ledenbestand. V42 De sportclub heeft een huishoudelijk reglement. V43 De sportclub beschikt over een uitgewerkt sponsordossier. V44 De sportclub heeft een organogram (schematisch overzicht van alle medewerkers binnen de organisatie).
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
66
Typologieën van sportclubs
5. Vrijwilligers (5 items) V53 De sportclub kan een beroep doen op voldoende vrijwilligers voor de kantine (bv. bediening bar). V54 De sportclub kan voldoende vrijwilligers inschakelen bij evenementen. V55 De sportclub heeft voldoende vrijwilligers voor ondersteuning bij wedstrijden. V56 De sportclub heeft voldoende vrijwilligers voor arbitrage. V57 De sportclub heeft voldoende vrijwilligers voor de dagdagelijkse werking van de club (bv. het wassen van de truitjes, het onderhouden van de terreinen). 6. Jeugd (10 items) V62 De sportclub heeft een jeugdsportbeleidsplan. V63 De sportclub biedt aparte trainingen voor de jeugd aan. V64 De sportclub heeft voldoende jeugdtrainers. V65 De jeugdtrainers beschikken over de juiste competenties voor het uitoefenen van hun taak door relevante ervaring. V66 De jeugdtrainers beschikken over de juiste competenties voor het uitoefenen van hun taak door relevant diploma. V67 Er is een jeugdsportcommissie binnen de sportclub. V68 Er is een jeugdsportcoördinator aangesteld. V69 In bestuursvergaderingen wordt er speciale aandacht aan de jeugd geschonken. V70 De sportclub kan meer jeugd aan met het huidig aantal trainers. V74* Elk jaar moet de sportclub veel moeite doen om jeugdtrainers aan te werven. 7. Financiën (7 items) V75 Hoe zou u de huidige financiële situatie van uw sportclub vandaag omschrijven?: zorgwekkend – minder gezond – redelijk – gezond – zeer gezond V76 De huidige financiële situatie van onze sportclub is ten opzichte van 3 jaar geleden: veel verslechterd – verslechterd – gelijk gebleven – verbeterd – veel verbeterd V77 De sportclub heeft momenteel voldoende financiële middelen om haar beleid uit te voeren. V78* Huidige financiële moeilijkheden belemmeren de werking van onze sportclub. V79 De financiële situatie van de sportclub laat het toe om nieuwe initiatieven te lanceren. V80 De sportclub heeft een reserve opgebouwd voor onverwachte tegenslagen. V81* De sportclub krijgt het financieel moeilijk als de sponsors wegvallen. 8. Communicatie (5 items) V82 Hoe frequent verstuurt uw sportclub informatie naar de leden?: nooit – 1x/jaar – 1x/6maand – 1x/4 maand – 1x/2maand – 1x/ maand – meer dan 1x/maand V83 Via welke communicatiekanalen worden de leden op de hoogte gehouden?: website van de sportclub – aankondigingen in het clubhuis – clubblad/brochures/folders – nieuwsbrief – e-mail – ledenvergadering – andere V84 Er is een goede communicatie binnen het bestuur. V85 Er is een goede communicatie tussen bestuur en trainers. V86 De sportclub voert een doordacht communicatiebeleid. Stellingen met *: deze vragen moeten omgescoord worden.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
67
Typologieën van sportclubs
8.5 Verwerking van het meetinstrument In dit onderdeel wordt toegelicht op welke manier het sportclubtype berekend wordt. Het is aan te raden om de vragenlijsten te verwerken in een database met statistische mogelijkheden. Allereerst worden de data van de vragenlijsten ingegeven in een database. De respondenten kunnen antwoorden op een vijfpuntenschaal, aangezien dat de statistische verwerking vergemakkelijkt. Er wordt telkens een stelling geformuleerd en de respondent kan aangeven in welke mate hij/zij het eens of oneens is met de stelling. De respondenten kunnen het volgende antwoorden: helemaal oneens – oneens – noch mee eens, noch mee oneens – eens – helemaal eens – niet van toepassing. Aan elk antwoord wordt een bepaalde score toegekend: helemaal oneens score 1 oneens score 2 noch mee eens, noch mee oneens score 3 eens score 4 helemaal eens score 5 niet van toepassing missing value (wordt niet mee verrekend in het gemiddelde) Sommige vragen moeten echter omgescoord worden van negatief naar positief (zie stellingen met * in “codering van het meetinstrument”). “Er zijn bestuursleden die niet over de juiste competenties voor het uitoefenen van hun taak beschikken” is een voorbeeld van dergelijke vraag. Respondenten die daarop “eens” antwoorden, krijgen normaal gezien score 4 toegewezen. Maar aangezien de vraag negatief geformuleerd is, moet ze omgescoord worden en zullen de respondenten score 2 krijgen. Als bepaalde vragen niet ingevuld worden, wordt dat gecodeerd als “missing value”. Die vragen worden niet in rekening gebracht bij de berekening van het gemiddelde. De vragenlijst bestaat uit volgende factoren: • accommodatie • bestuur • trainers • beleid • vrijwilligers • jeugd • financiën • communicatie • externe focus Voor elke factor worden stellingen geformuleerd die het “willen” van de sportclub meten en stellingen die het “kunnen” van de sportclub meten. De gemiddelde score voor de vragen binnen elke factor die het “willen” meten, wordt berekend. De gemiddelde score voor de vragen binnen elke factor die het “kunnen” meten, wordt berekend.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
68
Typologieën van sportclubs
Bijvoorbeeld: factor “bestuur” stelling 1 meet “willen” stelling 2 meet “willen” stelling 3 meet “willen” stelling 4 meet “kunnen” stelling 5 meet “kunnen” stelling 6 meet “kunnen”
Respondent antwoordt oneens. Respondent antwoordt helemaal eens. Respondent antwoordt eens. Respondent antwoordt helemaal oneens. Respondent antwoordt noch eens, noch oneens. Respondent antwoordt oneens.
score 2 score 5 score 4 score 1 score 3 score 2
De respondent scoort gemiddeld 3.67 (gemiddelde van 2, 5, 4) voor het “willen” van de factor “bestuur”. De respondent scoort gemiddeld 2 (gemiddelde van 1, 3, 2) voor het “kunnen” van de factor “bestuur”. Op die manier worden alle gemiddelde scores voor het “willen” en het “kunnen” van elke factor berekend. Dat zijn telkens scores op 5. Die scores kunnen in onderstaande tabel ondergebracht worden. WILLEN accommodatie bestuur trainers beleid vrijwilligers jeugd financiën communicatie externe focus
Bv. 5 Bv. 3.67 Bv. 3 Bv. 2 Bv. 4.5 Bv. 3.5 / Bv. 4.5 Bv. 1
KUNNEN Bv. 3 Bv. 2 Bv. 2.3 Bv. 3.2 Bv. 2.4 Bv. 4.1 Bv. 5 Bv. 3 /
Om het sportclubtype te berekenen, is het noodzakelijk om de totale score voor het “willen” en het “kunnen” te berekenen. Hiervoor moet de gemiddelde score van alle stellingen die het “willen” van een sportclub meten berekend worden. Verder moet ook de gemiddelde score van alle stellingen die het “kunnen” van een sportclub meten berekend worden. Daarvoor worden volgende scores berekend: WILLEN algemeen gemiddelde somscore percentage
3.45 112 69
KUNNEN 3.55 140 71
Om het “algemeen gemiddelde” te berekenen, worden de scores van alle vragen uit de vragenlijst die “willen” meten opgeteld en gedeeld door het aantal vragen. De scores van alle vragen die het “kunnen” meten worden ook opgeteld en gedeeld door het aantal vragen. Op die manier ontstaat er een algemeen gemiddelde voor “willen” en een algemeen gemiddelde voor “kunnen”. De “somscore” is telkens de totale som van alle stellingen die “willen” en die “kunnen” meten. Om het “percentage” te berekenen, wordt de somscore gedeeld door het aantal vragen en dat getal wordt omgezet op 100.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
69
Typologieën van sportclubs
Op basis van de resultaten van de testclubs en na een akkoord in de stuurgroep, werd geopteerd dat 70% het kritisch cijfer is om te bepalen of een sportclub voldoende “wil” en voldoende “kan”. percentage voor “willen” / “kunnen” <60% 60%-69% 70%-85% >85%
interpretatie De sportclub scoort onvoldoende voor “willen” / “kunnen”. De sportclub heeft de neiging tot “willen” / “kunnen”. De sportclub scoort voldoende voor “willen” / “kunnen”. De sportclub scoort uitmuntend voor “willen” / “kunnen”.
De sportclub uit dit voorbeeld scoort 69% voor “willen” en 71% voor “kunnen”. Het is een sportclub die net onvoldoende wil, dus “behoudsgezind” en “gesloten” is en die net voldoende kan, dus voldoende capaciteit heeft. Bijgevolg situeert de sportclub zich in een type 3 sportclub. Er werd geopteerd om geen gewicht toe te kennen aan de verschillende factoren. Elke actor moet zelf bepalen welke factoren voor hem relevant zijn en bijgevolg die factoren extra gewicht toekennen. De percentages voor “willen” en “kunnen” moeten echter steeds vergeleken worden met de gemiddelde scores op de afzonderlijke factoren. Elke actor moet zelf bepalen welke factoren voor hem relevant zijn om een sportclub onder te verdelen in een bepaald type. Bijvoorbeeld (zie onderstaande tabel): Indien een bepaalde actor zeer veel belang hecht aan de factoren “beleid” (gemiddelde score 2) en “externe focus” (gemiddelde score 1), kan deze beslissen dat een score van 69% onvoldoende is voor “willen” en bijgevolg de sportclub onderverdelen in een type 3 sportclub (behoudsgezind en voldoende capaciteit). Indien een andere actor zeer veel belang hecht aan de factoren “accommodatie” (gemiddelde score 5), “vrijwilligers” (gemiddelde score 4.5) en “communicatie” (gemiddelde score 4.5), kan deze beslissen dat een score van 69% voldoende is voor “willen” en bijgevolg de sportclub onderverdelen in een type 1 sportclub (veranderingsgezind en voldoende capaciteit). Elke actor kan dus zelf bepalen welk gewicht hij toekent aan de verschillende factoren. WILLEN (69%) KUNNEN (71%) accommodatie Bv. 5 Bv. 3 bestuur Bv. 3.67 Bv. 2 trainers Bv. 3 Bv. 2.3 beleid Bv. 2 Bv. 3.2 vrijwilligers Bv. 4.5 Bv. 2.4 jeugd Bv. 3.5 Bv. 4.1 financiën / Bv. 5 communicatie Bv. 4.5 Bv. 3 externe focus Bv. 1 / Op het einde van de vragenlijst (bij “varia”) worden nog een aantal vragen gesteld waarbij de respondent enkele factoren kan aankruisen. Er wordt telkens berekend hoeveel procent van de sportclubs die tot een bepaald type behoren, de factoren heeft aangekruist.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
70
Typologieën van sportclubs
8.6
Standaard evaluatiemodel
Hieronder volgt een standaard evaluatiemodel dat gebruikt kan worden om de resultaten van elke sportclub weer te geven. Identiteitskaart van de sportclub naam sportclub beoefende sporttak sportfederatie functie respondent juridische structuur sportclub aantal bestuursleden aantal leden doelgroep evolutie ledenaantal voorbije 3 jaar ledenstop? gebruikt sportinfrastructuur? aantal trainers aantal gediplomeerde trainers jeugdleden? WILLEN
KUNNEN
WILLEN
KUNNEN
accommodatie bestuur trainers beleid vrijwilligers jeugd financiën communicatie externe focus
algemeen gemiddelde somscore percentage
type sportclub:
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
71
Typologieën van sportclubs
sterke punten: zwakke punten: actief verbeteren: grootste probleem: hulp bij: type sportclub: type sportclub in de toekomst:
Toelichting
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
72
Typologieën van sportclubs
8.7 Resultaten van de selecte steekproef Nadat de vragenlijst getest werd bij 25 sportclubs, werd er een definitieve versie ontwikkeld. Die versie is bij 50 sportclubs afgenomen om een groter databestand met resultaten ter beschikking te hebben om een eerste zicht te krijgen op de resultaten. Binnen dit onderdeel zullen de resultaten van die sportclubs besproken worden.
8.7.1 Typologiekaart TYPE 1 open - capaciteit aantal sportclubs WILLEN KUNNEN Gemiddelde Accommodatie (score op 5) Gemiddelde Bestuur (score op 5) Gemiddelde Trainers (score op 5) Gemiddelde Beleid (score op 5) Gemiddelde Vrijwilligers (score op 5) Gemiddelde Jeugd (score op 5) Gemiddelde Financiën (score op 5) Gemiddelde Communicatie (score op 5) Gemiddelde Externe Focus (score op 5)
46% (n=23) 78.2% 75.2%
TYPE 2 TYPE 3 open - onvoldoende gesloten - capaciteit capaciteit 32% (n=16) 2% (n=1) 76% 66% 62% 78%
TYPE 4 gesloten - onvoldoende capaciteit 18% (n=9) 62% 62%
TYPE 5 profit focus 2% (n=1) 62% 54%
WILLEN
KUNNEN
WILLEN
KUNNEN
WILLEN
KUNNEN
WILLEN
KUNNEN
WILLEN
KUNNEN
4 (80%)
3.2 (64%)
3.9 (78%)
2.6 (52%)
/
/
3.3 (66%)
3.8 (76%)
3 (60%)
3.3 (66%)
3.8 (76%) 4.1 (82%)
3.3 (66%) 3.8 (76%)
3.7 (74%) 4.1 (82%)
2.8 (56%) 3 (60%)
2.9 (58%) /
4.1 (82%) /
2.9 (58%) 2.7 (54%)
2.8 (56%) 3 (60%)
2.8 (56%) 2 (40%)
2.5 (50%) 2.5 (50%)
4.1 (82%) 3.9 (78%)
4.4 (88%) 3.6 (72%)
4.2 (84%) 3.8 (76%)
3.2 (64%) 3.2 (64%)
2.5 (50%) 3.7 (74%)
3.5 3.2 (70%) (64%) 5 (100%) 3.2 (64%)
2.5 (50%) 3.6 (72%)
3 (60%) 1.7 (34%) 3.7 4 (80%) (74%)
4.2 (84%) /
3.8 (76%) 3.7 (74%)
4.1 (82%) /
3.1 (62%) 3.4 (68%)
3.3 (66%) /
2 (40%)
2.8 (56%) /
3.1 (62%) 3.8 (76%)
3 (60%)
4 (80%)
3.8 (76%)
3.9 (78%)
3.2 (64%)
1 (20%)
3.8 (76%)
3.3 (66%)
2.6 (52%)
3 (60%)
2.8 (56%)
3.8 (76%)
/
3.7 (74%)
/
4.1 (82%)
/
3.3 (66%)
/
3.6 (72%)
/
4.6 (92%)
/
2.5 (50%) 2.9 (58%)
De selecte steekproef bestaat uit 50 sportclubs. 46% (23 sportclubs) van deze sportclubs behoren tot het type 1, 32% (16 sportclubs) tot het type 2, 2% (1 sportclub) tot het type 3, 18% (9 sportclubs) tot het type 4 en 2% (1sportclub) tot het type 5.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
73
Typologieën van sportclubs
De sportclubs die tot het type 1 (open en voldoende capaciteit) behoren, scoren gemiddeld 78,2% voor WILLEN en 75,2% voor KUNNEN. Die percentages liggen steeds boven het kritisch percentage 70%. De gemiddelde scores voor de factoren die het WILLEN meten, situeren zich steeds tussen 76%-84%. De gemiddelde scores voor de factoren die het KUNNEN meten, liggen tussen 64%-88%. De gemiddelde scores voor het KUNNEN van ‘accommodatie’ en ‘bestuur’ liggen echter onder het kritisch percentage 70%. De sportclubs die tot het type 2 (open en onvoldoende capaciteit) behoren, scoren gemiddeld 76% voor WILLEN en 62% voor KUNNEN. Het percentage voor WILLEN situeert zich boven het kritisch percentage 70%, terwijl het percentage voor KUNNEN onder het kritisch percentage 70% ligt. De gemiddelde scores voor de factoren die het WILLEN meten, liggen steeds tussen 74%-84%. De gemiddelde scores voor de factoren die het KUNNEN meten, liggen tussen 52%-68%. De sportclub die tot het type 3 (gesloten en voldoende capaciteit) behoort, scoort 66% voor WILLEN en 78% voor KUNNEN. Het percentage voor WILLEN ligt onder het kritisch percentage 70%, terwijl het percentage voor KUNNEN boven het kritisch percentage 70% ligt. De gemiddelde scores voor de factoren die het WILLEN meten, liggen tussen 20%-82%. De gemiddelde scores voor de factoren die het KUNNEN meten, liggen tussen 40%-100%. Deze scores dienen echter met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden, aangezien het om slechts één enkele sportclub gaat. De sportclubs die tot het type 4 (gesloten en onvoldoende capaciteit) behoren, scoren gemiddeld 62% voor WILLEN en 62% voor KUNNEN. Deze percentages liggen onder het kritisch percentage 70%. De gemiddelde scores voor de factoren die het WILLEN meten, situeren zich tussen 54%-66%. De gemiddelde scores voor de factoren die het KUNNEN meten, liggen tussen 52%-76%. De sportclub die tot het type 5 (sportclub met een profit focus) behoort, scoort 62% voor WILLEN en 54% voor KUNNEN. Beide percentages liggen onder het kritisch percentage 70%. De gemiddelde scores voor de factoren die het WILLEN meten, liggen tussen 40%-74%. De gemiddelde scores voor de factoren die het KUNNEN meten, liggen tussen 34%-80%. Deze scores dienen echter met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden, aangezien het om slechts één enkele sportclub gaat.
8.7.2 Hoe zou u zelf uw sportclub als organisatie omschrijven? TYPE 1 open - capaciteit Aantal sportclubs Zeer zwak Zwak Gemiddeld Sterk Zeer sterk Toelichting:
46% (n=23) 0% 0% 21.7% 73.9% 4.3%
TYPE 2 open - onvoldoende capaciteit 32% (n=16) 0% 0% 75% 25% 0%
TYPE 3 gesloten - capaciteit 2% (n=1) 0% 0% 0% 0% 100%
TYPE 4 gesloten - onvoldoende capaciteit 18% (n=9) 0% 11.1% 77.8% 11.1% 0%
TYPE 5 profit focus 2% (n=1) 0% 0% 100% 0% 0%
bijvoorbeeld 73.9% van de sportclubs die tot het type 1 behoren, omschrijven hun sportclub als “sterk”. bijvoorbeeld 77.8% van de sportclubs die tot het type 4 behoren, omschrijven hun sportclub als “gemiddeld”.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
74
Typologieën van sportclubs
8.7.3 Hoe ziet u de toekomst van uw sportclub? TYPE 1 open - capaciteit Aantal sportclubs Zeer somber Somber Niet somber maar ook niet rooskleurig Rooskleurig Zeer rooskleurig Toelichting:
46% (n=23) 0% 0% 17.4%
TYPE 2 open - onvoldoende capaciteit 32% (n=16) 0% 0% 62.5%
78.3% 4.3%
37.5% 0%
TYPE 3 gesloten - capaciteit 2% (n=1) 0% 0% 0%
TYPE 4 gesloten - onvoldoende capaciteit 18% (n=9) 0% 11.1% 33.3%
TYPE 5 profit focus 2% (n=1) 0% 0% 100%
100% 0%
55.6% 0%
0% 0%
bijvoorbeeld 78.3% van de sportclubs die tot het type 1 behoren, zien de toekomst van hun sportclub “rooskleurig”. bijvoorbeeld 33.3% van de sportclubs die tot het type 4 behoren, zien de toekomst van hun sportclub “niet somber maar ook niet rooskleurig”.
8.7.4 Sterkte / zwakte analyse TYPE 1 open capaciteit Aantal sportclubs accommodatie
Bestuur
Trainers
Beleid
sterkte zwakte inspanningen leveren sterkte zwakte inspanningen leveren sterkte zwakte inspanningen leveren sterkte zwakte inspanningen leveren
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
46% (n=23) 39.1% 47.8% 39.1% 65.2% 0% 30.4% 69.6% 4.3% 39.1% 43.5% 8.7% 8.7%
TYPE 2 TYPE 3 TYPE 4 TYPE 5 open gesloten gesloten profit onvoldoen- capaciteit onvoldoende focus de capaciteit capaciteit 32% (n=16) 2% (n=1) 18% (n=9) 2% (n=1) 12.5% 62.5% 25% 68.6% 0% 43.8% 37.5% 25% 56.3% 31.3% 18.8% 26.7%
0% 100% 0% 100% 0% 0% 0% 0% 0% 100% 0% 0%
33.3% 22.2% 11.1% 0% 33.3% 33.3% 33.3% 11.1% 22.2% 0% 22.2% 22.2%
0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 100% 0%
75
Typologieën van sportclubs
Vrijwilligers
Sterkte Zwakte Inspanningen leveren Sterkte Zwakte Inspanningen leveren Sterkte Zwakte Inspanningen leveren Sterkte Zwakte Inspanningen leveren
Jeugd
Financiën
Communicatie
Toelichting:
47.8% 26.1% 21.7% 69.6% 4.3% 30.4% 52.2% 13% 26.1% 43.5% 21.7% 30.4%
50% 25% 31.3% 56.3% 25% 31.3% 31.3% 6.3% 18.8% 25% 43.8% 25%
100% 0% 0% 0% 100% 0% 100% 0% 0% 0% 0% 0%
33.3% 0% 33.3% 11.1% 11.1% 11.1% 22.2% 0% 11.1% 22.2% 22.2% 22.2%
100% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 100% 0%
bijvoorbeeld 43.5% van de sportclubs die tot het type 1 behoren, hebben aangeduid dat hun sportclub sterk scoort voor de factor “communicatie”. bijvoorbeeld 21,7% van de sportclubs die tot het type 1 behoren, hebben aangeduid dat hun sportclub zwak scoort voor de factor “communicatie”. bijvoorbeeld 30.4% van de sportclubs die tot het type 1 behoren, hebben aangeduid dat hun sportclub actief inspanningen wil leveren om te verbeteren op de factor “communicatie”.
8.7.5 Op welke manier zou uw sportclub bijgestaan willen worden? TYPE 1 open - capaciteit 46% (n=23) 73.9%
TYPE 2 TYPE 3 TYPE 4 open - onvoldoende gesloten - capaciteit gesloten - onvolcapaciteit doende capaciteit 32% (n=16) 2% (n=1) 18% (n=9) 81.3% 0% 66.7%
2% (n=1) 0%
26.1%
37.5%
0%
33.3%
0%
hulp bij het maken van de website
13%
31.3%
0%
11.1%
0%
hulp bij het opmaken van een sponsordossier
30.4%
37.5%
100%
33.3%
0%
hulp bij de vzwwetgeving
30.4%
37.5%
0%
11.1%
0%
hulp bij de btwwetgeving
30.4%
18.8%
0%
33.3%
0%
hulp bij de vrijwilligerswetgeving
17.4%
25%
0%
33.3%
0%
begeleiding rond fusies
4.3%
12.5%
0%
0%
0%
Aantal sportclubs op bestuurlijk vlak boekhoudkundig
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
TYPE 5 profit focus
76
Typologieën van sportclubs
medisch 21.7% verantwoorde sportbeoefening doping
4.3%
25%
0%
11.1%
0%
12.5%
0%
0%
0%
gezondheid
21.7%
31.3%
0%
11.1%
0%
drugbeleid
0%
12.5%
0%
0%
0%
0%
18.8%
0%
0%
0%
21.7% 13% 4.3% 4.3%
6.3% 12.5% 0% 0%
100% 0% 0% 0%
11.1% 0% 11.1% 0%
0% 0% 0% 0%
8.7% 4.3%
25% 6.3%
0% 0%
0% 11.1%
0% 0%
ethisch verantwoorde sportbeoefening sport voor Allen topsport werkgeversmaterie milieu en ruimtelijke ordening mediabeleid andere Toelichting:
bijvoorbeeld 26.1% van de sportclubs die tot het type 1 behoren, hebben aangeduid dat ze boekhoudkundig bijgestaan willen worden. bijvoorbeeld 11,1% van de sportclubs die tot het type 4 behoren, hebben aangeduid dat ze bijgestaan willen worden op gebied van “Sport voor Allen”.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
77
Typologieën van sportclubs
8.8 Resultaten van de steekproef Hieronder worden de resultaten van de steekproef (n=393 sportclubs) besproken.
8.8.1 Typologiekaart TYPE 1 open - capaciteit aantal sportclubs WILLEN KUNNEN Gemiddelde Accommodatie (score op 5) Gemiddelde Bestuur (score op 5) Gemiddelde Trainers (score op 5) Gemiddelde Beleid (score op 5) Gemiddelde Vrijwilligers (score op 5) Gemiddelde Jeugd (score op 5) Gemiddelde Financiën (score op 5) Gemiddelde Communicatie (score op 5) Gemiddelde Externe Focus (score op 5)
46% (n=23) 78.4% 77%
TYPE 2 TYPE 3 open - onvoldoende gesloten - capaciteit capaciteit 32% (n=16) 2% (n=1) 76.2% 64.2% 62.8% 75%
TYPE 4 gesloten - onvoldoende capaciteit 18% (n=9) 62.8% 60.4%
TYPE 5 profit focus 2% (n=1) 73.4% 80.2%
WILLEN
KUNNEN
WILLEN
KUNNEN
WILLEN
KUNNEN
WILLEN
KUNNEN
WILLEN
KUNNEN
3.89 (78%)
3.49 (70%)
3.79 (76%)
3.15 (63%)
2.73 (55%)
4.34 (87%)
3.15 (63%)
3.46 (69%)
3.67 (73%)
4.63 (93%)
3.78 (76%) 4.12 (82%)
3.52 (70%) 3.58 (72%)
3.66 (73%) 3.96 (79%)
3.07 (61%) 3.02 (60%)
3.27 (65%) 3.54 (71%)
3.50 (70%) 3.58 (72%)
3.23 (65%) 3.23 (65%)
3.21 (64%) 2.95 (59%)
3.17 (63%) 4.08 (82%)
4.10 (82%) 4.46 (89%)
3.99 (80%) 4.04 (81%)
4.23 (85%) 3.92 (78%)
4.10 (82%) 3.81 (76%)
2.96 (59%) 3.22 (64%)
2.46 (49%) 3.60 (72%)
3.79 (76%) 3.85 (77%)
2.54 (51%) 3.31 (66%)
2.55 (51%) 3.26 (65%)
3.69 (74%) 4.21 (84%)
4.13 (83%) 3.83 (77%)
4.02 (80%) /
3.86 (77%) 3.82 (76%)
3.86 (77%) /
3.10 (62%) 3.34 (67%)
2.72 (54%) /
3.61 (72%) 3.77 (75%)
2.68 (54%) /
2.88 (58%) 3.31 (66%)
4.25 (85%) /
4.70 (94%) 3.60 (72%)
4.17 (83%)
3.94 (79%)
4.12 (82%)
3.39 (68%)
3.28 (66%)
3.81 (76%)
3.47 (69%)
3.10 (62%)
4.50 (90%)
4.35 (87%)
3.92 (78%)
/
3.76 (75%)
/
3.50 (70%)
/
3.41 (68%)
/
3.61 (72%)
/
De steekproef bestaat uit 393 sportclubs. 35.1% (138 sportclubs) van deze sportclubs behoren tot het type 1, 32.8% (129 sportclubs) tot het type 2, 9.7% (38 sportclubs) tot het type 3, 21.1% (83 sportclubs) tot het type 4 en 1.3% (5 sportclubs) tot het type 5.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
78
Typologieën van sportclubs
De sportclubs die tot het type 1 (open en voldoende capaciteit) behoren, scoren gemiddeld 78,4% voor WILLEN en 77% voor KUNNEN. Deze percentages liggen steeds boven het kritisch percentage 70%. De gemiddelde scores voor de factoren die het WILLEN meten, situeren zich steeds tussen 76%-83%. De gemiddelde scores voor de factoren die het KUNNEN meten, liggen tussen 70%85%. Opmerkelijk is dat de type 1 sportclubs gemiddeld 85% scoren op de factor beleid (KUNNEN), wat opvallend hoog is ten opzichte van de andere percentages. De sportclubs die tot het type 2 (open en onvoldoende capaciteit) behoren, scoren gemiddeld 76.2% voor WILLEN en 62.8% voor KUNNEN. Het percentage voor WILLEN situeert zich boven het kritisch percentage 70%, terwijl het percentage voor KUNNEN onder het kritisch percentage 70% ligt. De gemiddelde scores voor de factoren die het WILLEN meten, liggen steeds tussen 73%-82%. De gemiddelde scores voor de factoren die het KUNNEN meten, liggen tussen 59%-68%. De type 2 sportclubs scoren gemiddeld iets lager op de factoren “bestuur” (61%), “trainers” (60%), “beleid” (59%) en “jeugd” (62%) voor het KUNNEN. De sportclubs die tot het type 3 (gesloten en voldoende capaciteit) behoren, scoren gemiddeld 64.2% voor WILLEN en 75% voor KUNNEN. Het percentage voor WILLEN ligt onder het kritisch percentage 70%, terwijl het percentage voor KUNNEN boven het kritisch percentage 70% ligt. De gemiddelde scores voor de factoren die het WILLEN meten, liggen tussen 49%-72%. De type 3 sportclubs scoren gemiddeld redelijk laag voor de factoren “accommodatie” (55%), “beleid” (49%) en “jeugd” (54%) voor WILLEN. De gemiddelde scores voor de factoren die het KUNNEN meten, liggen tussen 70%-87%. De sportclubs scoren opvallend goed voor “accommodatie” (87%) voor KUNNEN. De sportclubs die tot het type 4 (gesloten en onvoldoende capaciteit) behoren, scoren gemiddeld 62.8% voor WILLEN en 60.4% voor KUNNEN. Deze percentages liggen onder het kritisch percentage 70%. De gemiddelde scores voor de factoren die het WILLEN meten, situeren zich tussen 51%-69%. De sportclubs scoren redelijk laag op de factoren “beleid” (51%) en “jeugd” (54%) voor WILLEN. De gemiddelde scores voor de factoren die het KUNNEN meten, liggen tussen 51%-69%. De sportclubs hebben redelijk lage gemiddelde scores voor de factoren “trainers” (59%), “beleid” (51%) en “jeugd” (58%) voor KUNNEN. De sportclubs die tot het type 5 (sportclub met een profit focus) behoren, scoren gemiddeld 73.4% voor WILLEN en 80.2% voor KUNNEN. Deze percentages liggen boven het kritisch percentage 70%. De gemiddelde scores voor de factoren die het WILLEN meten, liggen tussen 63%-90%. De gemiddelde scores voor de factoren die het KUNNEN meten, liggen tussen 72%-94%. De resultaten van deze steekproef (393 sportclubs) zijn grotendeels vergelijkbaar met de resultaten van de selecte steekproef (50 sportclubs).
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
79
Typologieën van sportclubs
8.8.2 Hoe zou u zelf uw sportclub als organisatie omschrijven? TYPE 1 open - capaciteit Aantal sportclubs Zeer zwak Zwak Gemiddeld Sterk Zeer sterk Toelichting:
35.1% (n=138) 0% 0.7% 22.2% 63% 14.1%
TYPE 2 open - onvoldoende capaciteit 32.8% (n=129) 0% 3.9% 63.6% 31.8% 0.8%
TYPE 3 gesloten - capaciteit 9.7% (n=38) 0% 0% 47.4% 47.4% 5.3%
TYPE 4 gesloten - onvoldoende capaciteit 21.1% (n=83) 0% 18.8% 65% 15% 1.3%
TYPE 5 profit focus 1.3% (n=5) 0% 0% 0% 100% 0%
63% van de sportclubs die tot het type 1 behoren, omschrijven hun sportclub als “sterk”. 63,6% van de sportclubs die tot het type 2 behoren, omschrijven hun sportclubs als “gemiddeld”. 47,4% van de sportclubs die tot het type 3 behoren, omschrijven hun sportclubs als “gemiddeld” en 47,4% als “sterk”. 65% van de sportclubs die tot het type 4 behoren, omschrijven hun sportclub als “gemiddeld”. Alle sportclubs die tot het type 5 behoren, omschrijven hun sportclubs als “sterk”.
Als conclusie kan gesteld worden dat sportclubs die onvoldoende capaciteit hebben, hun sportclub eerder als “gemiddeld” omschrijven, terwijl sportclubs die voldoende capaciteit hebben, hun sportclub eerder als “sterk” omschrijven.
8.8.3 Hoe ziet u de toekomst van uw sportclub? TYPE 1 open - capaciteit Aantal sportclubs Zeer somber Somber Niet somber maar ook niet rooskleurig Rooskleurig Zeer rooskleurig Toelichting:
35.1% (n=138) 0% 0% 20%
TYPE 2 open - onvoldoende capaciteit 32.8% (n=129) 1.6% 0.8% 45%
72.6% 7.4%
51.9% 0.8%
TYPE 3 gesloten - capaciteit 9.7% (n=38) 0% 5.3% 34.2%
TYPE 4 gesloten - onvoldoende capaciteit 21.1% (n=83) 0% 11.3% 55%
TYPE 5 profit focus 1.3% (n=5) 0% 0% 0%
60.5% 0%
33.8% 0%
100% 0%
72.6% van de sportclubs die tot het type 1 behoren, zien de toekomst van hun sportclub “rooskleurig”. 51.9% van de sportclubs die tot het type 2 behoren, zien de toekomst van hun sportclub “rooskleurig”. 60.5% van de sportclubs die tot het type 3 behoren, zien de toekomst van hun sportclub “rooskleurig”. 55% van de sportclubs die tot het type 4 behoren, zien de toekomst van hun sportclub “niet somber maar ook niet rooskleurig”. Alle sportclubs die tot het type 5 behoren, zien de toekomst van hun sportclubs “rooskleurig”.
Als conclusie kan gesteld worden dat de meeste sportclubs die tot het type 4 behoren, de toekomst van hun sportclub “niet somber maar ook niet rooskleurig” zien. De overige types sportclubs zien de toekomst eerder “rooskleurig”. Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
80
Typologieën van sportclubs
8.8.4 Sterkte / zwakte analyse TYPE 1 open capaciteit Aantal sportclubs Accommodatie
Bestuur
Trainers
Beleid
Vrijwilligers
Jeugd
Financiën
Communicatie
Toelichting:
Sterkte Zwakte Inspanningen leveren Sterkte Zwakte Inspanningen leveren Sterkte Zwakte Inspanningen leveren Sterkte Zwakte Inspanningen leveren Sterkte Zwakte Inspanningen leveren Sterkte Zwakte Inspanningen leveren Sterkte Zwakte Inspanningen leveren Sterkte Zwakte Inspanningen leveren
35.1% (n=138) 43.1% 32.4% 37.5% 72.3% 3.7% 20.6% 65.7% 13.2% 39% 59.1% 6.6% 18.4% 57.7% 19.1% 29.4% 62% 9.6% 35.3% 39.4% 22.8% 36% 41.6% 19.9% 30.1%
TYPE 2 open onvoldoende capaciteit 32.8% (n=129) 37.2% 47.3% 38.8% 58.1% 10.9% 28.7% 49.6% 16.3% 49.6% 31.8% 14% 30.2% 44.2% 27.9% 30.2% 52.7% 11.6% 29.5% 26.4% 27.9% 34.9% 18.8% 26.4% 33.3%
TYPE 3 gesloten capaciteit 9.7% (n=38) 26.3% 23.7% 13.2% 63.2% 2.6% 18.4% 55.3% 18.4% 34.2% 42.1% 10.5% 18.4% 47.4% 18.4% 26.3% 21.1% 26.3% 28.9% 39.5% 10.5% 15.8% 36.8% 13.2% 18.4%
TYPE 4 TYPE 5 gesloten profit onvoldoende focus capaciteit 21.1% (n=83) 1.3% (n=5) 28.9% 60% 37.3% 20% 26.5% 40% 47% 60% 14.5% 0% 14.5% 0% 42.2% 60% 25.3% 0% 27.7% 0% 19.3% 60% 20.5% 0% 22.9% 0% 49.4% 40% 22.9% 40% 19.3% 40% 20.5% 40% 13.3% 0% 19.3% 0% 22.9% 20% 24.1% 0% 22.9% 0% 14.5% 20% 21.7% 20% 19.3% 60%
bijvoorbeeld 41.6% van de sportclubs die tot het type 1 behoren, hebben aangeduid dat hun sportclub sterk scoort voor de factor “communicatie”. bijvoorbeeld 19.9% van de sportclubs die tot het type 1 behoren, hebben aangeduid dat hun sportclub zwak scoort voor de factor “communicatie”.
Opvallend is dat meer sportclubs van het type 1 en type 3 (voldoende capaciteit) aanduidden dat hun sportclub sterk scoort op allerlei factoren dan sportclubs van het type 2 en 4 (onvoldoende capaciteit). Uit tabel 8.8.4. kan ook afgeleid worden dat meer sportclubs van het type 1 en type 2 (open sportclubs) aanduidden dat ze inspanningen willen leveren om te verbeteren op bepaalde factoren dan sportclubs van het type 3 en type 4 (gesloten sportclubs). Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
81
Typologieën van sportclubs
8.8.5 Op welke manier zou uw sportclub bijgestaan willen worden? TYPE 1 open - capaciteit 35.1% (n=138) 34.8%
TYPE 2 TYPE 3 TYPE 4 open - onvoldoende gesloten - capaciteit gesloten - onvolcapaciteit doende capaciteit 32.8% (n=129) 9.7% (n=38) 21.1% (n=83) 42.6% 13.2% 24.1%
1.3% (n=5) 0%
23.9%
38%
13.2%
20.5%
0%
hulp bij het maken van de website
15.9%
27.1%
15.8%
15.7%
40%
hulp bij het opmaken van een sponsordossier
32.6%
55.8%
18.4%
22.9%
40%
hulp bij de vzwwetgeving
24.6%
31%
18.4%
25.3%
20%
hulp bij de btwwetgeving
23.9%
25.6%
13.2%
16.9%
20%
hulp bij de vrijwilligerswetgeving
26.8%
27.1%
15.8%
22.9%
20%
begeleiding rond fusies
2.2%
4.7%
2.6%
1.2%
0%
8.5%
10.5%
3.6%
0%
Aantal sportclubs op bestuurlijk vlak boekhoudkundig
medisch 20.3% verantwoorde sportbeoefening
TYPE 5 profit focus
doping
6.5%
1.6%
0%
2.4%
0%
gezondheid
21.7%
19.4%
13.2%
8.4%
0%
drugbeleid
9.4%
3.1%
0%
1.2%
0%
18.8%
16.3%
5.3%
6%
0%
16.7% 9.4% 5.1% 8%
24% 10.9% 6.2% 6.2%
7.9% 2.6% 2.6% 5.3%
16.9% 1.2% 3.6% 1.2%
40% 0% 0% 20%
16.7% 9.4%
18.6% 7%
13.2% 5.3%
6% 3.6%
20% 0%
ethisch verantwoorde sportbeoefening sport voor Allen topsport werkgeversmaterie milieu en ruimtelijke ordening mediabeleid andere Toelichting:
bijvoorbeeld 23.9% van de sportclubs die tot het type 1 behoren, hebben aangeduid dat ze boekhoudkundig bijgestaan willen worden. bijvoorbeeld 16.9% van de sportclubs die tot het type 4 behoren, hebben aangeduid dat ze bijgestaan willen worden op gebied van “Sport voor Allen”.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
82
Typologieën van sportclubs
Opvallend bij deze tabel is dat 34,8% van de type 1 sportclubs en 42,6% van de type 2 sportclubs bijgestaan wil worden op bestuurlijk vlak, terwijl slechts 13,2% van de type 3 sportclubs en 24,1% van de type 4 sportclubs dat wil. Het zijn dus net de sportclubs die “OPEN” zijn, die het meest openstaan voor hulp op bestuurlijk vlak. Type 2 sportclubs (open en onvoldoende capaciteit) zouden het meest bijgestaan willen worden. Zij staan dus open om door middel van externe hulp hun “onvoldoende capaciteit” weg te werken. Uit de resultaten kan eveneens afgeleid worden dat type 1 en type 2 sportclubs op bestuurlijk vlak het meest bijgestaan willen worden bij het opmaken van een sponsordossier. Deze gegevens zijn belangrijk voor het Dynamo Project aangezien het Dynamo Project sportclubs bijstaat op bestuurlijk vlak. In de toekomst is het belangrijk dat het Dynamo Project type 1 en type 2 sportclubs ondersteunt. Maar er moeten inspanningen geleverd worden om type 3 en type 4 sportclubs te sensibiliseren.
8.9 Bemerkingen met betrekking tot het meetinstrument Het invullen van een vragenlijst is en blijft echter een perceptieverhaal. Een vragenlijst die de mening van een sportclub vraagt op een schaal van helemaal oneens tot helemaal eens, geeft nooit het correcte beeld van die sportclub weer. Personen die een vragenlijst invullen, kunnen sociaal wenselijk antwoorden. Sociaal wenselijke antwoorden zullen nooit kunnen vermeden worden. Daarmee moet rekening gehouden worden bij de evaluatie van de resultaten. Het afnemen van een vragenlijst is ook een momentane opname. Het kan beïnvloed worden door verschillende factoren, zoals bijvoorbeeld door zaken die op dat moment goed of slecht verlopen in de sportclub.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
83
Typologieën van sportclubs
9. Conclusie 9.1 Samenvatting van het model In de wetenschap is een theorie een toetsbaar model ter verklaring van waarnemingen van de werkelijkheid. Het theoretisch model van dit onderzoek kreeg vorm op basis van een uitgebreide literatuurstudie, interviews bij de doelgroep, evenals kritische reflectie binnen de stuurgroep. Het doorlopen van die stappen heeft uiteindelijk tot een consensus geleid om de kritische indicatoren van het model te bepalen. De eerste indeling van het model betreft de doelstelling van de sportclub: “non-profit” versus “profit”, waarbij de focus van de verdere indeling op de non-profit gerichte sportclubs ligt. De tweede indeling situeert zich op vlak van “open sportclub” versus “gesloten sportclub”. Met een open sportclub wordt de veranderingsgezindheid of de wil om te veranderen bedoeld. Met een gesloten sportclub wordt een behoudsgezinde sportclub of een sportclub die geen intentie tot verandering toont, bedoeld. De derde indeling situeert zich op vlak van “capaciteit” versus “onvoldoende capaciteit”. Naast een eventuele intentie tot verandering is capaciteit een cruciale factor in de realisatie daarvan. De sleutelwoorden in deze indeling zijn dan ook “WILLEN” en “KUNNEN”. Op basis van die indelingen worden 5 types sportclubs geïdentificeerd. Een type 1 sportclub is een non-profit, open sportclub met voldoende capaciteit. Een type 2 sportclub is een non-profit, open sportclub met onvoldoende capaciteit. Een type 3 sportclub is een non-profit, gesloten sportclub met voldoende capaciteit. Een type 4 sportclub is een non-profit, gesloten sportclub met onvoldoende capaciteit. Een type 5 sportclub is een profit sportclub. In een volgende fase werd het theoretische model geoperationaliseerd onder de vorm van een vragenlijst. Dat laat toe dat de verschillende actoren op een eenvoudige manier sportclubs kunnen bevragen met een gestandaardiseerd meetinstrument. De verschillende factoren werden bepaald op basis waarvan sportclubs ingedeeld kunnen worden. Het betreft: accommodatie – bestuur – trainers – beleid – vrijwilligers – jeugdwerking – financiën – communicatie – externe focus. Als een bepaalde actor, bijvoorbeeld een sportfederatie, de aangesloten sportclubs wil onderbrengen in de typologie, moeten de sportclubs de vragenlijst invullen. De sportfederatie verwerkt dan de vragenlijsten met een (statistisch) verwerkingsprogramma. Het duurt ongeveer een 2-tal dagen om de data te verwerken en de resultaten ter beschikking te hebben, aangezien het berekenen van de gemiddelden manueel moet gebeuren. Als de vragenlijst online wordt afgenomen, vraagt dat heel wat minder werk dan als er een papieren versie wordt afgenomen. In het laatste geval moet er extra tijd voorzien worden om de data manueel in te geven in het verwerkingsprogramma. De lange verwerkingstijd kan eerder afschrikwekkend zijn voor de actoren om het instrument te gebruiken. In een eventuele volgende fase kan er een programma ontwikkeld worden dat de gemiddelden van de factoren en de verschillende types automatisch berekent. Op die manier zijn de resultaten op een snellere manier ter beschikking en is het instrument veel gebruiksvriendelijker. De resultaten kunnen uitgebreid weergegeven worden in het standaard evaluatiemodel (zie 8.6) en samengevat gevisualiseerd worden in een typologiekaart (zie 8.7.1.).
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
84
Typologieën van sportclubs
Elke actor kan dan op basis van de gemiddelden van de verschillende types bepalen welke dienstverlening aan welk type sportclub wordt aangeboden. Een belangrijk gegeven in de typologie waar elke sportactor rekening mee moet houden, is dat elk type sportclub haar eigen sociale (meer)waarde heeft. Het sportverenigingsleven is een belangrijke vrijetijdsbesteding. De sportclub speelt daarin een cruciale rol. Sportclubs vormen een waardevol sociaal kapitaal voor de samenleving. Ze kunnen voor sociale cohesie en sociale inclusie zorgen. Sportparticipanten hebben hun eigen doelstellingen om aan sport te participeren. De verschillende types sportclubs vervullen dan ook verschillende behoeften van de leden. De typologie doet geen uitspraak over de verschillende waardes van die sportclubs.
9.2 Conclusie en aanbevelingen De neerslag van dit rapport is het resultaat van een synergie tussen theoretische modelvorming en praktijkgerichte toepassing. Het uitgangspunt van dit onderzoek was om een theoretisch model te ontwikkelen waarbinnen sportclubs ondergebracht kunnen worden. De kritische indicatoren om dit model vorm te geven zijn de bereidheid tot verandering (willen) en de capaciteit van de sportclub (kunnen). Die bereidheid tot verandering impliceert dan ook een toekomstgerichte focus. Deze aanpak onderscheidt de typologie van andere typologieën waar men voornamelijk retroactieve data verzamelt en op basis van die informatie een typologie samenstelt. De grote uitdaging bij dit onderzoek was dan ook tweeledig. Enerzijds bestond de uitdaging erin om een theoretisch, eerder abstract, model te ontwikkelen dat gedragen werd door de verschillende leden van de stuurgroep. Die vertegenwoordigen immers verschillende geledingen binnen de sportwereld. Anderzijds was het de ambitie om al een eerste aanzet te geven om dit model te operationaliseren. Aangezien de typologie door verschillende sportactoren moet kunnen gebruikt worden, is een kwantitatieve meetmethode aan de hand van een vragenlijst de meest aangewezen procedure. Daarenboven moest het evenwicht bewaard worden tussen de doelstellingen van dit onderzoek en de doelstellingen van de verschillende sportactoren. De verschillende sportactoren moeten immers ruimte hebben om de typologie af te stemmen op de voor hen relevante doelstellingen en beleidskeuzes. De inbreng van de stuurgroep om dat evenwicht te bewaren was dan ook onontbeerlijk. De ontwikkelde typologie vervult die vereisten en laat toe dat elke sportactor een eigen invulling kan geven. Binnen het Vlaamse sportlandschap fungeren tal van actoren die dienstverlening ten opzichte van sportclubs aanbieden. De overheid, sportfederaties en sportdiensten zijn voorbeelden van dergelijke instanties. Verder zijn er enkele proeftuinen, dat zijn projecten die de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport bevorderen, die ook een ondersteunende waarde kunnen bieden aan sportclubs. Elk van die actoren kan op één of andere manier dienstverlening aan sportclubs bieden. Voor de verschillende actoren is het belangrijk om een inzicht te hebben in de typologie om te weten tot welke types hun doelgroep behoort. Op die manier kan het beleid en de dienstverlening afgestemd worden op de doelgroep. Elke actor zal één of meerdere type(s) sportclub(s) die geïnventariseerd worden in de typologie, kunnen bijstaan. Bijgevolg is het inventariseren van de verschillende actoren die voor elk type sportclub een ondersteunende meerwaarde kunnen bieden, een verdere onderzoeksmogelijkheid binnen een eventueel vervolgtraject. Gezien de ervaring die het Dynamo Project in het realiseren van dit onderzoeksproject heeft opgedaan, is een betrokkenheid van het Dynamo Project in een vervolgtraject dan ook aangewezen. Dit onderzoek werd gerealiseerd binnen een heel beperkte tijdsduur. Niettegenstaande de enge tijdslimiet, biedt het huidige rapport een degelijke basis om een vervolgtraject vorm te geven. De grote meerwaarde van de typologie is de theoretische modelvorming met nadruk op een toekomstgerichte focus van sportclubs. Gezien de maatschappelijke trends mogen ook sportclubs niet blijven stilstaan bij het hier en nu, maar moeten zij de toekomst nu al mee vormgeven.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
85
Typologieën van sportclubs
Binnen de krijtlijnen van het onderzoek werd de vragenlijst niet alleen getest, maar ook bij een kleine selecte steekproef (50 sportclubs) en bij een grotere steekproef (393 sportclubs) afgenomen. Die data zou de overheid in staat moeten stellen om beleidskeuzes verder vorm te geven. Voor het Dynamo Project kan die informatie een belangrijke parameter zijn om haar dienstverlening in de toekomst verder richting te geven. Uit de resultaten van de steekproef kan afgeleid worden dat voornamelijk type 1 en type 2 sportclubs zich bewust zijn van hun nood aan ondersteuning op bestuurlijk vlak via het Dynamo Project. Uit deze vaststelling leidt het Dynamo Project af dat er nood is aan verdere sensibilisering van type 3 en type 4 sportclubs op gebied van bestaande ondersteuningsmogelijkheden op bestuurlijk vlak. Als conclusie kan gesteld worden dat volgende aspecten een eventueel vervolgtraject vorm kunnen geven: • een programma ontwikkelen dat de verwerking van de vragenlijsten automatiseert • de verschillende actoren die dienstverlening aan sportclubs kunnen bieden in kaart brengen • de dienstverlening van de verschillende actoren afstemmen op de verschillende types sportclubs • verder onderzoek naar typologieën van sportclubs (mogelijke pistes: verfijning van het model en vereenvoudiging van het meetinstrument, toepassing van het model en het meetinstrument in een ruimere Europese context,…)
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
86
Typologieën van sportclubs
10. Referenties Anciaux, B. (2009). Sport verruimd. 5 jaar Vlaams Sportbeleid (2004-2009). Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, Brussel. Vlaamse Overheid. Balduck, A. e.a. (2007). Handboek sportmanagement. Leuven, Lannoo Campus. Balduck, A. e.a. (2009). Identifying competencies of outstanding performing board members of community sports clubs: a social constructionist approach. Nonprofit and voluntary sector quarterly. Bloso, VSF (2004). Resultaten Staten-Generaal van de sportclubs. Bloso. Decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding. Bourgeois, G. (2009). Beleidsnota Inburgering en Integratie 2009-2014. Ingediend op 23 oktober 2009 door de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand. Boyatzis, R.E. (1982). The competent manager: A model for effective performance. New York, Wiley. Breda, J. & Jeuris, W. (1986). Op het doel af: effectiviteit en efficiëntie in de welzijnszorg, case-management als mogelijkheid (E & E reeks). Brussel, Koning Boudewijnstichting. Carver, J. (1997). Boards that make a difference: A new design for leadership in non-profit and public organizations, 2e ed. San Francisco, Jossey-Bass. Coopers & Lybrand (1997). Behoefteonderzoek Sportend Vlaanderen. Eindrapport. Brussel. Cortis, N. (2009). Social Inclusion and Sport: culturally diverse women’s perspectives. Australian Journal of Social Issues, 44(1), 91106. De Groot, M. (2008). Maatschappelijk actieve sportverenigingen in beeld. Een onderzoek naar de maatschappelijke activiteit van Amsterdamse sportverenigingen. Rijksuniversiteit Groningen, Vakgroep Sociologie. De Knop, P., Laporte, W., Van Meerbeek, R., Vanreusel, B. (1991). Analyse van de georganiseerde sport in Vlaanderen. Onderzoek in opdracht van de Gemeenschapsminister van Cultuur. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, BLOSO. Interuniversitair Onderzoekscentrum voor Sportbeleid. De Knop, P. & Van Hoecke, J. (1997). IKGym: Instrument voor kwaliteitsevaluatie van gymnastiekverenigingen. Brussels, VUB/SBMA (Free University of Brussels/Department of Sport Policy and Management). De Knop, P. & Buisman, A. (red). (1998). Kwaliteit van jeugdsport. Brussel, VUBPress. De Knop, P., Van Hoecke, J., De Bosscher, V. (2004). Quality Management in Sports Clubs. Sport Management Review, 7, 57-77. Free University of Brussels (Belgium).
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
87
Typologieën van sportclubs
De Knop, P. (2007). PPS en sportinfrastructuur. Brugge, Vanden Broele. De Knop, P., De Bosscher, V. (2010). De organisatie van de sport in Vlaanderen. Brussel, VUBPress. Elling, A., De Knop, P., Knoppers, A. (2001). The social integrative meaning of sport: a critical and comparative analysis of policy and practice in the Netherlands. Sociology of Sport Journal, 18, 414-434. Henry, I. & Lee, P.C. (2004). Governance and ethics in sport. In The business of Sport Management (Edited by J. Beech & S. Chadwic). England, Prentice Hall. Herman, R.D. & Renz, D.O. (2004). Doing things right: Effectiveness in local nonprofit organizations, a panel study. Public Administration Review, 64(6), 694-704. Horch, H.D., Schütte, N. (2003). Competenties of sport managers in German sport clubs and sport federations. Managing Leisure, 8, 70-84. Houle, C.O. (1997). Governing boards: Their nature and nurture. San Francisco, Jossey-Bass. Leblanc, R. (2005). Assessing Board Leadership. Corporate Governance, 13(5), 654-666. Lee, S.-H. & Phan, P.H. (2000). Competenties of Directors in Global Firms: requirements for recruitment and evaluation. Corporate Governance, 8(3), 204-214. Lucassen, J. (2009). Professionalisering bij sportclubs: Droom of drama? Conferentie professionalisering Sportclubs NSA – VTN. WJH Mulier Instituut. Maes, M. (2003). “De vrijwilligers … een vergeten groep?”. In: Hatse, I. Niet zomaar. Over vrijwilligers(werk) in Vlaanderen. Anno 2003. Brussel, Koning Boudewijnstichting: 19-22. Meijs, L.C.P.M. (2004). The resilient society: On Volunteering, civil society and corporate community involvement in transition. Rotterdam, Erasmus University. Miller-Millesen, J.L. (2003). Understanding the behavior of nonprofit boards of directors: A theory-based approach. Nonprofit and voluntary sector quarterly, 32(4), 521-547. Muyters, P. (2009). Beleidsnota Sport 2009-2014. Ingediend op 26 oktober 2009 door de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport. Papadimitriou, D. (1999). Voluntary boards of directors in Greek sport governing. European Journal for Sport Management, 6, 78-103. Scheerder, J. (2004). Spelen op het middenveld. Vrijetijdssport als ontspanning, ontplooiing en ontmoeting. Tielt, Lannoo. Scheerder, J. (2005). Van clubsport naar egosport? Vrijetijdssport in het kader van integratie- versus individualiseringsprocessen (deel 2). Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding, 205(1), 5-9. Scheerder, J. (2007). Tofsport in Vlaanderen. Groei, omvang en segmentatie van de Vlaamse recreatiesportmarkt. F&G Partners.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
88
Typologieën van sportclubs
Scheerder, J. & Vanreusel, B. (2009). Over gulzige instituties en lichte gemeenschappen. Het Vlaams Sport-Voor-Allen beleid in een stroomversnelling. In: Anciaux, B. (2009). Sport verruimd. 5 jaar Vlaams Sportbeleid (2004-2009). Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, Brussel. Vlaamse Overheid: 30-53. Scheerder, J. & Vos, S. (2010). Sportclubs in beeld. Basisrapportering over het Vlaamse Sportclub Panel 2009. K.U. Leuven. Steckel, Simons, R., Simons, J. & Tanan, L. (1999). Making Money While Making a Difference, How to profit with a non-profit partner. Homewood, High Tide Press. Tuffrey, M. (1998). Involving European Employees: How Europe’s companies connect corporate citizenship with good human resources management. London, The Corporate Citizenship Company. Van der Meer, L., de Goede, F., Verkaik, M. (2010). Segmentatie sportverenigingen in Rotterdam. Notitie maart 2010. Van Kalmthout, J., Lucassen, J., Janssens, J. (2006). Sportverenigingen 2000-2005: stabiele sportverbanden in turbulente tijden. Den Bosch, W.J.H. Mulier Instituut. Van Meerbeek, R. (1986). Onderzoek naar optimalisatiemodellen van sportclubtypes in Vlaanderen. Leuven, Instituut voor Lichamelijke Opvoeding. Vlaamse Overheid (2009). Regeerakkoord “De Vlaamse Regering 2009-2014”. Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme samenleving. Westerbeek, H. e.a. (2006). Sportmanagement. Grondbeginselen en toepassingen. Nieuwegein, Arko Sports Media. Websites http://www.vlaamsesportfederatie.be http://www.dynamoproject.be http://www.bloso.be http://www.bloso.be/VTS http://www.topsportvlaanderen.be http://www.vlg.be https://www.jes.be https://www.cjsm.vlaanderen.be http://www.oostende.be http://www.vub.ac.be/ikgym/achterPrototype.html http://www.wikipedia.be http://www.mulierinstituut.nl http://www.combinatiefuncties.nl http://www.marant.nl/tijdschriftenplein http://www.sportknowhowxl.nl http://ec.europa.eu/sport http://www.euractiv.com
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
89
Typologieën van sportclubs
11. Bijlage: de vragenlijst
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
90
Typologieën van sportclubs
Bevraging van de Vlaamse sportclub 1. Algemene clubgegevens Wat is de naam van uw sportclub? ………………………………………………………………………..………………...................................... Welke sporttak/sporttakken worden er beoefend binnen de sportclub? ……………………………………………………………………………………………………………….……………………….…………………… Is uw sportclub aangesloten bij een sportfederatie?
ja
neen Indien ja, bij welke sportfederatie? …………………………………………………………………..……………………………………………….. Wat is uw functie binnen de sportclub?
voorzitter
ondervoorzitter
secretaris
penningmeester
lid van de Raad van Bestuur
gerechtelijk correspondent
andere:.......................……………………………………………………………………………………………………………………………… Welke juridische structuur heeft uw sportclub?
feitelijke vereniging (een vereniging zonder juridische structuur)
vzw
bvba/ebvba
nv Hoeveel bestuursleden telt uw sportclub?..................................................................................................................................................... Hoeveel leden telt uw sportclub?................................................................................................................................................................... Hoeveel personen van onderstaande categorieën zijn momenteel lid van uw sportclub? kleuters (3-6 jaar) kinderen (7-12 jaar) jongeren (13-18 jaar) jongvolwassenen (19-25 jaar) volwassenen (26-55 jaar) medioren (56-65 jaar) senioren (65+ jaar) personen met een handicap Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
91
Typologieën van sportclubs
Wat is de evolutie van het aantal leden over de voorbije 3 jaar?
dalend
stabiel
stijgend Heeft de sportclub een ledenstop?
ja
neen
2. Accommodatie Maakt uw sportclub gebruik van sportinfrastructuur voor het beoefenen van de sport (bv. een sporthal, zwembad, voetbalveld, tennisterreinen, atletiekpiste, …)? Als u enkel een inschrijvingslokaaltje en/of de openbare weg nodig heeft, wordt dat niet beschouwd als sportinfrastructuur.
ja
neen, wij beoefenen enkel activiteiten die geen sportinfrastructuur vereisen Indien ja: In welke mate bent u het eens met volgende stellingen? helemaal oneens oneens noch mee eens, noch mee oneens
eens
helemaal eens
niet van toepassing
V1: De sportclub beschikt over voldoende sportaccommodatie om alle trainingen voor het huidige aantal leden te laten plaatsvinden (bv. zijn er voldoende sporthallen, voetbalvelden,…). V2: De sportclub beschikt over voldoende sportaccommodatie om alle competities voor het huidige aantal leden te laten plaatsvinden. V3: De sportclub beschikt over voldoende uren in de sportaccommodatie voor het huidige aantal leden. V4: Met de huidige hoeveelheid sportinfrastructuur kunnen we meer leden aan. V5: Als de sportclub te weinig infrastructuur heeft, zal ze meer trainingen aanbieden als meer sportinfrastructuur/meer uren in de infrastructuur ter beschikking zouden zijn. Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
92
Typologieën van sportclubs
V6: De sportclub zal actief meer leden werven als meer sportinfrastructuur/meer uren in de infrastructuur ter beschikking zouden zijn. V7: De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/ of door mankracht) om te verbeteren op gebied van accommodatie of om de bestaande accommodatie te behouden.
3. Bestuur In welke mate bent u het eens met volgende stellingen? helemaal oneens oneens noch mee eens, noch mee oneens
eens
helemaal eens
niet van toepassing
V8: De sportclub beschikt over voldoende bestuursleden om alle taken naar behoren uit te voeren. V9: Er zijn bestuursleden die niet over de juiste competenties voor het uitoefenen van hun taak beschikken. V10: Er wordt een afgebakende taakverdeling gehanteerd (elk bestuurslid heeft zijn eigen taken). V11: Sommige bestuursleden voeren veel meer taken uit dan andere bestuursleden, waardoor de werking van de sportclub sterk afhankelijk is van die personen. V12: Het bestuur beschikt over de juiste competenties voor het voeren van de boekhouding. V13: Het bestuur beschikt over de juiste competenties voor het werven van sponsoring. V14: Het bestuur beschikt over de juiste competenties voor de organisatie van de activiteiten (competities/tornooien/clubactiviteiten/ evenementen)
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
93
Typologieën van sportclubs
V15: Het bestuur beschikt over de juiste competenties voor de communicatie (opmaken van de website/ clubblad/versturen van nieuwsbrieven). In welke mate bent u het eens met volgende stellingen? helemaal oneens oneens noch mee eens, noch mee oneens
eens
helemaal eens
niet van toepassing
V16: Het is noodzakelijk dat de bestuursleden zich bijscholen. V17: De bestuursleden worden gestimuleerd om opleidingen/bijscholingen te volgen. V18: De sportclub is bereid om de gevolgde opleidingen/bijscholingen van de bestuursleden te vergoeden. V19: De werking van de sportclub wordt jaarlijks geëvalueerd met de bedoeling om die elk jaar te verbeteren. V20: De sportclub neemt deel aan initiatieven van derden (bv. Week van de Sportclub georganiseerd door de sportdienst, sport op school,…). V21: De sportclub werkt samen met het onderwijs (bv. de sportclub geeft initiatielessen op scholen). V22: Het huidig bestuur klampt vast aan traditionele ideeën. V23: De huidige bestuursleden werven actief jongere personen in het bestuur aan. V24: De sportclub werkt samen met andere sportclubs. V25: De sportclub doet inspanningen om meer leden te rekruteren (bv. gratis initiaties, verdelen van affiches/flyers).
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
94
Typologieën van sportclubs
V26: De sportclub rekruteert actief leden van andere leeftijdsgroepen (bv. jeugd, senioren,…) V27: De sportclub wil meer sportevenementen organiseren. V28: In de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) willen wij graag ons sportaanbod
sterk afbouwen (bv. aanbod voor bepaalde doelgroepen schrappen, bepaalde groepen samenvoegen die nu afzonderlijk bestaan, het aantal uur per ploeg afbouwen)
afbouwen
behouden
uitbreiden
sterk uitbreiden (bv. een aanbod voor nieuwe doelgroepen ontwikkelen (zoals bv. jongeren, allochtonen, senioren), meer uren training/competitie, meer trainers, meer ploegen) V29: In de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) willen wij het managementniveau van het bestuur (bv. op vlak van boekhouding, organisatie van evenementen, budgettering)
behouden (het is goed zoals het nu is)
professionaliseren (we willen verbeteren en zijn bereid daar extra inspanningen voor te doen)
sterk professionaliseren (het bestuur wil continu actief verbeteren, bv. aan de hand van bijscholingen)
4. Trainers Over hoeveel trainers beschikt uw sportclub? Over hoeveel gediplomeerde trainers beschikt uw sportclub (bachelor lo/master lo telt ook als gediplomeerd)? In welke mate bent u het eens met volgende stellingen? helemaal oneens oneens noch mee eens, noch mee oneens
eens
helemaal eens
niet van toepassing
V30: De sportclub beschikt over voldoende trainers. V31: De trainers beschikken over de juiste competenties voor het uitoefenen van hun taak door relevante ervaring. V32: De trainers beschikken over de juiste competenties voor het uitoefenen van hun taak door relevant diploma.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
95
Typologieën van sportclubs
V33: Elk jaar moet de sportclub veel moeite doen om trainers aan te werven. V34: Het bestuur stimuleert de trainers om opleidingen/bijscholingen te volgen (bv. een VTS-cursus). V35: De trainers zijn bereid om opleidingen/bijscholingen te volgen met de bedoeling om meer competenties te verwerven in de toekomst. V36: De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of d.m.v. mankracht) om continu te verbeteren op gebied van de trainers.
5. Beleid ja
V37: De sportclub heeft een uitgeschreven beleidsplan (o.a. met visie en missie) op lange termijn (ongeveer 3 jaar). V38: De sportclub heeft voor het komende jaar een uitgewerkt werkingsplan/beleidsplan. V39: De sportclub stelt jaarlijks de begroting op voor het volgend jaar. V40: De sportclub gebruikt een boekhoudprogramma (kan ook een zelf uitgewerkt systeem zijn). V41: De sportclub beheert op een gestructureerde wijze het ledenbestand. V42: De sportclub heeft een huishoudelijk reglement. V43: De sportclub beschikt over een uitgewerkt sponsordossier. V44: De sportclub heeft een organogram (schematisch overzicht van alle medewerkers binnen de organisatie).
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
neen
Indien neen: Wil het bestuur inspanningen doen om dat in de nabije toekomst (minder dan 3 jaar) te hebben? V45a: ja / neen / misschien V46a: ja / neen / misschien V47a: ja / neen / misschien V48a: ja / neen / misschien V49a: ja / neen / misschien V50a: ja / neen / misschien V51a: ja / neen / misschien V52a: ja / neen / misschien
Indien ja: Wil het bestuur extra inspanningen doen om dat te verbeteren? V45b: ja / neen / misschien V46b: ja / neen / misschien V47b: ja / neen / misschien V48b: ja / neen / misschien V49b: ja / neen / misschien V50b: ja / neen / misschien V51b: ja / neen / misschien V52b: ja / neen / misschien
96
Typologieën van sportclubs
6. Vrijwilligers In welke mate bent u het eens met volgende stellingen? helemaal oneens oneens noch mee eens, noch mee oneens
eens
helemaal eens
niet van toepassing
V53: De sportclub kan een beroep doen op voldoende vrijwilligers voor de kantine (bv. bediening bar). V54: De sportclub kan voldoende vrijwilligers inschakelen bij evenementen. V55: De sportclub heeft voldoende vrijwilligers voor ondersteuning bij wedstrijden. V56: De sportclub heeft voldoende vrijwilligers voor arbitrage. V57: De sportclub heeft voldoende vrijwilligers voor de dagdagelijkse werking van de club (bv. het wassen van de truitjes, het onderhouden van de terreinen). V58: De sportclub doet actief inspanningen om jaarlijks voldoende vrijwilligers ter beschikking te hebben. V59: De sportclub beloont de vrijwilligers voor de geleverde inspanningen (bv. een etentje, een vergoeding). V60: De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om continu te verbeteren op gebied van de vrijwilligers.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
97
Typologieën van sportclubs
7. Jeugd Heeft uw sportclub jeugdleden (tot 18 jaar)?
ja
neen V61: Indien Neen: Wil uw sportclub actief inspanningen doen om jeugdleden te rekruteren?
ja
neen
misschien Indien Ja: In welke mate bent u het eens met volgende stellingen? helemaal oneens oneens noch mee eens, noch mee oneens
eens
helemaal eens
niet van toepassing
V62: De sportclub heeft een jeugdsportbeleidsplan. V63: De sportclub biedt aparte trainingen voor de jeugd aan. V64: De sportclub heeft voldoende jeugdtrainers. V65: De jeugdtrainers beschikken over de juiste competenties voor het uitoefenen van hun taak door relevante ervaring. V66: De jeugdtrainers beschikken over de juiste competenties voor het uitoefenen van hun taak door relevant diploma. V67: Er is een jeugdsportcommissie binnen de sportclub. V68: Er is een jeugdsportcoördinator aangesteld. V69: In bestuursvergaderingen wordt er speciale aandacht aan de jeugd geschonken. V70: De sportclub kan meer jeugd aan met het huidig aantal trainers. V71: Elk jaar moet de sportclub veel moeite doen om jeugdtrainers aan te werven.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
98
Typologieën van sportclubs
V72: De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om te verbeteren op vlak van het jeugdsportbeleid. V73: De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om jeugdleden te behouden. V74: De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om nieuwe jeugdleden aan te werven.
8. Financiën V75: Hoe zou u de huidige financiële situatie van uw sportclub vandaag omschrijven?
zorgwekkend (zeer verlieslatend)
minder gezond (verlieslatend)
redelijk (verlieslatend – break-even)
gezond (breakeven)
zeer gezond (mogelijkheid tot opbouw van reserves) V76: De huidige financiële situatie van onze sportclub is ten opzichte van 3 jaar geleden
veel verslechterd
verslechterd
gelijk gebleven
verbeterd
veel verbeterd In welke mate bent u het eens met volgende stellingen? helemaal oneens oneens noch mee eens, noch mee oneens
eens
helemaal eens
niet van toepassing
V77: De sportclub heeft momenteel voldoende financiële middelen om haar beleid uit te voeren. V78: Huidige financiële moeilijkheden belemmeren de werking van onze sportclub. V79: De financiële situatie van de sportclub laat het toe om nieuwe initiatieven te lanceren.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
99
Typologieën van sportclubs
V80: De sportclub heeft een reserve opgebouwd voor onverwachte tegenslagen. V81: De sportclub krijgt het financieel moeilijk als de sponsors wegvallen. Kan u van onderstaande inkomsten het procentueel aandeel t.o.v. de totale inkomsten aanduiden (enkel aankruisen indien van toepassing)
lidgelden sponsoring subsidies inkomgelden uit wedstrijden sportevenementen kantine activiteiten voor het spijzen van de kas (bv. wafelenbak) sociale nevenactiviteiten (bv. uitstappen) andere:……………………………………………………………
……….% van de totale inkomsten ……….% van de totale inkomsten ……….% van de totale inkomsten ……….% van de totale inkomsten ……….% van de totale inkomsten ……….% van de totale inkomsten ……….% van de totale inkomsten ……….% van de totale inkomsten ……….% van de totale inkomsten
9. Communicatie V82: Hoe frequent verstuurt uw sportclub informatie naar de leden?
nooit
1x/jaar
1x/6 maand
1x/4 maand
1x/2 maand
1x/maand
meer dan 1x/maand V83: Via welke communicatiekanalen worden de leden op de hoogte gehouden?
website van de sportclub
aankondigingen in het clubhuis
clubblad/brochures/folders
nieuwsbrief
e-mail
ledenvergadering
andere:………………………………………………………………………………………………………………
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
100
Typologieën van sportclubs
In welke mate bent u het eens met volgende stellingen? helemaal oneens oneens noch mee eens, noch mee oneens
eens
helemaal eens
niet van toepassing
V84: Er is een goede communicatie binnen het bestuur. V85: Er is een goede communicatie tussen bestuur en trainers. V86: De sportclub voert een doordacht communicatiebeleid. V87: De sportclub wil extra inspanningen doen (financieel en/of d.m.v. mankracht) om het communicatiebeleid in de toekomst te verbeteren.
10. Externe focus In welke mate bent u het eens met volgende stellingen? helemaal oneens oneens noch mee eens, noch mee oneens
eens
helemaal eens
niet van toepassing
V88: Personen met een handicap (mentaal en/of fysiek) kunnen actief de sport beoefenen in onze sportclub. V89: Allochtonen kunnen actief de sport beoefenen in onze sportclub. V90: De sportclub heeft een actief beleid m.b.t. de communicatie met (de ouders van) allochtone sporters. V91: Kansarmen kunnen actief de sport beoefenen in onze sportclub via een sociaal tarief. V92: Senioren kunnen actief de sport beoefenen in onze sportclub. V93: De sportclub is bereid om extra inspanningen te doen (financieel en/of door mankracht) om andere doelgroepen (personen met een handicap, kansarmen, allochtonen) te rekruteren.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
101
Typologieën van sportclubs
V94: De sportclub is enkel toegankelijk voor personen met een bepaalde sociale status. V95: De sportclub organiseert eigen sportkampen, evenementen, (buitenlandse) stages,… V96: De sportclub organiseert niet-sportieve clubactiviteiten om de sociale contacten onder de leden te bevorderen (bv. filmavond, uitstappen). V97: Er is een goede sfeer in onze sportclub. V98: Er heerst een goede sfeer binnen het bestuur. V99: De sportclub kan beschikken over een locatie waar er activiteiten/ vergaderingen kunnen doorgaan (dit kan bv. een clubhuis zijn). V100: In de sportclub wordt er actief gewerkt aan fair play. V101: De sportclub stelt zijn deuren open voor iedereen ongeacht leeftijd, geslacht, etniciteit, niveau (Sport voor Allen). V102: In de sportclub wordt er actief gewerkt aan gezondheid.
11. Varia Hoe zou u zelf uw sportclub als organisatie omschrijven?
zeer zwak
zwak
gemiddeld
sterk
zeer sterk Hoe ziet u de toekomst van uw sportclub?
zeer somber
somber
niet somber maar ook niet rooskleurig
rooskleurig
zeer rooskleurig Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
102
Typologieën van sportclubs
Wat zijn volgens u de sterkste punten van uw sportclub?
accommodatie
bestuur
trainers
beleid
vrijwilligers
jeugdwerking
financiën
communicatie
externe focus Wat zijn volgens u de zwakste punten van uw sportclub?
accommodatie
bestuur
trainers
beleid
vrijwilligers
jeugdwerking
financiën
communicatie
externe focus Waarvoor wil de sportclub in de toekomst actief inspanningen doen (financieel en/of d.m.v. mankracht) om te verbeteren?
accommodatie
bestuur
trainers
beleid
vrijwilligers
jeugdwerking
financiën
communicatie
externe focus Wat is volgens u het grootste probleem binnen de sportclub? …………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….... Op welke manier zou uw sportclub bijgestaan willen worden?
op bestuurlijk vlak || boekhoudkundig (bv. aan de hand van een boekhoudprogramma) || hulp bij het maken van de website || hulp bij het opmaken van een sponsordossier || hulp bij de vzw-wetgeving || hulp bij de btw-wetgeving || hulp bij de vrijwilligerswetgeving || begeleiding rond fusies Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
103
Typologieën van sportclubs
medisch verantwoorde sportbeoefening || doping || gezondheid || drugbeleid
ethisch verantwoorde sportbeoefening (ethiek m.b.t. opleiding, omkadering, begeleiding, jongeren)
Sport voor Allen (doelgroepenbeleid, jongeren, Brede school met sportaanbod, sportkampen)
topsport (topsportscholen, topsport en federaties)
werkgeversmaterie (Sociare, Sociale Maribel)
milieu en ruimtelijke ordening
mediabeleid (bv. persconferenties)
andere:……………………………………………………………………………………………………………… Hieronder volgt de beschrijving van een aantal soorten sportclubs. Lees de omschrijving en duid aan bij welk type uw sportclub het meest aansluit. TYPE 1: Mijn sportclub heeft jammer genoeg te kampen met een aantal fundamentele problemen. Die kunnen zich situeren op vlak van onvoldoende vrijwilligers, onvoldoende accommodatie, incompetente bestuursleden, onvoldoende trainers, het financieel niet gemakkelijk hebben,… Maar het bestuur is niet geneigd om veel inspanningen te doen om te veranderen en te vernieuwen. We willen geen extra inspanningen doen om andere doelgroepen (allochtonen, personen met een handicap, kansarmen) aan te werven. Samenwerken met andere sportclubs of met scholen zegt ons niet zo veel. Elk jaar hetzelfde stramien is goed voor ons. We willen hier liever niet te veel verandering in brengen. TYPE 2: Bij mijn sportclub draait alles zoals het ongeveer zou moeten draaien. We hebben geen fundamentele problemen op vlak van accommodatie, we hebben geen financiële problemen, we hebben voldoende vrijwilligers, we zijn met voldoende bestuursleden en trainers, de bestuursleden voeren hun taken naar behoren uit. Aangezien alles goed draait, vinden we het niet nodig om veranderingen aan te brengen om de werking van de sportclub te versterken. We willen geen extra inspanningen doen om andere doelgroepen (allochtonen, personen met een handicap, kansarmen) aan te werven. Samenwerken met andere sportclubs of met scholen zegt ons niet zo veel. Elk jaar hetzelfde stramien is goed voor ons. We willen hier liever niet te veel verandering in brengen. TYPE 3: Bij mijn sportclub draait alles zoals het ongeveer zou moeten draaien. We hebben geen fundamentele problemen op vlak van accommodatie, we hebben geen financiële problemen, we hebben voldoende vrijwilligers, we zijn met voldoende bestuursleden en trainers, de bestuursleden voeren hun taken naar behoren uit. Desondanks doet de sportclub continu inspanningen om die aspecten te blijven verbeteren om vooruit te gaan. De bestuursleden willen zich blijvend bijscholen. Verder werken we samen met de gemeente en met andere sportclubs, organiseren we veel activiteiten (uitstappen, sportkampen), werken we samen met scholen en doen we acties om meer leden te werven. Mijn sportclub staat open voor iedereen ongeacht leeftijd, geslacht, etniciteit. Kortom, mijn sportclub is een open sportclub die geen fundamentele problemen kent. TYPE 4: Mijn sportclub heeft jammer genoeg te kampen met een aantal fundamentele problemen. Die kunnen zich situeren op vlak van onvoldoende vrijwilligers, onvoldoende accommodatie, incompetente bestuursleden, onvoldoende trainers, het financieel niet gemakkelijk hebben,… Maar mijn sportclub wil er alles aan doen om die problemen weg te werken (bv. we gaan gesprekken aan om meer accommodatie ter beschikking te krijgen, we proberen nieuwe sponsors te zoeken, we proberen vrijwilligers aan te werven). We doen continu inspanningen om te verbeteren en vooruit te gaan. Verder nemen we actief deel aan opleidingen, werken we samen met de gemeente en met andere sportclubs, organiseren we veel activiteiten (uitstappen, sportkampen), werken we samen met scholen en doen we acties om meer leden te werven. Mijn sportclub staat open voor iedereen ongeacht leeftijd, geslacht, etniciteit. Kortom, mijn sportclub wil veranderen, maar kampt met een aantal belemmeringen waardoor we afgeremd worden om vooruit te gaan.
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
104
Typologieën van sportclubs
Bij welk type sportclub sluit uw sportclub het meest aan?
eerder type 1
eerder type 2
eerder type 3
eerder type 4 Onder welk type sportclub zou u graag hebben dat uw sportclub valt in de toekomst?
type 1
type 2
type 3
type 4
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent T+32 9 243 12 90 F +32 9 243 12 99
[email protected] - www.vlaamsesportfederatie.be
105
Vlaamse Sportfederatie vzw Zuiderlaan 13 - 9000 Gent Tel: +32 9 243 12 90 Fax: +32 9 243 12 99
[email protected] www.vlaamsesportfederatie.be