RUP SION Stedenbouwkundige voorschriften
Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan stad Lier definitief RUP – 14.05.2012 vastgesteld door de gemeenteraad – 12.07.2012 goedgekeurd door de Deputatie
BUUR cvba | Blijde Inkomstraat 24 | 3000 Leuven | T016 85 50 | F 016 89 49 |
[email protected] I www.buur.be versie conform het goodkeuringsbesluit van de bestendige deputatie van de provincie Antwerpen van 12/07/2012 publicatie in het Belgisch staatsblad op 07/09/2012 plan in werking getreden op 21/09/2012
Stad Lier Stadsbestuur Lier | Grote Markt 57 | 2500 Lier
[email protected] | www.lier.be Dienst ruimtelijke ordening Projectverantwoordelijken: ‐ Ann Hellemans |
[email protected] ‐ Werner Van Gijsel |
[email protected] BUUR ‐ Bureau voor Urbanisme Blijde Inkomststraat 24 | 3000 Leuven
[email protected] | www.buur.be Projectverantwoordelijke: Jens Aerts |
[email protected] Erkend ruimtelijk planner: Roel Stessens Fase Definitief RUP dd. 25.07.2012, goed gekeurd door de Deputatie op 12.07.2012 De doorhapalde tekst werd uitgesloten bij goedkeuring door De Deputatie op 12.07.2012. Doorhaalde tekst in rood= vernietigd door de Raad van State in haar arrest van 13 januari 2015, nr. 229.803 (B.S. 27/02/2015) RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012 | p. 2 / 43
Gezien en voorlopig aangenomen door de Gemeenteraad van Lier in zitting van 19.09.2011. Vanwege de Raad, De Stadssecretaris De Voorzitter van de Gemeenteraad Katleen Janssens Christel Van den Plas Gemeentezegel
Het College van Burgemeester en Schepenen van de stad Lier bevestigt dat onderhavige voorschriften en het grafisch plan op het stadskantoor ter inzage van het publiek werden neergelegd van 03.10.2011 tot en met 01.12.2011. Vanwege de Raad, De Stadssecretaris De Burgemeester Katleen Janssens Marleen Vanderpoorten Gemeentezegel
Onderhavige voorschriften en het grafisch plan werden gezien en definitief aangenomen door de Gemeenteraad van Lier in zitting van 14.05.2012, inclusief de aanpassingen aan deze voorschriften voortvloeiende uit de uitgebrachte adviezen van de hogere overheid en de aanvaarde elementen uit de ingediende bezwaarschriften ingevolge het openbaar onderzoek. Vanwege de Raad, De Stadssecretaris De Voorzitter van de Gemeenteraad Katleen Janssens Christel Van den Plas Gemeentezegel
Voor eensluidend afschrift van de door de Gemeenteraad van Lier aanvaarde voorschriften, inclusief de aanpassingen voortvloeiend uit de uitgebrachte adviezen van de hogere overheid en de aanvaarde elementen uit de ingediende bezwaarschriften ingevolge het openbaar onderzoek. Vanwege de Raad, De Stadssecretaris De Burgemeester Katleen Janssens Marleen Vanderpoorten Gemeentezegel
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 3 / 43
INHOUD STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 1
ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 1.1 1.2
2
VOORSCHRIFTEN PER BESTEMMINGSZONE 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13
Algemene bepalingen Algemeen geldende voorschriften
Indeling van de bestemmingszones Zone voor wonen (W1): voormalig militair domein Zone voor wonen (W2): bouwblok Avenir Zone voor tuinen (T1) Zone voor tuinen (T2) Zone voor groenvoorzieningen (Gr) Zone voor park (P) Zone voor woonerf (E1): assen Zone voor woonerf (E2): pleinen Zone voor woonerf (E3): Sionsplein Zone voor gemengde bestemming (G1): annex Zone voor gemengde bestemming (G2): Avenir Zone voor gemeenschapsvoorzieningen (GV): SASK
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 4 / 43
DEEL 1 ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
HOOFDSTUK 1.1 ALGEMENE BEPALINGEN 1.1.1 VOORAFGAANDE BEPALINGEN 1.1.1.a
begrenzing van het plangebied
Deze grens duidt het gedeelte van het grondgebied aan, onderworpen aan de voorschriften van bijhorend plan.
1.1.1.b
verordenende kracht
Het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften maken deel uit van het verordenend gedeelte van dit RUP.
1.1.1.c
geldigheid van de algemene bepalingen
De hierna volgende bepalingen gelden slechts in zover ze niet worden tegengesproken in de bepalingen per zone.
1.1.1.d
opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden
Na goedkeuring van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan door de bestendige deputatie van de provincie Antwerpen worden de voorschriften van de bestemmingen van het gewestplan Mechelen KB 05/08/1976 (meermaals gewijzigd), die binnen de begrenzing van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan liggen, opgeheven en vervangen door de voorschriften van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Concreet worden volgende voorschriften binnen het plangebied opgeheven: Art. 5 pt. 1.0: De woongebieden: De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal‐culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. ‐ Art. 17 pt. 6.1: De gebieden bestemd voor ander grondgebruik: De militaire domeinen: In deze gebieden is woongelegenheid toegestaan voor zover die noodzakelijk is voor de goede werking van de inrichtingen.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 5 / 43
1.1.1.e
opgave van verkavelingen die behouden blijven
Binnen het plangebied komen geen niet-vervallen goedgekeurde verkavelingen voor.
1.1.1.f
stedenbouwkundige verordeningen
Binnen de grenzen van dit RUP blijven de stedenbouwkundige verordeningen van toepassing voor zover niet in tegenspraak met de voorschriften van dit RUP.
1.1.1.g
voorkooprecht
Aan de volgende percelen wordt met dit ruimtelijk uitvoeringsplan een voorkooprecht gekoppeld: nrs. H 251 A 5/02, H 251 B 5/02, H 251 C 5/02, H 251 D 5/02 en H 251 Z 4/02 nrs. H 251 K 5/02, H 251 L 5/02 en H 251 X 5/02 De zone waar het voorkooprecht geldt, staat door middel van een contourlijn weergegeven op het grafisch plan. De rangorde voor dit voorkooprecht betreft: 1. Autonoom gemeentebedrijf SOLag 2. Stad Lier De eigenaars van de goederen, gelegen binnen de omtrek van de zones waar het voorkooprecht geldt, worden – na goedkeuring van het RUP door de Bestendige Deputatie en ten laatste op de dag van de inwerkingtreding van het ruimtelijk uitvoeringsplan – bij aangetekend schrijven in hun woonplaats op de hoogte gesteld van dit feit.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 6 / 43
1.1.2
GEHANTEERDE BEGRIPPEN
Voor de toepassing van de onderhavige voorschriften wordt verstaan onder: Aan het wonen gekoppelde activiteiten Activiteiten die niet leiden tot een vergunningsplichtige functiewijziging volgens besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, onder paragraaf 3 Aan het wonen verwante voorzieningen Voorzieningen op buurtniveau, zoals een bakker, slager of algemene voedingswinkel, horeca, kleine bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, diensten, parkeer‐ en openbare vervoervoorzieningen, sociale en culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen, voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. Bebouwingscoëfficiënt BC De bebouwingscoëfficiënt is de verhouding van het geheel van de bebouwde oppervlakte en/of overdekte terreinoppervlakte op de totale terreinoppervlakte van alle percelen die deel uitmaken van de betreffende zone, uitgedrukt als een percentage Bestaande bebouwing Al de constructies (het geheel aan gebouwen) aanwezig op het terrein zoals grafisch weergegeven op het plan bestaande toestand. Bijgebouw Op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Bouwlijn Lijn waarop een van de gevels van een gebouw geplaatst is of geplaatst kan worden. Bouwlaag Horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder en zolder. Gebouw, Hoofdgebouw Gebouw dat, gelet op de functie, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden beschouwd. Gebouw, Bijgebouw Op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 7 / 43
Grens der bestemmingszone Is de lijn die de grens aangeeft tussen twee verschillende bestemmingszones. Groepswoningbouw Het tegelijk en gemeenschappelijk oprichten van woningen Hoogte, bouwhoogte Hoogte van een bouwwerk, die indien niet anders is aangeduid, wordt gemeten vanaf het grondpeil, bestaand maaiveld of voorliggende stoep tot de bovenkant voorgeveldakrand (deksteen, kroonlijst of dergelijke). Hoogte, kroonlijsthoogte De afstand gemeten tussen het peil van het maaiveld en de bovenkant van de kroonlijst. De kroonlijst is de bovenkant van de gootafwerking bij hellende daken of de bovenkant van de afwerking van platte daken of van een verticale wand. Het referentiepeil voor het bepalen van de kroonlijsthoogte, bouwhoogte en nokhoogte in de verschillende bestemmingszones is het maaiveldniveau van het openbaar domein waaraan het perceel paalt Hoogte, nokhoogte De afstand tussen het peil van het maaiveld aan de basis van de gevel of peil van de as van het voorliggend voetpad en de nok. Index, vloerindex V/T Dit is de verhouding van de bruto‐vloeroppervlakte (V) van een gebouw, inclusief vloeroppervlakte van dakvolume met minimum een vrije hoogte van 2m en exclusief niet‐overdekte terrassen, op de totale terreinoppervlakte van alle percelen die deel uitmaken van de betreffende zone. Kleine tot middelgrote kavels of woningen Onder een kleine kavel wordt verstaan een kavel van maximum 500 m². Onder een middelgrote kavel wordt verstaan een kavel van 750 m². Onder een kleine woning wordt verstaan een woning met een maximaal bouwvolume van 550 m³. Onder een middelgrote woning wordt verstaan een woning met een maximaal bouwvolume van 650 m³. Indien de vergunning voorziet in oprichting van één of meer gebouwen met verschillende woongelegenheden of in de oprichting van aaneengesloten woningen met gemeenschappelijke buitenruimte, wordt voor de toepassing van deze bepaling het aandeel van elke woongelegenheid in de grondoppervlakte als kavel beschouwd. Kroonlijsthoogte Hoogte tot de bovenzijde van de kroonlijst in geval van hellende daken. In geval van platte daken is de kroonlijsthoogte gelijk aan de dakrandhoogte. In het geval er een terugspringende verdieping voorkomt is de kroonlijsthoogte gelijk aan de hoogte tot de dakrand van het hoofdvolume. Nevenbestemmingen Nevenbestemmingen mogen gelijktijdig met of na de hoofdbestemming gerealiseerd worden op voorwaarde dat ze maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte innemen en verenigbaar zijn met de hoofdbestemming en met de omgeving.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 8 / 43
Rooilijn Grenslijn van het openbaar wegdomein. Technische ruimte Besloten ruimte bestemd voor de plaatsing van de voor het functioneren van een gebouw noodzakelijke apparatuur en/of installaties. Vloeroppervlakte De gemeten oppervlakte (buitenomtrek) van één bouwlaag die voor bewoning in aanmerking komt en zo uitgerust wordt. Niet‐overdekte terrassen worden niet meegerekend. De vloeroppervlakte wordt buitenwerks gemeten tussen de buitenwanden van de gevelmuren van alle ruimten die kunnen worden afgesloten, zonder rekening te houden met de onderbreking door scheidingsmuren of verticale dienstwegen. De vloeren van de lokalen die zich beneden het terreinniveau bevinden worden evenwel niet meegerekend. Wat de vloeren onder het dak betreft wordt alleen het gedeelte met een binnenwerks gemeten vrije hoogte van tenminste 2,2 m meegerekend. De berekening van de vloeroppervlakte speelt een rol bij het bepalen van de vloerindex V/T. Voorgevelzone (voortuin) Strook gelegen tussen de effectieve voorgevel en de rooilijn. Woning, wooneenheid Gebouw of deel van een gebouw, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Woning, ééngezinswoning Niet gestapelde woning op een eigen perceel; de woning heeft een eigen voordeur op het publiek domein; de woning heeft op het eigen perceel een gelijkvloerse private buitenruimte met een minimale oppervlakte van 50 m² (met uitzondering indien de perceelsconfiguratie die niet toelaat) . Woning, meergezinswoning Gebouw waarin twee of meer afzonderlijke volwaardige woonentiteiten georganiseerd zijn met een gemeenschappelijke toegang van op het publiek domein. Kangoeroewoningen worden niet beschouwd als meergezinswoningen. Woning, groepswoningbouw Het tegelijk en gemeenschappelijk oprichten van woningen. Zijgevelzone Strook gelegen tussen de effectieve zijgevel en laterale perceelsgrens
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 9 / 43
1.1.3 VERGUNNINGSAANVRAAG De aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning bevat minimaal de informatie door de decreetgever vereist. Voor de bestemmingszones W1, T1, Gr, P, E1, E2, E3, G1 en GVb (=projectzone 1) enerzijds en W2a, W2b, W2c, T2a, T2b en G2 (= projectzone 2) anderzijds zal de vergunningsaanvraag beoordeeld worden op basis van: de geplande fasering, die voorzien is voor de realisatie van de verschillende onderdelen (bebouwing én open ruimte) van de ontwikkeling van de respectievelijke bestemmingszones. De fasering wordt besproken met aanduiding van volgorde van (her)ontwikkeling en noodzakelijke voorwaarden voor (her)ontwikkeling als onteigening of aankoop, herlocalisatie van bestaande functies, afbraak van bestaande gebouwen, civieltechnische werken in het publiek domein, ... Tevens wordt aangetoond dat de opeenvolgende fasen in overeenstemming zijn met het RUP. Ook moet duidelijk gemaakt worden hoe — bij niet‐realisatie van een volgende fase — de kwaliteit van het project en zijn omgeving gegarandeerd blijft. de ruimtelijke context waarbinnen het project zich situeert; het project naar zijn gebruik en voorkomen; de effecten en de kwaliteitsverhoging van het project t.o.v. de omgeving. Deze elementen geven uitsluitsel over volgende aspecten van het project: de eigendomstitel van alle percelen in de projectzone, overeenkomstig artikel 144 van het wetboek van de successierechten verstrekt door de ontvanger van de successierechten van het gebied waar de percelen gelegen zijn, worden aan het dossier toegevoegd; de actuele juridische toestand van de projectzone: heersende en de leidende erfdienstbaarheden waarmede de onroerende goederen gelegen binnen de perimeter van de projectzone bezwaard zijn, verkavelingen, beschermingen, goedgekeurde stedenbouwkundige vergunningen; de bestaande toestand, met een analyse van het perceel zelf en alle percelen in een straal van 50 meter er rond wat betreft de aanwezige bestemmingen en activiteiten, de verschijningsvorm, inplanting van gebouwen, bouwvolumes met hoogte, diepte en dakvorm, gevelcomposities met kenmerken en materiaalgebruik, de aanwezige natuurlijke elementen, open ruimten, zichten en relaties; een interpretatie van deze kenmerken naar kwaliteiten en gebreken, naar mogelijkheden en randvoorwaarden voor het project; het geplande project, gekaderd in een totaalplan voor de hele projectzone, met een duidelijke voorstelling van: de verschijningsvorm en een omschrijving en kwantificering van de functies; de inrichting van de onbebouwde ruimte, met voor projectzone 1 in het bijzonder de specificaties inzake de integratie van een collectieve buffervoorziening de parkeerbehoeften van het project, gekaderd in een totaal parkeerplan voor de hele projectzone; het beantwoorden van het project aan de harde eisen (inzake functies, parkeerplaatsen, maximaal gabarit, …) uit de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP; een evaluatie van de effecten die het project op de omgeving zal hebben, van de kwaliteitsverhoging die het project voor perceel en omgeving zal meebrengen en van de ingrepen die voorzien worden om negatieve effecten op de omgeving te milderen. Deze evaluaties hebben betrekking op: de natuurlijke en functionele draagkracht van de plaats en van de omgeving (verkeersdruk, verschuiving van activiteiten, …); het centrumbeeld en de harmonie met de omgeving qua inplanting, volume, gevelcompositie en materiaalgebruik; het belevingsaspect (attractiviteit, comfortverhoging voor bezoekers, complement in voorzieningen, verfraaiing openbaar domein, gezelligheid, sfeerschepping).
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 10 / 43
HOOFDSTUK 1.2 ALGEMEEN GELDENDE VOORSCHRIFTEN Deze algemeen geldende voorschriften zijn van toepassing voor zover geen andersluidende bepalingen zijn opgenomen in de volgende artikels.
1.2
1.2.1 VOORSCHRIFTEN M.B.T. DE BEBOUWING
1.2.1.a
Aantal te realiseren wooneenheden
Het aantal te realiseren wooneenheden bedraagt: Voor de bestemmingszones W1, T1, Gr, P, E1, E2, E3, G1 en GVb (=projectzone 1): minimum 60 en maximum 150 Voor de bestemmingszones W2a, W2b, W2c, T2a, T2b en G2 (= projectzone 2): minimum 8 en maximum 22
1.2.1.b
Technische ruimten en installaties op het dak
Bovenop het dak zijn technische ruimten en installaties toegelaten in zoverre: Deze ruimten en installaties zich volledig onder een denkbeeldig vlak bevinden van 45° doorheen de kroonlijst. De ruimten zijn uitgevoerd in hoogwaardige gevelmaterialen De installaties in open lucht rondom worden afgeschermd door een scherm, minstens even hoog als deze installaties, dat wordt uitgevoerd in hoogwaardige materialen. Deze ruimten en installaties afzonderlijke entiteiten betreffen die in geen geval een bijkomende bouwlaag vormen. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op zonnepanelen en zonneboilers. Schotelantennes en HVAC installaties mogen niet op gevels of op hellende daken, zichtbaar vanaf de straatzijde, worden aangebracht.
1.2.1.c
Dakvensters en dakkapellen
De maximumbreedte van een dakvenster of dakkapel bedraagt de helft van de gevelbreedte met een maximum van 6 meter per dakvenster of dakkapel. De maximumhoogte (bovenkant kroonlijst) van een dakkapel bedraagt de helft van de dakhoogte van het hoofdgebouw
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 11 / 43
1.2.1.d
Peil van de gelijkvloerse verdieping
Het afgewerkte vloerpeil van de gelijkvloerse bouwlaag ligt maximaal 0,3 m onder en maximaal 1 m boven het maaiveld. Alle bouwlagen gelegen onder de gelijkvloerse bouwlaag worden beschouwd als een ondergrondse bouwlaag. Ondergrondse bouwlagen mogen enkel als parking, bergruimte of technische ruimte gebruikt worden.
1.2.1.e
Uitsprongen uit de schil van een gebouw
Bij aaneengesloten bebouwing Uit de voorgevel: Erkers en balkons: maximumuitsprong van 0,5 m op minimum 2,5 m boven het trottoirniveau en op minimum 0,5 m afstand van het verlengde van elke scheidingsmuur. Luifels: maximumuitsprong 1 m op minimum 2,5 m boven het trottoirniveau. Uit de vrijstaande gevel: Alle uitsprongen zijn toegelaten voor zover zij zich niet in de bouwvrije zijtuinstrook bevinden. Uit de achtergevel: Terrassen en balkons: Uitsprong uit het voorziene profiel maximum 2 m op minimum 2 m afstand van elke perceelsgrens. Erkers: Uitsprong uit het voorziene profiel is verboden. Bij alleenstaande bebouwing Alle uitsprongen zijn toegelaten voor zover zij zich niet in een bouwvrije strook bevinden. Uitsprongen uit het dak Bij platte daken zijn dakuitbouwen voor liftkokers, lichtkoepels en schouwen met een maximumhoogte van 2,5 m boven het dakniveau toegelaten over maximum 10 % van het dakoppervlak.
1.2.1.f
Bergruimten
Elke woning moet over een bergruimte beschikken. Deze bergruimte bevindt zich in de woongelegenheid, ongeacht de beschikbaarheid van een andere bergruimte (bv. in de kelder van een meergezinswoning).
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 12 / 43
1.2.2 VOORSCHRIFTEN M.B.T. DE BUITENRUIMTEN
1.2.2.a
Private buitenruimten
Eéngezinswoningen hebben een gelijkvloerse private buitenruimte van minstens 50 m², tenzij de perceelsconfiguratie dit uitzonderlijk niet toelaat. Gestapelde woningen hebben een private buitenruimte die rechtstreeks aansluit op de voornaamste leefruimte of op de circulatieruimte van de woning, van minstens 10 m². De bruikbare diepte van de individuele private buitenruimte bedraagt minstens 1,8 meter. Men mag de individuele private buitenruimte van de woongelegenheid tot de helft te verkleinen (met een minimum van 5 m²) indien de niet‐gerealiseerde oppervlakte wordt ondergebracht in een collectieve private buitenruimte die rechtstreeks toegankelijk is vanuit de verticale circulatie die de woongelegenheid bedient of indien het een woongelegenheid betreft met slechts één slaapkamer. Deze vervangende buitenruimte is ingericht als verblijfsruimte en mag niet ingenomen zijn voor andere doeleinden, zoals bovengrondse parkeerplaatsen of fietsenstallingen.
1.2.2.b
Erfscheidingen
In de ‘zones voor tuinen – T1a, T1b, T1e en T2a’ -
palen met draad, al of niet met onderplaat van maximum 0,3 m boven het maaiveld, met een maximumhoogte van 1,8 m boven het maaiveld. een haag of groen met een maximumhoogte van 1,8 m boven het maaiveld. een hekwerk met een maximumhoogte van 1,8 m boven het maaiveld. een combinatie van voormelde mogelijkheden.
In de ‘zones voor tuinen – T1c en T1d’ -
een muurtje in dezelfde gevelsteen als die van het hoofdgebouw met een maximumhoogte, behoudens de posten naast de ingangen, van 0,5 m. een haag of groen met een maximumhoogte van 1 m boven het maaiveld. een hekwerk met een maximumhoogte van 1 m boven het maaiveld. een combinatie van voormelde mogelijkheden.
Ter plaatse van de overgang tussen de ‘zones voor tuinen – T1a, T1b en T1e’ en de ‘zone voor woonerf – E2’ -
een muurtje in dezelfde gevelsteen als die van het hoofdgebouw met een maximumhoogte van 0,5 m. een haag of groen met een maximumhoogte van 1,8 m boven het maaiveld. een hekwerk met een maximumhoogte van 1,8 m boven het maaiveld. een combinatie van voormelde mogelijkheden.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 13 / 43
1.2.2.c
Beplantingen
De beplantingen zullen bestaan uit inheemse bomen en struiken. Het betreft beplanting, of plantengroei, die van nature, spontaan voorkomt bij de fysische omstandigheden die zich in deze streek en/of op deze specifieke plaats voordoen. Deze planten kunnen zowel van autochtone oorsprong zijn, dan wel in het verleden ingevoerd en inmiddels geïntegreerd in het natuurlijk milieu.
1.2.3 AANTAL TE REALISEREN PARKEERPLAATSEN Parkeerplaatsen voor auto’s Voor gebouwen die binnen dit RUP worden gerealiseerd, moeten minimaal volgende parkeerplaatsen worden voorzien: 1,5 parkeerplaats per wooneenheid, waarvan 0,2 parkeerplaatsen voor bezoekers Deze bezoekersparkeerplaatsen mogen zich bevinden achter een gesloten poort Voor deelzone W1 dienen tevens de volgende bijkomende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd ter compensatie van het verlies aan huidige publieke parkeerplaatsen in het plangebied: 0,5 parkeerplaats per wooneenheid Het maximum aantal te realiseren parkeerplaatsen bedraagt: Voor de bestemmingszones W1, T1, Gr, P, E1, E2, E3, G1 en GVb (=projectzone 1): 300 Voor de bestemmingszones W2a, W2b, W2c, T2a, T2b en G2 (= projectzone 2): 33 Indien verschillende woningen of andere functies binnen hetzelfde project worden gerealiseerd en het totaal aantal te realiseren parkeerplaatsen groter is dan acht, moeten de parkeerplaatsen ondergronds worden voorzien. Parkeerplaatsen voor fietsen Per woongelegenheid moeten minstens twee fietsenstallingen voorzien worden. Voor méérgezinswoningen moeten de fietsenstallingen gegroepeerd en inpandig worden voorzien.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 14 / 43
1.2.4 DIVERSE BEPALINGEN
1.2.4.a
Algemene toegankelijkheid
De openbare wegen en de niet openbare wegen die voor het publiek toegankelijk zijn, worden integraal toegankelijk (her)aangelegd of (her)ingericht, ook voor wat betreft de niet vergunningsplichtige ingrepen. Alle gebouwen of delen van gebouwen, domeinen en infrastructuren die toegankelijk zijn voor het publiek, of waar personeel tewerk gesteld wordt, moeten toegankelijk zijn voor personen met een verminderde mobiliteit. Indien de gebouwen of delen van gebouwen waar personeel tewerk gesteld wordt niet in aanmerking komen om personeel met een beperking te activeren, kunnen zij voor die gedeelten een afwijking van deze verplichting vragen, zo deze verplichting niet tevens bij wet of besluit bestaat.
1.2.4.b
Reclame‐ en publiciteitsinrichtingen
Algemeen Alle reclames dienen zich te beperken tot de bekendmaking van de bedrijvigheid op die plaats uitgeoefend of de bekendmaking van goederen die op die plaats te koop of te huur worden aangeboden. Plaatsing van reclame‐ en publiciteitsinrichtingen Reclame‐ en publiciteitsinrichtingen mogen enkel geplaatst worden tegen de voorgevel of in de voortuinstrook. Het is niet toegelaten reclame‐ en publiciteitsinrichtingen op het dak te plaatsen. Plaatsing tegen de voorgevel De uitsprong van de reclames uit de voorgevel bedraagt maximum 1 m, zonder dat daarbij de rooilijn wordt overschreden. Afstand tot elke scheidsmuur: minimum 0,5 m. De plaatsing van reclames tegen uitsprongen uit het gevelvlak (erkers, balkons, ...) wordt niet toegestaan. De plaatsing van reclames voor de vensteropeningen op de verdieping(en) wordt niet toegestaan. Het onderste punt van de reclames, die meer dan 15 cm uitspringen uit het gevelvlak, dient op minimum 2,5 m boven het maaiveld geplaatst te worden. Het hoogste punt van de reclames dient op maximum 4,5 m boven het maaiveld en niet boven de onderkant van de ramen op de 2de bouwlaag of de onderkant van de kroonlijst geplaatst te worden. Plaatsing in de voortuinstrook Afstand tot de rooilijn: minimum 1 m. Afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen: minimum 3 m.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 15 / 43
1.2.4.c
Waterbeheersing
Een gescheiden stelsel voor afvoer van afval‐ en regenwater is verplicht voor nieuwe gebouwen en voor nieuwe verharde buitenoppervlakten. Alle verharde oppervlakten moeten voor hun afwatering voorzien zijn van een buffering berekend in functie van de hoeveelheid verhard oppervlak. Hiervoor wordt verwezen naar de code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen. Voor het geheel van de bestemmingszones W1, T1, Gr, P, E1, E2, E3, G1 en GVb (=projectzone 1) dient een collectieve buffervoorziening te worden voorzien. Bij de realisatie van ondergrondse constructies dient voldoende aandacht uit te gaan naar de kwaliteit van het bemalingswater. In het geval van bemalingen dient het bemalingswater te worden gecontroleerd alvorens het te lozen op het oppervlaktewaterstelsel.
1.2.4.d
Borgstelling
Het College van Burgemeester en Schepenen kan aan de verlening van iedere vergunning het betalen van een borgstelling koppelen o.a. voor de uitvoering van de voorziene wegeniswerken of aanplantingen.
1.2.4.e
Lichtvervuiling
De lichtvervuiling ten aanzien van zowel de Nete als het nabijgelegen natuurgebied ‘Nazareth’ dient maximaal te worden beperkt.
1.2.4.f
Archeologisch erfgoed
Gelet op de hoge archeologische potenties van het deelgebied dient bij alle ingrijpende werkzaamheden in de bodem voorafgaand een archeologische prospectie te worden uitgevoerd en eventueel een vervolgonderzoek wanneer er potenties aanwezig zijn. Gelet op de erfgoedwaarde van de bestaande gebouwen in het plangebied welke geheel of gedeeltelijk zijn opgenomen in de inventaris voor bouwkundig erfgoed, dient bij elke aanvraag van een sloopvergunning van een als bouwkundig erfgoed geïnventariseerde constructie een erfgoedrapport te worden gevoegd. Het betreft een rapport met betrekking tot de culturele, historische en esthetische waarde van het bouwkundig erfgoed of ensemble van bouwkundig erfgoed dat minimum de volgende elementen dient te bevatten: een bouwhistorische beschrijving van de bestaande toestand met een fotografische opname; identificatie van archief‐ en literatuurbronnen; situering van het gebouw in haar historische en actuele context; inventarisatie en evaluatie van de (historisch) architecturale elementen. Op basis van dit rapport zal de vergunningverlenende overheid het advies inwinnen van de gewestelijk erfgoedambtenaar, zodanig dat zij vervolgens kan oordelen of het belang van het project waarvoor de sloopvergunning wordt aangevraagd, opweegt tegen het verlies van erfgoedwaarden.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 16 / 43
DEEL 2 VOORSCHRIFTEN PER BESTEMMINGSZONE
H
O O F D S T U K
2.1
I
N D E L I N G V A N D E B E S T E M M I N G S Z O N E S
Art.
Code
Bestemmingszone
Deelzones
2.2
W1
Zone voor wonen – W1 (voormalig militair domein)
2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
W2
Zone voor wonen – W2 (bouwblok Avenir)
W1a, W1b, W1c, w1d, W1e, Rood W1f, W1g, W1h, W1i, W1j, W1k, W1l, W1m, W1n W2a, W2b, W2c en W2d Rood
1.109 m²
T1
Zone voor tuinen – T1
T1a, T1b, T1c, T1d en T1e
Lichtgroen
5.424 m²
T2
Zone voor tuinen – T2
T2a, T2b en T2c
Lichtgroen
712 m²
Gr
Zone voor groenvoorzieningen – Gr
‐
Middengroen
311 m²
P
Zone voor park – P
‐
7.662 m²
2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13
E1
Zone voor woonerf – E1 (assen)
E1a, E1b en E1c
Donkergroen Geel met zwarte arcering
E2
Zone voor woonerf – E2 (pleinen)
‐
Geel met zwarte arcering
4.368 m²
E3
Zone voor woonerf – E3 (Sionsplein)
‐
Geel met zwarte arcering
852 m²
G1
Zone voor gemengde bestemming – G1 (Annex)
‐
Paars
225 m²
G2
Zone voor gemengde bestemming – G2 (Avenir)
‐
Paars met zwarte arcering
874 m²
GV
Zone voor gemeenschapsvoorzieningen – GV (SASK)
GVa, GVb en GVc
Zalmroze (met zwarte arcering)
Inkleuring op het grafisch plan
Oppervlakte bestemmingzone 7.187 m²
2.825 m²
TOTAALOPPERVLAKTE PLANGEBIED
3.090 m² 34.639 m²
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 17 / 43
H
O O F D S T U K
2.2
Z
O N E V O O R W O N E N
W1 (
V O O R M A L I G M I L I T A I R D O M E I N
) categorie WONEN (1) – subcategorie WOONGEBIED (a)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.2.1 Bestemming Art. 2.2.2 Bebouwing
Art. 2.2.1 Deze zone is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Art. 2.2.2 ‘Artikel 1.2.1.f – uitsprongen uit de schil van een gebouw’ van de ‘algemeen geldende bepalingen’ is niet van toepassing voor deze bestemmingszone. De onderlinge begrenzing tussen twee aan elkaar grenzende deelzones mag ten opzichte van de begrenzing zoals ingetekend op het grafisch plan, maximaal 8,5 meter worden verschoven in de richting van de meest nabijgelegen dwarse zonegrens. a. Woontypologie Binnen de deelzones W1a, W1d, W1g, W1j en W1m zijn uitsluitend ééngezinswoningen toegelaten met volgende voorwaarden: ‐ De minimale breedte van de ééngezinswoning bedraagt 5 meter. ‐ De maximale breedte van de ééngezinswoning bedraagt 8 meter. Binnen de andere deelzones zijn zowel één‐ als meergezinswoningen toegelaten. b. Bouwhoogte Deelzones W1a, W1d, W1g, W1j en W1m De bouwhoogte bedraagt twee bouwlagen onder de kroonlijst. Boven de kroonlijst is een derde bouwlaag onder de dakconstructie toegelaten. De kroonlijsthoogte bedraagt minimum 6 meter en maximum 8 meter ten opzichte van het nieuw gekozen maaiveld van de aangrenzende deelzone E1, gemeten ter plaatse van het midden van het gebouw. Van aan elkaar geschakelde woningen sluiten de kroonlijsten in hoogte op elkaar aan. Voor de oostelijke zijde van deelzone W1a (= 40% van het totaal) kan hier plaatselijk van worden afgeweken: De bouwhoogte mag er maximaal drie bouwlagen onder de kroonlijst bedragen. Boven de kroonlijst is een vierde bouwlaag onder de dakconstructie toegelaten. De kroonlijsthoogte bedraagt minimum 6 meter en maximum 9,5 meter ten opzichte van het nieuw gekozen maaiveld van de aangrenzende deelzone E1, gemeten ter plaatse van het midden van het gebouw.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 18 / 43
c.
d.
Deelzones W1b, W1c, W1e, W1h, W1k en W1n De bouwhoogte bedraagt minimaal twee en maximaal vijf bouwlagen onder de kroonlijst, vanaf het nieuw gekozen maaiveld van de aangrenzende deelzone E1. De westelijke zijde van elke deelzone telt maximum vier bouwlagen onder de kroonlijst en is nooit hoger dan de oostelijke zijde (grenzend aan het park). Boven de kroonlijst mag één bijkomende bouwlaag onder de dakconstructie worden voorzien; het totaal aantal bouwlagen mag echter nooit méér dan vijf bedragen. Voor het totaal van de deelzones W1b, W1c, W1e, W1h, W1k en W1n geldt: ‐ minimum 25% van de totaaloppervlakte van deze deelzones telt maximum drie bouwlagen onder de kroonlijst ‐ maximum 25% van de totaaloppervlakte van deze deelzones telt vijf bouwlagen onder de kroonlijst Langsheen de grenslijn met de ‘zone voor park – P’ hebben maximum twee opeenvolgende bouwvolumes dezelfde bouwhoogte. De maximale kroonlijsthoogte bedraagt 17 meter, ten opzichte van het nieuw gekozen maaiveld van de aangrenzende deelzone E1, gemeten ter plaatse van het midden van het gebouw, met uitzondering van W1b waar deze 19,5 meter mag bedragen. Deelzone W1f De maximale bouwhoogte onder de kroonlijst bedraagt vijf bouwlagen. Boven de kroonlijst mag één bijkomende bouwlaag onder de dakconstructie worden voorzien; het totaal aantal bouwlagen mag echter nooit méér dan vijf bedragen. De maximale kroonlijsthoogte bedraagt 17 meter, ten opzichte van het nieuw gekozen maaiveld van de aangrenzende deelzone E1, gemeten ter plaatse van het midden van het gebouw. Deelzones W1i en W1l De maximale bouwhoogte onder de kroonlijst bedraagt vier bouwlagen. Boven de kroonlijst mag één bijkomende bouwlaag onder de dakconstructie worden voorzien; het totaal aantal bouwlagen mag echter nooit méér dan vier bedragen. De maximale kroonlijsthoogte bedraagt 14 meter, ten opzichte van het nieuw gekozen maaiveld van de aangrenzende deelzone E1, gemeten ter plaatse van het midden van het gebouw. Dakvorm Van aan elkaar grenzende gebouwen sluiten de noklijnen en de dakvlakken op elkaar aan. Verticale verspringingen in de noklijn zijn uitgesloten. Voor de deelzones W1a, W1d, W1g, W1j en W1m geldt bijkomend: ‐ Elk volume heeft een zadeldak met een helling begrepen tussen 30° en 40°. ‐ Aan elkaar geschakelde woningen hebben dezelfde dakhelling. ‐ Het is toegelaten om bij de opgegeven dakhelling de nok visueel te verlagen door beide dakschilden te laten overgaan in een plat dak. Inplanting De zonegrenzen, zoals ingetekend op het grafisch plan, zijn uiterste bouwlijnen. Eventuele terrassen op de verdiepingen dienen volledig inpandig te worden voorzien. Voor de bouwlaag onder de dakconstructie zijn deze terrassen echter niet verplicht overdekt. In de deelzones grenzend aan de ‘zone voor park – P’ mag op het laagste bouwvolume telkens een dakterras worden ingericht.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 19 / 43
Binnen het geheel van aan elkaar grenzende deelzones wordt aaneengesloten bebouwing voorzien, die echter onderbroken moet worden over de volledige hoogte in functie van de doorgangen voor zacht verkeer (zie art. 2.2.4), zoals indicatief weergegeven op het grafisch plan. De inplanting van deze doorgang wordt zodanig gekozen dat binnen dezelfde gebouwenrij de kortste gevellengte nooit minder bedraagt dan de helft van de langste gevellengte. De vrije ruimte tussen twee opeenvolgende gebouwen bedraagt minimaal 1,8 meter. Van de bebouwing van aan elkaar grenzende deelzones zijn zowel de voor‐ als achterbouwlijn continu. Verspringingen zijn niet toegelaten. Voor de deelzones die niet grenzen aan de ‘zone voor park – P’ gelden volgende voorschriften: ‐ De bouwdiepte bedraagt maximaal 12 meter. Elk gebouw heeft dezelfde bouwdiepte voor het gelijkvloers en de verdiepingen. Alle gebouwen van aan elkaar grenzende deelzones hebben dezelfde bouwdiepte. ‐ De gekozen bouwlijnen moeten evenwijdig lopen met de zonegrenzen zoals ingetekend op het grafisch plan. Voor de deelzones die grenzen aan de ‘zone voor het park – P’ gelden volgende voorschriften: ‐ De gekozen voorbouwlijn langs de woonerven E1 moet evenwijdig lopen met de ingetekende zonegrens lopen, behalve voor zone W1e. ‐ De bouwlijnen van de dwarse gevels die uitgeven op de zone voor park P (oostelijke gevels) moeten maximaal evenwijdig lopen met de zonegrenzen zoals ingetekend op het grafisch plan. ‐ In elke deelzone dient de oostgevel over de volledige bouwhoogte opgedeeld te worden in twee gevelvlakken, door een verspringing van minstens 1 meter in de breedte of de diepte tussen de beide gevelvlakken. De lengte van elk gevelvlak bedraagt minimum 7,5 meter en maximum 12 meter. Uitsprongen van maximum 0,65 meter ten opzichte van het achtergevelvlak en minimum 0,6 meter afstand tot het verlengde van elke woningscheidende muur zijn toegelaten op de gelijkvloerse verdieping. e.
f.
Materialen Voor alle zichtbare gevel‐ en dakvlakken worden duurzame en hoogwaardige materialen gebruikt in hun natuurlijke verschijningsvorm. Alle gebouwde volumes vormen een samenhangend architecturaal geheel. De omhullende gevelvlakken dienen te worden afgewerkt in gevelmetselwerk met baksteen in een kleur overeenkomstig met deze van het bestaande stadsweefsel. Een materiaal met een andere textuur en kleur is evenwel toegelaten voor: ‐ in‐ of uitsprongen uit het omhullende gevelvlak, zoals ter plaatse van de dwarsverbindingen of de zijden van de inpandige terrassen ‐ de kopse gevels in de deelzones W1b, W1c, W1e, W1h, W1k en W1h (gericht naar het park) en in de deelzones W1f, W1i en W1l (gericht naar de ‘zone voor woonerf – E2’) Technische installaties Met uitzondering van zonnepanelen en zonneboilers, mogen eventuele technische installaties op het dak niet uitsteken boven een denkbeeldig vlak van 45° vanaf de kroonlijst. Deze technische installaties moeten bovendien volledig door een scherm in een hoogwaardig materiaal omgeven worden, dat ze aan het zicht onttrekt.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 20 / 43
Art. 2.2.3 Onbebouwde ruimte Art. 2.2.4 Toegangen
Art. 2.2.5 Parkeren
Art. 2.2.3 De onbebouwde ruimte tussen de zonegrens en de gekozen bouwlijn wordt aangehecht bij de aangrenzende bestemmingszone en als dusdanig ingericht. Art. 2.2.4 a. Doorgangen voor zacht verkeer De noord/zuid georiënteerde doorgangen voor zacht verkeer (zoals indicatief weergegeven op het grafisch plan): ‐ zijn publiek toegankelijk ‐ mogen in geen geval afsluitbaar zijn b. Hoofdtoegangen De toegangen tot de gebouwen zijn voorzien vanaf de zones voor woonerf E1 en E2, met uitzondering van: ‐ deelzone W1c: uitsluitend toegankelijk vanaf de ‘zone voor tuinen – T1a’ ‐ deelzone W1e: ter plaatse van de voorgevellijn eveneens toegankelijk vanaf de ‘zone voor park – P’ De inrit tot de ondergrondse parkeergarage bevindt zich in deelzone W1b en sluit onmiddellijk aan op de ‘zone voor woonerf – E3’. De verticale circulatie vanuit de ondergrondse parkeergarage geeft rechtstreeks toegang tot de functionele eenheden bovengronds, behalve voor de ééngezinswoningen. Art. 2.2.5 Bestemmings‐ en bezoekersparkeren is enkel toegelaten in een collectieve ondergrondse parkeergarage. De inrit tot deze ondergrondse parkeergarage dient: ‐ architecturaal te worden geïntegreerd in de gebouwde volumes van deelzone W1b ‐ landschappelijk te worden geïntegreerd in de ‘zone voor park – P’ In geen geval bevindt de garagepoort zich in of evenwijdig aan de voorgevellijn. Zij is bijgevolg niet zichtbaar vanuit de Ros Beiaardstraat en/of de ‘zone voor woonerf – E3’.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 21 / 43
H
O O F D S T U K
2.3
Z
O N E V O O R W O N E N
W2 (
B O U W B L O K
A
V E N I R
) categorie WONEN (1) – subcategorie WOONGEBIED (a)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.3.1 Bestemming
Art. 2.3.1 Deze zone is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Op de gelijkvloerse verdieping van de deelzones W2b en W2c zijn tevens ondersteunende functies van de achtergelegen ‘zone voor gemengde bestemming – G2’ toegelaten. Art. 2.3.2 a. Woontypologie Deelzone W2a, W2b en W2c In deze deelzones zijn zowel ééngezinswoningen als meergezinswoningen toegelaten. Deelzone W2d In deze deelzone is uitsluitend één ééngezinswoning toegelaten. b. Bouwhoogte en dakvorm Deelzone W2a De bouwhoogte bedraagt maximaal 2 bouwlagen en maximum 7 meter tot de kroonlijst. Een derde bouwlaag dient minstens 2 meter te worden teruggetrokken van de rooilijn. Deelzone W2b De bouwhoogte bedraagt maximaal 4 bouwlagen en maximum 14 meter tot de kroonlijst. De vrije verdiepingshoogte van de gelijkvloerse ruimten is minstens één meter groter dan de gemiddelde hoogte over alle hogere verdiepingen. De dakvorm is plat. Deelzone W2c De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 bouwlagen en maximum 11 meter tot de kroonlijst. Om een geleidelijke overgang te kunnen realiseren van deelzone W2b naar W2c, mag hier voor de noordelijk zijde van de deelzone W2c (= 40% van het totaal) plaatselijk van worden afgeweken: Aansluitend op hoogte in de aangrenzende deelzone W2b zijn 4 bouwlagen toegelaten, mits de totale vloerindex V/T in de bestemmingszone W2c niet verhoogt in vergelijking tot de situatie met 3 bouwlagen. De vrije verdiepingshoogte van de gelijkvloerse ruimten is minstens één meter groter dan de gemiddelde hoogte over alle hogere verdiepingen. De dakvorm is plat.
Art. 2.3.2 Bebouwing
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 22 / 43
c.
Deelzone W2d Binnen deze deelzone zijn de kroonlijst en de dakvorm (incl. nokhoogte) gelijk aan deze van de aangrenzende woning. Er zijn twee bouwlagen onder de kroonlijst toegelaten. Inplanting De zonegrenzen langs de ‘zones voor woonerf – E1a en E3’ gelden als verplichte bouwlijn. Terrassen die uitgeven op een woonerf dienen volledig inpandig te worden voorzien. De andere bouwlijnen zijn vrij. De maximale bouwdiepte bedraagt: 7,5 meter in deelzone W2a 17 meter op het gelijkvloers en 15 meter op de verdiepingen in deelzones W2b en W2c. De inplanting van de achterbouwlijn is vrij.
De bebouwingscoëfficiënt van deelzone W2c bedraagt maximaal 80%. d.
Art. 2.3.3 Onbebouwde ruimte Art. 2.3.4 Toegangen
Materialen Voor alle zichtbare gevel‐ en dakvlakken worden duurzame en hoogwaardige materialen gebruikt in hun natuurlijke verschijningsvorm. Per deelzone vormen alle gebouwde volumes vormen een samenhangend architecturaal geheel. De omhullende gevels dienen te worden afgewerkt in gevelmetselwerk met baksteen in een kleur overeenkomstig met deze van het bestaande stadsweefsel. Voor de andere gevelvlakken, zoals ter plaatse van de dwarsverbindingen of de dwarse zijden van de inpandige terrassen, is een materiaal met andere textuur en kleur toegelaten. Eventuele zadeldaken dienen te worden bekleed met pannen of leien vervaardigd uit een natuurlijk materiaal. Art. 2.3.3 Het gedeelte van de ‘zone voor wonen – W2’ dat niet wordt bebouwd, wordt ingericht overeenkomstig de voorschriften van de aangrenzende bestemmingszone. Art. 2.3.4 a. Doorgangen voor zacht verkeer In deelzone W2a wordt een doorgang voor zacht verkeer voorzien, die de verbinding maakt tussen de buitenruimte T2a en de ‘zone voor woonerf – E1a’. Deze doorgang is minstens 1,8 meter breed en 3 meter hoog. De doorgang mag overbouwd worden. In W2c wordt een doorgang voor zacht verkeer voorzien, die de verbinding maakt tussen de ‘zone voor gemengde bestemming – G2’, de ‘zone voor tuinen – T2b’ en de Vesten. De doorgang sluit aan op het openbaar domein (zone voor woonerf – E3), van waaruit een fysische en visuele relatie met de ‘zone voor park – P’ is voorzien. Deze doorgang moet ook gebruikt kunnen worden door de hulpdiensten als doorgang naar zone G2. De doorgang is minstens 4 meter breed en hoog. De doorgang mag overbouwd worden. Beide doorgangen staan door middel van een overdruk indicatief weergegeven op het grafisch plan.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 23 / 43
Hoofdtoegangen De toegangen tot de gebouwen sluiten rechtstreeks aan op het openbaar domein. In deelzone W2c kunnen de toegangen aansluiten op de doorgang voor zacht verkeer, mits deze niet afsluitbaar is tussen de toegang en de aansluiting op het openbaar domein. De inrit tot de eventuele afzonderlijke ondergrondse parkeergarage wordt ingeplant op de noord‐oostelijke hoek van de deelzone W2b en sluit onmiddellijk aan op de ‘zone voor woonerf – E3’. De gevelbreedte bedraagt minimaal 10 meter opdat een inrit tot een ondergrondse parkeergarage mag worden geïntegreerd in het bouwvolume. Art. 2.3.5 De nodige parkeerplaatsen voor de deelzones W2a, W2b en W2c worden ondergronds gerealiseerd in de zones W2a, W2b, W2c, T2a en/of E1a. Deze parkeerplaatsen kunnen één functioneel geheel vormen met de collectieve ondergrondse parkeergarage toegestaan in de zones W1, T1, E1 en E2. De inrit tot een eventuele afzonderlijke ondergrondse parkeergarage wordt ingeplant op de noord‐oostelijke hoek van deelzone W2b en architecturaal geïntegreerd in de gebouwde volumes van deze bestemmingszone. Art. 2.3.6 De zones W2a, W2b en T2a worden gelijktijdig gerealiseerd. De zones W2c enT2b worden gelijktijdig gerealiseerd. De zones W2d en T2c worden gelijktijdig gerealiseerd. Art. 2.3.7 Op de volgende percelen – deels of volledig gelegen in deze bestemmingszone – is een recht van voorkoop van toepassing, zoals bedoeld in artikel 63 tot en met 68 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening: nrs. H 251 B 5/02, H 251 D 5/02 en H 251 Z 4/02 nrs. H 251 K 5/02 en H 251 X 5/02 De zone waar het voorkooprecht geldt, staat door middel van een contourlijn weergegeven op het grafisch plan. De rangorde voor dit voorkooprecht betreft: 1. Autonoom gemeentebedrijf SOLag 2. Stad Lier b.
Art. 2.3.5 Parkeren
Art. 2.3.6 Fasering
Art. 2.3.7 Beheer
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 24 / 43
H
O O F D S T U K
2.4
Z
O N E V O O R T U I N E N
T1 categorie WONEN (1) – subcategorie WOONGEBIED (a)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.4.1 Bestemming Art. 2.4.2 Bebouwing
Art. 2.4.1 Deze zone is bestemd als private buitenruimte voor de aangrenzende (deel)zones voor wonen – W1. Art. 2.4.2 In de deelzones T1a, T1b en T1e is in elke buitenruimte die wordt toegewezen aan een ééngezinswoning de inplanting van een tuinberging toegelaten, mits alle tuinbergingen in de ‘zone voor tuinen – T1’ uniform zijn. Deze tuinbergingen: tellen één bouwlaag met een maximale hoogte van 2,6 meter het grondvlak valt samen met of binnen een vlak van 2 x 2,5 meter bevinden zich in een zone van maximum 3,5 meter tot het ontsluitingspad worden zoveel mogelijk gekoppeld (zij aan zij) ingeplant met de tuinberging in de aangrenzende tuin hebben zijwanden afgewerkt in hout In geen geval is het toegelaten om in de ‘zone voor tuinen – T1’ zwembaden, vijvers of andere constructies dan tuinbergingen aan te leggen of op te richten. Art. 2.4.3 De grenslijnen met de ‘zone voor woonerf – E1c’ zijn verplicht evenwijdig aan de voorgevellijnen in de ‘deelzones voor wonen – W1k en W1l’. Bovendien bedraagt de diepte van de voortuinen in de deelzones T1c en T1d minimaal 4 meter.
Art. 2.4.3 Onbebouwde ruimte
Het gedeelte van de ‘zone voor tuinen – T1’ dat niet wordt ingericht als private buitenruimte, wordt aangehecht bij de aangrenzende bestemmingszone voor ‘woonerf – E’, ‘park – P’ en/of ‘groenvoorzieningen – Gr’ en als dusdanig ingericht. In de deelzones T1a en T1b worden de noordelijke en zuidelijke tuinen binnen dezelfde deelzone van elkaar gescheiden door een oost/west georiënteerd pad waarmee de achterontsluiting van elke tuin wordt verzekerd. De ligging van deze ontsluitingspaden is indicatief aangeduid op het grafisch plan en kan verschuiven in de noord/zuid richting in functie van de gewenste diepte voor de tuinen. Deze oost/west georiënteerde ontsluitingspaden (zoals indicatief weergegeven op het grafisch plan): ‐ hebben een minimale breedte van 1,5 meter ‐ zijn uitsluitend toegankelijk voor zacht verkeer ‐ mogen afsluitbaar worden ingericht waardoor zij een privaat karakter krijgen De noord/zuid georiënteerde dwarsverbindingen (zoals indicatief weergegeven op het grafisch plan): ‐ hebben een minimale breedte van 1,8 meter ‐ zijn uitsluitend toegankelijk voor zacht verkeer ‐ zijn publiek toegankelijk en mogen in geen geval afsluitbaar zijn
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 25 / 43
Art. 2.4.4 Toegangen
Art. 2.4.5 Parkeren Art. 2.4.6 Fasering
De overige onbebouwde ruimte wordt ingericht als private buitenruimte waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen private voortuinen, private achtertuinen en privaat domein met een collectief karakter. In elk van de afzonderlijke tuinen mag maximaal 40% worden verhard. De afscheidingen tussen de private achtertuinen/privaat domein met een collectief karakter en de oost/west georiënteerde ontsluitingspaden, evenals de noord/zuid georiënteerde dwarsverbindingen, dienen uniform te zijn voor de volledige ‘zone voor tuinen – T1’. Ook de afscheidingen tussen de private voortuinen en de ‘zone voor woonerf – E’ dienen uniform te zijn voor de volledige ‘zone voor tuinen – T1’. Het hoogteverschil tussen de bestemmingszone en de aangrenzende ‘zone voor woonerf – E’ bedraagt maximaal 1 meter. Om de bereikbaarheid van ‘deelzone voor wonen – W1c’ door de hulpdiensten te waarborgen, mogen plaatselijk verhardingen in waterdoorlatende materialen worden aangebracht. Het voorzien van bomen, die geschikt zijn om te groeien in een beperkte bodemlaag boven een ondergrondse parkeergarage, is: ‐ verplicht in de deelzones T1c en T1d met minimum 4 bomen per deelzone ‐ toegelaten in de deelzones T1a en T1b Art. 2.4.4 De bestemmingszone is toegankelijk voor zacht verkeer via de oost/west georiënteerde ontsluitingspaden, evenals de noord/zuid georiënteerde dwarsverbindingen die de verschillende ‘zones voor woonerf – E’, de ‘zone voor groenvoorzieningen – Gr’ en de ‘zone voor park – P’ met elkaar verbinden (zoals indicatief staat weergegeven op het grafisch plan). Elke private achtertuin horend bij een ééngezinswoning is bovendien door middel van een poortje toegankelijk vanaf de oost/west georiënteerde ontsluitingspaden. Vanaf de ‘zone voor park – P’ is de ‘zone voor tuinen – T1a’ tevens toegankelijk voor hulpdiensten. Art. 2.4.5 Ter plaatse van de ‘zone voor tuinen – T1’ mag uitsluitend een collectieve ondergrondse parkeergarage worden gerealiseerd. Art. 2.4.6 De deelzones van deze bestemmingszone dienen gelijktijdig te worden gerealiseerd met de aangrenzende deelzones van de ‘zone voor wonen – W1’. Hierbij kan voor de deelzones T1a en T1b desgewenst een onderscheid worden gemaakt tussen de noordelijke en zuidelijke tuinen in de deelzone.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 26 / 43
H
O O F D S T U K
2.5
Z
O N E V O O R T U I N E N
T2 categorie WONEN (1) – subcategorie WOONGEBIED (a)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.5.1 Bestemming Art. 2.5.2 Bebouwing
Art. 2.5.1 Deze zone is bestemd als buitenruimte voor de aangrenzende (deel)zones W2 en G2. Art. 2.5.2 De deelzone T2a is niet bebouwbaar. In de deelzone T2b mag één bouwvolume of één overdekte buitenruimte worden gerealiseerd van maximaal één bouwlaag hoog (kroonlijsthoogte maximaal 5 meter) dat een fysieke verbinding maakt tussen deelzone W2c en zone G2. Dit volume heeft een grondvlak van maximaal 80 m². De dakvorm is plat. In de deelzone T2c mag een garage of carport worden gerealiseerd, aansluitend op deelzone W2c, van maximaal 25 m². De kroonlijsthoogte is maximaal 3 meter. De dakvorm is plat.
Art. 2.5.3 Onbebouwde ruimte
Art. 2.5.3 De onbebouwde ruimte in elke deelzone mag voor maximaal 40% verhard worden. De deelzone T2c moet afgescheiden worden van het openbaar domein met een bakstenen muur. Art. 2.5.4 Deelzone T2a is toegankelijk vanaf het openbaar domein via een doorgang voor zacht verkeer doorheen deelzone W2a. Deelzone T2b is toegankelijk vanaf het openbaar domein via een doorgang voor zacht verkeer doorheen deelzone W2c. Beide doorgangen staan door middel van een overdruk indicatief weergegeven op het grafisch plan. Deelzone T2b verleent toegang aan zone G2. Art. 2.5.5 Binnen de deelzone T2a is bovengronds parkeren niet toegestaan. Binnen de deelzone T2b is onder‐ en/of bovengronds parkeren niet toegestaan. Art. 2.5.6 De zones W2a, W2b en T2a worden gelijktijdig gerealiseerd. De zones W2c enT2b worden gelijktijdig gerealiseerd. De zones W2d en T2c worden gelijktijdig gerealiseerd. Art. 2.5.7 Op de volgende percelen – deels of volledig gelegen in deze bestemmingszone – is een recht van voorkoop van toepassing, zoals bedoeld in artikel 63 tot en met 68 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening:
Art. 2.5.4 Toegangen
Art. 2.5.5 Parkeren Art. 2.5.6 Fasering
Art. 2.5.7 Beheer
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 27 / 43
-
nrs. H 251 A 5/02 en H 251 Z 4/02 nrs. H 251 K 5/02 en H 251 X 5/02
De zone waar het voorkooprecht geldt, staat door middel van een contourlijn weergegeven op het grafisch plan. De rangorde voor dit voorkooprecht betreft: 1. Autonoom gemeentebedrijf SOLag 2. Stad Lier
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 28 / 43
H
O O F D S T U K
2.6
Z
O N E V O O R G R O E N V O O R Z I E N I N G E N
G
R
categorie WONEN (1) – subcategorie WOONGEBIED (a)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.6.1 Bestemming Art. 2.6.2 Bebouwing
Art. 2.6.1 Deze zone is bestemd voor collectief groen, horend bij de zone voor gemeenschapsvoorzieningen GVb.
Art. 2.6.3 Onbebouwde ruimte
Art. 2.6.4 Toegangen
Art. 2.6.5 Parkeren Art. 2.6.6 Fasering Art. 2.6.7 Beheer
Art. 2.6.2 Binnen de zone is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van een luifel aansluitend aan zone GVb. Maximaal 20% van deze zone mag overdekt worden. Art. 2.6.3 De zone mag voor maximum 25% verhard worden met waterdoorlatende materialen, exclusief de aanleg van het oost/west georiënteerde verbindingspad. Binnen de zone worden minstens vier hoogstammige bomen aangeplant. Art. 2.6.4 De zone is rechtstreeks toegankelijk vanaf het openbaar domein (zone E2) en vanaf de bebouwing in zone GVb. De zone is vanaf zone E1c toegankelijk via een doorgang voor zacht verkeer doorheen de zones W1m, T1d en T1e. Deze doorgang is niet afsluitbaar. Doorheen zone Gr wordt een doorgang voor zacht verkeer voorzien die de doorgang doorheen de zones W1m, T1d en T1e verbindt met de zone E2. Deze doorgangen staan door middel van een overdruk indicatief weergegeven op het grafisch plan. Art. 2.6.5 Parkeren is in deze zone niet toegestaan, met uitzondering van parkeren voor fietsers. Art. 2.6.6 Deze zone wordt gelijktijdig aangelegd met de realisatie van de bebouwing in zone GVb. Art. 2.6.7 De beheerder van de bebouwing in zone GVb staat in voor het beheer van de zone Gr.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 29 / 43
H
O O F D S T U K
2.7
Z
O N E V O O R P A R K
(P) categorie OVERIG GROEN (6) – subcategorie PARKGEBIED (b)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.7.1 Bestemming
Art. 2.7.1 Dit gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een publiek park. Natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en zacht recreatief medegebruik zijn nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven. Art. 2.7.2 De bestemmingszone maakt integraal deel uit van het openbaar domein. In de bestemmingszone geldt een bouwverbod, behalve voor een kleinschalige constructie met een publieke functie die het gebruik en de beleving van het park ondersteunt. Het gebouw telt maximum één bouwlaag met een maximale vloeroppervlakte van 50 m². De kroonlijst is maximaal 5 meter hoog en de dakvorm is plat. Art. 2.7.3 De historische structuur van de oorspronkelijke vesten dient duidelijk vertaald te worden binnen deze open ruimte. Ten behoeve van gebruik en beheer zijn toegelaten: verhardingen, openbare verlichting, straatmeubilair, kunstobjecten, installaties voor water‐ en parkbeheer en erfscheidingen. De bestaande bomen worden maximaal behouden en indien nodig vervangen. Het aanbrengen van afsluitingen is niet toegelaten. Inrichtingen ten behoeve van de waterbeheersing van het openbaar domein (buffering en infiltratie) zijn toegelaten, conform de code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen (omzendbrieven van 16 juni 1996 en 19 december 1996 en de aanvulling van maart 1999). Het realiseren van een fysieke verbinding voor zacht verkeer vanuit deze bestemmingszone naar de overliggende oever is toegelaten op maximum twee plaatsen, mits toestemming van de oppervlaktewaterbeheerder. Art. 2.7.4 De bestemmingszone is publiek toegankelijk voor fietsers en voetgangers. De zone is niet toegankelijk voor wegverkeer, uitgezonderd dienstverkeer en hulpdiensten en uitgezonderd een eventuele toegang tot een ondergrondse parking ter hoogte van zone W1b (zie art. 2.2.4).
Art. 2.7.2 Bebouwing
Art. 2.7.3 Onbebouwde ruimte
Art. 2.7.4 Toegangen
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 30 / 43
Art. 2.7.5 Parkeren
Art. 2.7.6 Fasering
Art. 2.7.5 In de bestemmingszone mogen geen parkeerplaatsen worden aangelegd. Indien in deelzone W1b een toegang tot een collectieve ondergrondse parkeergarage wordt voorzien, kan in het aangrenzend gedeelte van de ‘zone voor park – P’ een inrit worden voorzien vanaf de ‘zone voor woonerf – E3’ naar deze toegang tot de ondergrondse parkeergarage. De verhardingen ten behoeve van deze inrit mogen maximaal 100 m² beslaan en dienen een harmonisch geheel te vormen met de verhardingen van zone E3. De inrit naar deze ondergrondse parkeergarage moet bovendien landschappelijk geïntegreerd worden in de ‘zone voor park – P’. Art. 2.7.6 De inrichting van de ‘zone voor park – P’ is een voorwaarde voor de ontwikkeling van de zone W1. Indien zone W1 gefaseerd wordt ontwikkeld, dient telkens het aangrenzende gedeelte van de ‘zone voor park – P’ (tussen 2 opeenvolgende woonerven E1) gelijktijdig met de publieke ruimte worden gerealiseerd.
Art. 2.7.7 Beheer
Art. 2.7.7 Het stadsbestuur staat in voor het onderhoud en het beheer van de bestemmingszone.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 31 / 43
H
O O F D S T U K
2.8
Z
O N E V O O R W O O N E R F
E1 (
A S S E N
) categorie LIJNINFRASTRUCTUUR (8)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.8.1 Bestemming Art. 2.8.2 Bebouwing Art. 2.8.3 Onbebouwde ruimte
Art. 2.8.1 De hoofdbestemming is openbare weg met verkeersluw karakter.
Art. 2.8.4 Toegangen
Art. 2.8.2 In de bestemmingszone geldt een bouwverbod boven het nieuw gekozen maaiveld, tenzij voor noodzakelijke installaties van openbaar nut. Art. 2.8.3 De minimale breedte van de bestemmingszone in de noord/zuid richting bedraagt in: ‐ Deelzone E1a: 10 meter ‐ Deelzone E1b: 9 meter (niet van toepassing tussen W1h en W1e) ‐ Deelzone E1c: 13 meter De bestemmingszone wordt ingericht als woonerf ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bestemmingszones. Hierbij heeft de verblijfskwaliteit prioriteit op een vlotte verkeersafwikkeling. Het geheel van de zones E1, E2 en E3 moet op een consistente wijze worden ingericht. Het niveauverschil tussen de ‘zone voor woonerf – E2’ en de ‘zone voor park – P’ dient te worden opgevangen in de aanleg van deze bestemmingszones E1a, E1b en E1c. Deze overgang dient geleidelijk te gebeuren. De maximale hellingsgraad in de bestemmingszone bedraagt 5%. Inrichtingen ten behoeve van de waterbeheersing van het openbaar domein (buffering en infiltratie) zijn toegelaten, conform de code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen (omzendbrieven van 16 juni 1996 en 19 december 1996 en de aanvulling van maart 1999). Art. 2.8.4 De bestemmingszone is integraal publiek toegankelijk. Enkel bestemmingsverkeer voor de functies binnen de perimeter van dit RUP en de aangrenzende woonstraten is toegelaten. Doorgaand gemotoriseerd verkeer moet verhinderd worden. De deelzones zijn toegankelijk voor zacht en gemotoriseerd verkeer vanaf zone E2 (alle deelzones) en zone E3 (enkel deelzone E1a). Vanaf de zone P zijn de deelzones in E1 enkel toegankelijk voor zacht verkeer, dienstverkeer en hulpdiensten. De deelzones E1a en E1b worden onderling verbonden met twee doorgangen voor zacht verkeer doorheen de tussenliggende zones (W1a – T1a – W1d). De deelzones E1b en E1c worden onderling verbonden met een doorgang voor zacht verkeer doorheen de tussenliggende zones (W1g ‐ T1b – W1j – T1c).
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 32 / 43
De deelzone E1c wordt verbonden met zone E2 via een doorgang voor zacht verkeer doorheen de zones T1d – W1m – T1e – Gr. De inplanting van deze doorgangen is vrij te kiezen. Art. 2.8.5 Parkeren
Art. 2.8.6 Fasering Art. 2.8.7 Beheer
Art. 2.8.5 In de bestemmingszone: ‐ mag een collectieve ondergrondse parkeergarage worden gerealiseerd ‐ mogen bovengronds geen parkeerplaatsen voor langdurig parkeren worden aangelegd ‐ zijn voorzieningen voor tijdelijk bovengronds stationeren van de wagen ten behoeve van laden en lossen wel toegelaten Art. 2.8.6 De realisatie van een deelzone binnen E1 is een nodige voorwaarde voor de realisatie van de aangrenzende woningen. Elke deelzone wordt in één bouwfase gerealiseerd. Art. 2.8.7 Het stadsbestuur staat na realisatie in voor het onderhoud en het beheer van de bestemmingszone. Op het volgende perceel – deels gelegen in de ‘zone voor woonerf – E1a’ – is een recht van voorkoop van toepassing, zoals bedoeld in artikel 63 tot en met 68 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening: nr. H 251 Z 4/02 De zone waar het voorkooprecht geldt, staat door middel van een contourlijn weergegeven op het grafisch plan. De rangorde voor dit voorkooprecht betreft: 1. Autonoom gemeentebedrijf SOLag 2. Stad Lier
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 33 / 43
H
O O F D S T U K
2.9
Z
O N E V O O R W O O N E R F
E2 (
P L E I N E N
) categorie LIJNINFRASTRUCTUUR (8)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.9.1 Bestemming Art. 2.9.2 Bebouwing
Art. 2.9.1 De hoofdbestemming is openbare weg met verkeersluw karakter. Art. 2.9.2 De bestemmingszone maakt integraal deel uit van het openbaar domein. Enkel het speelkwartier (zie art. 2.9.3) en eventuele uitbreidingen van het bestaande gebouw in zone G1 (zie art. 2.11.2) kunnen aan het openbaar domein worden onttrokken. De minimale breedte van de bestemmingszone in de oost/west richting bedraagt 23,4 meter ten opzichte van de grenslijn met de ‘zone voor gemeenschapsvoorzieningen – GVa’ (behalve ter plaatse van het toegangsportaal van deze zone). Waar de bebouwing of de inrichting van de aangrenzende bestemmingszones (W1, T1, Gr) wordt teruggetrokken van de zonegrens zoals op het grafisch plan aangeduid, wordt de niet ingenomen ruimte toegevoegd aan, en ingericht als zone E2. In de bestemmingszone geldt een bouwverbod boven het nieuw gekozen maaiveld, tenzij voor: (1) noodzakelijke installaties van openbaar nut. (2) een luifelconstructie aansluitend op de noordelijke grenslijn van de bestemmingszone, waarbij: de diepte maximum 5,8 meter bedraagt, de maximale oppervlakte van de overbouwde ruimte 100 m² telt, de onderzijde van de luifelconstructie zich niet onder de bovenzijde van de gelijkvloerse ramen in de aansluitende gevel van zone GVa mag bevinden. De zone waarin deze luifelconstructie wordt toegelaten, staat door middel van een overdruk aangeduid op het grafisch plan. (3) Één of twee bouwvolumes, aangebouwd aan de noord‐ en/of zuidgevel van het bestaande hoofdgebouw in zone G1, met: een kroonlijsthoogte van het aanbouwvolume die niet groter is dan de kroonlijsthoogte van het bestaande hoofdgebouw de oostelijke en westelijke gevellijn van het bestaande hoofdgebouw als uiterste bouwlijn de noordgevel van het noordelijke aanbouwvolume maximaal 10 meter ten noorden van het bestaande hoofdgebouw de zuidgevel van het zuidelijke aanbouwvolume maximaal 5 meter ten zuiden van het bestaande hoofdgebouw Een gezamenlijke grondoppervlakte van de aanbouwvolumes van maximaal 100 m² en een verschil van minstens 40% tussen de grondoppervlakte van twee aanbouwvolumes, opdat in geen geval geopteerd wordt voor twee symmetrische aanbouwvolumes Een hedendaagse architecturale uitwerking die een coherent geheel vormt met de architectuur van het bestaande hoofdgebouw (materialen, ritme, gevelopeningen, …) Deze laatste bouwmogelijkheid geldt niet indien in zone G1 het bestaande bouwvolume niet behouden wordt.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 34 / 43
Art. 2.9.3 Onbebouwde ruimte
Art. 2.9.4 Toegangen
Art. 2.9.5 Parkeren
Art. 2.9.6 Fasering Art. 2.9.7 Beheer
Art. 2.9.3 De bestemmingszone wordt ingericht ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bestemmingszones. Hierbij heeft de verblijfskwaliteit prioriteit op een vlotte verkeersafwikkeling. Het geheel van de zones E1, E2 en E3 moet op een consistente wijze worden ingericht. Inrichtingen ten behoeve van de waterbeheersing van het openbaar domein (buffering en infiltratie) zijn toegelaten, conform de code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen (omzendbrieven van 16 juni 1996 en 19 december 1996 en de aanvulling van maart 1999). In het noorden van de bestemmingszone kan een buitenspeelruimte worden voorzien die tijdelijk kan worden afgesloten als buitenspeelruimte voor kinderen. De buitenspeelruimte moet regelmatig publiek toegankelijk worden gesteld. Een eventuele afsluiting is transparant en heeft een maximale hoogte van 1,1 meter. De afsluiting van deze buitenspeelruimte mag zich niet zuidelijker dan de gekozen voorgevellijn van de bebouwing in zone W1l bevinden. Art. 2.9.4 De bestemmingszone is publiek toegankelijk. Enkel het speelkwartier (zie art. 2.9.3) kan een semipubliek karakter krijgen. Enkel bestemmingsverkeer voor de functies binnen de perimeter van dit RUP en de aangrenzende woonstraten is toegelaten. Doorgaand gemotoriseerd verkeer moet verhinderd worden. De deelzones zijn toegankelijk voor zacht en gemotoriseerd verkeer vanaf zone E1, de Lookstraat en de Koepoortstraat. De zone E2 is vanaf de parkzone P bovendien toegankelijk via twee doorgangen voor zacht verkeer, telkens gelegen tussen twee opeenvolgende woonerven (deelzones) van zone E1. Art. 2.9.5 In de bestemmingszone: ‐ mag een collectieve ondergrondse parkeergarage worden gerealiseerd ‐ mogen bovengronds geen parkeerplaatsen voor langdurig parkeren worden aangelegd, behalve voor andersvaliden ‐ zijn voorzieningen voor tijdelijk bovengronds stationeren van de wagen ten behoeve van laden en lossen wel toegelaten Art. 2.9.6 De realisatie van zone E2 (met uitzondering van het eventuele speelkwartier) is een voorwaarde voor de realisatie van de deelzones in E1. Art. 2.9.7 Het stadsbestuur staat na realisatie in voor het onderhoud en het beheer van de publieke delen van de bestemmingszone.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 35 / 43
H
O O F D S T U K
2.10
Z
O N E V O O R W O O N E R F
E3 (S
I O N S P L E I N
) categorie LIJNINFRASTRUCTUUR (8)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.10.1 Bestemming Art. 2.10.2 Bebouwing Art. 2.10.3 Onbebouwde ruimte
Art. 2.10.1 De hoofdbestemming is openbare weg met verkeersluw karakter. Art. 2.10.2 In de bestemmingszone geldt een bouwverbod, tenzij voor noodzakelijke installaties van openbaar nut. Art. 2.10.3 De bestemmingszone wordt ingericht ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bestemmingszones. Hierbij heeft een vlotte verkeersafwikkeling prioriteit op de verblijfskwaliteit. Het geheel van de zones E1, E2 en E3 moet op een consistente wijze worden ingericht. De minimale breedte van de bestemmingszone bedraagt 10 meter ten opzichte van de grenslijn met de zone voor wonen W2. Van de aangrenzende parkzone kan een strook van maximaal 2 meter breedte worden toegevoegd aan de zone E3 en als dusdanig ingericht. Te allen tijde dient de overgang tussen de bestemmingszone en de ‘zone voor park – P’ op een landschappelijke manier te worden gerealiseerd. Inrichtingen ten behoeve van de waterbeheersing van het openbaar domein (buffering en infiltratie) zijn toegelaten, conform de code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen (omzendbrieven van 16 juni 1996 en 19 december 1996 en de aanvulling van maart 1999). Art. 2.10.4 De bestemmingszone is integraal publiek toegankelijk. Enkel bestemmingsverkeer voor de functies binnen de perimeter van dit RUP en de aangrenzende woonstraten is toegelaten. Doorgaand gemotoriseerd verkeer moet verhinderd worden. Art. 2.10.5 In de bestemmingszone: ‐ mogen geen parkeerplaatsen voor langdurig parkeren worden aangelegd ‐ zijn bovengrondse voorzieningen voor tijdelijk stationeren van de wagen ten behoeve van laden en lossen wel toegelaten Art. 2.10.6 Het stadsbestuur staat in voor het onderhoud en het beheer van de bestemmingszone. Op de volgende percelen – deels of volledig gelegen in deze bestemmingszone – is een recht van voorkoop van toepassing, zoals bedoeld in artikel 63 tot en met 68 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening:
Art. 2.10.4 Toegangen
Art. 2.10.5 Parkeren
Art. 2.10.6 Beheer
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 36 / 43
-
nrs. H 251 B 5/02, H 251 C 5/02 en H 251 Z 4/02 nrs. H 251 K 5/02 en H 251 X 5/02
De zone waar het voorkooprecht geldt, staat door middel van een contourlijn weergegeven op het grafisch plan. De rangorde voor dit voorkooprecht betreft: 1. Autonoom gemeentebedrijf SOLag 2. Stad Lier
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 37 / 43
H
O O F D S T U K
2.11
Z
O N E V O O R G E M E N G D E B E S T E M M I N G
G1 (
A N N E X
) categorie GEMEENSCHAPS‐ EN NUTSVOORZIENINGEN (9)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.11.1 Bestemming
Art. 2.11.1 Volgende bestemmingen zijn toegelaten: ‐ wonen ‐ vrije beroepen ‐ sociale dienstverlening in de private sector ‐ kantoren met loketfunctie of dienst ‐ gemeenschapsvoorzieningen ‐ horeca ‐ buurtondersteunende handel De gelijkvloerse verdieping moet minimaal voor de helft voor een publiek toegankelijke functie worden ingericht. Art. 2.11.2 Het bestaande hoofdbouwvolume is te behouden. Volgende uitbreidingen zijn toegelaten: een aanbouwvolume ten noorden of ten zuiden van het hoofdbouwvolume, zoals beschreven in art. 2.9.2 (zone E2) Binnen het bestaande hoofdgebouw zijn twee bouwlagen onder de kroonlijst en een derde bouwlaag onder het dak toegelaten. Bij herbestemming van het hoofdgebouw zijn aanpassingen aan de bestaande gevels mogelijk, zonder het huidig beeldbepalend karakter teniet te doen. In de dakvlakken kunnen dakramen worden gerealiseerd. Enkel indien bij de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning aan de hand van een erfgoedrapport kan worden aangetoond dat behoud van de bebouwing (geheel of gedeeltelijk) niet haalbaar is, is een vervangende nieuwbouw mogelijk met volgende randvoorwaarden: het nieuwbouwvolume schrijft zich in binnen het bestaande hoofdbouwvolume het heeft maximaal twee bouwlagen onder de kroonlijst en een platte dakvorm. Bouwvolumes boven de kroonlijst zijn niet toegelaten het nieuwe gebouw heeft zijn hoofdtoegang(en) in de noord‐ en/of de zuidgevel. Het nieuwbouwvolume wordt uitgevoerd in gevelmetselwerk. Het oppervlakte‐aandeel van de gevelopeningen in de oost‐ en westgevel mag per gevel niet méér dan 10% toenemen t.o.v. het bestaande gebouw. Bij realisatie van een nieuwbouwvolume zijn geen aanbouwvolumes toegelaten, zoals beschreven in art. 2.9.2 (zone E2). Een erfgoedrapport betreft een rapport met betrekking tot de culturele, historische en esthetische waarde van de bestaande bebouwing dat minimum de volgende elementen dient te bevatten: een bouwhistorische beschrijving van de bestaande toestand met een fotografische opname; identificatie van archief‐ en literatuurbronnen; situering van het gebouw in haar historische en actuele context; inventarisatie en evaluatie van de (historisch) architecturale elementen.
Art. 2.11.2 Bebouwing
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 38 / 43
Art. 2.11.3 Onbebouwde ruimte Art. 2.11.4 Toegangen Art. 2.11.5 Parkeren
Op basis van dit rapport zal de vergunningverlenende overheid het advies inwinnen van de gewestelijk erfgoedambtenaar, zodanig dat zij vervolgens kan oordelen of het belang van het project waarvoor de sloopvergunning wordt aangevraagd, opweegt tegen het verlies van erfgoedwaarden. Art. 2.11.3 Indien voor een nieuwbouwvolume wordt geopteerd (zie 2.12.2) met een kleiner grondvlak dan het bestaande hoofdbouwvolume, dan wordt de onbebouwde ruimte toegevoegd aan zone E2 in ingericht conform de betreffende voorschriften. Art. 2.11.4 In elk van de gevels kunnen nieuwe toegangen tot het gebouw worden gerealiseerd. Art. 2.11.5 De vereiste parkeerplaatsen voor bestemmingsverkeer moeten worden voorzien in de collectieve ondergrondse parkeergarage die mag worden gerealiseerd onder de zones W1, T1, E1 en E2.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 39 / 43
H
O O F D S T U K
2.12
Z
O N E V O O R G E M E N G D E B E S T E M M I N G
G2 (A
V E N I R
) categorie GEMEENSCHAPS‐ EN NUTSVOORZIENINGEN (9)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.12.1 Bestemming
Art. 2.12.1 Deze zone is bestemd als tentoonstellings‐ en ontmoetingsruimte met ondersteunende functies. Alle ondersteunende functies samen mogen in totaal maximaal 50% van de totale vloeroppervlakte innemen. De keuze van de functie(s) moet verenigbaar zijn met het behoud van de bestaande bebouwing binnen deze zone. Art. 2.12.2 De bestaande bebouwing binnen de zone G2 moet behouden worden. Aanpassingen aan de bestaande bebouwing is toegelaten t.b.v. hun functionele invulling, mits deze aanpassingen het architecturale karakter van de gebouwen en hun relatie tot de omgeving niet substantieel wijzigen. Enkel indien bij de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning aan de hand van een erfgoedrapport kan worden aangetoond dat behoud van de bebouwing (geheel of gedeeltelijk) niet haalbaar is, is vervangende nieuwbouw mogelijk. De vervangende nieuwbouw heeft een bruto vloeroppervlakte die maximaal de helft bedraagt van de vloeroppervlakte van de af te breken bebouwing. De vervangende nieuwbouw moet zich inschrijven binnen de perimeter van het af te breken bouwvolume. De vervangende nieuwbouw mag de privacy van de omgevende bebouwing niet schenden. Een erfgoedrapport betreft een rapport met betrekking tot de culturele, historische en esthetische waarde van de bestaande bebouwing dat minimum de volgende elementen dient te bevatten: een bouwhistorische beschrijving van de bestaande toestand met een fotografische opname; identificatie van archief‐ en literatuurbronnen; situering van het gebouw in haar historische en actuele context; inventarisatie en evaluatie van de (historisch) architecturale elementen. Op basis van dit rapport zal de vergunningverlenende overheid het advies inwinnen van de gewestelijk erfgoedambtenaar, zodanig dat zij vervolgens kan oordelen of het belang van het project waarvoor de sloopvergunning wordt aangevraagd, opweegt tegen het verlies van erfgoedwaarden. Art. 2.12.3 De onbebouwde ruimte die in geval van vervangende nieuwbouw ontstaat, kan worden ingericht als private buitenruimte. Ze kan voor maximaal 50% verhard worden. Art. 2.12.4 De zone G2 is toegankelijk via een doorgang voor zacht verkeer vanaf zone E3, doorheen de zones W2c en T2b. Art. 2.12.5 Binnen deze zone is parkeren niet toegelaten.
Art. 2.12.2 Bebouwing
Art. 2.12.3 Onbebouwde ruimte Art. 2.12.4 Toegangen Art. 2.12.5 Parkeren
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 40 / 43
Art. 2.12.6 Beheer
Art. 2.12.6 Op het volgende perceel – volledig gelegen in deze bestemmingszone – is een recht van voorkoop van toepassing, zoals bedoeld in artikel 63 tot en met 68 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening: nr. H 251 L 5/02 De zone waar het voorkooprecht geldt, staat door middel van een contourlijn weergegeven op het grafisch plan. De rangorde voor dit voorkooprecht betreft: 1. Autonoom gemeentebedrijf SOLag 2. Stad Lier
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 41 / 43
H
O O F D S T U K
2.13
Z
O N E V O O R G E M E E N S C H A P S V O O R Z I E N I N G E N
GV (SASK) categorie GEMEENSCHAPS‐ EN NUTSVOORZIENINGEN (9)
titels, hoofdstukken en artikels
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Art. 2.13.1 Bestemming Art. 2.13.2 Bebouwing
Art. 2.13.1 Deze zone is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen. Art. 2.13.2 Binnen deelzone GVa moeten het bestaande gebouw, haar volume en architecturaal karakter behouden worden. Aanpassingen aan de bebouwing zijn mogelijk in functie van een wijziging van de interne organisatie van het gebouw en/of een invulling met een ander type gemeenschapsvoorsziening. Binnen deelzone GVb is een functionele uitbreiding van de bebouwing in deelzone GVa mogelijk, met volgende voorschriften: de bebouwing sluit aan op de bebouwing in deelzone GVa en vormt er één functioneel geheel mee; de bouwhoogte bedraagt maximaal 12 meter (drie bouwlagen) de dakvorm is plat het gelijkvloers is voor 100% van de deelzone bebouwbaar de verdiepingen zijn voor maximum 55% van de deelzone bebouwbaar. De bebouwing moet op de verdiepingen gemiddeld 2 meter worden teruggetrokken van de perceelsgrens. Op de verdiepingen zijn geen ramen in helder glas toegelaten die uitzicht bieden over de noordelijk gelegen woningen en tuinen uitgangen van nutsvoorzieningen en nieuwe technische installaties worden in geen geval langs de zijde van de aanpalende woonpercelen ingeplant er dient rookgasreiniging te worden voorzien en er wordt een filter geplaatst op het ventilatiesysteem van het keramiekatelier de schoorsteen voor afvoer van de rookgassen van keramiekoven(s) dient uit te geven boven de nok van de woningen in de Kardinaal Cardijnstraat Binnen deelzone GVc is een functionele uitbreiding van de bebouwing in deelzone GVa mogelijk, met volgende voorschriften: de bebouwing sluit aan op de bebouwing in deelzone GVa en vormt er één functioneel geheel mee; de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter (één bouwlagen) de dakvorm is plat de deelzone is voor maximaal 50% bebouwbaar Art. 2.13.3 De onbebouwde ruimte in de deelzones GVb en GVc mag volledig worden verhard en als private buitenruimte ingericht. In deelzone GVb is parkeren voor fietsers toegelaten, in deelzone GVc voor fietsers en auto’s. Art. 2.13.4 De hoofdtoegang tot de bebouwing binnen de zone GV bevindt zich in het portaal van de bebouwing in deelzone GVa en GVb en geeft rechtstreeks uit op de zone E2.
Art. 2.13.3 Onbebouwde ruimte Art. 2.13.4 Toegangen
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 42 / 43
Art. 2.13.5 Parkeren
Art. 2.13.5 Binnen de bestemmingszone is parkeren enkel toegelaten in deelzone GVc.
RUP Sion te LIER | stedenbouwkundige voorschriften | definitief RUP dd. 14.05.2012
| p. 43 / 43