Terug: klik bovenaan in de Browser op
(Vorige / Back)
Geschiedenis van het hof Ter Borcht (uit: Breesgata 1992-93)
Inleiding
De Brasschaatse helft van het gehucht Donk werd in het verleden voor een groot deel ingenomen door het aloude hof Ter Borcht met zijn bijbehorende bossen, heiden, weiden en landerijen. De geschiedenis van dit hof vormt bijgevolg een belangrijk onderdeel van de geschiedenis van het gehucht en op zich is dat al voldoende reden om er wat dieper op in te gaan. Temeer omdat de bestaande literatuur weinig meer biedt dan een beknopte schets1, die nu, dank zij archiefstudie, aanzienlijk kan uitgebreid en aangevuld worden, vooral voor de oudere periode.2 Diverse domeinen in de Donk werden in de loop der eeuwen door hun eigenaars “TerBorcht” genoemd. Ik zal mij echter voornamelijk bezighouden met de geschiedenis van het “oude”, het “echte”, het oorspronkelijke Ter Borcht. Hoe en waarom andere domeinen later dezelfde naam kregen, zal hopelijk in de loop van het relaas duidelijk worden. Dit oorspronkelijke Ter Borcht was van oudsher een leenhof. Het werd “te leen” gehouden van de heren van Ekeren. Voor een goed begrip lijkt het daarom noodzakelijk om vooraf een beknopte schets te geven van de uiterst complexe geschiedenis van die heren van Ekeren.3 Aanvankelijk ressorteerde Ekeren onder de heren van Breda, maar rond het midden van de 13de eeuw geraakte het verbrokkeld in drie delen: 1. Ekeren A kwam rond 1256 in handen van Godfried II, heer van Perwijs, Grimbergen etc. en ging in 1310 over op Philips van Vianden, de eerste die zich ook “heer van Rumst” noemt. Na enkele overervingen werd het in 1408 eigendom van Joanna van Bethune, vicomtesse de Méaux, vrouwe van Verdeuil, Rumst, Hoboken, Ekeren, Gistel, Rode etc. en daarna respectievelijk van Jan (1475), Pieter (1476), Karel (1497) en Maria en Francisca (1505) van
1
2
3
MORETUS PLANTIN DE BOUCHOUT R.,
Demeures Familiales, Anvers, 1950; BRESSELEERS F., De Nobele Donk, Davidsfonds Ekeren, 1965, pp. 55-74; BELLENS F., Van Kastelen en Domeinen, in: Brasschaat, van heidegrond tot parkgemeente, gemeentebestuur Brasschaat, 1980, pp. 195-205; VAN ROSSEM W., Verdwenen en nog bestaande “hoven van plaisantie” te Brasschaat en Ekeren, deel 1, in: Breesgata, 13,4 (1990), pp. 14-25. In dit artikel worden volgende afkortingen gebruikt: AG = Antwerpsche Gazette; Anh.1 = Archief van de Fürsten zu Salm-Salm (Anholt, Westfalen), T XVII (fonds Brecht), nr.1, Leenboek 1449-69(kopie R. Van den Eeckhaut, waarvoor dank); GA = Gazette van Antwerpen; Hyp. = Hypotheekkantoor Antwerpen, Reeks 72 (Rijksarch. Beveren); Mut. = Kadaster Antwerpen, mutaties, bundelreeks 219: Relevé des Actes publics et sous seing privé donnant lieu à des mutations ...; Not. = Notariaat; RA = Rijksarchief Antwerpen; RE = Rijksarchief Antwerpen, Oud GemeentearchiefEkeren; SA = Stadsarchief Antwerpen; SR = Stadsarchief Antwerpen, Schepenregisters. Meer uitgebreide informatie vindt men in VAN OSTA W., Toponymie van Brasschaat, onuitgeg. dr. dissertatie, Leuven, 1990, pp. 163-170 (later uitgegeven Gent, 1995).
Luxemburg. In 1518 verkochten Maria en Francisca hun Ekerse bezit aan Antoon van Lalaing, graafvan Hoogstraten, waarna het een paar eeuwen onder Hoogstraten zou blijven. 2. Kapellen en Ekeren B kwamen langs het geslacht Van Gavere - Liedekerke tegen het begin van de 15de eeuw aan Raes Vander Maelsteden en vandaar respectievelijk aan het huis van Cruiningen en het huis van Oostende. In 1518 verkochten Maria en Anna van Oostende ieder hun helft van het bezit aan Antoon van Lalaing, graaf van Hoogstraten. 3. Hoevenen en Ekeren C kwamen langs de heren van Aarschot in het begin vande 15de eeuw aan het huis van Hoogstraten. In 1448 verkocht Jan IV van Kuik de heerlijkheid Hoogstraten (inclusief dit Ekers bezit) aan Frank van Borsele, Zuilen en St.-Martensdijk, graaf van Oostervant, die in 1432 de vierde echtgenoot was geworden van Jacoba van Beieren (/1436), laatste gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen. Na de kinderloze dood van Frank (1470) kwam het bezit aan het huis van Culemborg. Elizabet van Culemborg (1475-1555), gravin van Hoogstraten en Vrouwe van Culemborg, trouwde in 1501 met Jan van Luxemburg en na diens dood (1508) in 1509 met diens vriend Antoon van Lalaing. Het Ekerse gedeelte werd daarbij opgesplitst in C1 en C2 + Hoevenen. Elizabet verwierf C1, dat bijgevolg samen met Hoogstraten etc. in handen kwam van Antoon de Lalaing. Hoevenen en Ekeren C2 gingen naar Aleidis van Culemborg, die in 1512 trouwde met François, heer van Bailleul, in Artois, St.-Martin, Corbehem etc. Zo ontstond de situatie dat Ekeren “onder 2 heren” ressorteerde, een toestand die zou blijven bestaan tot in 1621. Het grootste gedeelte van de oude heerlijkheid Ekeren was in handen van Antoon van Lalaing (Ekeren A, B, C1 en Kapellen). Het overige deel (Hoevenen en Ekeren C2) bleef in handen van het geslacht Bailleul tot Marie-Claire de Bailleul het in 1621 verkocht aan Karel van Lalaing, heer van Hoogstraten. De oude heerlijkheid was weer hersteld en bleef in handen van het geslacht Hoogstraten, Lalaing en later Salm-Salm, tot aan de Franse Revolutie. De boven vermelde opdeling in Ekeren A-B-C was echter geen opdeling in mooi afgeronde gehelen. Elk deel bestond uit terreinen die her en der over de heerlijkheid verspreid lagen, zodat de deel-lenen niet precies in kaart te brengen zijn. Ekeren A omvatte o.a. het dorp Ekeren en goederen in de buurt Donk, Vriesdonk, Laar en Hoogboom. Ekeren B omvatte o.a. het hof van Oostervant (later Hoogstratenhof) onder Ekeren, de Katerheidemolen en diverse verspreide goederen, o.a. Bremdonk. Ekeren C omvatte goederen in diverse gehuchten over de hele heerlijkheid verspreid, zowel in Brasschaat als Hoogboom, Kaart, Laar, Muisbroek, Eikelenberg etc. Zo kon het gebeuren dat van een groter domein (bijv. Ter Borcht) gedeelten ressorteerden onder A en andere onder C en dus in het verleden te leen werden gehouden van verschillende heren.
1. Deel 1: het oude leenhof Ter Borcht 1.1. Het Vroege Ter Borcht (Vijftiende Eeuw) 1.1.1. Het leenhof Het oorspronkelijke Ter Borcht bestond in de late middeleeuwen uit een omwalde hoeve met aanhorigheden, het “opperhof”, en een andere hoeve met bijbehorende gronden, het “neerhof”. Het eigenlijke Ter Borcht, het opperhof, werd “de borch” genoemd en was gelegen op de zuidzijde van de Donksesteenweg, aan de bocht, nabij de huidige Kasteellei. Het nederhof, later “de neerhoeve van Ter Borcht” genoemd, lag aan de overzijde van de Donksesteenweg, tegenover het opperhof. Samen met nog een paar andere hoeven vormden ze de bewoonde kern van het gehucht Donk. De kerk van de Donk bestond toen uiteraard nog niet en ongeveer
op de plaats van de huidige kerk lag er een plas, “de guil”, vrijwel zeker een drenkplaats voor het vee.4 Wanneer het hof voor het eerst in documenten verschijnt, blijkt het te leen gehouden van twee heren. Het opperhof, zo zal later duidelijk worden, houdt men te leen van de graaf van Oostervant, het neerhof van de heer van Rumst. Daar opperhof en neerhof onafscheidelijk verbonden zijn en daar beide leenheren hun lenen in laatste instantie geërfd hebben van de heren van Breda (cfr. supra) valt aan te nemen dat de oorsprong van Ter Borcht te zoeken valt vóór die opsplitsing in de 13de eeuw. Hoelang daarvoor is evenwel niet uit te maken. Indien we aannemen dat Ter Borcht oorspronkelijk een leengoed van de heren van Breda was, dan is het neerhof bij de opsplitsing naar Perwijs gegaan en heeft het verder de lijn van die “heren” van Ekeren gevolgd. Sinds 1310 is het dan in handen gekomen van deViandens, o.a. heren van Rumst etc. In de 15de eeuw wordt het inderdaad te leen5 gehouden van de heer van Rumst , m.a.w. op dat ogenblik het huis van Luxemburg, en later (sinds 1518, cfr. supra) van de heren van Hoogstraten.6 Het opperhof kwam langs Hoogstraten in handen van de graaf van Oostervant (sinds 1448, Ekeren C)7 en ging via de Van Culemborgs over op de graaf van Bailleul (1470 Van Culemborg, 1512 Bailleul, Ekeren C2), waarna het uiteindelijk ook in handen kwam van Hoogstraten (de Lalaing1621). Bij dit alles moet men wel voor ogen houden dat de terreinen van zowel het opperhof als van het nederhof in de loop van de tijd door aankoop van diverse percelen werden gewijzigd en dat slechts een gedeelte van wat bijv. “het hof ter Borcht” wordt genoemd leenroerig was aan een of andere heer. 1.1.2. De eigenaars-leenhouders JAN DE LICHTE De oudst bekende leenhouder van Ter Borcht was een zekere Jan de Lichte. In 1455, zo blijkt uit het leenboek van de graaf van Oostervant (Frank van Borsele x Jacoba van Beieren), bezat hij Ter Borcht als een volleen, waarvoor hij als “heergewade” 10 “Riders” betaalde aan de heer.8 Over deze Jan de Lichte is weinig bekend. Hij was “lijnmaker”9 , zoon van meesterGielijs10, en getrouwd met Lysbet Colle, de dochter van Peter Colle.11 We weten dat hij in 1428 nogal wat gronden kocht in Hoboken12, dat hij in 1453 in Hoboken woonde en dat hij toen aan Jan Bosschaert een hofstede te Vriesdonk verpachtte in “helftwinning”.13 De hoeve wordt niet met naam genoemd, maar uit latere akten blijkt dat het gaat om ons Ter Borcht. Het contract is
4
5 6 7 8
9 10 11
12 13
Deze plas (later ook de “Drinck” genoemd, cfr. infra) zou zijn naam geven aan een brouwerij aldaar (cfr. infra). 1463, SR 66 f/122. Bijv. Leenboek 1520 (RE 644 f/5v/) en 1609, RE 199 f/16v/. 1463, SR 66 f/122. Anh.1 f/72; Heergewade = uitkering door de leenman aan de leenheer gedaan, telkens wanneer een nieuwe leenvolger optreedt. Rider = naam van een gouden munt. Ws. touwslager of lijnolie-maker. 1428, SR 14 f/6v/. 1410, SR 3 f/171v/. Katlijne, wed. Peter Cols had drie kinderen: Jan Colle, Henric Colle en Lysbet Cols (x Jan de Lynmaker). 1428, SR 14 f/6v/. 1452, SR 45 f/218. Helftwinning, halfwinning = pacht ten bedrage van de helft van de vruchten.
bewaard gebleven en mag hier, mede omdat het ons oudste document is in verband met Ter Borcht, wel wat nader bekeken worden.14 Uit de overeenkomst blijkt dat Jan Bosschaert de hoeve tevoren al pachtte en dat de pacht vernieuwd werd voor 5 jaar, met ingang van 15 maart 1453 (n.s.). Jan nam de hoeve in “halfwinning”, wat inhield dat hij naast het pachtgeld van 24 schilden ook bij elke oogst de helft van het gewonnen graan aan de eigenaar moest leveren.15 Hij moest de oogst daarom in “twee hopen” in de schuur voeren en vanaf Sint Maarten moest hij beginnen dorsen. Daartoe zou de eigenaar op zijn kosten dan een extra dorser inhuren, maar de pachter moest hem te eten geven. Na het dorsen moest de pachter het graan op zijn kosten te Antwerpen leveren. Voor eventuele andere leveringen i.v.m. de hoeve (van Antwerpen naar Ekeren of omgekeerd) zou de pachter telkens 5 groten Brabants ontvangen en voor het vervoeren van de eigenaar naar de hoeve 3 groten Brabants. Het contract stipuleert verder dat de pachter geen gebruiksrecht zou hebben op de boomgaard achter den berch en evenmin op de hoege ettinge ende de leege ettinge aan de Katerheide.16 Hij mocht geen hout afhouwen en de eigenaar zou hem het nodige brandhout leveren (100 mutsaards per jaar) en alle nodige hout voor omheiningen. Elk jaar moest de pachter de kosten dragen van respectievelijk een dag werken aan de dakbedekking en een dag aan de omheiningen. Het opperhof, tenslotte, bleef gereserveerd voor de eigenaar, die daar ten allen tijde moest terecht kunnen en het eventueel aan iemand anders kon verpachten. Mogelijke achterstallige cijnsen en dergelijke zou de eigenaar voor zijn rekening nemen. Schepen Michiel Colle17 stelde zich borg voor de eigenaar, Wouter Bosschaert (vader van de pachter) en Jorys Vander Heyden voor de pachter. Vermeldenswaard is, tenslotte, dat bij de landerijen een vlasaard hoorde, een herinnering aan een teelt die ten onzent al enkele eeuwen verdwenen is.
JORIJS VANDER HEYDEN In 1457 (n.s.) verkocht Jan de Lichte Ter Borcht, opperhof en neerhoeve, aan Joris Vander Heyden en op 1 februari 1457 droeg hij zijn vol leen en bijbehorend “manschap” aan hem over.18 Joris, die huidevetter was19 en “roedrager”20, trouwde rond 1444 met Beatrys vander Reke.21 Het echtpaar woonde vrijwel zeker in het huis “De Dolfijn” op deMeir te Antwerpen (cfr.infra), maar bezat bij zijn huwelijk al een hofstede tussen de Donk en Voshol, op het “oosteinde van de Donk”. In 1446 kochten ze van LaureysVolkaert een rente op diens stede van 10 à 12 bunder in Vriesdonk.22 In 1451 kocht Joris een andere rente en stelde zijn hofstede te Vriesdonk (14 bunders) als onderpand.23 In 1452 verkocht hij een rente op die hofstede (dan
14 15 16
17 18
19 20
21 22 23
Zie tekst in Bijlage 1. Schild = naam van een gouden munt van verschillende waarden. Later dettinge aende moelen genoemd (1465, SR 69 f/359). Etting = graasland. Groot = naam van een muntstuk. Ongetwijfeld een aangetrouwd familielid van de eigenaar, cfr. supra. Anh.1 f/73v/. Manschap = leenplicht; leenhulde; jaarlijkse levering door leenman aan leenheer; leen; gezamenlijke leenmannen.19 1451, SR 44 f/261. 1451, SR 44 F/261. Anh.1 f/73v/ roeydrager; 1455, SR 50 f/286v/. Roededrager = stafhouder van de schout, gerechtsbode, kerkwachter, lijfwacht. SR 33 f/232 en 172v/. 1446, SR 37 f/445. In 1460 (SR 59 f/145) zullen ze die verder verkopen aan Willem Smeyers. 1451, SR 44 f/261.
aangegroeid tot 19 bunder)24 en op enkele huizen in Antwerpen.25 In 1457 verwierf hij, zoals al vermeld, de leenhoeve Ter Borcht en in 1461 nam hij, als vermogend man, afscheid van deze wereld.26 Zijn weduwe, Beatrijs vander Reke, zou hertrouwen met Laureys Myersselman en in 1467 opnieuwweduwe worden.27 BEATRIJS VANDER REKE Uit de eigendommen die Joris' weduwe verkoopt of beleent, blijkt pas hoe vermogend Joris Vander Heyden was. In 1463 verkoopt ze een hoeve met een tiental bunders teVriesdonk aan Adriaan Van Ghiessen en zijn vrouw Katlyne Volkaerts28, de dochter van Laureys Volkaerts de jonge.29 In hetzelfde jaar verkoopt ze aan hetzelfde echtpaar een stede van 4 gemeten palend aan die hoeve en een perceel grond elders te Ekeren, beide destijds door Joris gekocht van Jan de Moelneer.30 En dan gaat de borch dezelfde weg op, in nog steeds hetzelfde jaar.31 Wat echter niet betekent dat Beatrijs tot de bedelstaf gedoemd is. Ze bezit nog huizen te Antwerpen, o.a. het huis genaamd "Schilt van Vrancrycke" op de Meir32, en de hoeve van ca. 15 bunder op het oosteinde van de Donk.33 Zelf woont ze in het huis de Dolfijn (gelegen naast het “Schild van Frankrijk”), dat ze samen met haar hoeve in de Donk in 1468 verkoopt aan Jan van de Morter.34 De akte van 5 november 1463, waarbij Beatrijs Ter Borcht verkocht aan Adriaan Van Ghiessen is de eerste waarin de hofstede met naam genoemd wordt.35 Beatrijs verkoopt Adriaan een hof geheeten de borch metter manscap van leene daer toe behoorende, metten huysingen houe boogaerden winnenden lande bosschen beemden aerden heyden vroenten ende met al datter toebehoort ... ende daer af men thof ende de manscap voerseid te leene houdende is vanden heere van Rumpst ende vanden greve van oostervant. Samen met het hof en de roerende goederen erop werden ook nog een gemet akkerland op de Donkse Akker verkocht en een beemd van 4 gemeten in de Brasschaatse Beemden, in de Overmaat.36 Op het goed rustten diverse cijnsen ter waarde van 4 pond in het totaal. Na de aankoop betaalde A. Van Ghiessen als nieuwe leenman zijn heergewade aan de graaf van Oostervant37 24 25 26
27 28 29
30 31 32 33 34
35 36 37
SR 45 f/210. SR 45 f/210. 25 SR 50 f/286v/; aan Wouter Breem, onderschout. In 1460 (SR 59 f/145) was hij in leven, in 1463 (SR 65 f/159v/) niet meer. Overigens blijkt uit het leenboek van de graaf van Oostervant (Anh.1 f/56) dat Joris gestorven is en dat het leen in 1461overging op Beatrijs: Jorys vander heyden die afliuich worden es daer af ontfangen jouffrouwe beatrys vander Reke de weduwe syn wittich wyf was .... SR 71 f/44. SR 66 f/32v/. 1423, SR 9 f/38v/. Laureys was de zoon van Laureys Volkaerts de oude, echtgenoot van Kerstine van Hoegenhuys (1433, SR 21 f/234) en schepen van Antwerpen (21.1.1407, RA, fonds Kartuizers nr. 14f/106). 1463, SR 66 f/108v/. SR 66 f/122r/v/. 1464, SR 67 f/139v/. SR 67 f/172. SR 73 f/124. In haar testament van 1465 (SR 69 f/129v/) had ze nochtans o.a. deze hoeve voorbestemd voor haar kleinkinderen Lucas, Cornelis en Merten shazen (= De Haas), kinderen van haar dochter, Lysbet Hasselberchs, gehuwd met Jan Van der Poorten (1464, SR 67 f/172). In 1467(SR 72 f/17v/) verpachtte ze de hoeve nog aan Henrick de Necker (de vorige pachter was Peter Kudse). Zie tekst in Bijlage 2. Respectievelijk destijds verkregen van Aerd Henricx, bijgenaamd Aerd Bosschaert, en Jan de Lijnmaker. Anh.1 f/60v/: van adriaene van ghyssen taelspreecker van eenen vollen leene dat hy ontfanghen heeft ende gecooft jegens joncfrouwe beatrys vander reecke wedue wylen Jorys vander heyden daeraf
en aan de heer van Rumst (respectievelijk voor delen van opperhof en nederhof) en op 1 januari 1464 leverde hij de Antwerpse schepenen het bewijs van betaling, getekend door Lanceloot van Gottengys en Philip Ruychroc, resp. stadhouders van de heer van Rumst en van de graaf van Oostervant.38
(Aflevering 2) ADRIAAN VAN GHIESSEN Door de diverse aankopen die in de vorige aflevering vermeld werden, was het echtpaarVan Ghiessen - Volkaerts in het bezit gekomen van een belangrijk deel van de Brasschaatse Donk. Ze bezaten nu niet alleen de leenhoeve Ter Borcht (zowel opperhof als nederhof) en andere eigendommen in Brasschaat en de Donk (waaronder een hoeve van ca. 10 bunder op het oosteinde van de Donk)39, maar bovendien had Katlijne Volkaerts van haar vader, Laureys Volkaerts, al een hoeve van 10 à 12 bunder geërfd, gelegen naast Ter Borcht (aan de oostzijde).40 Adriaan Van Ghiessen, die taelsprekere was41, woonde in Antwerpen, buiten de Kammerpoort, op de hoek van de Steenhouwersvest en de Boksteeg, in het huis deertbesicruyt.42 Niet lang na de bovenvermelde aankopen begon hij zijn eigendommen te verpachten. Eerst was het de beurt aan de hoeve naast Ter Borcht, destijds eigendom van zijn schoonvader, Laureys Volkaerts. In 1465 werd ze eerst aan Bastiaen vanden Vekene voor 6 jaar in helftwinning gegeven43, maar al in het najaar geraakte Adriaan verwikkeld in een geschil met zijn pachter. Er werden vier “goede mannen” gekozen om het geschil vóór Kerstmis te beslechten.44 Waarover het geschil precies liep, is niet bekend, maar op 16 januari 1466 (n.s.) kon Adriaan zijn hoeve opieuw
38
39
40
41 42 43 44
ontfanghen X Riders valent XI s. XX groten. SR 66 f°122, 1.1.1463 oude stijl. Anno LXIII prima January brachte Adriaen bethoon van lanceloot van gottengys als stedehoude(re) shee(re)n van Rumpst en(de) van Philips Ruychroc als stedehoude(re) sgreuen van oosteruant inhoudende dat hy hen voldaen heeft. In 1453 had Adriaan bijv. ook al een perceel in Vriesdonk gekocht van Peter Vlinckenborch, bakker, en Peter Kudse (SR 47 f/125). De hoeve waarop Joris Vander Heyden in 1446 een rente kocht (cfr. supra). In 1431 verkocht Laureys Volkaert de jonge een rente op zijn hoeve etc. van 13 gemeten te Vriesdonk aan Ghysbrecht van Dielbeke x Katlijne van Malle (SR 18 f/75v/). Op 18.8.1434 (SR 21 f/234) verdeelden hij en zijn zuster, LiesbetVolkaerts, onder elkaar de erfgoederen van wijlen hun moeder, Kerstine vanden Hoegenhuys (x Laureys Volkaerts de oude) en van wijlen hun grootmoeder, Margriet Swalen (x Aert Symoenssoens vanden Hoegenhuys). Lysbet verwierf bij die gelegenheid percelen land in Ekeren, Steenborgerweert, Schijnbroek en Edegem, renten op goederen in Edegem, Ekeren en Mortsel en 1/5 van de tiende vande borch in Edegem. Laureys verwierf 2 stukken land in Ekeren, de 2/3 van de tiende in Ekeren Leiderwijk en diverse renten op hoeven en gronden in Vriesdonk, Kalmthout, Oude Gracht en Merksem. In 1435 verkocht Laureys een rente aan Adriaan van Ferren op zijn hoeve van 16 bunder te Vriesdonk aan 't Laar (SR 22f/48v/). Anh.1 f/60v/; 1465, SR 69 f/340 & 489. Taelspreker = advokaat. 1470, SR 78 f/207v/; 1473, SR 83 f/174v/; 1478, SR 93 f/147v/. Eertbesicruyt = “aardbeikruid”. SR 69 f/340r/v/, 30.4.1465. In bijlage 3 de akte als voorbeeld van een dergelijk pachtcontract. SR 69 f/489, 23.11.1465. Willem Wraghe en Gheerd der Muyden gekozen door Adriaan, Coel Claus Heyns en Peter Giels van Muisbroek door Bastiaan. Indien deze commissie het probleem niet kon oplossen, moesten ze een “overman” aanstellen om de knoop door te hakken en uitspraak te doen uiterlijk op dertiendag (Driekoningen) 1466 n.s.
verpachten, dit keer voor negen jaar aan Wouter Caluwaert alias Moens en zijn vrouw Digna vander Goorbraken.45 Eveneens met ingang van 15 maart 1466 werd de neerhoeve van Ter Borcht verpacht.46 Samen met de “etting aan de molen” en de beemd in de Overmaat behield Van Ghiessen het eigenlijke Ter Borcht, het omwalde “opperhof”, voor zichzelf: dopperhof gelyc dat omgraven is metten vruchten daer op wassende. Pachter van de Neerhoeve werd, voor 6 jaar, Jan de Moelneere of De Molder, tegen een jaarlijkse pacht van 3 pond 14 s. groten Brabants, 5 sister rogge, 2 kapoenen, 2 hennen en de helft van het fruit.47 De pachter mocht hout kappen voor zover dat nodig was voor omheiningen, had recht op 200 mutsaards per jaar en moest jaarlijks het fruit en het brandhout van de eigenaar naar Antwerpen voeren. Hij moest 6 jaar lang de duiven voederen, in ruil voor de helft van die duiven, en de woning in goede staat houden. Hij moest 1 dag per jaar aan de vernieuwing van het dak laten werken en bij eventuele méérwerken de werklieden de kost geven. Hij mocht geen turf slaan of beemden scheuren, maar moest alle graasland begroest laten. Hij mocht niet onderverhuren of de pacht overdragen en evenmin mest of stro van de hoeve voeren. Hij moest zorgen voor degelijke omheiningen en de grachten tegen de straat ruimen. Op het laatste jaar mocht hij bepaalde percelen niet bezaaien, behalve de vlasaard, zij het met uitzondering van een plek voor de hoeve. In de loop van de volgende jaren bleef Adriaan Van Ghiessen aktief in de vastgoedsector. Zo wisselde hij in 1466 met de borchkerk van Antwerpen erfrenten uit op grond in Vriesdonk en tussen Donk en Kaart.48 In 1467 kocht hij van Jan Van Lint alias Van Buyten, zoon van wijlen Henrik Van Buyten, een stukje heide in de Donk, palend aan zijn eigendom49 en kocht hij van Bertelmeeus Janssone een hypotheek af die nog rustte op zijn (= Adriaans) stede in Vriesdonk.50 In hetzelfde jaar wisselde hij percelen uit met Peter Vlinckenborch en Peter Kudse, blijkbaar om een groter, meer aaneengesloten domein te vormen.51 Van Ghiessen verkreeg daardoor o.a. een heide nabij de Katerheidemolen. In 1469 kocht hij van Ghijsbrecht van de Werve, kanunnik van de O.L.V.-kerk, een perceel land52, dat hij in 1470 voortverkocht aan de Heilige-Geesttafel van O.L.V.53, en eveneens in 1470 pachtte hij van Hendrik vander Moelen een aantal tienden, o.a. de korentiende van St.-Bernaards in Ekeren-Oudeland.54 Lang zou Adriaan echter niet meer van zijn aardse goederen kunnen genieten, want in1471 voelde hij blijkbaar zijn einde naderen en stelde hij samen met zijn vrouw een testament op.55 Niets te vroeg overigens, want een goed jaar later treffen we zijn vrouw al aan als weduwe.56 In de wilsbeschikking wordt gestipuleerd dat de langstlevende alle roerende goederen zal verwerven en de helft van de onroerende goederen en renten in levenslang vruchtgebruik zal krijgen, met verbod de goederen te wijzigen of verkopen, tenzij in uiterste nood. De kinderen erven de andere helft en mogen evenmin op eigen initiatief iets verkopen, tenzij in geval van hoogste levensnood. Hun woonhuis te Antwerpen vermaken de echtelieden aan elkaar, en
45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56
SR 69 f/305. Zie contract in Bijlage 4. SR 69 f/359. Zie tekst in Bijlage 5. Sister = naam van een inhoudsmaat voor wijn, olie, graan, 1/4 hl. Kapoen = kapoen, gesneden haan. SR 70 f/370v/. SR 72 f/54v/. SR 72 f/75v/. SR 72 f/124v/ en 148v/. SR 75 f/230. SR 77 f/277v/. SR 78 f/36. SR 78 f/207v/, 23.2.1470 = 1471 n.s. Zie Bijlage 6. SR 82 f/33v/, 13.5.1472.
tenslotte wordt gesteld dat ze ten allen tijde het recht hebben om gezamenlijk, en niet afzonderlijk, de wilsbeschikking te wijzigen. KATLIJNE VOLKAERTS, wed. Van Ghiessen Wanneer Adriaan Van Ghiessen overlijdt, laat hij zijn weduwe achter met drie minderjarige kinderen: Jan, Frank en Katlijn57, van wie Jan en Frank zelfs in 1479 nog niet meerderjarig zijn.58 Van een verdeling van onroerende goederen is dus voorlopig geen sprake en Katlijne treft financiële beslissingen in eigen naam en in naam van haar kinderen. Haar eerste openbaar optreden betreft de borch: het pachtcontract van Jan de Moelneer, die nu gehuwd blijkt met Lijsbet Jorijs Janss.dochter, is verstreken en wordt met 6 jaar verlengd.59 Het opperhof behoudt de weduwe en de overige termen van het contract zijn grotendeels dezelfde als in het vorige. Het jaar daarop krijgt Wouter Caluwaert een zelfde verlenging voor de hoeve naast Ter Borcht, de hoeve Volkaerts.60 Later (1478) zal Katlijne deze laatste hoeve verpachten aan Denijs Claus Heyns en zijn vrouw, Lysbet Hecdorens, voor een termijn van 12 jaar.61 Maar eerst komt er op 16 juni 1474 een “scheiding en deling” tot stand tussen Katlijne en haar kinderen, ingevolge een vonnis van 5 augustus 1473 en in uitvoering van de huwelijksvoorwaarden.62 Enigszins afwijkend van Adriaans laatste wilsbeschikking wordt tot de volgende verdeling besloten: *-De moeder krijgt alle roerende goederen (koopt het aandeel van de kinderen), de hoeve van wijlen haar vader in volle eigendom63 en de helft van haar Antwerps huis 't eertbesicruyt in volle eigendom en de helft in vruchtgebruik. *-De kinderen verwerven gezamenlijk de helft van het voornoemde huis in volle eigendom, de hoeve de borch, eveneens in volle eigendom, en alle eventuele overige onroerende goederen. Ze mogen Ter Borcht evenwel niet verkopen zolang hun moeder leeft. *-Moeder en kinderen behouden in gemeenschap een groot heiblok in Vriesdonk, destijds eigendom van de familie Vlinckenborch. De erfgenamen VAN GHIESSEN De hoeve de borch is daarmee in handen gekomen van de kinderen Van Ghiessen, maar toch is het weer de moeder die ze met ingang van 15 maart 1476 verpacht.64 Begrijpelijk, want haar kinderen zijn nog steeds minderjarig (cfr.supra), zodat de moeder in hun naam optreedt, hoewel dat in de akte niet wordt vermeld. De nieuwe pachters zijn Henrick VanWoelputte alias Eykens en zijn vrouw Katline Vanden Houte. Hun pachttermijn bedraagt weer 6 jaar en de pachtvoorwaarden blijven nagenoeg ongewijzigd, zodat Katlijne bijv. nog steeds het omwalde “opperhof” behoudt. In 1478 verkopen de minderjarige kinderen Van Ghiessen aan Jan de Moor Janssone teVriesdonk de stede van 4 gemeten die ze geërfd hebben van hun vader, die ze zelf destijds 57
58 59 60 61 62 63 64
SR 93 f/147v/. De weduwe en haar 3 kinderen verkopen de O.L.V.-kapel van Antwerpen een rente op het huis 't eertbesicruyt op de Steenhouwersvest. SR 96 f/183v/ en 198v/. 1472, SR 82 f/33v/-34. 1473, SR 83 f/251. 1478, SR 93 f/367. 1474, SR 83 f/174v/-175v/. Dit is de hoeve naast Ter Borcht, die Wouter Caluwaert in pacht heeft. SR 88 f/262r/v/, 6.4.1475 (1476 n.s.).
kocht van Beatrys Vander Reke. 65 In 1479 verkopen de minderjarige Jan en Frank een stede van 5 gemeten te Vriesdonk aan Mathys Grootheers, de zoon van Geert 66, en kopen ze van Jan Stevens Henricxzone alias Jan Van Buyten een rente op een stede van 8 gemeten te Vriesdonk.67 In hetzelfde jaar worden ook Jan Alroecx en Mathys Grootheers gemachtigd om op te treden in naam van Jan en Frank Van Ghiessen om eigendommen te verhuren, verpachten etc.68
(Aflevering 3) 1.2. Ter Borcht in de zestiende eeuw 1.2.1. De eigenaars Het verdere lot van de erfgenamen Van Ghiessen is niet helemaal duidelijk. Ze verdwijnen voor een tijd uit de archieven (de Antwerpse schepenregisters van 1480-1490 ontbreken), maar we mogen aannemen dat Ter Borcht een hele tijd in handen van de gebroeders Jan en Frank Van Ghiessen is gebleven. Wanneer we ze opnieuw aantreffen, blijken ze ieder een hofstede te bezitten in de Donk. Hoogstwaarschijnlijk hebben ze de borch in de periode 1480-1490 verdeeld. Frans moet daarbij de oude Neerhoeve verkregen hebben, want hij wordt in 1520 als leenman vermeld in het leenboek van Rumst/Hoogstraten.69 In 1497 verkoopt Jan Van Ghiessen aan Costen Van Halmale, burgemeester van Antwerpen, een rente op zijn stede van 25 bunder te Vriesdonk.70 Dit kan haast niet anders zijn dan Ter Borcht, d.w.z. het opperhof met aanpalende gronden. Ook Frans Van Ghiessen onderneemt nog enkele transacties71 en uit een aantal schepenregisters kan opgemaakt worden dat beide broers nog vele jaren in het bezit blijven van hun eigendommen te Vriesdonk.72 Frans Van Ghiessen, die, zoals zijn vader, taelspreker en voerspraker was73, was getrouwd met Magdalena Smeyers, die hem niet minder dan 10 kinderen schonk: François junior, Katlijne, Anna, Barbele, Magdalena, Bartholomeus, Adriaen, Marie, Willem, Christoffel.74 In 1537 stierf 65 66 67 68 69 70
71
72
73 74
SR 93 f/185. Cfr. supra 1463. SR 96 f/183v/. SR 95 f/147. SR 96 f/198v/. RE 644 f/5v/. SR 112 f/114. Pachter is Claus de Wulf. In 1536 (SR 190 f/282v/) verkoopt hij aan Marie van Lancvelt nog een rente op een hoeve in Vriesdonk. In 1501 (SR 120 f/95v/) verkoopt hij aan het klooster van Oudergem een rente op 6 gemeten genaamd Schoolbroek, maar koopt ze in 1508 terug (SR 134 f/90v/). In 1503 (SR 124 f/209v/) koopt hij vanAdriaen vander Muyden een rente op land geheten de hooge ettinge in de Kaart, en in 1522 van Alaert Storm (SR 161 f/295) een rente op een stede van 9 gemeten in Vriesdonk, gelegen tussen het erf van Jan Van Ghiessen (oost), Wouter de Moor (west) en de Oude Beek (zuid). In 1524 (SR 165 f/209) koopt hij van Jan Oeyen, zoon van wijlen Cornelis, een half bunder land op Kampelaar, palend aan zijn eigen land (oost), zijn broer (west) en de Oude Beek (noord). Zij worden nog als eigenaars in de Donk vermeld, met name Jan: 1495, SR 108 f/90v/; 1500, SR 117 f/54; 1503, SR 124 f/191v/; 1505, SR 128 f/126; 1506, SR 130 f/158; 1522, SR 161 f/295; 1524, SR 165 f/90 & 209, en Frans: 1498, SR 113 f/25v/; 1501, SR 120 f/40v/ & 61; 1506, SR 129 f/246v/; 1506, SR 130 f/158; 1507, SR 131 f/35v/; 1524, SR 165 f/209. D.i. advokaat, procureur. 1529, SR 176 f/391; 1537, SR 191 f/221v/. Zoals blijkt uit SR 231 f/186 en verder aangehaalde akten. Barbele trouwde met Geraard vander Moelen (SR 245 f/109), François met Margriet Van de Wouwer (SR 245 f/125), Katlijne met Nicolaes Du Guit(SR 203 f/72, SR 231 f/186) en later met Cornelis Bode (SR 279 f/39v/), Anna met Jan Amerycx
hij75 en ging het leen Ter Borcht over op zijn zoon François junior. 76 Op 19 januari 1538 (n.s.) gingen zijn weduwe en kinderen over tot “scheiding en deling” van de nagelaten goederen, waarbij de kinderen ieder 1/10 deel erfden. Later werd dat een 1/8 deel, nadat het aandeel van Adriaen en Marie (gestorven vóór 1541) op de overige broers en zusters was overgegaan.77 In de volgende jaren wordt de geschiedenis vrij verward, maar duidelijk is, dat de hoeve (neerhoeve) in 1541-1545 gepacht wordt door Steven Verelst alias De Molder of Moleneers.78 In 1546-1547 sterft Anna Van Ghiessen79, waarna haar broers en zusters overgaan tot “scheiding en deling” van haar onroerende goederen.80 De verdeling gebeurt tussen Anna's zusters Katlijne (x Nicolaes Du Guit), Magdalena (x Jeronimus Geleyns), Barbele (minderjarig) en haar broers Franchois (die al vele jaren in het buitenland verblijft en van wie men niet weet of hij nog in leven is), en de minderjarigen Bartelmeeus, Christoffel en Willem. De broers en zusters verwerven gezamenlijk alle onroerende goederen, renten en leengoederen en worden op die manier dus o.a. eigenaar van 1/7 van Ter Borcht met bijhorigheden. In 1550 verkopen Jeronimo Geleyns en zijn vrouw Magdalena Van Ghiessen hun 1/7 aan Aert Van Veltwijck81, die daardoor o.a. eigenaar wordt van 1/7 van eenen heerlycken leengoede ... geheeten ... tnederhoff vander borcht ... inden vriesendonck. Vermoedelijk heeft hij ook de overige zevenden in handen gekregen, want op 22 mei 1551 wordt hij officieel leenman van het leengoed Ter Borcht.82 Later, op 6 november 1563, gaat dit leen over op zijn zoon Gheraert Van Veltwijck en nog later wordt het door Robrecht Van Veltwijck gekocht van andere Van Veltwijcks.83 In 1575 was de hoeve blijkbaar nog in het bezit van de erfgenamen Van Veltwijck, want dan verkoopt Johanna Transilvani, weduwe van Geeraert Van Veltwijck en gehuwd met Prosper Van Genevre, heer van Lalain, nog een rente op de Donkse hoeve en andere eigendommen (o.a. het Hof vanVeltwijck).84 Kort daarop moet ze evenwel in handen gekomen zijn van Jacob Stegemans85, die ze op 23 juni 1598 overdroeg aan Ambrosius Martini, zijdekoopman86, die we al vlug als leenman ontmoeten: 1598, des voorseiden Ambrosius leengoet geheeten te borcht87, 1599, Ambrosius Martini als leenheer van thoff ter borcht.88 Alvorens op de lotgevallen van deze nieuwe eigenaar in te gaan, is het nuttig even kort stil te staan bij naam en oppervlakte van Ter Borcht.
75 76 77
78 79 80
81 82 83 84 85 86 87 88
(SR203 f/72), Magdalena met Jeronimus Geleyns (SR 231 f/186). SR 191 f/221v/. Leenboek RE 644 f/5v/. SR 216 f/126v/; in 1541 (SR 203 f/72) blijken de anderen al 1/8 te hebben: François jr., Katlijne en Anna verkopen aan Jan Dielkens (x Lysbet Americx) een rente van 10 karolusgulden op hun 3/8 delen van de hoeve; de erfgenamen Dielkens zullen ze later, op 29.6.1583 (SR 375 f/98v/) verkopen aan JacquesAmericx x Katlijne Dielkens. In 1545 (SR 216 f/126v/) verkoopt Anna aan Pauwel de Deckere een rente van 6 viertelen rogge op haar 1/8 van de hoeve, van het bos genaamd Geer, van de stede van 4 gemeten en van een stede van 1 gemet. SR 203 f/72; SR 216 f/126v/. SR 228 f/39v/. SR 231 f/186r/v/ (25.5.1548). Anna's echtgenoot behoudt de roerende goederen en krijgt ook 30 karolusgulden toebedeeld. Hij verklaart zich (SR 228 f/39v/) akkoord met deze regeling. SA, Certificatieboek 15 f/163r/v/ (2.5.1550). Leenboek RE 644 f/5v/. Ibid. SR 341 f/515-517 (6.6.1575). Zoon van Gobel Steegmans en daarom ook Jacob Geuvels of Geubels genoemd (SR 552 f/89v/). SR 435 f/280. SR 428 f/50. RE 547 f/137 en 139v/.
1.2.2. Naam en oppervlakte De naam borch of borcht hoeft niet op een burcht te wijzen. In de middeleeuwen kreeg een wat grotere omwalde hoeve al vlug de naam borch. Ook bij onze leenhoeve was dat het geval, zoals gebleken is in wat voorafgaat. De omwalde hoeve die aanleiding gaf tot de naam was het zogenaamde opperhof. De andere hoeve werd neerhoeve genoemd, maar latere eigenaars zouden ze ook Ter Borcht gaan noemen. Dit is begrijpelijk, omdat opper en nederhof, zoals gebleken is, meestal niet dezelfde bewoners kenden en omdat vaak delen van het leengoed verkocht, verpacht of beleend werden, waarbij in diverse akten de naam borch gebruikt werd, ook al ging het in feite slechts om de neerhoeve van Ter Borcht. Zo verpachtte Adriaan Van Ghiessen in 1465 aan Jan de Moelneere Een hoeve metten huysingen hove lande beemde aerde heyde gr. et ptn. geheeten de borch, maar behield het opperhof ervan. In 1472 en 1475 deed Katlijne Volkaerts hetzelfde. In het leenboek van Hoogstraten (Rumst) wordt het leengoed als de borch vermeld, hoewel het daar slechts gaat om (een deel van) de neerhoeve; het opperhof was immers leen van Oostervant. Kortom, het “échte” Ter Borcht is Ter Borcht - Zuid; pas later werd ook Ter Borcht - Noord geregeld Ter Borcht genoemd. De oppervlakte van het hof wordt aanvankelijk vaag gehouden en in de loop van de tijd werden de hofsteden met aanpalende percelen uitgebreid. In 1545 pachtte Steven Verelst in het totaal ca. 62 gemeten, d.i. 20 à 21 bunder89 , maar pas in 1549 blijkt hoe opperhof en nederhof zich tot elkaar verhouden, nl. 7 gemeten (goed 2 bunder) tegenover 17 bunder: Eenen hoff (NB het opperhof) rontomme bewatert geheeten thoff ter borcht dwelckmen metomtrent zevene gemeten lants tot eenen vollen leene houdende is vanden heere van bailleulmet eender hoeven (NB de neerhoeve) lande weyde heyde bosschen bempde opgaendehouten fundo et pertinentiis groot tsamen omtrent zeventhien bunderen.90 Van de Neerhoeve was slechts 1 gemet, het perceel met de woonhuizen, het leengoed van Rumst.91 1.3. Ter Borcht in de 17de eeuw AMBROSIUS MARTINI De nieuwe eigenaar en leenman van Ter Borcht, Ambrosius Martini, zijdekoopman te Antwerpen, was op het einde van de 16de eeuw een vermogend man. Behalve Ter Borcht bezat hij 12 gemeten land in Vriesdonk, nog een stede van 1 gemet in de Donk92, 10 gemeten land in Oosterweel93, een perceel land in de Oude Landen, een perceel te Niel, diverse percelen te Schelle, een stede van 15 gemeten in de Kaart (de Wilgaart), de vroegere brouwerij de Ghuyle (dan de borcht geheten) met bijbehorende 16 gemeten land in de Donk, renten op o.a. hoeven in Halle en Zandhoven94, het huis de Akkerman op de Oude Korenmarkt etc.95 In 1602 kocht hij van Jan en Cornelis Van Houte nog een hoeve met 18 gemeten in Hoevenen etc.96 In het begin van de 17de eeuw geraakte hij evenwel enigszins in financiële moeilijkheden. Aan Adriaan Smits was hij in 1599 liefst 583 pond 6 schellingen 8 grotenVlaams schuldig van geleend geld en geleverde koopwaar, te betalen binnen 1 jaar.97 89 90 91 92 93 94 95 96 97
SR 216 f/126v/; in 1549 (SR 233 f/86) 65 gemeten 14 roeden. SR 236 f/42r/v/; ook 1576, SR 345 f/269. Leenboek RE 644. Gekocht van Jan Henricx x Anna Claes Potten. Op 11.4.1598 gekocht van Gheeraerd Van Houte. 1599, SR 435 f/280. 1600, SR 439 f/317. SR 443 f/471v/ (29.3.1601). SR 435 f/280.
Toen Ambrosius in gebreke bleef, werd hij door Adriaan voor de rechtbank gedaagd. De rechter besliste tot gedwongen verkoop, op de Vrijdagmarkt, van Ambrosius' brouwerij in de Donk. Op vrijdag 26 juli 1602 kocht Hans Van Houte (gehuwd met Lisken Wijffmans) voor 720 gulden deze vuytspanninge ende Brouwerije geheeten de Borcht eertyts de Ghuijle.98 Vanaf 1604 wordt Ambrosius nog geregeld voor de rechtbank gedaagd door diverse personen die hem in gebreke stellen wegens niet betalen van renten.99 Zo is er bijv. Lucas Saboth (x Anna de Poortere), die zijn erfelijke rente vordert op Ter Borcht.100 Later (1614) zal zijn weduwe opnieuw haar geld gerechtelijk moeten vorderen.101
ABRAHAM en ADRIANA MARTINI De belangrijkste ontwikkeling gebeurt echter na de dood (ca.1608) van Ambrosius' eerste echtgenote, Willemijntken Goeijvaerts, die hem twee kinderen geschonken had, Abraham en Adriana Martini. Ambrosius hertrouwde met Maria Cuypers, bij wie hij nog drie kinderen had: Maria, Anna en Geertruijt. Zoals gebruikelijk worden de kinderen van zijn eerste echtgenote in akten zijn “voorkinderen”, die van zijn tweede vrouw zijn “nakinderen” genoemd. In 1608 eisen die (nog minderjarige) voorkinderen van hun vader de 4000 karolusgulden waarop ze nog recht hebben als erfgenamen van hun moeder.102 Daar Ambrosius niet kan betalen, wordt bij vonnis van de weesmeesters van Antwerpen, uitgesproken op 31 maart 1608 en goedgekeurd door de Raad van Brabant in Brussel, beslist tot de publieke verkoping van Ter Borcht. Na de gebruikelijke vier zondaagse kerkgeboden gaat Geeraert Briers, schout, op 25 augustus 1609 over tot de verkoop. De voogden van de weeskinderen, Erasmus Van Bracht en Thomas Vleckhamers, doen in naam van die weeskinderen het hoogste bod, zodat die eigenaars worden voor 4354 karolusgulden. Uiteraard nemen zij ook de lasten over die op de goederen rusten: een rente van 32 gulden te betalen aan Lucas Saboth, een van 6 gulden aan Isaak VanAchelen, 8 viertelen rogge per jaar aan Willem Van Halmale, 15 schellingen Brabants aan Andries de Ferere, een half viertel rogge aan de Kapelrij van Ekeren en 5 schellingen Brabants herencijns. Op 1 september 1609 wordt de definitieve eigendomsoverdracht officieel geakteerd.103 De akte is vooral interessant omdat voor het eerst een meer uitgebreide beschrijving wordt gegeven van Ter Borcht, dat ondertussen van een dubbele hoeve is uitgegroeid tot een dubbel “hof van plaisantie”:
98 99 100 101
102 103
SR 463 f/143-144. RE 551 f/31 (1604), 72v/ (1607), 91 (1608). Ibid. en 1609, RE 199 f/14-16. RE 552 f/140 vlg. Zij laat beslag leggen op Ter Borcht om 2 jaar achterstallige renten van 8 pond Brabants te vorderen, die haar toekwamen van een rente van 10 pond, die ze gekocht had van Anna Van Ghiessen en haar man J. Verwithagen op 30.5.1576 (SR 345 f/269). Het gaat om een rente die Jacob Stegemans Geubelssone sinds 11.3.1553 schuldig was aan Cornelis Vanden Langencruyce x Maria Van Ghiessen (SR 528 f/239r/v/) en die Maria op 19.12.1573 verkocht aan Anna Van Ghiessen (SR 345f/269). RE 199 f/14-16; ook RE 198 f/111v/ vlg. RE 199 f/14-16. Ambrosius blijft evenwel nog in het bezit van andere goederen in Ekeren. Zo verkoopt hij op 5.5.1615 (RE 199 f/113) aan Jan Lenaerts zijn aandeel in een stede van 9 gemeten genaamd Moeyers stede in de Donk (RE 199 f/113); op 13.5.1616 verkoopt hij Cornelis Pauwels Verbanert een rente op zijn hofstede de Kwakkel in Voshol/Donk (RE 178 f/59v/); op 21.5.1616 verkoopt hij Peter Le Roij een rente op een half bunder land in de Donk (SR 522 f/119); op 27.5.1617 verkoopt hij Jean Tibauty een stede van 24 gemeten in de Donk (RE 199 f/134r/v/; stede op 23.6.1598 gekocht van Stegemans, o.a.Generaele Metinghe nrs 27-30-34).
een schoon en(de) wel gelegen huijs hoff en(de) nederhoff van plaisantien genaempt het hoff te borcht Rontomme bewatert met eene voorcamer achter camer keldercamer keuckene mose keldere duijuenkeete poorte brugge schuere houe met twee boomgaerden daeraff den eenen Rontomme bewatert is en(de) respectiue beplant met vele en(de) costelycke vrucht en(de) fruijt boomen met allen den landen gronde heijde weijde en(de) toebehoorten altesamen liggen(de) binnen sijne behoorlijcke hagen inde donck alhier staen(de) te leene met seuen gemeten lants onder den heere van Bailliuel wesen(de) het neerhoff leen onder den Graue van hoochstraten, het voors(eide) huijs ende hoff te borcht gelegen Oost aen des voors(eiden) Ambrosii Mart(in)i ooft sijns actie hebben(de) andere erue comen(de) suijden ende westen aen(de) groote quackele en(de) de voors(eide) seuen gemeten leens gelegen oost aen des voors(eiden) Ambrosio Martinii oft sijns actie hebben(de) andere erue suijden den middelwech van(den) doncxsen ackere westen aen Jan de moors erue comen(de) noorden aen tsheeren strate Item noch eene hoeue genaempt de neerhoeue van tvoors(eide) hoff te borcht met eenen nieuwen woonhuijse camere keuckene dobbel schouwe soldere keldere groote stallinge ouenbuere schuere metten boomgaerde lande bemden heyde weyde gronde en(de) toebehoorten gelegen tegen ouer tvoors(eide) te borcht onder Eeckeren Inde donck groot altesamen in diueersche percheelen gelegen meest bij den anderen ontrent sessenveertich gemeten lants ombegrepen der maten oost Jonffrouwe dingna van houe erue suijden tseeren strate westen de brouwerije genaempt de guijle comen(de) noorden aent Peerts kerckhoff ofte sheeren strate aldaer met noch seckere leenrolle gelegen inde Caert alhier met sijne achter leenen volgende den leenboecke daer van synde ...104 Abraham Martini en zijn zuster Adriana zullen echter niet lang eigenaar blijven. In 1612 zien we hun voogden nog voor hen optreden om achterstallig pachtgeld van Ter Borcht op te eisen105, maar in 1614 worden ze meerderjarig. In november 1614 rekenen ze daarom af met hun voogden, Erasmus en Thomas, aan wie ze 1198 gulden schuldig zijn.106 Zij verklaren dat ze die som binnen de vier maanden zullen betalen en stellen als onderpand twee hoeven deen het opperhoff gen(aemt) het hoff ter Borcht ende dander een nederhoeve gelegen in de donck onder Eeckeren. De twee hoeven blijken op dat ogenblik respectievelijk verpacht aan Willem Peeters en Gommaer Macharis. Hun eerste financiële transactie als meerderjarigen is echter de verkoop van hun Donkse hof van plaisantie aan Gielis Fabri, licentiaat in de rechten en griffier van de stad Antwerpen. GIELIS FABRI Op 11 december 1614 wordt de verkoop bezegeld door notaris Louis Van den Berge te Antwerpen en op 16 december nogmaals voor de schepenen van Ekeren, in de persoon van Cornelis Aerts en Hans Mortelmans.107 Kort daarna, op 15 februari 1615, doet Ambrosius Martini officieel afstand van zijn leenrechten en -plichten op Ter Borcht en levert hij de leenrollen over aan Gielis Fabri.108 Op 24 februari 1616 licht Gielis een hypotheek van 10 104 105
106 107 108
RE 199 f/14v/-15. In de rechtszitting van 13.3.1612 (RE 552 f/31v/) doen Erasmus Van Bracht en Thomas Vleckhamers beslag leggen op de roerende goederen en gewassen op Ter Borcht om 15 pond Vlaams als achterstallig pachtgeld te verhalen. In de zitting van 20.11. (ibid. f/64) wordt beslist tot betaling van 14 pond 10 schelling. Zie ook f/64v/. SR 513 f/475. RE 199 f/108-109. RE 199 f/121-122, voor Hendrik De Cnodder en Cornelis Aerts, leenmannen van de graaf van Bailleul. Op 15.2.1616 (RE 178 f/54v/-55) hecht hij zijn goedkeuring aan de koop van Ter Borcht en
karolusgulden die nog op Ter Borcht rustte109 en op 12 augustus 1616 verkoopt hij aan de gebroeders Cornelis en Gielis Sprangers een rente van 60 karolusgulden ten behoeve van Sebastiaan en Marten Van Berle, minderjarige wezen van David Van Berle en Geertruijt Mertens.110 De rente is te heffen op het schoon huys hoff ende nederhoff van plaisantien genaempt het hoff te Borcht ..., op de hoeve genaempt de Neerhoeve van tvoors(eide) hoff te Borcht... en de leenrol in de Kaart. Niet lang daarna, op 23 januari 1618, verkoopt Gielis Fabri (gehuwd met Magdalena Van Woonssel) Ter Borcht en bijhorigheden aan Cornelis Robijns, koopman te Antwerpen, en zijn vrouw Barbara Trippaert.111 Opperhof en Nederhof blijken verpacht aan respectievelijk Gommaer Macharis en Jacop de Weert.
(Aflevering 4) CORNELIS ROBIJNS De nieuwe leenman en eigenaar koopt de goederen vrij en onbelast, behalve 4,5 viertelen rogge per jaar aan het klooster van de Derde Orde te Antwerpen, 1/2 viertel rogge aan een Ekerse kapelrij, 5 schellingen groten Brabants herencijns, 15 schellingen Brabants aan Andries de Ferere, 32 gulden aan Lucas Saboth, 6 gulden aan Isaak Van Achelen, 8 viertelen rogge aan Willem Van Halmale, 16 gulden per jaar aan de kinderen van David van Beerle. In de volgende maanden en jaren zal Cornelis Robijns trouw zijn verbintenissen nakomen112, duidelijk van plan om langer op Ter Borcht te blijven dan de vorige paar eigenaars. In de loop der jaren zal hij overigens nog andere percelen in de buurt aankopen.113 Cornelis Robijns was, zoals de vorige eigenaars, Antwerpenaar, maar hij is ook de eerste van wie we met zekerheid weten dat hij (toch minstens in de zomer) Ter Borcht bewoonde. De vroegere eigenaars reserveerden wel steeds het opperhof voor zichzelf, maar zij hielden hun verblijfplaats in Antwerpen. Hoe vaak en hoe lang ze in de Donk verbleven, is niet duidelijk. Cornelis Robijns wordt echter in augustus 1635 vermeld als wonend op sijnen speelhove van plasantien inde Donck.114 De bijbehorende hoeve en landerijen verpachtte het echtpaar in 1627 voor 9 jaar aan Cornelis Nepens en zijn vrouw Katelijne Van Herck.115 In 1635 werden dezelfde goederen voor 9 jaar
109
110 111
112
113
114 115
bijbehorende leenrollen door Erasmus Van Bracht en Thomas Vleckhamers ten behoeve van zijn voorkinderen en aan de verkoping door die kinderen aan G. Fabri; hij verklaart aan die goederen en leenrol geen recht meer te hebben etc. SR 520 f/350v/. Hij koopt die af van Jan Happaert, schepen van Antwerpen, die de rente op 31.3.1612 verworven had van Gielis Vander Donck. Het gaat om de rente die Frans Van Ghiessen op 2.3.1541 verkocht aan Jan Dielkens en Lysbet Americx, cfr.supra. SR 521 f/229r/v/. De gebroeders Sprangers zijn de testamentaire voogden van die kinderen. RE 199 f/141v/-144, voor Cornelis Aerts en Hans Mortelmans, schepenen en mannen van leen onder Bailleul. Op 12.9.1618 licht hij de hypotheek van de kinderen Van Beerle (SR 528 f/236r/v/), op 27.9.1618 die van Anna De Pooter, weduwe Saboth (SR 528 f/239r/v/), op 22.10.1618 die van Ysaak Van Achelen (SR528 f/241v/), en uit het kerkarchief van Ekeren blijkt dat hij ook geregeld zijn korenrente betaalde (KE1,8 p.7, tot 1627). In 1619 betaalt hij het saldo van de aankoopprijs aan Gielis Fabri (RE 199 f/171v/). Op 10.7.1618 (RE 199 f/153v/) koopt hij van Jan Janssen Coeck 4,5 gemeten in de Donk, op 8.5.1635 van Adriaan Dierckx x Katlijne Mortelmans e.a. een heide van 12 gemeten op het einde van de Donk, nl. Generaele Metinghe nrs.79-82 (RE 190 f/189r/v/). RE 190 f/270-271v/. Voor notaris Jacques Noijdens op 3.9.1627 (RE 190 f/270).
(van 15 maart 1636 tot 15 maart 1645) opnieuw verpacht aan dezelfde pachter, samen met nog een perceel op de Donkse Akker en percelen heide in Brasschaat.116 Behalve 5 viertel rogge per jaar, 3 paar hoenders, de koningsbede en dorpslasten, bedroeg het pachtgeld 238 gulden per jaar, althans zolang de gronden van de hoeve door het doorsteken van de Cauwenstijnse dijk overstroomd of beschadigd zouden blijven. Het pachtcontract stipuleert de gebruikelijke voorwaarden: de pachter moet zorgen voor degelijke omheiningen en meer bepaald in het eerste jaar de grachten graven rond de weide in de Kaart en de grachtkanten beplanten met plantsoen dat de eigenaar zal leveren; de pachter mag slechts één maal schaarhout hakken, mag niet aan de opgaande bomen raken en moet jaarlijks 12 jonge wilgen planten op de geëigende plaatsen; hij moet jaarlijks mest leveren voor de boomgaard van de eigenaars en in de schuur voldoende ruimte laten voor hout en turf van de eigenaars; hij moet contractueel 6 maal per jaar de eigenaars met wagen en paarden naar Antwerpen voeren (voor eventuele extrareizen krijgt hij 20 st.); op het einde van de pachttermijn moet hij evenveel land onbezaaid laten als bij het begin van de overeenkomst en hij mag de hoeve of gedeelten ervan niet voortverhuren. Cornelis Robijns en Barbara Trippaert hadden vier zonen: Walterus of Gutieres, Jan, Paulus en Jacobus, zoals blijkt uit het wederzijdse testament dat het echtpaar op 25oktober 1639 liet opmaken door notaris Jan Van Oosten op de Paardemarkt.117 In deze wilsbeschikking vermaken de erflaters ieder een legaat van 50 gulden aan de gemeijne huijsarmen van Antwerpen, ieder 25 gulden aan de kapel van het H.Sacrament in de O.L.V.-kerk en ieder 12 gulden aan de kapel van het H.Sacrament te Ekeren. Indien Barbara eerst zou overlijden (en alleen dan), krijgen haar beide meiden, Elisabet Ciels en Anneke vander Gracht, ieder levenslang 50 gulden per jaar, te heffen op een huis nabij de Beurs, en bovendien ieder een bed met 2 dekens (sargien), 2 paar lakens, een hoofdkussen, twee slopen (fluwijnen) en een hardhouten rustbank (coetse). Alle overige goederen vermaken Cornelis en Barbara aan de langstlevende, die er dan vrijelijk zal kunnen over beschikken. Een voorwaarde is echter dat de langstlevende verplicht zal zijn om hun twee minderjarige zonen (Paulus en Jacobus) te onderhouden van ate, drancke, cleeden, reeden, slaepen, wassen, wringen, sieck ende gezondt, redelijcken, ende tamelijcken naer staet ende qualiteijt, tot ze 25 jaar zijn, gehuwd of niet, in geestelijke of wereldlijke staat. Op hun 25 jaar zullen ze dan ieder 6000 gulden krijgen. Jan Robijns zal naast die 6000 gulden jaarlijks 5% ervan extra krijgen voor levensonderhoud en het recht op de 6000 gulden zal overgaan op zijn erfgenamen. De oudste zoon, Walterus, die getrouwd is, heeft al 12000 gulden gekregen, die hij als erfenis zal mogen behouden. Bij de latere verdeling van de erfenis zal hij evenwel 6000 gulden minder krijgen dan de anderen. MARIA DONCKER Tussen 1640 en 1649 overlijden zowel Cornelis Robijns als zijn zonen Jan en Walter. Bij de afrekening van de erfenis verkoopt Barbara, Cornelis' weduwe, op 8 juni 1649 een hele reeks Ekerse eigendommen aan Maria Doncker, weduwe van haar zoon Walter. 118 De verkoop gebeurt met instemming van Barbara's andere zonen, Jacobus en Paulus, van wie laatstgenoemde priester en pastoor te Hoevenen is. Maria Doncker verwerft op die manier Ter Borcht met de naast gelegen 4,5 gemeten, de Neerhoeve van Ter Borcht, een heide van 12 gemeten op het einde van de Donk, de helft van een heide in de Onderheide (buurt Driehoek), 3,5 gemeten land in de Donk, een stede van 4,5 gemeten in de Donk, 7,5 gemeten land in 116 117 118
RE 190 f/270-271v/. SA, Not. 4312, akte 25.10.1639. SR 708 f/20v/ vlg.
Oosterweel en 4 percelen in de Oude Landen. Na afloop van de verkoop is Maria haar schoonmoeder 1000 karolusgulden schuldig die ze binnen zes maand belooft te betalen, evenals de hypotheken die rusten op Barbara's twee huizen in Antwerpen, nl. het huis den Roscam op de hoek van de Koepoortstraat en het huis Hof van Gendt op de Dries. Als onderpand stelt ze haar pas verworven hof Ter Borcht.119 Van haar kant verplicht Barbara zich ertoe om haar zoon Paulus Robijns, pastoor te Hoevenen, en de erfgenamen van haar zoon Jan de 6000 gulden waarop zij volgens het testament van 1639 recht hebben, uit te reiken. Als onderpand stelt ze haar drie Antwerpse huizen, d.w.z. de twee al genoemde en nog een huis in de Korte Klarenstraat.120 En dan wordt de geschiedenis weer verward en onduidelijk. Maria Doncker, weduwe van Walter Robijns, hertrouwde met Dionisius Vander Neesen, van wie ze vóór 1670 opnieuw weduwe zou worden.121 Op 24 november 1657 verkocht ze, als echtgenote Vander Neesen, de bovengenoemde goederen (verworven in 1649) aan Jan Robijns, vrijwel zeker haar zoon.122 Toch stelde ze die goederen (Ter Borcht etc.) in 1674 als onderpand, wanneer ze 600 gulden leende van Maria De Bruijn, begijntje te Antwerpen, en 400 gulden van Jacob Knijff (x Susanna De Bruijn), brouwer in de drye snoecken te Antwerpen.123 Was zoon Jan nog minderjarig of heeft Jan Ter Borcht met bijhorigheden tussen 1657 en 1674 terug aan zijn moeder verkocht? Zeker is dat Maria in 1675 in enkele financiële geschillen verwikkeld geraakte, waarbij beslag gelegd werd op Ter Borcht, dat vermeld wordt als voormalig eigendom van Maria Donckers, weduwe Vander Neesen, en nu van de erfgenamen Vander Neesen.124 Vermoedelijk maakten de kinderen uit haar tweede huwelijk aanspraak op Ter Borcht. Evenwel zonder succes, want in 1680 blijkt dat Jan Cornelis Robijns, zoon van de ondertussen gestorven Maria Donckers, onbetwistbaar de eigenaar was.125 In het voorjaar van 1680 doet Jan Robijns beslag leggen op Ter Borcht om niet nader gespecifieerde kosten te verhalen.126 Jan overlijdt kort daarop en zijn erfgenamen zetten de zaak voort127, terwijl ze ook Ter Borcht te huur stellen.128 Ook een zekere Ascanio Martini doet “bezet” op Ter Borcht om een niet gespecifieerde reden.129 Hoe de vork precies aan de steel zit, valt niet te achterhalen, maar in ieder geval is er op 1 april 1682 “evictie” gebeurd, wat inhoudt dat de eigendommen gerechtelijk verkocht werden.130 Duidelijk is ook dat hierbij Ter Borcht opgesplitst geraakte: Theodoor Van Kessel kocht het gedeelte ten zuiden van de Donksesteenweg (opperhof), Nicolaas Van Halmale het deel ten noorden (neerhoeve). Van nu af moet daarom de geschiedenis van de twee delen afzonderlijk behandeld worden. Laten we beginnen met het eigenlijke hof van plaisantie, Ter Borcht - Zuid of Ter Borcht 1.
119 120 121
122 123 124 125 126 127 128 129 130
SR 708 f/23-24. SR 708 f/24-25v/. RE 291 f/83v/ (13.3.1670). Ze wil interest van een rente op Ter Borcht betalen aan haar zoon Jan, waartegen Paulus Robijns zich gerechtelijk verzet tot hij daarover gehoord is of het verbod is opgeheven. RE 192 f/117v/-123. RE 524, 21.4.1674. RE 565 f/253, rechtszitting van 29.10.1675; f/258 zitting van 26.11.1675 etc. RE 477, 5.11.1680. RE 567 f/126v/-127, rechtszitting 27.2.1680. RE 571 f/11v/. RE 477, 5.11.1680. Voor 250 gulden en enkele verdieren wordt het gepacht door Jan Pauwels Robijns. RE 567 f/206v/, 5.2.1681. RE 535.
2. Deel 2: Ter Borcht 1 in 17de en 18e eeuw 2.1. De Zeventiende Eeuw Na de evictie van Robijns kwam Ter Borcht 1 in het bezit van niemand minder dan Theodoor Andreas Van Kessel, die in 1688 burgemeester van Antwerpen was.131 Hij was eerst gehuwd met Anna Catharina Redicqueer, die hem vier kinderen schonk: Andreas Melchior, Joannes Paulus, Isabella Catharina en Maria Cornelia. Als weduwnaar huwde hij later met Margareta Muijtinckx. Na de dood van Theodoor betaalde Margareta op 28 maart 1696 aan de kinderen wat hen toekwam uit het sterfhuis van hun moeder (460 gulden) en van hun vader (2805 gulden 12 st.) volgens de staat van sterfhuis van 27 februari 1696. Bovendien betaalde ze hen 1733 gulden 6,5 st. die ze, volgens een transactie van 28 augustus 1694 voor de schepenen van Antwerpen, beloofd had te betalen als compensatie voor haar juwelen en dergelijke.132 De onroerende goederen (Ter Borcht 1) gingen voor de helft naar Margareta en voor de helft naar de 4 kinderen, d.w.z. ieder een achtste. Op 6.4.1696 maakt Margareta Muijtinckx in haar huis het Stoeltien in de Lange Gasthuisstraat haar testament op, dat interessant genoeg is om hier als “sfeerbeeld” samen te vatten.133 1. Margareta wil begraven worden in de kerk van St.-Joris in het graf van haar eerste echtgenoot, wijlen Cornelis Galle, en met het ceremonieel dat bij haar staat past. 2. Voor haar zielelafenis moeten 400 requiemmissen gelezen worden à 8 st. per mis. 3. Aan de aalmoezeniers van de stad Antwerpen vermaakt ze 100 gulden voor de schamele huijsarmen, op voorwaarde dat vier priesters haar begrafenis zullen accompagneren. 4. Voor de uitvaart van de wethouders der stad op de dag van haar begrafenis schenkt ze 25 pond Vlaams, op voorwaarde dat de grote klokken geluid worden (mits hebbend het groot geluij). 5. Aan Nicolaas Muijtinckx, haar broer en schepen van Antwerpen, schenkt ze 200 pond Vlaams voor de vele diensten en vriendschap haar betoond in het helpen bij het sterfhuis van haar vader en bij andere gelegenheden. 6. Aan Maria Isabella, haar zuster en echtgenote van secretaris Stobbarts, schenkt ze haar zilveren lampetkan en schotel en haar groot zilveren wijwatervat met de platte zilveren kandelaren 7. Aan Jan Peeter Muijtinckx, haar broer, vermaakt ze haar zilveren servies en een zilveren wijwatervat waarop de doop van St.-Jan staat afgebeeld. Bovendien krijgt hij alle hemden, coudeen, slaapmutsen, 6 paar van de beste lakens, 12 van de beste fluwijnen en 24 van de beste zakdoeken. 8. Haar broer Engelbert ontvangt 2 zilveren kandelaars, die gekomen zijn van matante Anna Borrekens en haar zilveren wijnpot. 9. Haar broer Franciscus, die in Wenen verblijft, ontvangt 400 gulden, waarin begrepen de gift aan zijn zoon, haar petekind. 10. Aan haar zuster Anna Maria, weduwe van Dr. Verlinden, schenkt ze al haar kleren, lijnen ende wullen, haar lijnwaad en 300 gulden voor het maken van rouwkleren voor haarzelf en haar kinderen. Anna krijgt bovendien alle provisie van eet- en drinkwaren, alle hout, turf en 131
132 133
Antwerpen had sinds 1409 twee burgemeesters die jaarlijks gekozen werden, een binnenburgemeester (verkozen binnen het schepencollege) en een buitenburgemeester (verkozen buiten het college, uit de poorters). PRIMS F., Geschiedenis van Antwerpen, deel VI, pp.17-19. Akte van 28.3.1696 van not. Phil. M. Francot, SA, Not. 1599 f/16r/v/, 23. Voor not. Phil. M. Francot, SA, Not.1599 f/18-21v/.
kolen in de kelder, alle koren op de zolders of bij de bakker en kwijtschelding van haar schulden. 11. De kinderen van Anna ontvangen 8000 gulden, die moeten belegd worden en waarvan de moeder levenslang de inkomsten zal hebben. 12. Aan de oudste zoon van haar broer Nicolaas vermaakt ze haar zilveren gedreven kandelaars met snutter. 13. Aan de zoon van haar broer Engelbert schenkt ze de hoge zilveren kandelaars met snutter. 14. Anna Isabella Verlinden, dochter van haar zuster, ontvangt 12 van de beste zilveren lepels, 12 fourquetten, haar grote zilveren poederdoos met quispel en borstel, 2 flesjes op haar tafel, een schribbaentje en haar zilveren kom met deksel. 15. Alle overige zilverwerk, juwelen en meubelen zullen onder de erfgenamen verdeeld worden. 16. Haar huis genaamd het Stoeltien in de Lange Gasthuisstraat en de twee huisjes erachter gelegen int oudt haentien zullen niet mogen verkocht worden gedurende 20 jaar na haar dood en zullen gemeenschappelijk bezit blijven van de erfgenamen. 17. Anneke de naaister krijgt 26 gulden, Judith 13 gulden, Ignatie den aff settere 39 gulden, Maeijke de bakkersvrouw 39 gulden, Sara de Backer 52 gulden, Adriaan Adriaenssens de drukker of zijn kinderen 108 gulden. 18. Onder de vrienden zal men uitreiken 300 loijkens, waarvoor aan ieder arm mens zal gegeven worden een roggebrood van 4 st. en een tarwebrood van 2 st. 19. Aan Maria Catharina Matthijssens, haar petekind, vermaakt ze 108 gulden. 20. Elk jaar en eeuwigdurend zullen in de kerk van het gasthuis 80 requiemmissen opgedragen worden, de helft als zielelafenis van Cornelis Galle, haar eerste man, en de helft voor haarzelf en haar vrienden die sulcx het meeste van noode mochten hebben. Ter betaling van die missen, waslicht, wierook en ornamenten, schenkt ze een rente van 50 gulden per jaar erfelijk die ze heft ten laste van de Staten van Brabant. De overste van het gasthuis zal die rente eeuwigdurend mogen ontvangen. 21. De meiden en knechten die bij haar zullen wonen bij haar overlijden zullen rouwkleren krijgen. 22. Alle overige goederen van gelijk welke aard worden gelijkelijk overgedragen op haar broers en zusters of hun wettige kinderen. 23. Als executeur kiest ze Nicolaas, haar broer. Na de dood van Margareta kwam ingevolge dit testament de helft van Ter Borcht 1 met annexe gronden op 12 februari 1697 gemeenschappelijk in handen van de erfgenamen Muijtinckx. De andere helft was op 26 januari 1697 in handen gekomen van Andreas Melchior Van Kessel, dan schepen te Antwerpen, wanneer zijn broer en zusters hun 1/8 aan hem verkochten.134 Twee jaar later, op 9 mei 1699, droegen de erfgenamen Muijtinckx hun helft eveneens over aan Andreas Van Kessel, licentiaat in de rechten, op dat ogenblik oud-schepen van Antwerpen en gehuwd met Maria Anna Vanden Berghe.135 Meer dan een eeuw lang zou Ter Borcht 1 in handen blijven van de familie Van Kessel.
134
135
SR 976 f/169-170v/. Joannes Paulus, Maria Cornelia en Isabella Catharina (x Cornelis Franc. Bosschaert, advocaat voor de Raad van Brabant). SR 984 f/154-156. Het gaat om Nicolaes Muijtinckx, oud-schepen van Antwerpen, mede in naam van zijn broer Francisco Muijtinckx, juwelier van Zijne Keizerlijke Majesteit te Wenen (procuratie 1.5.1697) en van zijn zuster Maria Isabella, echtgenote van Jan Franc. Stobbaerts, licentiaat in de rechten en secretaris van de stad Lier (procuratie 30.9.1697, schepenen Lier), hun broers Jan Peeter en Engelbert en hun zuster Anna Maria, wed. Joh.Fra. Verlinden, dr. in de medicijnen.
(Aflevering 5)
2.2. De Achttiende Eeuw 2.2.1. Een grachtdispuut In 1735 geraakte Andreas Van Kessel, eigenaar van Ter Borcht 1 en op dat ogenblik raadpensionaris en eerste secretaris van de stad Antwerpen, verwikkeld in een grachtdispuut met de toenmalige eigenaar van Ter Borcht 2, H. Scheppers.136 Van oudsher had Ter Borcht 1 voor zijn hofgrachten water betrokken vanuit een aftakking van de Fortuinbeek, waarbij het water langs een buis onder de Donksesteenweg naar de grachten van het opperhof liep. Nu had Scheppers echter de toevoerbeek afgedamd en zijn hofgrachten verdiept, zodat alle water naar zijn vijver en grachten liep en Van Kessel geen water meer kreeg in zijn hofgrachten. Van Kessel maakte zijn beklag bij de overheid en op 17 augustus 1735 kwamen Cornelis Meeus en Geeraert Feijens, schepenen van Ekeren, samen met Jos. Basseliers, gezworen klerk op de secretarie, de toestand inspecteren. Uit hun verslag bleek dat Van Kessel de toestand juist beschreven had: het waterpeil in de hofgrachten van Van Kessel is ongeveer 2 voet lager en de buis waarlangs het water naar die grachten dient aangevoerd, ligt helemaal boven water; bovendien staat de gracht van waaruit het water naar de buis moet stromen meestal droog; Scheppers heeft een kleine dam in de toevoerbeek opgeworpen, zodat al het water loopt naar zijn vijver en grachten, die hij bovendien merkelijk verdiept heeft om het water des te meer naar daar te laten afvloeien etc. Na het inspectieverslag van de schepenen volgt nog een getuigenverklaring van Guilliam de Bruijn, 65 jaar en wagenmaker, Jac. Van Aken, 48 jaar en smid en Geertruijt Rijven, de 70-jarige weduwe van Martinus Bresseleers. Zij verklaren dat Van Kessel en zijn vader altijd de grachten van Ter Borcht hebben opgevuld met het verse water komend uit de beek langs de buis die nu dwars onder de straat ligt, en dat die buis daar gelegen heeft zolang zij zich herinneren. Wanneer de buis gelegd werd, weten ze niet, maar het water heeft er altijd doorgelopen, al ten tijde van wijlen burgemeester Van Halmale, en bij hun weten heeft dat nooit iemand gestoord. Hoe de zaak verder verliep, is niet bekend, maar we twijfelen er niet aan dat Van Kessel genoegdoening zal gekregen hebben ... 2.2.2. De erfgenamen van Andreas Van Kessel Andreas Melchior en zijn vrouw Maria Anna Van den Berghe hadden vier zonen en drie dochters. Van de drie bejaerde dochters137, de jonkvrouwen Maria Catharina Theresia, Adriana Maria Françoise en Anna Maria Josepha Van Kessel is weinig geweten, maar de vier zonen zouden het allemaal “ver brengen” in het leven. Jacobus Andreas Josephus werd hoofddrossaard van het hertogdom Hoogstraten, Ekeren en dependentiën; Franciscus Paulus, baron Van Kessel, werd tresorier generaal, schepen en eerste raadpensionaris van Antwerpen; Anthonius Josephus Ludovicus werd luitenant-kolonel in het regiment van de prins van Salm, hertog van Hoogstraten, ten dienste van de koning van Hongarije, Bohemen etc., en E.H. Theodorus Cornelius Josephus kanunnik van de collegiale kerk St.-Gummarus te Lier.138 Hun moeder, Maria Anna Van den Berghe, overleed al op 20 juli 1726; hun vader, Andreas Melchior, stierf op Ter Borcht op 2 maart 1743 als raadpensionaris en eerste secretaris van Antwerpen en werd met veel praal begraven, zoals blijkt uit de rekening van het sterfhuis 136 137 138
RE 206 f/54v/ vlg. Voor Scheppers, zie deel 3. Not. P. Gerardi, SA, Not.1745, nr.178 dd. 22.11.1743. Not. P. Gerardi, SA, Not.1746, nr.61 dd. 2.5.1744.
(cfr.infra). Na de dood van hun vader besloten de 7 erfgenamen uit onverdeeldheid te treden en Ter Borcht 1 publiek te doen verkopen. 2.2.3. Een openbare verkoop Op 24 september 1743 verschijnt in de Gazette van Antwerpen de aankondiging dat notaris P. Gerardi het hof op de vrijdagmarkt zal verkopen en op 18 oktober de finale palmslag zal geven voor de verkoop van dit schoon en Heerlyck Goedt, met een Manschapvan Meyer ende Laeten daer aen annex, ghenaemt het Hoff ter Borght, met Hoff-grachten, Bruggen, Huysingen, Schuere, Stallingen ...139 Later volgen nieuwe aankondigingen en wordt de palmslag verschoven naar 6 december.140 Er moet echter iets misgelopen zijn, want op 22 oktober 1743 besluiten de zeven erfgenamen opnieuw om het goed publiek te verkopen op de vrijdagmarkt141, terwijl in januari 1744 door notaris Gerardi in de Gazette van Antwerpen aangekondigd wordt dat het hof uit de hand te koop is.142 Uiteindelijk besluiten de erfgenamen op 10 februari 1744 om Ter Borcht, samen met een hoeve in het Voshol, te verkopen aan hun broer, Franciscus Paulus, baron Van Kessel, die eigenaar wordt voor 7000 gulden.143 Op 2 mei 1744 gaan de zeven erfgenamen dan over tot de definitieve afrekening van het sterfhuis van wijlen hun vader.144 2.2.4. Een "sjieke" begrafenis Het lijkt interessant om deze “rekening van sterfhuis” beknopt samen te vatten, niet alleen om te illustreren hoe vermogend Andreas Van Kessel was, maar vooral omdat de afrekening licht werpt op diverse aspecten van de begrafenis van Andreas. Onder het hoofdstuk “Baten” worden 112 posten opgesomd, waaronder: 1. contant geld in het sterfhuis: 12.878 gulden 7,5 st. 2. verkoop van zilverwerk en meubelen op het sterfhuis (9.8.1743) na aftrek van administratiekosten: 7.786 gulden 11 en 3/4 st. 3. verkoop van juwelen (9.8.1743); de opbrengst (1.828 gulden 2,5 st.) gaat naar de juffrouwen Van Kessel en wordt niet ingebracht 4. het Portrait van wijlen sijne keijserlijcke Majesteijt met Diamanten omset, dat Andreas in Wenen geschonken werd, gaat naar baron Van Kessel 5. t/m 20. diverse partijen meubelen etc., waarvan sommige erfgenamen bepaalde stukken voor zich houden 21. hoeve in Wommelgem, ingekocht voor 3.901 gulden door juffr. Van Kessel 22. en 23. inkomsten van verlopen pacht 24. Hof ter Borcht etc., door baron Van Kessel voor 7.000 gulden ingekocht 26. inkomsten van verpachte gronden 29. een hoeve (2 bunder 375 roeden) in Voshol 30. t/m 38. inkomsten van pacht, percelen grond 39. de helft van een hoeve in Oostmalle 46. een hoeve in Kapellen
139
GA 1743, nr.77.
140
GA 1743, nr.78 en vlg. Not. P. Gerardi, SA, Not.1745, nr.178. GA 1744, nr.1. RE 212 f°161 vlg., akte van not. Joannes Bapt. Gerardi. De hoeve in Voshol (2 bunder 375 roeden) verkoopt Van Kessel op 15.2.1745 aan Jac. Mertens x Anna Ockers (RE 213 f°161 vlg.). Not. P. Gerardi, SA, Not. 1746,61 Staat van nagelaten goederen van Andreas Melchior Van Kessel.
141 142 143
144
47. een bos in Vlimmeren 48. een bos in Brecht 49. t/m 79 diverse renten en obligaties 80. twee huizen in de Meijerstraat te Antwerpen 81. t/m 112 inkomsten van huishuur, renten etc. Het totaal van de baten bedraagt 74.067 gulden 3 en 1/4 st. Onder het hoofdstuk “Last en Uitgeef” treft vooral wat Anna Maria Josepha uitgegeven heeft aan rekeningen voor het sterfhuis. * aan de verteiringen van de bidders des noenens 2 gld 2 st * aan de aalmoezeniers voor offerpenningen in de rouwmis 5 dukaten, d.i. 29 gld 15 st * aen den gevangen man 2 gld 1 1/4 st * aende arme menschen ten tijde van d'eerste missen 9 gld 16 st * voor de uitvaart op het stadhuis 280 gld * voor 700 missen à 8 st : 280 gld * voor de recreatie der paters minderbroeders 40 gld * voor aalmoezen 200 gld * voor het dragen van de briefjes op de predikstoelen 1 gld 8 st * aan de chirurgijn voor 2 bloedlatingen 1 gld 15 st * voor 2 dagen brieven schrijven 6 gld 10 1/2 st * aan de aalmoezeniers voor offerpenningen in de laatste mis 16 gld 6 1/4 st * terzelfdertijd aan de “gevangen man” 1 gld 1 1/2 st * terzelfdertijd aan de arme mensen 4 gld 18 st * aan de twee grouwnonnen 10 gld 10 st * drinkgeld aan de ene 10 gld 10 st * aan het klooster voor het lijken 2 gld 16 st * drinkgeld aan de andere 1 gld 8 st * aan de bode van dr. Quellenborgh voor levering 2 gld 2 1/2 st * voor het zetten van stoeltjes tijdens de baarmis 6 gld * aan koetsverhuurder Boeijkens voor de begrafeniskoets 1 gld 8 st * aan juffr. Van Lamoen volgens haar rekening 57 gld 1 st * aan J. Jamaz volgens haar rekening 7 gld 7 st * aan Joannes Nagels voor livreilissen 17 gld 1 st * aan Fr. Coppens voor papier 18 gld 1/2 st * aan Adriaan Laenen boekbinder 9 gld * aan Van der Hert voor pennen 2 gld 2 st * aan de wasmaker Van Severdonck voor flambouwen ten tijde van de berechting 1gld 4 st * aan smid Alewijns 1 gld 14 st * aan de kleermaker 47 gld 19 st * aan banketbakker Smits voor geleverde marmelade 5 gld 17 st * aan Daniël Van Diest voor livreilaken 63 gld * aan pruikmaker (Perucquier) Lambert 44 gld 16 st * aan M. Begin, banketbakker 19 gld 17 1/4 st * aan de horlogemaker 4 gld 18 st * aan juffr. Van Halen voor de 14-daagse baarmissen gecelebreerd door de E.P. minderbroeders 19 gld 12 st * aan dezelfde voor E.P. Janssens, gewezen biechtvader van de overledene 17 gld 10 st * aan Aert Aerts en Cornelis Wouters, werklui in de Donk 4 gld 4 st * aan Cornelis Vander Jeught, lijkbidder, en zijn gezellen 13 gld 13 st * aan Maria de la Magie 2 gld 16 st
* aan smid Biddelo 4 gld * aan koperslager d'Artevelle 18 gld 18 st * aan Theodoor de Longin, chirurgijn, voor scheerloon 17 gld 10 st * aan Fr. Geeraerts voor geleverde schoenen 2 gld 9 st * aan de vrouw van Nicolaas Somers voor glazen 2 gld 15 1/2 st * aan de vrouw van Phil. Hebrant voor livrei en broeken 12 gld 12 st * aan Peter De Vos, kleermaker 1 gld * aan de wed. van glazenmaker Joris 8 gld 12 1/2 st * aan de vrouw van zilversmid Bouwens 1 gld 6 st * aan Cornelis Hendrickx, timmerman te Brasschaat 22 gld 12 st * aan Jan Van Beckfort, onderkoster van de minderbroeders, voor drinkgeld 1 gld 8 st * aan Jan Van Huckelroij 13 st * aan juffr. Claessens, allemodewinckel, voor rekening van de rouw 125 gld 2 3/4 st * aan dezelfde voor geleverde medicamenten 137 gld 19 staan juffr. Van Hal voor geleverde stoffen voor de rouw 228 gld 4 st * aan wed. Gijsels voor geleverde wijn 151 gld 4 st * aan schoenmaker Geeraerts voor geleverde schoenen voor de rouw 5 gld 5 st * aan kleermaker Joannes Van Loock voor maken van rouwkledij van de heer Kanunnik 9 gld 7 st * aan kleermaker Verbeeck voor maken van rouwkledij van de drossaard + een vorige rekening 22 gld 15 st * aan N. de Volder voor geleverde kaarsen 26 gld 12 st * aan pruikmaker Lambert voor een zwarte pruik voor de drossaard, dienend voor de rouw 22 gld 8 st * aan chirurgijn Dolislager 25 gld 11 st * aan winkeldochter van de Wolff voor geleverde lakens voor de rouw 166 gld 5 st * aan J. Craen voor geleverde gespen voor de rouw 2 gld 8 1/2 st * aan de vrouw van De Winter, brouwersvrouw in de borght voor geleverd bier 295 gld 1 st * aan wasmaker Hoebancx voor kaarsen ten tijde van de baarmissen 31 gld 10 st * aan verteer van de bidders ten tijde van de laatste baarmissen 2 gld 5 1/2 st * aan Van der Zanden voor geleverde kousen voor de rouw 15 gld 4 st * aan kleermaker Sicot voor maken van rouwkledij 14 gld 3 st * aan ieder van de vier knechten van de overledene en aan de meid van kanunnik Van Kessel ieder 42 gld voor rouwkledij: 210 gld * aan Cornelis Van Hoeck voor 2 hoeden voor de rouw 14 gld 7 st * aan procureur Casteurs salaris 13 gld 13 st * aan dokter Wipperman 5 gld 12 st * aan wed. Willems voor een koets (post cheese) voor afhalen van de kanunnik 3 gld 17 st * stadsrecht voor twee paarden 3 gld * koetsverhuurder Boeijkens 72 gld 16 st * aan baron Van Kessel voor zijn rouw en die van zijn gezellin 450 gld * aan dokter Van den Berghe 55 gld * aan Stevens voor kaarsen voor begrafenis en uitvaart 116 gld 1 st * aan Horsinger, almodewinckel 1 gld 15 st * aan de vrouw van de apotheker voor geleverde medicamenten 3 gld * schrijfloon van sterfhuis 21 gld * aan not. Gerardi voor het opmaken van de “Staat van sterfhuis” 486 gld 7 1/2 st
Er volgen dan nog diverse posten die niets met de begrafenis te maken hebben (bijv. strodekker, cijns, slotenmaker). Het totaal van de boni (74.067 gld 3 1/4 st) verminderd met de mali (9.013 gld 10 1/4) levert een saldo van 65.053 gld 13 st, zodat iedere erfgenaam 9.293 gld 7 1/2 st (d.i. een zevende) ontvangt. Uiteraard dient daarvan afgetrokken wat men heeft ingekocht, met name voor Franciscus Paulus 7.000 gulden, de koopsom van Ter Borcht. 2.2.5. De laatste Van Kessels Hoewel, eigenaardig genoeg, Ter Borcht opnieuw te koop gesteld wordt145, met palmslag op 26 april 1754, blijft het in handen van baron Van Kessel en gaat het later (ca.1770)146 over op zijn zoon Andreas Franc. Jos., baron van Kessel, gehuwd met Maria Cornelia Jacoba Josepha Van Heurck en tevens enige erfgenaam van zijn ooms en tantes.147 Deze Andreas had slechts een zoon, Petrus Andreas baron Van Kessel, die Ter Borcht ca. 1800 verwierf en in 1818 zou verkopen aan de Baillet. Vooraleer het zover was, had F.P. Van Kessel echter al andere eigendommen in de Donk verworven, waarvan sommige percelen bij het oorspronkelijke leenhof Ter Borcht behoorden.148 Ook Andreas F.J. kocht diverse percelen in de Donk.149 Voor het overige ging op Ter Borcht het leven zijn gewone gang.150 Het overleefde de Franse Revolutie151 en ging als eigendom Van Kessel de 19de eeuw in. 2.3. Ter Borcht 1 in de 19de en 20ste eeuw In 1818 komt er een einde aan de Van Kessel dynastie op Ter Borcht. In de Antwerpsche Gazette verschijnt een aankondiging dat notaris De Haen o.a. het hof van baron P.A. Van Kessel op 3 juli 1818 publiek zal verkopen.152 Veertien kopen, waaronder als koop 1 het eigenlijke Ter Borcht, worden aangeboden. Daarvan worden vier kopen land op Voshol ingehouden, terwijl drie kopen bos in de Kaart worden gekocht door Paul Fr.J. Moretus. Al het overige, inclusief Ter Borcht, wordt aangekocht door Franciscus Corn. Leysen153, gehuwd met Antonia Oomen.154 Na de dood van het echtpaar (Antonia 26.3.1830, Franciscus 12.11.1835) besluiten hun erfgenamen, die alle te Antwerpen wonen, uit onverdeeldheid te treden: Levina Antonia, rentenierster, Cornelius Franciscus, bankier, Maria Josepha Verbuecken, wed. van wijlen Joannes Fr. Leysen, rentenierster, en haar drie kinderen, Florentinus, Justina en Eugenius.
145 146
147 148
149
150
151
152 153 154
GA 1754, nr.27. Een vergissing? In 1776 volgens BRESSELEERS p. 60 en BELLENS p.199, in navolging van MORETUS p.239, die evenwel alleen stelt dat hij in 1776 als heer van Ter Borcht vermeld wordt. Not. F.J. De Haen, RA, Not. 399, nr.177. Een hoeve etc. van Anna Maria Van Hove (RE 233, 21.6.1766), die ze zelf had van haar ouders, Digna Van Hove etc. (RE 229, 1.3.1760). Op 9.8.1765 een stede in de Donk van Jac. Cornelissen (RE 233). Op17.7.1768 twee percelen in Donk en Voshol van Van Eyck (RE 235). RE 239, 20.3.1772 van diverse Feijen; RE 241, 10.2.1773 van Peter Smits x Anna Cath. Dircx; 23.2.1774 van Coloma. Zo zien we bijv. geregeld partijen hout verkopen op, en gehakt in de bossen van, Ter Borcht: GA 1776,86; GA 1777,3; GA 1778,3; GA 1780,2-5-6; GA 1785,104; GA 1791,4; GA 1793,6-7-8; AG 1804,6; AG 1810,4. Wel werd een hoeve van Van Kessel in 1795 op last van de Fransen publiek verkocht omdat de afwezige (gevluchte?) Van Kessel zijn aandeel niet betaald had in de schatting van 10 miljoen pond door deFransen geëist (GA 1795,5-6). AG 1818, nr. 63-70. Not. F.J. De Haen, RA, Not.399, nr.177; ook Hyp. 116,9. Not. X.A. Gheysens, RA, Not.7458, 1321-1327; ook Hyp. 359,35.
Op last van deze erfgenamen worden de erfgoederen verkocht door notaris Gheysens in de roepzaal van de notarissen te Antwerpen op 17 oktober 1836, met definitieve toewijzing op 30 oktober. Ter Borcht, met nog een pachthoeve, wordt daarbij voor 106.000 frank en 3.885 verdieren gekocht door Ferdinandus Franciscus Xaverius graaf de Baillet (1789-1842), grondeigenaar, wonend te Vilvoorde en gehuwd met Catharina Moretus (1800-1830). Ter Borcht wordt in de akte beschreven als: Het hof ter Borcht, hebbende eene meesterswooning, met loode gooten, rondsom in zyne waters, zamengesteld uyt eenen schoonen Vestibuel, eetkamer, kabinet, Zalm, Kappel met altaer, gemakkelyken trap, verscheyde bovenKamers, Zoldering, keuken en keldering, ruyme hoveniers en Pachters Wooning, Koetshuys, stalling, schuer, kar & Wagenhuys en verdere gebouwen, rots, lust en Potagie hof zegge hovingen, espaliers en alle andere fruytboomen dubbelen enclos met schoone talryke opgaende eyken, bueke en andere boomen van allen ouderdom met schoone dreven doorkruyst, steene gloriet op een gebergte, uytzigt op den Steenweg gevende, veel kapbaer schaerhout, mede uyt eene uyt de massa schietende erve, alwaer de voornaemste dreef in 't zigt van het hof verhoogt is; Eene schoone hoeve met landen en Weyden ... De totale oppervlakte van de 4 kopen besloeg 32ha 48a 35ca.155 Na de dood van Ferdinand de Baillet, staatsraad en goeverneur van O-Vlaanderen, gaan de goederen in 1851 over op zijn dochter Pauline M.C. de Baillet (/1826), na scheiding en deling met haar broers, Alfred Fred. Ferd. en Anatole Ferd. Ernest de Baillet.156 Op 18 maart 1868 draagt Pauline, echtgenote van Ferd. H. Hanoteau, Ter Borcht over aan Emile F.Ch.J.Ant. baron Du Bois de Nevele (1820-1877), wonend te Brasschaat en in 1843 gehuwd met Antonine Josepha A. de Pret de Calesbergh157 (1821-1890), een nicht van Pauline.158 De rest van de geschiedenis is bekend en kan hier kort samengevat worden.159 In 1869 bouwde baron Emile Du Bois op zijn domein een tweede kasteel (Ter Borcht 1b), ten zuiden van het oude (Ter Borcht 1a) en met hoofdingang langs de Kapelsesteenweg.160 Emile Du Bois ging er wonen, terwijl op het oude Ter Borcht (1a) zijn dochter Marie DuBois (^1925) zich vestigde, die pas gehuwd was met Adalbert Van Praet (^1908).161 Na een nieuwe boedelscheiding kwamen zowel Ter Borcht 1a als 1b op 11 augustus 1891 in handen van Emiels zoon, Fernand Charles Du Bois de Nevele de t'Serclaes162, gehuwd met barones Hildegardis de t'Serclaes, en burgemeester van Brasschaat van 1908 tot 1924.
155
156
157
158
159 160 161
162
Koop 1, het hof etc. = Kad. E 309 t/m 325, 361a, 362c, 363, 388 t/m 390, met woning E 317. Koop 2, hoeve etc., Kad. E 326 t/m 330 (328 = hoevegebouw), 360, 361b, 362d, 364, 365. Koop 3, land onder Brasschaat, Kad. E 386, 385e. Koop 4, land in Kaart, Kad. F 385. Not. Jos. Eg. Van Berckelaer, 13.6.1851; Hyp. 846,19; Kad. Mut. 1868, nr.12. Voor gegevens over de familie Baillet, zie BRESSELEERS, o.c., pp.72-74. Hyp. 846,19, kopie not. P.F.E. Mertens, Stabroek. In ruil voor andere goederen mits extra betaling van 89.000 frank door de baron. MORETUS, o.c., p.249; BRESSELEERS, o.c., p. 60; BELLENS, o.c., p. 199. Voor meer gegevens over de familie Du Bois, zie BRESSELEERS, o.c., pp. 67-68. Zie MORETUS, o.c., pp.249-250; BRESSELEERS, o.c., p. 60, 66-70; BELLENS, o.c., p. 199-200. Ter Borcht 1b werd door MORETUS, o.c., en later door BRESSELEERS “Nieuw Ter Borcht” genoemd. Volgens BRESSELEERS (p.59) werd het in de 20ste eeuw in de volksmond “Hof van Praet” genoemd naar de bewoners. Adalbert werd geboren in Antwerpen op 20.3.1844 en stierf te Brasschaat op 13.8.1908 (BRESSELEERS p.62). Voor gegevens over de familie Van Praet, zie BRESSELEERS, o.c., pp.69-70. Verdeling van de goederen van Antonine de Pret. Kad. Mut. 1892, nr.5, akte not. Van der Schoot.
Hij stierf op 23 februari 1924 op Ter Borcht 1b, dat overging op zijn enige dochter Marie Du Bois, die in 1901 gehuwd was met graaf Hervey de Goussencourt. De nieuwe eigenaars bewoonden Ter Borcht 1b, terwijl Ter Borcht 1a verhuurd werd.163 In 1937 verkochten ze 7 ha van hun domein aan het Sint-Michielscollege.164 In 1940 stierf de graaf, op de vlucht in Frankrijk. Tijdens de oorlog werden zowel Ter Borcht 1a als 1b zwaar beschadigd. De Duitsers richtten vernielingen aan in kasteel en park, oude eiken sneuvelden voor de bouw van grote baraquements, en de plaatselijke bevolking deed ook haar deel: vooral in de strenge winter van 1941-42 zaagden ze talloze bomen systematisch af op een meter boven de grond; bovendien werd Ter Borcht 1a in 1944 geraakt door een vliegende bom.165 Na de oorlog werd in 1946 de maatschappij Ter Borcht opgericht, waaraan de familie De Goussecourt - Du Bois verkocht wat er nog van het domein TerBorcht 1b restte, waarna het verkaveld werd en het kasteel (1949) gesloopt.166 Ter Borcht 1a ging dezelfde weg op.167 In het verkavelde gebied herinnert alleen nog de Van Kessellei aan een episode uit de geschiedenis van het opperhof van de aloude borch ...
(Aflevering 6)
3. Deel 3: Ter Borcht 2 (de oude neerhoeve) Familie VAN HALMALE De lezer zal zich herinneren dat het oude Ter Borcht in 1682 opgesplitst geraakte door “evictie” van de ergenamen van Jan Robijns, waarbij het opperhof (Ter Borcht 1) in handen kwam van Theodoor Van Kessel, burgemeester van Antwerpen. De oude “nederhoeve” (Ter Borcht 2) werd verworven door Nicolaas Van Halmale, de andere burgemeester van Antwerpen.168 Het ging daarbij echter om de “vroegere” nederhoeve, want de hoeve zelf was verdwenen. Van Halmale kocht op 1 april 1682 dus in feite twee grote blokken: een perceel van 7,5 gemeten akkerland en weide waarop vroeger de nederhoeve stond, tegenover Ter Borcht 1, en een aanpalend blok van 12,5 gemeten bestaande uit 3 percelen land, weide en akkerweg.169 Hij bezat op dat ogenblik al diverse andere eigendommen in de Donk en samen met de goederen die hij later nog zou verwerven, bracht hij uiteindelijk een groot domein tot stand, waarop hij een hof van plaisantie deed bouwen.170
163 164 165 166 167 168
169 170
MORETUS, o.c., p.251. Het echtpaar De Praet - Du Bois was eerder overleden (cfr.supra). BELLENS, o.c., p.200. MORETUS, o.c., p.252. MORETUS, o.c., p. 252, BELLENS, o.c., p. 200. BRESSELEERS, o.c., p. 60; BELLENS, o.c., p. 200. Antwerpen had een binnen- en een buitenburgemeester, die jaarlijks verkozen werden, cfr.supra. Nicolaas Van Halmale was burgemeester in 1683, 1685, 1688, 1692, 1693, 1696 (PRIMS F., Geschiedenis van Antwerpen, VIII, p.296). RE 535, akte van 8.6.1682. Het zou te ver leiden om de geleidelijke groei van het domein gedetailleerd te beschrijven. Voor een overzicht van diverse aankopen tussen 1679 en 1700, met oppervlakte en vorige eigenaars, zie RE 276, Antwerpse schepenakte van 13.9.1709. Van Halmale bezat bovendien een hoeve van 26 bunder in Oelegem (op 4.6.1674 gekocht van Willem Dimmers, raadsheer van prins Frederik van Nassau) en een van 25 bunder, eveneens te Oelegem (op 9.1.1671 gekocht van Odilia Van der Rijt, wed. van Louis de Ram, heer van Dassenbroek, drossaard en dijkgraaf van stad en land van Steenbergen).
Al vóór 1684 was het hof van plaisantie voltooid, want in dat jaar deed Van Halmale een kaart tekenen van zijn Donkse goederen waarop het hof is gesitueerd en waaruit blijkt dat hij door diverse aankopen al een zeer groot aaneengesloten domein had tot stand gebracht.171 Het eigenlijke omwalde hof lag tegen de hoek van de huidige Donksesteenweg en de Kapelsesteenweg, maar de bijbehorende gronden strekten zich vele honderden meters langs de Donksesteenweg uit. Nicolaas Van Halmale, burgemeester en schepen van Antwerpen, was getrouwd metClara Joanna Roelants. Na de dood van het echtpaar gaan al hun eigendommen in gemeenschap over op hun kinderen. Op 13 september nemen die erfgenamen een hypotheek op hun Ekerse goederen, met hun hoeven in Oelegem als onderpand.172 Het gaat om E.H. Paulus Van Halmale, Canoninck graduael archidiacken ende vicariusgenerael van het vacerende bisdom der stadt Antwerpen, Andreas Xaverius, Alexander Joseph, oud-burgemeester en dienende schepen van Antwerpen, Paschasius Michael en Maria Paulina, ongehuwde meerderjarige dochter. De akte geeft een gedetailleerde opsomming van de diverse percelen, die in het totaal 67 bunder 316 1/2 roeden besloegen. Het eigenlijke hof van plaisantie stond op een perceel van 1386 roeden dat voor het grootste deel met bomen beplant was. Het geheel wordt beschreven als een huyse van plaisantie met optreckende brugge rontsomme in syn waeter ende hoffgrachten metten hove met allnoch vijff hoeven daer aen gelegen metten landen bosschen weijden ende heijden ... Zoals boven al gezegd, was Nicolaas Van Halmale de oprichter van de gebouwen: dat hij het voorseide hoff van plaisantie ende Edificien daer op staende heeft gebouwt ende getimmert. Op 31 maart 1714 verkopen de erfgenamen uit dit geheel het gedeelte ten zuiden van de Donksesteenweg, met name de verbrande hoeve, aan Jan Feijens en zijn vrouw Maria Vande Wiel, zodat van hun Donkse eigendom nog 56 bunder 192 3/4 roeden overblijft.173 Op 20 oktober 1718 treden de resterende erfgenamen uit onverdeeldheid.174 Alexander Joseph, buitenburgemeester van Antwerpen, verwerft een hoeve in Schilde, terwijl Paschasius Michael, schepen van Antwerpen, en Maria Paulina, jongbejaerde dochter, ieder de helft van Ter Borcht krijgen. Het eerste perceel van het hof van plaisantie wordt nu beschreven als het stuck daer de huijsinge van plaisantie op is staende met hoff ende ten deelen boomgaert plantagie ende beijde te samen groot 1380 roeden mitsgaders acht rijenboomen voor het hoff van plaisantie staende tot voor den Drinck. Met deze “drinck” wordt de drenkpoel bedoeld, die destijds “guil” genoemd werd en die zijn naam gaf aan de plaatselijke brouwerij (later Borcht genoemd en nog later St.-Huibrecht). Al kort na de overeenkomst, op 12 november 1718, vermaken Paschasius en Maria Paulina hun helft van Ter Borcht wederzijds aan elkaar, aan de langstlevende, als schenking onder levenden, om de liefde ende vrientschap die sij tot malcanderen sijn hebbende.175 Op dezelfde dag hypothekeren ze hun goederen en verkopen voor 8.800 gulden een rente van 550 gulden
171
172
173 174 175
RA, Kaart 572. Ook aan de zuidzijde van de Donksesteenweg bezat hij een hoeve, de zogenaamde Verbrande Hoeve. Een rente van 20.000 gulden, verkocht aan de kinderen van wijlen Anna Catharina Fantele, vrouwe van Reet, wed. van respect. Joannes Van den Branden en Ign. Henr. Van Kerrenbroeck. RE 276. Notaris Bervoets, schepenakte Antwerpen 27.3.1714, RE 260. SR 1058 f/224-229; ook RE 418, 20.10.1718. SR 1058 f/233v/-234. Tijdens hun leven behouden ze wel ieder hun aandeel van de inkomsten.
per jaar op Ter Borcht aan Anna Maria Sallet, wed. vanTheodoor Broeckmans.176 Na de dood van Maria Paulina blijft Paschasius als enige eigenaar over en wanneer deze zelf kinderloos overlijdt, gaan de goederen naar de kinderen van zijn broer, wijlen Alexander Jos. Van Halmale, nl. Barbara Van Halmale, gehuwd met Louis Du Bois, heer van Aische, Walhain etc., en Alphonse Ignace VanHalmale, heer van Viersel. HERMAN SCHEPPERS en CLARA VAN EYCK Op 13 augustus 1734 doen Barbara en Alphonse Ter Borcht publiek verkopen op de vrijdagmarkt door de gezworen roeper P. Willemsens. Voor 16.500 gulden worden Herman Scheppers en zijn echtgenote Clara Maria Van Eijck eigenaars van het schoon hof van plaisantie met huijsinge, verschijde Camers, Salet, Keucken, solders, Kelder, stallingen, Remissen, schuere, Bascour, met alle sijn Edificien, bruggen, eenen seer schoonen Hof met syne haegen Rontsom, voorsien met schoone hof grachten van Levende waeteren, met twee Cascadens van loopende Revier waeteren, waer in syn staende Fruijten, Boomgaert etc. met veel plantsoen ende quekerije van verschijde soorten van Boomgewas; mede allen de vruchten van pottagien als andere tegenwoordigh in de voors. Hof staende mitsgaeders de plantagien voor het voors. Hof staende als Rontsom den Hof, Buijten op de straeten, mede om de Hofgrachten, soo ende gelijck die zijn staende, gemeynelyck genoemt T'Hoff ter Borght ...177 In de loop van de jaren zou H. Scheppers zijn domein nog uitbreiden, voornamelijk door aankoop van aanpalende percelen onder de wijken Donk en Kaart: in 1736 een tiental gemeten tegen de Katerheide178, in 1739 huis en grond gedeeltelijk onder Kaart en Donk179, in 1741 een langwerpig stuk hei- en weiveld van 85 roeden in de Donk, moetende dienen tot voltrekking van de dreef van Scheppers, en een ander heiveld van 383 roeden aldaar.180 Na de dood van Herman Scheppers maakt zijn weduwe, die voordien al weduwe was van Guill. Math. Joris, op 27 juli 1750 haar testament op.181 Zij drukt de wens uit om begraven te worden in de kerk van de parochie waar ze zal overlijden, by forme van stille sinckinghe des s'avonts en wenst dat er 300 requiemmissen zullen worden opgedragenvoor haar zieleheil. Aan Clara en Maria De Rue, begijntjes te Lier, laat ze een levenslang legaat van 50 gulden per jaar,
176 177
178
179
180
181
SR 1058 f/229v/-233. RE 205 f/193 vlg.; koopakte notaris F. Francot. Zij lichten ook de bovenvermelde hypotheek door de erfgenamen van Anna Maria Sallet uit te betalen. RE 206, nr.73, 6.10.1736. Van notaris Basseliers en Peter De Winter x Anna De Boeck, die ze zelf op 3 juni 1735 (not. Schillemans) verworven hadden van Joannes Steffano. RE 221, 7.7.1739. Van de Heilige Geest van Ekeren; onder de Kaart: Gen.Met. 21-37-38-66-69-150, onder de Donk: Gen.Met. 88-89. Later zal de weduwe Scheppers nrs. 37-38 verkopen aan F. De Coster(RE 228, 5.10.1758); andere delen worden op 21.8.1764 door Salm ingekocht (RE 232 f/27 vlg.); op17.10.1764 wordt nr.150 verkocht aan de erfgen. A. Bellemans (RE 232). Not. Jac. Gerardi, SA, Not.1652, 16.8.1741. Van Jan Van de Wouwer en kinderen voor 150 gulden. Bovendien kocht en verkocht Scheppers nog enkele percelen op Vosholakker: op 16.11.1741 een hoeve (Gen.Met. 38) en percelen (Gen.Met. B 30-33-50-40) van de erfg. Feijens (RE 209), later, op 17.10.1764 verkocht aan P. Peeters (RE 232); op 6.12.1741 een perceel (Gen.Met. B 50) aan Van Kessel (RE 209); op 6.2.1741 wisselt hij met kan. Knijff Gen. Met. B ex.33 en B 62 tegen B 60 (RE 221); op 12.12.1740 van J.J. Bosschaert een stede in de Kaart van 5 à 6 bunder (RE 235), later, op 17.7.1768 verkocht aan VanGameren. Not. J.F. Van Tongerloo, SA, Not.4597, nr.52.
met de verplichting dat de begijntjes zullen zorgdragen voor haar dochter Anna Maria Joris. Al haar roerende en onroerende goederen gaan in vier gelijke delen naar haar drie kinderen, Guillelmus, Emmanuel en Anna Maria Joris, en haar kleinkind, Clara Carolina Mathijs, dochter van Peter Mathijs en wijlen haar dochter Joanna Theresia Joris. Als executeurs van haar testament kiest ze Eerw.Hr. Petrus Scheppers en Emmanuel Joris, haar zoon. Na Clara's dood doen die executeurs in 1764 Ter Borcht publiek verkopen. Volgens de aankondiging in de Gazette van Antwerpen: een schoon groot wel gelegen Hof van plaisantie onder d'Heerl. van Eeckeren in de Donck, met sijn Omwateringen, 2. Cascadens van levende Waters, met Edificien, Hovingen, Dreven, en schoone Plantagien van swaere Eijke en Buecke boomen daeraen annex, met eene groote, en 2 kleyne Pagthoven, met hunne Edifitien, Landen, Bempden, Weyden en een seer groote partij Bosschen ...182 Bisschop VAN GAMEREN Eigenaar wordt Henricus Gabriel Van Gameren, 16de bisschop van Antwerpen183, die een tiental jaren van zijn buitenverblijf zou genieten, en naar wie Ter Borcht 2 al vlug “Bisschoppenhof” genoemd werd. Een testament Op 30 november 1770 maakte hij op het bisschoppelijk paleis voor notaris F.B. Beltens zijn testament op.184 In deze wilsbeschikking drukt hij de wens uit begraven te worden in de kathedraal, op de gewone begraafplaats van de bisschoppen van Antwerpen. Hij wil dat er binnen het presbyterium naast een van de andere bisschoppen een zerk zal gekapt worden met de inscriptie die zijn executeurs zullen goedvinden. Niet zonder wereldse ijdelheid bepaalt hij verder dat de begrafenis, uitvaart etc. zullen geschieden met evenveel flambouwen, kaarsen, gelui etc. als voor zijn doorluchtige voorzaten is gebeurd. Als zielelafenis zullen niet minder dan 1.000 requiemmissen opgedragen worden, nl. 150 door de brigittinen te Hoboken, 150 door de paters discalcen (?) te Antwerpen, en ieder 100 door de Antwerpse paters predikheren, minderbroeders, O.L.V.-broeders, augustijnen, beggarden, cappucijnen en miniemen. Jaarlijks zal bovendien op of omtrent zijn sterfdag een jaargetijde gebeden worden in het hoogkoor van de kathedraal door de deken en andere kanunniken. Het Kapittel krijgt daartoe 3.000 gulden, waarvan 500 gulden voor de armen: als die op zijn jaargetijde voor hem komen bidden, krijgen ze broden van 3 st., zoveel als er met de jaarlijkse interest kunnen gekocht worden. Aan het Kapittel vermaakt de bisschop zijn beste witte mijter, om bij het jaargetijde in het midden van het koor te zetten. Hij schenkt 6.000 gulden om door de plebanen en vier pastoors van de stad uit te delen aan de schamele huisarmen in hun zes parochies. Eveneens 6.000 gulden zijn bestemd voor de kamer van de gemene huisarmen van de stad om
182 183
184
GA 1764, nr.36. Hij was ook rector van Leuven geweest. De bisschop koopt Ter Borcht etc. (43 bunder), maar niet alle eigendommen van Scheppers. Bijv. op 21.8.1764 kocht Salm enkele kleine percelen in de Kaart, op 17.10. Peter Peeters land op Voshol en onder Ekeren, en A. Bellemans een heiveld in de Kaart (cfr.supra). Aan P.J. Moretus verkochten de executeurs op 18.10.1764 een paar bossen en heide tussen Brasschaat en de Donk (RE 233) en hun hof van plaisantie te Schilde (not. F.B. Beltens, SA, Not.180, nr.14). SA, Not.184, nr.53.
door hun aalmoezeniers belegd te worden; de jaarlijkse rente zal gebruikt worden om het loon te verhogen van de dokters, chirurgijns en apothekers van de huisarmen. Tot ornament van het bisschoppelijk paleis van de stad laat hij de platfons die hij daar heeft laten maken, de spiegels, schilderijen, vazen en potten in de tuin, en andere ornamenten, met alle bloemen en fruitbomen, behalve de oranjebomen. Zijn biechtvader zal 100 gulden ontvangen. Aan zijn petekind Henricus Van Gameren, kanunnik in het klooster van Groenendaal, vermaakt hij 280 gulden; aan een ander petekind, Henricus Marchand, secretaris van Leuven, 1.000 gulden, en aan zijn neef Joannes Fr. Van Gameren, schepen van Antwerpen, eveneens 1.000 gulden, voor bewezen diensten. Philip Van Gameren, priester, krijgt zijn beste kelk, beste missaal, brevier etc. Zijn petekind Henricus (Polsma?) schenkt hij zijn gouden horloge en zijn kamerling Joannes Van Hoeteren 200 gulden, als hij nog bij hem woont bij zijn overlijden. Aan de koetsier, de postillon, de portier, de andere lijfknechten, de 2 keukenmeiden en de naaister die bij zijn overlijdenop het bisschoppelijk paleis zullen wonen, vermaakt hij ieder 50 gulden. Voor het overige benoemt hij als zijn enige en universele erfgenamen, ieder voor de helft, zijn broer Amatus Van Gameren of diens wettige afstammelingen en zijn zuster Isabella Lucretia Van Gameren, gehuwd met Joannes Baptist Marchand, raadpensionaris van Leuven. MARIA THERESIA BORREKENS Na de dood van bisschop Van Gameren wordt het hof in 1775 publiek te koop gesteld door zijn erfgenamen, d.w.z. zijn zuster Isabella Lucretia en de kinderen van wijlen zijn broer, Amatus Joannes Chrisostomus Van Gameren en Maria Isabella Knaeps.185 De aankondiging van publieke verkoop op de vrijdagmarkt, beschrijft het goed als Een schoon, groot en welgelegen Hof van Plaisantie in de Donck onder Eeckeren digtby den Steenweg, voorzien van boven en beneden Camers, Kelder, Stallingen, Remise, en Hoveniers Wooninge, met groote Hovingen, Omwateringen, Bassin, Visch-vyver, Cascadens, schoone Sterren, Berceau, Dreven, Bosschen en Plantagien, groot 33 Bunderen 293 Roeden, met alnog twee Pagthoeven en twee klyne Steden, met Huyzingen, Schueren, Stallingen en voordere Edificien, met de Landen en Weyden, door de Pagters gebruykt wordende, groot 24 Bunderen 130 Roeden, alles te zaemen 57 Bunderen 23 Roeden ...186 Nadat zij het hof op diverse vrijdagen hebben doen oproepen, wordt de uiteindelijke palmslag voor 66.996 gulden op vrijdag 21 juli 1775 gegeven aan Domien Nagels, die verklaart de koop gedaan te hebben voor Maria Theresia Josepha Borrekens, weduwe van Franciscus Joannes Moretus.187 Kort daarop volgt de verkoop van meubelen en andere roerende goederen op het hof van wijlen de bisschop.188 Maria Theresia Borrekens nam onmiddellijk haar intrek in Ter Borcht. Ze overleed in1797 te Antwerpen en in 1804 verdeelden haar nog overgebleven kinderen de erfgoederen waarop ze 185
186 187
188
Jean François Van Gameren, heer van het leenhof van Antwerpen alias Boutersem en schepen van Antwerpen, die optreedt voor zichzelf en in naam van zijn moeder, Maria Isabella Knaeps, en van zijn broers en zuster, nl. Amatus Robertus Van Gameren, advocaat van de Soevereine Raad van Brabant, Maria Barbara Antonia Van Gameren (x Walther Laur. Ant. de Meirteau), EH Philippus Eugenius Van Gameren, kanunnik van het exempt kapittel van St.-Peeter te Turnhout, en Josephus Jac. Gabriel Van Gameren (minderjarig). GA 1775, nr.53. RE 647 f/19v/-26, akte van 6.10.1775, vernieuwing op 17.11.1775 f/26-27v/. Maria was op 11.11.1750 in de kathedraal van Antwerpen met F.J. Moretus getrouwd (BRESSELEERS, o.c., p.64). GA 1775, nr.60. Door not. Mertens op 1.8.1775.
nog recht hadden.189 Voor de Brasschaatse geschiedenis is daarbij vooral Ludovicus Franciscus Xaverius Josephus Moretus van belang. Hij erfde een hoeve in de polder van Doel, een stede in de Kaart 190, een bos in de Kaart191, een stede en weide in de Kaart192, een stede op het einde van de Donk193, een hof van plaisantie in Boechout, twee hoeven en land in Boechout en een schoon ende welgelegen hof van Plaisantie, met de gebouwen, hovingen, wateringen, sterre, dreven, bosschen ende plantagien daer aene behoorende, gemeynelyck genaemt het hof ter Borcht ..., het vroegere Bisschoppenhof. De 19de en 20ste eeuw Per testament vermaakte Ludovicus Moretus in 1819, een jaar voor zijn dood194, het ondertussen aanzienlijk uitgebreide en verfraaide Ter Borcht195 aan Carolina Maria Francisca Moretus, getrouwd met Ferdinand Joannes Josephus baron de Pret de Calesbergh.196 Het echtpaar vestigde zich in 1820 op Ter Borcht.197 Na de dood van baron de Pret (1847) bleef Carolina het domein beheren tot aan haar dood in 1874.198 Ze werd er opgevolgd door haar zoon Louis de Pret199, die in 1878 ongehuwd overleed in de Donk, waarna Ter Borcht overging op zijn zuster Gabriella de Pret, gehuwd met Alfred deBaillet, zoon van Ferdinand de Baillet.200 De zoon van Gabriella, nl. Ferdinand de Baillet (x Carolina Maria Fr.E. d'Oultremont), liet in 1895 het kasteel afbreken en liet een eind noordwaarts een nieuw kasteel bouwen in Vlaamse Renaissance-stijl.201 Ferdinand was burgemeester van Brasschaat van 1902 tot 1908 en goeverneur van de provincie Antwerpen tussen 1908 en 1912. In 1924 verkocht de graaf een groot deel van zijn domein (191 ha) aan de maatschappij “Anvers-Donck” en in 1928 begon die maatschappij met een groots verkavelingsplan.202 Alleen het kasteel met zowat 30 ha ging
189
190 191 192 193 194
195
196
197 198
199 200
201 202
Jacobus Paulus Josephus (^1808), Ludovicus Franciscus Xaverius Josephus, Franciscus Josephus Thomas (^1814), Josephus Hyacinthus (^1810), Henricus Paulus Franciscus (^1806). Notaris J.F. Rooms, SA, Not.2881, nr.285 dd. 20 prairial XII (= 9.6.1804). Maria bracht 13 kinderen ter wereld, van wie de meeste jong stierven. Zij beheerde de drukkerij Plantijn na de dood van haar man (MORETUS, o.c., p.239; BRESSELEERS, o.c., p.64; BELLENS, o.c., p.202). Zijn moeder verwierf de Kaartse stede op 16.4.1784 van F.B. Beltens. Door zijn moeder op 20.2.1793 verworven van Ant.J. Kannekens. Door zijn moeder op 10.12.1792 verworven van Elisabet Muys. Door zijn moeder op 25.7.1791 verworven van Peter Feijen. Zijn broers waren ondertussen overleden, als laatste Franciscus in 1814 op de Donk (MORETUS, o.c., p.239). Van 57 bunders in 1775 tot 113 bunders in 1820, volgens MORETUS, o.c., p.239. Ook dreven, waterpartijen en tuinen werden volgens Moretus aangelegd, hoewel die er natuurlijk al waren. Voor plan uit 1825, zie MORETUS, o.c., p.241. Zij was zijn nicht, dochter van zijn broer Henricus (MORETUS, o.c., p.240). Ferdinand de Pret zou in 1833 het kasteel Calesberg in Schoten erven (MORETUS, o.c., p.243). MORETUS, o.c., p.241. Bijv. als bewoonster vermeld in 1856 (RA, Not.9042,39, not. G.J.A. Van Hissenhoven) en 1871 (Hyp. 919,1). Beide stierven op Ter Borcht (MORETUS, o.c., p.243; BRESSELEERS, o.c., p.64; BELLENS, o.c., p.202). Deelakte van 23.10.1875 (MORETUS, o.c., p.243). Kad.Mut. 1878; MORETUS, o.c., 243-244. Gabrielle (1824-1903) trouwde in 1845 met graaf Alfred (18231889), MORETUS, o.c., p.244. Voor familie de Baillet, zie BRESSELEERS, o.c., p.72-74. MORETUS, o.c., p.244; BRESSELEERS, o.c., p.70; BELLENS, o.c., p.204; d.i. Nieuw Bisschoppenhof. MORETUS, o.c., p.245; BRESSELEERS, o.c., p.71; BELLENS, o.c., p.204.
in 1926 over op Ferdinands zoon, graaf Henri de Baillet (^1942), die in 1934 wat er nog van het domein overbleef verkocht aan een immobiliëngroep.203 Die brak het kasteel af en legde enkele voorlopige wegen aan (Bisschoppenhof en -lei) en droeg in 1939 de gronden over aan de maatschappij “Anvers-Donck”.204 Van het prachtige domein, zo schreef F. Bellens in 1980, zijn nog enkele elementen overgebleven: de fraaie maar verbouwde portierswoning tegenover de kerk van de Donk, een stuk hofgracht, een stenen duiventil en een deel van de vijvers, beide aan het nieuwe waterzuiveringscomplex, enkele stukken dreef, de stenen kolommen van verdwenen bruggen en, aan de Donksesteenweg, twee à drie huizen. En als blijvende herinnering aan de oude neerhoeve van Ter Borcht, haar eigenaars en bewoners of hun familieleden zijn er natuurlijk de vele straatnamen: Ter Borcht, Bisschoppenhoflei, Van Gamerenlei, De Pretlei, Moretuslei, Van Halmalelei, Alfredlei, Guylei, Carolinalei, d'Oultremontlei, Antoinettalei, Gabriellelei, Baillet-Latourlei, De Lannoylei ...
Bijlage 1 9 januari 1453 (n.s.). Jan de Lijnmaker uit Hoboken geeft aan Jan Bosschaert een hofstede te Vriesdonk in halfwinning. SR 45 f/218r/v/. J(oh)an(n)es de lijnmake(re) geset(en) te hoebok(en) gaf ouer t(er)stont in gerecht(er) hue(re)n en(de) helftwyn(nin)ge Janne bosschaert een hoeue met huyse houe wyn(n)ende lande aerde beemden gronde en(de) met al datt(er) toebehoert geleg(en) teeke(re)n te vriese(n)donck gelyc als de voirs(eide) Jan bosschaert die dit jegenwoerdege jaer(r) besette(n) en(de) gebruyct heeft, Te weten(e) voe(re) de beemden, ettinge en(de) vlasaerde houden(de) XL Roeden XXIIII schilde ingaen(de) te halfmeerte naestcomen(de) en(de) V jae(re)n lanc gedue(re)nde, dand(um) alle jae(re) de voers(eide) XXIIII schilde te kerss(misse) oft tons(er) vrouwe(n) dage lichtmisse ombegrepe(n) met deser cond(itien) en(de vorw(er)d(en) dat de voers(eide) Jan bosschaert alle jae(re) toegxt alle tvoirg(enoemde) coren en(de) greyn dat hy gewonne(n) sal hebbe(n) opte voers(eide) hoeue leve(re)n en(de) voeren in deschue(re) in twee hoepe(n) altemale sonder des voer(seiden) Joh(anne)s cost ende tsinte m(er)tensmisse d(aer) na sal hy moete(n) beghyn(n)e(n) te dorsschen en(de) dan sal Joh(anne)s hem eene(n) tsegenman doen om te dorssche(n) en(de) dien sal de laet de coste geuen en(de) Joh(anne)s de dachue(re)n En(de) voerdaen(e) sal de voers(eide) laet tselue coren en(de) greyn alle jae(re) leve(re)n tantw(er)pe(n) sonder Joh(anne)s cost, voerdaen(e) soe wes goede dat der hoeue(n) aencleeft de voers(eide) laet Jan(n)ese voe(re)n sal van eeke(re)n tantwerpe(n) oft va(n) antw(er)pe(n) teeke(re)ndat hy d(aer) af van elke(n) voeyer hebbe(n) sal V gr(ooten) bra(bants) en(de) des hy hem bynne(n) eeke(re)n vue(re)n sal opte hoeue d(aer) af sal hy hebbe(n) III gr(ooten) br(abants) It(em) de voers(eide) laet en sal van kerss(avonde) p(ro)x(im)o voerdaen(e) de jaerschae(re)n lanc gedue(re)nde gheen recht noch gesach inden boeg(aer)t acht(er) den berch gestaen noch oic aen de hoege ettenge en(de) leege ettinge aen de kaerderheyde gelegen 218v/ voerdaen(e) en sal de voers(eide) laet gheenrehande hout af moeg(en) houden maer dies sal hem Joh(anne)s leve(re)n moete(n) alle jae(re) een hond(er)t mutsaerts ende dat hem Joh(anne)s bewysen sal hout mede te heyme(n) te luyke(n) en(de) horden te maken als de selue laet des behoeue(n) sal opt voers(eide) goet, It(em) de selue laet sal alle jae(re) opte voers(eide) hoeue eene(n) dach doen decken en(de) oic eene(n) dach heyme(n) op syne(n) cost
203 204
BELLENS, o.c., p.205. BELLENS, o.c., p.205.
en(de) dat de selue Joh(anne)s te hemwaert hout syn opp(er)ste hof met synre toebeh(oerten) om(m)e d(aer) wt en(de) in te gaen(e) alsoe hem gelieve(n) sal en(de) w(aer)t dat Joh(anne)s d(aer) yemande vreemders op sette(n) wilde, dat hy dat sal moege(n) doe(n) sonder des voer(seiden) laets cost oft scade, Un(de) obligave(ru)nt te beid(er) zijde(n) seip(s)os et sua, En(de) w(aer)t sake dat den voers(eiden) laet en(n)iche(n) last aenquame van eene(n)ge(n) acht(er)stellege(n) com(m)e(re) oft ander(en) laste(n) dat de selue Joh(anne)s dien afdrage(n) sal en(de) den voers(eiden) laet ongemoyt houden, gebr(aeke) d(aer) af aen Jan(n)ese yet, soe quam mede voe(re) scepen(en) michiel colle et p(ro)m(i)s(i)t sat(is)face(re) cu(m) se et su(is), gebr(aeke) aen den voers(eiden) laet yet soe qua(m) mede voe(re) scepen(en) Wout(er) bosschaert syn vader en(de) Jorys vanderheyd(en) et p(ro)mis(er)unt sat(is)face(re) cu(m) se et suis en(de) elc 1 voe(re) al, C(um) releuatio(n)e. Bijlage 2 5 november 1463. Beatrijs vander Reke, weduwe van Joris vander Heyden verkoopt aan Adriaan van Ghiessen een hof geheeten de borch metter manscap van leene daer toebehoorende te Vriesdonk. SR 66 f/122r/v/. Jonffr(ouwe) Beatrijs vander Reke wedewe wylen Jorys vander heyden cum tut(ore) verc(ocht) Adriane van ghiessen een hof geheeten de borch metter manscap van leene daer toe behoorende, metten huysingen houe boogaerden winnenden lande bosschen beemden aerden heyden vroenten gronde en(de) met al datter toebehoort gelegen bynnen eeke(re)n te vriesendonc, ghelyc en(de) in alle der manieren de voerscr(even) Jorys vander heyden huer man wylen dat voertyden jeghens Jannese den lynmake(re) vercregen heeft ende daer af men thof en(de) de manscap voers(creven) te leene houdende is vanden hee(re) van Rumpst en(de) vanden greue van oostervant, Item noch omtr(ent) een gemet winnents lands cu(m) fundo etc. gelegen ooc aldaer int acker tusscen Jans de moor ex vna en(de) katlinen smoors ex alt(er)a dwelc de voers(eide) Jorys tande(re)n tyden vercregen heeft jeghens Aerde henricx diemen heet Aerd bosschaert, Item noch eenen beemdt cu(m) fundo etc. houdende omtr(ent) iiii gemete geleg(en) aldaer by brechtsgate in douermaet tusscen des gasthuys van sinte lysbetten erue aen doostzyde en(de) henric ecdorens en(de) gheerds der muyden eruen aende westzyde, ende dien de voers(eide) Jorys wylen metten voergen(oemden) houe jegens den voers(eiden) Jannese den lynmake(re) vercreech, Ende daer toe noch alle de ruerende haue die zy opt voerg(enoemde) goed nvtertyt heeft, d(ae)r op te waerne op viere ponde gr(ooten) brab(ants) erflic in alrehanden diuersen erfchysen en(de) erfroggen elke viertele rogx te ii s. en(de) vi d. gr(ooten) brab(ants) gerekent daer jaerlicx vuytgaende en(de) anders nyet, voerdane geloefde de selue jonffr(ouwe) beatrys met hae(re)n momboe(re) voers. alle de voerg(enoemde) goede ter stont te vryene en(de) te ontheffene van allen achterstelligen chysen en(de) pachten sonder des voers(eiden) Adriaens en(de) synre nacomel(ingen) ende ooc der seluer goeden cost last oft schade, Saluo dat de voers(eide) Adriaen gehouden sal wesen te betalen de chynsen en(de) pachten die daer af te kerssauonde naestcomende en(de) voert daer na verschynen sullen, des sal de selue Adriaen alle de voers(eide) goede metten hueringen en(de) proffyten nv ter stont aenveerden en(de) te hemwaert behouden, Condic(io) waert dat opte voerg(enoemde) goede meer com(m)ers dan voerscr(even) is beuonden worde diemen nyet afquiten en mochte dat dan de voers(eide) jonffr(ouwe) beatrys aut sui daer voe(re) zullen moeten opleggen en(de) betalen den voers(eide) Adriane aut suis voe(re) elken pen(n)inc erflic twintich der seluer pen(n)ingen eens, des sullen de voers(eide) Adriaen aut sui dien com(m)er na dat hen de pen(n)inge daer af alsoe opgeleegt en(de) betaelt sullen wesen, voerdane eeuwelic moeten ghelden met en(de) gelyc den ande(re)n com(m)er voerscr(even), Ende waert datmen beuonde datter min com(m)ers vuytginge dan voerscr(even) is, soe sullen de voers(eide) Adriaen aut sui daer
voe(re) moeten opleggen en(de) betalen der voerg(enoemde) Jonffr(ouwe) beatricen aut suis ooc voe(re) elken pen(n)inc erflic twintich pen(n)inge eens. 122v/ Adriaen voers(eid) debet Jonfr(ouwen) beatricen voers(eid) aut lat(orem) vyftich ponde grote brabants dand(um) bynnen drie jaren na datum des briefs naestcomende te wetene telken jare een derdendeel daer af sonder e(e)nich lang(er) vertrec, maer waert dat de heergewaden die de voers(eide) Jonffr(ouwe) beatrys sculdich is te geldene vanden houe geheeten de borch metter manscap en(de) toebehoorten dwelc zy den voers(eide) Adriane vercocht heeft en(de) die de voers(eide) Adriaen bynnen den eersten jare naestcomende in afslage van deser voerg(enoemde) schult verleggen sal meer gedroegen dan deen derdendeel van deser voerg(enoemde) schult dat hy dan dat ouerschot mede verleggen sal in afslage vanden derden paeyemente voers(eid) Unde oblig(avit) seip(su)m et sua. Bijlage 3 30 april 1465. Adriaan Van Ghiessen verpacht in halfwinning aan Bastiaan vanden Vekene een hoeve in de Donk naast Ter Borcht. SR 69 f/340r/v/. Adriaen van ghiessen ex vna en(de) bastiaen vanden vekene ex alt(er)a Bekenden ond(er)linge dat devoerscr(even) Adriaen vuytgegeuen heeft den voerg(enoemden) bastiane Een hoeue met hae(re)n toebehoorten te vriesendonc gelegen tot eeke(re)n in diuersen parcheelen, ingaende te half meerte lestleden en(de) gedue(re)nde daer na sesse jae(re)n lanc Te wetene dwinnende land ter gerechter helftwinningen daer af de winne alle de vruchten die god daer op verleenen sal te wassene sal moeten vueren onder dack bynnen den houe en(de) die salmen aldaer deylen half en(de) half maer de winne sal alleene hebben te voerlande den bogaert met eenen stucke lants daer ane, Item voe(re) de beemde en(de) de aerde oft ettingen sal de voers(eide) bastiaen gelden en(de) betalen den voers(eiden) Adriane deerste ii jae(re)n elcx jaers sesse ponde X s. gr(oten) brab(ants) en(de) dande(re) iiii jae(re)n elcxjaers V lb. X s. gr(oten) brab(ants) verschynende alle jae(re) te kerssauonde, daer toe sal de selue bastiaen de voers(eide) jaerscae(re)n lanc gelden en(de) betalen den seluen adriane elcx jaers omtrents(in)te mertensmisse VI capuyne ende V ghelten bote(re)n totten welken de voers(eide) Adriaen ooc hebben sal deen helft van alle den froyte, daer toe sal de selue Adriaen te hemwaert behouden thuys voe(re) aende strate metten hoifken d(aer) aen liggende, Item de voers(eide) winne sal ooc jaerlicx betalen V s. iii d. gr(oten) brab(ants) den hee(re)n voe(re) hae(re)n grontchys sonder afslach vander hueren voers(eid) en(de) sonder adriaens cost Ende sal daer toe opte huyse decken elcx jaers ii dage omtrent paesschen oft sinte laureysmisse des sal adriaen daer toe geuen latten en(de) yser maer oftmen meer deckens behoefde oft tym(m)e(re)n moeste d(aer) af sal de winne ongelast syn anders dan dat hy den werclieden den cost sal geuen en(de) ooc af en(de) ane vueren al dat den houe oft goede toebehoort, en(de) sal daer toe de huyse houden van allen ouden wercke, Item de voers(eide) winne sal de voers(eide) hoeue selue moeten winnen en(de) bewoenen en(de) ten afsceydene laten na hoefrecht en(de) nyemende voort verhueren noch overgeuen noch met vrachtwagenen acht(er) lande varen ende gheen ande(re) landwinninge aennemen, noch ooc vanden goede gheen stroo noch mes vueren voe(re) noch na, vuytgenomen dat hy de vorderye van rechten stroo en(de) hooye hem opt leste jaer ouerschietende sal moegen afvueren, Item hy en sal gheen beemde schoren maer sal opt leste jaer de ettingen begroest laten het en wae(re) oftse met yemende gemeyne lagen datmen dan die gebruken sal gelyc den ghenen daer mede datse gemeyne liggen en(de) gheen winnende land en salmen leggen te aerden oft tot ettingen, Item de winne sal de stroncwilgen tot hue(re)n tyde moegen stroncken o(m)me tgoet mede te beheymen, Item de winne sal opt goet setten elcx jaers XXV poten en(de) voe(re) elke verdorde wilge setten ii poten en(de) hy sal o(m)me tgoet en(de) de vorlen en(de) grachten beheymen en(de) graue(n) daers te doene
sal syn redelic en(de) tamelic, Item alle stronceyken en(de) haghehout sal de winne te synen tyde houwen en(de) maken tsynen coste en(de) dat salmen deylen half en(de) half Item de winne en sal aen opgaende boomen aen jonge eycken die vuytspruyten en(de) opwassen 340v/ en(de) aen bosschen gheen recht hebben, Item opt leste jaer en sal die win(n)e gheen zomervrucht saeyen maer dwinter coren datt(er) alsdan gesaeyt sal syn dat sal die win opte voers(eide) hoeue vueren onder dack daer af de voers(eide) winne nyet meer hebben en sal dan half tcoren inden wan, maer altyt sal alle tcaft en(de) stroe opt goed bliuen ende den dorssche(re) die Adriaen altyt setten sal dien sal de winne den cost geuen en(de) Adriaen de dachhueren ende daer sal de win altyt eenen dorsche(re) teghen setten tsinen coste, Ende de winne sal altyt des voers(eiden) Adriaens coren froyt en(de) berinchout en(de) de capuyne en(de) bote(re) voers(eid) moeten vueren ende leue(re)n tantw(er)pe(n) tes voers(eiden) Adriaens huyse sonder des selfs adriaens cost, Unde oblig(avit) bastiaen voers(eid) en(de) met hem laureys vanden vekene syn broeder teeke(re)n te quadenlare geset(en) die mede voe(re) ons quam seip(s)os & sua en(de) elc voer al maer bastiaen p(ro)misit releuare laue. Bijlage 4 16 januari 1466 (n.s.). Adriaan Van Ghiessen verpacht Wouter Caluwaert alias Moens en Digna vander Goorbraken een hoeve in de Donk, naast Ter Borcht. SR 69 f/305. Adriaen van ghiessen v(er)huerde Woute(re)n Caluwaert al(ia)s moens en(de) dignen vander goorbraken e(iu)s ux(or) Een hoeue met alle hae(re) toebehoorte(n) die Sebastiaen vanden vekene lestw(er)f in hue(re)n gehad heeft gel(egen) te vriesendonc bi(n)ne(n) der p(aro)chien van eeke(re)n Te hebbene te halfmeerte p(ro)x(im)o ingaen(de) en(de) negen jae(re)n dein(de) Elcx jaers om xii ziste(re)n rocx en(de) ii veertele(n) boecweiden, om iiii gelten bote(re)n om iiii capuyne oft ii s. gr(oten) br(abants) d(aer) voe(re) en(de) om V lb X s. gr(oten) br(abants) dand(um) de bote(re) te meye de capuyne ts(in)te m(er)tensmisse, den rogge boecweide en(de) de helfte vanden gelde nat(alis) en(de) dand(er) helft Joh(ann)is en(de) al tantw(er)pe(n) te leueren den rogge en(de) boecweide metter antwerpsch(er) maten ter stede etc. Cond(itione) dat de voirs(eide) late jaerlix vt(er) voirs(eiden) hoeue(n) selen moete(n) betalen den grontchijs tot V s. en(de) 3 d. gr(oten) toe zond(er) r., voort is vorw(aer)de dat de selue late de huse der voirs(eiden) hoeue(n) selen moete(n) houden in custbaren gereke van allen ouden werke en(de) thuys voe(re) aende strate sullen zij moete(n) houden van wande en(de) van dake in custbaren gereke Ende dat de selue late jaerlix sulle(n) moeten decken de huse derselu(en) hoeue(n) ii dage tussche(n) paessche(n) ende sinte laureismisse, maer oftmen daer inne meer deckens behoefde oft ti(m)e(re)n moeste d(aer) af sulle(n) de late ongelast ziin anders dan zij den wercliede(n) den montcost sele(n) moete(n) geue(n) en(de) oic af en(de) aen voeren tgene datter toebehoeft, en(de) daer vore sulle(n) zy de spaende(re)n daer af hebben, It(em) de voirs(eide) late selen de voerg(enoemde) hoeue selue moete(n) driuen en(de) wi(n)nen zond(er) dye yemende voort te v(er)hue(re)n oft ov(er) te laten Ende zij en selen binnen desen getonsten gheen ander lantwinninge houden oft ae(n)nemen mogen noch oic vanden voerg(enoemde) hoeuen e(n)nich stroo oft mes voe(re)n int leste jaer, Item de voerg(enoemde) late en selen gheen beemde der voirs(eiden) hoeuen moghen schoeren maer sele(n) de etti(n)ge en(de) aerde d(ae)r af int leste jaer begroest moeten laten het en wae(re) datse met yemende gemeyn lagen, en(de) dan selen zij die(n) geliic den ande(re)n moete(n) gebruken, voort sele(n) de voirs(eide) late de stroncwilgen der voirs(eiden) hoeue(n) moege(n) struncken te hae(re)n tide en(de) dorene en(de) breeme afhouwe(n) om tgoet mede te beheymen, Ende daer zij eene verdorde wilge afhoude(n) daer voe(re) selen zij ii pote(n) moete(n) stelle(n) en(de) selen oic jaerlix opt voerg(enoemden) goet moete(n) sette(n) XXV poten en(de) oic de grachte(n)
en(de) vorren d(aer) af beheymen en(de) grauen daer des te doene wesen sal gelijc heuren gebue(re)n, Ende de voerg(enoemde) Ad(ri)aen sal sine(n) voerg(enoemden) laten bi(n)nen vriesendonc voirs(eid) jaerlix moete(n) bewisen en(de) leue(re)n iiiiC mutsaerts, Item de voirs(eide) late en sele(n) vter messien der voirs(eiden) hoeuen nyet mogen saijen na S(in)te m(er)tensmisse ten dade nootzake en(de) oic selen zij tgoet opt leste jaer gebeest laten moeten in redelicheiden tot halfmeerte toe geliic zy gewoenlic sijn te doene vanden voergaenden jaren, It(em) zii selen tselue goet int leste jaer moete(n) houden en(de) laten na hoefrecht in iii lagen, Ende thout aent wi(n)nende lant staende dat onder tfasseelmes geweest heeft dat salme(n) onder tfasseelmes moeten houden tsine(n) tide, voort is ond(er)sproke(n) dat de voirs(eide) partien deen vanden ande(re)n sele(n) moge(n) scheiden teynde(n) dierste VI jae(re)n p(ro)x(im)o maer wie dan scheiden wille die saelt den ande(re)n ten eynde vanden V. jae(re)n p(ro)x(im)o te voe(re)n moete(n) seggen, Un(de) ob(ligaveru)nt de beide voers(eide) partien se & sua. Bijlage 5 8 juni 1465. Adriaan Van Ghiessen verpacht Jan de Moelneere, zoon van Willem, een hoeve genaamd de borch in de Donk voor 6 jaar, met ingang van 15 maart 1465. SR 69 f/359. Adriaen van ghiessen verhuerde Janne de Moelnee(re) Willemssone Een hoeue metten huysingen houe lande beemde aerde heyde gr(onde) & p(er)t(inentien) geheet(en) de borch gelegen bynnen eeke(re)n te vriesendonc Te hebbene van half meerte lestled(en) ingaen(de) VI jae(re)n lanc d(aer) nagedue(re)nde ts(iaers) o(m)me iii lb. xiiii s. gr(oten) brab(ants), V zister rogx, ii capuyne, ii hinnen en(de) half tfroyt dat opt goet wassen sal, dand(um) natalis en(de) te leue(re)n al bynnen Antwerpen en(de) den rogge mett(er) antwerpscer maten t(er) stede etc., Saluo datmen de leste iii jae(re)n lanc vanden voerg(enoemden) iii lb. xiiii s. gr(oten) nyet meer gheuen en sal dan twee lib. xiiii s. gr(oten) ts(iaers) Cond(itione) dat de voers(eide) Adriaen te hemwaert behouden sal dopperhof gelyc dat omgrauen is metten vruchten daer op wassende en(de) daer toe dettinge aende moelen metten berkenbossche en(de) metten heykene daer ane en(de) den beemd te brechtschate en(de) den houtwas van alle den goede voers(eid), en(de) dat de laet daer ane gheen gesach hebben en sal vuytgenomen dat hy de stroncwilgen sal moegen stroncken tot hae(re)n tyde o(m)me tgoet mede te beheymen daers behoeft, Item de laet sal alo(m)me thout wachten en(de) beureden vanden beesten ii jaer tyts na elken hou, des sal hy hebben alle jae(re) CC mutsaerts en(de) hy sal des voers(eiden) Adriaens froyt en(de) V berringe houts ooc moeten vue(re)n tantwerpen tsynen huyse, Item de laet sal de jaerscae(re)n lanc de duyuen moeten voede(re)n daer voe(re) sal hy hebben half de duyuen vuytgenome(n) dat hy gheentyt aen doude duyuen deylen en sal, Item de laet sal de huyse dese jaerscae(re)n lanc houden in goeden gereke van ouden wercke ende daer toe daer op doen decken nyeu dack tsiaers eenen dach omtrent sinxen oft sinte laureys dach, Ende oftmen daer ane eenichs deckens oft ty(m)merens meer behoefde daer af sal hy ongehoude(n) syn vuytgenomen dat hy den werclieden den montcost gheuen en sal en(de) de stoffe aenhalen ende vueren sal, Item dat hy gheen torue op tgoet slaen en sal noch ooc gheen beemde schoren maer alle de aerde en(de) ettinge sal hy opt leste jaer begroest laten, Item dat hy tvoerg(enoemde) goet de voers(eide) jaerscae(re)n lanc sal moeten selue bewoenen en(de) winnen en(de) nyemende voort verhueren oft ouergeuen noch ooc eenige ande(re) hoeue oft lantwinninge aennemen noch ooc eenich mes oft stroe vanden goede vueren vore noch na, Item hy sal tgoet alo(m)me wel beheymen en(de) de grachten teghen de straten grauen custbaerlic en(de) tsynen afsceydene alsoe laten, Ende hy en sal opt leste jaer nyet moegen besaeyen den bogaert, de V gemete lants opt acke(re) ende de ii gemete voe(re) gheerd grootheers maer den vlaschaert sal hy moegen besayen vuytgenomen dat hy tot eenre haluer viertelen lynsaets toe sal moeten laten een
onbesaeyde plaetse voe(re) thof, Ende in allen ande(re)n punten sal hy doen alsoe een goed laet sculdich is te doene na hoefrecht, Unde oblig(avit) se & sua. Bijlage 6 23 februari 1471 (n.s.). Wilsbeschikking van Adriaan Van Ghiessen en zijn vrouw Katlijne Volkaerts, wonend op de Steenhouwersvest. SR 78 f/207v/ Adriaen van ghiessen ex v(n)a en(de) Jonffr(ouwe) katline volkarts e(iu)s ux(or) cu(m) tut(ore) al(ieno) de c(on)sensu e(iu)sd(em) sui mariti p(ar)tib(us) ex alt(er)a Bekenden en(de) v(er)li(den) onderlinge in beiden p(ar)tien dat zy gewillecoert en(de) gec(on)senteert hebbe(n) wouden en(de) beg(eer)den zee(r) vterlic met herte(n) mids seke(re)n reden(en) heur(en) c(on)sciencie(n) hier toe porrende Soe wa(n)neer bi(den) wille gods ons hee(re)n deen van hen beiden come(n) sal siin van liue ter doot dat dan de lanxstleuende van hen beiden jegens de kinde(re) zy nv tsame(n) hebbe(n) en(de) noch tsame(n) v(er)crigen sele(n) moge(n) staen sal op siin recht vanden rue(re)nd(en) haefliken goeden die(re) alsdan wesen sulle(n), Ende dat de selue lanxstleuende als een tochtenee(re) oft tocht(er)sse en(de) and(er)s niet siin leefdage lang hebbe(n) en(de) behoud(en) sal deen helft van alden onrue(re)nd(en) goed(en) en(de) renten die(re) dan wesen sullen zond(er) dat te moge(n) v(er)coepe(n) v(er)ande(re)n oft v(er)sette(n) in e(n)nig(er) manie(re)n het en dade he(m) op(en)bae(re) nootsake der wet alhier genoech siinde, Ende dat hue(re) voers(eide) kinde(re) dan sond(er) calengie(re)n oft wed(er)segg(en) van yemende vry te henwaerts hebbe(n) en(de) eue(n)gelyc behoude(n) sele(n) dander helft vand(en) selue(n) onrue(re)nd(en) goed(en) en(de) rente(n), Behoudelic dat zy noch gheen van hen de selue onrue(re)nde goede oft rente(n) in al oft in deele nyet en sele(n) moge(n) v(er)coepe(n) v(er)ande(re)n oft versette(n) dan by c(on)sente van vier van hue(re)n naeste(n) vriende(n) en(de) mage(n) twee van svad(er)s ziden en(de) ii vand(er) moeders ziden, het en wae(re) in nootsaken van hue(re)n liue, En(de) oft e(n)nich van hen de c(on)trarie dade dat dan tgene dat hy alsoe v(er)cocht v(er)set oft v(er)tiert hadde come(n) en(de) volgen soude opte ande(re) kinde(re) die(re) alsdan leefden oft op hue(re) oore die thue(re) alsoe n(yet) en v(er)cochte(n) v(er)sette(n) oft en v(er)tierd(en), En(de) mids desen soe maecte(n) de voers(eide) Ad(ri)aen ex v(n)a en(de) siin wijf cu(m) tut(ore) p(re)d(ic)to p(ar)tib(us) ex alt(er)a malcanderen hue(re) huysinge met houe gr(onde) et p(er)t(i)n(entiis) o(mni)b(us) daer zy nv ter tijt inne woenen gest(aen) bute(n) de ca(m)m(er)porte opte veste opte(n) hoec vand(er) bocxstege(n) ald(aer) Alsoe saluo Ende behoud(elic) oec dien dat de selue ad(ri)aen en(de) siin wijf tsame(n) in geheele(n) bedde sitten(de) dese beg(eer)te en(de) ordina(n)cie sele(n) moge(n) breken minde(re)n meerde(re)n en(de) te nyente doen maer gheen van hen bisonde(re), sond(er) arg(elist).