Gids voor de praktijkschool (GPS) schoolversie Bachelor in het onderwijs: buitengewoon onderwijs Bachelor in het onderwijs: zorgverbreding en remediërend leren avondtraject
1. Welk doel heeft deze gids? De student die u deze gids afgeeft, volgt het avondtraject in de bachelor na bachelor in het onderwijs: buitengewoon onderwijs (BUO) of zorgverbreding en remediërend leren (ZRL). Deze opleidingen voorzien praktijk binnen elk van de opleidingsonderdelen. Praktijk is een voorwaarde om deze opleidingen te volgen. Studenten die nog niet werken op een school, kunnen hun praktijk niet realiseren op hun werkplek. Daarom gaan zij op zoek naar een school waar zij praktijk als vrijwilliger kunnen doen. Zij werken dus onbetaald een aantal uren per week mee in een school om hun praktijk en de opdrachten voor de opleiding te realiseren. Deze gids wil u informeren over de invulling hiervan. 2. Wat houdt praktijk als vrijwilliger in? Praktijk noemen wij het geheel van activiteiten die een student vervult binnen de context van een school gericht op het realiseren van competenties. De student realiseert tijdens deze praktijk enerzijds opdrachten vanuit de opleiding en participeert anderzijds in de mate van het mogelijke aan activiteiten in de school. Praktijk omvat het observeren, het actief participeren en het realiseren van initiatieven in de praktijk, ofwel “zien doen”, “meedoen” en “zelf doen”. Onder punt 3 vindt u daar meer uitleg over.
Praktijk wordt niet apart beoordeeld: er wordt geen aparte quotering voor gegeven op basis van observatie door een praktijkbegeleider van de Arteveldehogeschool en/of door een mentor. De opleiding vraagt wel twee maal per jaar begeleidingsfeedback van de mentor (zie punt 6). Studenten die een modeltraject volgen, lopen van eind september tot en met eind mei minstens 7 uren in de week praktijk in een school, gespreid over meerdere dagdelen. De precieze dagen worden in onderling overleg tussen de school en de student afgesproken. Voor studenten die een geïndividualiseerd traject volgen, wordt de praktijk aangepast aan het aantal studiepunten. De student kan u daarover informeren tijdens het kennismakingsgesprek.
Bij praktijk als vrijwilliger kan het gebeuren dat deze onderbroken wordt omdat de student een (interim-)job in het onderwijs aangeboden krijgt. Dan overlegt de student met u als directeur van de praktijkschool hoe hij de praktijk kan afronden en/ of na de interim terug opnemen. We vragen u hierover van bij de aanvang van de praktijk duidelijke afspraken te maken. Om de samenwerking tussen student en praktijkschool te formaliseren, vragen we dat beide partijen een raamovereenkomst ondertekenen. Deze overeenkomst wordt u door de student voorgelegd wanneer jullie een engagement aangaan. Dit garandeert ook de verzekering van de student tijdens zijn praktijk.
2
3. Wat is de invulling van de praktijk? De student heeft voorafgaand aan deze opleiding normaal gesproken al een bachelor- of masterdiploma behaald. Hij kan op basis daarvan als volwaardig teamlid ingeschakeld worden in de schoolwerking. Bepaalde studenten zijn leraar kleuter-, lager of secundair onderwijs en kunnen meteen zelfstandige praktijk doen. Andere studenten zijn bv. opgeleid als therapeut, maatschappelijk werker, orthopedagoog. Het diploma van de opleiding biedt een bewijs pedagogische bekwaamheid voor het secundair onderwijs in de vakken waarvoor de student de vakbekwaamheid verwierf met zijn eerste diploma. Dit vergt kansen om geleidelijk in te groeien in het lesgeven.
De praktijk bestaat uit twee onderdelen: 1. een basisopdracht De basisopdracht houdt in dat de student actief aan de slag gaat met leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in een schoolteam. Hij participeert aan de activiteiten die de school voor het team en de leerlingen voorziet en functioneert mee binnen diverse initiatieven ten aanzien van leerlingen en hun gezin. Directie (en/of mentor) en student spreken vooraf af welke invulling aan deze opdracht gegeven wordt. Belangrijk hierbij is rekening te houden met de vooropleiding en ervaring van de student. De student kan klas- en schoolopdrachten vervullen in één of meer aan hem toegewezen klassen en/of opdrachten in het zorgteam. Voorbeelden van opdrachten op schoolniveau: • Het leerlingvolgsysteem bekijken vanuit de uitgangspunten van handelingsgericht werken. • Een bepaalde inhoud voorstellen op een personeelsvergadering. Voor de bachelorproef kunnen studenten kiezen om op leerling-, klas- of schoolniveau te werken. Het kan interessant zijn om als directeur samen met de student mee af te wegen welk thema interessant kan zijn voor de school. U zult ook uitgenodigd worden op de introductie van de bachelorproef.
2. praktijkopdrachten specifiek voor elk opleidingsonderdeel Daarnaast werkt de student aan praktijkopdrachten per opleidingsonderdeel, in functie van het verwerven van de competenties. De praktijk kan bestaan uit opdrachten en initiatieven gericht op verschillende aspecten van ‘lerend handelen’, o.a.: • informatie opsporen, documenten nalezen, ouders, kinderen, jongeren, interne en externe medewerkers bevragen, onderzoeken van een concrete werkcontext, zich verdiepen,… • toepassen van, bekwaam worden in, reflecteren over inhouden van opleiding. • deelnemen aan overleg (personeelsvergadering, zorgteam, MDO, klassenraad, oudercontact, overleg met interne en externe medewerkers,…) • verbetervoorstellen formuleren en/of uitproberen, constructief samenwerken, integreren, plannen, … • casussen aanwenden en onderzoeken, handelingsplannen en zorgtrajecten mee helpen realiseren, … • een project uitwerken als basis voor de bachelorproef,...
De praktijk vergt ook toegang tot mogelijk ‘gevoelige contexten’ op school (bijv. zorgdocumenten, handelingsplannen, leerlingendossiers…) waarbij de student de regels van de privacy en de deontologie die gelden in het onderwijs, dient te respecteren.
3
4. Waartoe leidt de opleiding op? De opleiding leidt studenten op tot bachelor na bachelor in het onderwijs: buitengewoon onderwijs of zorgverbreding en remediërend leren. Ze laat hen 5 beroepsspecifieke competenties1 verwerven die aansluiten bij hun eerder verworven competenties en/of kwalificaties: 1. Planmatig handelen t.o.v. specifieke onderwijsbehoeften op individueel niveau, groeps- en schoolniveau, in duurzame interactie met alle betrokkenen, daarbij zorgvragen formuleren en permanent bijstellen met de nadruk op observatie, assessment en handelingsgerichte diagnostiek 2. Positief en deskundig omgaan met elke vorm van diversiteit door het onderwijsaanbod, de leerlijnen en de inhouden uit de diverse leerdomeinen functioneel af te stemmen op de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen 3. Vanuit een gedeelde zorg constructief en emancipatorisch samenwerken met de leerlingen, de gezinnen en alle betrokkenen in het team en uit de omgeving van de leerling met specifieke onderwijsbehoeften 4. Het proces van handelingsplanning implementeren door collegiale consultatie, coaching van collega’s, beleidsondersteuning en coördinatie op schoolniveau 5. Gestructureerd leren uit eigen en andermans ervaringen via een cyclisch proces en daarbij het eigen handelen dynamisch en creatief bijsturen Hoe de opleiding deze competentiegroei ondersteunt en welke kennis, vaardigheden en attitudes aan bod komen doorheen de verschillende opleidingsonderdelen, vind je onder ‘opleidingsprogramma’ op www.arteveldehs.be > Opleidingsaanbod > buitengewoon onderwijs/zorgverbreding en remediërend leren
5. Wat kan u van de student verwachten? • •
De student kiest de school waar hij praktijk doet en vraagt een kennismakingsgesprek met de directeur. De student engageert zich voor een volledig schooljaar (met uitzondering van interims in een andere school).
• •
De student bezorgt zijn praktijkgegevens van school, directie en mentor aan de opleiding. De student zorgt voor de neerslag van wat hij leerde uit gesprekken met de mentor en van relevante, concrete acties die hij in de school uitvoert. 6. Wat wordt van de praktijkschool verwacht?
•
Het staat de school vrij om te bepalen of en hoeveel studenten ze er vanuit deze opleiding praktijk wil laten doen.
•
Kennismakingsgesprek met de directeur Dit gesprek is bedoeld om de mogelijkheden te bekijken. Tijdens dit gesprek kan de directeur aan de student duiden welke mogelijkheden er binnen de school zijn om er praktijk als vrijwilliger te doen. Er is wel een inhoudelijke link nodig met wat de student komt leren voor de opleiding. De mogelijkheden die de school ziet kunnen groeien doorheen de opleiding en doorheen de relatie die tussen de school en de student opgebouwd wordt.
1
De Arteveldehogeschool formuleerde deze 5 competenties samen met de bachelor-na-bacheloropleidingen buitengewoon onderwijs, zorgverbreding en remediërend leren in de andere Vlaamse hogescholen. Ze werden in juni 2004 ingediend bij de overheid n.a.v. de omvorming van de Voortgezette Lerarenopleiding Buitengewoon Onderwijs (VOBO en VOZO) tot Bachelor na bachelor in het onderwijs.
4
De directeur geeft aan wat de school van haar leerkrachten verwacht, wat er in het personeelsreglement staat en welke de algemeen geldende afspraken zijn die de directeur graag gerespecteerd ziet. •
Invulling van het uurrooster in samenwerking met de student Indien de directeur de student als vrijwilliger in zijn school toelaat worden tijdens dit gesprek ook afspraken gemaakt omtrent de concrete invulling van de praktijk: wanneer komt de student best naar de school, welk mandaat krijgt de student om zijn opdrachten uit te voeren: wat kan de student doen vanuit de mogelijkheden die er op school zijn ....
•
Erop toezien dat de afspraken door de verschillende partijen nageleefd worden.
•
Toewijzing van een mentor De student zal aan de directie vragen welke persoon als zijn mentor kan fungeren. De mentor zien wij als een deskundige collega die de student begeleiding en ondersteuning biedt bij de realisatie van zijn leerdoelen in de praktijk. De mentor helpt een leeromgeving voor de opleidingsdoelen te creëren, geeft waar nodig aanvangsbegeleiding en informatie over de school, voorziet coaching en geeft de student de nodige (begeleidings-) feedback. In het geval van aanhoudende problemen spreekt de mentor zijn directie aan en signaleert deze de moeilijkheden aan de opleiding. Naargelang de praktijkopdrachten kan de student nood hebben aan andere vormen van samenwerking en/of andere mensen dan de mentor. Bijvoorbeeld met een andere collega, een klasmentor, een interne en/of externe medewerker in de scholengemeenschap, in het CLB… die hem kan coachen bij bepaalde praktijkopdrachten. De mentor kan de student ondersteunen om deze personen aan te spreken.
•
Aan het einde van elk semester vragen we dat de mentor en de student een gesprek hebben van ongeveer één uur. De beoordeling van de praktijk gebeurt door de opleiding. In functie daarvan vragen we dat de mentor digitaal feedback geeft over de “leerinspanningen” die de mentor bij de student heeft gezien. Die feedback betreft zijn inzet, motivatie en inspanningen om te leren en om zijn praktijkervaringen te verdiepen en te expliciteren. Het betreft dus nadrukkelijk geen beoordeling van de leerresultaten van de student, geen oordeel over zijn “leraar zijn”, “zorgcoördinator zijn”, ‘therapeut zijn”…, bijgevolg ook geen quotering.
7. Wat mag de praktijkschool verwachten van de opleiding? •
De student krijgt tijdens de introductie op de opleiding toelichting bij de praktijk. Studenten worden ondersteund bij het zoeken van een praktijkschool, onder andere via een gids op de website van de hogeschool.
•
Elke student beschikt in de opleiding over een trajectcoach. Die begeleidt de student in zijn traject en opdrachten, rekening houdend met zijn praktijk. Hij ondersteunt daarbij ook ervaringsuitwisseling tussen studenten. Daarbij tracht hij het zelfgestuurd leren in de praktijk (aan de hand van eigen leerdoelen) te ondersteunen. Hij is het eerste aanspreekpunt voor de student en de praktijkschool bij vragen omtrent praktijkopdrachten of beoordelingstaken.
•
De trajectcoach leest de praktijkfeedback van de mentor. Waar nodig wordt die ingebracht bij de beoordelaar en/of op de studievoortgangscommissie. 5
•
Tijdens de lessen kan de student vragen stellen aan de docenten. Wanneer nodig kan hij een afspraak vragen met de verantwoordelijke van een bepaald opleidingsonderdeel waar hij vragen over heeft.
•
Tijdens reflectiesessies kunnen studenten werkzorgen formuleren en behandelen in aansluiting bij hun noden in de praktijk.
8. Wat zijn voordelen voor de praktijkschool? Deze samenwerking geeft de school de kans over bepaalde elementen in de school na te denken en ze mee te laten ontwikkelen door de student. De samenwerking betekent dus niet dat de school reeds over een ‘ideale’ zorgwerking, handelingsplanning, … dient te beschikken. Naast het feit dat een student komt leren en werken in de school, dienen zich vanuit de samenwerking tussen Arteveldehogeschool en praktijkschool tal van kansen aan om zowel op formele als informele momenten netwerken en expertise uit te breiden. Bovendien kunnen collega’s/mentoren hun eigen expertise verruimen en/of inzetten in de opleidingen. 9. Vragen of opmerkingen? Verdere vragen beantwoorden we graag. Contacteer de trajectcoach van de student of de opleidingscoördinator:
[email protected]
6