GEMEENTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN
nr 166
RIJSENBERG Toelichtingsnota - stedenbouwkundige voorschriften
ontwerp - RUP
Stad Gent
ontwerp-RUP gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
NR. 166 – Rijsenberg TOELICHTINGSNOTA STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
mei 2015
Opmaak: Stad Gent Departement Ruimtelijke Planning, Mobiliteit en Openbaar Domein Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning
Ruimtelijk planner: Koen Lepla
Voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad op
De stadssecretaris
Voor de burgemeester (bij delegatiebesluit van 16 juni 2014)
Tom Balthazar Schepen van Stadsontwikkeling, Wonen en Openbaar Groen
Stad Gent
Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning
INHOUDSTAFEL
INLEIDING ............................................................................................................................................... 3 DEEL 1
TOELICHTINGSNOTA ........................................................................................................ 4
1.
REDENEN TOT OPMAAK ......................................................................................................... 4
2.
SITUERING ................................................................................................................................ 4
3.
FEITELIJKE EN JURIDISCHE TOESTAND .............................................................................. 6
4.
PLANNINGSCONTEXT............................................................................................................ 14
5.
DE RELATIE MET HET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN GENT.......................................... 16
6.
PROJECTEN IN DE BUURT .................................................................................................... 20
7.
VISIE EN KRACHTLIJNEN VOOR DE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING ............................... 21
8.
WATERPARAGRAAF .............................................................................................................. 23
9.
MER-SCREENING ................................................................................................................... 25
10. OVERZICHT VAN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN STRIJDIG MET VOORLIGGEND GEMEENTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN .......................................................................... 26 11. REGISTER PLANBATEN, PLANSCHADE, KAPITAALSCHADE- EN GEBRUIKERSCOMPENSATIE ............................................................................................................. 27 DEEL 2: STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN...................................................................... 28
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr.166 Rijsenberg Inhoudstafel
2 / 47
INLEIDING De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt dat ruimtelijke uitvoeringsplannen worden opgemaakt ter uitvoering van een ruimtelijk structuurplan. Het Ruimtelijk Structuurplan Gent (goedgekeurd bij Ministerieel Besluit van 09/04/2003) vormt het ruimtelijke kader waarbinnen in Gent een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan tot stand komt.
Volgens de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bevat een ruimtelijk uitvoeringsplan de volgende onderdelen: • • • • • • • • •
een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; de bijbehorende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer; een weergave van de feitelijke en juridische toestand; de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waaraan het uitvoering geeft; in voorkomend geval, een zo mogelijk limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden; in voorkomend geval een overzicht van de conclusies van het planmilieueffectenrapport, de passende beoordeling, het ruimtelijk veiligheidsrapport of andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten; in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaalschadecompensatie, voortvloeiend uit het decreet grond- en pandenbeleid; in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd of een overdruk wordt toegevoegd die aanleiding kan geven tot gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen. eventueel een onteigeningsplan.
Deze bundel bestaat uit: • •
een toelichtingsnota (deel I), waarin onder meer de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Gent is opgenomen, de op te heffen voorschriften limitatief zijn opgesomd en de registers van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd zijn opgenomen; de stedenbouwkundige voorschriften (deel II).
Enkel het grafisch plan en de bijbehorende stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht. De toelichtingsnota (deel I), met onder meer de visie en de krachtlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling hebben geen verordenende kracht. Deze toelichting en beschrijving vormen een belangrijk inhoudelijk onderdeel van het geheel van dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het onderzoek van de milieueffecten is opgenomen in een aparte nota (zie ‘screeningsnota’).
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Inleiding
3 / 47
Stad Gent
DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA 1. REDENEN TOT OPMAAK De Rijsenbergbuurt is vandaag een heel degelijke wijk. De nabijheid van het Sint-Pietersstation, het kwaliteitsvolle woningenbestand, de architectuur en het rustige, groene karakter vormen de grootste troeven voor de bewoners. Voor deze buurt vormt het BPA Rijsenberg momenteel het juridisch kader voor het afleveren van stedenbouwkundige vergunningen. Enerzijds is dit BPA een sterk conserverend plan en biedt het weinig flexibiliteit. Anderzijds voorkomt het speculatie en zorgt het er voor dat aanpassingen aan bestaande noden worden verhinderd. Ter voorbereiding van de herziening van dit BPA is een ruimtelijk onderzoek ‘Ruimtelijk Onderzoek Rijsenbergbuurt – eindrapport juni 2011’ opgestart. Dit ruimtelijk onderzoek zal het toekomstig ruimtelijk kader voor de verdere ontwikkeling van de Rijsenbergbuurt vormen. Uit het ruimtelijk onderzoek komen onder andere volgende inzichten voor een herziening naar voor: de creatie van een groen netwerk in de wijk het beschermen van waardevol patrimonium het beschermen van de woonfunctie (en de bestaande eengezinswoningen) het geven van een toekomstgerichte bestemming aan de Lumat-site en instituut Moderne het toepassen van een genuanceerde visie op voortuinen het toepassen van een nieuwe visie op binnengebieden het oplossen van enkele lokale problemen het flexibeler opstellen van de voorschriften, evenwel binnen een aantal ruimtelijke kwaliteitscriteria Hiervoor is de opmaak van een nieuw RUP noodzakelijk. Voor de bepaling van het plangebied is uitgegaan van het BPA nr. 12 Rijsenberg. Delen die recent herbestemd zijn door middel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Stationsomgeving Gent-Sint-Pieters – Koningin Fabiolalaan” en het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 155 “Park Duifhuisstraat”, zijn niet meegenomen.
2. SITUERING Het plangebied ligt ten zuiden van de kernstad en wordt ruwweg omsloten door de Fabiolalaan in het zuiden, de Leie in het westen en noorden en de Albertlaan in het oosten. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 70 ha. De Rijsenbergbuurt kan bogen op een aantal bijzondere troeven die de unieke ligging van de wijk bepalen. Vooreerst maakt de Rijsenbergwijk deel uit van een ruimer stadsdeel dat profiteert van de nabijheid van het station Gent SintPieters. Met zijn 51.000 reizigers per dag is dit treinstation vandaag al het grootste van Vlaanderen. De vernieuwing van het station en de omgeving maakt verdere groei mogelijk (tot 60.000 pendelaars / dag). Hoewel het station niet centraal gelegen is in de stad, ontstaat vanuit de dynamiek van de plek een sterke centraliteit. De Rijsenbergbuurt kan daarom niet enkel profiteren van de korte afstand tot het station zelf, maar ook van de regionale openbaarvervoersknoop (bus en tram) en de nabijheid van centrumfuncties (zoals horeca, scholen,…). Op ruimtelijk vlak valt een zekere grandeur op, die wordt bepaald in de stedenbouwkundige lay-out rond het station. De Rijsenbergbuurt is bovendien goed ontsloten. Zowel de kleine (R40) als grote ring (R4) van Gent zijn vlot bereikbaar. In tegenstelling tot wat het voorgaande doet vermoeden profiteert de wijk ten slotte van een bijzonder strategische ligging t.o.v. grootschalig groen. Zo wordt de Rijsenbergbuurt aan de westelijke en noordelijke zijde afgeboord door de Leie, die een waardevolle recreatieve as vormt (cfr. pleziervaart richting Sint-Martens-Latem). Aansluitend grenzen het Sport- en Recreatiedomein de Blaarmeersen en de Watersportbaan direct aan de Rijsenbergbuurt. Samen met het ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
4 / 47
Stad Gent
natuurreservaat Bourgoyen-Ossemeersen bepalen ze een belangrijke groenpool voor de stad. Op de topografische kaart valt op hoe de Rijsenbergbuurt als het ware haar neus in het groen steekt. In de plannen van de stadsvernieuwing langs de Koningin Fabiolalaan wordt via een nieuwe fietsbrug over de Leie een route voor langzaam verkeer uitgewerkt tussen de Blaarmeersen en het Citadelpark, waarmee ook de connectie tussen de Rijsenbergbuurt en het omliggende groen verder wordt versterkt.
Fig. situering RUP Rijsenberg op NGI-kaart
Fig. aanvliegfoto Rijsenbergbuurt
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
5 / 47
Stad Gent
3. FEITELIJKE EN JURIDISCHE TOESTAND 3.1.
FEITELIJKE TOESTAND
Bebouwde omgeving In het plangebied zijn ongeveer 1772 woningen gelegen. Het plangebied kent aldus een gemiddelde bruto woningdichtheid van 25 woningen per hectare. De woningdichtheid varieert van 40 woningen per hectare in de sector Ganzendries (dicht bij het station) tot 13 woningen per hectare in de sector Patijntje. Het woningenbestand van de Rijsenbergbuurt is in algemene zin vrij kwalitatief. In de bebouwde omgeving valt echter een duidelijke tweedeling op. Aan de oostelijke zijde (kant Koning Albertlaan) komt in hoofdzaak rijbebouwing voor (eengezinswoningen en appartementen), die dateert van de jaren 30-40. Aan de westelijke zijde zien we overwegend randstedelijke woningtypes (open en halfopen bebouwing) van recentere datum. Op een beperkt aantal plaatsen onderscheidt een hoger gebouwvolume zich t.o.v. zijn omgeving. Vooral de oudere, aaneengesloten bebouwing heeft onmiskenbaar een sterke stedenbouwkundige identiteit. Het geheel wordt op stedelijke schaal getypeerd door gebogen perspectieven t.g.v. het opmerkelijke stratenpatroon. Bovendien is er een sterke architecturale kwaliteit leesbaar: de verschillende typologieën vormen samen een overtuigend geheel. Nochtans liggen er binnen de perimeter van het project slechts 1 monument en 2 beschermde stadsgezichten (gg 16/3/1996): Koning Albertlaan 77 (Art Decohuis van Geo Hendrick), Patijntjestraat 10-16 en Aaigemstraat 2-18 (ensemble van woningen ontworpen door Geo Henderick) en Gordunakaai 1-6 (homogeen ensemble van 4 woningen ontworpen door Geo Henderick). Daarnaast is een aantal panden opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed (http://www.inventaris.onroerenderfgoed.be). Belangrijker dan de individuele bescherming van deze panden echter is de belevingswaarde en kwaliteit van deze bebouwing als homogeen architecturaal geheel. In enkele straten wordt het cultuur-historisch beeld van de Interbellum-architectuur nog kwalitatief aangevuld met voortuinen.
Koning Albertlaan
Gordunakaai
Patijntjesstraat- Aaigemstraat
Handbalstraat –Koning Albertlaan
Rijsenbergstraat
L’Oiseau Bleu - Patijntjesstraat
Rijsenbergstraat
Patijntjesstraat
Patijntjesstraat
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
6 / 47
Stad Gent
Groen / publiek domein Hoewel het publiek toegankelijk groen op vandaag eerder beperkt is, heeft de Rijsenbergbuurt een relatief groen karakter. Hierbij kunnen verschillende niveaus onderscheiden worden, afhankelijk van de betekenis van het groen: recreatief groen, landschappelijk groen en groen met natuurwaarde. Het publiek toegankelijk recreatief groen van de Rijsenbergbuurt zelf wordt in hoofdzaak bepaald door het Duifhuispark (1 ha, actieradius 400 meter), door de groenas langs de Leie en kleiner woongroen, zoals de tuin bij de seniorenclub langs de Handbalstraat, het Olympiadeplein en Atletiekplein. In de stadsontwikkeling langs de Koningin Fabiolalaan (buiten het plangebied) wordt bovendien een nieuwe parkruimte op het talud van de spoorweg voorzien. De vraag naar speelruimte die er vandaag is, kan hiermee – in aanvulling op het Duifhuispark – een invulling krijgen. Er wonen immers meer dan 500 kinderen tussen 0 en 17 jaar in de Rijsenbergwijk. Daarnaast zullen ook enkele ingegroende pleintjes (zgn. “stadstuinen”) langs de Koningin Fabiolalaan het publiek domein verrijken. Ten slotte wordt uiteraard ook hier de nabijheid tot De Blaarmeersen en de Watersportbaan (buiten het plangebied) in rekening gebracht. Op het niveau van het landschappelijk groen merken we een aantal relicten op van de oorspronkelijke begroeiing (bvb. elskanten langs de rand Duifhuisstraat). Vooral het moerasbos langs de Koningin Fabiolalaan heeft een grote landschappelijke en natuurhistorische waarde. Het bosje, dat eigendom is van de Stad, ligt op het oorspronkelijk niveau van de meersen. De rest van de Rijsenbergbuurt is opgehoogd, met uitzondering van een rij woningen in de Aaigemstraat. Het gebied verzorgt de wateropvang voor de omliggende buurt, en is biologisch zeer waardevol. Ook de vele voortuintjes zorgen voor een landschappelijke meerwaarde in de wijk. Het groen met natuurwaarde omvat verschillende bosjes, houtkanten en extensief beheerde tuinen. Ook de groenstructuur langs de Leie is van belang. De beleving vanuit het woonweefsel blijft echter beperkt door het ontbreken van linken. Als conclusie kunnen we stellen dat – na realisatie van het geplande project langs de Koningin Fabiolalaan – de vraag naar méér groen beperkt is (enkel aan de oostelijke kant van de Rijsenbergbuurt is een groter aandeel woon- en wijkgroen gewenst). Wel dient het bestaande groen behouden / versterkt te worden en moet vooral de toegankelijkheid vergroten (bvb. door groenzones publiek te maken, doorsteken te voorzien, veiligheid oversteken te vergroten,…). Bij de (her)inrichting van de bestaande en nieuwe groene ruimte worden er naast formele speelplekken ook plekken voor rust en ontmoeting voorzien. Hierbij wordt het principe van het speelweefsel toegepast.
Gordunakaai
moerasbos Koningin Fabiolalaan
Parkje Duifhuisstraat
Handbalstraat
Gordunakaai- pleintje
Verpleegsterstraat
Voorzieningen De Rijsenbergbuurt profiteert mee van het hoge voorzieningenniveau rond het station Gent Sint-Pieters. Zo zijn er naast de lokale handelszaken nogal wat winkels gericht op de activiteiten van het verkeersknooppunt (bus, tram, trein, fiets en voetgangers), met een duidelijk overwicht aan kleinschalige handelszaken. Daarnaast is er een grote aanwezigheid van scholen, kantoren en horeca in de nabije stationsomgeving. Langs de grote assen (Koningin Fabiolalaan, Koning Albertlaan) zien we de grootste concentratie van voorzieningen. Met uitzondering van de scholen (het Sint-Paulusinstituut in de Patijntjesstraat / Marathonstraat, de Gaspard de Colligny in de Rijsenbergstraat en de kleuterschool Ter Leie aan de Gordunakaai), is het voorzieningenniveau in de rest van de straten veel beperkter (bakker, apotheek, slager). De Rijsenbergbuurt wordt daarom in hoofdzaak beleefd als woonwijk. In het project langs de Koningin Fabiolalaan en rond het Mathildeplein worden alvast een aantal nieuwe wijkvoorzieningen gepland. De pleintjes langs de Koningin Fabiolalaan (stadstuinen) die aansluiten op de Rijsenbergbuurt, worden opgeladen met ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
7 / 47
Stad Gent
functies (horeca, winkeltjes) op buurtniveau. In de nieuwe ontwikkeling is ook een nieuwe school en sporthal voorzien. Algemeen kunnen we stellen dat er, na realisatie van de stadsontwikkeling rond het station, geen extra behoefte is aan nieuwe grootschalige inplantingen in de Rijsenbergbuurt.
kantoorgebouw Koningin Fabiolalaan
school Gordunakaai
school Marathonstraat
handelszaak Sportstraat
Kantoorgebouw Rijsenbergstraat
school Patijntjesstraat
Mobiliteit Met het project Gent Sint-Pieters is de mobiliteit in de stationsomgeving grondig herdacht. De verkeersstromen worden afgeleid t.h.v. het station, waarbij de vroegere noord-zuidverbinding vervalt voor alle gemotoriseerd vervoer, en tegelijk ruimte ontstaat voor een goed uitgebouwd openbaar vervoer (trein, tram, bus). Een ruime pendelparking met een capaciteit van 2700 wagens sluit rechtstreeks aan op de R4 via de Valentin Vaerwijckweg en de nieuwe Timichegtunnel onder de sporenbundel. Deze vernieuwingen zullen echter geen extra verkeersdruk genereren voor de Rijsenbergbuurt. De verkeerscirculatie is immers voorzien rond de wijk: via de Snepkaai / Koningin Fabiolalaan - Gordunakaai (en enkele richting Patijntjesstraat) – Europabrug en via de Koningin Fabiolalaan / Koning Albertlaan / Groot Brittanniëlaan naar de stadsring. Indien toch sluipverkeer zou ontstaan via de wijkstraten, zal een set aan maatregelen uitgewerkt worden om hieraan te verhelpen. Maatregelen op vlak van mobiliteit vallen echter buiten het kader van dit RUP. In het project Gent Sint-Pieters is ook een fietsverbinding voorzien tussen het Citadelpark en de Blaarmeersen (incl. fietsbrug) en een doorsteek voor fietsers en voetgangers onder het spoortalud (via de Timichegtunnel). Voor langzaam verkeer vervalt hiermee de barrièrewerking van het spoortalud en de Leie, en vindt de Rijsenbergbuurt optimaal aansluiting met de omgevende wijken en het groen.
Onderdoorgang busstation Gent Sint-Pieters
Koningin Fabiolalaan
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
Koningin Maria Hendrikaplein
8 / 47
Stad Gent
Foto’s
Prosper Claeysstraat
Koningin Fabiolalaan – Institut Moderne
Patijntjesstraat
Parking tussen Koning Albertlaan en Patijntjesstraat
Verpleegstersstraat
Skiweg
Sportstraat
Koning Boudewijnstraat
Olympiadeplein
Zie ook plan feitelijke en juridische toestand.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
9 / 47
Stad Gent
3.2.
JURIDISCHE TOESTAND
Gewestplan ‘Gentse en kanaalzone’ (KB 14 september 1977 en latere wijzigingen)
In het gewestplan komen volgende bestemmingen voor binnen de afbakening van voorliggend gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan: - woongebied, - woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde, - gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut, - waterwegen.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringplan ‘Afbakening grootstedelijk gebied Gent’ (definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 16/12/2005) Het plangebied ligt volledig binnen de afbakeningslijn van het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringplan ‘Afbakening grootstedelijk gebied Gent’. In uitvoering van de bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden de stedelijke gebieden afgebakend om er ruimte te voorzien voor wonen, werken, groen, recreatie en andere stedelijke activiteiten. Het plangebied valt wel niet binnen één van de 32 gerichte deelprojecten.
Bijzonder Plan van Aanleg nr. 12 Rijsenberg (M.B. 20 juni 1994)
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
10 / 47
Stad Gent
Het plangebied omvat het overblijvende vigerende deel van het BPA nr. 12 Rijsenberg. Het betreft die delen die niet door hetzij RUP Duifhuisstraat, hetzij GRUP Stationsomgeving Gent-Sint-Pieters – Koningin Fabiolalaan werden herzien. Volgende delen van het Bijzonder Plan van Aanleg liggen binnen de afbakeningslijn van dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan: • Z1 zone voor open bebouwing • Z2 zone voor gekoppelde bebouwing • Z3 zone voor gesloten bebouwing • Z4 zone voor gesloten bebouwing • Z5 zone voor flatgebouwen • Z6 zone voor kantoren en diensten • Z7 zone voor ambachtelijke bedrijven en autobergplaatsen • Z8 zone voor openbaar nut • Z9 zone voor koeren en tuinen • Z10 zone voor koeren en tuinen • Z11 zone voor privaat park • Z12 zone voor bouwvrije tuinstroken • Z13 zone voor openbaar groen • Z14 zone voor schermgroen • Z15 zone voor openbaar bos • Z16 zone voor wandelpaden • Z17 zone voor wegen • Z19 zone voor waterwegen
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan ‘ stationsomgeving Gent Sint-PietersKoningin Fabiolalaan’ (definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 15/12/2006) Aangrenzend aan het RUP- plangebied is het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan ‘stationsomgeving Gent SintPieters – Koningin Fabiolalaan’ gesitueerd. Dit RUP, dat al een gedeeltelijke herziening van het BPA Rijsenberg bevat, (Fabiolalaan en spoorwegterreinen zijn meegenomen) valt buiten de contouren van het RUP Rijsenberg. Het RUP Rijsenberg sluit naadloos aan op het ‘GRUP Stationsomgeving Gent Sint-Pieters – Koningin Fabiolalaan’.
Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan nr. 155 Park Duifhuisstraat (definitief vastgesteld door de Bestendige Deputatie op 16/06/2011) Buiten het RUP- plangebied is het Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan ‘nr. 155 Park Duifhuisstraat’ gesitueerd. Dit RUP betrof een beperkte herziening van het BPA Rijsenberg, onder meer om gemeenschapsvoorzieningen mogelijk te maken en het parkgebied wat toegankelijker te maken. Dit RUP wordt niet mee herzien. Het is de bedoeling van er met het RUP Rijsenberg logisch op aan te sluiten.
Verkavelingsplannen In het plangebied, komen volgende verkavelingen voor: • Verkaveling nr. 1986 GE 088/00 van 17/04/1986. Deze verkaveling is volgebouwd. Voor één perceel is de verkaveling vervallen. • Verkaveling nr. 1969 GE 034/00 van 03/11/1969. • Verkaveling nr. 1989 GE 034/01 van 11/12/1989. ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
11 / 47
Stad Gent
• Verkaveling nr. 1975 GE 055/00 van 06/10/1975. • Verkaveling nr. 1979 GE 055/01 van 21/09/1979. • Verkaveling nr. 1987 GE 055/02 van 27/02/1987. • Verkaveling nr. 1990 GE 094/00 van 22/03/1990. • Verkaveling nr. 1992 GE 094/01 van 30/04/1992. • Verkaveling nr. 1994 GE 094/02van 10/10/1994. • Verkaveling nr. 1967 GE 027/00van 6/11/1967. • Verkaveling nr. 2000 GE 111/00van 15/05/2000. • Verkaveling nr. 1976 GE 059/00van 22/12/1976. • Verkaveling nr. 1988 GE 093/00 van 9/03/1988. • Verkaveling nr. 1985 GE 063/00 van 8/11/1985. • Verkaveling nr. 1989 GE 097/00 van 22/02/1989. • Verkaveling nr. 1968 GE 029/00 van 6/08/1968. • Verkaveling nr. 2005 GE 034/03 van 30/11/2005. Alle verkavelingen zijn gerealiseerd.
Rooilijnen In het plangebied bestaan geen goedgekeurde rooilijnplannen.
Beschermde monumenten en/of stadsgezichten In het plangebied zijn er beschermde monumenten en beschermde stadsgezichten. Deze zijn aangeduid op het plan feitelijke en juridische toestand. -
Koning Albertlaan 77
1 beschermd monument is gesitueerd in de Koning Albertlaan nr. 77, een Art Decohuis van Geo Henderick (beschermd bij Besluit van de Vlaamse Regering op 13/03/1996) 2 beschermde stadsgezichten: Zone Patijntjesstraat 2-16 en Aaigemstraat 18-34 (beschermd bij Besluit van de Vlaamse Regering op 16/03/1996) Zone Gordunakaai 1-6 met inbegrip van voormalig koetshuis /garage die momenteel hoort bij Gordunakaai 2-3, maar zich bevindt langs de Sportstraat. Dit is een homogeen ensemble van 4 woningen ontworpen door Geo Hendrick (beschermd bij besluit van de Vlaamse Regering op16/03/1996)
Gordunakaai 1-6
Aaigemstraat-Patijntesstraat
Een reeks gebouwen zijn ook opgenomen zijn in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed. In de onmiddelijke omgeving van het plangebied zijn vermeldenswaard: Het stationsgebouw Koningin Maria Hendrikaplein, platanen Voormalige bioscoop Rex, Maria Hendrikaplein ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
12 / 47
Stad Gent
-
Sint Pauluskerk, Smidsestraat
Koningin Maria Hendrkiaplein met stationsgebouw, platanenkring en kantoortoren
Toegekende milieuvergunningen Volgende relevante milieu- en exploitatievergunningen zijn in het plangebied gekend. - het exploiteren van een autoherstelplaats met 4 hefbruggen, Aaigemstraat 16 (1198/E/1, geldig tot 05/06/2017) - het exploiteren van een algemeen ziekenhuis en een polikliniek Koningin Fabiolalaan +71 (10986, geldig tot 06/04/2026) - het exploiteren van een nieuwkuis, Aaigemstraat 6 (6722/E/1, geldig tot 14/10/2019) - het veranderen van een bestaand droogkuisbedrijf (melding klasse 3 bij een klasse 2 ) Koningin Maria Hendrikaplein 40 56818/E/2, geldig tot 22/09/2025) - het verder exploiteren van een kaarsenfabriek (ambachtelijke vervaardiging van waskaarsen), Patijntjesstraat +161 (673/E/2, geldig tot 27/04/2026) - overname van een brood- en banketbakkerij met tea-room, Sportstraat 2 (2680/E/4, geldig tot 04/10/2014) - het exploiteren van een bedrijf voor de productie van roomijs op ambachtelijke wijze, Rijsenbergstraat 8+ (11543/E/1) - bodemsaneringsproject Euroshop Aaigemstraat 6 (11550/B/1) - het exploiteren van een medisch laboratorium, Gordunakaai 60 (5137/E/1) - het exploiteren van een zendinstallatie voor mobiele communicatie (residentie Olympia, Verpleegstersstraat 2/130,11740/E/1) - het exploiteren van een brood- en banketbakkerij, Sportstraat 229 (9492/E/1, geldig tot 13 mei 2029) - het exploiteren van een kantoorgebouw, Koningin Fabiolalaan 115 (11968/E/1) - het exploiteren van een brood- en banketbakkerij, Distelstraat 1 (3980/E/1, geldig tot 20/05/2029) - het hernieuwen en veranderen (door wijziging en uitbreiding) van een bestaande brood- en banketbakkerij, Rijsenbergstraat 57+ (2451/E/3, diverse, geldig tot 18/12/2028) - een mededeling van een kleine verandering (door wijziging/uitbreiding) van een school, Patijntjesstraat 45 (1329/E/2, geldig tot 06/09/2014) - het exploiteren van een hotel met accommodatie, Koning Albertlaan121/Handbalstraat (12869/E/1) - het exploiteren van een apotheek, Fabiolalaan 57a (13751/E/1)
Externe veiligheid In het plangebied zijn geen Seveso-inrichtingen aanwezig of gepland. Binnen het plangebied wordt wel een aandachtsgebied (woongebied) voorzien. Volgens de ons beschikbare gegevens is er binnen een perimeter van 2km (op 1.86 km.) rond het plangebied volgende lagedrempelinrichting aanwezig: Libert Paints. Op basis van beschikbare gegevens, schat de Dienst VR in dat de ontwikkelingen verzoenbaar zijn met de aanwezigheid van deze inrichting en beslist de dienst VR dat er geen ruimtelijk veiligheidsrapport dient opgemaakt te worden en dat er voor wat het aspect externe veiligheid betreft geen verdere actie ondernomen dient te worden..
Biologische waarderingskaart De biologische waarderingskaart levert voor het plangebied volgende informatie. Het laaggelegen broekbos in de Fabiolalaan is biologisch zeer waardevol. De oevers van de Leie worden als een complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen beschouwd. Achter het sociale woningcomplex in de Verpleegsterstraat ligt ook een complex van minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
13 / 47
Stad Gent
Habitat- en vogelrichtlijngebieden De Europese Habitatrichtlijn van 1992 geeft aan welke natuurgebieden (habitats) beschermd moeten worden door de lidstaten. Het is de bedoeling dat de gebieden die vallen onder de Vogel- en Habitatrichtlijn, uitgroeien tot een Europees netwerk van natuurgebieden, het zgn. “Natura 2000”. Voor deze Habitatrichtlijn worden “speciale beschermingszones” aangewezen, waardoor er bij projecten nabij dit soort gebieden rekening moet worden gehouden met de zgn. “externe werking” met “significante effecten” van de bouw- en gebruiksactiviteiten van de projectlocatie. De Vogel- en Habitatrichtlijn is opgenomen in artikel 36 van het Vlaamse Decreet betreffende het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu betreffende de gebiedsbescherming (habitats), instandhoudings- en compensatiemaatregelen. Binnen het plangebied, noch in de nabije omgeving bevinden zich speciale beschermingszones.
Gebieden van VEN en IVON VEN-, IVON- en natuurverwevingsgebieden zijn gebieden die de Vlaamse regering afbakende in uitvoering van het Decreet betreffende het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu van 21 oktober 1997 en het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De gebieden van het VEN en het IVON vormen samen een netwerk van waardevolle natuurgebieden in Vlaanderen. Binnen deze gebieden wordt een beleid gevoerd dat gericht is op de instandhouding van de natuur, met specifieke beschermingsmaatregelen en middelen. Binnen het plangebied, noch in de ruime omgeving rondom het plangebied bevinden zich gebieden van VEN en IVON.
4. PLANNINGSCONTEXT 4.1.
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is bij besluit van de Vlaamse regering definitief vastgesteld op 23/09/1997. De bindende bepalingen zijn bij decreet van 17/12/1997 bekrachtigd. Het legt de structuurbepalende elementen vast op Vlaams niveau en formuleert een ruimtelijk beleid voor deze elementen. De elementen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen die relevant zijn voor deze site, worden hieronder weergegeven. Het gebied ‘Rijsenberg’ maakt deel uit van het grootstedelijke gebied Gent. Binnen grootstedelijke gebieden wordt een belangrijk aandeel van de groei in Vlaanderen inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten opgevangen. Daarbij wordt onder meer gestreefd naar het versterken van de multifunctionaliteit. ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
14 / 47
Stad Gent
Het Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan ’Rijsenberg’ gaat aldus niet in tegen de bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen..
4.2.
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS)
Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen is op 10/12/2003 definitief vastgesteld door de provincieraad, en door de Vlaamse regering goedgekeurd op 18/02/2004. Het legt de structuurbepalende elementen vast op provinciaal niveau en formuleert een ruimtelijk beleid voor deze elementen. Het Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan ‘Rijsenberg’ moet rekening houden met deze selecties en het vooropgestelde beleid. Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan stelt dat in het Oost-Vlaams Kerngebied het stedelijk gebied kwantitatief en kwalitatief dient versterkt te worden. Het Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan ’Rijsenberg’ gaat aldus niet in tegen de bepalingen van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan..
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
15 / 47
Stad Gent
5. DE RELATIE MET HET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN GENT Het plangebied ligt in de deelruimte kernstad. Met dit RUP worden volgende bindende bepalingen uit het RSG uitgevoerd: - met betrekking tot de nederzettingsstructuur: Het door het Vlaamse niveau af te bakenen grootstedelijk gebied is geselecteerd als de zone waarbinnen de kwalitatieve en kwantitatieve grootstedelijke taakstellingen inzake wonen hun plaats vinden - Binnen het kader van de subsidiariteit worden volgende structuurbepalende elementen voor Gent geselecteerd: met betrekking tot de ruimtelijk-economische structuur: de stationsomgevingen van Sint-Pieters en Dampoort als gemengde ontwikkelingspolen voor vooral wonen en kantoren; Bestaande Bijzondere Plannen van Aanleg worden herzien voor de verweving van functies en bescherming van het wonen in de binnenstad.
Met dit RUP worden volgende richtinggevende bepalingen verwezenlijkt: Beleidsdoelstellingen van de deelruimte kernstad (zie ook RSG, kaart 95) zijn o.m.: - het intensief nastreven van structurele vernieuwing, verluchting en vergroening van de gordel. - het geven van ruimtelijke samenhang aan de veelheid van fragmenten. (p.291) - actieve ontwikkeling van de beide stationsomgevingen ( Sint-Pieters en Dampoort) in complementaire zin. In de kernstad bestaat een specifieke en sterke verweving van wonen, diensten, vele onderwijsinstellingen, handel, oude en nieuwe ambachtelijke bedrijvigheden. De beide stationsomgevingen ontwikkelen binnen dit gebied als bijzondere en publiekstrekkende tertiaire groeipolen met een eigen profiel. Vernieuwing en verluchting door inbreng van nieuwe parken in dit centrale en historisch belangrijke stadsdeel wordt intensief nagestreefd. Tegelijk wordt de veelheid aan fragmenten binnen dit gebied een sterke ruimtelijke samenhang gegeven. het samenvloeiende waternet van vaarten en rivieren en de ontwikkelde groenassen zijn dragers van deze ruimtelijke samenhang. De inpassing van handelsfuncties en dienstverlening op geschikte plaatsen in het stedelijk weefsel gebeurt het best volgens een hiërarchische spreiding, waarbij de bereikbaarheid en de aard en draagkracht van de omgeving een rol speelt. Verweven in kuip en kernstad (het plangebied ligt in de kernstad) zijn ook enkel handelsfuncties op lokaal niveau gewenst. Richtinggevend maximum per handelsruimte bedraagt 500 m² ( p. 267-268) Aangezien deze cijfers slechts oriënterend zijn en er nog bijkomend onderzoek dient te gebeuren om de categorieën en richtwaarden te verfijnen, worden deze in dit RUP nog aangepast. Het kwalitatieve wonen in de kernstad zit, zij het in mindere mate dan in de binnenstad, in de verdrukking. Verdringing door meer rendabele woontypes en overlast van verkeer en parkeerdruk wegen op de bewoning in meerdere wijken van de kernstad. Daarom moet de diversiteit van het woningaanbod er behouden blijven en het bestaand woonaanbod aan eengezinshuizen voldoende beschermd en ondersteund worden. (p. 295) Specifieke uitdagingen inzake wonen en woonomgevingen zijn: • het recht op wonen realiseren voor alle stadsbewoners door iedereen die in Gent woont of komt wonen in elke gezinsfase een voldoende groot aanbod aan geschikte woningen te kunnen bieden; • de stadsvlucht gekeerd houden door jonge gezinnen (30’ers) te houden en jongeren (20’ers) en aankomende senioren (50/60’ers) verder aan te trekken; • het wonen in verschillende stadsdelen, aantrekkelijk en met een eigen karakter, aanmoedigen door ze degelijk te mengen wat betreft woontypes en wijkvoorzieningen en te bedienen met openbaar vervoer Globaal kiest Gent tegelijk voor verbetering van het wonen van de aanwezige stadsbevolking en voor stadsversterking door het ombuigen van de stadsvlucht (van vooral jonge gezinnen met kinderen) en het aantrekken van nieuwe bewonersgroepen, vooral jongeren en aankomende senioren. Deze keuze veronderstelt een actief beleid en volgehouden intense inspanningen van de verschillende bestuurslagen om (door verbetering en uitbreiding) een kwalitatief en kwantitatief aanbod tot stand te brengen. Er moeten circa 13.000 woningen gebouwd worden in de periode 1997-2007 in Gent. Deze bijkomende woningen worden verdeeld volgens een aantal visieelementen: • Wonen hoort in de eerste plaats in de stad thuis. Het uitbouwen van een sterk en dynamisch stedelijk gebied door vernieuwing en kwalitatieve uitbreiding is een eerste principe. Momenteel ligt het bouwtempo in de regio van Gent meer dan tweemaal zo hoog als in Gent zelf. Met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wil de Vlaamse overheid daarin een trendbreuk realiseren en de woningbouw meer bundelen binnen de af te bakenen stedelijke gebieden. De afbakeningsprocedure zal op zich niet volstaan: het Vlaams Gewest moet in eerste instantie zoveel mogelijk de reserves binnenin kunnen mobiliseren en de reserves erbuiten blokkeren. Een ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
16 / 47
Stad Gent
grondbeleid van het Vlaams Gewest is dus meer dan ooit aan de orde.(p. 214) • Voldoende functiemenging in de stad. Het wonen is het stedelijk basisweefsel bij uitstek. Wonen moet overal en zoveel mogelijk aanwezig zijn binnen het grootstedelijk gebied, voor zover het verzoenbaar is met de andere functies. De stedelijkheid van een gebied is pas volwaardig als erin gewoond wordt. Functievermenging is een goede zaak zolang het niet vernietigend werkt op het wonen. Daar waar het basisweefsel onderbroken is zal het moeten hersteld worden in combinatie met de reeds aanwezige functies zoals winkels, kantoren, e.d. Een nadrukkelijke integratie van woonontwikkelingen met openbaar vervoer en voorzieningen en het streven naar zelfvoorzienende stadsdelen (wat betreft basisvoorzieningen en wat betreft het hele scala aan woningtypes) zijn de doelstellingen. • Voldoende woningmenging in elk stadsdeel binnen de eigenheid van elke buurt. Ieder gezin moet een geschikte en een betaalbare woning kunnen vinden in de stad. Een ‘life-time’ verblijf moet er met andere woorden mogelijk zijn. Dat veronderstelt een voldoende aanbod én menging van alle mogelijke woontypes per stadsdeel. De stad is dermate groot dat er deelgebieden te onderscheiden zijn die relatief autonoom functioneren in hun dagdagelijks functioneren. Deze stadsdelen zijn echter vaak té eenzijdig samengesteld. We onderscheiden twee soorten woningmenging: menging van kleine met grotere woningen en menging van sociale en particuliere woningen. Een voldoende menging van woontypes is dus van belang, zij dat de mate van menging niet overal dezelfde kan en moet zijn, maar van elk type is een minimum aandeel toch aangewezen. • Stedelijke bouwdichtheden in het grootstedelijk gebied. Om van stedelijkheid te kunnen spreken moet er een voldoende hoge dichtheid zijn van functies en woningen. Omwille van de schaarste aan grond, maar ook omwille van de rendabiliteit van investeringen in voorzieningen moet een minimale woondichtheid voor de nieuwbouw nagestreefd worden binnen het grootstedelijk gebied, en dit ondanks de bestaande omgeving. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voorziet een streefcijfer van 25 woningen per hectare. Deze wijk heeft dan ook een bruto-woningdichtheid van 25 woningen per hectare. Men dient daarbij voor ogen te houden dat men in een stad niet kan wonen zoals op het platteland; compacter wonen is nu eenmaal eigen aan de stad, al eeuwenlang. Het versterken van de identiteit van verschillende nederzettingsvormen van stedelijk gebied en buitengebied is de doelstelling. Dit kan gebeuren enerzijds door voldoende hoge dichtheden te voorzien en anderzijds door versnippering in linten, gehuchten en verspreide bebouwing tegen te gaan.(p. 214) De appartementen worden vooral in de stationsomgevingen (400 meterstraal), op de elf steenwegen en langs de andere belangrijke weginfrastructuur zoals de R40, B401, enz. voorzien. Appartementen lenen zich bovendien beter tot het mengen met andere functies dan eengezinswoningen. Eengezinswoningen worden vooral ondergebracht in zijstraten en rustige woonstraten in de binnenste delen van een woonwijk, weg van de drukke verbindende wegen, lanen en straten. In de nieuwe en in herziening gestelde BPA’s van het grootstedelijk gebied in het algemeen en in de kernstad in het bijzonder worden systematisch een aantal welgekozen straten of delen van straten uitsluitend voorbehouden voor eengezinswoningen. Bij het opstellen van nieuwe en het herzien van bestaande BPA’s binnen het grootstedelijk gebied wordt systematisch onderzocht en overwogen of niet-woongebouwen en terreinen een nieuwe bestemming als woonzone kunnen krijgen. Het aanbod van eengezinswoningen in de binnenstad en bij uitbreiding in de kernstad staat onder druk (indeling kleine eenheden, sloop voor appartementen en andere functies, inname door andere functies,enz.). Omwille van een hoger ontwikkelingsrendement komen appartementen veel spontaner tot stand. Ook in het meest verstedelijkte deel van de stad moet er voldoende bewoning zijn van grotere gezinnen met kinderen. Daarom wordt een eengezinswoningen-plan opgemaakt, in eerste instantie voor de binnenstad, in een tweede fase voor de veel grotere kernstad, waarin straten of delen van straten geselecteerd worden die voorbehouden worden voor eengezinswoningen. Dit zowel door bescherming van de bestaande eengezinswoningen als door de stimulering van nieuwe eengezinswoningen door vervangingsbouw of invulling van bouwpercelen. Straten die hiervoor in aanmerking komen zijn typische woonstraten die nu al overwegend uit eengezinswoningen bestaan en die gelegen zijn in de mazen van de grote verkeerswegen en steenwegen van de stad. Zachte renovatie en vooral harde renovatie en structurele vervangingsbouw leiden tot eigentijdse woningen (met buitenruimte); behoud en creatie van groene en open ruimten en van pleinen door uitpitting, verwijdering en reorganisatie, zorgen voor aantrekkelijke en leefbare woonomgevingen. De eigenheid van elke woonbuurt wordt versterkt en vormt het kader voor de vernieuwingen en ingrepen. De stationsomgeving van Sint-Pieters is nu sterk gericht op wonen, dat is ook de sterkte van het gebied (veel pendelaars naar Brussel zoeken er een woning): daarom moet er een belangrijk contingent woningen in terecht komen. (p. 292)
Gewenste ruimtelijke groenstructuur Gent heeft in vergelijking met de andere Vlaamse steden een groot tekort aan groenvoorzieningen op stedelijk en grootstedelijk niveau. Omwille van de leefbaarheid van de grootstad moet er aan deze behoefte tegemoet gekomen worden. Op wijkniveau is er een grote nood aan bijkomend buurtgroen en parken, bij voorkeur ingebed in een samenhangende groenstructuur. ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
17 / 47
Stad Gent
Een groen netwerk verhoogt de leefbaarheid van de stad, en ook biedt het recreatieve mogelijkheden in de openlucht. In en rond de kernstad is er behoefte aan bijkomende openbare parken. Die moeten niet enkel kwalitatief worden ingericht maar ook maximaal bereikbaar zijn. De gewenste ruimtelijke groenstructuur omvat naast de gebieden waar natuur de hoofdfunctie is, ook cultuurgroen in parken, plantsoenen, groenassen, tuinen, bermen… Het lange termijn streefdoel is immers dat alle aanwezige groen in mindere of meerdere mate een natuurwaarde krijgt, waardoor de ruimtelijk-natuurlijke structuur en de groenstructuur steeds meer gaan samenvallen. Als radiaalverbindingen in de open ruimte tussen de kernstad en het buitengebied zijn de groenassen landschappelijk structurerende elementen. Zij zijn een aaneensluiting van niet-bebouwde ruimten. Zij sluiten aan bij de ‘open ruimtecorridors’ voorgesteld in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Zij kennen een min of meer variërende verschijningsvorm met een zekere gradiënt naar de binnenstad en dienen beschouwd te worden als landschappelijke componenten. Sommige groenassen hebben een rivier- of beekvallei als natuurlijke drager. Dergelijk gegeven vormt een sterke ecologische en landschappelijke ruggengraat. Het betreft de groenassen ….G6 (Leie) …. (p. 233) Gewenste verkeers- en vervoerstructuur Verblijfsgebieden worden afgebakend om de leefbaarheid en de verkeersveiligheid te verhogen. verbeteren van de kwaliteit van het openbaar domein (p. 238) Ruimte voor Spel, sport en ontmoeting Omdat kinderen en jongeren specifieke ruimte nodig hebben om buiten te kunnen spelen en sporten, is voldoende aandacht voor een goede spreiding van voldoende kwalitatieve speelplekken, afgestemd op bestaande plaatselijke noden, essentieel. Vooral in dichtbebouwde woonwijken van de stad zijn speciaal voorbehouden plekken voor kinderen nodig. In de stadsdelen Binnenstad, Sint-Michiels-Casinoplein, Zuid, stationsbuurt Sint-Pieters, Miljoenenkwartier, Bloemekenswijk, Vogelhoek Gentbrugge en Ledeberg kern moet nog de eerste speel- en (outdoor)sportruimte voor kinderen en jongeren voorzien worden. (p. 278) Gewenste stadslandschappelijke structuur Het stadslandschap met haar sterke bebouwingsgraad, haar cultuurhistorisch landschap, haar torens in de kernstad en haar lappendeken van verschillende wijken. Dit stedelijke landschap wordt gestructureerd door het raamwerk gevormd door de groene ring R4, de stadsboulevard R40, de laanbeplantingen in de centrale delen van de steenwegen, de verbindende groenassen en in de kernstad de aanwezige groene stapstenen (parken (p. 280) Te beschermen gehelen Minstens zes sites van uitzonderlijke stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit en eenheid die thans geen of slechts onrechtstreeks een wettelijke bescherming genieten worden aangeduid als waardevolle stedelijke gehelen. Het betreft: • …. Maria Hendrikaplein met Groot-Brittanniëlaan (interbellum architectuur); • … (p. 282)
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
18 / 47
Stad Gent
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
19 / 47
Stad Gent
6. PROJECTEN IN DE BUURT 6.1. Project Gent Sint-Pieters - Fabiolalaan Ten zuiden de Rijsenbergwijk is de komende jaren een grootschalige stadsontwikkeling gepland. 900 woningen, een school, een buurtsporthal, voorzieningen en 100.000 m² kantoren worden er in de komende 10 jaar opgetrokken. De stedenbouwkundige structuur is voor een stuk afgestemd op de Rijsenbergwijk. Zo wordt er ter hoogte van de Susan Lilarstraat een park voorzien. Een stedelijk plein takt aan tussen de Aaigemstraat en het Institut Moderne en zal in de toekomst als een soort wijkplein fungeren.
Figuur uit Synthesedocument 2010
6.2. Ontwikkelingsplan Sport- en recreatiepark Blaarmeersen In 2011 is voor de Blaarmeersen een ontwikkelingsvisie met beheerplan opgemaakt. Dit plan heeft als doel de kwaliteiten van de Blaarmeersen te behouden en het gebied verder te ontwikkelen tot een goed bereikbaar en aantrekkelijk sport- en recreatiedomein. In dit plan is o.a. een verbeterde toegankelijkheid vanuit de Rijsenbergbuurt gepland, onder meer door een nieuwe fietsen voetgangersbrug over de Leie ter hoogte van de Koningin Fabiolalaan.
Figuur uit Ontwikkelingsplan Sport- en recreatiepark Blaarmeersen 2011
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
20 / 47
Stad Gent
7. VISIE EN KRACHTLIJNEN VOOR DE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING Visie Een rustige groene woonwijk nabij het station. De ambitie is om het karakter van de Rijsenbergbuurt veeleer in stand te willen houden dan het radicaal te veranderen. De huidige kwaliteiten worden maximaal verder uitgebouwd: het rustige karakter van de woonwijk en het groene beeld vormen hierbij belangrijke uitgangspunten. Vanuit deze optiek wordt er ook voor gekozen het bestand aan eengezinswoningen in de Rijsenbergbuurt te consolideren. De beeldbepalende architecturale en stedenbouwkundige gehelen verdienen hierbij bijzondere aandacht.
Krachtlijnen Contact met water wordt verbeterd De relatie tussen het woonweefsel en het water is vandaag erg beperkt. Hierdoor wordt een belangrijke meerwaarde voor de woonkwaliteit niet gevaloriseerd. In de toekomst is het dan ook de bedoeling om het contact tussen de Rijsenbergbuurt en het water te versterken. Dit kan op verschillende manieren: door opwaardering van de route voor langzaam verkeer langs de Gordunakaai en door de creatie van verblijfsruimtes langs het water. Zichtrelaties naar het water worden zo veel als mogelijk behouden. Een groen netwerk wordt verweven in de buurt De Rijsenbergbuurt wordt nu ook al gekenmerkt door een gediversifieerd groen beeld. Vooral de aanwezigheid van voortuinen, straatbomen, de groenstructuur langs de Leie, en grote zichtbare tuincomplexen dragen hier toe bij. Het is de bedoeling het groene karakter van de wijk te versterken en verder aan te vullen tot een samenhangend en betekenisvol netwerk. De oostkant van de Rijsenbergbuurt wordt gekenmerkt door een dens stadsweefsel, met beperkte open ruimte. De aanwezigheid van voortuinen en laanbomen bepaalt hier in sterke mate de belevingswaarde en het karakter van de straten. Het aanwezige groen wordt er verder versterkt, met aandacht voor de integratie van kleinschalige rustplekken. In het kader van dit RUP wordt specifiek ingezet op: ·- het verder vergroenen van voortuinen - het toegankelijk maken van het bosje aan de Koningin Fabiolalaan. - het mogelijk maken van een verdere vergroening van het publiek domein - bestaande groene ruimtes worden maximaal behouden. Aldus worden de voorschriften voor tuinzones strenger. Waardevolle gebouwenensembles blijven behouden; voorschriften maken evenwel een kwaliteitsvolle verbouwing mogelijk In het eindrapport ‘Ruimtelijk onderzoek Rijsenbergbuurt’ zijn een aantal ensembles geselecteerd die als totaliteit een stedenbouwkundige /architecturale meerwaarde inhouden voor de wijk. De individuele woning staat in deze appreciatie niet op zich, maar wordt gezien als onderdeel van een waardevol stedenbouwkundig geheel. Hierbij is het expliciet niet de bedoeling alle vernieuwing tegen te gaan; nieuwe ingrepen moeten evenwel de beeldwaarde van het ensemble minstens in stand houden. In principe vereist dit het behoud van de elementen die aan het ensemble zijn beeldwaarde verschaffen. Indien behoud niet vereist is, moet het nieuwe minstens de kwaliteit van de beeldwaarde in de straat ondersteunen en waar mogelijk verbeteren. Het nieuwe ontwerp houdt rekening met de architectuur van de omgeving zonder deze te imiteren noch hiermee te ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
21 / 47
Stad Gent
contrasteren. Uit bovengenoemd eindrapport mocht blijken dat vooral de grootschalige stadsuitbreiding tussen ca. 1935 en 1960 de beeldwaarde van de wijk het sterkste bepaald heeft. De grondgebonden woningen en appartementen uit deze periode vormen eenvormige kwalitatieve gehelen. Naast de specifieke verschijningsvorm van de architectuur (stijl, gevelwerking, dakopbouw, afwerkingsgraad, …) bepalen in enkele gevallen ook de voortuinen de eigenheid van het ensemble. Wijzigingen en verbouwingen vormen steeds een logische evolutie van een architectuur en zeker voor de woningen bestaat de noodzaak en wens om mee te evolueren met hedendaags wooncomfort en vereisten. Voor de waardevolle panden, opgenomen op de inventaris, dient echter de erfgoedwaarde van deze architectuur als één van de belangrijkste uitgangspunten te worden beschouwd. Opname in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed betekent voor elk van de erfgoedobjecten dat zij een vorm van vrijwaring voor de toekomst genieten. Deze vrijwaring verschilt echter sterk van een bescherming als monument. Ten gunste van gebouwen uit de vastgestelde inventaris gelden er binnen het onroerend erfgoedbeleid, stedenbouwkundig, woon- en energieprestatiebeleid een aantal uitzonderingsmaatregelen, met als doel dit bouwkundig erfgoed zoveel mogelijk te vrijwaren. Bedoeling is de erfgoedwaarde te benadrukken maar, zoals eerder gemeld, vernieuwing bespreekbaar te houden. Lumatsite, Institut Moderne en een aantal binnengebieden worden met respect voor de rustige groene woonwijk herbestemd. Binnen het stedelijk woonweefsel van de Rijsenbergbuurt kunnen een aantal plaatsen een nieuwe invulling krijgen. Ze bieden in bepaalde gevallen de sleutel voor een concrete realisatie van de hiervoor genoemde krachtlijnen. Binnen de bebouwde omgeving vormen in het bijzonder de Lumat-site en het Institut Moderne (huidige functie AZ Jan Palfijn) belangrijke plekken voor stedelijke inbreiding en vernieuwing. Ook vallen binnengebieden van verschillende schaal op, die ‘verstopt’ zijn in het hart van de bouwblokken (garageboxen, kleinschalige bedrijvigheid, woningen). Vaak is de beeldwaarde en de ordening in deze binnengebieden niet optimaal. Herbestemming en herinrichting zijn dan op hun plaats. Eengezinswoningen worden beschermd De Rijsenbergbuurt beschikt over een beperkt aandeel kwaliteitsvolle eengezinswoningen met tuin. Ook bevinden zich verspreid over de wijk al een opmerkelijk aandeel appartementsgebouwen, resulterend in een groot aantal entiteiten. Wanneer we rekening houden met de toekomstige woningen langs de Koningin Fabiolalaan, die allemaal van het appartemententype zijn, is het noodzakelijk om de eengezinswoningen in de Rijsenbergwijk te beschermen en te doen aangroeien. Op deze manier behouden we een evenwichtige mix van woningtypes
Een intelligente verdichtingsstrategie wordt toegepast. Op die locaties waar al bebouwing voorkomt, worden voorschriften voorzien die een gematigde en slimme verdichting moeten mogelijk maken, dit evenwel zonder te raken aan de kwaliteiten en het karakter van de wijk. Naar flexibele voorschriften Aangezien het BPA Rijsenberg soms beperkingen invoerde die niet echt noodzakelijk waren, wordt hier passend binnen voorgaande ruimtelijke concepten een zekere flexibiliteit in het RUP gebracht. Deze heeft bv. betrekking op bouwhoogtes, dakvorm, edm… Een overgangsbepaling voor bestaande vergunde bouwwerken wordt ingevoegd.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
22 / 47
Stad Gent
8. WATERPARAGRAAF Op 1 maart 2012 trad een aangepast uitvoeringsbesluit van de watertoets in werking. Dit besluit werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 14 oktober 2011. De watertoets is in voege sinds 24 november 2003, de datum waarop het decreet Integraal Waterbeleid in werking trad. Artikel 8 van dat decreet legt de basisprincipes vast voor de toepassing van de watertoets. Op 25 mei 2007 werd het decreet aangepast. De ‘watertoets’ kan worden opgevat als het proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de mogelijke effecten van plannen voor het watersysteem. Het doel van de watertoets is in hoofdzaak het ontstaan van schadelijke effecten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken en als dat niet kan, om de schadelijke effecten te herstellen of te compenseren. Bij het uitvoeringsbesluit horen een aantal kaarten in het kader van de toepassing van de watertoets in rekening gebracht dienen te worden: - overstromingsgevoelige gebieden - waterbeheerders - infiltratiegevoelige gebieden - grondwaterstromingsgevoelige gebieden - erosiegevoelige gebieden - hellingenkaart - winterbedkaart
Relevante doelstellingen voor dit RUP van het Decreet Integraal Waterbeleid Art. 5.3° het duurzaam beheer van de voorraden aan oppervlakte- en grondwater door: b) een duurzaam watergebruik Art. 5 6° het beheer van hemelwater en oppervlaktewater zo organiseren dat: a) het hemelwater zoveel mogelijk verdampt of nuttig wordt aangewend of geïnfiltreerd, en dat het overtollige hemelwater en effluentwater gescheiden van het afvalwater en bij voorkeur op een vertraagde wijze via het oppervlaktewaternet wordt afgevoerd; b) verdroging wordt voorkomen, beperkt of ongedaan gemaakt; c) zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan water, met behoud en herstel van de watergebonden functies van de oeverzones en overstromingsgebieden; d) de negatieve gevolgen die overstromingen buiten de afgebakende overstromingsgebieden met zich meebrengen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het cultureel erfgoed, de economische bedrijvigheid en de vergunde of vergund geachte gebouwen en infrastructuur, beperkt worden.
Referentietoestand plangebied en omgeving Bodemkenmerken De bodemkaart geeft voor deze zone weinig informatie. Aangezien het RUP in bebouwd gebied ligt, worden op de bodemkaart aangevulde gronden aangegeven. Context en hydrografische ligging van het plangebied Het plangebied van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ligt in het bekken ‘Gentse Kanalen’. Op 30 januari 2009 stelde de Vlaamse regering het bekkenbeheerplan voor het bekken van de Gentse Kanalen (met inbegrip van de deelbekkenbeheerplannen Krekenland, Burggravenstroom, Poekebeek, Oude Kale, Gentse Binnenwateren, Moervaart en Kanaal van Stekene) vast. Aan het plangebied grenst de Leie. Het plangebied omvat een vroeger meersencomplex van de alluviale Leievlakte. Het gebied vormt één van de belangrijkste overwinteringsplaatsen voor watervogels in Vlaanderen. Zoneringsplan Op het zoneringsplan ligt het plangebied in centraal gebied, d.w.z. dat aansluiting op een zuiveringsstation voorzien is. Nieuwe bebouwing met afvalwatervoorziening binnen het plangebied zal dan ook op het openbare rioleringssysteem aangesloten worden.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
23 / 47
Stad Gent
Overstromingsgevoeligheid Deze kaart geeft de effectief en mogelijk overstromingsgevoelige gebieden aan. Het plangebied ligt in niet-overstromingsgevoelig gebied. Aan de rand van het plangebied ligt een mogelijk overstromingsgevoelig gebied.
Infiltratiegevoeligheid Deze kaart geeft aan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakteafstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt. Het plangebied ligt voor de helft in nietinfiltratiegevoelig gebied (deel kant Leie) en voor de helft in infiltratiegevoelig gebied.
Grondwaterstromingsgevoeligheid Deze kaart geeft weer in welke gebieden er minder of meer aandacht moet uitgaan naar de effecten van ingrepen op de grondwaterstroming. Deze stroming kan worden beïnvloed of verstoord door ondergrondse constructies: kelders, ondergrondse garages, damwanden, kwelschermen, e.d. Het plangebied ligt voor ongeveer de helft (deel kant Leie) in een gebied zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1) en voor een deel in een gebied matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) Indien er in type 1 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m of een horizontale lengte van meer dan 100m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Indien er in type 2 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie.
Wettelijk kader Naast de principes van het decreet Integraal Waterbeheer en bijkomend de stedenbouwkundige voorschriften uit het RUP dienen de bepalingen van het ‘Algemeen Bouwreglement’ van de Stad Gent, de ‘Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
24 / 47
Stad Gent
en hemelwater’ en de principes uit de code voor goede praktijk voor de aanleg van rioleringssystemen voor wat betreft handelingen in het openbaar domein gerespecteerd te worden.
Mogelijke effecten van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan: Rekening houdend met bovengenoemde relevante doelstellingen van het DIW, het wettelijk kader en de karakteristieken van het watersysteem binnen en in de omgeving van het plangebied, kan besloten worden dat de realisatie van dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan: -
Zich niet situeert in effectief of mogelijk overstromingsgevoelig gebied conform de overstromingskaarten van 2011.
-
De stedenbouwkundige voorschriften geen verbod leggen op ondergrondse constructies; maar gezien de grootte van het plangebied en de mogelijkheden van sommige zoneringen mag aangenomen worden dat ondergrondse constructies zullen voorzien worden. De vergunningverlenende overheid moet in uitvoering van artikel 8, § 3, derde lid van het decreet advies vragen aan de adviesinstantie met betrekking tot mogelijke schadelijke effecten op de toestand van het grondwater indien het project waarvoor een vergunning wordt aangevraagd: 1° een verkavelingsaanvraag met aanleg van nieuwe wegenis betreft; 2° en/of leidt tot een toename van het totaal van de horizontale dakoppervlakte van gebouwen en de verharde oppervlakte met meer dan 1 hectare; 3° en/of ondergrondse constructies (met uitzondering van funderingspalen en leidingen met een diameter tot 1 meter) bevat die dieper gelegen zijn dan 5 meter of een horizontale lengte hebben van meer dan 50 meter Overeenkomstig de bodemgesteldheid heeft de bodem in de bovenste meters beperkte mogelijkheden voor infiltratie. Op projectniveau dient dan ook de nodige aandacht besteed te worden aan de principes van het integraal waterbeheer (hergebruik, infiltratie en waar onmogelijk buffering met vertraagde afvoer).
-
-
Het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kan leiden tot werkzaamheden met effecten op de grondwaterkwaliteit.
Conclusies Uit bovenstaande kan besloten worden dat het ruimtelijk uitvoeringsplan geen aanleiding geeft tot permanente aanzienlijke effecten op het watersysteem die op planniveau dienen ondervangen te worden. Verder moeten de stedenbouwkundige vergunningsaanvragen op projectniveau de nodige informatie bevatten om aan te tonen hoe eventuele betekenisvolle tijdelijke en permanente effecten concreet zullen vermeden worden.
9. MER-SCREENING Het RUP voldoet om in aanmerking te komen voor een milieueffectrapportage. Het college van burgemeester en schepenen gaf opdracht aan Antea-Group een screening te doen naar de mogelijke milieueffecten die kunnen optreden door uitvoering van het RUP. De MER-cel van de Dienst Milieueffectrapportagebeheer (Vlaamse Overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie) liet met een schrijven van 20/08/2014 weten dat het voorgenomen plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke negatieve milieugevolgen en dat de opmaak van een plan-MER niet nodig is. De screeningsnota en de brief met de beslissing van de MER-cel worden als bijlage gevoegd bij het RUP. Na de MER-screening zijn nog twee projectzones aan het uitvoeringsplan toegevoegd. (Projectzone 3 – Lilarstraat-oost en Projectzone 4 – Lilarstraat-west). De stedenbouwkundige voorschriften bij deze zones zorgen enkel voor meer flexibiliteit in de ruimtelijke vormgeving (de huidige BVO is als maximale BVO opgelegd) Hierdoor kan het programma niet groter worden en kan geconcludeerd worden dat het bijkomend voorzien van deze projectzones geen invloed heeft op de screening.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
25 / 47
Stad Gent
10. OVERZICHT VAN STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN STRIJDIG MET VOORLIGGEND GEMEENTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN Volgende stedenbouwkundige voorschriften van de delen van het Gewestplan ‘Gentse en Kanaalzone’ (KB van 20 juni 1994) zijn strijdig met het voorliggend gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en worden opgeheven: • woongebied • woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde • gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut De zone voor waterweg blijft geldig. Volgende stedenbouwkundige voorschriften van het BPA nr. 12 Rijsenberg (goedgekeurd bij M.B. van 25/04/1986) zijn strijdig met het voorliggend gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en worden opgeheven: • Z1 zone voor open bebouwing • Z2 zone voor gekoppelde bebouwing • Z3 zone voor gesloten bebouwing • Z4 zone voor gesloten bebouwing • Z5 zone voor flatgebouwen • Z6 zone voor kantoren en diensten • Z7 zone voor ambachtelijke bedrijven en autobergplaatsen • Z8 zone voor openbaar nut • Z9 zone voor koeren en tuinen • Z10 zone voor koeren en tuinen • Z11 zone voor privaat park • Z12 zone voor bouwvrije tuinstroken • Z13 zone voor openbaar groen • Z14 zone voor schermgroen • Z15 zone voor openbaar bos • Z16 zone voor wandelpaden • Z17 zone voor wegen • Z19 zone voor waterwegen
Volgende verkavelingen en bijbehorende voorschriften worden opgegeven. Alle verkavelingen zijn gerealiseerd en zullen vervangen worden door de voorschriften van het RUP. Het RUP is meer toekomstgericht en zorgt voor een uniforme behandeling van alle gebouwen in het plangebied. Deze worden aangeduid op het plan juridische toestand. De verkavelingen die zullen worden opgeheven, worden eveneens opgenomen op het verordenend grafisch plan (cf. Art. 4.6.5 VCRO). • • • • • • • • • • • • • • • • •
Verkaveling nr. 1986 GE 088/00 van 17/04/1986. (gedeeltelijk) Verkaveling nr. 1969 GE 034/00 van 03/11/1969. Verkaveling nr. 1989 GE 034/01 van 11/12/1989. Verkaveling nr. 1975 GE 055/00 van 06/10/1975. Verkaveling nr. 1979 GE 055/01 van 21/09/1979. Verkaveling nr. 1987 GE 055/02 van 27/02/1987. Verkaveling nr. 1990 GE 094/00 van 22/03/1990. Verkaveling nr. 1992 GE 094/01 van 30/04/1992. Verkaveling nr. 1994 GE 094/02 van 10/10/1994. Verkaveling nr. 1967 GE 027/00 van 6/11/1967. Verkaveling nr. 2000 GE 111/00 van 15/05/2000. Verkaveling nr. 1976 GE 059/00 van 22/12/1976. Verkaveling nr. 1988 GE 093/00 van 9/03/1988. Verkaveling nr. 1985 GE 063/00 van 8/11/1985. Verkaveling nr. 1989 GE 097/00 van 22/02/1989. Verkaveling nr. 1968 GE 029/00 van 6/08/1968. Verkaveling nr. 2005 GE 034/03 van 30/11/2005.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
26 / 47
Stad Gent
11. REGISTER PLANBATEN, PLANSCHADE, KAPITAALSCHADE- EN GEBRUIKERSCOMPENSATIE In uitvoering van artikel 2.2.2, §1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bevat dit gemeentelijk RUP een register van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing, een kapitaalschadecompensatie betreffende het decreet grond- en pandenbeleid of een gebruikerscompensatie uit het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. In het kader van deze planopmaak moet er geen onderzoek verricht worden naar de eigendomsstructuur van de betreffende percelen, noch naar de aanwezigheid van mogelijke vrijstellingen of uitzonderingsgronden inzake de bovengenoemde vergoedingsregelingen of heffing. Dit register moet enkel de kadastrale percelen aanwijzen en visualiseren de bestemmingswijzigingen die mogelijks aanleiding kunnen geven tot een bepaalde vergoedingsregeling (planschade, kapitaalschade- of gebruikerscompensatie) of heffing (planbaten). Planbaten ontstaan wanneer een in werking getreden RUP op een perceel één of meer van de bestemmingswijzigingen doorvoert. Planschade ontstaat wanneer, op basis van een in werking getreden RUP, een perceel niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen, terwijl het de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat definitieve plan wel in aanmerking kwam voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen. Bovendien moet aan volgende criteria samen worden voldaan op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het definitieve plan: 1° het perceel moet gelegen zijn aan een voldoende uitgeruste weg; 2° het perceel moet stedenbouwkundig en bouwtechnisch voor bebouwing in aanmerking komen; 3° het perceel moet gelegen zijn binnen een bebouwbare zone, zoals bepaald in een plan van aanleg of een RUP; 4° enkel de eerste 50 meter vanaf de rooilijn komt in aanmerking voor planschade. Kapitaalschadecompensatie ontstaat wanneer een (gemeentelijk) RUP dat een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding ‘landbouw’ valt, omzet naar een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding ‘reservaat en natuur’, ‘bos’ of ‘overig groen’ valt. Gebruikerscompensatie ontstaat wanneer er gebruikersschade ontstaat door een bestemmingswijziging of overdruk als gevolg van de inwerkingtreding van een RUP. Deze bestemmingswijziging betreft een omzetting van een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding ‘landbouw’ naar een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding ‘natuur’, ‘bos’ of ‘overig groen’ valt. Concreet voor dit RUP zijn er geen planwijzigingen die aanleiding geven tot planschade, kapitaalschadecompensatie, of gebruikerscompensatie.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 1 Toelichtingsnota
27 / 47
DEEL 2: STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN De stedenbouwkundige voorschriften zijn de verordenende vertaling van de inhoudelijke opties die uit de visie en de krachtlijnen zijn geselecteerd voor de ontwikkeling van het plangebied. De inhoudelijke invulling steunt op de visie en de krachtlijnen die voor de ruimtelijke ontwikkeling zijn uitgewerkt. De stedenbouwkundige voorschriften met een grijze achtergrond evenals het grafisch plan hebben verordenende en bijgevolg ook bindende kracht. Zij vormen de basis voor het vergunningenbeleid.
0.1. Gehanteerde begrippen Eengezinswoning
Hiervoor wordt verwezen naar het Algemeen Bouwreglement van de Stad Gent.
Publiciteitsdragers
Publiciteitsdragers zijn dragers van merknamen van producten die te koop worden aangeboden.
Meergezinswoning
Hiervoor wordt verwezen naar het Algemeen Bouwreglement van de Stad Gent.
Uithangborden
Uithangborden verwijzen naar de ter plekke uitgeoefende activiteit.
0.2. Wijze van meten Begroeningspercentage
Percentage van het perceel dat onverhard is (volle grond), voorzien van planten en/of hoogstammig groen en waardoor water kan infiltreren in de bodem. (Brand)wegenis wordt hiervan uitgesloten.
Bouwhoogte
Indien de constructie gesitueerd is op of in de onmiddellijke omgeving van de rooilijn, wordt de hoogte van een constructie gemeten vanaf het gemiddelde peil op de rooilijn tot de bovenkant kroonlijst. Indien de constructie gesitueerd is ver van de rooilijn, wordt de hoogte van een constructie gemeten vanaf het bestaande maaiveld tot de bovenkant kroonlijst.
Bouwlaag
Ruimte begrepen tussen twee opeenvolgende, horizontale constructie-elementen die deze ruimte aan de boven- en onderzijde volledig omsluiten (uitgezonderd doorbrekingen t.b.v. technieken en verticale circulatie).
Bruto Vloeroppervlakte
is de som van aan de buitenzijde gemeten vloeroppervlakte van alle vloerniveaus van de binnenruimten van het gebouw. De oppervlakte die functioneel behoort bij het programma telt mee voor de berekening van de BVO : de oppervlakte van binnentrappen, liften, sanitaire voorzieningen, opslagruimtes, technische ruimtes die rechtstreeks gekoppeld zijn aan de functie (serverruimte, archief, keukens bergingen …) en dergelijke worden op elk vloerniveau tot de bruto vloeroppervlakte gerekend. De oppervlakte van een zolder wordt als bruto vloeroppervlakte mee in rekening gebracht op voorwaarde dat deze als een functionele bouwlaag kan worden aangewend. De oppervlakte van de facilitaire voorzieningen op het niveau van het gebouw telt niet mee. Niet mee te rekenen zijn dus de ruimtes die niet voor functioneel gebruik in overeenstemming met de bestemming kunnen worden aangewend. Dit zijn parkeervoorzieningen zoals ondergrondse en half-ondergrondse auto- en fietsparkings (steken max. 1m uit boven het maaiveld), ruimtes voor technische voorzieningen op het niveau van het gebouw, inpandige of uitpandige laad- en losplatforms, vides , inpandige en uitkragende terrassen, dakterrassen, daktuinen, patio’s.
Harmonieregel
De hoogte en de diepte van de gebouwen moet in harmonie zijn met het straatbeeld, d.w.z. met die gebouwen welke inzake harmonische samenhang gezamenlijk het meest kenmerkend voor de betreffende straat kunnen genoemd worden, die m.a.w. de stadslandschappelijke kwaliteit van de straatwand bepalen.
Hoofdbestemming
De hoofdbestemming geeft de functie aan die altijd en volledig is toegelaten.
Nevenbestemming
De nevenbestemming is maar toegelaten voor maximum de helft van de bruto vloeroppervlakte.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
28 / 47
1. Algemene stedenbouwkundige voorschriften
1.1. Overgangsbepaling Niet-verordenend Om bestaande bouwfysisch goede constructies, inrichtingen en bestemmingen die vergund, vergund geacht, gemeld of niet-vergunningsplichtig zijn en die niet conform zijn met de bestemmings- of bebouwingsvoorschriften, nog een toekomst te bieden, wordt een overgangsbepaling voorzien. Dit is bv. van toepassing op delen van woningen gelegen in de (voor)tuinzones. Deze kunnen met deze overgangsbepaling verbouwd worden.
Verordenend Bestaande vergund, vergund geachte, gemelde of niet vergunningsplichtige constructies, inrichtingen en bestemmingen, die in een bouwfysisch goede staat zijn, mogen 1. behouden blijven. 2. binnen het bestaande volume verbouwd worden. 3. beperkt het volume uitbreiden, en dit enkel ten behoeve van het bijkomend isoleren van het volume en ten behoeve van technische elementen, noodzakelijk om het functioneren te behouden.
Als voorbeelden van technische elementen, noodzakelijk om het functioneren te behouden kunnen genoemd worden: brandtrap, helling in functie van toegankelijkheid,…
1.2. Waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige ensembles Niet-verordenend Om het karakter van de wijk in stand te houden worden beschermende bepalingen voorzien voor waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige ensembles. Deze bepalen zeer sterk het karakter van de wijk. Onder ensemble wordt een geheel van gebouwen of straatdeel verstaan.
Verordenend Op het grafisch plan zijn waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige ensembles aangeduid. Deze aanduiding beschermt zowel de individuele waardevolle panden alsook kwaliteitsvolle ensembles, die als totaliteit een stedenbouwkundige/architecturale meerwaarde inhouden voor de wijk. Deze beschermende bepalingen behelzen onder meer de gevelopbouw, architectuur en bouwstijl, het kleurengebruik, de aard, kwaliteit en het materiaalgebruik van de kroonlijst en het schrijnwerk alsook eventueel aanwezige tuinornamenten en afsluitingen..
Hierbij is het de bedoeling erfgoedwaarde te benadrukken en vernieuwing bespreekbaar te houden.
Nieuwe ingrepen moeten evenwel de beeldwaarde van het ensemble of het gebouw minstens in stand houden. Indien behoud niet vereist is, moet het nieuwe minstens de kwaliteit van de beeldwaarde in de straat ondersteunen en waar mogelijk verbeteren. Het nieuwe ontwerp houdt rekening met de architectuur van de omgeving zonder deze te imiteren noch hiermee te contrasteren. Aanvragen tot ruimtelijke ingrepen in waardevolle ensembles en gebouwen worden beoordeeld op basis van de verenigbaarheid met de cultuurhistorische identiteit van het gebied, de stedenbouwkundige inpassing van het voorgestelde project en het omgaan met de ruimtelijke draagkracht. Ruimtelijke afwegingskaders zijn: - de relatie tussen oude en nieuwe architectuur - de relatie met het bestaande weefsel (straat, straatdeel) - de wijze waarop de ingreep wordt uitgevoerd (kopiërend
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
29 / 47
of vernieuwend, losstaand of anticiperend.) - de functie en historiek van het gebouw.
1.3. Algemeen voorschrift m.b.t. bouwhoogte
Niet-verordenend Doel is wat flexibeler met maximale en minimale bouwhoogtes om te springen. Minima worden niet opgelegd. In de zeldzame gevallen dat men lager wil bouwen (ifv. lichtinval, ter hoogte van bouwblokhoeken) is dit aldus mogelijk. Bijvoorbeeld ter hoogte van bouwblokhoeken kunnen afwijkingen (in min) hierop toegestaan/geëist worden teneinde een optimale schakeling van hoekvolumes, buitenruimte en woning te verkrijgen. Dit in functie van een optimale lichttoetreding en bezonning.
Verordenend Op het grafisch plan is een maximale referentiebouwhoogte aangeduid in aantal bouwlagen. Een bouwlaag is minimum 2,7 m en maximum 3,2 m. Voor de gelijkvloerse bouwlaag wordt minimum 2,7 en max. 4,00 m. gerekend. Hiervan mag/moet maximaal één bouwlaag (in min of in meer) van afgeweken worden voor zover de harmonieregel dit vereist. Specifiek voor het toevoegen van één bouwlaag is het ook vereist dat deze harmonieert met de bestaande architectuur, zonder deze te copiëren. Het kan in dit geval een vereiste zijn om de bijkomende bouwlaag achter het bestaande gevelvlak te voorzien wanneer dit vanuit een architecturale en ruimtelijke afweging een betere verhouding tot de bestaande architectuur genereert.
1.4. Algemeen voorschrift m.b.t. dakvorm Niet-verordenend Om voldoende flexibiliteit mogelijk te maken, wordt de dakvorm niet vastgelegd, maar wordt deze geëvalueerd in relatie tot de omgeving en de architectuur zelf van het gebouw.
Verordenend De dakvorm wordt gemotiveerd vanuit de relatie tot de dakvormen in de directe omgeving en vanuit de architectuur zelf van het gebouw. Het dakvolume bevat maximaal 1 functionele bouwlaag. Technische ruimtes en constructies worden geïntegreerd in het bouwvolume.
1.5. Overige Technische installaties
Publiciteitsdragers
Technische installaties ten behoeve van de woonwijk, zoals bv. elektriciteitscabines, collectieve verwarmingssystemen, collectieve ondergrondse afvalrecipiënten zijn in iedere zone toegelaten, behalve in de zone voor openbaar en privaat park, zone voor openbaar bos en de zones voor tuinen. zijn niet toegelaten tenzij aangebracht op het straatmeubilair (informatieborden en –zuilen, wachthuisjes bij de haltes van het openbaar vervoer, …)
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
30 / 47
Uithangborden
zijn toegelaten onder volgende voorwaarden: Uithangborden bevinden zich minimum 2, 2 meter boven het maaiveld, hebben een maximale oppervlakte van 0,5 m² per bedrijf of instelling en mogen niet meer dan 60 cm uit het gevelvlak steken en nooit aangebracht worden op vooruitspringende delen van de gevel (balkon, erker). Uithangborden mogen nooit tot een daling van de leef- en woonkwaliteit leiden. Dit houdt in dat de plaatsing van dergelijke constructies nabij ramen van woningen zeer nauwkeurig moet worden afgewogen. Ze moeten zich op een kwaliteitsvolle wijze inpassen in het architecturale geheel van de gevel, en moeten een duidelijk herkenbare relatie hebben met het gebouw of de plaats waar ze zijn aangebracht
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
31 / 47
2. Stedenbouwkundige voorschriften per zone Multifunctionele zone (M)
Bestemming
Bebouwingsvoorschriften
(categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Deze zone omvat in hoofdzaak de Koning Albertlaan en de directe omgeving Toegelaten bestemmingen: wonen, kleinhandel, horeca, van het Koningin Maria Hendrikaplein, twee stedenbouwkundige structuren bedrijven, kantoren en diensten, nuts- en waarlangs centrumfuncties gewenst zijn. Een beperkt aantal andere locaties, gemeenschapsvoorzieningen. met gebouwen, geschikt voor diverse centrumfuncties worden ook in deze De bestemming moet te allen tijde verenigbaar zijn met de zone ondergebracht. Als voorbeeld kunnen genoemd worden: het onmiddellijke woonomgeving. kantoorgebouw in de Rijsenbergstraat en het kantoorgebouw in de Koningin Fabiolalaan (Rijksdienst voor Pensioenen) Achterliggende ambitie is om in de Rijsenbergwijk een gezond evenwicht te vinden tussen wonen en centrumfuncties. Onder centrumfuncties worden verstaan: kleinhandel, horeca, dienstverlening, gemeenschapsvoorzieningen. Wonen is wenselijk, maar niet verplicht. Aangezien sommige functies een grotere gelijkvloerse oppervlakte vereisen, kan de volledige zone bebouwd worden.
De volledige zone kan op het gelijkvloers bebouwd worden.
De Rijsenbergbuurt bestaat voor het overgrote deel uit gesloten bouwblokken.
Waar de zonegrens grenst aan de zone voor wegen, is deze zonegrens een verplichte bouwlijn (voor min. 70% van de lengte).
Morfologisch past het nieuwe of te verbouwen volume zich in in de omgeving. Voor een goede inpassing in rijbebouwing gelden specifieke voorschriften.
De bouwdiepte op de verdiepingen kan variëren, Wanneer gebouwd wordt in rijbebouwing mag de bouwdiepte max. 2 m. verder reiken dan het minst diepe aanpalende hoofdgebouw, met een maximum van 15 m. Indien er dieper dan de aanpalende hoofdgebouwen gebouwd wordt, moet de bouwdiepte steeds gemotiveerd worden vanuit de ruimtelijke kwaliteit voor het gebouw zelf en de directe omgeving. Maatgevende afwegingselementen hierbij zijn oriëntatie, optimale bezonning en lichtinval en minimale privacygaranties.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
32 / 47
Stedelijk woongebied (SW)
Bestemming
(categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Omdat de woonfunctie het basisweefsel van de stad vormt, is wonen de De hoofdbestemming van de zone is wonen en hoofdbestemming. Dit is dan ook de meest voorkomende zone in het gemeenschapsvoorzieningen. Toegelaten nevenbestemmingen zijn kleinhandel, reca, kantoren plangebied. Gemeenschapsvoorzieningen zijn ook toegelaten als en diensten, collectieve voorzieningen. hoofdbestemming. Als nevenbestemming zijn kleinhandel, reca, dienstverlening toegestaan. De nevenbestemming moet te allen tijde verenigbaar zijn met de onmiddellijke woonomgeving. Rekening houdend met de ontwikkelingen langs de Koningin Fabiolalaan, vnl. bestaande uit appartementen, is het aangewezen om het aandeel eengezinswoningen te behouden en waar mogelijk te versterken. Op percelen waar 1 of meerdere eengezinswoningen voorkomen, worden enkel eengezinswoningen toegelaten.
Op percelen waar één of meerdere eengezinswoningen voorkomen, de referentiebouwhoogte 2 of minder bedraagt of de perceelsbreedte kleiner is dan 8 meter, worden enkel eengezinswoningen toegelaten.
Wanneer de bouwmogelijkheden ruimer zijn (referentiebouwhoogte is minimaal 3 bouwlagen en de perceelsbreedte is breder dan 8 meter), en om deze toegestane bouwmogelijkheden optimaal te benutten, zijn in deze gevallen ook kwaliteitsvolle meergezinswoningen toegelaten. Deze worden ook wel schakelwoningen genoemd. Omdat deze woningtypes de bedoeling hebben om zowel een aantal stedenbouwkundige en woonkwaliteiten van de eengezinswoning en de meergezinswoning te combineren, worden daarom volgende eisen gesteld. Een minimaal aantal slaapkamers. Een minimale en kwalitatieve buitenruimte hetzij een tuin, hetzij een terras en een minimale gemiddelde oppervlakte.
Op percelen waar één of meerdere eengezinswoningen voorkomen, de referentiebouwhoogte minstens 3 bouwlagen bedraagt en bij een perceelsbreedte vanaf 8 meter zijn, naast eengezinswoningen, ook meergezinswoningen toegelaten voor zover deze voldoen aan volgende eigenschappen: Iedere woonentiteit heeft een eigen toegang vanaf het publiek domein, heeft minstens 2 slaapkamers en heeft een private buitenruimte die onmiddellijk aansluit op de leefruimte (indien op het gelijkvloers min. 50 m² en indien op de verdieping min. 20m²). De gemiddelde bruto vloeroppervlakte is min. 135 m² per woonentiteit.
De beoordeling of een gebouw een eengezinswoning is, gebeurt op het moment van de aanvraag door de vergunningverlenende overheid. De weergave op het plan feitelijke en juridische toestand is niet bindend. Gemeenschapsvoorzieningen als hoofdbestemming zijn beperkt tot deze die een directe band hebben met de omgeving en aan het wonen ondersteunend zijn. Collectieve voorzieningen, bijvoorbeeld een gemeenschappelijke keuken, noodzakelijk in functie van een cohousingproject, zijn eveneens toegelaten. Bebouwingsvoorschriften
Gemeenschaps- en collectieve voorzieningen zijn toegelaten voor zover deze buurtondersteunend zijn en een directe band hebben met de omgeving.
De volledige zone kan bebouwd worden. Om gesloten straatwanden te creëren, wordt, waar de zonegrens grenst aan de zone voor wegen, op de zonegrens met de zone voor wegen gebouwd.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
Waar de zonegrens grenst aan de zone voor wegen of een zone voor voortuinen, is dit een verplichte bouwlijn. 33 / 47
Eventuele minimale afstanden tot de perceelsgrens zijn afhankelijk van het type bebouwing (gesloten, halfopen of open bebouwing; bestaande toestand of gewenste toestand) en worden gemotiveerd vanuit de woonkwaliteit, de architectuur en het gewenste efficiënt ruimtegebruik. Morfologisch past het nieuwe of te verbouwen volume zich in in de bestaande (rij)bebouwing.
Projectzone “1 Lumat” (P1)
Bestemming
De bouwdiepte op de verdiepingen kan variëren. Wanneer gebouwd wordt op de zijdelingse perceelsgrens mag de bouwdiepte maar max. 2 m. verder reiken dan het minst diepe aanpalende hoofdgebouw, met een maximum van 15 m. Indien er dieper dan de aanpalende hoofdgebouwen gebouwd wordt, moet de bouwdiepte steeds gemotiveerd worden vanuit de ruimtelijke kwaliteit voor het gebouw zelf en de directe omgeving. Maatgevende afwegingselementen hierbij zijn oriëntatie, optimale bezonning en lichtinval en minimale privacygaranties.
(categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Deze projectzone is een optimale plek om de wijk aan te vullen met De hoofdbestemming van de zone is wonen. kwaliteitsvolle eengezinswoningen. Een ruim aandeel woningen kan hier beschikken over een private tuin. Minstens de helft van het aantal woningen is een eengezinswoning met tuin. Toegelaten nevenbestemmingen zijn kleinhandel, dienstverlening, kantoren, gemeenschapsvoorzieningen. De nevenbestemming moet te allen tijde verenigbaar zijn met de onmiddellijke woonomgeving.
Bebouwingsvoorschriften
Bebouwing in deze kleinere projectzone is ondergeschikt en lager aan de randbebouwing van het bouwblok.
In afwijking op voorschrift 1.3 Algemeen voorschrift m.b.t. bouwhoogte is de bouwhoogte in het binnengebied beperkt tot maximum 3 bouwlagen.
Teneinde voldoende licht en lucht in de aangrenzende tuinen te voorzien worden beperkingen opgelegd naar bouwhoogte van nieuwe volumes in de directe omgeving van deze tuinen.
Aanvullend is de bouwhoogte beperkt door een denkbeeldig vlak, vertrekkende vanaf de zonegrens met de aangrenzende zone voor tuinen, en onder een hoek van 45 graden, opklimmend tot de maximale bouwhoogte.
Binnen het bouwblok wordt een kleinschalig buurtpark gecreëerd.
Bij de inrichting van deze zone is de aanleg van een openbaar buurtpark verplicht. De oppervlakte van dit park bedraagt minimum 1200 m². Dit park wordt centraal voorzien, is aaneengesloten, recreatief bruikbaar, openbaar en bestaat o.a. uit hoogstammig groen. Brandwegen en waterbuffering zijn toegelaten in dit park voor zover de benodigde oppervlakte voor brandwegen en waterbuffering bij de minimale oppervlakte van 1200 m² geteld wordt.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
34 / 47
Om voldoende gebruikskwaliteit te bieden, wordt een minimale oppervlakte opgelegd voor een private tuin.
Een private tuin bij een eengezinswoning is minstens 50 m² groot.
De bedoeling is om een ruime noord-zuidgerichte doorsteek te voorzien via een gemaximaliseerde groene ruimte centraal in het bouwblok. Twee bouwvolumes plooien zich om vanaf de straat naar het binnengebied. Hierdoor krijg je telkens een ruime doorsteek zonder bovenbouw, die de toegankelijkheid en zichtbaarheid van het binnengebied vergroot. Op deze manier krijg je ook in de directe woonomgeving een boeiend wandelnetwerk tussen kleinere parkjes en omliggende straten.
Een verplichte openbare weg, enkel bestemd voor voetgangers en fietsers wordt voorzien.
Projectzone 2 “Institut Moderne” (P2) (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming Voor de site “Institut Moderne” wordt de mogelijkheid voorzien dat er een De hoofdbestemming van de zone is wonen en andere functie op deze locatie komt. Zowel gemeenschapsvoorzieningen of gemeenschapsvoorzieningen. een gemengde invulling (met min. 50% wonen) zijn gewenst.
Bebouwingsvoorschriften
Toegelaten nevenfuncties zijn: kleinhandel, horeca, dienstverlening, kantoren
Toegelaten nevenbestemmingen zijn kleinhandel, horeca, kantoren en diensten.
Nieuwe bestemmingen dienen rekening te houden met de omliggende woonbuurt.
De nevenbestemming moet te allen tijde verenigbaar zijn met de onmiddellijke woonomgeving.
Indien voor een woonfunctie wordt gekozen, is minstens 50% van het aantal woningen een eengezinswoning met tuin.
Minstens de helft van het aantal woningen is een eengezinswoning met tuin.
Aangezien de site al vrij volgebouwd is, worden beperkingen opgelegd in functie van de omgevende bebouwing. Nieuwe bebouwing past zich in in de straatwand. In het binnengebied is, rekening houdend met de schaal van dit gebied en in combinatie met een grote openbare groenzone, een beperkt hogere bebouwing te verantwoorden.
De maximale referentiebouwhoogte ter hoogte van de rooilijn is aangeduid op plan. In het binnengebied bedraagt de bouwhoogte max. 4 bouwlagen. In afwijking op voorschrift 1.3 Algemeen voorschrift m.b.t. bouwhoogte kan hier geen bouwlaag in méér van afgeweken worden.
Teneinde voldoende licht en lucht in de aangrenzende tuinen te voorzien worden beperkingen opgelegd naar bouwhoogte van nieuwe volumes in de directe omgeving van deze tuinen.
Aanvullend is de bouwhoogte beperkt door een denkbeeldig vlak, vertrekkende vanaf de zonegrens met de aangrenzende zone voor tuinen, en onder een hoek van 45 graden, opklimmend tot de maximale bouwhoogte.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
35 / 47
Door de bebouwing beperkt hoger te voorzien is de creatie van een grotere openbare groenzone mogelijk en verplicht. Deze zone is aaneengesloten en is voldoende breed zodat deze parkruimte bruikbaar is. De 2500 m² openbaar groen bevatten geen brandwegen en geen waterbuffering in functie van bebouwing.
Bij de inrichting van deze zone is de aanleg van een openbaar buurtpark verplicht. De oppervlakte van dit park bedraagt minimum 2500 m². Dit park wordt centraal voorzien, is aaneengesloten, recreatief bruikbaar, openbaar en bestaat o.a. uit hoogstammig groen. Brandwegen en waterbuffering zijn toegelaten in dit park voor zover de benodigde oppervlakte voor brandwegen en waterbuffering bij de minimale oppervlakte van 2500 m² geteld wordt.
Een openbare doorsteek voor voetgangers en fietsers zorgt voor een fijnmazig wandelnetwerk in de buurt. Op deze manier krijg je in de directe woonomgeving een boeiend wandelnetwerk tussen kleinere parkjes, groengebiedjes en straten.
Een verplichte openbare doorsteek wordt tussen de Duifhuisstraat en Fabiolalaan voorzien.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
36 / 47
Projectzone 3 “Lilarstraat - oost” (P3) (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming Wonen en andere stedelijke functies zijn mogelijk. Toegelaten bestemmingen: wonen, kleinhandel, horeca, kantoren, diensten, gemeenschapsvoorzieningen.
Bebouwingsvoorschriften
Wonen vormt het basisweefsel en moet altijd voor minstens 50% aanwezig te zijn.
Deze bestemmingen zijn slechts toegestaan voor zover min. 50% van de totale BVO over de zone een woonbestemming heeft.
Nieuwe bestemmingen dienen rekening te houden met de omliggende woonbuurt. Om het rustige woonkarakter in de Lilarstraat te behouden is in de Lilarstraat enkel een woonfunctie toegelaten. Niet-woonbestemmingen ontsluiten langs de Fabiolalaan. Om een flexibele inplanting van nieuwe bouwvolumes mogelijk te maken, worden weinig voorwaarden opgelegd.
De niet-woonbestemmingen moet te allen tijde verenigbaar zijn met de onmiddellijke woonomgeving. De niet-woonbestemmingen zijn gericht naar en ontsluiten langs de Fabiolalaan.
Om het groene karakter duidelijk te tonen, worden bouwvolumes losstaand geconcipieerd, waartussen (hoogstammig) groen voorzien wordt. Ook groene voortuinen (zonder hier direct afstanden te bepalen) zijn een essentieel onderdeel van deze projectzone.
Nieuwe bebouwing wordt voorzien in vrijstaande volumes in een groen kader. Groene voortuinen en groene tussenruimtes zijn een essentieel kenmerk van deze projectzone. Minimum 40% van de perceelsoppervlakte is onverhard en groen ingericht.
De densiteit van de bestaande bebouwing geldt als maximum voor een eventueel nieuw project.
De BVO mag in geen enkele fase de bestaande vergunde BVO overschrijden.
Nieuwe bebouwing houdt rekening met de bestaande bebouwing aan de noordzijde van de Fabiolalaan en de lagere bebouwing in de Lilarstraat.
De maximale referentiebouwhoogte in een 20 m. brede strook langs de Lilarstraat bedraagt 2 bouwlagen. De maximale referentiebouwhoogte in de rest van de zone bedraagt 4 bouwlagen.
Projectzone 4 “Lilarstraat - west” (P4) (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming Wonen gecombineerd met andere stedelijke functies zijn mogelijk. Toegelaten bestemmingen: wonen, kleinhandel, horeca, kantoren, diensten, gemeenschapsvoorzieningen. Wonen vormt echter het basisweefsel.
Nieuwe bestemmingen dienen rekening te houden met de omliggende woonbuurt. Om het rustige woonkarakter in de Lilarstraat te behouden is in de Lilarstraat enkel een woonfunctie toegelaten, in een op de omgeving ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
Deze bestemmingen zijn slechts toegestaan voor zover min. 70% van de totale BVO over de zone een woonbestemming heeft. De niet-woonbestemming moet te allen tijde verenigbaar zijn met de onmiddellijke woonomgeving. De niet-woonbestemming zijn gericht naar en ontsluiten langs de Fabiolalaan. 37 / 47
afgestemde morfologie. Bebouwingsvoorschriften
Om een flexibele inplanting van nieuwe bouwvolumes mogelijk te maken, worden weinig voorwaarden opgelegd. Om het groene karakter duidelijk te tonen, worden bouwvolumes losstaand geconcipieerd, waartussen (hoogstammig) groen voorzien wordt. Ook groene voortuinen (zonder hier direct afstanden te bepalen) zijn een essentieel onderdeel van deze projectzone.
Nieuwe bebouwing wordt voorzien in vrijstaande volumes in een groen kader. Groene voortuinen en groene tussenruimtes zijn een essentieel kenmerk van deze projectzone. Minimum 40% van de perceelsoppervlakte is onverhard en groen ingericht.
De densiteit van de bestaande bebouwing geldt als maximum voor een eventueel nieuw project.
De BVO mag in geen enkele fase de bestaande vergunde BVO overschrijden.
Nieuwe bebouwing houdt rekening met de bestaande bebouwing aan de Fabiolalaan en de lagere bebouwing in de Lilarstraat.
De maximale referentiebouwhoogte in een 20 m. brede strook langs de Lilarstraat bedraagt 2 bouwlagen. De maximale referentiebouwhoogte in de rest van de zone bedraagt 4 bouwlagen.
Zone voor gemeenschapsvoorzieningen (G) (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming De bestaande goed functionerende gemeenschapsvoorzieningen worden in De hoofdbestemming van de zone is een aparte zone ondergebracht. Deze bestemming laat toe de huidige gemeenschapsvoorzieningen. functies van scholen, clubhuis voor de derde leeftijd verder te verbouwen en uit te breiden. De vroegere bufferzone (in het BPA) wordt in deze zone opgenomen, aangezien een buffer tussen woongebied en gemeenschapsvoorzieningen niet gerealiseerd en niet nodig is.
In functie van efficiënt ruimtegebruik zijn ook (meergezins)woningen toegelaten boven de kleuterschool Ter Leie aan de Gordunakaai. Om de gemeenschapsfunctie niet te hypothekeren, worden woningen enkel op de verdiepingen toegelaten en in combinatie met een gemeenschapsfunctie. Op die manier kan de gelijkvloerse laag optimaal aangewend worden voor gemeenschapsvoorzieningen, in dit geval een kleuterschool. Bebouwingsvoorschriften ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
In de zone voor gemeenschapsvoorzieningen tussen Gordunakaai en Patijntjesstraat is als nevenbestemming ook wonen toegelaten. Indien wonen voorzien wordt, worden de woningen enkel op de verdiepingen voorzien.
De volledige zone kan bebouwd worden. Een maximale referentiebouwhoogte, die geldt voor de volledige zone, is 38 / 47
aangeduid op het grafisch plan.
Zone voor wonen in binnenkern (WB) (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming Om bestaande (vrijstaande) woningen in groen binnengebieden voldoende Toegelaten bestemming: wonen. mogelijkheden te bieden worden deze in een afzonderlijke zone Toegelaten nevenbestemmingen: kantoren en diensten. ondergebracht. Ook laagdynamische nevenfuncties zijn toegelaten. Wonen is toegelaten onder de vorm van eengezinswoningen. Bebouwingsvoorschriften
Zone voor binnenkern (BK)
Bestemming
Omdat dit groene binnengebieden betreffen met een grote visuele waarde voor de aangrenzende percelen, wordt het maximale bebouwingspercentage beperkt tot 25%. Bebouwing dient zich zo in te passen zodat zoveel mogelijk bestaand groen gevrijwaard wordt.
Bestaande waardevol groen wordt zo maximaal mogelijk behouden.
De bouwhoogte is merkbaar ondergeschikt aan de omgevende randbebouwing van het bouwblok.
De maximale referentiebouwhoogte is aangeduid op plan.
Omdat deze zones binnengebieden betreffen, waar privacy en het voorkomen van inkijk vrij belangrijk zijn, worden hier enkel eengezinswoningen, met gelijkvloerse leefruimte, toegelaten.
De leefruimte van de woning bevindt zich op het gelijkvloers.
Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 25%. Verharding wordt tot een minimum beperkt.
(categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften In de Rijsenbergwijk zijn hier en daar in binnengebieden voormalige Toegelaten bestemmingen zijn: kleinschalige bedrijvigheid, bedrijfsgebouwtjes gelegen. In het BPA Rijsenberg boden deze enkel ruimte kleinschalige kantoren, wonen, gemeenschapsvoorzieningen, dienstverlening, openbare en private groenvoorzieningen, voor kleine ambachten en parkeren. In een aantal gevallen betreft het loodsen, gebouwen van een zeer bergruimte, fietsenstallingen, garageboxen, autostandplaatsen in open lucht. bescheiden schaal, waarbij de achterliggende functie niet zichtbaar is vanop de straat en die weinig tot geen impact hebben op de omgeving. Horeca wordt niet toegelaten gezien de fragiele relatie met de omliggende tuinen en achterkanten van woningen.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
Horeca is niet toegelaten. 39 / 47
Een aantal gebieden (met bestaande gebouwen) zijn aldus geselecteerd waarbij de bestemmingsvoorschriften t.o.v. het BPA verruimd worden. Bewoning is enkel mogelijk voor er geen inkijk/uitkijk is t.o.v. de bestaande omgevende bebouwing en tuinen, behalve naar het eigen perceel.
Bebouwingsvoorschriften
Zone voor voortuin 1 (VT1)
Bestemming
Bebouwingsvoorschriften
Gemeenschapsvoorzieningen zijn toegelaten voor zover deze buurtondersteunend zijn en een directe band hebben met de omgeving. Alle functies zijn mogelijk indien aan volgende randvoorwaarden voldaan wordt: - geen hinderlijke inkijk t.o.v. bestaande woningen. - geen hinder door geur, geluid, vrachtverkeer voor de omliggende woonomgeving
Qua bebouwingsmogelijkheden blijven deze beperkt tot ingrepen binnen het bestaande volume. Vervangingsbouw is mogelijk binnen de zone met als maximale referentiebouwhoogte één bouwlaag.
Bebouwing beperkt zich tot de bestaande morfologie. Bij nieuwbouw is de maximale referentiebouwhoogte aangeduid op plan.
Om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren (en dan vnl. het zicht vanuit de omliggende gebouwen) worden groendaken verplicht.
Groendaken zijn verplicht.
(categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Omdat de voortuinen zeer sterk mee het gewenste groene straatbeeld Deze zone is bestemd voor private voortuinen. bepalen, wordt de onbebouwde zone tussen gebouw en straat als een kwaliteitsvolle groene ruimte bestemd. Een groen beeld, een visuele relatie tussen gebouw en straat, waterdoorlaatbaarheid en een parkeerbeperking zijn essentiële kenmerken. In dit RUP worden 2 zones voor voortuinen voorzien (VT1 en VT2). Deze eerste zone kent strengere voorschriften en wordt toegepast in een overwegend groene omgeving. Bij brede percelen dient minimum 70% onverhard te blijven, is de breedte aan opritten beperkt tot max. 3 meter (als dusdanig is max. 1 wagenstelplaats (op de oprit) in deze zone mogelijk).
Minimum 70% van de oppervlakte is onverhard en groen ingericht. De breedte aan opritten is beperkt tot maximum 3 meter of maximum 20% van de perceelsbreedte. Max. 1 wagenstalplaats is toegelaten.
Om het visueel contact met de openbare weg te vergroten worden beperkingen opgelegd aan de hoogte van de hagen en afsluitingen.
De afsluitingen en hagen zijn maximum 1,2 m. hoog.
Zone voor voortuin 2 (VT2) Niet verordenend
(categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Verordenend
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
40 / 47
Bestemming
Bebouwingsvoorschriften
Ruimtelijke opties Omdat de voortuinen zeer sterk mee het gewenste groene straatbeeld bepalen, wordt de onbebouwde zone tussen gebouw en straat als een kwaliteitsvolle groene ruimte bestemd. Een groen beeld, een visuele relatie tussen gebouw en straat, waterdoorlaatbaarheid en een parkeerbeperking zijn essentiële kenmerken. In dit RUP worden 2 zones voor voortuinen voorzien (VT1 en VT2). Deze tweede zone kent minder strenge voorschriften en wordt eerder in een denser bebouwde omgeving toegepast. Bij smallere percelen dient minimum 50% onverhard te blijven. Bij verbouwingen van bestaande vergund geachte toestanden, kan dit minimum teruggebracht worden tot 20%. Deze uitzonderingsmaatregel heeft tot doel bestaande voortuinen, die een architecturale eenheid vormen met het gebouw en die gekenmerkt worden door vrij veel verharding, te behouden. Een motivatie op basis van vnl. cultuurhistorische motieven is in dit geval vereist.
Stedenbouwkundige voorschriften Deze zone is bestemd voor private voortuinen
Minimum 50 % van de oppervlakte is onverhard en groen ingericht. Bij verbouwingen van bestaande vergund geachte toestanden, kan dit minimum teruggebracht worden tot 20%. Een motivatie op basis van vnl. cultuurhistorische motieven is in dit geval vereist.
Bij kleinere voortuinen is het voorzien van een autostelplaats slechts toegelaten bij een perceelsbreedte vanaf 7 m. Op die manier kan de voortuin maximaal groen ingericht worden.
Het voorzien van maximum één autostelplaats in deze zone is slechts mogelijk bij een perceelsbreedte van meer dan 7 meter.
Om het visueel contact met de openbare weg te vergroten worden beperkingen opgelegd aan de hoogte van de hagen en afsluitingen.
De afsluitingen en hagen zijn maximum 1,2 m. hoog.
Zone voor tuinen 1 (T1) (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming Waardevolle tuinen worden behouden als tuinzone. Een tuin zorgt voor een Deze zone is bestemd voor private tuinen. grote leefkwaliteit bij een stadswoning. Deze zones zijn eerder gesitueerd in het westelijke deel van de wijk en omvatten vnl. de grotere tuinen. Bebouwingsvoorschriften
Om een zo groen mogelijke inrichting van de tuinen te realiseren dienst minstens 70% van de tuinzone onverhard en groen te worden ingericht.
Het minimale begroeningspercentage van private tuinen in deze zone bedraagt 70%.
In functie van de noden van het wonen, kan een minimale bebouwing in de tuinzone gerealiseerd worden.
Max. 10% van de tuinzone mag bebouwd worden met een maximum van 40 m² over max. 1 bouwlaag.
Om een groter ruimtegevoel en een groen karakter te creëren, worden de tuinafsluitingen in deze zone met hagen uitgevoerd.
Als afsluitingen zijn enkel levende hagen, ev. aangevuld met een draadafsluiting toegelaten.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
41 / 47
Zone voor tuinen 2 (T2) (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming Waardevolle tuinen worden behouden als tuinzone. Een tuin zorgt voor een Deze zone is bestemd voor private tuinen. grote leefkwaliteit bij een stadswoning. Omdat de groene en onverharde elementen het belangrijkste onderdeel zijn van de tuin worden hier minimale eisen aan opgelegd. Bebouwingsvoorschriften
Zone voor privaat park (PP)
Om een zo groen mogelijke inrichting van de tuinen te realiseren dienst minstens 50% van de tuinzone onverhard en groen te worden ingericht.
Het minimale begroeningspercentage van private tuinen in deze zone bedraagt 50%.
In functie van de noden van het wonen, kan een minimale bebouwing in de tuinzone gerealiseerd worden.
Max. 20% van de tuinzone per perceel mag bebouwd worden met een maximum van 40 m² over max. 1 bouwlaag.
Aangezien deze tuinen gemiddeld kleiner zijn dan deze in de T21, zijn hier, om voldoende privacy te waarborgen, ook tuinmuren als afsluiting toegelaten.
Als afsluitingen zijn enkel levende hagen, ev. aangevuld met een draadafsluiting en afsluitingen in metselwerk toegelaten.
Bestemming
(categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Aansluitend op het broekbos tussen de Marathonstraat, Koningin Deze zone is bestemd voor privaat park. Fabiolalaan en Gordunakaai zijn enkele grote private tuinen gesitueerd. Om de groene kwaliteiten (visueel en ecologisch) te behouden, worden deze in een zone voor privaat park ondergebracht.
Bebouwingsvoorschriften
Bebouwing en verharding worden tot een minimum beperkt.
Het parkachtig karakter dient behouden te worden. (her)inrichting en beheer gebeuren zo natuurlijk mogelijk. De bestaande parken landschapsstructuren worden maximaal behouden en versterkt.
De hoogstammige bomen zijn een essentieel onderdeel van dit privaat park. De aanwezige bomen worden behouden. Mocht het vellen van bomen noodzakelijk zijn, dienen deze vervangen te worden door inheemse bomen, die kunnen uitgroeien tot bomen met minstens dezelfde beeldwaarde. Maximum 5 % van de zone mag verhard worden. Bebouwing is ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
42 / 47
beperkt tot max. 40 m² over max. 1 bouwlaag.
Zone voor openbaar park (OP) (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming In het groene netwerk doorheen de buurt zijn een aantal open ruimtes die als Deze zone is bestemd voor openbaar park. een openbare parkruimte kunnen fungeren. Mogelijkheden voor een recreatieve nevenfunctie worden voorzien.
Bebouwingsvoorschriften
De zone dient zo onverhard en zo natuurlijk mogelijk ingericht te worden. Aangezien bestaande opritten in deze zone gesitueerd zijn, kunnen deze verder behouden blijven. Om bestaande wegenis te kunnen behouden en eventueel op een verbeterde manier opnieuw te kunnen voorzien is hier ook de mogelijkheid gecreëerd om beperkte wegenis naar bestaande functies te kunnen voorzien.
Enkel handelingen voor de aanleg, het normale onderhoud en beheer van dit openbaar parkgebied zijn toegelaten. (Her)inrichting en beheer gebeuren zo natuurlijk mogelijk. Een beperkte verharding ifv wegenis naar bestaande aangrenzende functies, evenals wegenis ifv voetgangers, fietsers en recreatieve activiteiten (spelaccommodatie zoals een schommel, klimtoestel, glijbaan, zandbak, zitbank, … en aanhorigheden zoals verlichting, …) is toegelaten. Bebouwing is in deze zone niet toegelaten
Zone voor openbaar bos (OB) (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming In deze zone is een broekbos met een waardevolle vegetatie aanwezig. Dit Deze zone is bestemd voor bos. is een onderdeel van een groter bebost geheel, met een ecologische en visuele waarde voor de ruimere buurt. In de loop van de jaren hebben deze belangrijke natuurwaarden ontwikkeld, waardoor dit geheel als waardevol is opgenomen in de BWK-kaart. Bebouwingsvoorschriften
Deze zone is bestemd voor bos en dient zo onverhard en zo natuurlijk mogelijk behouden/ingericht te worden.
Enkel handelingen voor het normale onderhoud en beheer van dit bosgebied zijn toegelaten.
Het bos kan ontsloten worden door de aanleg van een wandelpad/knuppelpad.
Enkel verharding of begaanbare constructies ifv voetgangers, fietsers zijn toegelaten. Bebouwing is in deze zone niet toegelaten
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
43 / 47
Zone voor wegen (W) (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming Alle openbare wegen worden opgenomen in de zone voor wegen. Waar De hoofdbestemming is openbare wegenis. In deze zone zijn alle noodzakelijk wordt de zone aangepast aan de bestaande situatie. werken toegelaten die betrekking hebben op de aanleg, het beheer en het onderhoud van de wegenis.
Bebouwingsvoorschriften
Groenvoorzieningen zijn een essentieel onderdeel van de weginrichting, in het bijzonder in woonstraten. Speciale aandacht dient te gaan naar de groeninrichting langs de Gordunakaai, waar de Leie, met zijn begeleidende oevers en bomenrijen de drager is van een groenas. Ook het Olympiadeplein verdient speciale aandacht als groene ruimte. Tenslotte dient de Marathonstraat, door zijn overdimensionering geherprofileerd te worden waarbij de overtollige ruimte groen ingericht wordt. Gezien de complexiteit met de tracés van nutsvoorzieningen, inritten edm. is het momenteel niet mogelijk om een exacte locatie voor groenvoorzieningen aan te duiden.
De inrichting van de zone is afgestemd op zijn functie als weg. De inrichting gebeurt zo dat zacht verkeer zich steeds veilig, direct en comfortabel kan verplaatsen. Deze ruimten worden qua materiaal en kleur sober, maar kwaliteitsvol ingericht. Groenvoorzieningen vormen een wezenlijk onderdeel van deze zone.
Daarom wordt op het groenaandeel in deze zone geen maximum gekleefd. ste Een sobere kwaliteitsvolle aanleg wordt nagestreefd, met bomen van 1 de grootte orde (of 2 grootte orde als dat niet mogelijk is.)
Zone voor wandelpaden (WP) (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming . De bestaande dreef tussen Patijntjesstraat en Renbaanstraat wordt in deze In deze zone worden openbare fiets- en zone ondergebracht. Op deze manier krijg je in de directe woonomgeving voetgangersverbindingen voorzien. een boeiend wandelnetwerk tussen kleinere parkjes, groengebiedjes en doodlopende straten.
Bebouwingsvoorschriften
Een sobere kwaliteitsvolle aanleg wordt nagestreefd. Bijzondere aandacht gaat naar groenvoorzieningen langs de openbare weg.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
De inrichting gebeurt zo dat zacht verkeer zich steeds veilig, direct en comfortabel kan verplaatsen. Deze ruimten worden qua materiaal en kleur sober, maar kwaliteitsvol ingericht.
44 / 47
Indicatieve zone voor wandelpaden (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming Om een fijnmazig netwerk te creëren worden in het bouwblok, omsloten door Ter hoogte van de indicatieve aanduidingen op plan worden de Koningin Fabiolalaan, Marathonstraat, Duifhuisstraat en openbare fiets- en voetgangersverbindingen voorzien. Verpleegsterstraat, een netwerk aan bijkomende voetwegen gecreëerd. Op deze manier krijg je in de directe woonomgeving een boeiend wandelnetwerk tussen kleinere parkjes, groengebiedjes en doodlopende straten. Bebouwingsvoorschriften
Een sobere kwaliteitsvolle aanleg wordt nagestreefd. Bijzondere aandacht gaat naar groenvoorzieningen langs de openbare weg.
De aanduiding is indicatief. De aanleg dient te gebeuren binnen een 30 m. brede strook aan beide zijden van de aanduiding op plan. De inrichting gebeurt zo dat zacht verkeer zich steeds veilig, direct en comfortabel kan verplaatsen. Deze ruimten worden qua materiaal en kleur sober, maar kwaliteitsvol ingericht.
Overdruk “gegroepeerde autostandplaatsen in de openlucht” (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming Een aantal bestaande openluchtparkings, soms essentieel voor een In deze zone zijn bestaande parkeervoorzieningen in openlucht naburige functie, kunnen behouden worden. toegelaten. Indien deze bestaande functie wordt stopgezet, gelden de voorschriften van de onderliggende zone. Bebouwingsvoorschriften Groene kwaliteiten van deze binnengebieden zijn zeer belangrijk. Daarom Een minimum aan vergroening (met hoogstammig groen, wordt een minimum aan vergroening verplicht gemaakt. minimum 1 hoogstammige boom per 5 parkeerplaatsen) en een minimum aan onverharde ruimte is noodzakelijk.
Overdruk “verblijfsfunctie” (categorie 1, a “wonen” van artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) Niet verordenend Verordenend Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bestemming Drie locaties langsheen de Leie worden aangeduid als een zone met Bovenop de voorschriften van de zone voor wegen is deze zone verblijfsfunctie. De bredere zone waar de Patijntjesstraat aantakt op de bestemd voor openbaar domein met een verblijfsfunctie Gordunakaai de bredere zone waar de Gordunakaai aantakt op de Albertlaan en de bredere zone waar de Eedverbondkaai aantakt op de Albertlaan. Hier is het de bedoeling om een verblijfsgebied in een groen kader te creëren. Bijkomende groene elementen en zitgelegenheid in relatie tot het water zijn essentiële kenmerken. Bebouwingsvoorschriften
Een sobere kwaliteitsvolle aanleg wordt nagestreefd. Bijzondere aandacht gaat naar de verblijfsfunctie en groenvoorzieningen in deze zone.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
De inrichting van de zone is afgestemd op zijn functie als openbaar domein met verblijfsfunctie. Groenvoorzieningen en 45 / 47
zitgelegenheid vormen een wezenlijk onderdeel van deze zone.
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
46 / 47
3. Categorieën van gebiedsaanduidingen Artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt dat een stedenbouwkundig voorschrift in een ruimtelijk uitvoeringsplan te allen tijde onder een categorie (of een subcategorie) van gebiedsaanduiding valt. Hieronder vindt u een samenvattend overzicht: Categorieën van gebiedsaanduidingen 1° wonen a) wonen
b) gebied voor wonen en landbouw 2° bedrijvigheid 3° recreatie 4° landbouw 5° bos 6° reservaat en natuur 7° overig groen 8° lijninfrastructuur 9° gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen 10° ontginning en waterwinning
ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan nr. 166 Rijsenberg Deel 2 – stedenbouwkundige voorschriften
Bestemmingszones RUP nr. 166 Rijsenberg Multifunctionele zone Stedelijk woongebied Projectzone 1 Lumat Projectzone 2 Institut Moderne Projectzone 3 Lilarstraat-oost Projectzone 4 Lilarstraat-west Zone voor gemeenschapsvoorzieningen Zone voor wonen in binnenkern Zone voor binnenkern Zone voor voortuin 1 Zone voor voortuin 2 Zone voor tuinen 1 Zone voor tuinen 2 Zone voor privaat park Zone voor openbaar park Zone voor openbaar bos Zone voor wegen Zone voor wandelpaden Indicatieve zone voor wandelpaden
-
-
47 / 47