Gids Nederland
Gids Nederland
Agenda 22 Gemeenten Beleidsontwikkeling voor mensen met een beperking - instructies voor gemeenten -
GIDS NEDERLAND
Utrecht December 2005
Woord vooraf Voor u ligt de “GIDS NEDERLAND Agenda 22”, bedoeld als informatiebron voor iedereen in Nederland, die eraan werkt om de 22 VN Standaard Regels Gelijke Kansen voor mensen met beperkingen in praktijk te brengen. De Verenigde Naties (VN) namen de 22 Standaard Regels in 1993 unaniem aan, als stramien voor beleid dat rekening houdt met mensen met beperkingen en hun rechten als burgers respecteert. Het besluit Standaard Regels bleef in 1993 een Resolutie, een morele verplichting, geen echte Conventie die verplichtingen oplegt aan de lidstaten. Nu, in 2005, werkt de VN eraan om wél te komen tot een Conventie. Nederland draagt daaraan direct bij, zowel via de Vereniging Gehandicapten Platform Nederland (VGPN), als via het Europees Gehandicapten Platform (European Disability Forum/EDF). De Agenda 22-methode is in 2001 ontwikkeld door de Zweedse Federatie van Gehandicaptenorganisaties, als ondersteuning voor het uitvoeren van de 22 Standaard Regels in de gemeente. Doel van de methode is om gemeenten én organisaties van mensen met beperkingen een handreiking te bieden voor het maken van lokaal beleid. Het Agenda 22-document is opgezet voor breed gebruik in andere landen en is beschikbaar in vijftien Europese talen. De brede opzet betekent dat veel landen de methode willen toepassen, maar ook dat de Agenda 22 niet is toegesneden op de nationale bestuursstructuren. Het copyright op Agenda 22 maakt aanpassing van de tekst aan de Nederlandse situatie onmogelijk. Deze GIDS doet nog een stap verder dan Agenda 22: het is een bundeling van specifiek Nederlandse informatie die onmisbaar is voor het in de praktijk brengen van de 22 Standaard Regels. Het gaat hierin om wat gemeenten, belangenorganisaties en burgers kunnen doen om op alle gebieden gelijke kansen te realiseren voor mensen met beperkingen. De GIDS wil een richtingaanwijzer zijn voor sterke belangenorganisaties als gelijkwaardige partner van gemeenten.
G. 1
De GIDS is ontwikkeld en getoetst in het project “Agenda 22, werken aan de basis”. Dit project is uitgevoerd in het Programma Versterking Cliëntenpositie (VCP), een samenwerkingsverband van de Chronisch zieken- en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad) en de Federatie van Ouderverenigingen van mensen met een verstandelijke handicap (FvO). De CG-Raad nam in 2001 het initiatief tot de Agenda 22-activiteiten in Nederland en via de Vereniging Gehandicapten Platform Nederland (VGPN) ook in Europees verband. De belangrijkste doelgroepen van dit boek zijn enerzijds de organisaties van belangenbehartigers van mensen met beperkingen en anderzijds beleidsmakers van gemeenten en provincies en hun adviseurs. Organisaties van belangenbehartigers en burgers vinden in de GIDS praktische informatie die onmisbaar is bij het maken van plannen en het voeren van gesprekken met gemeenten. Beleidsmakers kunnen de GIDS gebruiken als routekaart voor het opstellen en verbeteren van beleidsplannen voor álle burgers en dus ook voor burgers met beperkingen. De GIDS is tot stand gekomen door een groeiproces, waaraan velen achtereenvolgens een specifieke bijdrage leverden. Zonder hun inspanningen zou de GIDS er nog niet zijn. Veel dank gaat in het bijzonder uit naar Marianne Kroes en Jan Jasper Homan van het juridisch steunpunt van de CG-Raad voor hun inhoudelijke bijdragen over nationale en internationale wet- en regelgeving. Zij controleerden alle gegevens op juistheid en zij structureerden deze ingewikkelde materie tot in de praktijk bruikbare informatie. Hopelijk vindt u als belangenbehartiger, burger, beleidsmaker of politicus díe praktische informatie in de GIDS, die nodig is bij het maken van plannen en het voeren van gesprekken. De GIDS is bedoeld als een richtingaanwijzer voor beleid dat beter aansluit bij de dagelijkse situatie van burgers met beperkingen. Kortom: ‘inclusief beleid’ met een draagvlak van alle burgers.
Utrecht, december 2005
G. 2
G. 3
GIDS NEDERLAND AGENDA 22 Woord vooraf
G. 1
Inhoudsopgave
G. 4
Leeswijzer
G. 8
Schema toelichting inhoud GIDS
G. 9
Inleiding - De mensenrechten als basis
Ag. 1
Hoofdstuk 1 - Achtergrond
Ag. 3
Gelijke kansen - een mensenrecht
Ag. 3
Gebruik van kennis
Ag. 3
De Standaard Regels van de VN als basis
Ag. 4
a. Voorwaarden b. Werkterreinen c. Uitvoering d. Toepassing van de Standaard Regels Hoofdstuk 2 - De Agenda 22-methode
Ag. 7 - G. 12
Deel 1 - Uitgangspunten voor goed beleid
Ag. 7 - G. 12
De Standaard Regels als handleiding
Ag. 7
Nauwe samenwerking met de belangenorganisaties van mensen
Ag. 7
met een beperking Inbedding in algemeen beleid
Ag. 7
Vrouwen, kinderen en immigranten
Ag. 8 - G. 13
Algemene en individuele maatregelen
Ag. 8
Keuzevrijheid
Ag. 8
De maatschappij als voorbeeld
Ag. 9
Toekomstige samenwerking met de belangenorganisaties
Ag. 9
Doelstellingen
Ag. 9
Concrete maatregelen
Ag. 9
Evaluatie en bijstelling
Ag. 10
G. 4
Deel 2 - Gelijkwaardig partnerschap
Ag. 10 - G. 14
Gelijkwaardigheid
Ag. 10
Tijd en geld
Ag. 10 - G. 15
Agenda 22-groep
Ag. 11 - G. 16
Werkgroepen
Ag. 11
Belangenorganisaties van mensen met een beperking
Ag. 11 - G. 17
Deel 3 - Van idee naar beleidsplan
Ag. 13 - G. 20
Stap 1 - Inventarisatie van activiteiten van de gemeente,
Ag. 14
getoetst aan de Standaard Regels Stap 2 - Inventarisatie van de behoefte aan sociale dienstverlening Ag. 15 door mensen met een beperking Stap 3 - Samenvoegen, analyse en prioriteiten
Ag. 15
Stap 4 - Opzet beleidsplan
Ag. 16
Stap 5 - Vaststelling van beleidsplannen in
Ag. 17
de hoogste beleidsorganen Hoofdstuk 3 - Vragen bij de VN Standaard Regels
Ag. 19 - G. 26
Regel 1.
Bewustmaking
Ag. 21 - G. 28
Regel 2.
Gezondheidszorg
Ag. 23 - G. 29
Regel 3.
Revalidatie en Reïntegratie
Ag. 24 - G. 31
Regel 4.
Ondersteunende diensten en voorzieningen
Ag. 25 - G. 33
Regel 5.
Toegankelijkheid
Ag. 26 - G. 34
Regel 6.
Onderwijs
Ag. 29 - G. 36
Regel 7.
Werkgelegenheid
Ag. 31 - G. 38
Regel 8.
Inkomen en sociale zekerheid
Ag. 33 - G. 39
Regel 9
Gezinsleven en lichamelijke integriteit
Ag. 34 - G. 41
Regel 10.
Cultuur
Ag. 35 - G. 43
Regel 11.
Sport en recreatie
Ag. 36 - G. 45
Regel 12.
Religie
Ag. 37 - G. 47
Regel 13.
Informatie en onderzoek
Ag. 38 - G. 49
Regel 14.
Beleidsvorming en -planning
Ag. 40 - G. 51
Regel 15.
Wetgeving
Ag. 41 - G. 52
Regel 16.
Economisch beleid
Ag. 42 - G. 53
Regel 17.
Coördinatie van werk
Ag. 43 - G. 54
G. 5
Regel 18.
Belangenorganisaties van mensen met
Ag. 44 - G. 55
een beperking Regel 19.
Training van personeel
Ag. 46 - G. 57
Regel 20.
Registratie en evaluatie van beleid
Ag. 47 - G. 58
Regel 21.
Technische en economische samenwerking
Ag. 48 - G. 59
Regel 22.
Internationale samenwerking
Ag. 50 - G. 60
Hoofdstuk 4 - De opzet van een beleidsplan voor mensen
Ag. 51 - G. 62
met beperkingen: voorbeelden uit de lokale praktijk Bijlagen Bijlage 1: Wetgeving
G. 74
Deel 1: Inleiding Staatsrecht
G. 75
Deel 2: Nederlandse Wetgeving
G. 79
Deel 3: Europese Unie
G. 119
Deel 4: Internationale verdragen
G. 123
Bijlage 2: Schema van Belangenorganisaties
G. 130
Bijlage 3: Adressen
G. 132
Bijlage 4: Afkortingen
G. 142
Bijlage 5: Slotadvies eerste rapporteur VN (2003)
G. 146
Bijlage 6: Publicaties
G. 152
Colofon
Ag. 53 - G. 158
G. 6
G. 7
Leeswijzer Indeling van de GIDS NEDERLAND Agenda 22. De complete tekst van Agenda 22 staat op de witte bladzijden, met eigen doorlopende paginanummers “Ag.” De tekst van de GIDS staat op de gekleurde bladzijden, genummerd per hoofdstuk of onderwerp-deel “G”. Het Gidsgedeelte bevat specifieke informatie over de Nederlandse samenleving. De inhoud van de GIDS volgt de inhoudsopgave van de oorspronkelijke, Zweedse Agenda 22 vrijwel ongewijzigd. Enkele delen van de Agenda 22-tekst zijn verplaatst, omdat dit de overzichtelijkheid van de GIDS als geheel ten goede komt. In de Zweedse Agenda 22 werden bij de Standaard Regels (Hoofdstuk 3) enkele vragen weggelaten, omdat zij voor de Zweedse situatie niet relevant waren. Dit was te zien aan ‘ontbrekende’ nummers. Voor de Nederlandse situatie is aan de hand van het oorspronkelijke document beoordeeld of deze vragen alsnog een plaats moesten krijgen in deze GIDS. Als gevolg daarvan zijn enkele nieuwe vragen ingevoegd op de Agenda 22-pagina’s.
Schema toelichting inhoud GIDS De inhoudsopgave geeft een compleet overzicht van de inhoud van de GIDS, met de titels van hoofdstukken en delen daarvan. In het daaraan toegevoegde schema is te zien waar diverse thema’s worden behandeld en uitgewerkt. De inhoudsopgave en het schema vullen elkaar aan en zijn naast elkaar te gebruiken.
G. 8
SCHEMA TOELICHTING INHOUD GIDS Woord vooraf
Onderwerpen pag. Ag
Waarom de GIDS Nederland? Samenwerkingsverbanden
x
x
Inhoudsopgave Agenda 22 en Programma VCP Inleiding
De Agenda 22
x
Mensenrechten als basis
x
Ontstaan van Agenda 22
x
Doel van Agenda 22: vastleggen in beleidsplannen
x
Wat is ‘generiek beleid’?
Hfdst.1
Hfdst. 2 deel 1
x
Gelijke kansen als recht. Mensenrechten als basis.
x
Filosofie achter Agenda 22 en Standaard Regels
x
Uitgangspunten voor goed beleid
x
Uitgangspunten voor beleid: vroeger en nu medisch model / sociaal model/ ICF
H 2 deel 2
G. 9
pag. G
x
Vrouwen kinderen en immigranten
x
x
Gelijkwaardig partnerschap: belangenorganisaties en beleidsmakers
x
x
Inbreng van belangenorganisaties noodzaak voor goed beleid
x
Wat betekent ‘gelijkwaardig partnerschap’?
x
Structuren van belangenorganisaties
x
Agenda 22-groepen, samenwerking en trainingen
x
Financiering door overheden
x
H 2 deel 3
Hfdst. 3
Van idee naar beleidsplan
x
Hoe komt (goed) beleid tot stand? Betekenis van de Standaard Regels
x
Bestuursstructuur Ned. samenleving: gemeente, provincie.
x
Hoe werken gemeenten? Het duale stelsel. Taakverdeling in gemeente.
x
Hoe komt beleid in de gemeente tot stand? Routeschema beleid.
x
De provincie: taken en beleid
x
De 22 Standaard Regels en de bijbehorende vragen.
x
Aanvulling van de 22 Standaard Regels met Ned. wetgeving, Hfdst. 4
x
Opzet van een beleidsplan
x
x
Voorbeelden uit de lokale praktijk: resultaten in gemeenten
x
Bijlage 1
Wetgeving
x
deel 1
Inleiding Staatsrecht: structuur van de Nederlandse wetgeving.
x
deel 2
Wetgeving Nederland: alfabetische opsomming en toelichting
x
deel 3
De Europese Unie: wetgeving en verdragen
x
deel 4
Internationale verdragen, rol VN
x
Bijlage 2
Schema van belangenorganisaties en Cliëntenraden
x
Bijlage 3
Adressen
x
Bijlage 4
Afkortingen
x
Bijlage 5
Standaard Regels bij de VN: slotadvies eerste rapporteur (2003)
x
Bijlage 6
Onderzoek en literatuur
x
Colofon
x
x
G. 10
G. 11
Inleiding De mensenrechten als basis Besluiten van lokale overheden beïnvloeden het dagelijks leven van mensen met beperkingen, omdat huisvesting, schoolkeuze of zorg in het geding zijn. Het is daarom belangrijk dat de overheid bij alle besluitvorming rekening houdt met de gevolgen ervan voor mensen met beperkingen. De VN aanvaardde unaniem de Standaard Regels voor het creeëren van gelijke kansen voor mensen met beperkingen. De Standaard Regels vormen een uitstekend hulpmiddel voor het structureren van beleid. De Zweedse belangenorganisaties van mensen met beperkingen ontwikkelden op basis hiervan een methode voor het ontwikkelen van beleid, bekend als Agenda 22. Mensenrechten vormen de grondslag van dit werk. Een goede samenwerking tussen belangenorganisaties van mensen met beperkingen en lokale overheden levert de beste resultaten op. Agenda 22 heeft als ondertitel: ”Lokale overheden – instructies voor het maken van beleid voor mensen met beperkingen”. Er staan suggesties in om gemeenten en belangenorganisaties van mensen met beperkingen, ideeën te laten uitwerken tot beleids- en actieplannen. Hoofdstuk 2 van Agenda 22 bestaat uit drie delen: • Deel 1: Uitgangspunten voor goed beleid • Deel 2: Gelijkwaardig partnerschap • Deel 3: Van idee tot beleidsplan Tot slot volgt een serie vragen over de Standaard Regels, bedoeld om de naleving te toetsen door lokale overheden en belangenorganisaties van mensen met beperkingen. De lokale overheden in Zweden passen deze methode toe en in het hele land zijn beleidsplannen voor mensen met beperkingen in ontwikkeling. Wij hopen dat andere landen ook van deze methode zullen profiteren en daarom hebben wij het materiaal geschikt gemaakt voor het gebruik in landen buiten Zweden. De besluitvorming over alledaagse kwesties kan van land tot land verschillen. Deze publicatie is vooral bedoeld voor iedereen die bij besluitvorming een rol speelt.
Ag. 1
Agenda 22 Heeft tot doel om de 22 VN-Standaard Regels vast te leggen in beleidsplannen voor mensen met beperkingen van welke aard dan ook. De landelijke overheid, provincies, gemeenten, instellingen, het bedrijfsleven, belangenorganisaties et cetera moeten: • samenwerkingsverbanden opzetten met belangenorganisaties van mensen met beperkingen, als gelijkwaardige partners, • de eigen activiteiten doorlichten en toetsen aan de 22 Standaard Regels, samen met alle belangenorganisaties van mensen met beperkingen, • een inventarisatie maken van de behoeften van mensen met beperkingen, samen met de belangenorganisaties van deze mensen, • specifieke beleidsplannen maken voor mensen met beperkingen, om de kloof te overbruggen tussen de nu beschikbare middelen en de behoeften van deze mensen, • in generiek beleid voor alle burgers in alle beleidsplannen en op alle beleidsterreinen ook toekomstig beleid beschrijven voor mensen met alle mogelijke beperkingen, • procedures beschrijven in de beleidsplannen voor de toekomstige samenwerking met belangenorganisaties van mensen met beperkingen, • het beleidsplan regelmatig evalueren en aanpassen. De belangenorganisaties van mensen met beperkingen moeten • in staat gesteld worden om hun ervaring structureel in te brengen in de uitvoering van het beleid, • de evaluatie en bijstelling van het beleidsplan volgen en schriftelijk vastleggen.
Ag. 2
Hoofdstuk 1 Achtergrond Gelijke kansen - een mensenrecht Mensen met een beperking hebben van de maatschappij soms meer ondersteuning nodig om dezelfde levensomstandigheden te bereiken als andere burgers. Deze ondersteuning mag nooit beschouwd worden als een privilege: het is een recht van elk mens. Het dagelijks leven van mensen met beperkingen kan vol grote of kleine hindernissen zijn die hen verhinderen om hun eigen leven te leiden. Het hóeft niet zo te zijn. Er bestaan oplossingen om veel onnodige hindernissen uit de weg te ruimen. De VN introduceerde in 1993 de Standaard Regels voor gelijkschakeling van kansen voor mensen met beperkingen, om deze mensen dezelfde rechten te garanderen als andere burgers. Dit lukt alleen met behulp van doelbewuste, systematische plannen. Lokale overheden zijn vaak verantwoordelijk voor veel zaken die invloed hebben op het dagelijks leven van mensen. Zij dragen daarvoor dus een specifieke verantwoordelijkheid. Dit betekent dat er beleid moet komen dat gericht is op het naleven van de Standaard Regels. De belangenorganisaties van mensen met beperkingen zijn daarom onmisbaar als partners bij het opstellen van beleidsplannen. Gebruik van kennis Nauwe samenwerking tussen lokale overheden en belangenorganisaties van mensen met beperkingen is essentieel voor het maken van effectieve plannen. Alleen mensen die zelf een beperking hebben, weten hoe het is om te leven met een beperking. Het ongebruikt laten van de kennis die aanwezig is in de belangenorganisaties van mensen met beperkingen staat daarom gelijk aan verspilling van beschikbare middelen. Ongebruikt laten van die kennis betekent ook dat de vooruitgang naar gelijkwaardigheid in de maatschappij zich vermoedelijk langzamer voltrekt dan nodig is. De gemeente haalt zich extra werk en kosten op de hals, omdat haar plannen in de praktijk onuitvoerbaar zijn en er
Ag. 3
geheel nieuwe plannen moeten komen. Standaard Regel 18, “belangenorganisaties van mensen met beperkingen”, beschrijft de rol die belangenorganisaties kunnen spelen bij “het vaststellen van behoeften en prioriteiten en de inbreng in de planning, het invoeren en de evaluatie van diensten en maatregelen voor mensen met beperkingen.” Dit betekent dat de belangenorganisaties moeten worden erkend als deskundigen. Zij dienen altijd te worden geraadpleegd in zaken die hen betreffen. Dit vereist het uitdenken van goede procedures voor het gezamenlijk opstellen van beleidsplannen. De Standaard Regels als basis De VN Standaard Regels omvatten 22 regels met standpunten over de verantwoordelijkheid van landelijke overheden, richtlijnen voor beleid en voorstellen voor concrete actie. Het uitgangspunt van de Standaard Regels is dat alle burgers gelijkwaardig zijn en daarom dezelfde rechten hebben. Het is de taak van de maatschappij om de beschikbare middelen eerlijk te verdelen. De Standaard Regels zijn ook gebaseerd op de zogeheten ‘omgevingsgerelateerde opvatting over de handicap’. Dit betekent dat een handicap zich kan voordoen tussen mensen met beperkingen en hun omgeving. Mogelijke oorzaken zijn tekortkomingen van de fysieke omgeving of een hiaat tussen de bestaande voorzieningen en de daadwerkelijke behoeften van de mensen in kwestie. In zo’n geval is het niet zo dat het individu zich moet aanpassen aan de maatschappij , maar de maatschappij moet zorgen dat alle burgers gelijke mogelijkheden hebben. De 22 Regels zijn onderverdeeld in drie groepen: Voorwaarden, Werkterreinen en Uitvoering. a. Voorwaarden De eerste groep regels gaat over de vereisten voor deelname op voet van gelijkheid en omvat vier elementen. Regel 1 benadrukt het belang van Bewustmaking van de behoeften, rechten en mogelijkheden van mensen met beperkingen, overal in de samenleving. Regel 2 eist goede Medische zorg en Regel 3 vraagt
Ag. 4
mogelijkheden voor Revalidatie en Reïntegratie. De maatschappij moet volgens Regel 4 in staat zijn om Ondersteunende diensten en technische hulpmiddelen te bieden die overeenkomen met de behoeften van ieder individu. b. Werkterreinen De tweede groep regels beschrijft de verantwoordelijkheden van de maatschappij in acht belangrijke doelgebieden. Ten eerste de kwestie van de Toegankelijkheid (Regel 5). Als de maatschappij gebaseerd moet zijn op gelijkwaardigheid, moet zij ook voor iedereen toegankelijk zijn. Dit is van toepassing op de fysieke omgeving en ook op de beschikbaarheid van informatie en communicatie. Alle kinderen en jonge mensen moeten passend Onderwijs krijgen, overeenkomstig hun aanleg (Regel 6). Mensen met een beperking hebben recht op Werk, op dezelfde voorwaarden als ieder ander (Regel 7). De samenleving moet zichzelf opleggen ervoor te zorgen dat mensen met beperkingen Inkomen en Sociale zekerheid hebben, zelfs als de aard van hun beperking de mogelijkheden van betaalde arbeid verkleint of uitsluit (Regel 8). Iedereen heeft hetzelfde recht op een Gezinsleven en persoonlijke integriteit, mensen met beperkingen mogen niet gediscrimineerd worden inzake seksuele relaties, huwelijk of ouderschap (Regel 9). Zij moeten ook toegang hebben tot het Culturele leven, als toeschouwer of als beoefenaar (Regel 10). Hetzelfde geldt voor Sport en recreatie, binnen én buiten (Regel 11). Kerken en religieuze bijeenkomsten moeten toegankelijk zijn zodat mensen met beperkingen hun Religie vrij kunnen praktizeren (Regel 12). c. Uitvoering De laatste groep bestaat uit tien overkoepelende regels. De samenleving dient door Informatie en Onderzoek haar kennis over de leefsituatie van mensen met beperkingen te vergroten (Regel 13). Dit legt de basis voor consistent Beleid dat op alle terreinen rekening houdt met mensen met beperkingen (Regel 14). De Wetgeving dient het recht op deelname en gelijkwaardigheid te garanderen (Regel 15). Het Economisch beleid moet zodanig worden ingericht dat vraagstukken van beperking een normaal onderdeel zijn van de gebruikelijke budgettering (Regel 16). Coördinatie van het werkzaamheden moet een effeciënt gebruik van middelen van de maatschappij garanderen (Regel 17). Een van de belangrijkste thema’s in de Standaard Regels is het belang van de maatschappelijke toepassing van de kennis waarover de Belangenorganisaties
Ag. 5
van mensen met beperkingen beschikken (Regel 18). Deze regel definieert de rol die belangenorganisaties van mensen met beperkingen als adviseurs kunnen spelen in planning, uitvoering en evaluatie van maatregelen die het leven van mensen met beperkingen betreffen. Voortdurende Training van personeel op alle lagen is noodzakelijk om inzicht te krijgen in de behoeften, rechten en mogelijkheden van mensen met beperkingen (Regel 19). Registreren, volgen en evalueren van praktijkprogramma’s is continu nodig om de doelstellingen van de Standaard Regels geleidelijk aan te bereiken (Regel 20). Technische en economische samenwerking stelt de leden van de Verenigde Naties in staat om de leefomstandigheden van mensen met beperkingen in ontwikkelingslanden te verbeteren en helpt hen om organisaties van deze mensen op te richten (Regel 21). Het beleid voor mensen met beperkingen behoort ook een vanzelfsprekende component te zijn van alle Internationale samenwerking (Regel 22). d. Toepassingen van de Standaard Regels De Standaard Regels hebben geen wettelijke status. Zij vormen een politieke en morele verplichting die unaniem is aanvaard door de leden van de internationale samenleving. Het begrip “landelijke overheden” aan het begin van elke Regel betekent niet dat de Regels alleen van toepassing zijn op nationaal regerende overheden. De Standaard Regels zijn te gebruiken als richtlijnen voor beleidsmaatregelen op alle niveaus van de maatschappij, van nationaal tot lokaal, maar ook in het bedrijfsleven, instellingen, organisaties enzovoorts.
Ag. 6
Hoofdstuk 2 De Agenda 22-methode Deel 1 - Uitgangspunten voor goed beleid Als de gemeente in staat moet zijn om dezelfde mogelijkheden te bieden aan alle burgers is een beleid nodig dat de maatschappij systematisch toegankelijker en meer betrokken maakt. Een beleid dat volledig rekening houdt met mensen met beperkingen moet gebaseerd zijn op de volgende principes: De standaard regels als handleiding Het beleidsplan moet gebaseerd zijn op de bedoelingen en de inhoud van de Standaard Regels. De 22 Regels zijn te gebruiken als een raamwerk voor het opzetten van een beleidsplan. De gemeente gaat van regel tot regel en analyseert: of de lokale gemeenschap aan de Standaard Regels voldoet, wat er moet gebeuren om aan de Regels te voldoen, hoe het moet gebeuren – doelstellingen en maatregelen. Nauwe samenwerking met de belangenorganisaties van mensen met een beperking De belangenorganisaties van mensen met beperkingen moeten actief worden betrokken bij het hele proces van opstellen of aanpassen van beleidsplannen, vanaf het begin tot en met uitvoering en evaluatie. Een goed beleidsplan betreft alle behoeften. Daarom moet het beleidsplan gebaseerd zijn op een goede inventarisatie van de behoeften van mensen met beperkingen. Deze inventarisatie moet gemaakt zijn in nauwe samenwerking met de belangenorganisaties. Inbedding van specifiek beleid voor mensen met een beperking in algemaan beleid Het uiteindelijke doel van beleidsplannen van de gemeente is om de maatregelen voor mensen met beperkingen te integreren in al het lokale beleid en alle activiteiten. Dienovereenkomstig moeten die maatregelen al vanaf het begin in alle planning
Ag. 7
zijn opgenomen - een principe dat internationaal bekend staat als ‘mainstreaming’. Een logische consequentie daarvan is dat beleidsmaatregelen zoveel mogelijk moeten uitgaan van wat de Zweden noemen: het ‘principe van verantwoordelijkheid en financiering’. Dit betekent dat iedere activiteit zijn eigen onkosten met zich meebrengt. Mensen met een auditieve beperking hebben versterkers nodig om te kunnen telefoneren. De extra onkosten hiervan moeten worden meegerekend in de prijs, niet alleen van telefoons met versterkers, maar van alle telefoons, om aan het principe te voldoen. Een van de eerste stappen naar inbedding is het aannemen van een voltooid beleidsplan voor mensen met beperkingen door de gemeenteraad. Dat beleidsplan moet alle activiteiten in het verantwoordelijkheidsgebied van de overheid bestrijken. Vrouwen, kinderen en immigranten De situatie van vrouwen, kinderen en immigranten vraagt extra aandacht in het beleidsplan. Vrouwen met een beperking lopen het risico te lijden onder dubbele discriminatie: als persoon met een beperking en als vrouw. Het is dus belangrijk dat het beleidsplan aandacht besteedt aan seksespecificatie. Dubbele discriminatie is ook voor immigranten een realiteit. Ook kinderen worden vaak over het hoofd gezien. Good habilitation* is essentieel om kinderen met een beperking in staat te stellen te leven als andere kinderen. Algemene en individuele maatregelen Individuele maatregelen moeten zonodig altijd beschikbaar zijn als aanvulling op algemene maatregelen. Veel toegankelijkheidsvraagstukken zijn af te handelen met algemene maatregelen. Als bijvoorbeeld het openbaar vervoer is aangepast voor mensen met beperkingen kunnen meer mensen per bus of metro reizen. Maar er zullen altijd mensen zijn die persoonsgebonden hulp nodig hebben. Keuzevrijheid Het is een zaak van democratisch belang dat mensen met beperkingen dezelfde mogelijkheden hebben om hun eigen keuzes te maken, net als ieder ander.
Ag. 8
De gemeente moet diensten aanbieden die elke burger de mogelijkheid geeft tot participatie en persoonlijke keuze. De maatschappij als voorbeeld De maatschappij moet het goede voorbeeld geven met een vooruitziend beleid voor mensen met beperkingen en door het belang van naleving van de Standaard Regels in alle activiteiten te benadrukken. Wanneer bijvoorbeeld de gemeente financiële steun geeft voor onderwijs, sportaccomodaties, clubs, culturele evenementen et cetera, kan zij eisen stellen aan de ontvangers van subsidies. De gemeente besteedt ook activiteiten uit. In desbetreffende overeenkomsten moet worden bedongen dat de uitvoerder de benodigde kennis heeft om te voorkomen dat mensen met beperkingen worden gediscrimineerd. De gemeente kan bovendien een goed voorbeeld geven door zelf mensen met beperkingen in dienst te nemen. Toekomstige samenwerking met de belangenorganisaties Het beleidsplan moet omschrijven hoe de gemeente in de toekomst gaat samenwerken met belangenorganisaties van mensen met beperkingen. Het plan moet aangeven welke adviesgroepen nodig zijn en hoe zij effectief moeten werken. Vertegenwoordigers van de organisaties moeten een adviserende rol vervullen, zoals Standaard Regel 18 beoogt. De overheid dient te overwegen of dit een trainings- en opleidingsverplichting met zich meebrengt en of de vertegenwoordigers een vergoeding voor hun aanwezigheid moeten krijgen. Doelstellingen Beleidsplannen van lokale overheden moeten langetermijn-doelstellingen bevatten die vastleggen dat mensen met beperkingen dezelfde rechten hebben als andere burgers. Definitie van deze doelstellingen is heel goed mogelijk door aan de openingszin van elke Standaard Regel te refereren. Concrete maatregelen De resultaten worden bereikt door concrete maatregelen die in het beleidsplan duidelijk zijn omschreven. Er moet instaan wat er moet gebeuren, wanneer elke maatregel moet zijn
Ag. 9
afgerond, welke instantie verantwoordelijk is voor de uitvoering en hoe de maatregel wordt gefinancierd. Dit is zeer belangrijk voor het realiseren van de doelstelling en de noodzakelijke evaluatie van het beleid. Evaluatie en bijstelling De procedures voor evaluatie en revisie moeten worden omschreven in het beleidsplan. Een werkgroep van vertegenwoordigers van de belangenorganisaties van mensen met beperkingen en de gemeente moeten het beleidsplan jaarlijks evalueren. Een andere mogelijkheid is dat de gemeente een speciale ‘auditor’ aanwijst die de naleving van het beleidsplan evalueert. Daarnaast is periodieke bijstelling van het beleidsplan nodig.
Deel 2 - Gelijkwaardig partnerschap De aanpak van Agenda 22 is gebaseerd op twee inventarisaties: • Welke diensten en voorzieningen biedt de gemeente aan haar burgers • Welke diensten en voorzieningen moet de samenleving bieden aan mensen met beperkingen? Het beleidsplan moet elke mogelijke kloof tussen deze inventarisaties dichten. Gelijkwaardigheid De belangenorganisaties van mensen met beperkingen moeten gelijkwaardige partners zijn in en deel uitmaken van het gehele beleidsproces. De belangenorganisaties van mensen met beperkingen moeten betrokken zijn bij het beleidsplan, vanaf het begin van de planfase tot en met het vaststellen door de betrokken instanties. Als namelijk een overheid de 22 VN Standaard Regels onderschrijft – in navolging van Regel 18 – is een logisch gevolg daarvan dat het proces van het totstandkomen van een beleidsplan dat ook weerspiegelt. Tijd en geld Beloning van de vertegenwoordigers van de belangenorganisaties van mensen met beperkingen is een goede manier om hen in staat te stellen hun werk goed te doen. Een goed beleid moet systematisch zijn en voldoende structuur hebben om
Ag. 10
politieke en economische schommelingen te kunnen doorstaan. Dit vraagt veel tijd van de afgevaardigden en daarom zou beloning voor hun bijdrage nodig kunnen zijn. Agenda 22-groep Het werk aan een beleidsplan kan worden georganiseerd door een Agenda 22-groep. Deze groep kan het werk plannen en sturen, analyses maken en voorstellen doen en het concept voor een beleidsplan opstellen. De werkgroep moet bestaan uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de gemeente en van de belangenorganisaties van mensen met beperkingen. Werkgroepen Werkgroepen kunnen benoemd worden om op deelonderwerpen inventarisaties van gemeentelijke activiteiten te maken. Zij kunnen ook voorstellen doen voor te nemen maatregelen. Samenstelling van werkgroepen gaat op dezelfde manier als de Agenda 22-Groep. Dit verzekert een gelijkwaardige, representatieve balans tussen de gemeente en de belangenorganisaties van mensen met beperkingen. De belangenorganisaties van mensen met en beperking De belangenorganisaties van mensen met beperkingen kunnen gegevens verzamelen en bundelen, die betrekking hebben op de noodzakelijke ondersteuning vanuit de samenleving.
Ag. 11
Ag. 12
GIDS Hoofdstuk 2 Deel 1 Uitgangspunten voor goed beleid Medisch model Heel lang was het gebruikelijk om verbeteringen in de leefomstandigheden van mensen met beperkingen te benaderen vanuit het streven om de handicap zoveel mogelijk terug te dringen. Activiteiten en maatregelen richtten zich op het scheppen van voorwaarden en voorzieningen om mensen met beperkingen zich zoveel mogelijk te laten aanpassen aan de maatschappelijke realiteit. Deze denkwijze wordt aangeduid als “het medische model”. Sociaal model / ICF De Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) ontwierp het Internationaal Classificatiesysteem van Functioneren (ICF) als gevolg van het veranderde denken over gezondheid, ziekte en handicap in relatie tot maatschappij, politiek en beleid. De WHO hanteert als definitie van gezondheid: “Een staat van compleet fysiek, mentaal (psychisch) en sociaal welbevinden en niet slechts de afwezigheid van ziekte of gebrek.” Deze omslag in denken betekent een overstap van “een medisch model” voor verbeteringen naar “een sociaal model”. Het sociale model draait de zaken om: problemen van mensen met beperkingen zijn niet meer alleen gekoppeld aan de persoon, maar komen ook voort uit (ontoereikende) inrichting van de sociale omgeving. De verantwoordelijkheid voor integratie van mensen met beperkingen en het management van maatregelen ligt ook bij de maatschappij zelf. Dit vereist sociale verandering. Structurele aanpak van de sociale verandering op alle denkbare terreinen betekent reorganisatie van beleid op alle politiek-bestuurlijke niveaus. Agenda 22: mensenrechten De ICF is een belangrijk instrument, ook in de Agenda 22-methode, om de kennis te vergaren, die nodig is om het beleid op alle terreinen van het openbare leven wezenlijk te veranderen. De ICF is een hulpmiddel voor werkers in preventie, zorg en de sociale sector, onderzoekers, beleidsmakers en politici die inclusief beleid willen maken. In de Agenda 22-methode en de ICF gaat het om de mogelijkheden en rechten
G. 12
van mensen en om de manier waarop de maatschappij de deelname van burgers met beperkingen regelt en in beleid baseert op de rechten van mensen met beperkingen. Dit wordt ook wel de ‘mensenrechtenbenadering’ genoemd. In het sociale model vormt goede zorg (Regels 2, 3 en 4) een onderdeel van de rechten van mensen met beperkingen, naast onderwijs, arbeid, etc. (Regels 6 t/m 12). De toegankelijkheid van zowel de zorg als de sociale voorzieningen, is daarbij uiteraard een allesoverkoepelende voorwaarde (Regel 5), evenals het cliëntenperspectief en de beeldvorming over cliënten (Regel 1). Vrouwen, kinderen en immigranten De laatste vijftien jaar zijn er diverse onderzoeken uitgevoerd naar de situatie en de kansen van vooral vrouwen met fysieke beperkingen. De onderzoeken bevatten diverse aanbevelingen voor beleid om gelijke kansen van mannen en vrouwen te bevorderen, onder andere op het terrein van onderwijs en opleiding, toewijzing van voorzieningen en arbeidsbemiddeling. Speciale aandacht is ook nodig voor bescherming tegen (seksueel) misbruik en geweld. Vrouwen en kinderen met een functiebeperking blijken daar relatief vaker slachtoffer van te zijn. Naar de situatie en kansen van migranten en vluchtelingen met een functiebeperking is in Nederland nog amper onderzoek gedaan. Bestaand onderzoek beperkt zich voornamelijk tot gegevens over gezondheidsverschillen, het gebruik van (zorg-)voorzieningen en dienstverlening en de kloof tussen vraag en aanbod, uitgesplitst naar leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Maatschappelijke participatie, kansen en mogelijkheden op andere terreinen dan zorg, zoals onderwijs, arbeid, cultuur, religie of sport, zijn totaal onderbelicht. Relatief zijn de meeste gegevens beschikbaar over Turkse Nederlanders met een beperking. Wellicht komt er meer informatie uit onderzoek van het Sociaal Cultureel PlanBureau naar de leefsituatie van allochtone ouderen, in opdracht van het Ministerie van VWS. (Zie Bijlage 6, Publicaties)
G. 13
GIDS Hoofdstuk 2 Deel 2 Gelijkwaardig partnerschap Goed beleid voor mensen met beperkingen wordt ontwikkeld en vastgesteld op alle bestuursniveaus van de overheid. Deze GIDS richt zich vooral op gemeentelijk beleid; voor beïnvloeding van het beleid van de landelijke overheid en de provincies gelden echter dezelfde uitgangspunten. “Gelijkwaardig partnerschap” gaat over het creeëren van een nauwe, structurele samenwerking tussen de gemeente en de (organisaties van) mensen met beperkingen zélf. Om dat concreet te kunnen aanpakken, is het noodzakelijk om meer te weten over de partners. Deze GIDS biedt die informatie aan: enerzijds “hoe zitten die belangenorganisaties in elkaar en hoe werken zij” (dit deel en Bijlage 2) en anderzijds “hoe werkt de overheid” (G H2 deel 3). De Standaardregels zijn geen wettelijke verplichting, maar gemeenten kunnen wel besluiten deze regels als uitgangspunt voor hun beleid te nemen. De Agenda 22 biedt aanknopingspunten voor de samenspraak van gemeenten en belangenorganisaties, voor het doorlichten van het lopende beleid en het ontwikkelen van nieuw beleid. Gelijkwaardigheid in dit partnerschap vormt een kerndoelstelling in de Agenda 22. Belangenorganisaties en cliëntenraden Mensen met beperkingen en hun organisaties zijn dé deskundigen over leven met beperkingen. Zij zijn georganiseerd in vele vormen van cliëntenparticipatie en cliëntenraden, landelijk, regionaal en in de gemeentes. Cliëntenparticipatie is soms verbonden aan specifieke wetten, zoals de cliëntenraden WVG of WWB of aan specifieke groepen, zoals mensen met een lichamelijke handicap, ouderen en uitkeringsgerechtigden. Organisaties kunnen ook verbonden zijn aan specifieke instellingen, bijvoorbeeld cliëntenraden van bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische en algemene ziekenhuizen of instellingen voor verstandelijke handicaps. Deze vele vormen van cliëntenparticipatie houden zich doorgaans bezig met de kwaliteit van de (individuele) voorzieningen voor een specifieke achterban. Organisatorisch gezien, vormt dit alles een tamelijk versnipperd beeld.
G. 14
Cliëntenraden komen op voor de belangen van de leden, organiseren onderlinge contacten en bieden steun, bijvoorbeeld over het Persoonsgebonden Budget (PGB). Zij geven ook advies aan zorgaanbieders, bijvoorbeeld over de vraag hoe zorg de participatie in de maatschappij kan bevorderen. Structuren belangenorganisaties Uit het bovenstaande blijkt dat de structuur van de belangenorganisaties niet transparant is. Overzicht van alle bestaande organisaties is een voorwaarde voor het uitvoeren van het principe van gelijkwaardig partnerschap. Deze GIDS verduidelijkt daarom schematisch de structuur van landelijk, provinciaal en lokaal werkende organisaties. (Bijlage 2). De bijbehorende adressen staan in de adressenbijlage (Bijlage 3). Er zijn meer dan 300 specifieke organisaties van patiënten, gehandicapten en ouderen, die landelijk, plaatselijk en provinciaal actief zijn. De organisaties geven aandoeningspecifieke voorlichting en advies (bijvoorbeeld Astma, Down Syndroom, Hart- en vaatziektes, Reuma, Depressiviteit, etc.) aan leden, gemeenten of anderen, zoals een winkeliersvereniging. Zij komen op voor de belangen van hun eigen leden, organiseren onderlinge contacten en bieden steun, vaak gekoppeld aan de aandoening. Zij adviseren hun leden over bijvoorbeeld arbeid, belastingen, het aanvragen van hulpmiddelen of een PGB en adviseren zorgaanbieders en dienstverleners, bijvoorbeeld over keuzes die mogelijk zijn en eventuele klachten van de achterban. Daarnaast bestaan er landelijk, lokaal en provinciaal aparte, meer regiogebonden ‘algemene’ organisaties van mensen met beperkingen. Deze zijn vaak georganiseerd in ‘kolommen’ van mensen met psychische, verstandelijke of lichamelijke functiebeperking of chronische ziekte. Ook deze organisaties behartigen de belangen van mensen met een beperking en geven voorlichting, informatie en advies aan gemeentes, werkgevers en anderen. Ook ondersteunen zij lokale belangenorganisaties door scholing en training. Op alle niveaus werken de verschillende organisaties soms nauw samen in de vorm van verenigingen, platforms of koepels, maar ook werken ze apart. Tijd en geld: lokale financiering Gelijkwaardig partnerschap vraagt van beleidsmakers niet alleen bereidheid en
G. 15
principebeslissingen, maar ook investeringen in: 1). De oprichting van brede adviesraden en wellicht compensatie van uren van deskundige vrijwilligers in deze raden (Regel 18). 2). Een eigen opleidingsbeleid van gemeente en maatschappelijke organisaties (Regel 19). 3). Het doorlichten van beleid en de uitvoering van maatregelen (Regel 14). Gemeenten hebben mogelijkheden op alle drie de punten. Voor alle punten geldt echter dat de mogelijkheid bestaat om actieplannen gefaseerd in te voeren, bijvoorbeeld als 4- of 10-jarenplannen. Vaak vragen investeringen ook voorafgaande de-investeringen, bijvoorbeeld de overgang van grote instellingen naar kleinschalig beschermd wonen. Gemeenten kennen vaste procedures voor het beschikbaar stellen van financiële middelen. Een volledig traject voor de toekenning van geld kost gemiddeld ongeveer negen maanden. Om een budget op de begroting te krijgen, moeten ambtenaren hun ideeën en wensen al aandragen voor de opstelling van de zogenoemde ‘mei-circulaire’, die in sommige gemeenten ook wel ‘voorjaarsnota’ heet. De gemeenteraad bespreekt de plannen voor het volgende begrotingsjaar al aan de hand van die financiële stukken. In juni/juli volgt een concept-begroting en in augustus/september de besluitvorming. Instellingen kunnen in de tussentijd nog wensen kenbaar maken. Het is echter duidelijk dat belangenorganisaties die vroeg in de begrotingscyclus vragen om het bestemmen van financiële posten, de meeste kans op succes hebben. Agenda 22-coördinatiegroep De Agenda 22 stelt nadrukkelijk dat deze groepen voor de helft moeten bestaan uit ervaringsdeskundigen, omdat mensen met beperkingen en hun organisaties dé deskundigen zijn over leven met beperkingen en over de aansluiting van het beleid op hun leefsituatie. De Agenda 22-methode bestaat per beleids- of levensterrein uit inventarisaties van enerzijds het lopende beleid en anderzijds de leefsituatie van burgers met beperkingen. Inventariseren van de aansluiting bij de leefsituatie en het verzamelen van informatie hierover, is de verantwoordelijkheid van de belangenorganisaties. De gemeente kan hiervoor ondersteuning bieden door het aanstellen van een coördinator.
G. 16
Agenda 22-training Een goede manier om aan dit werk te beginnen, is het volgen van een Agenda 22-training die vier dagdelen duurt. In de training wordt een plan van aanpak gemaakt om tot een advies aan de gemeente komen, over inclusief beleid. De training is opgedeeld in blokken en behandelt de Agenda 22- methode en de betekenis van ‘gelijkwaardig partnerschap’, gebruik van ervaringsdeskundigheid, belangen, rollen, posities en verantwoordelijkheden van de partners en Agenda 22 in de praktijk. Het Programma VCP verstrekt meer informatie. Lobby-training Deze training gaat over het vertalen van persoonlijke problemen in politieke/ beleidsmatige onderwerpen. In de training wordt geëxperimenteerd met de vaardigheden die daarvoor nodig zijn, zoals presenteren, argumenteren, campagne voeren en netwerken. Belangenorganisaties: onderlinge samenwerking Veel mensen hebben meer dan één beperking én diverse belangen in zorg, wonen en sociale voorzieningen. De structuren van cliëntenorganisaties zijn divers, de belangen overlappen en het hele werkveld is niet erg overzichtelijk. Belangenorganisaties vinden daarbij niet altijd gemakkelijk de gemeenschappelijke terreinen. Samenwerking tussen belangenorganisaties is belangrijk voor het partnerschap en de samenspraak met overheidsorganen. Hiervoor is overzicht nodig over alle bestaande organisaties, vooral in de eigen omgeving. Bijlage 2 geeft een schema van de belangenorganisaties van mensen met beperkingen. Bijlage 3 geeft een ‘sociale kaart’ met adressen van de organisaties waar belangenbehartigers terecht kunnen voor advies, informatie, klachten, scholing en training. Belangenorganisaties zijn steeds meer op zoek naar samenwerking. Dit bleek de laatste jaren bijvoorbeeld uit: - de intentieverklaring in 2000 om de samenwerking in de regio en in provincies te bevorderen, van enerzijds het Werkverband Organisaties Chronisch Zieken (WOCZ), de Federatie Gehandicaptenraad en het Landelijk Overleg van Regionale Patiënten-Consumenten Platforms (RPCPs) en de CG-Raad.
G. 17
- het programma Versterking Cliëntpositie (VCP), een samenwerkingsverband van de CG-Raad met de Federatie van Ouderverenigingen van mensen met een verstandelijke handicap (FvO). - de fusie van het WOCZ met de Federatie Gehandicaptenraad tot CG-Raad (2001). - het gezamenlijk standpunt over de aanzet van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning van CG-Raad, FvO, Ouderenbonden en ggz-cliëntenorganisaties. - de samenwerking in de richting van het European Disability Forum/EDF van CG-Raad, FvO, Onderling Sterk en ggz-cliëntenorganisaties in de VGPN. Landelijke financieringsafspraken Eind negentiger jaren begon VWS met de strategie van meerjarenafspraken om de regionale organisaties te versterken. Maar voor diverse sectoren van belangenbehartiging zijn aparte afspraken gemaakt, met als gevolg aparte programma’s en termijnen. Dit maakt de regionale samenwerking er niet eenvoudiger op. Wat we nu hebben is het volgende: - Meerjarenafspraken Zorg/cure (MJAZ) van VWS met NPCF, RPCP-programma Versterking Regionale Positie Patiënt/Cliënt (VPR). - Meerjarenafspraken Verzorging/Verpleging (MJAV&V) van VWS met NPCF en ouderenbonden/CSO (VPR). - Aparte afspraken met de GGZ- cliëntenorganisaties, cliëntenraden intra- en extramuraal (VPR). - Meerjarenafspraken Gehandicaptenzorg (MJAG) van VWS met CG-Raad en FvO, programma Versterking Cliëntenpositie.
G. 18
G. 19
Hoofdstuk 2 Deel 3 - Van idee naar beleidsplan Het definitieve plan moet betrekking hebben op alle activiteiten van de gemeente. Daarom moet de taak van het opstellen van een beleidsplan direct ressorteren onder het hoogste orgaan van beleidsmakers dat de Agenda 22-Groep samenstelt. Werken aan het beleid kan op de volgende manier georganiseerd worden, zie schema: De gemeenteraad beslist dat er een beleidsplan moet komen.
Werkgroepen inventariseren de activiteiten.
De Agenda 22coördinatiegroep wordt aangesteld en maakt een tijdschema met werkverdeling, alsmede analyses en voorstellen.
De belangenorganisaties van mensen met een beperking inventariseren de behoeften aan openbare diensten en voorzieningen.
Een concept-beleidsplan wordt opgesteld.
Het beleidsplan wordt aangenomen door het hoogste orgaan van beleidsmakers bij de gemeente.
Ag. 13
Stap 1 – Inventarisatie van activiteiten van de gemeente in relatie tot de Standaard Regels Dit werk moet gebaseerd zijn op een inventarisatie van de realiteit, om te laten zien in hoeverre de door de gemeente geboden diensten overeenkomen met de behoeften van mensen met beperkingen. De gemeente die de naleving van de verschillende activiteiten in het kader van de VN Standaard Regels onderzoekt, kan ook deze inventarisatie uitvoeren. De inventarisaties moeten totstandkomen in samenwerking met vertegenwoordigers van belangenorganisaties. Hun kennis van de behoeften van mensen met beperkingen stelt hen in staat om zowel mogelijkheden als tekortkomingen te signaleren die anderen niet zien. De inventarisaties sluiten af met een per activiteit opgestelde samenvatting en voorstellen voor te nemen maatregelen.
Als de gemeente een compleet beeld wil krijgen, kunnen alle activiteiten in één keer worden geïnventariseerd. Maar het werk kan ook zodanig worden verdeeld dat bepaalde aandachtsgebieden in het ene jaar worden geïnventariseerd en andere in een volgend jaar. Iedere Standaard Regel refereert aan de verantwoordelijkheid van nationale overheden. Vervanging van ‘nationale overheden’ door ‘lokale overheden’ of ‘overheid’ maakt het gebruik van Standaard Regels op dit niveau mogelijk. Het beste is om alle regels – van Regel 1 tot en met Regel 22- voor iedere activiteit na te lopen. Anderszins kan bij de inventarisatie iedere activiteit worden vermeld met een verwijzing naar de daarvoor meest relevante regels. Een voorbeeld is het inventariseren van een school; daarvoor is Regel 6, Onderwijs, erg belangrijk. Sommige regels zijn overkoepelend en zijn van toepassing op alle sectoren van de maatschappij en zij moeten daarom door iedereen gebruikt worden. Dit geldt met name voor: Regel 1 - Bewustmaking, die gaat over het belang van bewustzijnsbevordering over de rechten, behoeften en mogelijkheden van mensen met beperkingen. Regel 5 - Toegankelijkheid, over het belang van toegang tot de fysieke omgeving
Ag. 14
en tot informatie en communicatie. Regel 14 - Beleid formuleren en plannen. Regel 18 - Belangenorganisaties van mensen met beperkingen. Regel 19 - Training van personeel. Dit document bevat als laatste een hoofdstuk getiteld “Vragen betreffende de VN Standaard Regels”. Deze set vragen kan worden gebruikt bij het toetsen van de inventarisaties aan de Standaard Regels door de gemeente en de organisaties van de mensen met beperkingen. Stap 2 – Inventarisatie van de behoefte aan publieke diensten door mensen met beperkingen Grondig onderzoek naar de behoeften van mensen met beperkingen is nodig. De organisaties van deze mensen kunnen dit onderzoek uitvoeren. In de eerste fase zou iedere organisatie van mensen met beperkingen het op zich kunnen nemen om de behoefte aan publieke diensten vast te stellen voor de groep die zij vertegenwoordigen. Het is belangrijk om de behoeften aan diensten van alle groepen op te nemen in het beleidsplan. Stap 3 – Samenvatten, analyse en prioriteiten De Agenda 22-Groep bundelt en analyseert de rapporten, vergelijkt ze met de omschrijving van de behoeften en stelt een beleidsplan op. Mogelijk verschilt de visie van de gemeente op de naleving van de Standaard Regels in sommige opzichten met die van de gebruikers. In dat geval kan het standpunt van de belangenorganisaties van mensen met beperkingen doorslaggevend zijn. Na bundeling en analyse van al het materiaal zal duidelijk worden op welke terreinen er tekortkomingen zijn. Er zal waarschijnlijk zoveel moeten gebeuren dat het werk verspreid moet worden over een aantal jaren. In dit stadium moet worden besloten welke maatregelen het eerst moeten worden genomen en welke op de tweede plaats komen.
Ag. 15
Prioriteiten kunnen worden vastgesteld in relatie tot vele verschillende aspecten. De eerste prioriteit is vastleggen dat de gemeente beperkingsproblemen altijd vanaf de start opneemt in het maken van plannen voor activiteiten of ruimtelijke ordening. Dit kan in de vorm van een stipulatie dat gehandicaptenproblematiek moet worden getoetst bij veranderingen van activiteiten of op terreinen als renovaties en reparaties, reorganisatie-maatregelen, automatisering en bij het combineren van doelstellingen en actieplannen. Andere prioriteiten kunnen bijvoorbeeld te maken hebben met bijzondere groepen, zoals kinderen en bejaarden. Dit kan resulteren in maatregelen om gedurende een bepaalde tijd extra aandacht te garanderen voor aandachtsgebieden die voor deze groepen van belang zijn. Het verlenen van voorrang aan bepaalde activiteiten is een andere mogelijkheid. Financiële beperkingen hoeven geen obstakel te zijn. De opzet van het beleidsplan moet realistisch zijn. Dit bevordert de haalbaarheid. Het is heel goed mogelijk om systematisch te werken aan een gelijkwaardige maatschappij, zelfs in tijden van schaarste. Daarvoor dienen beleidsmaatregelen op basis van de economische mogelijkheden in stappen te worden georganiseerd. Anderzijds geldt dat wat goed is voor mensen met beperkingen, ook goed is voor anderen. Alle reizigers in het openbaar vervoer bijvoorbeeld hebben baat bij zowel gesproken als geschreven informatie. Stap 4 – Beleidsplan, conceptversie De doelstellingen zijn te omschrijven als visies op een gelijkwaardige maatschappij en een gelijkwaardige deelname door alle burgers. Deze visies kunnen worden gebaseerd op de openingszin van iedere Standaard Regel. Een goed beleidsplan is helder en bevat duidelijke doelstellingen die door middel van concrete beleidsmaatregelen stapsgewijs gerealiseerd worden.
Ag. 16
Een beleidsplan beslaat een aantal jaren. Het beschrijft welke concrete maatregelen per jaar genomen moeten worden om een bepaald doel te bereiken. Het plan geeft aan welke maatregelen er moeten komen, wanneer dat moet gebeuren, welk orgaan de verantwoordelijkheid draagt en hoe de financiering is geregeld. Hoe duidelijker de voorgenomen maatregelen in het plan zijn omschreven, des te eenvoudiger zal de evaluatie zijn. Dit document biedt aan het einde een suggestie voor een allesomvattende opzet. Stap 5 – Vaststelling van het beleidsplan door het hoogste beleidsorgaan Het beleidsplan wordt aangenomen door de gemeenteraad, de hoogste lokale autoriteit, waardoor het van toepassing is op alle activiteiten die onder de gemeente vallen.
Ag. 17
Ag. 18
GIDS Hoofdstuk 2 Deel 3 Van idee naar beleidsplan: hoe gaat dat in Nederland? De gemeente Lokaal is de gemeente dé partner van de belangenorganisaties. De gemeente bestaat uit een algemeen bestuur (de gemeenteraad van gekozen politici) en een dagelijks bestuur (Burgemeester en Wethouders, B&W) dat via de gemeentesecretaris leiding geeft aan de ambtenaren van het ondersteunend apparaat. De vergaderingen van de gemeenteraad zijn openbaar, die van B&W niet. Het publiek mag niet spreken in de vergaderingen van de gemeenteraad, tenzij van tevoren anders is bepaald. De raadsleden zijn gekozen bij verkiezingen; de politieke partijen wijzen na de verkiezingen in de onderhandelingen de wethouders aan. Burgemeesters worden na een sollicitatieprocedure benoemd door ‘de Kroon’, op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken of (bij grote gemeenten) van de ministerraad. (Zie ook: Bijlage 1, Wetgeving onder Gemeentewet, dualisering gemeentebestuur). De ambtenaren, die werkzaam zijn in afdelingen zoals Onderwijs, Sociale zaken of Welzijn, bereiden het beleid voor op aanwijzing van de gemeenteraad. De ambtenaren schrijven notities en beleidsplannen over allerlei onderwerpen. B&W komt met een eindvoorstel aan de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft het laatste woord en hecht goedkeuring aan de (beleids)plannen. Van idee naar plan Voor het omzetten van een idee in een door de gemeenteraad goedgekeurd besluit, zijn er heel wat stappen nodig. Het begint met een idee, in opdracht van de gemeenteraad. Ambtenaren verwerken dit tot een concept-nota die alle voors en tegens en alle mogelijke vragen bevat. De raadscommissie, bestaande uit de burgemeester (of een wethouder), raadsleden, eventueel aangevuld met deskundigen, bespreekt de concept-nota. Belangenorganisaties kunnen als deskundigen in een raadscommissie gevraagd worden. Om beleid te kunnen beïnvloeden, is het noodzakelijk om te weten hoe beleid stap-voor-stap totstandkomt en waar en hoe belangenorganisaties daaraan kunnen bijdragen. Het schema uit de Agenda 22-methode is aangepast aan de
G. 20
Nederlandse situatie aangevuld met de stappen voor mogelijke beïnvloeding van het beleid.
Route Bëinvloeding beleid GEMEENTERAAD beslist dat er een beleidsplan moet komen
COÖRDINATIEGROEP AGENDA 22
(Agenda 22-training) PLAN VAN AANPAK
WERKGROEPEN inventarisatie voorzieningen en beleid
INVENTARISATIES
ANALYSE
BELANGENORGANISATIES inventarisatie mening van mensen met beperkingen over leefomstandigheden (Lobbytraining)
CONCEPT-BELEIDSPLAN GEMEENTERAAD VASTSTELLING BELEIDSPLAN UITVOERING EVALUATIE
G. 21
Volgen van resultaten
Elke stap in dit proces is een kans om invloed uit te oefenen. (Zie hiervoor ook: de gemeentelijke inspraakverordening: Gemeentewet art. 150). De vergadering van de raadscommissie staat open voor publiek, dat ook spreekrecht heeft. Dit moet vaak daags voor de vergadering voor 12 uur worden aangevraagd bij de Griffie op het gemeentehuis. Na de vergadering van de raadscommissie wordt de nota ambtelijk zonodig gewijzigd en aan B&W voorgelegd. Onder goedkeuring van B&W gaat de nota naar de gemeenteraad, die het stuk bespreekt in een openbare vergadering. Publiek heeft ook hier vaak spreekrecht. De gemeenteraad kan veranderingen voorstellen door het indienen van een motie of “amendement” (wijzigingsvoorstel). Dan volgt de stemming: eerst over moties en amendementen en daarna over het hele plan. Als de meeste leden vóórstemmen ligt er een Besluit tot uitvoering. Taken van de gemeente De lokale overheid werkt op veel terreinen: onderwijs, cultuur, media; sport, toerisme en recreatie; wonen, verkeer en vervoer; gezondheidszorg en dienstverlening, arbeid (en inkomen), sociale zaken, financiën en economische zaken; openbare orde en veiligheid; ruimtelijke ordening, milieu en groen. De gemeente krijgt er de laatste jaren steeds meer taken van de landelijke overheid bij (“medebewind”). Een bekend voorbeeld is de WVG, de Wet Voorzieningen Gehandicapten, die sinds 1994 tot de verantwoordelijkheid van gemeenten behoort. Sinds 1 januari 2004 berust ook de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) bij de gemeenten, o.a. voor bepaling en uitbetaling van bijstand en voor de werkvoorziening. De gemeente heeft ook als taak om sociaal beleid te voeren. Dat betekent dat de gemeente achterstanden moet bestrijden en moet voorkomen dat bepaalde mensen worden buitengesloten. De gemeente moet daarom steeds goed in kaart brengen waar sociale achterstanden bestaan. En waar voorzieningen als wegen, bushaltes, huisartsen of buurthuizen ontbreken of slecht zijn, waardoor bepaalde burgers minder kansen hebben. Vervolgens kan de gemeente plannen maken om de situatie te verbeteren. VNG: Gemeenten kunnen besluiten de Standaard Regels tot uitgangspunt voor al het
G. 22
beleid te kiezen. Dat is een belangrijke stap voor het invoeren van ‘inclusief beleid’. Gelijkwaardig partnerschap komt daardoor wezenlijk dichterbij. De Vereniging Nederlandse Gemeenten heeft in 1999 toegezegd de gemeentes te zullen stimuleren om de Standaard Regels uit te voeren. Een aantal gemeentes gebruikt de Standaard Regels al langer als basis voor het beleid. De provincies Zeeland en Noord-Brabant doen dat ook. Steeds meer gemeenten en provincies kijken hoe zij de Standaard Regels kunnen gebruiken als uitgangspunt voor hun werk. (Zie GIDS Hoofdstuk 4 voor meer informatie). De provincie De provincie bevindt zich als bestuurslaag tussen landelijk en lokaal bestuur. De provincie kent ook bestuurders en ambtenaren, net als de gemeente, maar de verschillende organen en functionarissen heten anders. Provinciale Staten bestaan uit de Commissaris van de Koningin, Gedeputeerden en de Statenleden. De Statenleden, de politieke provinciale bestuurders, zijn gekozen bij de landelijke verkiezingen voor de Provinciale Staten. Gedeputeerde Staten zijn weer gekozen door de Statenleden en zij vormen het dagelijks bestuur van de provincie en voeren dus het beleid van Provinciale Staten uit. De vergaderingen van de Provinciale Staten zijn openbaar, hierin kan zonodig worden ingesproken door burgers of organisaties. Vergaderingen van Gedeputeerde Staten zijn niet openbaar. De ambtenaren bereiden ook hier het beleid voor, op dezelfde manier als in de gemeenten gebeurt. Provincies en gemeenten zijn, globaal gezien, op dezelfde manier georganiseerd. Hieronder een schema van vergelijkbare politieke functies.
Gemeente
Provincie
Burgemeester
Commissaris van de Koningin
Wethouder
Gedeputeerde
B&W
Gedeputeerde Staten (GS)
Gemeenteraad
Provinciale Staten (PS)
Gemeenteraadslid
Statenlid
Raadscommissie
Statencommissie
G. 23
Taken van de provincie Het provinciaal beleid kan iets toevoegen en versterken waar bepaalde kwesties boven het lokale niveau uitstijgen. De vaste taakgebieden van provincies omvatten: - Ruimtelijke ordening - Verkeer - Vervoer - Zorg Ruimtelijke Ordening gaat over het gebruik van de ruimte in een provincie. Welk land is bedoeld voor recreatie? Waar mag gebouwd worden? Welke ruimte is bedoeld voor landbouw? De provincie houdt toezicht op het gebruik van de ruimte. Op het gebied van Verkeer is de provincie verantwoordelijk voor de wegen en alles wat daar bij hoort: de aanleg, het onderhoud van het wegdek en bijvoorbeeld de verbreding van provinciale wegen. De wegen tussen de gemeentes vallen onder de provincie, de wegen in een gemeente vallen onder de verantwoordelijkheid van een gemeente, met uitzondering van ‘Rijkswegen’. Bij Vervoer is de provincie verantwoordelijk voor het vervoer tussen de gemeentes. De provincie is de opdrachtgever van het openbaar vervoer, door aanbesteding van lijnen. De provincie kan daarbij allerlei voorwaarden stellen, bijvoorbeeld over toegankelijkheid van informatie en bushaltes. Het busbedrijf dat de opdracht krijgt moet die voorwaarden uitvoeren. (Zie Bijlage 1 deel 2, WP 2000). Zorg De provinciale overheid is er mede verantwoordelijk voor dat zorgaanbieders (zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen en thuiszorg) goed verdeeld zijn over de provincie. Zorg moet binnen ieders bereik liggen. De provincie doet dit door overleg met de betrokken instellingen en de gemeentes. Ook adviseert zij VWS bij aanvragen voor een ziekenhuisvoorziening in haar gebied. Hoewel de zorgplannen, verplicht op grond van de WZV (Wet Ziekenhuis Voorzieningen, zie ook bijlage 1 onder WTG) al enige tijd niet meer worden vastgesteld, maakten enkele provincies de afgelopen jaren vrijwillig de Regiovisie. Ook adviseert zij VWS bij aanvragen om een ziekenhuisvoorziening in haar gebied. Hoewel de o.g.v. de WZV (Wet Ziekenhuis Voorzieningen, zie ook Bijlage 1 onder WTG)
G. 24
verplichte zorgplannen al enige tijd niet meer worden vastgesteld maakten enkele provincies de afgelopen jaren vrijwillig de Regiovisie. Dit is een regionale visie op zorg, in overleg met aanbieders van zorg, belangenorganisaties, zorgkantoren en gemeenten. Het is een instrument om in een bepaalde regio een goede onderlinge afstemming tussen zorgaanbieders te bevorderen. Naast deze verplichte taken (“medebewind”) zijn er een heleboel onderwerpen waarmee de provincie zich alleen of samen met anderen kan bezighouden. Kan, want de provincie is niet verplicht om op die terreinen actief te zijn. Provincies maken daarin verschillende keuzes (“autonomie”). In deze ‘vrije ruimte’ wordt veel gezocht, en soms ook gesteggeld, tussen gemeentes en provincies over wie wat doet. Veel provincies zijn actief op het gebied van kunst en cultuur, vaak in de vorm van subsidies. Zo subsidieert de provincie Limburg samen met anderen bijvoorbeeld het Limburgs Symfonie Orkest, en draagt Groningen bij aan het jaarlijkse Noorderzon festival. Provincies zijn veelal actief op het terrein van welzijn, onder andere door subsidies aan allerlei vrijwilligersorganisaties om activiteiten en beleid te ontwikkelen of andere, ook lokale, organisaties te steunen.
G. 25
Hoofdstuk 3 Vragen over de VN-Standaard Regels Dit gedeelte bestaat uit een aantal vragen bij elke Regel. Gemeenten, belangenorganisaties en instellingen kunnen met deze vragen werken door ze aan zichzefl en aan elkaar te stellen. Zo kunnen zij elk beleidsterrein toetsen aan de bijbehorende Regels. Bepaalde regels zijn meer algemeen toepasbaar en zij komen bij alle inventarisaties aan de orde. De overkoepelende regels zijn: - Regel 1
Bevorderen van bewustwording
- Regel 5
Toegankelijkheid
- Regel 14
Beleidsvorming en beleidsplannen
- Regel 18
Belangenorganisaties van mensen met beperkingen
- Regel 19
Trainen van personeel
Ag. 19
Ag. 20
GIDS Hoofdstuk 3 Vragen over de VN-Standaard Regels De GIDS vermeldt bij elke Standaard Regel op de GIDS-pagina’s: - Een korte opsomming van bestaande en toekomstige Nederlandse wetgeving die speciaal van belang is voor het desbetreffende onderwerp. Meer uitgebreide informatie over de inhoud van de afzonderlijke wetten is te vinden in Bijlage 1 Wetgeving. Deze bijlage vormt een volwaardig, zelfstandig onderdeel van de GIDS. De daar opgenomen informatie is geen verkorte versie van de informatie in dit hoofdstuk, G H3, waar relevante wetgeving per Standaard Regel is opgesomd. Het is in dit geval juist andersom: de verwijzingen bij de Standaard Regels geven een zeer korte aanduiding vanuit de uitvoerige teksten over alle in de bijlage alfabetisch genoemde wetten. De vermelding van Europese richtlijnen en internationale verdragen is bij de Regels achterwege gelaten, omwille van de leesbaarheid. Wettelijk beroep op door Nederland ondertekende en bekrachtigde verdragen is, onder bepaalde voorwaarden, mogelijk. Van Europese richtlijnen gaat op termijn rechtstreekse werking uit. Lees hiervoor Bijlage 1, deel 3 en 4. - Een blok “Meer informatie en ondersteuning”. Dit is een opsomming van instanties, organisaties en/of websites waar nog meer gedetailleerde informatie te vinden is.
G. 26
G. 27
Regel 1 Bevorderen van bewustwording “Overheden moeten actie ondernemen om de samenleving bewust te maken van het feit dat er mensen met beperkingen zijn en daarmee (dus ook) van hun rechten, hun behoeften, hun mogelijkheden en hun bijdragen.” Vragen Regel 1:1 • Hoe verspreidt de gemeente informatie over haar voorzieningen voor mensen met beperkingen? • Is de informatie toegankelijk voor mensen met elk soort beperking? • Is de informatie toereikend, in die zin dat alle mensen met beperkingen volledig geïnformeerd worden over hun rechten en mogelijkheden? Regel 1:2 • Wat doet de gemeente om de informatie te verspreiden dat mensen met beperkingen burgers zijn met dezelfde rechten en plichten als ieder ander? Regel 1:3 • Wat doet de gemeente om de media te stimuleren personen met beperkingen te beschrijven in positieve termen? Regel 1:6 • Hoe spoort de gemeente ondernemingen in de private sector aan om bij al hun activiteiten rekening te houden met mensen met beperkingen? Regel 1:7 • Wat doet de gemeente om de mensen met beperkingen zélf er zich bewust van te maken dat zij rechten en mogelijkheden hebben? Regel 1:8 • Stelt de gemeente in revalidatie- en ondersteuningsprogramma’s middelen ter beschikking aan mensen met beperkingen, om bewustwording bij elkaar en hun omgeving te ondersteunen?
Ag. 21
Regel 1:9 • Bevatten de trainingsprogramma’s voor alle medewerkers van de gemeente ook bewustwordings-bevorderende maatregelen?
Ag. 22
Regel 1 Bevorderen van bewustwording Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • WGBL - gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid • WVS - verbod op discriminerende bejegening/belediging • BW - onrechtmatige daad • Intern tuchtrecht - Raad voor de Journalistiek, Reclamecode etc. • Gemeentewet - verordeningen (APV, ASV, inspraak); Anti discriminatie algemeen, persvrijheid; Regelingen cliëntenparticipatie o.a. in WVG, WWB, WMCZ) • Provinciewet - verordeningen (subsidies etc.) • Regelingen cliëntenparticipatie - o.a. in WVG, WWB, WSW, WET SUWI, WMCZ • Welzijnswet 1994 - lokale welzijnsnota, doorwerking particulier initiatief • WOB: kwaliteit bestuurlijke informatievoorziening, verzoek openbaarheid stukken Meer informatie - ondersteuning: Amnesty International afd. Nederland: www.amnesty.nl/mensenrechtenencyclopedie Commissie Gelijke Behandeling, regionale anti-discriminatiebureaus: www.cgb.nl E-Quality, kenniscentrum emancipatie: www.e-quality.nl Maastricht Centre for Human Rights / Disability: www.unimaas.nl Nationale Ombudsman: www.ombudsman.nl Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten: www.law.uu.nl/sim OLON, koepel van lokale omroepen: www.olon.nl
G. 28
Regel 2 Gezondheidszorg “Overheden moeten garant staan voor het bestaan van doeltreffende medische zorg voor mensen met beperkingen.” Vragen Regel 2:1 • Heeft de gemeente actieprogramma’s voor vroegtijdige signalering, vaststelling en behandeling van functiestoornissen? • Hebben de ouders van kinderen hierop invloed op individueel niveau? • Hebben belangenorganisaties collectief invloed op het beleid en de evaluatie ervan? Regel 2:2 • Welke opleidingsmogelijkheden zijn er voor personeel in de zorg voor de onderkenning van stoornissen en de doorverwijzing naar de juiste behandeling? Regel 2:3 • Wat doet de gemeente om te zorgen dat dat babies en kinderen hetzelfde niveau van zorg krijgen als iedereen? Regel 2:4 • Krijgt personeel in verpleging en verzorging voldoende gelegenheid om zich op de hoogte te stellen van (technologische) ontwikkelingen op het vakgebied? Regel 2:5 • Krijgt personeel dat werkzaam is in algemene voorzieningen voor zorg, welzijn en wonen, ook voorlichting door ervaringsdeskundigen? Geeft de gemeente daarvoor middelen? Regel 2:6 • Hoe verzekert de gemeente mensen met beperkingen van toegang tot alle behandelingen en geneesmiddelen die zij nodig hebben?
Ag. 23
Regel 2 Gezondheidszorg Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen / opdracht overheid bevordering volksgezondheid (art. 22) • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs in de medische zorg • WVS - strafbaarstelling nalaten zorgvuldig medisch handelen • BW - onrechtmatige daad • Gezondheidswet - overzicht volksgezondheid (Landelijke en Regionale Inspecties Volksgezondheid) en Provinciale Raad voor de Volksgezondheid • Gemeentewet - verordeningen, bijvoorbeeld voorwaarden bij vestigingsvergunning gezondheidspraktijk • Provinciewet – verordeningen • AWBZ - vergoeding bijzondere kosten / PGB / indicatie • KWZ - kwaliteitseisen organisatie en personeel instelling • Regelingen cliëntenparticipatie - o.a. in WVG, WWB, WET SUWI, WMCZ • Tabakswet - rookverbod openbare ruimtes • WAV - ambulance vervoer • WBOPZ - rechtspositie patiënt in ggz-instelling • WCPV - gemeentelijk gezondheidsbeleid • Wet BIG - kwaliteitseisen individuele beroepsbeoefenaars - tuchtrechtspraak (regionaal en centraal) • WGBO - rechten, plichten patiënten e.a. • WGHR - regionale geneeskundige hulpverleningsketen bij rampen • WTG (tarieven) en ontwerp WMG – marktordening, meer vraagsturing • WZT - plafond zorgkosten (zorgtoeslag) • WZV en WTZI - toelating zorginstellingen, meer vraagsturing • ZFW en ZVW - ziekenvervoer, medicijnen, behandeling etc. – verplichte uniforme basisverzekering • WMO - toekomst: delen AWBZ, ZFW, WCPV, Welzijnswet, etc. naar deze wet
G. 29
Meer informatie - ondersteuning: CG-raad: www.cg-raad.nl GGD Nederland, regionale GGD-en: www.GGD.nl / www.ggdkennisnet.nl Inspectie voor de Gezondheidszorg, regionale Inspecties: www.igz.nl Medische tuchtcolleges: www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl Ministerie Volksgezondheid, Welzijn, Sport: www.minvws.nl Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF): www.npcf.nl Regionale Informatie en Klachtenbureaus Gezondheidszorg (IKG): www.klachtenopvangzorg.nl Stichting Patiëntenvertrouwenspersoon Geestelijke Gezondheidszorg: www.pvp.nl Zorgverzekeraars Nederland: www.zn.nl
G. 30
Regel 3 Revalidatie en Reïntegratie “Overheden moeten zorgen dat er voorzieningen zijn voor de revalidatie en reïntegratie van mensen met beperkingen, zodat zij zo zelfstandig mogelijk kunnen (blijven) functioneren.” Vragen Regel 3:1 • Heeft de gemeente eigen revalidatie- en reïntegratieprogramma’s voor verschillende groepen van mensen met beperkingen? Regel 3:2 • Welke programma’s bestaan er voor mensen met verschillende beperkingen? Regel 3:3 • Komen de programma’s overeen met de behoeften? Zo niet: wat ontbreekt? Regel 3:4 • Welke mogelijkheden zijn er voor mensen met beperkingen en hun familie om deel te nemen aan het ontwikkelen en opzetten van begeleidingsprogramma’s die henzelf betreffen? Regel 3:5 • Wat doet de gemeente aan de beschikbaarheid van revalidatie- en reïntegratieprogramma’s in de woonplaats van de persoon met een beperking? Regel 3:6 • Worden mensen met beperkingen en hun familie aangemoedigd een actieve rol te spelen in begeleidingsprogramma’s voor anderen, bijvoorbeeld als leraar, trainer of raadgever? Regel 3:7 • Worden de belangenorganisaties van mensen met beperkingen geraadpleegd bij de formulering of evaluatie van revalidatie- en reïntegratieprogramma’s?
Ag. 24
Regel 3 Revalidatie en Reïntegratie Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen / opdracht overheid bevordering volksgezondheid (art. 22) • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs in de revalidatie • WGBL - gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid • WVS - strafbaarstelling nalaten zorgvuldig handelen in revalidatie • BW - onrechtmatige daad • Gezondheidswet – toezicht volksgezondheid (Landelijke en Regionale Inspecties Volksgezondheid) en Provinciale Raad voor de Volksgezondheid • Wet BIG - kwaliteitseisen individuele beroepsbeoefenaars - tuchtrechtspraak (regionaal en centraal) • KWZ - kwaliteitseisen organisatie en personeelzorginstelling • Gemeentewet - verordeningen, bijvoorbeeld voorwaarden bij vestigingsvergunning gezondheidspraktijk • Provinciewet - verordeningen • AWBZ - vergoeding bijzondere kosten; PGB; indicatie • WGBO - rechten, plichten patiënten • Regelingen cliëntenparticipatie - o.a. in WVG, WWB, WSW, WET SUWI, WMCZ • WAO/WIA, WAJONG, WW - o.a. instrumenten gericht op inschakeling of behoud van arbeid • Welzijnswet 1994 - lokale welzijnsnota (o.a. sociale activering) • WVG - gemeentelijke voorzieningen wonen en vervoer • WWB - ondersteuning gemeente bij vinden en behouden werk; (categoriale) bijzondere bijstand • Wet SUWI - o.a. cliëntenpart.icipatie (LCR, art. 12) en samenwerking gemeente / UWV / CWI • WREA (vervalt 01-01-2006, meeste faciliteiten nog beschikbaar via andere wetten) - hulpmiddelen inschakeling en behoud arbeid • WSW - sociaal werkgeverschap (gemeente)
G. 31
• ZFW - Regeling Hulpmiddelen 1996 (vervalt 01-01-2006) en ZVW- Besluit Zorgverzekering (o.a. hulpmiddelen) • WTG (tarieven) en ontwerp WMG - marktordening, meer vraagsturing • WZT - plafond zorgkosten (zorgtoeslag) • WZV en WTZI - toelating zorginstellingen, meer vraagsturing • WMO - toekomst: delen AWBZ, ZFW, WCPV, Welzijnswet, etc. naar deze wet Meer informatie - ondersteuning: Het Hulpmiddelen Informatiecentrum (HIC): www.hethic.nl Inspectie voor de gezondheidszorg, regionale Inspecties: www.igz.nl Kenniscentrum Rehabilitatie ggz: www.kenniscentrumrehabilitatie.nl Kwaliteits- en Bruikbaarheidsonderzoek Hulpmiddelen (KBOH): www.kboh.nl Ministerie Volksgezondheid, Welzijn, Sport: www.minvws.nl Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid: www.minszw.nl Revalidatie: www.revalidatie.nl
G. 32
Regel 4 Ondersteunende diensten en voorzieningen “Overheden moeten de ontwikkeling en de beschikbaarheid van ondersteunende diensten voor mensen met beperkingen garanderen, inclusief hulpmiddelen, om hen te helpen het niveau van onafhankelijkheid in hun dagelijks leven te verhogen en hun rechten uit te oefenen.” Vragen Regel 4:1 • Biedt de gemeente de benodigde ondersteuning voor mensen met beperkingen als het gaat om: - hulpmiddelen? - persoonlijke assistentie? - tolkdiensten? Regel 4:4 • Staan de diensten ter beschikking aan gebruikers tegen een zodanig (laag) tarief dat iedereen ze kan betalen? Regel 4:5 • Houdt de gemeente bij de verstrekking van hulpmiddelen en apparatuur aan kinderen, jongeren en volwassenen met een beperking voldoende rekening met hun leeftijd, wat betreft aantrekkelijkheid en kwaliteit? Regel 4:6 • Hoe biedt de gemeente ondersteuning aan mensen met meervoudige beperkingen? Regel 4:7 • Hebben gebruikers van persoonlijke assistentie zelf doorslaggevende invloed op de wijze waarop programma’s voor persoonlijke assistentie worden uitgevoerd?
Ag. 25
Regel 4 Ondersteunende diensten en voorzieningen Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen / opdracht overheid bevordering volksgezondheid (art. 22) • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs in de revalidatie • WGBL - gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid • Welzijnswet 1994 - lokale welzijnsnota (o.a. sociale activering) • AWBZ - vergoeding bijzondere kosten; PGB; indicatie • WGRL - leerlingenvervoer • WREA (vervalt 01-01-2006, meeste faciliteiten nog beschikbaar via andere wetten) - hulpmiddelen inschakeling en behoud arbeid • WVG - gemeentelijke voorzieningen wonen en vervoer • WWB - (categoriale) bijzondere bijstand • ZFW - Regeling Hulpmiddelen 1996 (vervalt 01-01-2006) en ZVW- Besluit Zorgverzekering (o.a. hulpmiddelen) • Regeling LGF - Rugzakje • Wet Arbeid en Zorg en Wet Aanpassing Arbeidsduur - zorgverlof • WMO - toekomst: delen AWBZ, ZFW, WCPV, Welzijnswet, etc. naar deze wet Meer informatie - ondersteuning: Landelijk Centrum Opbouwwerk: www.opbouwwerk.nl Ministerie Volksgezondheid, Welzijn, Sport: www.minvws.nl Nederlands Instituut Zorg en Welzijn: www.nizw.nl Programma Versterking Cliëntenpositie (VCP/CG-Raad en FvO): implementatie 22 VN-Standaard Regels Gelijke Kansen in gemeente, Agenda 22-training, lobbytraining en coaching en advies aan lokale participatieraden: www.programmavcp.nl Vereniging Nederlandse Gemeenten: www.vng.nl
G. 33
Regel 5 Toegankelijkheid “Overheden moeten het overkoepelend belang erkennen van toegankelijkheid in het proces van gelijkschakeling van mogelijkheden in alle geledingen van de maatschappij. De overheden moeten voor mensen met beperkingen: (a) actieprogramma’s maken om de fysieke omgeving toegankelijk te maken en (b) maatregelen treffen om hen toegang te verschaffen tot informatie en communicatie.” Vragen Regel 5:1 • Heeft de gemeente een actieprogramma om systematisch de fysieke omgeving - binnen én buiten - toegankelijk te maken voor iedereen, bijvoorbeeld in/bij: - woonhuizen? - andere gebouwen? - openbaar vervoer? - straten en wegen? - andere buitenlokaties? Regel 5:2 • Hebben personen die professioneel betrokken zijn bij ontwerp en aanleg van de fysieke omgeving de mogelijkheid zich te informeren over ontwikkelingen in veranderend beleid en maatregelen om toegankelijkheid te realiseren? Regel 5:3 • Wordt bij ontwerp en aanleg van de fysieke omgeving vanaf het eerste begin ook rekening gehouden met de eisen voor toegankelijkheid voor alle groepen van mensen met beperkingen? Regel 5:4 • Worden belangenorganisaties van mensen met beperkingen geraadpleegd bij: - de ontwikkeling van voorschriften en normen voor toegankelijkheid? - de planning van bouwprojecten?
Ag. 26
Regel 5:5 • Is de informatie die de overheid verstrekt over diagnose, rechten, beschikbare diensten en programma’s toegankelijk voor: - alle mensen met beperkingen? - hun familie? - hun vertegenwoordigers? Regel 5:6 • Welke strategieën zijn in gebruik voor het toegankelijk maken van informatiediensten en documentatie voor: - blinden en slechtzienden? - doofblinden? - doven en slechthorenden? - verstandelijk gehandicapten? - dyslectische personen? - Zijn de genomen maatregelen in overeenstemming met de behoeften? Regel 5:7 • Hoe krijgen dove en slechthorende kinderen tijdens hun leerperiode toegang tot les in gebarentaal? • Helpt de overheid de ouders om les te krijgen in gebarentaal? • Weet de gemeente hoeveel dove, doofblinde of slechthorende burgers tolkdiensten nodig hebben? • Zijn er tolken voor iedereen die hen nodig heeft? Regel 5:9 • Hoe controleert de gemeente de toegankelijkheid van de publieke media en hun eigen informatievoorzieningen voor: - visueel gehandicapten? - doofblinden? - doven en slechthorenden? - verstandelijk gehandicapten? - dyslectische personen?
Ag. 27
Regel 5:10 • Hoe garandeert de gemeente dat nieuwe, via computers aangeboden informatie- en dienstensystemen vanaf het begin
toegankelijk zijn voor alle
groepen? • Als dit niet zo is: worden bestaande systemen dan aangepast zodat ze toegankelijk zijn voor mensen met beperkingen? Regel 5:11 • Wordt de mening van belangenorganisaties van mensen met beperkingen gevraagd vóór de ontwikkeling van nieuwe informatiediensten?
Ag. 28
Regel 5 Toegankelijkheid Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen / opdracht overheid tot faciliteren maatschappelijke en culturele ontplooiing en vrije tijdsbesteding (art. 22) • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • Gemeentewet - verordeningen (APV, ASV, inspraak), bijvoorbeeld voorwaarden vestigingsvergunning gezondheidspraktijk e.a. • Provinciewet - verordeningen (subsidies, vervoer etc.) • WOB - kwaliteit bestuurlijke informatievoorziening (o.a. toegankelijke informatie) • AWBZ - vergoeding bijzondere kosten; PGB; indicatie • BABW / RVV 1990 en Regeling gehandicaptenparkeerkaart - wegverkeer, parkeerplaats en GPK • Regelingen cliëntenparticipatie - o.a. in WVG, WWB, WSW,Wet SUWI, WMCZ • Regeling LGF - Rugzakje • Welzijnswet 1994 - lokale welzijnsnota (o.a. sociale activering en participatie) • Tabakswet - rookverbod openbare ruimtes • WP 2000 - aanbesteding stads- en streekvervoer; veiligheid rolstoelvervoer • Woningwet - toegankelijkheidseisen Bouwbesluit 2003 • Wet Decentralisatie Onderwijshuisvesting - bereikbaarheid en toegankelijkheid scholen (lift etc); financieringskader • WGRL - leerlingenvervoer • WREA (vervalt 01-01-2006, meeste faciliteiten nog beschikbaar via andere wetten) - hulpmiddelen inschakeling en behoud arbeid en onderwijs • WVG - gemeentelijke voorzieningen wonen en vervoer • ZFW - Regeling Hulpmiddelen 1996 (vervalt 01-01-2006) en ZVW- Besluit Zorgverzekering (o.a. hulpmiddelen) • WMO - toekomst: delen AWBZ, ZFW, WCPV, Welzijnswet, etc. naar deze wet
G. 34
Meer informatie - ondersteuning: Landelijk Bureau Toegankelijkheid (LBT): openbare ruimtes, gebouwen, woningaanpassingen, speeltuinen, sport- en recreatievoorzieningen: www.lbt.nl en toegankelijkheid van internet: www.drempelsweg.nl Leefwijzer: www.leefwijzer.nl Ministerie Verkeer en Waterstaat: www.verkeerenwaterstaat.nl Ministerie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer: www.vrom.nl Nederlandse Vereniging Blinden en Slechtzienden: www.nvbs.nl Nederlandse Vereniging van Slechthorenden: www.nvvs.nl
G. 35
Regel 6 Onderwijs “Overheden dienen gelijke kansen als uitgangspunt te erkennen voor basis-, voortgezet en hoger onderwijs in een geïntegreerde omgeving voor kinderen, jongeren en volwassenen met een beperking. Zij moeten waarborgen dat dit onderwijs een geïntegreerd onderdeel is van het onderwijssysteem.” Vragen Regel 6:1 • Waarborgt de gemeente de integratie van mensen met beperkingen in de onderwijsomgeving? • Is dit onderwijs opgenomen in de gebruikelijke onderwijsplanning, de ontwikkeling van lesprogramma’s en de schoolorganisatie? Regel 6:2 • Zijn er voorzieningen om het onderwijs toegankelijk te maken zoals: - gebarentolken? - andere ondersteunende voorzieningen? - protocollen voor het toegankelijk maken van het onderwijs voor iedereen? Regel 6:3 • Hoe zijn ouderverenigingen en belangenorganisaties van mensen met beperkingen betrokken bij het onderwijssysteem? Regel 6:4 • Wat doet de gemeente om onderwijs te bieden aan kinderen met alle soorten beperkingen, bijvoorbeeld via d jeugdzorg? Regel 6:5 • Hoe stimuleert de gemeente de aandacht voor a) heel jonge kinderen met een beperking? b) Volwassenen, met name vrouwen met een beperking?
Ag. 29
Regel 6:6 • Heeft de gemeente een beleid geformuleerd voor onderwijs in reguliere scholen? • Zijn er mogelijkheden voor flexibele toevoeging en aanpassing van lesprogramma’s? • Zijn er voorzieningen voor extra leermiddelen, bijscholing en voorlichting van docenten en onderwijsassistenten? Regel 6:8 • Bestaat er speciaal onderwijs voor diegenen aan wie het reguliere onderwijs geen adequate voorzieningen kan bieden? • Is de kwaliteit van dat onderwijs gelijkwaardig aan ander onderwijs? • Is het speciaal onderwijs erop gericht leerlingen voor te breiden op het regulier onderwijs? Streeft het dezelfde doelen na? Regel 6:9 • Zijn er speciale scholen voor doven/slechthorenden en doofblinden die onderwijs in gebarentaal nodig hebben? • Indien dit niet het geval is: hoe wordt dan in de behoeften van deze leerlingen voorzien?
Ag. 30
Regel 6 Onderwijs Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen / opdracht overheid onderwijs is voorwerp aanhoudende zorg (art. 23) • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • Regeling LGF - financieel “Rugzakje” bij participatie in regulier basis/voortgezet onderwijs (WPO/WVO); o.a. ondersteuning vanuit expertisecentra speciaal onderwijs (WEC); • WPO/WVO - bevoegdheid Onderwijs Inspectie • WREA (vervalt 01-01-2006, meeste faciliteiten nog beschikbaar via andere wetten) - vervoersvoorzieningen en hulpmiddelen voor o.a. regulier voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs • ZFW - Regeling Hulpmiddelen 1996 (vervalt 01-01-2006) en ZVW- Besluit Zorgverzekering (o.a. hulpmiddelen) • WGRL - gemeentelijke organisatie leerlingenvervoer in speciaal of regulier basis- en voortgezet onderwijs • WHW - reglement hogeschool e.d. schrijft zo nodig aangepaste examenfaciliteiten voor • WSF 2000 - zonodig aangepaste studiebeurs mogelijk • Woningwet - toegankelijkheidseisen Bouwbesluit 2003 • Wet Decentralisatie Onderwijshuisvesting - bereikbaarheid en toegankelijkheid scholen (lift etc); financieringskader • WEB - gemeentelijke invulling volwassenenonderwijs voor met name kwetsbare (achterstands) groepen
G. 36
Meer informatie - ondersteuning: BOSK, Vereniging van motorisch gehandicapte kinderen en hun ouders: www.bosk.nl Chronisch zieken en Gehandicapten Raad (CG-Raad) en Federatie van Ouderverenigingen van mensen met een verstandelijke handicap (FvO): www.oudersenrugzak.nl Cliëntenbond ggz: www.clientenbond.nl Commissie Gelijke Behandeling, regionale anti-discriminatiebureaus: www.cgb.nl Expertisecentrum Handicap en Studie: www.handicap-studie.nl Federatie van Ouders van Dove kinderen (FODOK): www.fodok.nl Federatie van Ouders van Slechthorende kinderen en kinderen met Federatie van Ouders van Visueel gehandicapte kinderen (FOVIG): www.fovig.nl Jongeren Platform (JOPLA): www.jopla.nl Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: www.minocw.nl Spraakmoeilijkheden (FOSS): www.nvvs.nl Stichting Praktische Informatie op School (ouders): www.spios.nl Ypsilon, vereniging ouders van kinderen met psychiatrische problemen: www.ypsilon.nl
G. 37
Regel 7 Werkgelegenheid “Overheden dienen het principe te erkennen dat mensen met beperkingen in staat moeten worden gesteld om hun mensenrechten uit te oefenen, met name wat werkgelegenheid betreft. Zij moeten op de arbeidsmarkt gelijke kansen krijgen voor productief en betaald werk, zowel op het platteland als in de steden.” Vragen Regel 7:2 • Wat doet de gemeente om participatie van mensen met beperkingen op de arbeidsmarkt te bevorderen? Regel 7:3 • Hoeveel mensen heeft de gemeente in dienst? Hoeveel daarvan hebben een beperking? • Hebben arbeidsplaatsen die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen een plan van aanpak om deze toegankelijk te maken voor mensen met beperkingen? • Zo ja, welke maatregelen bevatten die plannen inzake: - bevordering van het gebruik van ondersteunende diensten? - aanpassing van werktijden aan individuele behoeften (bijvoorbeeld flexibele werktijden, parttime- en duobanen)? - verbetering van omscholing? - andere punten? • Zijn deze maatregelen al in werking getreden? Zijn zij doeltreffend? Regel 7:4 • Wat doet de gemeente om de kennis en het inzicht van het publiek te bevorderen, om zo een negatieve houding en vooroordelen ten opzichte van werknemers met een beperking weg te nemen?
Ag. 31
Regel 7:5 • Wat doet de gemeente aan het scheppen van gunstige voorwaarden om zelf mensen met beperkingen in dienst te nemen? Regel 7:6 • Wat zijn op dit moment de condities bij arbeidsplaatsen die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen: hebben mensen met beperkingen dezelfde mogelijkheden als anderen met betrekking tot: - dienstverbanden? - promotiemogelijkheden? - salarisverhoging? - deelname aan trainingsprogramma’s voor personeel? Regel 7:7 • Welke mogelijkheden voor werkgelegenheid kan de gemeente bieden aan mensen met beperkingen die niet terecht kunnen op de reguliere arbeidsmarkt? Regel 7:9 • Werkt de gemeente samen met de belangenorganisaties van mensen met beperkingen als het gaat om maatregelen op de werkvloer en de arbeidsmarkt voor mensen met beperkingen?
Ag. 32
Regel 7 Werkgelegenheid Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen / opdracht overheid: bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van zorg / vrije arbeidskeuze, behoudens beperkingen bij/krachtens wet (art. 19) • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • WGBL - gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid • AWBZ - vergoeding bijzondere kosten; PGB; indicatie • WAO/WIA, WAJONG, WW - o.a. instrumenten gericht op inschakeling of behoud arbeid • Wet SUWI - o.a. cliëntenparticipatie (LCR, art. 12) en samenwerking gemeente / UWV / CWI • Regelingen cliëntenparticipatie - o.a. in WVG, WWB, WSW, WET SUWI, WMCZ • WMK - o.a. beperkingen aanstellingskeuring • WREA (vervalt 01-01-2006, meeste faciliteiten nog beschikbaar via andere wetten) - hulpmiddelen inschakeling en behoud arbeid; fin tegemoetkoming werkgevers voor aanpassing, voorziening of herplaatsing • WSW - sociaal werkgeverschap (gemeente, regio) • WWB - ondersteuning gemeente bij vinden en behouden werk; • ZFW - Regeling Hulpmiddelen 1996 (vervalt 01-01-2006) en ZVW- Besluit Zorgverzekering (o.a. hulpmiddelen) Meer informatie - ondersteuning: Breed Platform Verzekerden & Werk (sociale zekerheid): www.bpv.nl Commissie Het Werkend Perspectief: www.werkendperspectief.nl Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen: www.aanstellingskeuringen.nl Landelijke Cliënten Raad SUWI: www.landelijkeclientenraad.nl Landelijke Cliënten Raad UWV: www.clientenraad-uwv.nl Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid: www.szw.nl Vereniging Nederlandse gemeenten: www.vng.nl
G. 38
Regel 8 Inkomen en sociale zekerheid “Overheden zijn verantwoordelijk voor het voorzien in sociale zekerheid en behoud van inkomen voor mensen met beperkingen.” Vragen Regel 8:1 • In welke bijstand is voorzien voor mensen die door hun beperking - tijdelijk hun inkomen kwijt zijn? - op hun inkomen gekort zijn? - werkgelegenheid is onthouden? • Is de desbetreffende bijstand voor mensen met beperkingen voldoende om hen een gelijkwaardige levensstandaard te verschaffen? • Een beperking kan extra onkosten met zich mee brengen. Is met dit feit rekening gehouden bij het bepalen van de inkomensondersteuning? Regel 8:2 • Wat doet de gemeente in haar inkomensbeleid om mensen met beperkingen niet uit te sluiten? Regel 8:3 • Welke bijstand is beschikbaar voor individuele personen die de mantelzorg op zich nemen voor iemand met een beperking? Regel 8:4 • Heeft de gemeente specifieke actieprogramma’s om mensen met beperkingen aan te moedigen om werk te zoeken? • Zo ja, voorzien deze programma’s in voorlichting over: - beroepskeuze? - omscholing? - vakopleiding? - tijdelijk inkomen?
Ag. 33
Regel 8 Inkomen en sociale zekerheid Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen / opdracht overheid: bestaanszekerheid en spreiding welvaart is voorwerp van zorg (art. 20) • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • WGBL - gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid • AWBZ - vergoeding bijzondere kosten; PGB; indicatie • TOG 2000 - onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen • TW - aanvulling minimum-inkomen • WAO/WIA, WAJONG, WW - inkomensvoorziening en extra maatregelen • Regelingen cliëntenparticipatie - o.a. in WVG, WWB, WSW, WET SUWI, WMCZ • Wet Arbeid en Zorg en Wet Aanpassing Arbeidsduur - zorgverlof • WREA (vervalt 01-01-2006, meeste faciliteiten nog beschikbaar via andere wetten) - hulpmiddelen inschakeling en behoud arbeid; fin tegemoetkoming werkgevers voor aanpassing, voorziening of herplaatsing • Wet SUWI - o.a. cliëntenparticipatie (LCR, art. 12) en samenwerking gemeente / UWV / CWI • WSW - sociaal werkgeverschap (gemeente, regio) • WWB - ondersteuning gemeente bij o.a. inkomensvoorziening; (categoriale) bijzondere bijstand; langdurigheidstoeslag • Wet IB 2001 - aftrek bijzondere kosten • ZFW - Regeling Hulpmiddelen 1996 (vervalt 01-01-2006) en ZVW- Besluit Zorgverzekering (o.a. hulpmiddelen)
G. 39
Meer informatie - ondersteuning: Breed Platform Verzekerden & Werk (sociale zekerheid): www.bpv.nl Landelijke Cliënten Raad SUWI: www.landelijkeclientenraad.nl Landelijke Cliënten Raad UWV: www.clientenraad-uwv.nl Ministerie van Financiën: www.minfin.nl Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid: www.minszw.nl
G. 40
Regel 9 Gezinsleven en lichamelijke integriteit “Overheden moeten bevorderen dat mensen met beperkingen
volledig
deelnemen aan het gezinsleven. Zij moeten hun recht op een persoonlijke levenssfeer beschermen en erop toezien dat de wet mensen met beperkingen niet discrimineert wat betreft seksuele relaties, huwelijk en ouderschap.” Vragen Regel 9:1 • Stelt de gemeente mensen met beperkingen in staat om bij hun familie te wonen? • Is er respijthulp voor mantelzorgers beschikbaar? Regel 9:2 • Voorziet de gemeente in voorlichting en advisering van mensen met beperkingen die een gezin willen starten? Regel 9:3 • Wat doet de gemeente aan het veranderen van een negatieve houding over huwelijk, seksualiteit en ouderschap jegens mensen met beperkingen? Regel 9:4 • Wat doet de gemeente om mensen met beperkingen te informeren over het nemen van voorzorgsmaatregelen tegen seksuele en andere vormen van misbruik? • Wat doet de gemeente om geweld en misbruik van mensen met beperkingen tegen te gaan, in de huiselijke kring en in instellingen?
Ag. 34
Regel 9 Gezinsleven en lichamelijke integriteit Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen / recht op eerbiediging persoonlijke levenssfeer (art. 10) en op onaantastbaarheid lichaam (art. 11) • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • BW - onrechtmatige daad • WVS - strafbaarstelling nalaten zorgvuldig medisch handelen of schending beroepsgeheim • Wet BIG - tuchtrechtspraak (regionaal en centraal) • AWBZ - vergoeding bijzondere kosten; PGB; indicatie • KWZ - kwaliteitseisen organisatie en personeel instelling • TOG 2000 - onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen • TW - aanvulling minimum-inkomen • WAO/WIA, WAJONG, WW - inkomensvoorziening en extra maatregelen • WBP - omschreven doel verzameling/verwerking, meldingsplicht organisatie aan CBP, recht van inzage en correctie etc • Welzijnswet 1994 - lokale Welzijnsnota, uitvoering o.a. part.iculier initiatief (maatschappelijke dienstverlening, kinderopvang) • Wet Arbeid en Zorg en Wet Aanpassing Arbeidsduur - zorgverlof • Wet IB 2001 - aftrek bijzondere kosten • WGRL - leerlingenvervoer (o.a. weekendvervoer) • WP 2000 - aanbesteding stads- en streekvervoer; veiligheid rolstoelvervoer • WGBO - rechten en plichten patiënten, o.a. dossiervorming en privacy (bijv verpleeghuis) • Woningwet - toegankelijkheidseisen Bouwbesluit 2003, ook bedoeld voor (ver)bouw gelegenheden sex-industrie en hulpverlenings- en opvanginstanties • WMK - beperkingen keuringen (aanstelling, verzekering etc) • WVG - aanvragen voorzieningen, aanpassingen, hulpmiddelen bij wonen en vervoer, om zelf huishoudelijke taken en zorgtaken voor kinderen op zich te nemen
G. 41
• WWB - gemeentelijke ondersteuning bij o.a. inkomensvoorziening; (categoriale) bijzondere bijstand voor (duurzame) extra kosten; langdurigheidstoeslag • ZFW - Regeling Hulpmiddelen 1996 (vervalt 01-01-2006) en ZVW- Besluit Zorgverzekering (o.a. hulpmiddelen)
Meer informatie - ondersteuning: Commissie Gelijke Behandeling: www.cgb.nl Jongeren Platform (JOPLA): www.jopla.nl Leefwijzer: informatie door en over organisaties van mensen met een beperking: www.leefwijzer.nl Seksualiteit en misbruik, site en hulp voor jongeren met een beperking: www.zoenenenzo.nl Seksueel geweld en hulp: www.seksueelgeweld.nl
G. 42
Regel 10 Cultuur “Overheden moeten zorgen voor integratie en deelname van mensen met beperkingen aan culturele activiteiten op een gelijkwaardige basis.” Vragen Regel 10:1 • Kunnen mensen met beperkingen hun artistieke talenten ontwikkelen? Bij voorbeeld op het gebied van dans, muziek, literatuur, theater en andere artistieke activiteiten? • Zijn culturele voorstellingen en diensten toegankelijk voor mensen met beperkingen? Regel 10:2 • Wat doet de gemeente aan toegankelijkheid van en informatie over culturele voorstellingen en diensten in: - theaters? - musea? - bioscopen? - bibliotheken? Regel 10:3 • Zijn er speciale technische voorzieningen beschikbaar om literatuur, beeldende kunst, toneel en film toegankelijk te maken voor mensen met beperkingen?
Ag. 35
Regel 10 Cultuur Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen, persvrijheid / opdracht overheid: scheppen voorwaarden o.a. culturele ontplooiing • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • BW - onrechtmatige daad • WVS - discriminerende bejegening/belediging • Gemeentewet - verordeningen o.a. subsidies, beheer accommodaties, vrijstelling/vermindering eigen bijdrage(n), kortingpas etc. • Provinciewet - verordeningen o.a. (stimulerings)subsidies culturele evenementen, bibliotheekvoorziening • AWBZ - vergoeding bijzondere kosten; PGB; indicatie • WAO/WIA, WAJONG, WW - inkomensvoorziening en extra maatregelen • Regelingen cliëntenparticipatie - o.a. in WVG, WWB, WET SUWI, WMCZ • TW - aanvulling minimum-inkomen • Wet Arbeid en Zorg en Wet Aanpassing Arbeidsduur - zorgverlof • Wet IB 2001 - aftrek bijzondere kosten • Welzijnswet 1994 - lokale Welzijnsnota, uitvoering o.a. particulier initiatief (sociaalcultureel werk, kinderopvang, emancipatie, specifiek welzijn) • Woningwet - toegankelijkheidseisen Bouwbesluit 2003, ook bedoeld voor (ver)bouw bibliotheek, museum, schouwburg, buurthuis etc. • WVG - aanvragen voorzieningen, aanpassingen, hulpmiddelen bij wonen en vervoer, gericht op o.a. persoonlijke ontplooiing • BABW / RVV 1990 en Regeling gehandicaptenparkeerkaart - wegverkeer, parkeerplaats en GPK • WP 2000 - aanbesteding stads- en streekvervoer; veiligheid rolstoelvervoer • WWB - gemeentelijke ondersteuning bij o.a. inkomensvoorziening; (categoriale) bijzondere bijstand voor (duurzame) extra kosten; langdurigheidstoeslag • ZFW - Regeling Hulpmiddelen 1996 (vervalt 01-01-2006) en ZVW- Besluit Zorgverzekering (o.a. hulpmiddelen)
G. 43
Meer informatie - ondersteuning: Very Special Arts, Stichting Kunst & Handicap (VSAN): www.vsan.nl
G. 44
Regel 11 Sport en recreatie “Overheden moeten maatregelen treffen voor gelijke kansen voor beoefening van sport en recreatie door mensen met beperkingen.” Vragen Regel 11:1 • Zijn de activiteiten zelf zodanig toegankelijk dat mensen met beperkingen kunnen deelnemen aan sport en vrijetijdsbesteding? • Zijn de sport- en recreatieprogramma’s toegankelijk voor toeschouwers met een beperking? Regel 11:2 • Wat doet de gemeente om de plaatselijke toeristische attracties toegankelijk en aantrekkelijk te maken? • Wat doet de gemeente om personeel en vrijwilligers in de recreatiebranche te trainen? Regel 11:3 • Hoe ondersteunt de gemeente sportbeoefening door mensen met beperkingen? • Krijgen mensen met beperkingen ondersteuning voor deelname aan nationale en internationale evenementen? Regel 11:4 • Is er voor mensen met beperkingen ook sportinstructie en -training beschikbaar van hetzelfde kwaliteitsniveau als voor iedereen? Regel 11:5 • Zijn de belangenorganisaties van mensen met beperkingen geraadpleegd bij de ontwikkeling van activiteiten?
Ag. 36
Regel 11 Sport en Recreatie Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen, persvrijheid / opdracht overheid: scheppen voorwaarden o.a. vrije tijdsbesteding • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • BW - onrechtmatige daad • WVS - discriminerende bejegening/belediging • Gemeentewet - verordeningen o.a. subsidies sportclubs, beheer accommodaties, vrijstelling/vermindering eigen bijdrage(n), kortingpas, etc. • Provinciewet - verordeningen o.a. (stimulerings)subsidies evenementen, beheer recreatieterreinen • AWBZ - vergoeding bijzondere kosten; PGB; indicatie • Kampeerwet e.d. - gemeentelijke bevoegdheid om toegankelijkheid kampeerterreinen te bevorderen; gemeente en provincie zijn ook verantwoordelijk voor toeristisch-recreatieve productontwikkelingsplannen (uitvoering bijv bij VVV) • Regelingen cliëntenparticipatie - o.a. in WVG, WWB, WET SUWI, WMCZ • TW - aanvulling minimum-inkomen • WAO/ WIA, WAJONG, WW - inkomensvoorziening en extra maatregelen • Wet Arbeid en Zorg en Wet Aanpassing Arbeidsduur - zorgverlof • Wet IB 2001 - aftrek bijzondere kosten • Welzijnswet 1994 - lokale Welzijnsnota, uitvoering o.a. particulier initiatief (sociaal cultureel werk, kinderopvang, sport, specifiek welzijn) • Woningwet - toegankelijkheidseisen Bouwbesluit 2003, ook bedoeld voor (ver)bouw kantines, sportaccommodaties, buurthuis, scholen (gymzaal) etc • WVG - aanvragen voorzieningen, aanpassingen, hulpmiddelen bij wonen en vervoer, gericht op o.a. persoonlijke ontplooiing • BABW / RVV 1990 en Regeling gehandicaptenparkeerkaart - wegverkeer, parkeerplaats en GPK • WP 2000 - aanbesteding stads- en streekvervoer; veiligheid rolstoelvervoer • WWB - gemeentelijke ondersteuning bij o.a. inkomensvoorziening; (categoriale) bijzondere bijstand voor (duurzame) extra kosten; langdurigheidstoeslag
G. 45
• ZFW - Regeling Hulpmiddelen 1996 (vervalt 01-01-2006) en ZVW- Besluit Zorgverzekering (o.a. hulpmiddelen) Meer informatie - ondersteuning: Aangepast Sporten en Bewegen: www.aangepast-sporten.nl Ministerie Volksgezondheid, Welzijn, Sport: www.minvws.nl Nederlandse Bond voor Aangepast Sporten (Nebas): www.nebas.nl
G. 46
Regel 12 Religie “Overheden moeten maatregelen bevorderen die mensen met beperkingen in staat stellen gelijkwaardig te participeren in het religieuze leven in hun leefomgeving.” Vragen Regel 12:1 • Wat doet de gemeente aan het toegankelijk maken van religieuze gebouwen en activiteiten voor mensen met beperkingen? Regel 12:2 • Wat doet de gemeente aan het bevorderen van informatieverstrekking aan religieuze organisaties over mensen met beperkingen? Regel 12:3 • Wat doet de gemeente om religieuze lectuur toegankelijk te maken voor mensen met een zintuiglijke beperking? Regel 12:4 • Worden de belangenorganisaties geraadpleegd over de ontwikkeling van maatregelen voor een gelijkwaardige deelname aan religieuze activiteiten?
Ag. 37
Regel 12 Religie Wetten en regels - beleid • Grondwet - art. 1: anti discriminatie godsdienst/levensovertuiging; art. 6: vrij belijden, individueel of gezamenlijk, van godsdienst of levensovertuiging (indien openbaar dan regelgeving); art. 8/9: recht vereniging en vergadering / opdracht overheid art. 22: faciliteren maatschappelijke en culturele ontplooiing en vrije tijdsbesteding • AWGB - gelijke behandeling o.g.v. godsdienst/levensovertuiging • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • BW - civiel recht zonodig van toepassing (onrechtmatige daad, rechtspersoon etc.) • WVS - discriminerende bejegening/belediging • Gemeentewet - verordeningen (APV, ASV/subsidie, inspraak beleidsvoornemens) • AWBZ - vergoeding bijzondere kosten; PGB; indicatie • BABW / RVV 1990 en Regeling gehandicaptenparkeerkaart - wegverkeer, parkeerplaats en GPK • WBP - omschreven doel verzameling/verwerking, meldingsplicht organisatie aan CBP, recht van inzage en correctie etc; geldt ook voor persoonsgegevens kerkelijke organisaties • Welzijnswet 1994 - lokale welzijnsnota (o.a. participatie, maatschappelijk functioneren en ontplooiïng) • Woningwet - toegankelijkheidseisen Bouwbesluit 2003; gelden ook voor kerkgebouw, moskee • WOB - kwaliteit bestuurlijke informatievoorziening (o.a. adequate informatie) • WVG - gemeentelijke voorzieningen wonen en vervoer • ZFW - Regeling Hulpmiddelen 1996 (vervalt 01-01-2006) en ZVW- Besluit Zorgverzekering (o.a. hulpmiddelen) • WMO - toekomst: delen AWBZ, ZFW, WCPV, Welzijnswet 1994 etc. naar deze wet
G. 47
Meer informatie - ondersteuning: Centraal Joods Overleg (CJO): www.cjo.nl Hindoe Raad Nederland: www.hindoeraad.nl Landelijk Bureau Toegankelijkheid: www.lbt.nl Ministerie Onderwijs, Cultuur, Wetenschap: www.minocw.nl Nederlandse Islamitische Raad (NIR): zie adreslijst Nederlandse Moslim Raad (NMR):
[email protected] Raad van de Kerken in Nederland: www.raadvankerken.nl
G. 48
Regel 13 Informatie en onderzoek “Overheden accepteren de eindverantwoordelijkheid voor het verzamelen en verspreiden van informatie over de leefomstandigheden van mensen met beperkingen en zij bevorderen uitgebreid onderzoek naar alle aspecten en problemen die het leven van mensen met beperkingen bemoeilijken.” Vragen Regel 13:1 • Heeft de gemeente statistieken verzameld over, bijvoorbeeld: - de onderwijssituatie van leerlingen met een beperking? - de werkomstandigheden van mensen met beperkingen? - arbeidsmogelijkheden voor mensen met beperkingen? - meerkosten die een beperking met zich meebrengen? - de invloed van bezuinigingsmaatregelen en toenemende financiële druk op mensen met beperkingen? Regel 13:2 •Heeft de gemeente een databank met: - diverse groepen van mensen met beperkingen en hun specifieke behoeften? - de adressen van alle belangenorganisaties van mensen met beperkingen? - voorzieningen en programma’s voor mensen met beperkingen? Regel 13:3 • Hoe ondersteunt en evalueert de overheid onderzoek naar: - de invloed van sociale en economische omstandigheden op mensen met beperkingen en hun gezinsleden? - manieren waarop voorzieningen en ondersteunende diensten kunnen worden ontwikkeld? Regel 13:4 • Bevordert de gemeente de werving van mensen met beperkingen voor het werken in gegevensverzameling en onderzoek over de problematiek van beperkingen?
Ag. 38
Regel 13:5 • Welke maatregelen neemt de gemeente om kennis en informatie over de sociale en maatschappelijke situatie van mensen met beperking te verspreiden op politiek, ambtelijk en bestuurlijk niveau?
Ag. 39
Regel 13 Informatie en onderzoek Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs, art. 13: monitoring, effectrapportage na 5 jaar • Gemeentewet - uitvoeringsregels / bestuurlijke en ambtelijke organisatie (o.a. extern/intern informatiebeleid) • Provinciewet - uitvoeringsregels / bestuurlijke en ambtelijke organisatie (o.a. extern/intern informatiebeleid) • Evaluatieplicht gemeente, provincie, rijk o.g.v. specifieke wetten: WWB, WVG etc; zie ook art. 13 WGBh/cz (monitoring, effectrapportage na 5 jaar), onderzoek is uitgangspunt • AWB - eis zorgvuldig onderzoek en onderbouwing bij individuele en algemene besluiten bestuursorgaan + adviescie (art. 3:2) • Kaderwet Adviescolleges - onderzoek en advies t.b.v. regering en parlement, gevraagd/ongevraagd (bijv Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling/RMO) • WCPV - lokaal gezondheidsbeleid is gebaseerd op (statistische) volksgezondheidsgegevens • WBP - eis omschrijving en handhaving doel verzameling/verwerking (gezondheids) gegevens, meldingsplicht organisatie aan CBP, recht van inzage en correctie etc • WOB - kwaliteit bestuurlijke informatievoorziening, verzoek openbaarheid stukken • WMO - toekomst: delen AWBZ, ZFW, WCPV, Welzijnswet 1994 etc. naar deze wet / onderdeel onderzoek en informatieverstrekking t.b.v. beleidsontwikkeling
G. 49
Meer informatie - ondersteuning: Algemene Rekenkamer, waarop ook informatie over lokale rekenkamers en rekenkamercommissies: www.rekenkamer.nl. www.nvvr.nl Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): ‘Gemeente op maat’, statistische gegevens, ook over mensen met een beperking: www.cbs.nl Centraal Planbureau (CPB): www.cpb.nl Ministerie Volksgezondheid, Welzijn, Sport: www.minvws.nl Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid: www.minszw.nl Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM): www.rivm.nl Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP): o.a. tweejaarlijkse Rapportage Gehandicapten: www.cpb.nl Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG): gemeente-informatie en informatiebeleid: www.vng.nl
G. 50
Regel 14 Beleidsvorming en -planning “Overheden moeten ervoor zorgen dat rekening gehouden wordt met mensen met beperkingen bij alle beleidsvorming en -planning.” Vragen Regel 14:1 • Heeft de gemeente een gehandicaptenbeleidsplan? • Is dit gebaseerd op de VN Standaard Regels? • Bevat het beleid concrete maatregelen inzake: - een tijdslimiet voor de uitvoering van elke maatregel? - de verantwoordelijke uitvoerder? - financiële en andere middelen? Regel 14:2 • Zijn beleidsplannen die raken aan de sociaal-economische positie van mensen met beperkingen opgesteld in nauwe samenwerking met de belangenorganisaties? • Is in beleidsplannen van de gemeente vanaf het eerste moment rekening gehouden met mensen met beperkingen? Regel 14:4 • Hoe stimuleert de gemeente algemene instellingen en dienstverleners om ervoor te zorgen dat hun programma’s en informatie beschikbaar en bereikbaar zijn voor mensen met beperkingen? • Zijn er standaardlijsten om te controleren of er voor verschillen situaties maatregelen getroffen zijn voor toegankelijkheid? • Zo ja, worden die lijsten dan ook gebruikt om actie te bevorderen? Regel 14:5 • Zijn er handboeken, toetsingslijsten of trainingsprogramma’s beschikbaar ter ondersteuning van medewerkers van de gemeente, om bij de beleidsvoorbereiding rekening te kunnen houden met mensen met beperkingen?
Ag. 40
Regel 14 Beleidsvorming en planning Lees eerst: Hoofdstuk 2, deel 3: Van idee tot beleidsplan Wetten en regels- beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen • AWGB - gelijke behandeling algemeen ; toekomst: integrale wet • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs, toekomst: wonen, vervoer • Gemeentewet - uitvoeringsregels / bestuurlijke en ambtelijke organisatie (o.a. extern/intern informatiebeleid) • Provinciewet - uitvoeringsregels / bestuurlijke en ambtelijke organisatie (o.a. extern/intern informatiebeleid) • Evaluatieplicht gemeente o.g.v. specifieke wetten: WWB, WVG etc., uitgangspunt is onderzoek en beleidsontwikkeling • WCPV - gemeentelijk gezondheidsbeleid • Welzijnswet 1994 - gemeentelijke welzijnsnota • KWZ - uitgangspunt beleid: kwalitatief goede zorg; geldt ook voor gemeente lijke/provinciale zorginstellingen; instrument o.a. kwaliteitssysteem • WOB - kwaliteit bestuurlijke informatievoorziening, verzoek openbaarheid stukken • WMO - toekomst: delen AWBZ, ZFW, WCPV, Welzijnswet 1994 etc. naar deze wet / onderdeel informatie en beleidsvorming Meer informatie - ondersteuning: Instituut voor Publiek en Politiek: www.publiek-politiek.nl Ministerie Binnenlandse zaken/Koninkrijksrelaties: www.minbzk.nl Overheidsinformatie: www.overheid.nl Postbus 51: www.postbus51.nl Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) / CG-raad: Modelverordeningen ex art. 1a. cliëntenparticipatie WVG: www.vng.nl en www.cg-raad.nl
G. 51
Regel 15 Wetgeving “Overheden dragen verantwoordelijkheid om een wettelijke basis te scheppen voor maatregelen die volledige participatie en rechtsgelijkheid waarmaken voor mensen met beperkingen.” Vragen Regel 15:2 • Voldoet de gemeente aan de huidige wetgeving voor gelijke behandeling van mensen met een handicap of chronische ziekte? • Zo nee, is de gemeente daarop aangesproken en heeft zij actie ondernomen om ervoor te zorgen dat de situatie zich niet herhaalt?
Ag. 41
Regel 15 Wetgeving Wetten en regels - beleid • Grondwet - gelijke behandeling en non discriminatie (art. 1) • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • WGBL - gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid • BW - onrechtmatige (overheids) daad; uitgangspunt compensatie • WVS - discriminerende bejegening/belediging • AWB - uitvoering bindende besluiten EG (titel 1.2) / rechtsbescherming belanghebbende, ook rechtspersonen (art. 1:2); div beginselen van behoorlijk bestuur (Hoofdstuk 3 e.v.) • Gemeentewet - duaal politiek systeem • Provinciewet - duaal politiek systeem • WOB - kwaliteit bestuurlijke informatievoorziening, verzoek openbaarheid stukken • Div regelingen cliëntenpart.icipatie - o.a. in WVG, WWB, WSW, WET SUWI, WMCZ • Regelingen staatstoezicht in diverse wetten (arbeid, onderwijs, gezondheidszorg o.a.); ook regionaal georganiseerd • WNO - ook op lokale overheden van toepassing (verplichte klachtenregeling 2005) • WKCZ - klachten over zorgaanbieders; 2004: Klachtenrichtlijn GZ, o.a. t.b.v. signaalwerking kwaliteit van de zorg; functie Inspectie (IGZ) • WMO - toekomst: delen AWBZ, ZFW, WCPV, Welzijnswet 1994 etc. naar deze wet / nog geen regeling cliëntenparticipatie Meer informatie - ondersteuning: Amnesty International afd. Nederland: www.amnesty.nl Commissie Gelijke Behandeling: www.cgb.nl Chronisch zieken en Gehandicapten Raad (CG-Raad): www.cg-raad.nl Maastricht Centre of Human Rights, leerstoel Disability Rights: www.unimaas.nl Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten (SIM): www.law.uu.nl/sim/
G. 52
Regel 16 Economisch beleid “Overheden dragen de financiële verantwoordelijkheid voor nationale programma’s en beleid voor het scheppen van gelijke kansen voor mensen met beperkingen.” Vragen Regel 16:1 • Zijn de uitgaven van de gemeente voor aanpassingen en andere hulpbronnen inzake mensen met beperkingen opgenomen in het normale budget dan wel apart begroot? Regel 16:2 • Geeft de gemeente financiële ondersteuning aan projecten en andere ontwikkelingen die relevant zijn voor mensen met beperkingen? Regel 16:4 • Heeft de gemeente een speciaal ontwikkelingsfonds voor de ondersteuning van proefprojecten en hulpprogramma’s van lokale belangenorganisaties?
Ag. 42
Regel 16 Economisch beleid Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBL - gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • Begrotingswetgeving - Rijk, Provincie en Gemeente - bijv rijksbijdrage VWS aan Fonds PGO, Nationaal Actieplan “Gelijke behandeling in de praktijk”, Provincie- en Gemeentefonds • Gemeentewet - verordeningen (doelsubsidies) • Provinciewet - verordeningen (doelsubsidies) Meer informatie - ondersteuning: Zichtbaar maken wat de materiële en immateriële opbrengst is van lokale investeringen in participatie en gelijke kansen voor burgers en gemeente. Zichtbaar maken van de economische aspecten van burgers met beperkingen als consument. Ministerie Binnenlandse Zaken / Koninkrijksrelaties: www.minbzk.nl Ministerie Economische Zaken: www.minez.nl Ministerie Financiële Zaken: www.minfin.nl Taskforce Handicap en Samenleving, doel mentaliteitsverandering: www.tfhs.nl
G. 53
Regel 17 Coördinatie van werkzaamheden “Overheden zijn verantwoordelijk voor het oprichten en versterken van nationale coördinatie-centra die moeten functioneren als expertisecentrum voor vraagstukken over beperkingen.” Vragen Regel 17:1 • Heeft de gemeente een permanente commissie die vraagstukken over beperkingen coördineert? Regel 17:2 • Zo ja, hoe wordt die coördinatiecommissie samengesteld? Regel 17:3 • Hoe zijn de belangenorganisaties van de mensen met beperkingen vertegenwoordigd in de coördinatiecommissie? Regel 17:4 • Welke financiële en andere middelen staan de coördinatiecommissie ter beschikking?
Ag. 43
Regel 17 Coördinatie van werkzaamheden Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen • AWGB - gelijke behandeling algemeen; toekomst: een integrale wet • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs • WGBL - gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid • Nationaal Actieplan “Gelijke behandeling in de praktijk” • Financiële regelgeving Rijk, Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO, bv. het College Bescherming Persoonsgegevens, de Commissie Gelijke Behandeling, het Fonds Patiënten, Gehandicapten, Ouderen (PGO), het Fonds Zorgonderzoek Nederland/Medische Wetenschappen (ZonMw), en anderen) / beleid gericht op samenwerking en bundeling expertise (landelijke) organisaties • Gemeentewet - verordeningen (doelsubsidies) • Provinciewet - verordeningen (doelsubsidies) Meer informatie - ondersteuning: Interprovinciaal Overleg: www.ipo.nl Ministerie Binnenlandse Zaken / Koninkrijksrelaties: www.minbzk.nl Ministerie Financiële Zaken: www.minfin.nl Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG): www.vng.nl
G. 54
Regel 18 Organisaties van mensen met beperkingen “Overheden moeten het recht erkennen van belangenorganisaties om mensen met beperkingen op nationaal, regionaal en lokaal niveau te vertegenwoordigen. Overheden moeten ook de adviserende rol van deze organisaties in de besluitvorming over het beleid erkennen.” Vragen Regel 18:1 • Hoe ondersteunt en bevordert de gemeente: - de oprichting van belangenorganisaties van mensen met beperkingen? - al bestaande organisaties? - onderlinge samenwerking tussen zulke belangenorganisaties? Regel 18:2 •Hoe werkt de gemeente nu samen met deze belangenorganisaties? Regel 18:3 • Welke rol spelen de belangenorganisaties bij ondersteuning, dienstverlening, voorzieningen en andere maatregelen voor mensen met beperkingen? • Zijn zij in de gelegenheid om: - behoeften en prioriteiten te aan te wijzen? - deel te nemen aan de planning van maatregelen? - invloed uit te oefenen op de uitvoering van het beleid? - deel te nemen aan evaluaties? - actief een bijdrage te leveren aan de bewustwording in de samenleving? Regel 18:4 • Welke betekenis hebben belangenorganisaties van mensen met beperkingen voor: - hun leden? - de samenleving?
Ag. 44
Regel 18:5 • In hoeverre zijn deze belangenorganisaties vertegenwoordigd in de lokale bestuursorganen? Regel 18:6 • Zijn de positie, adviesfunctie, ondersteuning en budget van belangenorganisaties vastgelegd in een gemeentelijke verordening?
Ag. 45
Regel 18 Organisaties van mensen met beperkingen Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs, art. 13: monitoring, effectrapportage na 5 jaar • Nationaal Actieplan “Gelijke behandeling in de praktijk” • Div regelingen cliëntenparticipatie, o.a. verplicht in WVG, WWB, WMCZ, SUWI, WSW; optioneel in Wgrl (Adviesraden Leerlingenvervoer) • AWB - rechtsbescherming belanghebbende, ook rechtspersonen/platforms (art. 1:2) • WOB - kwaliteit bestuurlijke informatievoorziening, verzoek openbaarheid stukken • Gemeentewet - art. 150 (inspraakverordening) • WMO - toekomst: deel WVG, WWB etc. naar deze wet; aspect cliëntenparticipatie Meer informatie - ondersteuning: Zie ook:
- GIDS Hfdst 2. Deel 3: Van idee naar beleidsplan - GIDS Hfdst 4.: Voorbeelden van succesvolle samenwerking
Rol belangenorganisaties: gelijkwaardig partnerschap, structureel betrokken in alle fasen van de beleidscyclus. Diverse organisaties bieden regionaal informatie, advies, coaching, training en voorlichting door ervaringsdeskundigen: FvO: trainingen voor wettelijk vertegenwoordigers in cliëntenraden: www.fvo.nl Kwadraad, kwaliteitstoetsing vanuit ggz-cliëntenperspectief: www.kwadraad.info Landelijke Federatie Belangenbehart.iging “Onderling Sterk”: www.lfb-onderlingsterk.nl Landelijke Organisatie Cliëntenraden (LOC): www.loc.nl Landelijke Patiënten en Bewonersraden ggz: www.lpr.nl Landelijk Steunpunt cliëntenRaden (LSR): www.lsr-clientenraden.nl Programma Versterking Cliëntpositie (VCP/CG-Raad en FvO): implementatie 22 VN-Standaard Regels Gelijke Kansen in gemeente, Agenda 22-training, lobbytrai-
G. 55
ning en coaching en advies aan lokale participatieraden: www.programmavcp.nl Stichting Perspectief: voert i.s.m. cliënten evaluaties uit in instellingen en geeft trainingen: www.perspectief.org Taskforce Handicap en Samenleving: www.tfhs.nl VNG / CG-Raad: Modelverordeningen Cliëntpart.icipatie WVG, ex art. 1a WVG: www.vng.nl en www.cg-raad.nl
G. 56
Regel 19 Training van personeel “Overheden zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van doelmatige training op ieder niveau van personeel dat betrokken is bij de planning en voorbereiding van programma’s en voorzieningen voor personen met beperkingen.” Vragen Regel 19.1 • Krijgen medewerkers van de gemeente die regelmatig in contact komen met mensen met beperkingen ook voorlichting en training op dit gebied? • Zo ja, komen in die programma’s ook de principes van gelijkwaardige participatie en gelijke kansen op passende wijze aan bod? • Krijgen andere personeelsleden training op dit gebied? • Wordt er speciale aandacht besteed aan wat discriminatie van mensen met beperkingen inhoudt en hoe dit is tegen te gaan? Regel 19:3 • Worden mensen met beperkingen ingeschakeld als docenten, instructeurs of adviseurs in trainingsprogramma’s voor gemeentelijk personeel? • Worden deze trainingsprogramma’s ontwikkeld in overleg met de belangenorganisaties van mensen met beperkingen?
Ag. 46
Regel 19 Training van personeel Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen • AWGB - gelijke behandeling algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs, art. 13: monitoring, effectrapportage na 5 jaar • WGBL - gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid • Gemeentewet - uitvoeringsregels / bestuurlijke en ambtelijke organisatie (o.a. scholingsbeleid personeel) • Provinciewet - uitvoeringsregels / bestuurlijke en ambtelijke organisatie (o.a. scholingsbeleid personeel) • WMO - toekomst: deel WVG, WWB etc. naar deze wet; aspect deskundigheidsbevordering Meer informatie - ondersteuning: Voorstellen doen voor werkbezoeken en trainingsprogramma’s voor personeel van gemeente en andere betrokken organisaties over rechten, mogelijkheden en bejegening van mensen met een beperking, met medewerking van ervaringsdeskundigen. Programma VCP / CG-Raad en FvO: voorlichting door ervaringsdeskundigen, training voorlichters, www.programmavcp.nl Agenda 22-training; Lobbytraining. Landelijke Federatie Belangenbehartiging (LFB) “Ondering Sterk”, voorlichting door mensen met een verstandelijke handicap: www.lfb-onderlingsterk.nl Stichting Pandora: voorlichting door ervaringsdeskundige cliënten ggz: www.stichtingpandora.nl Taskforce Handicap en Samenleving, doel mentaliteitsverandering: www.tfhs.nl
G. 57
Regel 20 Nationale controle op en evaluatie van beleidsprogramma’s in het kader van de 22 Standaard Regels “Overheden zijn verantwoordelijk voor voortdurende controle en evaluatie van nationale programma’s en diensten voor gelijke kansen voor mensen met beperkingen.” Vragen Regel 20:1 • Hoe verloopt de evaluatie van lokale beleids- en actieprogramma’s voor mensen met beperkingen? • Welke rol spelen de belangenorganisaties van mensen met beperkingen bij de evaluatie van beleids- en actieprogramma’s? • Hoe en aan wie vindt de verspeiding van de resultaten van de evaluaties plaats? Regel 20:5 • Zijn de procedures voor hoe en wanneer evaluatie van beleid en actieprogramma’s voor mensen met beperkingen zal plaatsvinden vastgelegd in de plannen?
Ag. 47
Regel 20 Nationale controle op en evaluatie van beleidsprogramma’s in het kader van de Standaardregels Wetten en regels - beleid • Grondwet - anti discriminatie algemeen • WGBh-cz - discriminatieverbod arbeid en beroepsonderwijs, art. 13: monitoring, effectrapportage na 5 jaar • Evaluatieplicht gemeente provincie, rijk o.g.v. specifieke wetten (WWB, WVG etc); zie ook art. 13 WGBh/cz (monitoring, effectrapportage na 5 jaar), uitgangspunt is onderzoek Meer informatie - ondersteuning: Algemene Rekenkamer: www.rekenkamer.nl Provinciale Rekenkamers: www.vernieuwingsimpulsprovincies.nl Gemeentelijke Rekenkamer (voorzover opgericht) Centraal Planbureau: www.cpb.nl Centraal Bureau voor de Statistiek: www.cbs.nl
Provinciale organisaties voor belangenbehartiging, informatie en ondersteuning.
G. 58
Regel 21 Technische en economische samenwerking “Overheden in geïndustrialiseerde landen én ontwikkelingslanden hebben de verantwoordelijkheid om samen te werken om maatregelen te nemen voor het verbeteren van de leefomstandigheden van mensen met beperkingen.” Vragen Regel 21:1 • Welke financiële en andere middelen heeft de gemeente voor vluchtelingen en immigranten met een beperking? • Zijn de speciale behoeften van immigranten en vluchtelingen opgenomen in beleidsplannen en actieprogramma’s voor mensen met beperkingen? Regel 21:2 • Zijn in samenwerkings- of uitwisselingsprojecten tussen de overheid en ontwikkelingslanden, de vraagstukken betreffende mensen met beperkingen hiervan een onderdeel? Regel 21:3 • Vindt er consultatie plaats van de belangenorganisaties van mensen met beperkingen wanneer de overheid projecten in ontwikkelingslanden opzet voor mensen met beperkingen? Regel 21:4 • Ondersteunt de overheid binnen projecten technische en economische samenwerking met ontwikkelingslanden de ontwikkeling van vaardigheden, talenten en mogelijkheden van mensen met beperkingen? Regel 21:5 • Steunt de overheid de oprichting en versterking van belangenorganisaties van mensen met beperkingen in andere landen door: - initiatieven te ondersteunen? - op andere wijzen?
Ag. 48
Regel 21:6 • Bevatten samenwerkings- of uitwisselingsprojecten maatregelen om de kennis over beperkingsvraagstukken van betrokken medewerkers te vergroten?
Ag. 49
Regel 21 Technische en economische samenwerking Wetten en regels - beleid Er zijn geen wetten of regels voor gemeenten en provincies, in het kader van medebewind over internationale samenwerking op technisch en economisch gebied, ten behoeve van mensen met een beperking in ontwikkelingslanden. Wel bestaat autonome bevoegdheid om dit beleidsmatig op te pakken. Meer informatie - ondersteuning: Dutch Coalition on Disability and Development: www.dcdd.nl Expertisecentrum Xidis, ICT en Handicap: www.lkc-xidis.nl Het Hulpmiddeleninformatiecentrum: www.hethic.nl Instituut voor Revalidatievraagstukken (IRV): www.irv.nl Kenniscentrum Rehabilitatie ggz: www.kenniscentrumrehabilitatie.nl Kennisinstituut Technologische Thuiszorg (KITTZ): www.kittz.nl Kwaliteits- en Bruikbaarheidsonderzoek Hulpmiddelen (KBOH): www.kboh.nl
G. 59
Regel 22 Internationale samenwerking “Overheden moeten actief deelnemen aan internationale samenwerking voor beleid voor gelijke kansen voor mensen met beperkingen.” Vragen Regel 22:2 • Wanneer de gemeente internationaal samenwerkt, is de problematiek van mensen met beperkingen dan ook opgenomen in: - onderhandelingen? - informatie-uitwisseling? - ontwikkelingsprogramma’s? Regel 22:3 • Hoe ondersteunen gemeente en provincie de internationale uitwisseling van kennis en ervaring tussen: - niet-regeringsgebonden organisaties (NGO’s) die zich inzetten voor mensen met beperkingen? - onderzoeksinstituten en individuele onderzoekers die zich richten op vraagstukken over leven met beperkingen? - vertegenwoordigers van praktijkprogramma’s en professionele beroepsgroepen? - lokale en provinciale belangenorganisaties en platforms van mensen met beperkingen? - nationale coördinatiecommissies?
Ag. 50
Regel 22 Internationale samenwerking Wetten en regels - beleid Er zijn geen wetten of regels voor internationale samenwerking. Veel gemeenten onderhouden een stedenband met een andere (Europese) gemeente. Hierin kan de uitwisseling over integraal gemeentelijk beleid voor mensen met beperkingen, gericht op gelijke kansen, een vaste plek krijgen. Lokale belangenorganisaties kunnen initiatieven nemen tot uitwisseling met belangenorganisaties en Centers for Independent Living in de gemeente waarmee de stedenband bestaat. Meer informatie - ondersteuning: Amnesty International: www.amnesty.org DCDD: Dutch Coalition on Disability and Development: www.dcdd.nl Disabled Peoples’ International: www.dpi.org European Disability Forum (EDF): www.edf-feph.org Europese Unie: http://europa.eu.int International Alliance of Patients Organisations: www.patientsorganizations.org NIZW International Centre: www.nizw.nl Rehabilitation International: www.rehab-international.org Verenigde Naties/United Nations: www.un.org/esa/socdev/enable/ Wereld Gezondheidsorganisatie (World Health Organisation/WHO) : www.who.int Vereniging Gehandicapten Platform Nederland/VGPN (National Disability Council of the Netherlands):
[email protected] Vereniging Nederlandse Gemeenten: www.vng.nl / www.stedenbanden.nl / www.vng-international.nl
G. 60
G. 61
Hoofdstuk 4 De opzet van een beleidsplan voor mensen met beperkingen Overkoepelende lange termijndoelstellingen • Bijvoorbeeld: “In onze gemeente moeten alle burgers in staat zijn om op gelijkwaardige wijze deel te nemen aan het culturele leven”. Samenvatting van de inventarisaties • Hoe de verschillende activiteiten van de gemeente functioneren, gelet op de Standaard Regels. Samenvatting van de behoefte aan openbare diensten en voorzieningen voor mensen met beperkingen • Algemene beschrijving van het totaal aan behoeften aan gemeentelijke dienstverlening door mensen met beperkingen. Tijdpad op lange termijn • Omschrijft de terreinen waarop maatregelen genomen moeten worden en specificeert de uitvoering van de onderscheiden maatregelen per kalenderjaar. Doelstellingen en concrete maatregelen • Omschrijving van beoogde resultaten en maatregelen op ieder terrein dat aangepakt moet worden binnen de periode die het plan bestrijkt. Er moet een stappenplan met maatregelen komen, met bepalingen wanneer zij uitgevoerd moeten zijn, wie ervoor verantwoordelijk is en hoe de financiering is geregeld. Voorbeeld • Gemeentelijke informatie moet toegankelijk gemaakt worden door: - aanpassing van de toegang tot kantoren en de telefooncentrale van de gemeente, - installatie van lift en teksttelefoon (tijdpad, verantwoordelijke afdeling of organisatie, financiering),
Ag. 51
- alle informatie van de gemeente moet op verzoek beschikbaar zijn op cassette of in een makkelijk leesbare versie (tijdpad, verantwoordelijke afdeling of organisatie, financiering), - de lokatie van de vergaderingen van de gemeenteraad moet toegankelijk gemaakt worden voor mensen met beperkingen (tijdpad, verantwoordelijke afdeling of organisatie, financiering), • Toekomstige samenwerking met belangenorganisaties van mensen met beperkingen - mogelijke modellen voor samenwerking met lokale belangenorganisaties van mensen met beperkingen. Evaluatie en herziening • Procedures voor evaluatie en herziening van het plan: wanneer en hoe.
Ag. 52
Hoofdstuk 4 Voorbeelden uit de lokale praktijk Introductie Agenda 22 is een methode om de Standaard Regels in te bedden in gemeentelijk beleid dat gelijke kansen biedt voor mensen met beperkingen. In 1999 tekenden de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de Federatie Nederlandse Gehandicaptenraad en het Werkverband Organisaties Chronisch Zieken (WOCZ) een intentieverklaring. De tekst van de intentieverklaring luidde: “De Federatie Nederlandse Gehandicaptenraad, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het Werkverband Organisaties Chronisch Zieken onderschrijven het doel van de Standaard Regels van de Verenigde Naties: Mensen met langdurige beperkingen gelijke kansen beiden op volwaardige deelname in de samenleving. De Gehandicaptenraad, de VNG en het WOCZ zullen: • de Standaard Regels onder de aandacht van gemeenten en lokale platforms/organisaties van mensen met beperkingen brengen. • Nagaan welke mogelijkheden er op lokaal beleidsniveau zijn om de Standaard Regels te concretiseren en goede praktijkvoorbeelden op te sporen. • Gemeenten en platforms daarover informeren.” Deze verklaring was de basis voor een gezamenlijke publicatie van de VNG met de CG-Raad met voorbeelden van lokaal gehandicaptenbeleid onder de titel “Bijvoorbeeld” (2002). Ervaringen in Nederland Dit hoofdstuk presenteert praktijkvoorbeelden van samenwerking tussen een gemeente en een lokaal platform van mensen met beperkingen. Voorbeelden uit de proefgebieden Het project “Agenda 22, werken aan de basis”, startte in 2004 in drie proefgebieden in de gemeenten Rotterdam, Winschoten en Breda. De doelstelling is het
G. 62
samenbrengen van alle cliëntenorganisaties in één adviesraad. Een goede en brede organisatie van die raden is zeer belangrijk, om de gemeenten als gelijkwaardig partner te adviseren over inclusief beleid. Dit houdt ook in dat adviesraden goed ondersteund worden de gemeente. Een plan van aanpak en heldere afspraken blijken steeds weer van het grootste belang te zijn. (Zie ook GIDS Hoofdstuk 2 deel.2: Agenda 22-groep en Agenda 22-training). Rotterdam: Agenda 22-groep, toepassing van de methode. De gemeenteraad van Rotterdam heeft de 22 VN-Standaard Regels officieel aanvaard als kader voor het maken van integraal gehandicaptenbeleid. Eind 2003 werd het Platform Agenda 22 opgericht. Het platform stelde een plan van Aanpak op onder de titel “Werken aan uitvoering”. Het platform was een samenwerkingsverband van de Stedelijke Adviescommissie Gehandicaptenbeleid (SAG), de Regionale Federatie van Ouderverenigingen (RFvO) Rijnmond, het Regionaal Patiënten Consumenten Platform Rijnmond (RPCP R) en de Vereniging van Gehandicaptenorganisaties Rotterdam (VGR). Januari 2005 bracht het Platform Agenda 22 haar advies uit op de thema’s Sport & Recreatie, Gezondheidsbeleid en Toegankelijkheid (Parkeerbeleid). De belangenorganisaties begonnen met het toetsen van het bestaande gemeentelijke beleid. Hiervoor volgde de Rotterdamse Platform Agenda 22 het vijf-stappenplan van de Agenda 22-methode op de voet. De eerste fase was een inventarisatie met behulp van de per Standaard Regel geformuleerde vragen, om de mening van de burgers vast te leggen. Los van het Platform Agenda 22, bleek ook het Basisberaad GGZ-cliënten geïnteresseerd in de Agenda 22. Het platform Agenda 22 werd uitgenodigd voor de door het Basisberaad georganiseerde conferentie met de plannen voor de WMO als onderwerp. Na deze conferentie sloot het Basisberaad van mensen met een psychische beperking zich aan bij het Platform Agenda 22. De gemeente heeft het Platform Agenda 22 gevraagd de functie van het Stedelijk Adviesorgaan Gehandicaptenbeleid (SAG) voort te zetten.
G. 63
Gemeente Rotterdam
Platform Agenda 22
Postbus 70012
p/a Goudse Rijweg 373-375
3000 KP Rotterdam
3031 CG Rotterdam
Telefoon: 010-417 91 11
informatie via MEE Rotterdam
fax: 010-413 02 50
telefoon: 010 - 282 1111
e-mail:
[email protected]
e-mail:
[email protected]
internet: www.rotterdam.nl
internet: www.meerotterdam.nl
Winschoten: Agenda 22-groep stelt advies op voor raadsledengroep: “Sport voor iedereen in Winschoten”. De coördinator van het Platform Gehandicaptenbeleid Winschoten (PGW) en de voorzitter van de raadsledengroep Gehandicaptenbeleid gaven begin 2003 aan dat zij al werkten met de (zelf vertaalde) Agenda 22-methode en dat zij belangstelling hadden om als proefgebied mee te werken aan het project Agenda 22. De gemeenteraad ondersteunde het samenwerken met het Project Agenda 22. Zij beseft ervaringsdeskundigheid nodig te hebben bij de vormgeving van het beleid. De coördinatiegroep Agenda 22 zette een plan van aanpak op met als doel om aanbevelingen te formuleren om het beleidsplan lokaal gezondheidsbeleid aan te vullen met een Plan Sport en Bewegen voor iedereen. Het plan van aanpak bevat (globaal) de volgende stappen: 1. “Hoe is het nu?” Inventarisatie van aanbod en van beleid. 2. “Hoe ervaren de betrokken burgers het aanbod en het beleid?” Dwz: inventarisatie door de belangenorganisaties. 3. Analyse: voorbereiding in gemengde groep (gemeente, GGD, cliënten); 4. Analyse bespreken in coördinatiegroep 5. Concept-advies formuleren, met concrete inhoud en uitvoeringsplan 6. Concept-advies aanbieden aan de gemeenteraad De ervaringen in de proefperiode leverden belangrijke leerpunten op, zoals: - Zorg voor een goede taakverdeling in de coördinatiegroep - Besteedt in overlegsituaties voldoende aandacht aan beeldvorming (“hebben we het over hetzelfde?”, oordeelsvorming (“wat vonden we, meningen, argumenten, afwegingen) en correcte besluitvorming (kwaliteit van argumenten en onderlinge afweging).
G. 64
- Rondt ieder overleg af met concrete afspraken (“wie doet wat en op welke termijn”) - Bewaak een correcte besluitvorming met een afspraak over de voorwaarden voor besluitvorming (“besluiten kunnen alleen genomen worden als er minimaal x personen van de coördinatiegroep aanwezig zijn”). Gemeente Winschoten
Platform Gehandicaptenbeleid
Postbus 175
Winschoten (PGW)
9670 AD Winschoten
p/a de Boschpoort, Boschplein 2
tel: (0597) 48 11 11
9671 GB Winschoten
fax: (0597) 42 00 93
tel: (0597) 42 18 33
e-mail:
[email protected]
fax: (0597) 43 22 78
internet: www.winschoten.nl
e-mail:
[email protected]
Breda: Lokaal Gezondheidsbeleid voor mensen met beperkingen. Het Bredaas Centrum Gehandicaptenbeleid (BCG) is door de landelijke projectgroep Agenda 22 gevraagd om als proefgebied te functioneren, vanwege eerdere activiteiten op het gebied van gezondheidsbeleid. De steungroep wonen, zorg en welzijn van het BCG adopteerde als doelstelling: invloed uitoefenen op het vaststellen van speerpunten in het lokale gezondheidsbeleid van de gemeente Breda. Als eerste maakten ze daarvoor een plan van aanpak, met de volgende stappen: 1. Inspreken bij de raadscommissie SAW: voorkomen van te snelle vaststelling van speerpunten 2. BCG ontvangt een uitnodiging voor 5 werkateliers, voor overleg met politici 3. Lidorganisaties melden knelpunten bij wonen en zorg en formuleren noodzakelijke veranderingen 4. Alle inwoners met functiebeperkingen en chronisch zieken melden knelpunten op het gebied van handicap en inkomen, gezondheid(sbeleving) en welzijn(sbeleving) 5. Interviews met allochtonen (zo nodig met tolk) 6. Analyse van het verzamelde materiaal en de resultaten daarvan vastleggen in een notitie. 7. Symposium voor politici en beleidsmakers op basis van de notitie. Thema:
G. 65
“Wat kost een handicap en wie betaalt?”. 8. Notitie met aanbevelingen aanbieden aan verantwoordelijke politici en beleidsmakers. De kosten van dit plan van aanpak bedroegen � 3.300,- en werden betaald uit subsidie van de gemeente Breda. De gemeente kreeg in het kader van het lokale gezondheidsbeleid meer oog voor gesignaleerde knelpunten. De aanbevelingen van het BCG zijn overgenomen. Gemeente Breda
Bredaas Centrum
Postbus 90156
Gehandicaptenbeleid (BCG)
4800 RH Breda
Postbus 9326
telefoon: (076) 529 30 00
4801 LH Breda
fax: (076) 529 32 40
telefoon: (076) 522 33 43
e-mail:
[email protected]
fax: (076) 522 88 56
internet: www.breda.nl
e-mail:
[email protected] internet: www.handicapbreda.nl
Voorbeelden uit andere gemeenten Monster: de participatieladder Een manier om verschillende vormen van samenwerking tussen gemeente en coördinatiegroepen in kaart te brengen, is de zogenaamde participatieladder, ontwikkeld in Monster. Deze geeft de keuzes aan die de betrokken partijen moeten maken over de vorm en de zwaarte van de participatie. Hierin moeten de partijen elk een keuze maken en het daarover met elkaar eens worden. De keuze wordt (mede)bepaald door een aantal aspecten, zoals de mate waarin burgers zich kunnen vinden in het beleid van de gemeente, het effect dat alle partijen verwachten van de samenwerking en de vanuit de gemeente beschikbare ondersteuning. De participatieladder ziet er zo uit: (5) Meebeslissen (4) Coproductie (3) Adviseren (2) Raadplegen (1) Informeren G. 66
Toelichting participatieladder De ladder geeft een beeld van de mogelijkheden van bestaande niveaus van overleg tussen lokale platforms en gemeenten. Lees de ladder van onder naar boven. De onderste trede (1) verbeeldt het lichtste niveau van participatie. (1). Informeren oftewel: geïnformeerd worden De gemeente bepaalt voornamelijk zelf de agenda voor overleg en besluitvorming en brengt het gehandicaptenplatform hiervan op de hoogte. Het platform kan zelf geen bijdrage leveren aan de ontwikkeling van beleid. (2) Raadplegen oftewel: geraadpleegd worden De gemeente bepaalt voornamelijk zelf de agenda voor overleg en besluitvorming. Het platform is gesprekspartner bij de ontwikkeling van beleid, maar de gemeente doet niet altijd daadwerkelijk iets met deze inbreng. (3) Adviseren De gemeente stelt de agenda vast. Het platform draagt problemen aan en formuleert oplossingen: deze ideeën worden meegenomen bij de ontwikkeling van het beleid. De gemeente wijkt er soms met argumenten van af. (4) Coproductie De gemeente delegeert de besluitvorming over het beleid aan het platform, dat ondersteund wordt door een beleidsmedewerker. De gemeente heeft een aansturende rol: ze stelt voorwaarden op en toetst de resultaten achteraf. (5) Meebeslissen De gemeente en het platform stellen een gezamenlijke agenda op en ontwikkelen gezamenlijke ideeën. De gemeente verbindt zich bij de uiteindelijke besluitvorming aan deze ideeën. De praktijk De gemeente streeft niet naar het schrijven van jaarlijks nieuw beleid, maar stelt in samenwerking met het PGM een rapport op met speerpunten voor gemeentelijk beleid. Dit basisdocument wordt regelmatig geëvalueerd op voortgang. Daarnaast maakt de gemeentelijke coördinator WVG een kwartaalrapportage en een jaarverslag met de stand van zaken. G. 67
Tips voor succesvolle participatie: - Partijen maken keuzes in vorm en zwaarte van de participatie en leggen deze schriftelijk vast - Wederzijds respect voor, vertrouwen in en waardering voor elkaars deskundigheid en verantwoordelijkheid - Kennis van zaken - Adequate en tijdige informatievoorziening van gemeente aan platform en omgekeerd - Hanteer als uitgangspunt dat niet alles (meteen) op te lossen is, faseer - Zorg voor een stabiel overlegteam, voor continuïteit en voor een goede organisatie van het overleg. De gemeente Monster maakt inmiddels deel uit van de gemeente Westland. Gemeente Westland
Platform Gehandicaptenbeleid
Postbus 150
Westland, p/a Anjerstraat 83
2670 AD Naaldwijk
2685 XE Poeldijk
telefoon: (0174) 673 673
telefoon: (0174) 246 303
fax: (0174) 673 600
e-mail:
[email protected]
e-mail:
[email protected]
internet:
internet: www.gemeentewestland.nl
home.kabelfoon.nl/~nreijn/index.htm
Hoorn, West-Friesland: Regionale participatieraad voor 13 gemeenten Dertien gemeenten in de regio West-Friesland besloten om te kiezen voor één gezamenlijk, krachtig adviesorgaan, in plaats van dertien aparte raden. Het Regionale Gehandicaptenplatform West-Friesland, zoals het adviesorgaan heet, wordt gevoed door thema-werkgroepen, waaraan wordt deelgenomen door mensen met diverse beperkingen, die wonen in de deelnemende gemeenten. De dertien gemeenten dragen gezamenlijk bij in de kosten van de adviesraad. Om een krachtige raad te vormen, is gekozen voor een voorzitter, secretaris en penningmeester, die in de eerste plaats deskundig en ervaren zijn in deze functies. Dit organisatorische verband kan model staan voor andere landelijke gebieden met kleine woonkernen.
G. 68
Gemeente Hoorn
Regionaal Gehandicaptenplatform Hoorn
Postbus 603
p/a Refter 48
1620 AR Hoorn
1695 JN Blokker
telefoon: (0229) 252200
telefoon: (0229) 232 608
fax: (0229) 252040
e-mail:
[email protected]
e-mail:
[email protected] internet: www.hoorn.nl Assen: model WMO-Raad In Assen is een WMO-Raad gevormd, die bestaat uit clusters van vertegenwoordigers van de diverse belangenorganisaties. Deze clusters hebben weer werkgroepen gevormd op onderwerp. In de WMO-Raad komen alle belangenorganisaties elkaar tegen, in de clusters vinden ze aansluiting bij mensen met eenzelfde beperking. Alle gemeentes in de provincie Drenthe nemen deze organisatievorm, die het “model Assen” genoemd is, vooralsnog over. Gemeente Assen
RPCP Drenthe
Postbus 30018
Postbus 278,
9400 RA Assen
9400 AG ASSEN
telefoon: (0592) 366911
telefoon: (0592) 243 844
fax: (0592) 366595
fax: (0592) 243 804
e-mail:
[email protected]
e-mail:
[email protected]
internet: www.assen.nl
internet: www.rpcp-drenthe.nl
Hoogeveen: Agenda 22-methode: ook in WMO-model Assen? Ook in Hoogeveen is het “model Assen” overgenomen. Daarnaast werkt de gemeente Hoogeveen samen met het Agenda 22-project bij het testen van de Agenda 22-methode. Hierin heeft het Platform Gehandicaptenbeleid Hoogeveen een stimulerende initiatiefrol bij het benaderen van de andere belangenorganisaties in de gemeente. Er is een zekere overlap in deelname van belangenorganisaties aan de WMO-Raad Hoogeveen en aan de Agenda 22-coördinatiegroep. Daardoor zal in Hoogeveen een goed beeld ontstaan of de Agenda 22-methode, waarin de diverse cliëntorganisaties samenwerken, ook een geschikte methode is voor het bijeenbrengen
G. 69
van de cliëntorganisaties in de WMO-Raad. De Agenda 22-groep Hoogeveen is begonnen met de Agenda 22-training, waarin ook een start werd gemaakt met het opzetten van een plan van aanpak. Aan de introductietraining van de methode is deelgenomen door alle belangengroepen, twee raadsleden en twee beleidsmedewerkers van de gemeente Hoogeveen. Gemeente Hoogeveen
Gehandicaptenplatform Hoogeveen
Postbus 20.000
Zuiderkruis 45
7900 PA Hoogeveen
7904 HN Hoogeveen
telefoon: (0528) 291911
telefoon: (0528) 270403 (voorz)
fax: (0528) 291325
telefoon: (0528) 241477 (bestuurslid)
e-mail:
[email protected]
e-mail:
[email protected]
internet: www.hoogeveen.nl
internet: www.platform.uwnet.nl
Venlo: Raadpleging van de achterban De Gehandicaptenraad Venlo (GRV) behartigt de collectieve belangen van mensen met een beperking in Venlo, in totaal circa 9300 mensen. De GRV besloot in 2004 in samenwerking met de gemeente om in 2005 een “achterbanraadpleging” (ABR) te houden, omdat de GVR meende te weinig contacten te hebben met de burgers waarvoor de GVR de belangen behartigt. De GVR wilde meer bekendheid geven aan haar eigen bestaan en functie en tegelijk meer aan de weet komen over de sociale en maatschappelijke behoeften van de achterban. Een werkgroep ABR werd in het leven geroepen, de verzending van 3250 formulieren werd in april 2005 door de afdeling WVG van de gemeente verzorgd en maar liefst 30% van de formulieren werd terugontvangen (960). Een (bijna te) groot succes dus, want het verwerken van de antwoorden was een hele opgave. Dit leidde tot een aantal activiteiten: - eind augustus een bevestiging aan alle beantwoorders, dat de GVR aan het verwerken was en nader bericht zou volgen - promotie van de telefonische helpdesk en de website via postpapier, wijkkranten, gemeentelijke informatiepunten, gemeentegids en intensievere verspreiding van de GVR-brochure. - opstellen van een PR-plan om de resultaten van de raadpleging bekend te maken - huisbezoek of telefonisch contact met de mensen die hier prijs op stelden.
G. 70
Voor de langere termijn werd een contactgroep van vrijwilligers opgericht, die vervolgens een training kregen in het afleggen van huisbezoeken en doorverwijzing naar hulpverlening. Voor verdere bijscholing van vrijwilligers werd een plan opgesteld. - organisatie van een informatiemiddag samen met een aantal afdelingen van de gemeente Venlo en instanties als MEE, Huis van de Zorg, CIZ, etc. om het uit de ABR gebleken gemis aan inzicht in wet- en regelgeving en loketbekendheid op te heffen. Er kwamen ook samenwerkingsverbanden met deze instanties om beter te kunnen doorverwijzen naar hun specifieke deskundigheden. Alle bevindingen en plannen als gevolg van de raadpleging, werden in eerste instantie intern besproken, vervolgens bekeken met de samenwerkingspartners en tenslotte overlegd met de wethouder. Met de ABR heeft de GVR royaal haar doelen bereikt en de aanpak is beschikbaar (ook digitaal) voor andere lokale belangenbehartigergroepen die dit in hun gemeente of wijk willen uitvoeren. Gemeente Venlo
Gehandicaptenraad Venlo (GRV)
Postbus 3434
p/a dhr. P. Titulaer, Cleopatralaan 7
5902 RK Venlo
5926 TB Venlo
telefoon: (077) 359 66 66
telefoon: (077) 382 70 07
e-mail:
[email protected]
e-mail:
[email protected]
internet: www.venlo.nl
telefische hulplijn GVR: (077) 463 38 85 internet: www.gehandicaptenraadvenlo.nl
Maastricht: Servicepunt Independent Het Platform Gehandicaptenbeleid Maastricht (PGM) constateerde dat mensen met een beperking graag onafhankelijk en zelfstandig willen leven. Het servicepunt Independent is opgezet om mensen met beperkingen kansen te bieden om hun leerproces individueel of gezamenlijk te vervolgen. De behoefte hieraan was veelvuldig gesignaleerd bij het Meldpunt Zorg van de gemeente Maastricht, dat in 1994 was opgezet. Mensen zochten steun, coaching en training, om hun zelfredzaamheid te vergroten. Het PGM meldde zich daarom in 1997 aan bij het landelijke project “Independent”, samen met Rotterdam, Groningen, Nijmegen en Leiden. Het project werd gefinancierd uit het Europees Sociaal Fonds. In 2000 en 2001 financierde de gemeente Maastricht het Independent Project verder uit
G. 71
gelden voor het grotestedenbeleid. Ook het Programma “Versterking Cliëntpositie” (VCP) heeft het project ondersteund. De sociale activering van mensen met een handicap of chronische ziekte door bemiddeling naar zinvolle dagbesteding, vrijwilligerswerk of betaalde arbeid, bleek moeilijk. In Maastricht werd ervoor gekozen om de individuele behoeftes van mensen praktisch aan te pakken, door met iedere deelnemer een individueel (leer-)traject uit te zetten. De collectieve belangenbehartiging is stevig gefundeerd en er ontstond zo een klapperproject, een computerproject en het steunpunt PGB. Veel deelnemers zeiden meer te willen weten over wet- en regelgeving, wat leidde tot een training in sociale wetgeving. Het aantal deelnemers nam steeds verder toe. Een citaat van een deelnemer: “Misschien heb ik geen diploma gehaald na 3 jaar studie, maar ik heb nu wel de plek gevonden waar ik thuishoor.” Het “Handboek Independent” geeft aan hoe een servicepunt voor chronisch zieken en gehandicapten tot stand kan komen. Dit handboek is te vinden bij het PGM en op de website www.programmavcp.nl. Gemeente Maastricht
Stichting Kompas Nederland
Postbus 1992
Misericordestraat 33
6201 BZ Maastricht
6211 XH Maastricht
telefoon: (043) 350 50 50
telefoon: 06-38 75 40 23
e-mail:
[email protected]
e-mail:
[email protected]
internet: www.maastricht.nl
internet: www.kompasnederland.nl
Platform Gehandicaptenbeleid Maastricht (PGM) Capucijnenstraat 43 6211 RP Maastricht telefoon: (043) 328 85 38 e-mail:
[email protected] internet: www.platformgehandicaptenbeleidmaastricht.nl
G. 72
G. 73
Bijlage 1 Wetgeving Inleiding Deze bijlage vormt een volwaardig, zelfstandig onderdeel van de GIDS. De hierin opgenomen informatie is geen verkorte versie van de informatie in GIDS Hoofdstuk 3, waar relevante wetgeving per Standaard Regel is opgesomd. Het is in dit geval juist andersom: de verwijzingen bij de Standaard Regels geven een zeer korte aanduiding vanuit de uitvoerige teksten over alle in deze bijlage genoemde wetten. Deel 1 geeft een korte inleiding over Staatsrecht: hoe zit de Nederlandse wetgeving in elkaar. Deel 2 geeft een overzicht van Nederlandse wetgeving die van belang is voor mensen met beperkingen. De wetten zijn alfabetisch gerangschikt en voorzien van een korte beschrijving van de inhoud. Hoofdstuk 3 van de GIDS geeft bij de diverse Standaard Regels specifiek weer welke Nederlandse wetgeving voor die Standaard Regel van belang is. Nadere informatie is te vinden op de per wet vermelde websites. Algemeen: www.wetwegwijzer.nl. Alle wetgeving. www.overheid.nl onder Wet- en regelgeving; Officiële Publicaties: parlementaire stukken. www.st-ab.nl Teksten regelgeving sociale zekerheid. www.handicap.nl en www.kennisring.nl Samenvattingen van regelgeving. www.rechtspraak.nl Jurisprudentie. Deel 3 gaat kort in op de wetgeving van de Europese Unie en hoe deze doorwerkt in de Nederlandse wetgeving. Deel 4 bevat informatie over de internationale discussies en reeds aanvaarde en nieuwe internationale verdragen en de invloed op de ontwikkeling van nieuwe wetgeving in de bij de Verenigde Naties aangesloten landen. In Bijlage 5 staat uitgebreid beschreven hoe de VN dit onderwerp behandelt en vooruitgang stimuleert. G. 74
Bijlage 1 Deel 1: Inleiding Staatsrecht Wet- en regelgeving Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Behalve de rijksoverheid maken ook provincies en gemeenten regels. De bevoegdheden van deze drie lagen staan in de Grondwet. De Grondwet De Grondwet is te zien als Nederlands hoogste wet. Dit blijkt onder meer uit het feit dat voor wijziging ervan een zware – tijdrovende – procedure geldt. Alle lagere wetten moeten voldoen aan wat er in de Grondwet staat. Dit is bijvoorbeeld van belang omdat in het eerste hoofdstuk van de Grondwet alle grondrechten zijn opgenomen. Te denken valt aan het recht op gelijke behandeling, bescherming van de privacy, vrijheid van meningsuiting en het recht op onderwijs. Rijksoverheid De regering en de Staten-Generaal vormen samen de wetgever. De regering bestaat officieel uit het staatshoofd en de ministers. De Staten-Generaal omvat de Eerste en de Tweede Kamer, ofwel ‘het parlement’. De leden van beide Kamers worden door de bevolking gekozen. De ministers, bij elkaar de ministerraad ofwel het kabinet, worden niet gekozen. Het kabinet wordt meestal gevormd op basis van de politieke meerderheid in de Tweede Kamer. De wet die de nationale wetgever maakt is de formele wet. In de Grondwet staat de procedure voor totstandkoming. Informeel wordt er vaak voorafgaand aan die procedure een adviesronde gehouden. Als er in de ministerraad een politiek akkoord is bereikt over een nieuwe wet, moet de tekst en de begeleidende memorie van toelichting voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd. Daarna gaat het voorstel van wet met dit advies naar de Tweede Kamer. De meeste wetsvoorstellen worden daar eerst besproken in commissies. De leden van de commissies krijgen veel informatie en vragen van buiten –belangenorganisaties en dergelijke- die zij verwerken in hun inbreng. De behandeling door de commissie is de fase waarin wijzigingen worden voorgesteld en besproken. De Tweede Kamer heeft het zogenoemde recht van amendement, dat wil zeggen: het recht om met meerderheid een wijziging aan te brengen. Pas als een commissie
G. 75
de voorbereiding genoeg vindt en alle vragen door de minister beantwoord zijn, wordt het voorstel in de plenaire vergadering behandeld. Tijdens dit debat blijkt of er een politiek compromis bereikt is, of een voorgestelde wijziging voor de minister onaanvaardbaar is, of dat een wetsvoorstel de vereiste meerderheid niet haalt. Als de Tweede Kamer het voorstel heeft aangenomen, gaat het vervolgens naar de Eerste Kamer. Die kan het aannemen of verwerpen. Officieel kan de Eerste Kamer geen wijzigingen meer aanbrengen. In de praktijk wil het nog wel gebeuren dat de Eerste Kamer bereid is een voorstel aan te nemen als het op een enkel punt toch nog veranderd wordt. De regering kan dan besluiten een novelle in te dienen bij de Tweede Kamer. Als die door de Tweede Kamer komt, wordt de behandeling van het dan gewijzigde voorstel in de Eerste Kamer uiteindelijk afgerond. De wet treedt pas in werking na bekrachtiging door de regering en het staatshoofd en na publicatie in de Staatscourant. Soms wordt de inwerkingtreding nog apart geregeld. Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) De formele wet bevat vaak een opdracht om nadere regels op te stellen. Dit kan bij AMvB. Deze regelingen komen van de regering en hebben geen goedkeuring nodig van het parlement. Ook zonder wettelijke basis kan bij Koninklijk Besluit een AMvB worden vastgesteld. Als er in de AMvB strafmaatregelen zijn opgenomen, moet er wel een formele wet zijn als basis en moet de Raad van State om advies worden gevraagd. Ministeriële regeling Deze term komt niet in de Grondwet voor. Er gelden dan ook geen procedurevoorschriften. Deze regelingen worden in de Staatscourant gepubliceerd en bevatten veel detailuitwerkingen van de regels uit de wet en de AMvB. Kaderwet Een kaderwet is een formele wet waarin slechts hoofdlijnen zijn vastgelegd. De randvoorwaarden worden nader uitgewerkt bij AMvB en/of Ministeriële regeling. Degene tot wie de wet zich richt (overheid of particulier) heeft daarbinnen de nodige ruimte voor belangenafweging. Voorbeelden zijn de Kaderwet Volksgezondheidssubsidies, de WMO en de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP).
G. 76
Invloed van Internationale ontwikkelingen Veel regelingen komen vandaag de dag uit Brussel. Dit betekent dat in de Europese Unie wetgeving is voorgeschreven waaraan alle lidstaten moeten voldoen. Het recht van de Europese Unie werkt dus ook rechtstreeks door in Nederland. Ander internationaal recht is van belang, omdat Nederland zich in verdragen verplicht heeft om bijvoorbeeld de mensenrechten te respecteren. De rechter mag zelfs de formele wetten hier vaak aan toetsen. Zie voor meer informatie: Bijlage 1 deel 3 en 4. Gemeente De Gemeentewet (GW) beschrijft taken en bevoegdheden van gemeenten. Provincie De Provinciewet (PW) is de belangrijkste bron voor de bevoegdheden van de provincie. Bestuur Vaak staat er in de regels hoe ze uitgevoerd moeten worden. Daarnaast geldt voor het bestuur van Nederland de Algemene wet bestuursrecht (AWB). Hierin staat wanneer er sprake is van een besluit, waar een besluit aan moet voldoen en wat de burger kan doen als hij het niet eens is met een besluit. In het algemeen kan men tegen een besluit (een beschikking) bezwaar indienen bij het bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft. Pas daarna staat de weg naar de rechter open (sector bestuursrecht) en is hoger beroep mogelijk.
G. 77
Slot Aan het einde van dit stukje staatsrecht een paar hoofdlijnen. De Grondwet is de hoogste wet. Alle andere lagere Wetten en regels moeten daaraan voldoen. Soms moet ook worden voldaan aan de eisen van internationaal recht. De rechter mag lagere regels toetsen aan de Grondwet, maar mag dat niet doen met een formele wet. Die laatste mag wel aan verdragen worden getoetst. Bij de totstandkoming van Wetten en regels is het van belang om de belangen van mensen met beperkingen veilig te stellen door inspraak. Het juiste moment daarvoor is de bespreking in de Tweede Kamercommissies, langs politieke weg dus. Is er eenmaal sprake van uitvoering van de regels dan is de juridische weg (na bezwaar) een mogelijkheid. www.overheid.nl (Regelgeving)
G. 78
Bijlage 1 Deel 2: Nederlandse wetgeving Rechtskracht Alleen officiële, bestaande wetgeving heeft rechtskracht. In Nederland is dat de Nederlandse wetgeving, de EU-wetgeving en de internationale verdragen (zoals BUPO) die ons land heeft ondertekend en bekrachtigd. (Zie ook deel 3 en 4). Hier volgt een opsomming van relevante wetgeving, in alfabetische volgorde, gevolgd door een samenvatting van de inhoud. De afgekorte namen van wetten de wetten zijn weergegeven in de meest algemeen gebruikte schrijfwijzen, altijd in hoofdletters. Waar nodig is ook informatie opgenomen over (uitvoerings)regelingen op decentraal niveau en te verwachten toekomstige ontwikkelingen in Nederlandse wetgeving. AWB: Algemene Wet Bestuursrecht De AWB is een uniformerende wet die de verhoudingen regelt tussen overheid en burger. Aanvragen voor een verklaring, vergunning of subsidie moeten bijvoorbeeld volgens de regels van dat recht worden afgehandeld. Besluit is het kernbegrip van de AWB. De wet geeft regels voor de voorbereiding, de motivering en de bekendmaking van besluiten, en voor bezwaar en beroep tegen besluiten. Art. 1:3 van de AWB omschrijft het begrip besluit als volgt: “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.” Onder dit begrip vallen: beschikkingen en besluiten van algemene strekking. Een besluit van algemene strekking (b.a.s.) is een beslissing die niet is gericht op een individu of een concreet geval, maar gevolgen heeft voor een groep gevallen. Voorbeelden van besluiten van algemene strekking zijn verordeningen en bestemmingsplannen. Met name tegen een b.a.s. die algemeen verbindende voorschriften bevat, is geen bezwaar of beroep mogelijk.
G. 79
Veel voorkomend zijn de besluiten in de vorm van beschikkingen. Een beschikking is een overheidsbeslissing in een concreet geval, bijvoorbeeld een beslissing op de aanvraag van een vergunning. Tegen een beschikking kan men in het algemeen bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft. Pas daarna staat de weg naar de rechter open (sector bestuursrecht) en is hoger beroep mogelijk. Zie met name de art.en 7:1 (eerst bezwaar voor beroep), 8:1 t/m 8:5 (wanneer geen bezwaar/beroep), in combinatie met de hoofdstukken 6 en 7 (procedureregels bezwaar en beroep etc). Voor o.a. de vraag wie bezwaar en beroep kan instellen is het begrip belanghebbende in de AWB belangrijk. Art. 1:2 bepaalt dat personen en organisaties die rechtstreeks belang hebben bij een besluit(vorming) belanghebbende zijn. Dit geldt ook voor rechtspersonen (zoals een stichting) die op grond van doelstelling en feitelijke activiteiten algemene of collectieve belangen terzake behartigen. Dit betekent dat zij als zodanig bezwaar kunnen maken tegen (gemeentelijke) besluiten zoals bouwvergunningen, of hun “zienswijze” tegen beleidsvoornemens kenbaar kunnen maken. Daarnaast is een algemene - interne - klachtenprocedure vastgesteld in hoofdstuk 9. Een ieder kan een klacht indienen over de manier waarop hij/zij of een ander door een bestuursorgaan is behandeld. Hoofdstuk 3 en 4 van de AWB bevat algemene voorschriften over besluiten respectievelijk beschikkingen. Het bestuursorgaan mag een termijn stellen als een externe adviseur of adviescommissie een bestuursorgaan (bijvoorbeeld een gemeente) adviseert bij de voorbereiding van een beschikking (art. 3:6). Belangrijk: met het oog op het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel bestaat steeds de plicht de kwaliteit van het onderliggende onderzoek van het advies te controleren (art. 3:9). De beschikking treedt pas in werking als zij is bekendgemaakt aan de belanghebbende(n). Als er mogelijk onbekende belanghebbenden zijn, moet de beschikking bekendgemaakt worden via bijvoorbeeld een dag- of huis-aanhuisblad. Hoofdstuk 4 geeft regels over bijzondere soorten van beschikkingen en behandelt andere besluiten, met name over subsidiëring (titel 4.2) en beleidsregels (titel 4.3). Bij subsidiëring worden voorschriften gegeven over de aanvraag, de subsidie-
G. 80
verlening, de vaststelling van de subsidie en de uitbetaling. Het begrip subsidie wordt gedefinieerd als: “de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten”. Onder beleidsregel wordt verstaan: “een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan (art. 1:3 AWB).” De AWB kent vier soorten regels: 1) dwingende regels (alleen afwijking bij formele wet). 2) hoofdregels (ook afwijking door lagere wetgever, bijv. gemeente). 3) regels van aanvullend recht (gelden alleen als de formele wetgever geen regeling heeft getroffen, bijvoorbeeld: geen beslistermijn genoemd in bijzondere wet dan art. 4:13). 4) optionele standaardregelingen (soort gereedschapskist, zie bijvoorbeeld de openbare voorbereidingsprocedure van art 3.4: ‘alleen geldig als ze in wettelijk voorschrift of door bestuursorgaan concreet van toepassing zijn verklaard.’ www.justitie.nl (onder Thema’s en Wetgeving; AWB-tekst en nieuwe ontwikkelingen) . www.healthlaw.nl (samenvatting AWB en tips). AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten De AWBZ is een volksverzekering en vergoedt bijzondere kosten van behandeling, verpleging en verzorging, die voortvloeien uit langdurige of ernstige ziekte, funktiebeperking of ouderdom. Voorbeelden zijn: psychiatrische hulp, revalidatie langer dan een jaar, thuiszorg, zorg voor zintuiglijk of verstandelijk gehandicapten of preventieve zorg (zoals vaccinaties). De verstrekking van de de zorg vindt vaak plaats “in natura”, dat wil zeggen het (regionale) zorgkantoor betaalt rechtstreeks aan de zorgaanbieder, maar ook is een Persoonsgebonden Budget (PGB) mogelijk, waardoor betrokkene zelf een hulpverlener kan kiezen en betalen. De zorgkantoren verlenen zorg(budget) pas nadat een (regionaal) kantoor van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ),
G. 81
(voorheen Regionale Indicatie Organen, RIO’s) de mate van behoefte aan zorg heeft vastgesteld. Het CIZ ondersteunt soms op verzoek ook gemeenten voor indicaties WVG of voorzieningen op sociaal-medisch of welzijnsgebied. Taken en bevoegdheden van het CIZ worden nader geregeld in het Zorgindicatiebesluit, een AMVB op grond van art. 9a. De AWBZ is onderhevig aan grote veranderingen. In het kader van de “modernisering AWBZ” is de zogenaamde sector- en instellingsbenadering per 1 april 2003 vervangen door 7 doelgroepen (bijv. somatische aandoening, verstandelijke handicap) respectievelijk 7 functies (van huishoudelijke hulp tot verblijf). Zie verder het Besluit Zorgaanspraken. Bij de inwerkingtreding van de WMO (2006/2007; zie aldaar) en de Zorgverzekeringswet (2006; ZVW) zullen delen van de AWBZ worden overgeheveld. www.cvz.nl (beleid). www.ciz.nl www.pgb.nl www.svb.nl (pgb en ondersteuning). AWGB : Algemene Wet Gelijke Behandeling Zie onder WGBh-cz AWIR : Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen Op 1 januari 2006 zal de AWIR in werking treden. De bedoeling van deze wet is het stroomlijnen van de verschillende inkomensafhankelijke regelingen, zoals huursubsidie, zorgtoeslag, kosten kinderopvang, studietegemoetkoming en studiefinanciering. Dit moet leiden tot meer helderheid voor de burger, vermindering van de uitvoeringskosten en een meer effectieve aanpak van de armoedeval. www.belastingdienst.nl BABW: Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer Regels met betrekking tot het parkeren door gehandicapten vloeien voort uit de Wegenverkeerswet 1994. Twee Algemene maatregelen van bestuur (AMvB)
G. 82
zijn van toepassing. Namelijk de BABW en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990). De laatste reguleert met name het gedrag van de verkeersdeelnemers, o.a. door voorschriften en ontheffingen aan te geven voor het parkeren op bijvoorbeeld gehandicaptenparkeerplaatsen (GPP). Voor de gehandicaptenparkeerkaart (GPK) zijn een aantal BABW-artikelen met name van belang. Zoals art. 49 lid 1, dat de bevoegdheid van de gemeenteraad regelt om GPK’s aan ingezetenen te verstrekken. DCie bevoegdheid is vaak gedelegeerd aan B & W. Dit moet gebeuren “overeenkomstig de bij ministeriele regeling gestelde criteria”. Het betreft hier de door de Minister van Verkeer en Waterstaat in 2001 in het leven geroepen Regeling gehandicaptenparkeerkaart. Art. 50 e.v. BABW regelen de duur (maximaal 5 jaar) en de geldigheidscriteria - waaronder de persoonsgebondenheid - van de kaart. Ingevolge art. 1 van de Regeling komen in aanmerking voor een GPK (voorzover hier relevant): 1) autobestuurders met een langdurige loopbeperking (tenminste 6 maanden) en met de gebruikelijke loophulpmiddelen (bijvoorbeeld rollator), die “in redelijkheid” niet in staat zijn zelfstandig 100 meter of meer “aan een stuk te voet te overbruggen” (sub a.); 2) idem voor passagiers, plus daarbij de eis dat men voor het vervoer van deur tot deur “continu” afhankelijk is van de hulp van de bestuurder (sub b.); 3) bestuurders en passagiers die permanent rolstoelgebonden zijn (sub c.); 4) andere bestuurders en passagiers die “aantoonbare ernstige beperkingen” (aandoening/gebrek, al of niet naast loopbeperkingen) hebben (sub d.). De laatste is de zogenaamde hardheidsclausule waarop vaak - tevergeefs - een beroep wordt gedaan. Art. 1 is een “ kan-bepaling” wat betekent dat gemeenten de norm ook ten gunste van betrokkenen kunnen verruimen. Bijvoorbeeld: in plaats van de 100 meter eis passen sommige gemeenten de 150 meter eis toe. Art. 2 Regeling bepaalt voorts dat verstrekking van een GPK pas plaatsvindt na geneeskundig onderzoek (art. 3: door GGD of – bij extern advies – door RIO/CIZ). Uitzonderingen zijn mogelijk – echter niet verplicht - bij eerdere verstrekking,
G. 83
als de keurende instantie op basis van bestaande rapporten van oordeel is, dat de criteria van art. 1 nog steeds gelden. Bij verlopen van de geldigheidsduur is een nieuwe aanvraag verplicht en daarmee in principe ook een herkeuring. Bouwbesluit 2003 Deze AMVB op grond van de Woningwet (zie ook aldaar) geeft minimumvereisten aan voor toegankelijkheid van gebouwen en woningen, waaraan gemeenten moeten toetsen alvorens een (ver-)bouwvergunning af te geven. Hieronder vallen ook gelegenheden in bijvoorbeeld de seksindustrie en in de opvang en hulpverlening. Rechtstreeks belanghebbenden (ook rechtspersonen, zie art. 1:2 lid 3 AWB) kunnen de juiste toepassing van het Bouwbesluit in het kader van de bezwaarprocedure etc tegen de vergunningverlening zonodig aanvechten. Achteraf ongedaan maken van de (ver)bouw om deze redenen is juridisch lastiger te verwezenlijken. Beïnvloeding van de politiek en de publieke opinie, ook met het oog op de toekomst, ligt dan meer voor de hand. www.batutrecht.nl BW: Burgerlijk Wetboek Art. 162 boek 6 BW (Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht) omschrijft het begrip onrechtmatige daad als: een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, behoudens rechtvaardigingsgronden. In geval van discriminatie kan op basis van dit art. een civiele procedure gestart worden. Naast de andere wettelijke mogelijkheden (zie WGBh-cz of WVS), is dit bijvoorbeeld een optie als er sprake is van financiële benadeling als gevolg van discriminatie. De civiele bewijsvoering kan lastig zijn en daarom is het gewenst om vooraf juridisch advies in te winnen over de haalbaarheid. Het BW biedt ook in andere onderdelen aanknopingspunten voor de rechtspositie van, met name, patiënten. Boek 1 BW bevat bijvoorbeeld diverse art.en die de rechten en plichten regelen van personen – en hun waarnemers - die tijdelijk of duurzaam niet in staat zijn hun financiële of andere belangen te regelen. Denk aan curatele, bewind of mentorschap. Ook de wetten BOPZ en WGBO (zie aldaar) regelen hierover het een en ander.
G. 84
Gemeentewet Art. 149 Gw geeft de gemeenteraad de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen, voorzover in de inhoud niet is voorzien door middel van hogere wetgeving. Hiervoor wordt vaak gebruik gemaakt van modelverordeningen van de VNG, zoals de ASV (Algemene Subsidie Verordening) en de APV (Algemene plaatselijke of politieverordening). De APV geeft regels voor o.a. evenementen, demonstraties (en de middelen), collectes en inzamelingen, informatiestands etc. Relevante wetten naast de APV kunnen zijn de Grondwet, Wet op de Kansspelen, Wet Openbare Manifestaties en de Wet Milieubeheer. Art. 150 regelt hoe de gemeente haar burgers inspraak moet geven in het maken van beleid. Elke gemeente vult dit zelf in via een Inspraakverordening. Zie ook onder WVG. In de afgelopen jaren zijn bepalingen omtrent de rekenkamer en de ombudsfunctie (art. 87p) toegevoegd. Wet dualisering gemeentebestuur Deze wet betekende een ingrijpende wijziging van de Gemeentewet in 2002. Steeds meer taken die van oudsher bij de rijksoverheid behoren, gaan over naar het lokale niveau. Deze wet is van groot belang voor het beïnvloeden van beleid van gemeenten en daarom volgt hier, in het kader van de GIDS Nederland Agenda 22, een uitgebreide toelichting. Het dualisme omvat afspraken over de rolverdeling tussen college (dagelijks bestuur van de gemeente) en gemeenteraad (algemeen bestuur). De afspraken dienen om de bevoegdheden enerzijds van de gemeenteraad en anderzijds van het college van B&W duidelijk van elkaar te onderscheiden. De bedoeling is dat de raad de kaders stelt, het college binnen die kaders de gemeente bestuurt en de raad vervolgens controleert of het college dat op de juiste wijze doet. Het dualisme moet het openbaar bestuur van een gemeente verhelderen en daarmee ook de politiek dichter bij de burger brengen. Het college heeft als dagelijks bestuur via het dualisme bredere bevoegdheden gekregen in de gemeente, maar moet de raad op de hoogte houden van wat het doet: de zogeheten ´informatieplicht´.
G. 85
De raad heeft drie hoofdtaken: 1. Kaderstelling: het is de taak van de raad om de grote lijnen aan te geven op basis waarvan het college kan besturen. 2. Controle: de raad controleert of het college de door de raad vastgestelde begroting uitvoert. 3. Volksvertegenwoordiging: het onderhouden van de contacten met de inwoners en het behartigen van hun belangen. De raad heeft de volgende instrumenten voor het uitvoeren van haar taken: 1. Met de ´programmabegroting´kan de raad kaders stellen voor de belangrijkste beleidsterreinen van de gemeente. Zij geeft aan welke maatschappelijke effecten zij van het beleid verwacht. Het college heeft de taak deze effecten te realiseren. Daarvoor kan het college naar eigen inzicht producten of diensten inzetten. Vervolgens controleert de raad of de gewenste effecten zijn bereikt. 2. Elke gemeente moet in 2006 een zogeheten ´rekenkamercommissie’ hebben, die onafhankelijk is. Deze kan de raad helpen bij het controleren van het werk van het college. De rekenkamer kan, op eigen initiatief of op verzoek van de raad, onderzoeken of het beleid van het college daadwerkelijk de gestelde doelen haalt, en of dat tegen de laagst mogelijke kosten gebeurt. 3. Ten behoeve van de volksvertegenwoordigende rol zijn er instrumenten als het ´burgerinitiatief´, waardoor burgers onder bepaalde voorwaarden zelf onderwerpen op de agenda van de raadscommissie kunnen laten plaatsen. 4. De raad wordt ondersteund door de griffier, die leiding geeft aan de zogeheten ‘griffie’. De griffier ondersteunt de raad in de afstemming met het Raadspresidium. Het Presidium bestaat uit vijf raadsleden plus de burgemeester als voorzitter en de griffier als secretaris. De raad kiest het Raadspresidium dat verantwoordelijk is voor de agenda en andere organisatorische zaken van de raad. Het gemeentelijk bestuur lijkt door het dualisme veel meer op het landelijk bestuur in Nederland: de rol van het college lijkt meer op die van het kabinet en de rol van de gemeenteraad meer op die van het parlement.
G. 86
Gemeentelijke verordening Veel formele wetten dragen taken op aan de gemeente (“medebewind”), met een bepaling dat de gemeente in een verordening moet vastleggen hoe zaken lokaal geregeld zijn. De Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) stelt voor veel onderwerpen een modelverordening op. In de Gemeentewet staat de verplichte procedure voor het vaststellen van een verordening. www.overheid.nl www.rechtspraak.nl www.vng.nl Gezondheidswet Deze wet geeft nadere regels voor de organisatie van het toezicht van de overheid op de volksgezondheid. Naast onder meer het Staatstoezicht op de Volksgezondheid (Inspectie voor de gezondheidszorg, Voedsel en Waren Autoriteit e.d.) wordt hier taak en bevoegdheid van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid geregeld (hoofdstuk 5, art. 45 e.v.). Taken zijn onder meer: stimuleren gezondheidszorg binnen provincie, bevorderen coördinatie provinciale werkzaamheden volksgezondheid, uitbrengen adviezen omtrent verdeling rijkssubsidies en ter beschikking stelling andere (financiële) middelen t.b.v. volksgezondheid. In de Raad hebben ten minste zitting: 1) leden afkomstig uit gemeentebesturen, instellingen voor gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, gebruikersorganisaties, zorgverzekeringsmaatschappijen 2) individuele personen die gebruikersbelangen in algemene zin behartigen of werkzaam zijn in de gezondheidszorg. De Inspectie is bevoegd of wordt uitgenodigd om de vergaderingen van de Raad of de commissies (van advies en bijstand) bij te wonen. De Raad brengt op verzoek of uit eigen beweging advies uit aan de openbare lichamen en diensten en de particuliere rechtspersonen, welke in de Raad zijn vertegenwoordigd, alsmede aan andere openbare organen, met uitzondering van het Rijk. Aan andere particuliere (rechts)personen kan de Raad op hun verzoek, al dan niet tegen vergoeding, advies uitbrengen over onderwerpen, welke naar het oordeel van de Raad liggen op het terrein van de volksgezondheid.
G. 87
Grondwet Ook de Nederlandse Grondwet bevat bepalingen over discriminatie. Art. 1 stelt dat iedereen in Nederland in gelijke gevallen gelijk behandeld moet worden. Discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke overtuiging, ras, geslacht of wat dan ook, is verboden. Een functiebeperking of handicap wordt niet met name genoemd in de Grondwet. Dit roept onduidelijkheid op en daarom is de regering verzocht om een standpunt in te nemen. Het kabinet heeft in 2005 geantwoord dat voor expliciete opname geen noodzaak is, aangezien bij mogelijke discriminatie handicap dient te worden beschouwd als een bij voorbaat “verdachte grond”. Dat wil zeggen dat de bewijslast voor de discriminatie in belangrijke mate bij de mogelijke dader ligt. IOAW: Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers. Zie WAO. KWZ: Kwaliteitswet Zorginstellingen Sinds 1996 is deze wet is van toepassing op álle instellingen (ziekenhuizen, verpleeghuizen, RIAGG’s, privé-klinieken, etc.) in de zorgsector. De wet stelt slechts globale eisen aan de zorg: de eigen verantwoordelijkheid van de instelling voor kwalitief goede zorg is uitgangspunt. Individueel werkzame beroepsbeoefenaren vallen overigens onder de Wet BIG (zie daar). Instellingen moeten voor het leveren van zorg aan vier kwaliteitseisen voldoen: 1) verantwoorde zorg (doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht) 2) op kwaliteit gericht beleid (t.a.v. organisatie, personeel, communicatie, overleg met o.a. pat organisaties etc.) 3) kwaliteitssystemen (expliciet geformuleerde normen waaraan instelling wil voldoen) 4) kwaliteitsjaarverslag (o.a. betrokkenheid patiënt en klachtafhandeling). De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op de naleving van de Kwaliteitswet.
G. 88
Regeling gehandicaptenparkeerkaart e.a. Zie BABW. Regeling LGF: Regeling Leerlinggebonden Financiering (‘Rugzakje’) Per 1 augustus 2003 geldt deze regeling, als een wijziging van drie wetten: Wet op de expertisecentra (WEC), Wet op het primair onderwijs (WPO) en de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). De regeling biedt ouders van kinderen met een handicap of chronische ziekte meer mogelijkheden om - na indicatie speciaal onderwijs - te kiezen tussen regulier en speciaal onderwijs (basis en voortgezet). Bij keuze voor een reguliere school krijgt het kind een budget (‘Rugzakje’) mee, dat bestaat uit een bedrag voor extra formatie, ambulante begeleiding en aanpassing van lesmateriaal. Bij keuze voor het speciaal onderwijs wordt de Rugzak niet verstrekt. Deze scholen werken samen in zogenaamde Regionale Expertisecentra (REC’s) en hebben de nodige ondersteuning in huis voor 4 onderscheiden clusters 1) visuele handicap 2) hoor- en taal/spraakproblemen 3) lichamelijke, verstandelijke handicap en chronische ziekte 4) ernstige gedrags- of psychiatrische problemen). Andere voorzieningen, bijvoorbeeld aangepast meubilair, communicatie-apparatuur of vervoer, zijn eventueel mogelijk op grond van de Wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA), de Ziekenfondswet (Regeling hulpmiddelen 1996) en de Wet gemeentelijke regelingen leerlingenvervoer (WGRL). Zie aldaar. De richtlijn “afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs” schept sinds 1 augustus 2004 meer duidelijkheid over de vraag welke in te zetten zorg, ondersteuning en begeleiding vanuit het onderwijs en welke vanuit de AWBZ (in natura of via PGB) aangeboden kan worden voor de opvang van met name kinderen met meervoudige en ernstige handicaps of psychiatrische en gedragsstoornissen. Bekostiging van de toegankelijkheid van het schoolgebouw is een zaak van het betreffende bevoegd gezag (binnen) of van de gemeente (buiten). In bepaalde situaties is ondersteuning door het Ministerie van OCW mogelijk (Wet decentralisatie Onderwijshuisvesting). Bij nieuwbouw of ingrijpende renovatie gelden toegankelijkheidseisen Bouwbesluit 2003.
G. 89
NB. De LGF-regeling is niet van toepassing op het speciaal onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (voorheen bijv. LOM/MLK). Procedure Ouders moeten in alle gevallen eerst een aanvraag indienen bij de Commissie voor Indicatiestelling (CVI). Na positieve indicatie kan aanmelding plaatsvinden bij de reguliere of bijzondere school. Bij toelating wordt een handelingsplan opgesteld, d.i. een contract tussen ouders en school. Bij alle stappen is zonodig professionele ondersteuning mogelijk (kosteloos). Tegen negatieve beslissingen van CVI of (openbare) school is bezwaar maken mogelijk op grond van de Algemene wet bestuursrecht en/of een klacht indienen wanneer bijv. overleg niets oplevert. Inschakelen van de rechter is ook mogelijk. Voor scholen op bijzondere grondslag gelden vergelijkbare regelingen. www.minocw.nl www.leerlinggebondenfinanciering.nl www.oudersenrugzak.nl www.onderwijsconsulenten.nl www.onderwijsenhandicap.nl PW: Provinciewet De Provinciewet regelt met name inrichting en bevoegdheid van het provinciebestuur. Naast de vertrouwde organen als de Provinciale en Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koningin zijn meer recent bepalingen opgenomen omtrent de Rekenkamer en de Ombudsman (art. 79q, vanaf 1 januari 2006). Provinciale staten hebben op grond van art. 143 e.v. Pw de bevoegdheid verordeningen vast te stellen. Het moet gaan om onderwerpen die “in het belang van de provincie nodig geacht” worden en waarin niet reeds (uitputtend) is voorzien door middel van hogere wetgeving. Art. 147 Pw schrijft elk provincie voor een inspraakverordening vast te stellen op basis van de openbare voorbereidingsprocedure in de AWB (afdeling 3.4). Afwijking op onderdelen hiervan blijft mogelijk.
G. 90
Tabakswet Deze uit 1988 stammende wet is in 2002 gewijzigd onder invloed van een Europese Richtlijn. Sindsdien geldt onder meer dat in overheidsgebouwen en in inrichtingen voor bijvoorbeeld gezondheidszorg, gesubsidieerde sport, welzijn en onderwijs een rookverbod geldt. Ook de verkoop van tabaksartikelen is verboden. Werkgevers zijn sinds 1 januari 2004 verplicht ervoor te zorgen dat hun werknemers geen hinder of overlast van roken ondervinden. Uitzonderingen hierop vormen: 1) de horecabranche is een stappenplan overeengekomen voor een rookvrije horeca (althans ten aanzien van de voor publiek toegankelijke delen) en is voorlopig uitgezonderd van de verplichting om een rookvrije werkomgeving te garanderen. 2) instellingen met semi-permanente bewoning (geestelijke gezondheidszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen, gehandicaptenzorg en maatschappelijke opvang) hebben extra tijd gekregen om knelpunten op te lossen. Exploitanten van personenvervoer (zoals treinen, bussen, taxi’s, vliegtuigen) zijn verplicht ervoor te zorgen dat hun passagiers tijdens de reis geen hinder of overlast van roken ondervinden. Met het oog op een goede naleving van de Tabakswet kunnen personen die wettelijke bepalingen overtreden (zoals tabaksfabrikanten, winkeliers en werkgevers) bestuurlijke boetes krijgen van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). De hoogte van de boetes varieert met de vorm van overtreding en het aantal malen dat een overtreding is begaan. www.rokenendewerkplek.nl TOG 2000 : Regeling Onderhoudskosten Thuiswonende Gehandicapte Kinderen Zie onder WWB TW : Toeslagenwet Zie onder WAO
G. 91
WAJONG: Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten Jonge arbeidsongeschikten (jonger dan 17 jaar of tijdens studie), hebben meestal nog geen recht op een WAO-uitkering. Hierin voorziet de WAJONG die is gebaseerd op het minimumloon. Mogelijk bestaat later naast de WAJONG-uitkering alsnog recht op een WAO-uitkering, bijvoorbeeld na een werkperiode. In dat geval gaat de WAO voor en wordt de WAJONGuitkering alleen uitbetaald voor zover die hoger is dan de andere uitkering. Is er alleen recht op een gedeeltelijke WAJONG-uitkering, dan bestaat daarnaast onder bepaalde voorwaarden recht op een IOAW-uitkering. Wie naast zijn gedeeltelijke WAJONG-uitkering heeft gewerkt en zijn baan verliest, kan ook recht hebben op een WW-uitkering. WAO: Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering etc. De WAO is een verzekering die een inkomen garandeert aan werknemers die arbeidsongeschikt worden. Twee jaar na ziekmelding kan er recht bestaan op een WAO-uitkering. Voor wie vóór 1 januari 2004 ziek is geworden, geldt een termijn van één jaar. Werkgever en werknemer zijn overigens verplicht er alles aan te doen om dit zoveel mogelijk te voorkomen. Beide moeten al na zes weken ziekte, in overleg met de ARBO-dienst, bekijken of en hoe de werknemer weer aan het werk kan. Dit is geregeld in de Wet Verbetering Poortwachter (WVP). De WAO-uitkering vervangt deels het inkomen dat wegvalt door volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Komt het inkomen onder het minimumloon, dan is aanvulling onder bepaalde voorwaarden mogelijk met een toeslag via de Toeslagenwet (TW) of met bijstand (WWB). Soms zijn er speciale regelingen. Wie naast een (gedeeltelijke) WAO-uitkering een uitkering ontvangt via de Werkloosheidswet (WW) en loopt deze laatste af dan is onder bepaalde voorwaarden een beroep mogelijk op de IOAW, de wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers. Deze wet stelt minder strikte eisen dan de WWB. Voor een kleine groep oudere WAO-ers zonder WW-rechten bestaat ook nog de de Wet Beperking Inkomensgevolgen Arbeidsongeschiktheidscriterium (BIA). Dit is een regeling die voorkomt dat zij, na herkeuring en het wegvallen van WWrechten, aangewezen zijn op bijstand (WWB). De WWB kent immers een partnerinkomenstoets en een vermogenstoets. Deze groep kan onder voorwaarden (o.a.:
G. 92
in 1993 45 jaar of ouder en arbeidsongeschikt) een beroep doen op de BIA. Deze vult een zeer lage WAO-uitkering (dus zonder daarnaast nog WW) aan tot minimumniveau. Per 1 januari is de WIA de opvolger van de WAO. Zie aldaar. WAV: Wet AmbulanceVervoer De aanspraak op ziekenvervoer is in het algemeen geregeld in het Verstrekkingenbesluit van de Ziekenfondswet (ZFW) en betreft zowel het ambulancevervoer als het overig ziekenvervoer. Ambulancevervoer mag, na opdracht door de Centrale Post Ambulancevervoer (CPA), op grond van de WAV alleen plaatsvinden door vervoerders die een vergunning van de provincie hebben. Verzoeken voor ambulancezorg komen bij de CPA binnen vanuit het medische circuit dan wel van burgers en/of patiënten (via het algemene telefoon-alarmnummer 112). De provincie stelt de gebieden vast, waarbinnen gemeenten een CPA moeten oprichten en instandhouden, en bepaalt het aanbod van ambulancezorg. Ambulancediensten en CPA’s vallen onder de werking van de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ). WBOPZ: Wet Bijzondere Opname in Psychiatrische Ziekenhuizen Deze wet regelt de rechtspositie van psychiatrische patiënten bij opname in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De wet biedt daarnaast rechtsbescherming tijdens het verblijf in een dergelijke instelling, zoals klachtenopvang, inzage in medische gegevens en het recht op informatie en op privacy. Andere regelingen die van toepassing zijn: WMCZ, WKCZ en WGBO. Zie aldaar. De WBOPZ geldt voor : 1) volwassen psychiatrische patiënten 2) demente mensen 3) mensen met een verstandelijke beperking die psychiatrisch ziek zijn 4) jeugdige psychiatrische patiënten vanaf twaalf jaar. Een gedwongen opname moet geregeld worden via de burgemeester voor een inbewaringstelling (IBS) of via de rechter voor een rechterlijke machtiging voor opname (RM). Een inbewaringstelling (IBS) is nodig als iemand tegen zijn wil met spoed in verband met direct gevaar - moet worden opgenomen. Iedereen kan een IBS aanvragen. Op basis van een medische verklaring van een onafhankelijke arts kan de burgemeester een IBS afgeven. Opname moet dan binnen 24 uur
G. 93
plaatsvinden. De rechter beslist binnen 3 dagen of de IBS moet worden voortgezet (maximaal 3 weken). Daarna wordt eventueel verzocht om een rechterlijke machtiging (RM). Een RM is aan de orde als opname in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk is, maar de persoon zelf niet wil worden opgenomen. Familie, kennissen of een psychiater kunnen hierom verzoeken. Een geneeskundige verklaring van een onafhankelijke psychiater is tenminste noodzakelijk. Een RM duurt 6 maanden en kan tot een jaar worden verlengd. In de Wet BOPZ staat dat bij gedwongen opname de arts-psychiater samen met de patiënt een behandelplan moet opstellen. De regels o.g.v. de WGBO zijn eveneens van toepassing (toestemming, informatieplicht, inzage dossier etc.). Dit betekent dat de behandeling stopgezet moet worden, als betrokkene en behandelaar het in de besprekingen niet eens worden over (het vervolg van) de behandeling. Een uitzondering is de situatie dat door stopzetting “ernstig gevaar” dreigt voor de patiënt of anderen. Als de patiënt dan niet meewerkt, mag de arts onder bepaalde voorwaarden een dwangbehandeling uitvoeren. De wet geeft aan welke middelen en maatregelen eventueel bij ernstig gevaar inzetbaar zijn (bijvoorbeeld afzondering, fixatie en/of toediening van medicijnen etc.). Als het gevaar na zeven dagen nog aanwezig is, moet het behandelplan van de patiënt worden aangepast. De BOPZ beschrijft ook de plichten van de zorginstelling bij gedwongen opnames. De belangrijkste plicht is dat de behandelaars een patiëntendossier moeten bijhouden. Patiëntendossiers worden meestal tot vijf jaar na het eind van de behandeling bewaard en vervolgens vernietigd. Medische gegevens worden tien jaar bewaard en daarna vernietigd. Elke organisatie is verplicht een klachtencommissie in te stellen (art. 41 Wet BOPZ). Te verwachten wijzigingen in de Wet BOPZ zijn de observatiemachtiging (max 3 weken gedwongen opname bij ernstige verwaarlozing en zorgmijding) en het zelfbindingscontract (max 6 weken dwangbehandeling na aanvang psychose, op basis van eerdere verklaring etc.). www.psychoseplein.nl (o.a. wettekst en problemen in de praktijk).
G. 94
WBP: Wet Bescherming Persoonsgegevens De WBP bepaalt dat persoonsgegevens alleen verzameld en verwerkt mogen worden voor duidelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. Als gegevens voor een ander doel worden gebruikt dan waarvoor ze zijn verzameld, is dat in strijd met de wet. De wet geeft ook regels voor de kwaliteit van de verzamelde gegevens: zo moeten ze voldoende maar niet teveel informatie bevatten, terzake en foutloos zijn. De wet bepaalt ook dat persoonsgegevens goed beveiligd moeten worden en niet langer dan nodig bewaard mogen blijven. Voor gegevens over gezondheid en erfelijkheid geldt een verscherpt regime. De persoon op wie de gegevens betrekking hebben, heeft een aantal bevoegdheden: recht op informatie (zie standaardclausule organisatie), recht op inzage, recht op correctie, recht van verzet (op verzoek verwijdering gegevens voor commerciële of charitatieve doelen). Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) ziet toe op de naleving van de wet. Iedere organisatie die persoonsgegevens verwerkt, moet dit melden aan het College. Er zijn uitzonderingen. Leden- en personeelsadministraties bijvoorbeeld zijn vrijgesteld van meldingsplicht, mits ze niet gekoppeld zijn aan andere verwerkingen. De WBP werd in 2001 van kracht en verving de Wet persoonsregistraties (WPR) die alleen gericht was op het opslaan van gegevens. De uitbreiding was nodig om te voldoen aan de Europese regelgeving. www.cbpweb.nl (wettekst, toelichting, uitspraken en praktijkvoorbeelden) WCPV: Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid Elke gemeente moet elke vier jaar een nieuw gezondheidsplan maken, de “nota gemeentelijk gezondheidsbeleid”, waarin staat hoe de gemeente de gezondheid van haar burgers bevordert. Bij het formuleren van de beleidsvoornemens (inclusief plan van aanpak) zijn de volgende aandachtspunten van belang: uitvoering wet; het lokale politieke debat; afstemming met andere gemeentelijke beleidsthema’s (zoals wonen, werken, onderwijs etc.); landelijke prioriteiten; integrale beschrijving van gezondheidstoestand en doelstellingen op bevolkingsniveau; samenwerking gemeenten (bijv. GGD-regio); samenwerking zorgaanbieders, verzekeraars, patiënten/consumentenorganisaties en tenslotte
G. 95
de communicatie over het beleid met de burgers. Het gaat hier onder meer om de openbare (ook geestelijke) gezondheidszorg, de jeugdgezondheidszorg en de bestrijding van infectieziekten. De gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) en/ of de gemeentelijke afdeling Zorg en Welzijn voeren deze gemeentelijke taken uit. Daarnaast dient het Rijk ook elke 4 jaar een nota landelijke prioriteiten collectieve preventie en een onderzoeksprogramma vast te stellen. Het Staatstoezicht oftewel de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) bewaakt de uitvoering van de wet. Welzijnswet 1994 Deze wet is gericht op gezamenlijke inspanningen van gemeente (uitvoering), provincie (steunfunctie) en rijk (landelijke functie) op maatschappelijk en sociaalcultureel terrein, in samenwerking met het particulier initiatief en andere betrokkenen, en gericht op ontplooiing, zelfredzaamheid, positieverbetering bij achterstand en anderszins bevordering van welbevinden. Werksoorten zijn onder meer: kinderopvang, sociaal-cultureel werk, maatschappelijke dienstverlening, sport, emancipatie en welzijn van ouderen en gehandicapten. De gemeente is in beleid en uitvoering verantwoordelijk voor ondersteunen van activiteiten gericht op bevordering van maatschappelijk functioneren, begeleiding, verpleging, verzorging en belangenbehartiging van gehandicapten. De provincie ondersteunt gemeenten, instellingen en burgers met eigen steunfunctiewerk. Eenmaal per vier jaar wordt een welzijnsnota vastgesteld (verslag activiteiten, beleid, middelen, ontwikkelingen, etc.). Het werk van instellingen dient van “verantwoorde kwaliteit” te zijn, d.w.z. minimaal doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht. Deze wet fungeert als basis voor subsidieverlening op het terrein van sport- en welzijnsactiviteiten. Hiermee is ook voldaan aan de in de Algemene wet bestuursrecht (AWB) gestelde algemene eis voor subsidieverstrekking. De bedoeling is om de Welzijnswet t.z.t. grotendeels te laten opgaan in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO, zie aldaar). Wet Arbeid en Zorg Deze wet uit 2001 bundelt een aantal verlofregelingen voor werknemers die tijdelijk of langer voor een zieke of sterk achteruitgaande (directe) naaste
G. 96
moeten zorgen. Afwijkingen van deze wet zijn mogelijk via CAO of bedrijfsregeling (positief of negatief). Er zijn 3 categorieën zorgverlof: 1. Calamiteiten of kort verzuim verlof (noodgevallen, bijzondere persoonlijke omstandigheden e.d., maximaal enkele dagen) 2. Kortdurend zorgverlof (gericht op zieke directe naasten, per 12 maanden maximaal 2 keer de gebruikelijke weekuren) 3. Langdurig zorgverlof (gericht op directe naasten met een levensbedreigende of terminale ziekte, per 12 maanden maximaal 6 keer de gebruikelijke weekuren) Bij kort/lang zorgverlof is gedeeltelijke of volledige zelffinanciering uitgangspunt. Hiervan kan bij CAO of bedrijfsregeling worden afgeweken. De financiële tegemoetkoming bij loopbaanonderbreking van de overheid (op grond van de Wet Financiering Loopbaanonderbreking) is per 1 juni 2005 afgeschaft. Vanaf 1 januari 2006 kan via de nieuwe levensloopregeling o.a. voor landurig zorgverlofverlof worden gespaard. www.minszw.nl (de Verlofwijzer, levensloopregeling etc.) www.mantelzorgenwerk.nl Wet BIA: Beperking Inkomensgevolgen Arbeidsongeschiktheidscriterium Zie: WAO Wet BIG: Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg Deze wet regelt de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg. Het geneeskundig handelen zelf is in principe vrij, wat de keuzevrijheid vergroot. Wel vermeldt de wet expliciet een aantal handelingen die alleen mogen worden verricht door daartoe bevoegde beroepsbeoefenaren. Ook stelt deze wet –naast het WVS- het toebrengen van schade aan iemands gezondheid strafbaar. Titelbescherming is voor acht beroepen mogelijk: apotheker, arts, fysiotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, tandarts, verloskundige en verpleegkundige. De beroepsbeoefenaar moet voldoen aan een aantal wettelijke eisen (opleiding, deskundigheidsdefinitie, registratie etc.). Alleen in de zogeheten BIG-registers
G. 97
ingeschreven personen mogen de beroepstitel voeren en alleen zij vallen onder de tuchtrechtspraak (regionaal en centraal tuchtcollege). Een verzoek om inschrijving wordt ingediend en getoetst bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Ook derden kunnen informatie krijgen uit het register, bijvoorbeeld of een beroepsbeoefenaar met recht de titel voert en of er misschien beperkende voorwaarden zijn op het gebied van de beroepsuitoefening. Wet Decentralisatie Onderwijshuisvesting Zie regeling LGF. Wet IB 2001 : Wet Inkomstenbelasting 2001 Deze wet regelt niet alleen de heffingsgronden voor de inkomstenbelasting, maar geeft ook aan wanneer sprake is van een zogenoemde ‘persoonsgebonden aftrek’. Hier zijn met name relevant de weekenduitgaven voor kinderen met een handicap, en de ‘buitengewone uitgaven’. Buitengewone uitgaven zijn in de inkomstenbelasting: uitgaven wegens ziekte, handicap, bevalling, overlijden, arbeidsongeschiktheid of chronische ziekte, ouderdom en adoptie. Kosten in verband met ziekte e.d. die aftrekbaar zijn, dienen betrekking te hebben op de aanvrager, zijn partner of familieleden, voor (bijvoorbeeld) bezoek aan een instelling waarin betrokkene verblijft. Ook is (ziekte-)aftrek mogelijk voor ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder, die in huis wonen. Enkele algemene voorwaarden voor aftrek zijn: •
rechtstreeks verband met ziekte, handicap etc. geen andere vergoeding (bijvoorbeeld de ziektekostenverzekeraar of de gemeente)
•
de kosten moeten 'redelijk' zijn, dus niet buitensporig hoog
•
normale kosten voor levensonderhoud komen niet in aanmerking
•
aantoonbaar (bonnetjes, rekeningen e.d.)
Veel chronisch zieken, mensen met een handicap of ouderen, hebben recht op belastingaftrek, omdat zij hoge kosten maken door hun ziekte of handicap. Maar doordat zij weinig of geen belasting betalen krijgen zij weinig of niets terug. Om deze groep mensen tegemoet te komen, is voor 2003 en 2004 de Regeling Tegemoetkoming buitengewone uitgaven ingevoerd.
G. 98
Wet REA: Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten De WREA is afgeschaft per 1 januari 2006, in samenhang met de WAO. De meeste faciliteiten uit de Wet REA blijven bestaan, maar zijn of worden opgenomen in andere wetten, zoals de WIA. Voor arbeidsgehandicapten bestaan verschillende subsidiemogelijkheden en reïntegratie-instrumenten die kunnen helpen bij het krijgen of behouden van werk. De meeste staan in de Wet REA beschreven. Ook andere wetten bevatten soms interessante faciliteiten voor arbeidsgehandicapten. Arbeidsgehandicapt is degene die onder een bepaalde regeling valt (bijvoorbeeld WAO, WSW, WWB) en/of medisch en arbeidskundig is gekeurd (op initiatief van het CWI). Bestaande faciliteiten: - voor de werkgever: premiekorting; zonodig subsidie extra reïntegratiekosten aanpassing werkplek (Reïntegratiefonds); loondoorbetalingsverplichting UWV bij ziekte (art. 29b Ziektewet); no-riskpolis werkgever (m.b.t. gedifferentieerde WAO-premie); tijdelijke aanvulling loon; 3 maanden proefplaatsing (indien WW). - voor de werknemer: persoons- en/of meeneembare voorzieningen zoals vervoersvergoeding, communicatievoorzieningen, hulpmiddelen, begeleiding e.d.; ondersteuning UWV/reïntegratiebedrijf ; Individuele reïntegratieovereenkomst/Persoonsgebonden reïntegratiebudget (IRO/PRB) en opstarten eigen bedrijf (krediet etc). Wat blijft in ieder geval? Ondersteuning bij integratie, voorzieningen aanpassing werkplek, premiekorting werkgever, meerkostensubsidie en no risk polis. Loondispensatie en begeleid werken is alleen nog mogelijk voor mensen met een WAJONG-uitkering. www.bpv.nl www.handicap.nl www.kennisring.nl www.minszw.nl
G. 99
Wet Studiefinanciering 2000 Studenten met een handicap of chronische ziekte komen in aanmerking voor speciale regelingen. Bijvoorbeeld voor extra studiefinanciering, al of niet in combinatie met een beroep op de hardheidsclausule van de wet (verlenging studieduur 12 maanden of meer). Ook na tijdelijke onderbreking tussen 30 en 34 jaar kan het recht op studiefinanciering eventueel blijven bestaan. Wordt door bijzondere omstandigheden de diplomatermijn van 10 jaar niet gehaald – relevant voor omzetting van een prestatiebeurs in een gift – dan bestaat er recht op verlenging. Daarnaast zijn er onder voorwaarden mogelijkheden voor een ommezwaai naar een andere studie met – opnieuw - recht op studiefinanciering. Bij bijzondere omstandigheden is kwijtschelding van de prestatiebeurs mogelijk. www.ib-groep.nl (Uitvoering: Informatie Beheer Groep). www.handicapenstudie.nl Wet SUWI: Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen De invoering van de Wet SUWI in 2002 veranderde de organisatie en structuur van de sociale zekerheid in Nederland. Organisaties zoals de Arbeidsvoorziening, het Gak en Cadans, zijn opgegaan in het CWI en de UWV. De Wet SUWI kent drie doelstellingen: werk boven inkomen, een klantgerichte dienstverlening en een doelmatige en rechtmatige uitvoering. Voorop staat dat de klant bij één loket terecht kan voor werk en inkomen. De Wet SUWI regelt cliëntenparticipatie op landelijk niveau in de vorm van de Landelijke Cliëntenraad (LCR) en de cliëntenparticipatie bij UWV, CWI en SVB. De vormgeving van cliëntenparticipatie bij de gemeente is geregeld in de WWB en de WVG. WGBH-cz: Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte Deze wet op het terrein van arbeid en beroepsopleiding is van kracht sinds 1 december 2003 en is mede een gevolg van de implementatie van de EU-richtlijn 2000/78/EG. In verband met dezelfde Richtlijn is op 1 mei 2004 de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL) in werking getreden. Naast arbeid betreft het hier beroepsonderwijs en lidmaatschap van beroepsorganisaties. Daarnaast zijn al langer van toepassing de Algemene Wet Gelijke Behandeling
G. 100
(AWGB), de Wet Gelijke Behandeling mannen en vrouwen (WGB M/V), de WOA (Onderscheid Arbeidsduur, opgenomen in het BW) en de WOBOT (Onderscheid Bepaalde en Onbepaalde tijd, Ambtenarenwet). Samenloop is ook hier uiteraard mogelijk. Er zijn plannen om zowel de WGBh/cz, de WGBL als de WGB M/V binnen enkele jaren op te nemen in de AWGB. De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) en de rechter zijn bevoegd deze wetten te toetsen. De WGBh-cz verbiedt directe of indirecte discriminatie op grond van een handicap. Het is een wet die gelijke rechten van mensen met beperkingen garandeert, bijvoorbeeld met betrekking tot werk, beroepsonderwijs en, op langere termijn, openbaar vervoer. Werkgevers, gemeenten, beroepsopleidingen en bedrijfsleven zijn verplicht om aanpassingen te doen die nodig zijn voor mensen met beperkingen, tenzij sprake is van onevenredige belasting. De WGBH-cz eist dat bussen, trams en de metro uiterlijk in 2015 en treinen in 2030 toegankelijk en bruikbaar zijn voor iedereen. Inclusief alle stations en halteplaatsen, de kaartverkoop en de informatievoorziening. De wet zal in de komende jaren uitgebreid worden met andere terreinen. Zo komt er een onderdeel wonen, met een verbod op discriminatie met name op immaterieel gebied (bemiddeling, verkoop, verhuur, toewijzing, huisregels, etc). Uitgezonderd is de verplichting om doeltreffende materiële aanpassingen (een traplift bijvoorbeeld) te realiseren. Dit blijft vooralsnog onder de WVG vallen. Een persoon met een functiebeperking die zich gediscrimineerd acht door een werkgever kan een klacht indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) en/of bij de rechter. De CGB en de rechter onderzoeken die klacht en doen een uitspraak. De CGB kan aanbevelingen doen over het opheffen van geconstateerde discriminatie. Ook kan zij bemiddelen tussen de betrokkenen om tot een oplossing te komen. De rechter kan de werkgever dwingen de discriminerende maatregel op te heffen en kan een schadevergoeding toekennen. www.cgb.nl WGBL : Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid Zie onder WGBh-cz
G. 101
WGBO: Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst Deze wet regelt algemene patiëntenrechten. De WGBO voegt een aantal artikelen (446 t/m 468) toe aan het Burgerlijk Wetboek, namelijk in boek 7 (Bijzondere overeenkomsten), titel 7 (Opdracht), afdeling 5. De WGBO normeert in principe alle geneeskundige handelingen die betrekking hebben op personen. Rechten en plichten voor patiënten staan hier omschreven, zoals de informatieplicht vóór en tijdens behandeling, aansprakelijkheid (ook van derden), minderjarigheid, dossiervorming en privacy, etc. Opname van de wet in het BW betekent dat bij rechtsconflicten andere algemene art.en ook van toepassing kunnen zijn (bijvoorbeeld onrechtmatige daad, zie onder BW). www.sokg.nl (Stichting Ondersteuning Klachtopvang Gezondheidszorg). WGHR: Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen De WGHR verplicht gemeenten uit een (brandweer)regio om een een gemeenschappelijke regeling te treffen en een openbaar lichaam in te stellen voor het doelmatig en doeltreffend organiseren van een geneeskundige hulpverleningsketen (somatisch, psycho-sociaal, preventief), in geval van grote ongelukken of rampen. Deze hulpverlening moet aansluiten op de schaal van de brandweer- en politieorganisatie. De operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening berust bij een regionaal geneeskundig functionaris (RGF), evenals de coördinatie van de daaraan voorafgaande spoedeisende medische behandeling. De gewenste operationele prestaties van de betrokken hulpverleningsdiensten worden in een organisatieplan – minimaal 1x per 4 jaar – vastgesteld (taak, werkwijze, capaciteit, opleiding etc.), in overleg met politie, brandweer en provincie. WGRL: Wet Gemeentelijke Regelingen en Leerlingenvervoer Het gaat om een wijziging van drie wetten: Wet op de expertisecentra (WEC), Wet op het primair onderwijs (WPO) en de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). De organisatie van leerlingenvervoer voor het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs is een taak van de gemeente. Hoewel iedere gemeente hierbij beleidsvrijheid heeft, gelden een aantal minimumregels. Zie art. 4 van genoemde wetten. De gemeente dient te zorgen voor (bekostiging van) ‘passend vervoer’ naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school
G. 102
die aansluit op de levensovertuiging van de ouders. Of vervoer ‘passend’ is, hangt steeds af van de omstandigheden. Zo hoeft de gemeente binnen een grens van 6 kilometer geen vervoer te bekostigen, tenzij de leerling i.v.m. een handicap geen (zelfstandig) gebruik kan maken van het openbaar vervoer. Hetzelfde geldt voor een leeftijdsgrens van bijvoorbeeld 9 jaar, die een gemeente mag hanteren, ervan uitgaande dat oudere leerlingen inmiddels in staat zijn zelfstandig of onder begeleiding te reizen (OV/fiets). Een gemeente kan in in een verordening aangeven voor welke vervoersvoorziening de gemeente in plaats van bekostiging kiest, bijvoorbeeld georganiseerd vervoer. De gemeente kán verder een eigen bijdrage vragen in de vorm van een drempelbedrag of een inkomensafhankelijke eigen betaling, als de afstand naar school meer dan 20 km bedraagt. Dit mag niet als een leerling o.g.v. de Regeling LGF een indicatie heeft voor speciaal onderwijs. Een hardheidsclaudisule is in de verordening verplicht. De procedure voor een aanvraag voor bekostiging van leerlingenvervoer wordt ingediend bij het College van B&W. Op de procedure is de AWB van toepassing. De VNG heeft een Handboek Leerlingenvervoer samengesteld, waarin o.a. een modelverordening is opgenomen. Gestimuleerd wordt om een adviesraad leerlingenvervoer in te stellen. Zie overigens ook art. 149/150 GW/Gemeentewet. www.leerlingenvervoer.net WHW: Wet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek Deze wet verplicht hogescholen en universiteiten ervoor te zorgen dat studenten met een handicap of chronische ziekte aan alle onderwijsactiviteiten kunnen deelnemen (bijvoorbeeld toegankelijke ruimtes of aangepaste tentamens). Net als bij de Regeling LGF (Rugzak, zie aldaar) zijn ondersteunende voorzieningen mogelijk (vervoer, apparatuur, etc.) op grond van diverse wetten zoals de Wet REA, ZFW (Besluit Hulpmiddelen 1996). Persoonlijke verzorging en begeleiding is te regelen via de AWBZ (natura of PGB). Voorts is de aanvrage van een studiebeurs mogelijk, ingevolge de WSF/Wet Studiefinanciering (naast een WAJONG-uitkering en zonodig met verlenging). www.minocw.nl Gemeente, afdeling Onderwijs; Decaan Universiteit of Hogeschool; Ministerie van OCW
G. 103
www.handicap-studie.nl www.onderwijsenhandicap.nl WIA: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen De WIA vervangt sinds 1 januari 2006 de WAO voor iedereen die op of na 1 januari 2004 langdurig ziek is geworden of wordt. De ‘oude’ WAO blijft bestaan voor mensen die op 1 januari 2006 al een WAO-uitkering hadden. Zij vallen dus niet onder de nieuwe WIA. De WIA kent 2 belangrijke regelingen namelijk de Regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). De uitkering op grond van de IVA bedraagt 70% van het laatstverdiende loon (vanaf 2007 wellicht 75%). De WGA is een regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten, met minimaal 35% en maximaal 80% loonverlies, en voor mensen die wel volledig arbeidsongeschikt zijn, maar nog een behoorlijke kans op herstel hebben. Zij ontvangen een ‘loongerelateerde’ uitkering (70% van laatstverdiende loon of 70% van verschil tussen oud en huidig loon; maximaal 5 jaar). Na afloop van deze uitkering is er recht óf op een loonaanvulling (als men voldoende werkt, d.w.z. 50% van de restverdiencapaciteit) óf op een vervolguitkering (als men niet of niet voldoende werkt). Bij minder dan 35% loonverlies, krijgt men geen arbeidsongeschiktheidsuitkering (bij de WAO ligt de grens bij 15%). Ook na twee jaar ziekte blijft men in dienst van de werkgever. Als het echt niet lukt om aan het werk te blijven (na wederzijdse inspanningsverplichting), kan de werkgever tot ontslag overgaan. Daarna kan recht bestaan op een WW-uitkering of eventueel bijstand. www.bpv.nl
www.kennisring.nl www.werkennaarvermogen.nl (Ministerie SZW). WKCZ: Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen De WKCZ verplicht zorgaanbieders om een klachtencommissie in te stellen, die klachten behandelt van cliënten over hulpverleners en/of de desbetreffende instelling (bijvoorbeeld AWBZ-instelling, GGD, maatschappelijk werk of kinderopvang). De commissie bestaat uit tenminste drie personen, waarvan in ieder geval de voorzitter niet werkzaam is voor of bij de betrokken zorgaanbieder (art.
G. 104
2). De klachtencommissie doet uitspraken over het al of niet gegrond zijn van een klacht. Eventueel kan de commissie daarbij aangeven welke maatregelen de zorgaanbieder kan nemen om herhaling van dezelfde klacht te voorkomen. De uitspraken van de klachtencommissie zijn juridisch niet afdwingbaar, maar op grond van een recente, nog in te voeren wetswijziging mag de commissie wel gaan controleren wat de zorgaanbieders met de klachten en/of aanbevelingen doen. Zonodig wordt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ingelicht. Deze wetswijziging verplicht overigens zorgaanbieders ook om bij calamiteiten e.d. zelf de IGZ op de hoogte te stellen. Als een hulpverlener en/of instelling niet bereid is de wet (volledig) toe te passen, zijn er eventueel nog andere middelen voor handhaving. Individuen of cliëntenraden kunnen de kantonrechter verzoeken om naleving van art. 2 (art. 3) bij de zorgaanbieder af te dwingen. Cliëntenraden kunnen ook op grond van de WMCZ (zie aldaar) hun instemmingsrecht gebruiken inzake de vaststelling of wijziging van een klachtenregeling. Eventueel is het mogelijk om de hulp van de Inspectie in te roepen, via de Kwaliteitswet Zorginstellingen (KWZ) en Wet BIG. Eind 2004 is de Klachtenrichtlijn Gezondheidszorg vastgesteld. Met deze landelijke richtlijn kunnen de zorgaanbieders hun klachtafhandeling beter organiseren, ook ten behoeve van de kwaliteit van de zorg (signaalwerking). www.sokg.nl WLB: Wet op de Lijkbezorging De verplichte melding op grond van art. 7 WLB van de behandelend arts aan een gemeentelijke lijkschouwer (ook arts), dat er sprake is geweest van euthanasie, is een van de voorwaarden voor straffeloosheid van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding door een arts. Dat wil zeggen: een bijzondere strafuitsluitingsgrond die de algemene strafbaarheid van euthanasie in die situatie kan opheffen. De andere voorwaarde, uit het WVS), is dat de arts heeft voldaan aan de zorgvuldigheidseisen die zijn opgenomen in een afzonderlijke wet, te weten de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Deze wet trad op 1 april 2002 in werking en beoogt de rechtszekerheid van de patiënt en arts in dit soort gevallen te vergroten. Tot de zorgvuldigheidseisen behoort dat de arts de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt,
G. 105
dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, dat de arts de patiënt adequaat heeft voorgelicht en met deze tot de overtuiging is gekomen dat er geen redelijk alternatief is, dat er een tweede onafhankelijk arts was geconsulteerd, die een oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen en dat de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch verantwoord werd uitgevoerd. Het handelen van de arts wordt vervolgens op zorgvuldigheid getoetst door een regionale toetsingscommissie. Het oordeel van de toetsingscommissie geldt als zwaarwegend advies voor het Openbaar Ministerie dat uiteindelijk in alle gevallen beslist of er vervolging wordt ingesteld. WMCZ: Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen De WMCZ regelt een collectief recht van patiënten/consumenten op medezeggenschap bij instellingen, op het terrein van maatschappelijke en gezondheidszorg (bekostiging ZFW of Welzijnswet 1994, zie aldaar). De wet voorziet in de oprichting van een cliëntenraad en regelt de inspraak en invloed over alle kwesties waarbij hun belang als cliënt in het geding is. De cliëntenraad heeft het recht om advies uit te brengen over besluiten van algemeen belang voor het functioneren van de instelling (fusie, verbouwing, jaarrekening, wijziging in de werkzaamheden, benoeming leidinggevenden etc.); verzwaard adviesrecht inzake beslissingen die direct de cliëntenbelangen raken (kwaliteitsbeleid, klachtenregeling etc.); het recht op informatie en het recht een bindende voordracht te doen voor de benoeming van tenminste een bestuurslid. Verdergaande toekenning van bevoegdheden van de cliëntenraad door de zorgaanbieder zijn op basis van de WMCZ mogelijk. Bij conflicten of afwijkende adviezen kan de hulp van een vertrouwenscommissie ingeroepen worden. Bij de kantonrechter kan zonodig om naleving van de wet worden verzocht. WMK: Wet op de Medische Keuringen De WMK stelt beperkingen aan drie soorten keuringen: de aanstellingskeuring, de keuring voor verzekeringen i.v.m. arbeid (pensioen en arbeidsongeschiktheid) en de keuring voor particulier af te sluiten verzekeringen (leven en arbeidsongeschiktheid). De regels gelden zowel voor de particuliere sector als voor aanstelling in openbare dienst (gemeente, provincie etc). Zo mag tijdens een sollicitatiegesprek niet worden gevraagd naar gezondheid,
G. 106
er mag geen vragenlijst over de gezondheid worden ingevuld en een medische keuring tijdens selectieprocedure is in de regel verboden. De WMK trad op 1 januari 1998 in werking en werd in 2001 voor de eerste keer geëvalueerd. Hieruit bleek met name dat de vrijwillige richtlijnen (o.a. Protocol) bij aanstellingskeuringen onvoldoende werden nageleefd, zodat invoering van dwingende regels alsnog gewenst was (o.a. Besluit Aanstellingskeuringen). Wel is er voldoende consensus over het sinds 2003 vastgelegde Protocol Verzekeringskeuringen, dat geldt voor individuele, particuliere levens–, pensioen– en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Collectieve werkgeversverzekeringen en ziektekostenverzekeringen vallen erbuiten. www.bpv.nl www.aanstellingskeuringen.nl www.verzekeraars.nl www.klachteninstituut.nl WMO: Wet Maatschappelijke Ondersteuning De WMO is op het moment van verschijnen van deze GIDS nog een wetsontwerp, in het stadium van parlementaire discussie. Invoering, al of niet gedeeltelijk, zal niet eerder dan in 2006 of 2007 plaatsvinden. De wet bepaalt onder meer dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor dusdanige ondersteuning van mensen met een beperking en ouderen, dat zij kunnen participeren in de samenleving. De nieuwe wet bundelt rechten op voorzieningen, die nu nog vastliggen in de Welzijnswet 1994, de WVG, de WCPV en delen van de AWBZ en ZFW. Het gaat om het vaststellen van rechten en plichten van burgers met betrekking tot alle dienstverlening die noodzakelijk is voor maatschappelijke participatie en het behoud of verwerven van zelfstandigheid. Dat wil zeggen: voorzieningen als woningaanpassingen, vervoersvoorzieningen, maaltijdservice, klussendiensten en ondersteuning bij sociale netwerken. Een dergelijk stelsel maakt het bijvoorbeeld mogelijk om het AWBZ-pakket op het terrein van de thuiszorg te verkleinen, zoals bij de onderdelen praktische ondersteuning en sociale begeleiding. Begrenzing blijft bestaan ten aanzien van de (para) medische zorg, de direct lijfsgebonden en de curatieve - op genezing gerichte - zorg, functies die in een
G. 107
zorgverzekering thuis horen. De financiering van voorzieningen ingevolge bovengenoemde wetten gaat de rijksoverheid vanaf 2006 of 2007 doorsluizen naar gemeenten, via het Gemeentefonds. Dat gebeurt niet ‘geoormerkt’: gemeenten zijn dus vrij te bepalen waaraan dit geld wordt uitgegeven. Gemeenten mogen bovendien inkomensgrenzen stellen bij de verstrekking van voorzieningen en eigen bijdragen van burgers vragen. De WMO beschrijft ook andere verantwoordelijkheden van gemeenten, zoals ondersteuning van mantelzorg en vrijwilligers, beleid rond verslaving, maatschappelijke opvang (van daklozen), leefbaarheid en samenhang in buurten en wijken, preventieve voorzieningen voor jongeren en informatie en advies via lokale loketten. Nadrukkelijk wordt gesteld dat gemeenten worden geacht de verantwoordelijkheid bij burgers zelf te leggen en te stimuleren dat burgers voor elkaar gaan zorgen. WM(W)O: Wet op Medisch-Wetenschappelijk Onderzoek met mensen Deze wet moet bescherming bieden aan proefpersonen die deelnemen aan medisch-wetenschappelijk onderzoek. In Nederland is de afgelopen twintig jaar een gedegen praktijk gegroeid van medisch-wetenschappelijk onderzoek met proefpersonen en de medisch-ethische toetsing van dergelijk onderzoek. De WM(W)O legt deze praktijk vast. Een erkende medisch ethische toetsingscommissie (MEC) beoordeelt het medisch-wetenschappelijk onderzoek in eerste instantie. Zo’n toetsingscommissie bekijkt of: 1) het een zinnig onderzoek is, dat wil zeggen of het inderdaad nieuwe inzichten kan opleveren 2) het daarvoor echt nodig is om onderzoek te doen met mensen of dat het beter op een andere manier kan 3) of de uitkomsten van het onderzoek belangrijk genoeg zijn om mensen als proefpersoon bloot te stellen aan de lichamelijke en mentale lasten van het onderzoek en de daaraan verbonden mogelijke risico’s. Pas als de MEC het onderzoek goedkeurt, mag het doorgaan. De toetsingscommissies zelf staan weer onder controle van de Centrale Commissie Mensge-
G. 108
bonden Onderzoek (CCMO, die ook de diverse protocollen van de onderzoeken bewaart of toetst. Proefpersonen zelf hebben de volgende rechten en bevoegdheden: vooraf ‘schriftelijk en afdoende’ informatie over het onderzoek en een ‘redelijke bedenktijd’ om te beslissen mee te doen; schriftelijke toestemming vereist (bij jongeren onder de 12 jaar en bij “wilsonbekwamen” tekenen alleen de wettelijke vertegenwoordigers of anderen); een onafhankelijke arts voor (tussentijdse) vragen en informatie; privacy bescherming; eventuele vergoeding is evenredig (geen lokpremie); stopzetting zonder opgave van reden is elk moment mogelijk, geen risico voor schade acties. Ten slotte: de implementatie van de Europese Richtlijn 2001/20/EG (harmoniseren klinisch geneesmiddelenonderzoek) in de wet is 2 jaar vertraagd. Een wetswijziging ligt momenteel bij de Tweede Kamer. www.ccmo.nl WNO: Wet Nationale Ombudsman De WNO regelt taken en bevoegdheid van de Nationale ombudsman (NO), waarvoor art. 78a Grondwet de basis vormt. Taak: het instellen van onderzoek, op verzoek dan wel uit eigen beweging, naar gedragingen van ambtenaren van (o.a.) de rijksoverheid, de politie, diverse bestuursorganen (UWV, zorgverzekeraar voorzover het een publieke taak betreft, etc.) de provincies en een groot aantal gemeenten. Op grond van de nieuwe Wet extern klachtrecht zullen vanaf 1 januari 2006 ook de gemeenten, die dan zelf (nog) geen ombudsvoorziening hebben ingesteld (art. 81p Gemeentewet), automatisch onder de bevoegdheid van de NO gaan vallen. Voordat de NO om een onderzoek kan worden verzocht, dient de klacht in beginsel eerst te zijn voorgelegd aan de desbetreffende instantie en daar te zijn behandeld volgens de regels voor interne klachtbehandeling ingevolge titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB). Titel 9.2 van deze wet geeft procedurele bepalingen voor de klachtbehandeling voor de NO. Het verzoekschrift moet bij de NO worden ingediend binnen een jaar na afdoening van de klacht in de interne klachtenprocedure. Als op grond van een wettelijk voorschrift bezwaar
G. 109
of beroep mogelijk is, is de NO (soms tijdelijk) niet bevoegd tot onderzoek. Er zijn twee wegen van onderzoek. De ene weg leidt tot het uitbrengen van een openbaar rapport met daarin de beoordeling “behoorlijk” of “niet behoorlijk”, de conclusie over de gegrondheid van de klacht en zo nodig een aanbeveling om gemaakte fouten te herstellen of om structurele maatregelen te nemen. De andere weg wordt gevolgd voor die zaken waarin de klager direct belang heeft bij een snelle tussenkomst. Deze “interventie” bestaat uit het direct informeren van het bestuursorgaan over de klacht, met de vraag of die opgelost kan worden. Het grootste deel van de zaken wordt inmiddels via deze interventiemethode behandeld. www.nationaleombudsman.nl WOB: Wet Openbaarheid Bestuur De WOB geeft recht op inzage in stukken van de overheid en van organiaties, die onder de verantwoordelijkheid van de overheid vallen. De uitvoering van de WOB berust bij gemeenten en provincies. Art.1 van de wet definieert het begrip ‘bestuurlijke aangelegenheid’. Art. 1a bepaalt op welke bestuursorganen de wet van toepassing is (gemeente, provincie, rijk, maar ook bijv. een UWV). Art.3 lid 1 van de wet geeft een ieder het recht om “een verzoek om informatie, neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, te richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf”. Art.8 gaat over de eisen die überhaupt aan bestuurlijke informatievoorziening mogen worden gesteld. Lid 1: “Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, verschaft uit eigen beweging informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, zodra dat in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering”. Lid 2: “Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de informatie wordt verschaft in begrijpelijke vorm, op zodanige wijze, dat belanghebbende en belangstellende burgers zoveel mogelijk worden bereikt en op zodanige tijdstippen, dat deze hun inzichten tijdig ter kennis van het bestuursorgaan kunnen brengen.” Art.10 somt de gevallen op, waarin het verstrekken van informatie achterwege blijft (bijv. veiligheid, bedrijfs- of persoonsgegevens).
G. 110
Art.11 bepaalt dat persoonlijke beleidsopvattingen in principe niet openbaar zijn. Bij stukken voor intern beraad kan soms toch een vertaalslag plaatsvinden in een niet tot personen herleidbare vorm. Over art. 10 en 11 is jurisprudentie verschenen die een indruk geeft van de grenzen van de WOB. www.rechtspraak.nl Woningwet Deze wet geeft de gemeente (afd. Volkshuisvesting) de taak om burgers te voorzien van huisvesting, dus ook burgers met een functiebeperking. B&W kunnen verhuurders verplichten om bouwkundige of woontechnische aanpassingen (in het kader van de WVG) toe te staan of uit te voeren. Het Bouwbesluit 2003, een AMVB (Algemene maatregel van bestuur) op grond van de Woningwet, concretiseert de plicht tot aanpasbaar en toegankelijk (ver)bouwen nader (zie aldaar). Het Burgerlijk Wetboek regelt in het algemeen wanneer huurders zonder toestemming kleine wijzigingen, die ongedaan gemaakt kunnen worden, mogen aanbrengen. Of ingrijpende aanpassingen (binnen/buiten), al of niet na machtiging van de rechter. De Huisvestingswet is ook nog van belang, bijvoorbeeld door de bepaling dat geen economische of maatschappelijke bindingseisen gehanteerd mogen worden bij “ernstig invaliden”. www.vrom.nl (dossier Gehandicapten en Wonen of Bouwbesluit On Line). www.grootveld.net/handicap.htm WP 2000: Wet Personenvervoer 2000 De WP 2000 bevat bepalingen over het stads- en streekvervoer en het besloten vervoer (o.a. leerlingenvervoer) in Nederland. Deze wet is een poging tot verbetering van zowel de kwaliteit als de efficiency van het openbaar vervoer te verbeteren bij een lagere kostprijs. De wet gaat uit van OV-autoriteiten (provinciale en lokale overheid) die via het Ministerie van V&W exploitatiesubsidie krijgen om stads- en streekvervoer, gedecentraliseerd treinvervoer, collectief vraagafhankelijk vervoer en/of leerlingenvervoer te kunnen “inhuren” bij een vervoerder voor de inwoners van het gebied.
G. 111
Om de meest geschikte vervoerder te vinden, organiseert de OV-autoriteit als concessieverlener een openbare aanbesteding. De concessieverlener verdeelt het grondgebied en/of de bestaande lijnen in zogenaamde concessiegebieden die als pakketten worden aanbesteed. Voor zo’n concessiegebied kiest de concessieverlener de vervoerder die de beste kwaliteit, de laagste prijs of een combinatie van beide biedt, voor een periode van maximaal zes jaar. De meeste OV-autoriteiten beoordelen een vervoerder vooral op de prijs. Het onderhands gunnen van het regionaal openbaar vervoer aan de zittende vervoerder is nog steeds toegestaan. In 2006 moet al het regionaal openbaar vervoer openbaar aanbesteed zijn. OV-autoriteiten die met gemeentevervoerbedrijven te maken hebben, moeten het openbaar vervoer in 2009 openbaar aanbesteed hebben (oorspronkelijk was dit 2007). De wet regelt tevens het toezicht op gemeentelijk openbaar vervoer met trams, metro’s en stads- en streekbussen. De Vervoerkamer (NMa) controleert hierbij of aanbieders van gemeentelijk openbaar vervoer hun marktpositie niet misbruiken door oneerlijk te concurreren op aanverwante markten (bijv. de taximarkt). Voorkomen moet worden dat overheidsgelden die bestemd zijn voor openbaar vervoer, gebruikt worden voor andere (commerciële) activiteiten. Ten slotte biedt de wet, zoals uitgewerkt in het Besluit Personenvervoer (keuring bussen en auto’s voor o.a. taxivervoer) handvatten voor de beoordeling van de veiligheid van het rolstoelvervoer. Hierop is onder meer de Code Veilig Vervoer Rolstoelinzittenden (Code VVR) gebaseerd. www.minvenw.nl/dgp/wetpersonenvervoer/nl www.nmanet.nl www.kboh.nl (Code VVR) WPO : Wet op het primair onderwijs Zie Regeling LGF WSW: Wet Sociale Werkvoorziening Deze wet is bedoeld voor mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische handicap, die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden productief
G. 112
en betaald kunnen werken. Sinds enige tijd kan men binnen de WSW niet alleen aan de slag bij werkvoorzieningbedrijven, maar ook bij andere werkgevers. Bijvoorbeeld bij overheidsinstellingen, andere non-profitorganisaties (zoals verenigingen en stichtingen) of ook commerciële bedrijven. Voorwaarde is dat er professionele begeleiding beschikbaar is vanuit een reïntegratiebedrijf of dergelijk. Begeleid werken elders kan plaatsvinden op detacheringsbasis, dus vanuit de gemeente of sociale werkvoorziening (sw), waarmee een arbeidscontract is gesloten. Een andere optie is een echt dienstverband met de reguliere werkgever, zodat de CAO-WSW niet geldt. Het is de bedoeling dat vanaf 2005 steeds meer WSW-ers in dienst treden bij ‘gewone’ werkgevers die hiervoor van de gemeente subsidie krijgen voor de loonkosten en voor eventuele noodzakelijke aanpassingen van de werkplek. www.bpv.nl www.handicap.nl www.kennisring.nl www.minszw.nl WTG: Wet Tarieven Gezondheidszorg De Wet Tarieven Gezondheidszorg (WTG) regelt welke prijs de zorgaanbieders mogen declareren bij de ziektekostenverzekeraars. Tot voor kort vormde deze regeling, samen met de WZV (Wet Ziekenhuisvoorzieningen) en de AWBZ en ZFW, de kern van de wetgeving waarmee de overheid de zorg aanbodgericht stuurde. Er zijn de afgelopen jaren diverse moderniseringstrajecten opgestart die de gewenste overgang naar (meer) vraagsturing moeten ondersteunen, zowel op wetgevingsgebied als in de uitvoeringspraktijk. De Zorgverzekeringswet (ZVW) en de AWBZ zijn de bekendste voorbeelden van vernieuwde wetgeving (zie aldaar). Verder is het wetsvoorstel Wet toelating zorginstellingen (WTZI), de opvolger van de WZV, door het parlement goedgekeurd; de invoering is per 1 januari 2006. Het begeleidt de overgang van een stelsel van centrale aanbodsturing, waarbij de capaciteit van de zorginstellingen door het Rijk wordt bepaald, naar een decentraal vraaggericht stelsel, waarbij die capaciteit wordt bepaald door de betrokken partijen (consumenten,
G. 113
instellingen en verzekeraars). Het Rijk beperkt zich tot het stellen van randvoorwaarden waarbinnen decentrale partijen (verzekeraars en aanbieders) moeten handelen. Het voorstel brengt geen verandering in de taken en de positie van wetten als de WTG, KWZ, Wet BIG etc. Recent is (opnieuw) een alternatief voor de WTG ingediend, namelijk de Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG). Als uitvoeringspraktijken kunnen hier onder meer worden genoemd: de Diagnose Behandel Combinaties (DBC) - waarbij voor een aantal veelvoorkomende aandoeningen het vaste uurtarief is losgelaten - en het Geneesmiddelen Vergoedingen Systeem (GVS). www.ctg-zaio.nl (‘nieuwe tijden, andere regels’). www.dbconderhoud.nl www.minvws.nl www.ggzbeleid.nl (historie regelgeving en beleid). WTZ: Wet op de Toegang tot Ziektekostenverzekeringen 1998 Zie ZVW WTZI : Wet toelating zorginstellingen Zie WTG WVG: Wet Voorzieningen Gehandicapten De WVG regelt dat gemeenten moeten zorgen voor goede voorzieningen voor inwoners met een chronische ziekte of handicap, zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. De WVG is een regeling voor mensen van alle leeftijden. Onder de WVG vallen zowel woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen als rolstoelen. Voorwaarde voor aanvraag van een WVG-voorziening is dat de voorziening voor langere tijd nodig is en niet ‘algemeen gebruikelijk’ geacht kan worden. Ook dient er geen ‘voorliggende voorziening’ aanwezig te zijn, zoals een ziektekostenverzekering, op grond waarvan het hulpmiddel kan worden vergoed. Gaat het om een arbeidshandicap dan zijn er voor werkvoorzieningen, of voor voorzieningen gericht op het vinden van werk, ook andere mogelijkheden. Zie hiervoor onder meer bij de Wet REA.”
G. 114
De gemeente kan vanuit de WVG voorzieningen of aanpassingen toekennen, die een persoon met een beperking in staat stellen om bijvoorbeeld zorgtaken voor kinderen en huishouden op zich te nemen. Verstrekking kan plaatsvinden in de vorm van vergoeding, natura of – soms – PGB. De gemeente heeft een grote mate van beleidsvrijheid in de uitvoering van haar wettelijke ‘zorgplicht’, aangezien de WVG een decentraal uitgangspunt heeft. Bij de interpretatie van wet (en gemeentelijke verordening) dient wel rekening gehouden te worden met de wettelijke toelichting, het WVG-Protocol en – individu overstijgende – rechtspraak. Voor cliëntenparticipatie bevat de wet de volgende artikelen. Art.1a WVG: verplicht de gemeente om bij het integrale gemeentelijke gehandicaptenbeleid ook cliëntenparticipatie vorm te geven in een verordening. De gemeente moet de facilitering van lokale platforms regelen en hen tijdig betrekken bij wijzigingen van de verordering en uitvoeringsregelingen. Hierbij dient ook de gemeentelijke algemene inspraakverordening in acht te worden genomen, op grond van art. 150 GW Het voorgaande betekent, dat (organisaties van) betrokkenen invloed moeten kunnen uitoefenen op (de totstandkoming van) al het beleid dat burgers met een beperking (psychisch, lichamelijk, verstandelijk) raakt. Ook de Algemene wet bestuursrecht (AWB) kan voor lokale platforms van toepassing zijn. WVO Zie Regeling LGF WVS: Wetboek Van Strafrecht Het WVS verbiedt discriminatie op grond van ras, godsdienst, geslacht, etc. Bijvoorbeeld iemand beledigen of vernederen omdat hij/zij joods is. Het is ook verboden aan te zetten tot haat of geweld tegen bepaalde groepen. Ingaande 1 januari 2006 is een art. van kracht (art. 429 quater 2e lid WVS) dat belediging of discriminatie op grond van handicap of chronische ziekte strafbaar stelt. Mensen met beperkingen die belediging, haat of andere vormen van geweld ondervinden, kunnen aangifte doen op een politiebureau. De politie en het Openbaar Ministerie onderzoeken de klacht en het OM beslist over vervolging
G. 115
en dagvaarding/telastelegging. Als de rechter uitspreekt dat het gaat om belediging of geweld, zoals vastgelegd in de wet, kan hij een straf opleggen. Ook in het patiëntenrecht heeft het WVS, naast andere wetten, een belangrijke (preventieve) functie en draagt indirect bij aan de rechtspositie. Enkele voorbeelden zijn art. 225 e.v. (valse geneeskundige verklaring), 272 (schending beroepsgeheim), 307 (zwaar lichamelijk letsel door schuld) en 450 (nalaten hulp bij levensbedreiging). Zie WLB. WWB: Wet Werk en Bijstand Deze wet vormt sinds 1 januari 2004 de opvolger van de ABW, Besluit Instroom Doorstroom banen (ID) en de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het aan het werk helpen van mensen – zowel met als zonder uitkering - via reïntegratie en gesubsidieerde arbeid (art. 10 e.v.) en voor het verlenen van bijstand (algemeen, bijzonder en/of een langdurigheidstoeslag). De gemeente heeft een grote beleidsvrijheid bij de uitvoering van deze taken. Ook experimenten zijn, na toestemming van het Rijk, mogelijk (art. 83). Voor cliëntenparticipatie bepaalt art. 47 dat een gemeente in een verordening moet regelen hoe de diverse cliëntengroepen (zowel bijstands- als andere (niet-) uitkeringsgerechtigden) worden betrokken bij de lokale uitvoering van de WWB. Minimaal verplicht is vaststelling van het periodiek overleg, de agendavorming en de adequate informatievoorziening. Art. 35 e.v. bevat bepalingen voor de bijzondere bijstand. Iedereen kan aanspraak maken op bijzondere bijstand. De betrokkene moet kunnen aantonen de noodzakelijke kosten niet (in)direkt te kunnen bekostigen uit het (minimum) inkomen, terwijl ook een andere ‘voorliggende voorziening’ ontbreekt. Een draagkrachttoets bepaalt de hoogte van de bijstand. De gemeentelijke beleids- en beoordelingsvrijheid is groot. Art. 35 lid 3 geeft wel de mogelijkheid aan de gemeente om categoriale (bijzondere) bijstand te verlenen, bijvoorbeeld aan mensen met een beperking, indien aannemelijk is dat een bepaalde groep door hun bijzondere omstandigheden structureel extra, noodzakelijke kosten heeft. Een lichte onderzoekprocedure volstaat in dat geval.
G. 116
Andere compensatiemogelijkheden voor de bestrijding van meerkosten bij chronische ziekte en handicap zijn: - voorzieningen WVG, uitvoering gemeente - ZFW/WTZ 1998 (standaardpakket, tot 01/01/06) en daarna ZVW, uitvoering zorgverzekeraar, - AWBZ, zorgverzekeraar - Regeling TOG 2000 (Tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen), uitvoering Sociale Verzekeringsbank, - Wet IB 2001 (WIB), (aftrek bijzondere kosten), Belastingdienst - WAJONG / Jonggehandicaptenkorting (heffingskorting vóór loonbelasting en premie), UWV of Belastingdienst, - WAO/WIA: ophoging arbeidsongeschiktheids-uitkering (t.b.v extra hulp bij a.o), uitvoering UWV. www.handicap.nl www.svb.nl www.uwv.nl www.minszw.nl (oa. folder Je hebt wat en je krijgt wat). www.belastingdienst.nl WZT: Wet op de ZorgToeslag zie: ZVW/ Zorgverzekeringswet WZV : Wet Ziekenhuisvoorzieningen Zie onder WTG ZFW: ZiekenFondswet Vanaf 1 januari 2006 is de ZFW niet meer van kracht. Regelgeving als Verstrekkingenbesluit ziektekostenverzekering/Regeling hulpmiddelen 1996 is niet meer van kracht. De op grond van de ZFW gevestigde aanspraken blijven echter krachtens een overgangsregeling nog lange tijd bestaan. Daarnaast zijn diverse verstrekkingen en hulpmiddelen merendeels opnieuw opgenomen in regelgeving (bijvoorbeeld Besluit Zorgverzekering). Zie verder onder: ZVW/ Zorgverzekeringswet.
G. 117
ZVW: ZorgVerzekeringsWet Deze nieuwe wet treedt per 1 januari 2006 in werking. De wet bepaalt dat alle ingezetenen een inkomensonafhankelijke en (deels) verplichte en uniforme zorgverzekering moeten afsluiten. Het traditionele onderscheid tussen ziekenfonds- en particuliere verzekering bestaat niet meer. Hoewel regelingen en voorzieningen als ZFW, WTZ 1998 en Wet MOOZ (ouderen) vervallen zijn, is er een uitgebreide en meerjarige overgangsregeling. Daarnaast gelden de nieuwe bepalingen van bijvoorbeeld het Besluit Zorgverzekering die de aanspraken o.g.v. de Regeling hulpmiddelen 1996 merendeels hebben overgenomen en vastgesteld. De ZVW regelt een basispakket voor medisch curatieve zorg (huisarts, ziekenhuis, hulpmiddelen etc.), dat grotendeels overeenkomt met het voormalige ziekenfondspakket. Zorgverzekeraars zijn verplicht alle aanvragers voor het basispakket te accepteren zonder medische keuring. Zorgverzekeraars bieden naast het basispakket verschillende aanvullende polissen aan. Daarnaast zal de AWBZ blijven bestaan voor hoge bijzondere ziektekosten. Nieuw is de WZT/ Wet op de Zorgtoeslag. Deze regelt dat niemand meer dan 5% van het (eventueel gezamenlijke) jaarinkomen aan zorgkosten zal betalen. Is dit wel het geval dan ontstaat aanspraak op zorgtoeslag, een tegemoetkoming die maandelijks door de Belastingdienst/Toeslagen wordt uitgekeerd. www.kiesbeter.nl www.ggzbeleid.nl (historie beleid en regelgeving zorgstelsel). www.denieuwezorgverzekering.nl
G. 118
Bijlage 1 Deel 3: Europese Unie Europese wetgeving in de lidstaten van de EU komt tot stand in twee stappen. De eerste stap is het vaststellen van een zogeheten Europese richtlijn. Daarin staat wat de lidstaten moeten bepalen in hun wetgeving. De tweede stap is dat de nationale overheden de bepalingen van de richtlijn moeten opnemen (‘implementeren’) in hun eigen wetgeving. Een EU-richtlijn geeft altijd een zogenaamde ‘implementatie-datum’ aan: het tijdstip dat de wetgeving ook in Nederland geldt. Dit proces kent twee stappen, omdat de structuur van de wetgeving van de EUlanden onderling zeer verschilt. Het is daardoor niet mogelijk om een Europese richtlijn in zijn geheel tot nationale wetgeving te verheffen. De richtlijnen moeten als het ware worden verknipt en vervolgens worden ingepast in de bestaande, nationale wetgevingen. Richtlijnen De Europese Unie heeft in het kader van de mensenrechten een aantal richtlijnen aangenomen. Dit zijn: Richtlijn (76/207/EEG), zoals herzien bij 2002/73/EG): bepaalt de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de arbeidsvoorwaarden, de promotiekansen en de beroepsopleiding Richtlijn (2000/43/EG): bepaalt de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming. Deze richtlijn gaat niet alleen over werk, maar ook over onderwijs, beroepsopleidingen, wonen, zorg en toegang tot het aanbod tot goederen en diensten. Onder goederen en diensten vallen onder andere bussen en treinen, winkels, café’s en restaurants, disco’s, theater, muziekcentra en openbare gebouwen. Richtlijn (2000/78/EG); geeft een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep. Dit verbod steunt op allerlei gronden, onder meer geslacht, ras of handicap. Ook
G. 119
de plicht tot het doen van aanpassingen is opgenomen. De lidstaten moesten uiterlijk op 2 december 2003 de richtlijn implementeren in de nationale wetgeving. De Nederlandse Wet Gelijke Behandeling (WGBh-cz) op grond van handicap of chronische ziekte is het rechtstreekse gevolg van deze Europese regelgeving. Richtlijn (2004/113/EG): bepaalt de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten. Besluit 2000/750/EG: Dit besluit is een vaststelling van een communautair actieprogramma ter bestrijding van discriminatie. Het doel is o.a. het vergroten van het bewustzijn over discriminatie, door publicatie, campagnes en evenementen en uitwisseling van informatie. Uitvoering: EU-lidstaten, maar ook lokale overheden en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) kunnen ook voorstellen indienen. Dit actieprogramma loopt t/m 31-12-2006 De Europese Grondwet De EU-landen ondertekenden op 29 oktober 2004 officieel het verdrag tot vaststelling van een Europese Grondwet. Het woord ‘Grondwet’, dat de suggestie wekt dat het gaat om een ‘Europese’ versie van onze Grondwet, is eigenlijk onjuist. Het gaat hier om een Europees Verdrag, met hierin opgenomen het reeds bestaande zogeheten Handvest dat met name de grondrechten van alle EU-burgers bevat. De tekst staat nog onder discussie in meerdere EU-landen. De burgers van Frankrijk en Nederland hebben de tekst van het verdrag bij referendum verworpen. Het handvest bevat bepalingen over: - de menselijke waardigheid die niet geschonden mag worden (art. 1) - het recht op leven van iedereen (art. 2) - het recht op lichamelijke en geestelijke integriteit en het verbod op eugenetische selectie van personen (art. 3). - verbod op het onderwerpen van mensen aan onmenselijke of vernederende behandelingen worden onderworpen (art. 4).
G. 120
- het recht op inzage in over burgers verzamelde gegevens en dossiers en het recht om fouten te laten herstellen (art. 8) - specifiek verbod op discriminatie op grond van een handicap ( art. 21). - het recht op maatregelen die de zelfstandigheid van mensen met beperkingen vergroten en de participatie in de samenleving verbeteren (art. 26). - het recht op sociale zekerheids voorzieningen (art. 34) en gezondheidszorg (art. 35) is vastgelegd. - het recht op maatregelen om het actief en passief kiesrecht voor iedere burger te versterken (art. 39). Ontwerp-richtlijn: ‘Disability Specific Directive’. Deze richtlijn zal allerlei vormen van discriminatie van mensen met beperkingen verbieden. Het European Disability Forum (EDF) , de Europese belangenorganisatie van mensen met beperkingen, heeft een ontwerp gemaakt. Deze richtlijn zal de Nederlandse overheid verplichten om de bestaande Wet Gelijke Behandeling uit te breiden met andere beleidsterreinen, zoals onderwijs, zorg en toegang tot het aanbod van goederen en diensten voor cultuur, wonen en sport. De Europese Commissie sprak op 7 december 2003, bij monde van de Commissaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, haar krachtige steun uit voor deze richtlijn. Verdragen (NB: Lees eerst inleiding deel 4: Internationale verdragen) Ook op bredere schaal dan het Europese niveau zijn fundamentele rechten en vrijheden vastgelegd in verdragen. Hierbij zijn de landen betrokken die verenigd zijn in de Raad van Europa.Verschillende daarvan zijn het equivalent van internationale verdragen. EC PTIDTP: Het Verdrag ter Voorkoming van Marteling en Onmenselijke of Wrede Behandeling (European Convention for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment) Dit verdrag vertoont qua doelstelling en reikwijdte overeenkomst met het internationale verdrag (met bijna dezelfde naam, zie boven).
G. 121
EVRM: Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden. (European Convention on Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.) Dit is het Europese equivalent van het internationale BUPO-verdrag (Zie Bijlage 1, Deel 4). Europese Hof Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (Straatsburg) beoordeelt verzoekschriften van individuen, organisaties en landen tegen lidstaten van de Raad van Europa. Sinds 1998 (11e protocol) is het EVRM van toepassing op alle lidstaten, inmiddels 45. Het Europese Hof is een permanente internationaal-rechterlijke instantie geworden, met sterk toenemend gezag. Het Europese Hof neemt pas een klacht (“verzoekschrift”) in behandeling wanneer is voldaan aan een aantal voorwaarden: 1. De indiener moet persoonlijk en direct het slachtoffer zijn van een schending van een fundamenteel recht dat is vastgelegd in het EVRM of in één van de vastgelegde protocollen. 2. De klacht moet gericht zijn tegen een publieke instantie, dus niet tegen personen of particuliere instanties. 3. Alle nationale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput, d.w.z. een klager moet normaal gesproken procederen tot en met de Hoge Raad, de Raad van State of een andere hoogste rechterlijke instantie. 4. Het verzoekschrift moet worden ingediend binnen 6 maanden na de definitieve nationale beslissing. De uitspraken van het Hof zijn definitief (geen hoger beroep mogelijk) en bindend voor de betrokken staten. Een keuze voor de rechtsgang bij het Europese Hof betekent ook dat daarna een identiek beroep op schending van de VN-Verdragen, bijvoorbeeld via een klacht bij de VN in Genève, niet meer mogelijk is. www.grondweteuropa.nl (EVRM).
G. 122
Bijlage 1 Deel 4: Internationale verdragen De rol van de Verenigde Naties De Verenigde Naties (VN) spelen een belangrijke rol bij de totstandkoming van nieuwe (nationale) wetgeving voor het bevorderen van gelijke kansen voor mensen met beperkingen. De VN is opgericht om de mensenrechten, in de breedste zin van het woord, te bevorderen en te bewaken. Daartoe zijn speciale organisaties opgezet die zich buigen over allerlei vraagstukken. De UNESCO (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization), WHO (World Health Organization, Ned.: de Wereld Gezondheidsorganisatie) en FAO (Food and Agricultural Organization) zijn daarvan voorbeelden. Alle bij de VN aangesloten landen praten over mondiale vraagstukken. De conclusies van deze vergaderingen, waarvoor soms jaren nodig zijn, kunnen uitmonden in het sluiten van internationale verdragen. Internationale verdragen (conventies) zijn afspraken tussen regeringen om internationaal afgesproken normen in eigen land na te leven. Dit kan door nationale wetgeving of via de rechtstreekse werking van internationale bepalingen. Soms is daarvoor een tijdslimiet gesteld, maar de afspraak kan ook beperkt blijven tot een intentieverklaring. Nederland heeft als lid van de Verenigde Naties en van de Europese Unie veel verdragen ondertekend. Een verdrag treedt in werking en wordt bindend door het voldoen aan een vooraf bepaald minimum aantal bekrachtigingen (ratificaties) of toetredingen door landen. Bij de goedkeuringsbehandeling in het parlement (ratificatie) geeft de regering aan welke artikelen in het verdrag “rechtstreekse werking” zouden kunnen hebben en welke niet. Dat wil zeggen: aan welke bepalingen de Nederlandse rechter rechtstreeks - net als bij de nationale wetgeving – kan toetsen. De rechter hoeft dit standpunt van de regering overigens niet over te nemen en is vrij om zelf te bepalen welke artikelen uit een verdrag hij rechtstreeks van toepassing acht. Door allerlei onderwerpen op de agenda te zetten en in discussie te brengen, spelen de VN een heel belangrijke en stimulerende rol voor de aanpak van alle mogelijke onrechtvaardigheden en sociale problemen. Zonder de initi-
G. 123
atieven van de VN zouden veel onderwerpen in internationaal verband niet eens besproken worden. Het feit dat de VN een a-politieke organisatie is, draagt daaraan veel bij. De 22 Standaard Regels van de VN voor gelijke kansen van mensen met een beperking hebben niet de status van een verdrag. Wel brengen zij een morele en politieke verplichting met zich mee voor gelijke behandeling van mensen met beperkingen in alle landen die bij de VN zijn aangesloten. Het maken van wetgeving binnen een bepaald tijdsbestek kan niet worden afgedwongen. In ontwikkeling Omdat de 22 Standaard Regels in de praktijk niet in wetgeving worden omgezet, heeft de 56e vergadering van de VN besloten een verdrag (Conventie) te ontwerpen over de bescherming en bevordering van rechten en waardigheid van mensen met beperkingen. Dit verdrag wordt een krachtige opvolger van de 22 Standaard Regels voor het bieden van gelijke kansen. Vastlegging van normen in een internationaal verdrag legt alle lidstaten van de VN die het verdrag ondertekenen de verplichting op om ze in wetgeving om te zetten en uit te voeren. Het ontwerpverdrag behandelt alle rechten en vrijheden van mensen met beperkingen. Het recht op leven, bewustwording en non-discriminatie, vrijwaring van geweld en misbruik en vrijwaring van marteling en vernederende behandeling, recht op onderwijs en werk, participatie in politiek, publiek leven, cultuur, vrijetijdsbesteding en sport : al deze essentiële rechten en vrijheden worden vastgelegd in art.en van het verdrag. Een werkgroep van de VN werkt aan de ontwikkeling van de Conventie. (Meer informatie is te vinden in Bijlage 5). www.dpi.nl www.un.org/esa/socdev/enable/ Verdragen BUPO: internationaal verdrag over burgerrechten en politieke rechten (International Covenant on Civil and Political Rights/ ICCPR 1966). Het BUPO-verdrag (in werking sinds 1976) is een van de belangrijkste internationale instrumenten voor mensenrechten. Het biedt bescherming aan alle mensen, ook mensen met beperkingen.
G. 124
Het verdrag gaat over rechten met betrekking tot het menselijk bestaan zoals het recht op leven, recht op bescherming van lichamelijke en psychische integriteit en recht op vrijwaring van marteling en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Dit art. is voor mensen met beperkingen van belang, bijvoorbeeld in geval van onmenselijke behandeling in instellingen. Vastgelegd is ook, dat mensen altijd zelf geïnformeerd moeten zijn en toestemming moeten geven voor medische behandelingen en wetenschappelijk onderzoek. Dit verdrag bevat ook de zogenaamde vrijheidsrechten: vrijheid en veiligheid van de persoon, vrijheid van beweging en keuze van vestiging, het recht om overal en ten allen tijde voor de wet erkend te worden als een volwaardig persoon. Dit geldt ook voor mensen met een verstandelijke beperking. Verder gaat het om sociale rechten zoals familierechten, inclusief het recht om te trouwen en kinderen te krijgen, het recht om als kind beschermd te worden en het recht op privacy. Dit laatste is belangrijk voor mensen die in een instelling verblijven. Dit verdrag bevat ook de klassieke politieke rechten zoals recht om te stemmen, vrijheid van meningsuiting, gelijkheidsrechten en het recht om deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Dit houdt ook het recht in op toegang tot bijvoorbeeld raadsvergaderingen of andere politieke aangelegenheden. Schendingen van het BUPOverdrag kunnen gerapporteerd worden aan het Human Rights Committee van de Verenigde Naties ( Ned.: Mensenrechtencomité) en hier kan ook een klacht ingediend worden tegen een staat. Enkele BUPO-artikelen: Art. 2, 3 en 26: Recht op gelijkheid en verbod op discriminatie vanwege o.a. beperking, Art. 6: Recht op leven, Art.7: Recht op vrijwaring van mishandeling en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling, inclusief een verbod op medische of wetenschappelijke experimenten zonder vrijwillige toestemming van de betrokkene, Art. 9: Recht op vrijheid en zekerheid, Art. 12: Vrijheid van beweging en vestiging, Art. 16: Recht op erkenning als persoon voor de wet,
G. 125
Art. 17: Recht op privacy, Art. 25: Recht op gelijke toegang tot publieke diensten en gebouwen. ECSOCU: internationaal verdrag over EConomische, SOciale en CUlturele rechten (International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights/ ICESR). Andere benamingen zijn IVESCR of ECOSOC-verdrag. Het ECSOCUverdrag (1976) vormt samen met het Bupoverdrag en de Universele Verklaring van de Rechten van de mens uit 1948, de International Bill of Human Rights. Vastgelegd zijn algemene rechten, zoals het recht niet gediscrimineerd te worden, en gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Het ECSOCU-verdrag beschrijft rechten en plichten op diverse terreinen zoals het recht op onderwijs, werk, sociale zekerheid, recht op een adequate levensstandaard, recht op bescherming van het gezin, moeders en kinderen en het recht op deelname aan het culturele leven. Het recht op gezondheid stelt beschikbaarheid, toegankelijkheid, aanvaardbaarheid en kwaliteit centraal. Speciaal met betrekking tot mensen met beperkingen is in een toevoeging (General Comment nr. 14) opgenomen dat gezondheidsvoorzieningen, goederen en diensten binnen veilig fysiek bereik moeten zijn voor alle delen van de bevolking, met name voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, waaronder mensen met beperkingen. In de Nederlandse praktijk komt het voor dat gezondheidscentra of apotheken niet toegankelijk zijn en dat medische apparatuur zoals behandeltafels, röntgenapparaten of scans niet bruikbaar zijn voor mensen met beperkingen. Het verdrag bevat dus rechten die samenhangen met volwaardig burgerschap en mogelijkheden tot participatie op allerlei gebied. Het ECSOCUverdrag is daarom een belangrijk verdrag. Het kan dienen als inspiratiebron voor integraal lokaal beleid voor gelijke kansen van mensen met beperkingen, maar ook kunnen de betreffende artikelen -op dezelfde wijze als bij het BUPOverdrag- de basis zijn voor een rechtzaak, bij ernstige schending van mensenrechten. Gaat het niet om rechtstreeks werkende bepalingen dan impliceert het veelal inspanningsverplichtingen voor de nationale overheid. De aanvaardbaarheid en kwaliteit van condities waarin mensen gezond kunnen leven zijn integrale componenten van het ECSOCU verdrag. Daarbij horen ook voedsel, huisvesting, onderwijs, werk, menselijke waardigheid, non-discriminatie, gelijkheid, verbod op marteling, privacy, toegang tot informatie, en de vrijheid van vereniging en vergadering. G. 126
Art. 2: Recht niet gediscrimineerd te worden, Art. 3: Gelijke kansen voor mannen en vrouwen, Art. 6: Recht op werk, Art. 9: Recht op sociale zekerheid, Art.10: Recht op bescherming van het gezin, moeders en kinderen, Art.11: Recht op een adequate levensstandaard, Art.12 : Recht op gezondheid, Art.13 en 14: Recht op onderwijs, Art.15: Recht op deelname aan het culturele leven. IVRK: internationaal verdrag over de rechten van het kind (Convention on the Rights of the Child/ CRC) 1989 Het IVRK beschrijft rechten die in het leven van kinderen (met of zonder een beperking) relevant zijn, op sociaal, economisch en cultureel gebied en daar waar het burger- en politieke rechten betreft. Het gaat hier over onderwijs en opleiding, zorg en revalidatie, vrijetijdsbesteding, werk en cultuur. Het recht om niet gediscrimineerd te worden komt in dit verdrag ook weer terug. Art. 2: het recht niet gediscrimineerd te worden, Art. 3: het beste belang van het kind is de belangrijkste overweging in alle acties en besluiten met betrekking tot kinderen, Art. 6: het recht op leven, overleven en ontwikkelen. Dit is ook voor kinderen met een beperking van levensbelang. Het recht op ontwikkeling is aanleiding tot ethische discussies over, bijvoorbeeld, abortus en het leven van kinderen met een beperking in instellingen, Art. 7 en 9: het recht om verzorgd te worden door en niet gescheiden te worden van het gezin, Art. 12: het recht van kinderen om gehoord te worden en te participeren in alle besluitvorming die hen betreft, Art. 19: het recht op bescherming tegen alle vormen van misbruik en geweld, Art. 23: rechten van kinderen met een beperking. Centraal staat dat kinderen met fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen een volwaardig en behoorlijk leven moeten kunnen genieten, onder zodanige voorwaarden dat waardigheid gegarandeerd is, zelfredzaamheid bevorderd wordt en het kind actief kan participeren in de samenleving.
G. 127
Art. 28 en 29: het recht op onderwijs. Basis, voortgezet en hoger onderwijs moet beschikbaar en toegankelijk zijn voor ieder kind. Andere internationale verdragen ICERD: (International Convention on the Elimination of All Forms of Racial Discrimination). Over rassendiscriminatie. CEDAW: (Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women). Over vrouwendiscriminatie. CTCIDTP: (Convention against torture and Inhuman degrading treatment or punishment) 1975. Tegen marteling en onmenselijke straffen. www.amnesty.nl
G. 128
G. 129
G. 130
Lokaal
Regionaal
Cliëntenraden
Lidorg. CG-Raad bij RPCP’s; Lidorg. FvO: regionale afdelingen
Cliëntenraden WWB WAO-groepen
UWV: Regionale Raden
Provinciaal
Regionale Antidiscriminatie Bureaus
Provinciale steunpunten Cliëntenraden WWB
Provinciale steunpunten gehandicaptenbeleid en Prov. Pat-Cons. Platf. / Federaties
Landelijke koepels & cliëntenorg.:
div. wetten UWV
Arbeid en Sociale Zekerheid
Landelijke Cliëntenraad UWV Landelijke CliëntenraadSUWI
div. landelijke organisaties als leden
Breed Platform V en W
w.o. CG-Raad, FvO, LPR-ggz, Cliëntenbond ggz, NPCF, LSR
Landelijke programma’s Meerjaren afspraken (MJA)
WGBh-cz: Commissie Gelijke Behandeling
Emancipatie
SOCIAAL MODEL
Structuren belangenorganisaties
Bijlage 2
verstandelijk gehandicapten
RPCP’s
Cliëntenraden WVG, Gehandicaptenplatforms
Cliëntenraden WWB, Cliëntenraden WVG Programma VCP
Provinciale steunpunten gehandicapten-beleid
CG-Raad lidorg
LSR: Cliëntenraden kleinschalige woonvormen FvO/LFB: niet
FvO/LFB: Regionale steunpunten FvO (RFvO’s); Regionale steunpt. LFB
LSR: Cliëntenraden Ziekenhuizen Reval. Centra
LSR
LFB/Onderl. Sterk
FvO lidorg
Programma VCP (Versterking Cliëntenpositie) MJA Gehandicaptenzorg
lichamelijk gehandicapten/ chronisch zieken
Programma VCP
Provinciale steunpunten gehandicaptenbeleid Programma VCP
w.o. Stichting CliP; CG-Raad en FvO (VCP); Onderling Sterk, LPR-ggz, Cliëntenbond ggz
div. landelijke organisaties als leden
Alliantie Sociale Rechtvaardigheid
ouderen
patiënten, w.o. chronisch
Cliëntenbond/ LPRggz: niet
Regionale steunpunten ggz; cliëntenraden instellingen
Cliëntenbond ggz
LPR-ggz
Seniorenraden
LOC: Cliëntenraden verzorging, verpleging, thuiszorg
LOC
CSO
niet
RPCP (grotere provincies: Overijssel, Gelderland, Noord- Zuid-Holland, Brabant, Limburg)
PPCF (div provincies) “kolommenstructuur” “klaverbladmodel”
LOREP
Programma VPR (Versterking Positie Patiënten in de Regio) MJA Zorg; MJA Verzorging en Verpleging (V&V)
(ex-) psych. ‘patiënten’; ggzcliënten
NPCF
MEDISCH MODEL
G. 131
Bijlage 3 Adressen Landelijk Provinciale/regionale adresssen zijn te vinden onder de eigen koepelorganisatie. Een deel hiervan is te vinden in een digitaal bestand op de website van VCP: www.programmavcp.nl Aangepast Sporten en Bewegen Beukenlaan 63, 3762 AG Soest Tel (035)-6029805 E-mail
[email protected] Website www.aangepast-sporten.nl Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie (ANGO) Postbus 850, 3800 AW Amersfoort Tel. (033) 465 43 43 Fax (033) 465 43 53 E-mail
[email protected] Website www.ango.nl” www.ango.nl / www. handicap.nl” www.handicap.nl Algemene Rekenkamer Provinciale, Lokale Rekenkamers Postbus 20015, 2500 EA Den Haag Tel (070) 342 43 44 Fax (070) 342 41 30 Website: www.rekenkamer.nl www.vernieuwingsimpulsprovincies.nl Alliantie Sociale Rechtvaardigheid p/a Stichting CliP Postbus 133, 3500 AC Utrecht Tel (0321) 33 90 63 E-mail
[email protected] Website www.socialealliantie.nl Amnesty International Postbus 1968,1000 BZ Amsterdam Tel. (020) 626 44 36 Fax (020) 624 08 89 E-mail
[email protected] Website www.amnesty.nl
Amnesty International, international secretariat 1 Easton Street, London, WC1X 0DW, UK Tel +44-20-74135500 Fax +44-20-79561157 Website www.amnesty.org Breed Platform Verzekerden en Werk (BPVW) Postbus 69007, 1060 CA Amsterdam Tel (020) 480 03 33 Fax (020) 480 03 34 E-mail
[email protected] Website www.bpvw.nl Bureau Rechtshulp, 43 vestigingen Zie website www.bureaurechtshulp.nl Cedris, Brancheorganisatie sociale werkgelegenheid & arbeidsintegratie Fentener van Vlissingenkade 1, 3521 AA Utrecht Tel (030)290 68 00 Fax (030) 290 68 99 E-mail
[email protected] Website www.nosw.nl Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) Postbus 4000, 2270 JM Voorburg Tel (070) 337 38 00 E-mail
[email protected] Website www.cbs.nl Centraal Joods Overleg (CJO) Postbus 7967, 1008 AD Amsterdam Tel (020) 3018496 Fax (020) 3018485 E-mail
[email protected] Website www.cjo.nl
G. 132
Centraal Planbureau (CPB) Postbus 80510, 2508 GM Den Haag Tel (070) 338 33 80 Fax (070) 338 33 50 E-mail
[email protected] Website www.cpb.nl
College voor Zorgverzekeringen (CvZ) Postbus 320, 1110 AH Diemen Tel (020) 797 8555 Fax (020) 797 8500 E-mail
[email protected] Website www.cvz.nl
Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg (CTG) Regionale Tuchtcolleges Postbus 20302, 2500 EH Den Haag Tel (070) 315 41 20 Fax (070) 315 41 29 E-mail
[email protected] Website www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl
Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen Kleine Singel 1-3, 3572 CG, Utrecht Tel (030) 272 3044 Fax (030) 272 4676 E-mail
[email protected] Website www.aanstellingskeuringen.nl
Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) Postbus 16302, 2500 BH Den Haag Tel (070) 340 6700 Email
[email protected] Website www.ccmo.nl
Commissie Gelijke Behandeling (CGB) Postbus 16001, 3500 DA Utrecht Tel. (030) 888 38 88 Fax (030) 888 38 83 E-mail
[email protected] Website www.cgb.nl
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) Postbus 232, 3970 AE Driebergen Tel 030-6981630 Fax 030-6981631 E-mail
[email protected] Website www.ciz.nl
Commissie Het Werkend Perspectief P/a TNO Arbeid, Postbus 718, 2130 AS Hoofddorp Tel 023-554 99 44 Fax 023-554 93 02 E-mail
[email protected] Website www.werkendperspectief.nl
Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) E-mail via website: www.ontslag-krijgen.nl/cwi-centrum-voor-werken-inkomen.html
Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) Postbus 222, 3500 AE Utrecht Tel (030) 276 99 85 Fax (030) 271 90 38 E-mail:
[email protected] Website www.ouderenorganisaties.nl
Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad) Postbus 169, 3500 AD Utrecht Tel. (030) 291 66 99 Fax (030) 297 01 11 E-mail
[email protected] Website www.cg-raad.nl College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Tel (070) 381 1300 Fax (070) 381 1301 E-mail
[email protected] Website www.cbp.nl
G. 133
Dutch Coalition on Disability and Development (DCDD) Postbus 3356, 3502 GJ Utrecht Tel (030) 291 67 11 Fax (030) 297 06 06 E-mail
[email protected] Website www.dcdd.nl
Expertisecentrum Xidis, ICT en Handicap Winthontlaan 200, 3526 KV Utrecht Tel 030-750 8832 E-mail
[email protected] of
[email protected] Website www.lkc-xidis.nl Federatie van Ouderverenigingen (FvO) Postbus 85276, 3508 AG Utrecht Tel. (030) 236 37 67 Fax (030) 231 30 54 E-mail
[email protected] Website www.fvo.nl Federatie Ouders van Dove Kinderen (FODOK) Postbus 754, 3500 AT Utrecht (Tekst)tel (030) 290 03 60 Fax (030) 290 03 80 E-mail
[email protected] Website www.fodok.nl Federatie Ouders van Slechthorende kinderen, Spraakmoeilijkheden (FOSS) Postbus 14, 3990 DA Houten Tel (030) 234 06 63 Fax (030) 636 06 89 E-mail
[email protected] Website www.nvvs.nl Federatie Ouders van Visueel Gehandicapten kinderen(FOVIG) Postadres: postbus 480, 3500 AL Utrecht Tel (030) 234 34 59 Fax (030) 236 95 95 E-mail
[email protected] Website www.fovig.nl GGD Nederland, regionale GGD-en Postbus 85300, 3508 AH Utrecht Tel (030) 252 30 04 Fax (030) 251 18 69 E-mail
[email protected] Website www.ggd.nl / www.ggdknnisnet.nl/agenda22
Handicap en Studie Postbus 222, 3500 AE Utrecht Tel (030) 275 33 00 Fax (030) 275 33 09 E-mail
[email protected] Website www.handicap-studie.nl Hindoe Raad Nederland Brouwersgracht 2, 2512 ER Den Haag Tel (070) 310 75 74 / 427 70 50 Fax (070) 427 52 58 E-mail
[email protected] Website www.hindoeraad.nl Informatie Beheer Groep (IB-Groep) (studiefinanciering) Postbus 30155, 9700 LG Groningen Tel (050) 599 99 99 Fax (050) 599 98 50 E-mail
[email protected] Website www.ib-groep.nl Inspectie Onderwijs Regionale Inspecties Postbus 2730, 3500 GS Utrecht Telefoon (030) 669 06 00 Fax (030) 662 20 91 E-mail
[email protected] Website www.onderwijsinspectie.nl Inspectie voor de Gezondheidszorg Regionale Inspecties Postbus 16119, 2500 BC Den Haag Tel (070) 340 78 34 Fax (070) 340 78 34 E-mail
[email protected] Website www.igz.nl Instituut Publiek en Politiek Prinsengracht 911-915 1017 KD Amsterdam Tel (020) 521 76 00 Fax (020) 638 31 18 E-mail
[email protected] Website www.publiek-politiek.nl
G. 134
Instituut voor Revalidatievraagstukken (iRv) Postbus 192, 6430 AD Hoensbroek Tel (045) 237537 Fax (045) 5231550 E-mail
[email protected] Website www.irv.nl Interprovinciaal Overleg (IPO) Postbus 16107, 2500 BC Den Haag Tel (070) 888 12 12 Fax (070) 888 12 80 E-mail
[email protected] Website www.provincies.nl Jongeren Platform (Jopla) Postbus 169, 3500 AD Utrecht E-mail
[email protected] Website www.jopla.nl Kantel Konsult Watermolen 27, 3481 AZ Harmelen Tel (0348) 44 69 41 Fax (0348) 44 69 71 E-mail
[email protected] Website www.kantel.nl Kenniscentrum Rehabilitatie ggz Postbus 1203, 3500 BE Utrecht Tel (030) 293 16 26 Fax (030) 293 63 22 E-mail
[email protected] Website www.kenniscentrumrehabilitatie.nl Kwaliteitsinstituut Toegepaste Thuiszorgvernieuwing (KITTZ) Postbus 4050, 9701 EB Groningen Tel (050) 36 86 257 Fax (050) 31 38 404 E-mail
[email protected] Website www.kittz.nl Kennisplatform Verkeer en Vervoer (KPVV) Postbus 1031, 3000 BA Rotterdam Tel (010) 282 50 00 Fax (010) 282 50 23 E-mail
[email protected] Website www.kpvv.nl (Regel 5)
G. 135
Klikt’t, Relatiebemiddeling ggz Vredebestlaan 23, 3431 CG Nieuwegein Tel (030) 604 43 59 E-mail
[email protected] Website www.klikt-t.nl Kwadraad, kwaliteitstoetsing vanuit (ggz) cliëntenperspectief Postbus 8197, 3503 RD Utrecht Tel (030) 297 08 76 Fax (030) 293 02 44 E-mail
[email protected] Website www.kwadraad.info Landelijk Bureau Toegankelijkheid (LBT) Postbus 1440, 3600 BK Maarssen Tel (0346) 59 01 15 Fax (0346) 57 45 32 E-mail
[email protected] Website www.lbt.nl en www.drempelsweg.nl Landelijk Centrum Opbouwwerk (LCO) Prinsegracht 51, 2512 EX Den Haag Tel (070) 380 4431 Fax (070) 380 9973 Email
[email protected] Website www.opbouwwerk.nl Landelijke Cliëntenbond in de geestelijke gezondheidszorg Postbus 645, 3500 AP Utrecht Tel (030) 252 18 22 Fax (030) 254 11 57 E-mail
[email protected] Website www.clientenbond.nl Landelijke Cliëntenraad SUWI (LCR) Lokale Cliëntenraden SUWI Oranjestraat 4, 2514 JB, DEN HAAG Tel (070) 789 07 70 Fax (070) 789 07 74 E-mail
[email protected] Website www.landelijkeclientenraad.nl
Landelijke Cliëntenraad UWV Regionale Cliëntenraden Postbus 58285, 1040 HG Amsterdam Website www.clientenraad-uwv.nl Landelijke Federatie Belangenbehartiging (LFB) ‘Onderling Sterk’ Regionale Steunpunten LFB/’Onderling Sterk’. Postbus 13117, 3507 LC Utrecht Tel (030) 236 37 61 Fax (030) 236 37 24 E-mail
[email protected] Website www.onderling-sterk.nl Landelijke Organisatie Cliëntenraden (LOC) Postbus 700, 3500 AS Utrecht Tel (030) 231 46 79 Fax (030) 236 43 03 E-mail
[email protected] Website www.loc.nl Landelijke Organisatie RPCP’s (LOREP) Regionale Patiënten Consumenten Platforms (RPCP) Postbus 2250, 3500 GG Utrecht Tel (030) 299 19 70 Fax (030) 293 71 93 E-mail
[email protected] Website www.lorep.nl Landelijke Vereniging van Anti Discriminatie Bureaus en Meldpunten(LVADB) Er zijn 40 vestigingen in Nederland Postbus 15514, 1001 NA Amsterdam Tel (06) 10 51 91 75 Fax (020) 620 14 01 E-mail
[email protected] Website www.lvadb.nl Landelijk Steunpunt cliëntenRaden (LSR) Postbus 8224, 3503 RE Utrecht Tel (030) 293 76 64 Fax (030) 296 33 19 E-mail
[email protected] Website www.lsr-clientenraden.nl
Leefwijzer: website www.leefwijzer.nl Maastricht Centre for Human Rights and European Disability Law p/a Universiteit Maastricht Postbus 616, 6200 MD Maastricht Tel (043) 3883253 Fax (043) 3259091 E-mail
[email protected] Website www.unimaas.nl MEE Nederland Postbus 85271, 3508 AG Utrecht Tel. (030) 236 37 07 Fax (030) 234 07 72 E-mail
[email protected] Website www.meenederland.nl Nationaal Instituut Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ). Postbus 500, 3440 AM Woerden Tel (0348) 43 76 00 Fax (0348) 43 76 66 E-mail
[email protected] Website www.nigz.nl Nationaal Revalidatiefonds (NRF) J.F. Kennedylaan 101, 3981 GB Bunnik Tel (030) 657 20 22 Fax (030) 657 05 17 E-mail
[email protected] Website www.revalidatiefonds.nl Nationale Ombudsman Postbus 93122, 2509 AC Den Haag Tel (070) 356 35 63 en (0800) 335 55 55 (gratis) Fax (070) 360 75 72 E-mail
[email protected] Website www.ombudsman.nl Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) Postbus 16326, 2500 BH Den Haag Tel (070) 330 33 30 Fax (070) 3303370 E-mail
[email protected] Website www.nmanet.nl
G. 136
Nederlands Technisch Advies College (NTAC) Hulpmiddelen Informatiecentrum (HIC) Postbus 285, 3990 GB Houten Tel (030) 634 72 74 Fax (030) 638 12 62 E-mail
[email protected] Website www.hethic.nl
Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) Postbus 1539, 3500 BM Utrecht Tel.(030) 297 03 03 Fax (030) 297 06 06 E-mail
[email protected] Website www.npcf.nl
Nederlandse Bond voor Aangepast Sporten (NebasNSG) Postbus 200, 3980 CE Bunnik Tel. (030) 659 73 00 Fax (030) 659 73 73 E-mail
[email protected] Website www.nebasnsg.nl
Nederlands Instituut Zorg en Welzijn (NIZW) Postbus 19152, 3501 DD Utrecht Tel. (030) 230 63 11 Fax (030) 231 96 41 E-mail
[email protected] Website www.nizw.nl
Nederlandse Islamitische Raad (NIR) Van der Lissestraat 4, 2525 VD Den Haag Tel (070) 389 45 05
NIZW International Centre Tel (030) 230 65 52 E-mail
[email protected]
Nederlandse Moslim Raad (NMR) Kruisbessenstraat 13, 2564 VB Den Haag Tel (070) 323 36 98 Fax (070) 323 36 98 E-mail
[email protected]
Netherlands School of Public and Occupational Health (NSPOH) Postbus 2557, 1000 CN Amsterdam Tel. (020) 566 49 49 Fax (020) 697 53 59 E-mail
[email protected] Website www.nspoh.nl
Nederlandse Vereniging van Blinden en Slechtzienden (NVBS) Postbus 2344, 3500 GH Utrecht Tel (030) 293 11 41 Teksttel (030) 299 16 76 Fax (030) 293 25 44 E-mail
[email protected] Website www.nvbs.nl
Organisatie van Regionale Omroepen (OLON) Posbus 441, 6500 AK Nijmegen Tel (024) 3601222 Fax (024) 3601656 E-mail
[email protected] Website www.olon.nl
Nederlandse Vereniging van Slechthorenden (NVVS/FOSS) Postbus 129, 3990 DC Houten Tel (030) 261 76 16 Fax (030) 261 66 89 Teksttelefoon NVVS (030) 261 76 77 E-mail
[email protected] /
[email protected] Website www.nvvs.nl
G. 137
Per Saldo Postbus 19161, 3501 DD Utrecht Tel (0900) 7424857 Fax (030) 231 49 75 E-mail
[email protected] Website www.pgb.nl Postbus 51 Postbus 20002, 2500 EA Den Haag Tel (070) 308 16 15 / (0800) 8051 Fax (070) 308 16 77 E-mail
[email protected] Website www.postbus51.nl
Programma Versterking Cliëntpositie (VCP) Postbus 1038, 3500 BA Utrecht Tel (030) 291 66 78 Fax (030) 29 70 111 Email
[email protected] Website www.programmavcp.nl Raad van Kerken in Nederland Koningin Wilhelminalaan 5, 3818 HN Amersfoort Tel (033) 463 38 44 E-mail
[email protected] Website www.raadvankerken.nl Regionale Informatie- en Klachtenbureaus Gezondheidszorg (IKG) Tel (0900) 243 70 70 Website www.klachtenopvangzorg.nl www.lorep.nl Seksualiteit, misbruik, hulp - website jongeren. E-mail
[email protected] Website www.zoenenenzo.nl Seksueel Geweld, hulp, website E-mail
[email protected] Website www.seksueelgeweld.nl Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) Postbus 16164, 2500 BP Den Haag Tel. (070) 340 70 00 Fax (070) 340 70 44 E-mail via website, contactformulier Website www.scp.nl Sociale Verzekeringsbank (SVB) Postbus 1100, 1180 BH Amstelveen Tel (020) 656 56 56 Fax (020) 656 50 00 E-mail
[email protected] Website www.svb.nl Stichting Cliëntenperspectief (CliP) (Provinciale netwerken) Postbus 133, 500 AC Utrecht Tel (0321) 33 90 63 E-mail
[email protected] Website www.stichtingclip.nl
Stichting De Ombudsman Postbus 1700, 1200 BS Hilversum Tel (035) 6722 722 E-mail
[email protected] Website www.deombudsman.nl Stichting Desgevraagd Postbus 267, 2000 AG Haarlem Tel (023) 518 61 00 Fax (023) 531 54 05 E-mail
[email protected] Website www.desgevraagd.nl Stichting Fonds Openbare Gezondheidszorg (OGZ). Postbus 93064, 2509 AB Den Haag Tel (070) 349 53 00 Fax (070) 349 53 70 E-mail
[email protected] Website www.fondsogz.nl Stichting Fonds Patiënten, Gehandicapten, Ouderenorganisaties (PGO) Postbus 5318, 2000 GH Haarlem Tel (023) 512 01 20 Fax (023) 512 01 23 E-mail
[email protected] Website www.fondspgo.nl Stichting Landelijke Patiënten- en Bewonersraden GGZ (LPR) Postbus 8197, 3503 RD Utrecht Tel.(030)293 32 33 Fax (030)293 02 44 E-mail
[email protected] Website www.lpr.nl Stichting Ondersteuning Klachtopvang Gezondheidszorg (SOKG) Postbus 9445, 3506 GK Utrecht Tel (030) 261 0604 Fax (030) 261 7372 E-mail
[email protected] Website www.sokg.nl
G. 138
Stichting Pandora 2e Constantijn Huygensstraat 77,1054 CS Amsterdam Tel (020) 6851171 Fax (020) 6851171 E-mail
[email protected] Website www.stichtingpandora.nl Stichting Patiëntenvertrouwenspersoon Geestelijke Gezondheidszorg F.C. Dondersstraat 9, 3572 JA Utrecht Tel. (030) 271 83 53 Fax (030) 271 62 56 E-mail
[email protected] Website www.pvp.nl Stichting Praktische Informatie op School (SPIOS). p/a Mauritiusstraat 50 1339 RK Almere Tel 036-5298262 E-mail
[email protected] Website www.spios.nl Stichting Perspectief Postbus 85273, 3508 AG Utrecht Tel (030) 236 3000 Fax (030) 236 3009 E-mail
[email protected] Website www.perspectief.org Studie- en informatiecentrum Mensenrechten (SIM) Janskerkhof 3, 3512 BK Utrecht Tel. (030) 253 80 33 Fax (030) 253 71 68 E-mail
[email protected] Website www.law.uu.nl/sim Taskforce Handicap en Samenleving Postbus 2190, 3500 GD, UTRECHT Tel. (030) 291 67 10 Fax (030) 297 06 06 E-mail
[email protected] Website www.handicapensamenleving.nl
G. 139
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN). Postbus 413, 3500 AK Utrecht Tel. (030) 273 93 00 E-mail
[email protected] Website www.vgn.org Vereniging motorisch gehandicapte kinderen en ouders (BOSK) Regionale afdelingen Postbus 3359, 3502 GJ Utrecht Tel (030) 245 90 90 Fax (030) 231 38 72 E-mail
[email protected] Website www.bosk.nl Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel. (070) 373 83 93 Fax (070)363 56 82 E-mail frontoffi
[email protected] Website www.vng.nl VNG Internationaal Website www.stedenbanden.nl www.vng-international.nl Verenigde Verkeers Veiligheidsorganisaties (3VO) Postbus 423,1270 AK Huizen Tel. (035) 524 88 00 Fax (035) 524 88 99 E-mail
[email protected] Website www.3vo.nl Very Special Arts Nederland, Stichting Kunst & Handicap (VSAN) Postbus 125, 3940 AC Doorn Tel: 0343-420444 Fax: 0343-416133 E-mail
[email protected] Website www.vsan.nl Zorgonderzoek Nederland/Medische Wetenschappen (ZonMw) Postbus 93245, 2509 AE Den Haag Tel (070) 349 51 11 Fax (070) 349 51 00 E-mail
[email protected] Website www.zonmw.nl
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) Postbus 520, 3700 AM Zeist Tel (030) 698 89 11 Fax (030) 698 83 33 E-mail
[email protected] Website www.zn.nl
Internationaal Disabled Peoples’ International 748 Broadway, Winnipeg, Manitoba, Canada R3G 0X3 Tel +1 204 287 8010 Fax +1 204 783 6270 Email
[email protected] Website www.dpi.org European Disability Forum (EDF) Rue du Commerce 39-41 B-1000 Brussels, Belgium. Tel +32-2-282.46.00 Fax +32-2-282.46.09 E-mail
[email protected] Website www.edf-feph.org Europese Unie (EU) Tel +800 67 89 10 11 (gratis) of Tel +32 2 299 96 96 E-mail via formulier op website Website http://europa.eu.int International Alliance of Patients’ Organizations 703 The Chandlery, 50 Westminster Bridge Road London SE1 7QY, United Kingdom Tel +44 20 7721 7508 Fax +44 20 7721 7596 Email
[email protected] Website www.patientsorganizations.org
International Fund for Agricultural Development (IFAD) Via del Serafico 107, 00142 Rome, Italy Tel: +39-0654591 Fax +39-065043463 E-mail
[email protected] Website www.ifad.org International Agricultural Centre (IAC) P.O. Box 88, 6700 AB Wageningen, Netherlands Tel +31 (0)317 495495 Fax +31 (0)317 495395 E-mail
[email protected] Website www.iac.wur.nl Verenigde Naties (VN), UN-Global Programme on Disability Two United Nations Plaza, DC2-1372 New York, NY 10017, U.S.A. Fax +1-212-963-0111 Email
[email protected] Website www.un.org www.un.org/esa/socdev/enable/ Wereld Gezondheidsorganisatie (World Health Organisation/WHO) Avenue Appia 20, 1211 Geneva 27, Switzerland Tel +41 22 791 21 11 Fax +41 22 791 3111 E-mail
[email protected] Website www.who.int
Rehabilitation International 25 East 21 Street New York, NY 10010, USA Tel.: +1 212- 420-1500 Fax: +1 212-505-0871 E-mail:
[email protected] Website: www.rehab-international.org
G. 140
G. 141
Bijlage 4 Afkortingen Niet in lijst: Afkortingen van wetten en lidorganisaties van koepels ARBO
Arbeidsomstandigheden
BANS
Bestuursakkoord Nieuwe Stijl
BPV&W
Breed Platform Verzekerden & Werk
BE
Basiseducatie
CAO
Collectieve Arbeidsovereenkomst
CPA
Centrale Post Ambulance Vervoer
CBP
College Bescherming Persoonsgegevens
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CCPT
Centraal Coördinatiepunt ter bevordering van de Toegankelijkheid
CGB
Commissie Gelijke Behandeling
CG-Raad
Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland
CIZ
Centrum Indicatiestelling Zorg
CPB
Centraal Planbureau
CRAZ
Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen
CSO
Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties
CVI
Commissie voor Indicatiestelling
CVV
Collectief Vraagafhankelijk Vervoer
CvZ
College v. Zorgverzekeraars
CWI
Centrum voor Werk en Inkomen
DBC
Diagnose-Behandel Combinatie
DCDD
Dutch Coalition on Disability and Development
DVO-SW
Dagverblijf voor Ouderen-Sociale Werkvoorziening
ECA
European Concept for Access
EDF
European Disability Forum
EU
Europese Unie
EC
Europese Commissie
FIOT
Financiële Internet Ondersteuning en Toegankelijkheid
FvO
Federatie van Ouderverenigingen v. mensen met verstandelijke handicap
GAK
Gemeenschappelijk Administratie Kantoor
G. 142
GBIO
Gemeenschappelijk BegeleidingsInstituut Ondernemingsraden
GGD
Gemeentelijke Geneeskundige Dienst
GGZ
Geestelijke Gezondheidszorg
GOG
Gestructureerd Overleg Gehandicaptenbeleid
HKZ
Harmonisatie Kwaliteit Zorg
HIC
Hulpmiddelen Informatie Centrum
ICF
Internationale Classificatie van Functioneren
ICT
Informatie- en Communicatietechnologie
IAC
International Agricultural Centre
IAPO
International Alliance of Patients Organisations
IFAD
International Fund for Agricultural Development
IGZ
Inspectie voor de Gezondheidszorg
IHD
Internationale HulpDiensten
IPO
InterProvinciaal Overleg
iRv
Instituut v. Revalidatie Vraagstukken
KBOH
Kwaliteits- en Bruikbaarheidsonderzoek Hulpmiddelen
KNMG
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Geneeskunde
KNMP
Koninklijke Nederlandse Maatschappij der Farmacie
LBT
Landelijk Bureau Toegankelijkheid
LCR
Landelijke Cliëntenraad Uitvoering Werk en Inkomen
LCIG
Landelijk Centrum Indicatie Gehandicaptenzorg
LG
Lichamelijk gehandicapt
LGF
Leerling-gebonden financiering
LFB
Landelijke Federatie Belangenbehartiging Project ‘Onderling Sterk’
LISV
Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen
LOCOV
Landelijk Overleg Consumentenbelangen Openbaar Vervoer
LOM
Leer- en Opvoedings Moeilijkheden
LOREP
Landelijk Overleg Regionale Patiënten Consumenten Platforms
LPR
Landelijke PatiëntenRaden (in de geestelijke gezondheidszorg)
LSR
Landelijk Steunpunt bewonersraden voorzieningen gehandicapten
MJAG
Meerjaren Afspraken Gehandicaptenzorg
MJAV&V
Meerjaren Afspraken Verzorging en Verpleging
MJAZ
Meerjaren Afspraken Zorg
MLK
Moeilijk Lerende Kinderen
NEBAS
Nederlandse Bond voor Aangepast Sporten
G. 143
NEN
Nederlands Normalisatie Instituut
NHG
Nederlands Huisartsen Genootschap
NICTIZ
Nationaal Instituut voor ICT in de zorg
NIGZ
Nederlands Instituut Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie
NISB
Nederlands Instituut Sport en Bewegen
NISG
Nederlands Instituut Sport voor Gehandicapten
NIVEL
Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg
NIZW
Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn
NKO
Nederlandse Koepel ouderorganisaties Onderwijs
NOC/NSF
Nederlands Organisatie Comité / Nationale Sport Federatie
NP/CF
Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie
NPI
Nederlands Paramedisch Instituut
NRF
Nationaal Revalidatie Fonds
OCW
(Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OGZ
Openbare Gezondheidszorg
OPB
Overlegplatform Bouwregelgeving
OPC
Ondersteuning collectief Personenvervoer Consumentenorganisaties
OV
Openbaar Vervoer
PGB
Persoonsgebonden budget
PRB
Persoonsgebonden Reïntegratie Budget
RFvO
Regionale Federatie van Ouderverenigingen
RIAGG
Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg
RIO
Regionaal Indicatie Orgaan
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RPCP
Regionale Patiënten Consumenten Platform
SBD
School Begeleidingsdiensten
SBMCA
Sport en Bewegen voor Mensen met een Chronische Aandoening
SER
Sociaal Economische Raad
SEGV
Sociaal Economische Gezondheidsverschillen
SKOG
Stichting Kwaliteitsontwikkelingen Gehandicaptenzorg
SKOG
Stichting Klachtopvang Gezondheidszorg
SOM
Stichting de Ombudsman
SUWI
Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen
SWOKA
Instituut voor strategisch consumentenonderzoek
SZW
(Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid
G. 144
TFHS
Taskforce Handicap en Samenleving
TNO
Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
UN
United Nations
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
VCP
(Programma) Versterking Cliëntenpositie
VG
verstandelijk gehandicapt
VGPN
Vereniging Gehandicapten Platform Nederland
VGZ
Volksgezondheid
VN
Verenigde Naties
VNG
Vereniging Nederlandse Gemeenten
VMBO
Voortgezet Middelbaar BeroepsOnderwijs
VROM
(Ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
VSO-LOM
Voortgezet Speciaal Onderwijs - Leer- en Opvoedingsmoeilijkheden
VSO-MLK
Voortgezet Speciaal Onderwijs - Moeilijk Lerende Kinderen
V&W
(Ministerie van) Verkeer & Waterstaat
VWS
(Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WGM
Weesgeneesmiddelen
WPRO
Koepel Schoolbegeleidingsdiensten (Edventure)
ZRS
ZorgRegistratie Systeem
Zie ook:
www.afkortingen.nl
G. 145
Bijlage 5 Standaard Regels bij de VN: Slotadvies eerste rapporteur (2003)+ De VN aanvaardde op 20 december 1993 de 22 Standaard Regels voor gelijke kansen voor mensen met beperkingen. Dat vormde het begin van het wereldwijd doordringen van het besef, dat aandacht voor de levensomstandigheden van mensen met beperkingen thuishoort bij de bescherming van mensenrechten in het algemeen. Deze ontwikkeling in het denken heeft geleid tot toenemende activiteiten om de rechten van mensen met beperkingen in wetgeving en beleid te bevorderen, bij nationale én lokale overheden. De 22 Standaard Regels zijn in de afgelopen jaren voor de lidstaten steeds meer gaan functioneren als een belangrijke leidraad om gehandicaptenbeleid op te zetten, programma’s uit te voeren en nationale actieplannen te ontwikkelen. Alle activiteiten zijn erop gericht om mensen met beperkingen uit de zijlijn van de maatschappij te halen en hen ruimte te bieden in de hoofdstroom van het economische, sociale, culturele en politieke leven binnen hun (lokale) gemeenschap. Door dit proces op de voet te volgen (monitoring en evaluatie; Sectie IV van de Resolutie) zijn succesvolle strategieën en goede voorbeelden gevonden en onder de aandacht gebracht. Inmiddels is ook duidelijk dat de inhoud van de Regels nog tekortkomingen vertoont en dat er terreinen zijn, waar de toepassing van de Regels extra inspanningen vraagt. De heer Bengt Lindqvist werkte bij de Verenigde Naties als speciaal rapporteur Standaard Regels, van 1993 tot 2003. Deze bijlage geeft een samenvatting van de eindrapportage die hij bij zijn vertrek achterliet. De functie van speciaal rapporteur wordt nu bekleed door mevrouw Sheika Hissa Al-Thani uit Qatar. De taak van de speciaal rapporteur is het coördineren en stimuleren van kennis en toepassing van de Standaard Regels. Dit gebeurt door overleg met en raadpleging van alle leden van de VN (de landen), door informatie uit een commissie van specialisten (‘Panel of Experts’) uit de Niet-Gouvernementele Organisaties (“NGO’s”) en uit de officiële Economische en Sociale Commissie van de VN (Economic en Social Commission/ECOSOC). Daarnaast raadpleegt de rapporteur alle relevante instanties, agentschappen, lidstaten en personen binnen de VN om de vooruitgang op nationaal niveau te volgen.
G. 146
Rapportage Lindqvist 1993-2003 Bengt Lindqvist vervulde drie termijnen als Speciaal Rapporteur en hij ging als volgt te werk. In de eerste termijn richtte hij zich op de inspanningen van de lidstaten om de Regels daadwerkelijk toe te passen, vooral die over Toegankelijkheid, Onderwijs, Arbeid, Wetgeving en de Rol van de belangenorganisaties van mensen met beperkingen. In zijn tweede termijn benadrukte Mr. Lindqvist de eis om het mensenrechtenperspectief in de Standaard Regels te versterken. Hij onderzocht ook de noodzaak om de Regels verder te ontwikkelen voor specifieke onderwerpen, zoals vrouwen en kinderen met een beperking en de maatschappelijke integratie van mensen met een verstandelijke en psychiatrische handicap. In de derde termijn ontwikkelde Lindqvist een voorstel voor aanvulling (Supplement) van de Standaard Regels, met een uitwerking van onderwerpen die voortkwamen uit zijn brede raadpleging van nationale overheden en “het brede publiek” (civil society). Supplement Standaard Regels Lindqvists voorstel om de Standaard Regels aan te vullen met een “Supplement”, was een resultaat van het wereldwijd volgen van de uitwerkingen van de Standaard Regels op het leven van mensen met beperkingen. Hoewel er belangrijke resultaten zijn geboekt op vele terreinen, bleken de volgende terreinen en groepen onvoldoende aandacht te krijgen: - verheldering van de basisprincipes (bv. mensenrechtenperspectief) - adequate levensstandaard en armoedebestrijding - huisvesting: individueel en in instellingen - medische zorg, waaronder gezondheidsbeleid (preventie) - noodsituaties - toegang tot de sociale omgeving - communicatie - training van personeel - man-vrouwverschillen en achterstandspositie vrouwen - kinderen met beperkingen en hun familie* - (sexueel) geweld en misbruik
G. 147
- ouderen - ontwikkelings- en psychiatrische stoornissen* - onzichtbare beperkingen, chronische aandoeningen - verdergaande voorstellen voor nationaal beleid en wetgeving De lijst van aandachtspunten is zo lang, dat het maken van keuzes onontkoombaar zal zijn. Ook al zijn alle onderwerpen even belangrijk, de benodigde menskracht en financiële middelen zijn niet direct beschikbaar. De nieuwe rapporteur heeft daarom voorgesteld om te starten met de onderwerpen, gemarkeerd met*. De bedoeling is om eerst vast te stellen wat gedaan kan worden op het niveau van de VN resp. in nationale politiek en wetgeving. Voortgang De Algemene Vergadering van de VN is inmiddels begonnen te werken aan een Conventie (Internationaal Verdrag) om de rechten van mensen met beperkingen vast te leggen. Bengt Lindqvist waarschuwde ervoor dat de ontwikkeling van de Conventie een verdere integratie van “beperking” in bestaande mensenrechteninstrumenten niet moet overschaduwen (Mensenrechten Commissie, Resolutie 2000/51). Hij adviseerde om het weken met de Standaard Regels te combineren met de ontwikkeling van de Conventie in een zogenaamd “tweesporen”-beleid: enerzijds de inbedding van “beperking” in het VN-systeem van mensenrechten en anderzijds de verdere inspanningen om de Standaard Regels bekender te maken en ook het Supplement uit te voeren. Dit tweesporenbeleid kreeg brede steun van de internationale gemeenschap van VN-lidstaten. De aanpak komt overeen met die van het in de jaren tachtig lopende Wereld Actie Programma (World Programme of Action/WPA; 19821992), waarin de maatschappelijke positie van mensen met beperkingen voor het eerst binnen het algemene kader van de mensenrechten werd geplaatst. Deze benadering was ook de basis van de 22 Standaard Regels. Het integreren van de twee programma’s is binnen de VN al langer in discussie. Cruciaal daarvoor zijn internationale normen en standaarden voor de bevordering van rechten van mensen met beperkingen. Het General Comment nr.5 van het International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights bestempelt de Standaard Regels als “een waardevol toet-
G. 148
singskader” voor de verplichtingen van de VN-lidstaten voor mensen met beperkingen. Het blijvend belang van de Standaard Regels is door de VN bekrachtigd door het besluit tot een vierde termijn van de Speciaal Rapporteur. Mw. Sheika Hissa al Thani werd hiertoe in juni 2003 benoemd en zij blijft aan tot juni 2005. Het ‘tweesporenbeleid’ Het eerste spoor is een integrerende samenwerking binnen de VN zelf, op basis van thema’s die al in behandeling zijn, vooral in het kader van de bestaande instrumenten voor het werken aan mensenrechten. Dit is essentieel om te bereiken dat het afbouwen van de hindernissen voor mensen met beperkingen structureel een plaats krijgt in de hoofdstroom van de bevordering van mensenrechten, in plaats van dat het een geïsoleerd thema blijft. Deze werkwijze geeft ook de beste garanties voor het optimaal inzetten van de beste methoden die beschikbaar zijn voor analyse en ontwikkeling. Het tweede spoor richt zich op NGO’s en DPO’s (Disabled Peoples’ Organisations, zelforganisaties van mensen met beperkingen) met speciale expertise om nationale overheden advies te geven over het nemen van initiatieven en opzetten van monitoring en samenwerkingsverbanden. De doelstellingen van deze brede consultatie zijn: - onderzoeken van de relevante thema’s op lokaal, nationaal en internationaal niveau, vooral gericht op planning en expertise. - vaststellen hoe de in de maatschappij aanwezige expertise optimaal inzetbaar is. De onderwerpen zullen in de nieuwe Conventie verder moeten worden uitgewerkt en een duidelijke plaats moeten krijgen in de context van de bestaande instrumenten voor de bescherming van mensenrechten. Een brede consultatie op lokaal, nationaal en internationaal niveau zal moeten uitwijzen hoe dit moet gebeuren. Daarbij zal ook duidelijk moeten worden hoe de in de maatschappij aanwezige expertise optimaal kan worden benut. Dit proces gaat handin-hand met de al lopende monitoring van de voortgang van de invoering van de Standaard Regels.
G. 149
Stand van zaken 2005 De speciaal rapporteur VN- Standaard Regels wordt steeds meer betrokken bij de werkzaamheden van organisaties en werkverbanden voor de bewaking en bevordering van mensenrechten, zoals het Comité voor de Mensenrechten. Alle aanwezige kennis wordt zo breder verspreid. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de informatie over kinderen en vrouwen met beperkingen. De rapporteur vroeg prioriteit voor maatregelen om de Standaard Regels als instrument te aanvaarden in monitoring en toepassing van het Verdrag van de Rechten van het Kind en het Verdrag voor uitbanning van alle vormen van Vrouwendiscriminatie. Dit alles zal zeker een positieve invloed hebben op de concepttekst voor de nieuwe Conventie over de rechten van mensen met beperkingen. In de laatste vergaderingen bleek dat de stand van zaken van de implementatie van de Standaard Regels een essentiële toets vormt voor de inhoud van het nieuwe verdrag. De Standaard Regels spelen dus duidelijk een belangrijke rol in het totstandkomen van de Conventie, maar dat betekent niet dat de Conventie uiteindelijk de Standaard Regels zal vervangen. De Standaard Regels vormen een actiegerichte handleiding voor beleids- en programma-ontwikkeling. De Conventie richt zich op het principe van de mensenrechten, dat de grondslag moet vormen voor al het beleid. De beide instrumenten zullen elkaar blijven aanvullen en de effectiviteit wordt hierdoor vergroot. Intenationale voortgang (Global Survey) De nieuwe rapporteur begon haar werk met een internationale inventarisatie naar de stand van zaken in de uitvoering van de Standaard Regels bij nationale overheden van de leden en bij de landelijke spreekbuisorganisaties van mensen met beperkingen. Voortgang in Nederland. In Nederland leidde dit tot een gesprek tussen vertegenwoordigers van alle ministeries en koepelorganisaties, over de verschillen in invulling en het principe van inclusief beleid. Dit gesprek vormde in feite een voorbereiding van het Algemene Overleg in de Tweede Kamer over de coördinerende taken van het Ministerie van VWS. G. 150
G. 151
Bijlage 6 Publicaties Participatie Arwert, H., Faassen, C. van, Janssen, R., Kuiper, W., Ybeles Smit, P. (2003). Receptenboek Rond-je-Gezondheid. Utrecht: De Aanpak/Sjakuus/CG-Raad/Sociale Alliantie. Berg, M. van den en Redeker, I. (1999). Lokaal Chronisch Ziekenbeleid. Houten: Bureau Ipso Facto, opdracht ZonMw. Bleijenberg, C.E., Castenmiller, P.G., Propitius, J.W. (2005). Het beeld van de burger. Den Haag: VNG.
Boer, J. de, Claessens, M. (2002). Effectieve organisatievormen van chronisch zieken en lichamelijk gehandicapten voor de beïnvloeding van lokaal gezondheidsbeleid. Arnhem: Reinoud Adviesgroep, PPCF Gelderland (ZonMw, lokaal chronisch ziekenbeleid). CG-Raad, Brabants Centrum Gehandicaptenbeleid (POG), Regionale Patiënten/ Consumenten Platforms Brabant, RP/CP’s (2001). Lokaal Gezondheidsbeleid, Agenda 22. Week Chronisch Zieken. CG-Raad/VGPN (2003). Agenda 22, Instructies voor Gemeenten. Utrecht: CGRaad/VGPN. Dam-Boschloo, A. ten, Bavel, E. van (2002). Als cliënten meer voor het zeggen krijgen. Cliëntenkeurmerk reïntegratiebedrijven. Hengelo: Arcon/TNO Arbeid. Dam, J. ten (1997). Gezonde stadsgezichten: een studie naar gezondheidsverschillen en stedelijk gezondheidsbeleid. Amsterdam: Thesis Publishers. Detmers, H. (1998). Het WOCZ en de Regio. Regionaal beleidsplan chronisch zieken, lokaal gezondheidsbeleid. Utrecht: WOCZ.
G. 152
Detmers, H. (2000). Chronisch zieken in de regio. Week Chronisch Zieken. Utrecht: WOCZ. Detmers, H. (2001). Agenda 22, ook lokaal de derde partij op de eerste plaats? Week Chronisch Zieken. Utrecht: CG-Raad. Fieret, P., Koremans, A. (2003). De Monstermethode: van cliëntenparticipatie tot gemeentelijke implementatie. Monster: Gemeente en Platform Gehandicaptenbeleid Monster/PGM (ZonMw, lokaal chronisch ziekenbeleid). Goosen, S., Koelen, M., Langen, H., Berkhouwer, L., Schijndel, R. van (2004). Gezond AZC: is de gezonde steden benadering toepasbaar in de centrale opvang van asielzoekers? Utrecht: GGD Nederland. Hal, R. van (2004). Participatie in Beleid. Literatuuronderzoek project “Agenda 22, werken aan de basis”. Utrecht: Programma VCP/GGD Nederland. Heijmans, M.J.W.M., Spreeuwenberg, P., Rijken, P.M. (2005). Kerngegevens Maatschappelijke situatie 2004. Utrecht: Patiëntenpanel Chronisch Zieken/NIVEL. Hekkink, C., Nijboer, C. (2003). Meedoen, meewerken en meebeslissen: participatie van ouderen bij gezondheidsbevorderingsprojecten. Woerden: NIGZ. Kwaliteitsinstituut hulpmiddelen ouderen en mensen met een handicap (2003). Handreiking cliëntparticipatie WVG. Woerden: KBOH. Laeyendecker, L. (2004). Gehandicapten: Beeldvorming en beleid. Handreiking gemeentelijke nota integraal gehandicaptenbeleid. Utrecht: PGU/RUU. Kenniscentrum Grotestedenbeleid (GSB) en Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken, LSA (2004). GSB Participatie-Charter Wijkbewoners. Nijmegen: Kenniscentrum GSB/LSA. Kornalijnslijper, N. (1998): Bouwstenen voor Lokaal Chronisch Ziekenbeleid. Den Haag, SGBO/VNG.
G. 153
Leerink, T. (2005). Mogen wij ons voorstellen? Reader voorlichtingen door ervaringsdeskundigen, project “Agenda 22, werken aan de basis”. Utrecht: Programma VCP/GGD Nederland. Luijpers, E. & Keijser, J. (2002). Participatie. In J. Jansen, J., Schuit, A.J., Lucht, F. van der (Eds). Tijd voor gezond gedrag (pp 203-215) Bilthoven: RIVM en Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Marks, J.S., Speers, M.A., Watkins, N.B. (1985-1993). Planned Approach to Community Health: Guide for the Local Coordinator (PATCH). Atlanta: National Centre for Chronic Disease Prevention and Health Promotion (CDC). Ministerie Buitenlandse Zaken (1994). Vertaling: 22 VN-Standaard Regels voor Gelijke Kansen van Mensen met een Handicap. Den Haag: Ministerie BuZa. Ministerie Volksgezondheid, Welzijn, Sport (Kamerstukken II, 29355 nr. 1; 2003). Actieplan Gelijke Kansen in de Praktijk. Den Haag: Ministerie VWS. Ministerie Volksgezondheid, Welzijn, Sport (2004). Brief en Handreiking Inclusief Beleid. Den Haag: Ministerie VWS (DBO-CB-U-2518990). Nationale Commissie Chronisch Zieken (NCCZ,1991-1999). Diverse publicaties over lokaal beleid chronisch zieken. Netherlands School of Public & Occupational Health (2003) Chronisch zieken en gehandicapten en hun invloed in lokaal beleid. Amsterdam: NSOPH (ZonMw, lokaal chronisch ziekenbeleid). Oudenampsen, D., Rijkschroeff, R. (1998). Positie en Functioneren RP/CP’s en de gevolgen van de decentralisatie-impuls. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Paes, M., Klaus, P., Scheele, R., Veken, M. (2003). Kleine stappen met een grote betekenis: gezondheidsparticipatie voor kwetsbare groepen. Utrecht: Drukkerij Pascal.
G. 154
Pretty, J.N. (1995) Regenerating agriculture: Policies and practice for sustainability and selfreliance. London: Earthscan Publications Ltd.
Pretty J.N., Guijt I., Scoones I., Thompson J. (1995): A Trainers’ Guide to Participatory Learning and Action. Londen: International Institute for Environment and Development (IIED), Participatory Methodology Series No. 1.
Rijkschroeff, R. en Duyvendak, J.W. (2002). Succesvolle methoden van belangenbehartiging door patiëntenorganisaties. Quickscan. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Rönnersten, M. et al (2001). Agenda 22, instructions for local authorities, Stockholm: Handikappförbundens Samarbetsorgan (HSO). Sociaal Cultureel Planbureau (2002). Rapportage gehandicapten 2002. Den Haag: SCP. Steunpunt SUWI gemeenten (2002). Handreiking: tips en best practices cliëntenparticipatie SUWI. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Schoenmakers, C., Wapstra-van Damme, B. (2002): Bijvoorbeeld. Integraal gemeentelijk beleid voor mensen met een chronische ziekte of handicap. Den Haag: SGBO, opdracht VNG ism CG-Raad (ZonMw, lokaal chronisch ziekenbeleid). Tjalma-den Oudsten, H., Bleijenberg, C., Mulder, F. (2005). Burgerparticipatie in de WMO. Handreiking voor gemeenten. Den Haag: SGBO, opdracht VNG. Verenigde Naties (1993). 22 Standard Rules for Equalisation of Opportunities for People with Disabilities. New York: UN Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organisation/WHO, 2002). Towards a Common Language for Functioning, Disability and Health, International Classification of Functioning. Beginners Guide. Genève: WHO. Literatuur jongeren, vrouwen en allochtonen met handicap
G. 155
Beneken, M.M. (1998). Evaluatie programma ‘Allochtonen en gehandicaptenzorg 1995-1998’. Utrecht: Stichting Dienstverleners Gehandicapten (sDG). Breuning, E., Calsbeek, H., Weijzen, E.M., Peters, L. (2004). Children, adolescents and young adults with a chronic illness: quality of life, social participation and health care service - a patient and family perspective. Utrecht: NIVEL. Brok-Rouwendal, Y. den (2004). Validisme en gender. Over leven met een handicap. Utrecht: opdracht CG-Raad. Daal, H. van, Gorter, K.A. (1995). Gehandicapte allochtonen in Nederland. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Dubbeldam, J., Eldering, E. (1997). Allochtone gezinnen met een verstandelijk gehandicapt thuiswonend kind. Leiden: RUL. Gorter, K.A., Janssen, U. (….) Vrouwen met een lichamelijke functiebeperking in Nederland – een kwalitatief onderzoek naar hun leefsituatie. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Gorter, K.A., Winants, B.A.C. (1993). Gehandicapt en vrouw. Den Haag: Nimawo. Holtrust, N. en Vaarwerk M. te (1998). Women’s right to health. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hugte, G. van, Smulders, R. (1997). Zolang ik leef kan ik ook nog beter worden- Chronisch zieke oudere Turken en Marokkanen. Utrecht: Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB)/sDG. Jopla, platform van jongeren met een lichamelijke handicap en chronische Ziekte (….). Pesten, een extra handicap. Utrecht: Jopla. Jopla (2001). Vriendschap, relaties & seksualiteit. Literatuuronderzoek. Utrecht: Jopla.
G. 156
Lammers, Vrijlandt en Shepherd (1993). Blind voor misbruik. Utrecht: Medusa. Pijpers, C. (1997). Beeldvorming, Gender en Handicap. Den Haag: Emancipatieraad. RIVM/PZO (1993). Factsheet Allochtonen en Zorggebruik. De Bilt, RIVM/PZO. Wijnen, A. van, Brandenburg, Tielman, R. (1989). Homo’s met een handicap bestaan niet. Utrecht: RUU Homostudies. Zijda, H., Wijnen, A. van (1989). Het komt vaker voor dan je denkt. Utrecht: Federatie Gehandicaptenraad.
G. 157
Colofon Agenda 22 copyright Zweden: Handikappförbunden Samarbetsorgan HSO, 2001 (Samenwerkingsverband van gehandicaptenorganisaties) Post Office Box 1386; SE – 172 27 Sundbyberg, Sverige Redactie: Maryanne Rönnersten Tel: +46-8-546 404 20; Texttel: +46-8-546 404 50; Fax: +46-8-546 404 44; e-mail:
[email protected] website: www.hso.se Copyright Nederland: Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad), 2003 Postbus 169, 3500 AD Utrecht (Tekst)tel: +31-(0)30-2916600; fax: +31-(0)30-297011 e-mail:
[email protected] website: www.cg-raad.nl Productiebegeleiding: CG-Raad, Rika Detmers Bestellijn: +31-(0)30-2916650 Vertaling: Bureau Vlinderveen Services, Vlinderveen 465, 3205 EE Spijkenisse Redactie: Dubbel M tekst en redactie, Kerkpad Zuidzijde 25, 3764 AM Soest Grafische productie: Tailormade, Postbus 725, 4116 ZJ Buren
Ag. 53
Ag. 54
Colofon GIDS NEDERLAND Agenda 22 Totstandkoming:
Programma Versterking CliëntenPositie (VCP) van de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland en de Federatie van Ouderver enigingen van mensen met een verstandlijke handicap (FvO). VCP-project “Agenda 22, werken aan de basis”, Rika Detmers Postbus 1038, 3500 BA Utrecht
Samenwerkingspartner:
GGD Nederland, Anja Koornstra Postbus 85300, 3508 AH Utrecht
Tekstbijdragen:
Kantel Konsult, Agnes van Wijnen Watermolen 27, 3481 AZ Harmelen. CG-Raad, Marianne Kroes, Jan Jasper Homan, Postbus 169, 3500 AD Utrecht
Concept GIDS ©, tekst en redactie:
Dubbel M tekst en redactie, Marijke Samsom Kerkpad Zuidzijde 25, 3764 AM Soest e-mail
[email protected]
Grafische productie:
Tailormade, Postbus 725, 4116 ZJ Buren e-mail
[email protected]
De Gids Agenda 22 is te bestellen bij het Programma VCP. Telefoon: (030) 291 66 78 / e-mail:
[email protected] © Copyright Programma VCP
G. 158
De Gids Agenda 22 is mede mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van:
Het Fonds Openbare Gezondsheidszorg (Fonds OGZ) wil vernieuwing mogelijk maken op het terrein van de bevordering en de bescherming van de volksgezondheid. www.fondsogz.nl Het Fonds Patiënten-, Gehandicapten- en Ouderenorganisaties (PGO) financiert projecten, die bijdragen aan de versterking van de positie en de invloed van belangenorganisaties in de zorgsector. Ook steunt het fonds landelijke belangenorganisaties. www.fondspgo.nl De Taskforce Handicap den Samenleving is door het Kabinet ingesteld naar aanleiding van het Actieplan Gelijke Behandeling in de Praktijk van 2003. De Taskforce beoogt inclusief beleid en mentaliteitsverandering te bevorderen. www.handicapensamenleving.nl Het NRF financiert projecten op het terrein van preventie, revalidatie en intergratie. Werken, wonen, ontspannen en studeren in een toegankelijke samenleving voor mensen met een lichamelijke handicap, ongeacht de aard of oorzaak van die handicap. www.revalidatiefonds.nl
G. 159
ZonMw voert opdrachten uit voor VWS en NWO en is actief op het hele terrein van gezondheid en preventie, van fundamenteel onderzoek tot uitvoeringsprojecten in de praktijk van de gezondheidszorg. www.zonmw.nl
Comité van Aanbeveling van project Agenda 22 “Werken aan de basis”. Mw. J. Smits, lid Tweede Kamer, voorzitter Mw. H.M.A. Borstlap-van den Bosch, oud-wethouder Hilversum Dhr. T. Gispen, wethouder Volksgezondheid Utrecht Mw. M. Goumans, Nationaal Instituut Zorg en Welzijn Mw. D.A.T. van der Heem-Wagemakers, Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling Dhr. R. Janssen, Alliantie voor Sociale Rechtvaardigheid, secretaris Dhr. R. Jerphanion, Federatie Ouderverenigingen van mensen met een verstandelijke handicap, voorzitter Dhr. W. Kuiper, VNG, directie Mw. H. van Leeuwen, Eerste Kamer, lid, Taskforce Handicap en Samenleving, voorzitter Dhr. E. d’Hondt, Bestuur GGD Nederland, voorzitter Dhr. E.R.A. Roscam Abbing, Inspectie Preventie, Public Health en Rampenbestrijding, hoofdinspecteur Dhr. G. van der Sande, Nationaal Instituut Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie Dhr. C. Stuurop, Landelijk Centrum Opbouwwerk, senior consultant Dhr J. Troost, Taskforce Handicap en Samenleving, Chronisch zieken- en Gehandicaptenraad, oud-voorzitter Dhr. S.J.G. Veenstra, wethouder Welzijn Arnhem
G. 160
G. 161