Gemeente Woensdrecht Bestemmingsplan Partiële herz. Buitengeb. 1998 OLV ter Duinenlaan 199-203 Onderzoeksrapporten
datum: maart 2011 projectnummer: 00461.101 referentie: 00461.101bp14
Inhoudsopgave Verkennend bodemonderzoek Externe Veiligheid Flora en fauna Luchtkwaliteit Milieuzonering Verkeer en parkeren Watertoets
Verkennend bodemonderzoek
COLOFON Kwaliteitszorg Econsultancy is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodembeheer (VKB). De VKB is een vereniging van bodemadvies- en -onderzoeksbureaus en heeft als doel kwaliteitsborging en continue verbetering van de dienstverlening van haar leden op het gebied van bodembeheer. Het VKB keurmerk geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de VKB aan haar leden stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Econsultancy werkt volgens een dynamisch kwaliteitssysteem, zoals beschreven in het kwaliteitshandboek. Ons kwaliteitssysteem is gecertificeerd volgens de kwaliteitsborgingsnormen van de NEN-EN-ISO 9001:2000. Betrouwbaarheid Dit bodemonderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid echter uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een bodemonderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Daarnaast betreft het bodemonderzoek een momentopname. Econsultancy accepteert derhalve op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde bodemonderzoek neemt. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2.
VOORONDERZOEK................................................................................................................... 1 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11
Geraadpleegde bronnen ................................................................................................... 1 Afbakening onderzoekslocatie vooronderzoek ................................................................. 2 Historisch en huidig gebruik onderzoekslocatie ............................................................... 2 Calamiteiten ...................................................................................................................... 2 Uitgevoerd bodemonderzoek op de onderzoekslocatie en belendende percelen ........... 3 Belendende percelen/terreindelen.................................................................................... 3 Terreininspectie ................................................................................................................ 3 Toekomstige situatie ......................................................................................................... 3 Informatie regionale achtergrondwaarden ........................................................................ 4 Bodemopbouw .................................................................................................................. 4 Geohydrologie .................................................................................................................. 4
3.
CONCLUSIES VOORONDERZOEK (ONDERZOEKSOPZET) ................................................. 4
4.
VELDWERK ................................................................................................................................ 4 4.1 4.2
5.
ANALYSERESULTATEN ........................................................................................................... 6 5.1 5.2 5.3
6.
Uitgevoerde werkzaamheden ........................................................................................... 4 Zintuiglijke waarnemingen ................................................................................................ 5 4.2.1 Grond.................................................................................................................. 5 4.2.2 Grondwater ......................................................................................................... 6
Uitvoering analyses .......................................................................................................... 6 Interpretatie analyseresultaten ......................................................................................... 8 Resultaten grond- en grondwatermonsters ...................................................................... 9
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN ADVIES ........................................................................ 18
BIJLAGEN: 1. 2a. 2b. 2c. 3. 4. 5. 6. 7.
- Topografische ligging van de locatie - Locatieschets - Foto's onderzoekslocatie - Kadastrale gegevens - Boorprofielen - Analyserapporten - Toetsingskader analyseresultaten - Rapportagegrenzen laboratorium - Geraadpleegde bronnen 10023167 WDR.C5S.NEN
1.
INLEIDING
Econsultancy heeft van Compositie 5 Stedenbouw opdracht gekregen voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek aan de Plangebied Volksabdij te Ossendrecht in de gemeente Woensdrecht. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de Bouwverordening, alsmede een bestemmingsplanwijziging. Het verkennend bodemonderzoek heeft tot doel met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of op de onderzoekslocatie een grond- en/of grondwaterverontreiniging aanwezig is, teneinde te bepalen of er milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie, alsmede de bestemmingsplanwijziging. Het vooronderzoek is verricht conform de NEN 5725:2009 "Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek". Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740:2009 "Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond". Het veldwerk en de bemonstering zijn verricht onder certificaat op grond van de BRL SIKB 2000 "Veldwerk bij Milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek en mechanisch boren", protocollen 2001 en 2002. De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM (circulaire bodemsanering 2009). Econsultancy is gecertificeerd voor de protocollen 2001 en 2002 van de BRL SIKB 2000. In dat kader verklaart Econsultancy geen eigenaar van de onderzoekslocatie te zijn of te worden.
2.
VOORONDERZOEK
2.1
Geraadpleegde bronnen
De informatie over de onderzoekslocatie is gebaseerd op de bij de gemeente Woensdrecht aanwezige informatie (contactpersoon de heer A.M.C. Boden) en informatie verkregen uit de op 6 mei 2010 uitgevoerde terreininspectie. Van de locatie en de directe omgeving zijn uit verschillende informatiebronnen gegevens verzameld over:
het historische, huidige en toekomstige gebruik; eventuele calamiteiten; eventueel eerder uitgevoerde bodemonderzoeken; de bodemopbouw en geohydrologie; verhardingen, kabels en leidingen.
Bijlage 7 geeft een overzicht van de geraadpleegde bronnen.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 1 van 19
2.2
Afbakening onderzoekslocatie vooronderzoek
Het vooronderzoek omvat de onderzoekslocatie en direct hieraan grenzende terreindelen binnen een afstand van 25 meter. De onderzoekslocatie (± 34.000 m²) ligt aan de Plangebied Volksabdij, circa 3 km ten noordoosten van de kern van Ossendrecht in de gemeente Woensdrecht (zie bijlage 1). De onderzoekslocatie is kadastraal bekend gemeente Woensdrecht, sectie B, nummers 1893 en 1804 (beiden ged.) (zie bijlage 2c). Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 49 G 2004 (schaal 1:25.000), bevindt het maaiveld zich op een hoogte variërend van circa 23 tot 25 m +NAP en zijn de coördinaten van de onderzoekslocatie X = 82.175, Y = 380.685. 2.3
Historisch en huidig gebruik onderzoekslocatie
De onderzoekslocatie bevindt zich in een bosrijk gebied. Volgens de Grote Historische Atlas van Nederland, deel 4, Zuid-Nederland 1838-1857, kaartblad 49, 1990 (schaal 1:50.000) bestond de onderzoekslocatie destijds uit stuifduinen en heide. Vanaf het begin van de vorige eeuw tot circa de jaren 60 bestond de onderzoekslocatie, alsmede de omgeving uit bos -en heidegebied. Vanaf circa 1968 tot op heden is er bebouwing (huidig Mollercollege) op de onderzoekslocatie aanwezig, alsmede bos en sportvelden. Tevens is vanaf circa 1968 ten zuidwesten van de onderzoekslocatie bebouwing (huidige Volksabdij) aanwezig, alsmede bosgebied. De onderzoekslocatie is in gebruik als school (Mollercollege) met bijbehorende sportvelden (gras), klinker -en tegelverhardingen. Op de onderzoekslocatie zijn diverse gebouwen aanwezig ten behoeve van de school. Op het perceel waar de onderzoekslocatie deel vanuit maakt, is een bovengrondse HBO-tank (5.000 liter) aanwezig sinds 1997. Tot 1997 waren op het perceel, waar de onderzoekslocatie deel vanuit maakt, tevens 2 ondergrondse HBO-tanks (respectievelijk 5.000 en 25.000 liter) aanwezig. Wanneer deze tanks zijn geplaatst is niet bekend bij de gemeente Woensdrecht. In 1997 zijn deze twee ondergrondse tanks gesaneerd (KIWA A032039 en A032040). De destijds aangetroffen minerale olieverontreiniging is destijds in zijn geheel verwijderd. Op de plaats waar in 1997 een ondergrondse HBO-tank (25.000 liter) is verwijderd, is in 1997 een nieuwe ondergrondse HBO-tank (25.000 liter) geplaatst. In overleg met de gemeente Woensdrecht maken deze tanks geen deel uit van onderhavig verkennend bodemonderzoek, aangezien deze zich buiten de feitelijke onderzoekslocatie bevinden. Voor zover bij de gemeente Woensdrecht bekend, heeft er op de onderzoekslocatie zelf nimmer opslag van oliehoudende producten in ondergrondse of bovengrondse tanks plaatsgevonden. Bij de gemeente Woensdrecht zijn geen gegevens aanwezig waaruit blijkt of er asbesthoudende materialen zijn toegepast op of in de (voormalige) bebouwing. In bijlage 2a is de huidige situatie op een locatieschets weergegeven. Bijlage 2b bevat enkele foto's van de onderzoekslocatie. 2.4
Calamiteiten
Voor zover bij de opdrachtgever bekend hebben zich op de onderzoekslocatie in het verleden geen calamiteiten met een bodembedreigend karakter voorgedaan. Ook uit informatie van de gemeente Woensdrecht blijkt niet dat er zich in het verleden bodembedreigende calamiteiten hebben voorgedaan.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 2 van 19
2.5
Uitgevoerd bodemonderzoek op de onderzoekslocatie en belendende percelen
Op de onderzoekslocatie zijn, voor zover bekend, geen bodemonderzoeken uitgevoerd. In 1997 is in het kader van het verwijderen van de twee ondergrondse HBO-tanks een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Wematech bv (rapportnummer VBI-970717; d.d. 1 augustus 1997). Destijds is bij de ondergrondse HBO-tank (5.000 liter) ter plaatse van het vulpunt (bovengrond) een sterke minerale olieverontreiniging aangetroffen. Het grondwater was destijds licht verontreinigd met minerale olie. Ter plaatse van de ondergrondse HBO-tank (25.000 liter) is ter plaatse van het peilpunt en het vulpunt een sterke verontreiniging met minerale olie aangetroffen. Het grondwater was destijds plaatselijk (peilbuis 21) matig verontreinigd met minerale olie. In augustus 1997 zijn de twee tanks, alsmede de verontreinigde grond, gesaneerd. Uit de saneringsevaluatie (Wematech bv rapportnummer SAN-970731; d.d. 13 oktober 1997) blijkt dat er geen restverontreinigingen zijn achtergebleven in de grond. In 1998 is peilbuis 21 herbemonsterd door Wematech bv (rapportnummer MGW-971201; d.d. 14 januari 1998). Destijds zijn ter plaatse van peilbuis 21 geen verhoogde waarden in het grondwater vastgesteld van minerale olie en vluchtige aromaten. Door middel van een besluitvorming (17 juli 1998) van de gemeente Woensdrecht is de sanering als afgerond beschouwd. 2.6
Belendende percelen/terreindelen
De onderzoekslocatie is gelegen in het buitengebied van Ossendrecht. In bijlage 7 zijn de geraadpleegde informatiebronnen voor de omliggende terreindelen en belendende percelen binnen 25 meter van de onderzoekslocatie opgenomen. Het bodemgebruik van de omliggende terreindelen is als volgt:
aan de noordoostzijde bevindt zich bos; aan de zuidoostzijde bevindt zich een restaurant; aan de zuidwestzijde bevindt zich een verharde weg (O.L.Vrouw ter Duinenlaan); aan de noordwestzijde bevindt zich bos.
Uit de verzamelde informatie blijkt dat er vanuit de omliggende percelen geen grensoverschrijdende verontreinigingen zijn te verwachten. Er vinden geen industriële activiteiten in de directe omgeving van de onderzoekslocatie plaats. 2.7
Terreininspectie
Voorafgaand aan het bodemonderzoek is er een terreininspectie uitgevoerd. Deze is gericht op de identificatie van bronnen, die mogelijk hebben geleid of kunnen leiden tot een grond- en/of grondwaterverontreiniging. Op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. 2.8
Toekomstige situatie
De initiatiefnemer is voornemens de huidige school (Mollercollege) gedeeltelijk te slopen en een nieuw schoolgebouw te realiseren ter plaatse van de sportvelden en een horecagelegendheid.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 3 van 19
2.9
Informatie regionale achtergrondwaarden
Er is geen informatie beschikbaar over mogelijk regionaal verhoogde achtergrondwaarden in de grond. Regionaal komen verhoogde concentraties van metalen in het grondwater voor. 2.10
Bodemopbouw
De originele bodem bestaat volgens de bodemkaart van Nederland, www.bodemdate.nl, uit een duinvaaggrond, welke volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand. De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Tegelen. 2.11
Geohydrologie
Het eerste watervoerend pakket bestaat uit de Formatie van Tegelen. De scheidende laag bestaat uit de afzetting van Kallo, waarin bovenin een dikke kleilaag aanwezig is. Het diepste watervoerend pakket wordt gevormd door de Zanden van Deurne en Antwerpen. De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ± 21 tot 23 m +NAP, waardoor het grondwater zich op ± 2 m -mv zou bevinden. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens de wateratlas van de Provincie Brabant noordelijke richting. Ter plaatse van de Volksabdij (ten zuidwesten van de onderzoekslocatie) vindt een grondwateronttrekking plaats. Gezien de jaarlijkse hoeveelheid van de onttrekking zal de invloed op de grondwaterstroming van geringe invloed zijn. De onderzoekslocatie ligt tevens in een grondwaterbeschermingsgebied. 3.
CONCLUSIES VOORONDERZOEK (ONDERZOEKSOPZET)
Ten behoeve van het bodemonderzoek zijn, op basis van het vooronderzoek, een aantal deellocaties geïdentificeerd. In tabel I zijn de onderzoeksstrategieën, die van toepassing zijn op de betreffende deellocaties, weergegeven. Tabel I.
Onderzoeksstrategie Deellocatie
Oppervlakte
Verwachte stoffen
Onderzoeksstrategie
A: Sportvelden
2,2 ha
geen
ONV-GR
B: Terrein Mollercolege
1,2 ha
geen
ONV-GR
Onderzoeksstrategieën volgens NEN-5740: ONV-GR : Grootschalig onverdacht
4.
VELDWERK
4.1
Uitgevoerde werkzaamheden
Tijdens het opstellen van het boorplan is rekening gehouden met de doelstellingen en de richtlijnen, welke geformuleerd zijn in de inleiding. Daarnaast is rekening gehouden met de onderzoeksprotocollen, zoals weergegeven in tabel I, en de ligging van kabels en leidingen. Bijlage 2a bevat de locatieschets met daarop aangegeven de situering van de boorpunten en de peilbuizen. In bijlage 3 zijn de boorprofielen opgenomen.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 4 van 19
Aan de hand van de geldende onderzoeksstrategieën zijn de werkzaamheden uitgevoerd zoals die in tabel II zijn vermeld. Het veldwerk is op 6 mei 2010 uitgevoerd onder kwaliteitsverantwoordelijkheid van mevrouw C.B. de Weerd. Deze medewerker van Econsultancy is in het kader van Kwalibo geregistreerd als gekwalificeerd medewerker voor het uitvoeren van Veldwerk bij Milieuhygiënisch bodemen waterbodemonderzoek en mechanisch boren. Tabel II.
Uitgevoerde werkzaamheden
Deellocatie
Veldwerk Boringen/peilbuizen
Analyses Verharding
Grond
Grondwater
A: Sportvelden
17 (0,5 m -mv) 4 (2,,0 m -mv) 3 (peilbuis)
geen
standaardpakket (4x) (*C)
standaardpakket (3x)
B: Terrein Mollercolege
14 (0,5 m -mv) 4 (2,0 m -mv) 2 (peilbuis)
klinkers/onverhard
standaardpakket (4x) (*C)
standaardpakket (2x)
(*A) (*B) (*C) (*D) (*E)
In verband met de aanwezigheid van een vloeistofdichte vloer zijn de boringen langs de gevel van het pand geplaatst Door deze verharding is geboord Inclusief organische stof en lutum (2x) Inclusief organische stof (1x) Filters snijdend aan de grondwaterspiegel
Van het opgeboorde materiaal is een boorbeschrijving conform de NEN 5104 gemaakt en zijn er grondmonsters genomen over trajecten van ten hoogste 0,5 m, waarbij bodemlagen met verontreinigingskenmerken of een afwijkende textuur separaat bemonsterd zijn. Voor de geplaatste peilbuizen geldt dat het onderste gedeelte van de peilbuis (het peilfilter) is geperforeerd en de ruimte tussen de wand van het boorgat en het peilfilter is opgevuld met filtergrind. Boven het filtergrind is een laag zwelklei aangebracht, zodat er géén verontreinigingen van bovenaf in de peilbuis kunnen migreren. De filterstelling is bepaald op basis van de grondwaterstand, zoals deze tijdens de veldwerkzaamheden op 6 mei 2010 is ingeschat. De peilbuizen zijn direct na plaatsing afgepompt en na een wachttijd van minimaal een week is het grondwater bemonsterd. 4.2
Zintuiglijke waarnemingen
4.2.1
Grond
De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak humeus, zwak, zeer tot matig fijn. De ondergrond bestaat uit zwak siltig, zeer tot matig fijn zand. Plaatselijk is de ondergrond sterk humeus en tevens matig tot sterk siltig. De ondergrond is plaatselijk zwak gleyhoudend. De bovengrond is plaatselijk ter plaatse van deellocatie B zwak baksteen -en puinhoudend. Verder is de ondergrond ter plaatse van 1 boring zwak kolengruishoudend. Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Hierbij wordt opgemerkt dat gelet op de doelstelling van het onderzoek de veldwerkzaamheden niet conform de NEN 5707 ("Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond") zijn uitgevoerd. Tabel III geeft een overzicht van de zintuiglijk waargenomen verontreinigingen, die in het opgeboorde materiaal zijn aangetroffen.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 5 van 19
Tabel III.
Zintuiglijk waargenomen verontreinigingen
Boornummer
Traject (m -mv)
Einddiepte boring (m -mv)
Waargenomen verontreinigingen
B03
1,0-1,5
2,0
zwak kolengruishoudend
B04
0,0-0,7
2,0
zwak baksteenhoudend
B09
0,1-0,2
0,7
zwak puinhoudend
4.2.2
Grondwater
De grondwaterbemonstering is op 14 mei 2010 uitgevoerd door de heer J.H.L. Vermorken. Deze medewerker van Econsultancy is in het kader van Kwalibo geregistreerd als gekwalificeerd medewerker voor het uitvoeren van Veldwerk bij Milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek en mechanisch boren. Tabel IV geeft een overzicht van de verdeling van de peilbuizen over de onderzoekslocatie en de grondwaterstanden, die op 14 mei 2010 zijn waargenomen. Tijdens de grondwaterbemonstering zijn er zintuiglijk géén verontreinigingen aangetroffen. De pH en het geleidingsvermogen vertonen geen afwijkingen ten opzichte van regionaal bekende waarden. Tijdens het uitvoeren van de grondwaterbemonstering bleek peilbuis A1 niet meer aanwezig te zijn. Deze peilbuis is herplaatst en na afpompen van minimaal 5 liter is deze peilbuis, in overleg met de gemeente Woensdrecht, direct bemonsterd. Tabel IV.
Overzicht grondwaterstand, pH en geleidingsvermogen van het grondwater
Peilbuisnummer
Situering peilbuis
Filterstelling (m -mv)
Grondwaterstand 14 mei 2010 (m -mv)
pH (-)
EGV (μS/cm)
Deellocatie A: Sportvelden PBA1
westelijk terreindeel
1,9-2,9
1,12
4,9
240
PBA2
noordelijk terreindeel
1,3-2,3
1,04
4,9
300
PBA3
oostelijk terreindeel
2,9-3,9
1,55
4,7
260
Deellocatie B: Mollercollege PBB1
noordelijk terreindeel
3,0-4,0
2,48
4,8
285
PBB2
zuidelijk terreindeel
2,7-3,7
2,07
4,3
470
5.
ANALYSERESULTATEN
5.1
Uitvoering analyses
Alle te analyseren grond- en grondwatermonsters zijn aangeboden aan ALcontrol Laboratories. Dit laboratorium is erkend door de Raad voor Accreditatie en is AS3000-geaccrediteerd voor milieuhygienisch bodemonderzoek. In het laboratorium zijn in totaal 10 grond(meng)monsters samengesteld (6 grond(meng)monsters van de bovengrond en 4 grondmengmonsters van de ondergrond). De zintuiglijk meest verontreinigde grondmonsters zijn gebruikt bij de samenstelling van de grond(meng)monsters. De 10 grond(meng)monsters en de 5 grondwatermonsters zijn geanalyseerd op de volgende pakketten:
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 6 van 19
- standaardpakket grond:
droge stof, metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), polychloorbifenylen (PCB), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en minerale olie;
- standaardpakket grondwater:
metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), vluchtige aromaten (BTEX), styreen, naftaleen, gehalogeneerde koolwaterstoffen (VOX) en minerale olie.
Tevens is van beide deellocaties een grondmengmonster van de bovengrond en heen grondmengmonster van de ondergrond het organische stof- en lutumgehalte bepaald. In afwijking op de NEN 5740 is afgezien van het bepalen van het organische stof- en lutumgehalte van ieder grondmengmonster. Dit aangezien uit het veldwerk bleek, dat er geen noemenswaardige verschillen in de samenstelling van de bodem bestaan. Tabel V geeft een overzicht van de samenstelling van de grondmengmonsters en de analysepakketten. Tabel V.
Overzicht van de samenstelling van de grondmengmonsters en de analysepakketten
Grondmengmonster
Traject (cm -mv)
Analysepakket
Bijzonderheden
Deellocatie A: Sportvelden MMA1
A08 (0-50) A09 (0-20) A10 (0-50) A12 (0-20) A11 (0-20) A14 (0-50) A16 (0-10)
standaardpakket + lutum en organische stof
bovengrond zuidwestelijk terreindeel (zintuiglijk schoon)
MMA2
A05 (20-50) A19 (0-10) A21 (0-50) A23 (0-50) standaardpakket A18 (10-50) A24 (0-25) A03 (0-20)
bovengrond noordoostelijk terreindeel (zintuiglijk schoon)
MMA3
A01 (100-150) A04 (70-100) A04 (130-180) A03 (50-100) A03 (150-200)
standaardpakket + lutum en organische stof
ondergrond zuidwestelijk terreindeel (zintuiglijk schoon)
MMA4
A06 (90-130) A06 (150-200) A05 (100-150) A07 (100-150) A02 (50-100) A02 (150-200)
standaardpakket
ondergrond noordoostelijk terreindeel (zintuiglijk schoon)
Deellocatie B: Mollercollege MMB1
B18 (0-50) B19 (0-50) B17 (10-60) B12 (6-20) standaardpakket + lutum en B10 (0-50) B11 (0-25) organische stof
bovengrond noordwestelijk terreindeel (zintuiglijk schoon)
MMB2
B16 (5-10) B15 (0-50) B03 (6-15) B13 (0-50) B14 (0-50) B08 (0-50) B07 (0-50)
standaardpakket
bovengrond zuidoostelijk terreindeel (zintuiglijk schoon)
MMB3
B06 (70-120) B06 (150-200) B02 (50-100) B04 (70-110) B04 (140-160)
standaardpakket + lutum en organische stof
ondergrond noordwestelijk terreindeel (zintuiglijk schoon)
MMB4
B05 (100-150) B03 (50-100) B03 (150-200) B01 (50-100) B01 (150-200)
standaardpakket
ondergrond zuidoostelijk terreindeel (zintuiglijk schoon)
MMB5
B04 (0-50) B09 (10-20)
standaardpakket
bovengrond (zwak baksteen -en puinhoudend)
MB3-4
B03 (100-150)
standaardpakket
ondergrond (zwak kolengruishoudend)
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 7 van 19
5.2
Interpretatie analyseresultaten
De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM (circulaire bodemsanering 2009). Het toetsingskader voor de beoordeling van de gehalten en/of concentraties van verontreinigingen is gegeven in de toetsingstabel en bevat voor grond en grondwater drie te onderscheiden waarden met de verschillende niveaus: - achtergrondwaarde 2000: deze waarde ("AW2000") geeft de gehalten aan zoals die op dit moment voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingsbronnen; - streefwaarde: deze waarde ("S") geeft het milieukwaliteitsniveau aan voor grondwater, waarbij als nadelig te waarderen effecten verwaarloosbaar worden geacht; - tussenwaarde: deze waarde ("T") is de helft van de som van de achtergrondwaarde 2000 (of in het geval van grondwater de streefwaarde) en de interventiewaarde. De tussenwaarde is de concentratiegrens waarboven in beginsel nader onderzoek moet worden uitgevoerd, omdat het vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat; - interventiewaarde: deze waarde ("I") geeft het niveau voor verontreinigingen in grond en grondwater aan waarboven ernstige vermindering of dreigende vermindering optreedt van de functionele eigenschappen, die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Bij gehalten en/of concentraties boven de interventiewaarde is er sprake van een sterke verontreiniging. Bij overschrijding van de interventiewaarde wordt vaak een nader onderzoek uitgevoerd om de ernst van de verontreiniging en de saneringsurgentie te bepalen. Wanneer het boven de tussenwaarde of interventiewaarde gelegen gehalte een natuurlijke oorsprong heeft, is uitvoering van vervolgonderzoek meestal niet noodzakelijk. In bijlage 5 is de toetsingstabel opgenomen uit de eerder genoemde circulaires. Deze bijlage bevat de achtergrondwaarden 2000 en de interventiewaarden, alsmede de berekeningswijze die moet worden gevolgd om deze waarden naar grondsoort te differentiëren. De achtergrondwaarden 2000 en de interventiewaarden voor de grond zijn berekend met behulp van de door het laboratorium bepaalde waarden voor het organische stof- en lutumgehalte. Bijlage 6 geeft een overzicht van de rapportagegrenzen van de uitgevoerde analyses. De gebruikte analysetechnieken zijn weergegeven op de certificaten in bijlage 4. Om de mate van verontreiniging aan te geven wordt de volgende terminologie gebruikt: Grond: - niet verontreinigd: - licht verontreinigd: - matig verontreinigd: - sterk verontreinigd: Grondwater: - niet verontreinigd: - licht verontreinigd: - matig verontreinigd: - sterk verontreinigd:
10023167 WDR.C5S.NEN
gehalte < achtergrondwaarde 2000 en/of detectielimiet; gehalte > achtergrondwaarde 2000 en < tussenwaarde; gehalte > tussenwaarde < interventiewaarde; gehalte > interventiewaarde.
concentratie < streefwaarde en/of detectielimiet; concentratie > streefwaarde en < tussenwaarde; concentratie > tussenwaarde < interventiewaarde; concentratie > interventiewaarde.
Pagina 8 van 19
5.3
Resultaten grond- en grondwatermonsters
Tabel VI geeft een overzicht van de parameters in de grond die de geldende toetsingskaders overschrijden. Tabel VI.
Overschrijdingen toetsingskaders grond
Grondmengmonster
Traject (cm -mv)
Gehalte > AW2000
Gehalte > T
Gehalte > I
(licht verontreinigd)
(matig verontreinigd)
(sterk verontreinigd)
Deellocatie A: Sportvelden MMA1
A08 (0-50) A09 (0-20) A10 (0-50) A12 (0-20) A11 (0-20) A14 (0-50) A16 (0-10)
lood (40)
-
-
MMA2
A05 (20-50) A19 (0-10) A21 (0-50) A23 (0-50) A18 (10-50) A24 (0-25) A03 (0-20)
-
-
-
MMA3
A01 (100-150) A04 (70-100) A04 (130-180) A03 (50-100) A03 (150-200)
minerale olie (650)
-
-
MMA4
A06 (90-130) A06 (150-200) A05 (100-150) A07 (100-150) A02 (50-100) A02 (150-200)
-
-
-
Deellocatie B: Mollercollege MMB1
B18 (0-50) B19 (0-50) B17 (10-60) B12 (6-20) B10 (0-50) B11 (0-25)
-
-
-
MMB2
B16 (5-10) B15 (0-50) B03 (6-15) B13 (0-50) B14 (0-50) B08 (0-50) B07 (0-50)
PCB (5,2)
-
-
MMB3
B06 (70-120) B06 (150-200) B02 (50-100) B04 (70-110) B04 (140-160)
-
-
-
MMB4
B05 (100-150) B03 (50-100) B03 (150-200) B01 (50-100) B01 (150-200)
-
-
-
MMB5
B04 (0-50) B09 (10-20)
PAK (2,3)
-
-
MB3-4
B03 (100-150)
lood (34)
-
-
Tabel VII geeft een overzicht van de parameters in het grondwater die de geldende toetsingskaders overschrijden. Tabel VII.
Overschrijdingen toetsingskaders grondwater
Grondwatermonster
Situering peilbuis
Concentratie > S
Concentratie > T
Concentratie > I
(licht verontreinigd)
(matig verontreinigd)
(sterk verontreinigd)
Deellocatie A: Sportvelden PBA1
westelijk terreindeel
-
-
-
PBA2
noordelijk terreindeel
-
-
-
PBA3
oostelijk terreindeel
-
-
-
Deellocatie B: Mollercollege PBB1
noordelijk terreindeel
-
-
-
PBB2
zuidelijk terreindeel
barium (70) cadmium(1,8) zink (180)
-
-
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 9 van 19
De tabellen VIII t/m XIV geven een overzicht van de analyseresultaten van de grondmengmonsters en de grondwatermonsters. Bijlage 4 bevat de door het laboratorium aangeleverde resultaten.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 10 van 19
Tabel VIII.
Analyseresultaten grond(meng)monster(s) (gehalten in mg/kg d.s. tenzij anders vermeld)
Monstercode
MMA1
droge stof(gew.-%) gewicht artefacten(g) aard van de artefacten(g) organische stof (% vd DS) lutum (bodem)(% vd DS) METALEN + barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
90.0 <1 geen 3.6 <1
<20 <0.35 <3 19 <0.10 40 <1.5 <5 <20
MMA2 ------
n
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0.01 -fenantreen 0.01 -antraceen <0.01 -fluoranteen 0.14 -benzo(a)antraceen 0.14 -chryseen 0.13 -benzo(k)fluoranteen 0.07 -benzo(a)pyreen 0.08 -benzo(ghi)peryleen 0.06 -indeno(1.2.3-cd)pyreen 0.07 -PAK-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0.72 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) PCB 52(µg/kgds) PCB 101(µg/kgds) PCB 118(µg/kgds) PCB 138(µg/kgds) PCB 153(µg/kgds) PCB 180(µg/kgds) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds) MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
<5 <5 <5 <5 <20
-----
88.9 <1 geen -
AW2000
T
I
AS3000
----
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 16 <1.5 <5 <20
<0.01 0.01 <0.01 0.02 0.02 0.02 0.01 0.01 0.02 0.02 0.14
-----------
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
<5 <5 <5 <5 <20
-----
0.37 4.3 20 0.11 33 1.5 12 61
4.2 29 59 13 190 96 23 189
237 8.1 54 97 25 347 190 34 316
49 0.37 4.3 20 0.11 33 1.5 12 61
1.5
21
40
1.0
7.2
184
360
18
68
934
1800
68
Monstercode en monstertraject: MMA1: A08 (0-50) A09 (0-20) A10 (0-50) A12 (0-20) A11 (0-20) A14 (0-50) A16 (0-10) MMA2: A05 (20-50) A19 (0-10) A21 (0-50) A23 (0-50) A18 (10-50) A24 (0-25) A03 (0-20) De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering 2009. Staatscourant 67. 7 april 2009 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit. Staatscourant 20 december 2007. Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009. De gehalten die de betreffende toetsingswaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: n nn nnn -# AS3000 a
b
+
het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan tussenwaarde het gehalte is groter dan tussenwaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde het gehalte is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd verhoogde rapportagegrens. voor meer informatie zie analysecertificaat laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwater; protocollen 3010 t/m 3090 versie 4.25 juni 2008. gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld). maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis. dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn. gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen AW2000 voor opgesteld) en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis. De Interventiewaarde voor Barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing is gebruik gemaakt van de volgende samenstelling: lutum 1%; humus 3.6%.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 11 van 19
Tabel IX.
Analyseresultaten grond(meng)monster(s) (gehalten in mg/kg d.s. tenzij anders vermeld)
Monstercode
MMA3
droge stof(gew.-%) gewicht artefacten(g) aard van de artefacten(g) organische stof (% vd DS) lutum (bodem)(% vd DS) METALEN + barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
81.5 <1 geen 3.1 <1
MMA4 ------
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 <5 <20
81.9 <1 geen -
AW2000
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) PCB 52(µg/kgds) PCB 101(µg/kgds) PCB 118(µg/kgds) PCB 138(µg/kgds) PCB 153(µg/kgds) PCB 180(µg/kgds) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds)
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
14 130 200 310 650
----n
I
AS3000
----
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 <5 <20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0.01 -fenantreen <0.01 -antraceen <0.01 -fluoranteen <0.01 -benzo(a)antraceen <0.01 -chryseen <0.01 -benzo(k)fluoranteen <0.01 -benzo(a)pyreen <0.01 -benzo(ghi)peryleen <0.01 -indeno(1.2.3-cd)pyreen <0.01 -PAK-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0.07
T
<0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07
-----------
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
<5 <5 <5 <5 <20
-----
0.37 4.3 20 0.11 32 1.5 12 61
4.2 29 58 13 188 96 23 186
237 7.9 54 95 25 344 190 34 312
49 0.37 4.3 20 0.11 32 1.5 12 61
1.5
21
40
1.0
6.2
158
310
15
59
804
1550
59
Monstercode en monstertraject: MMA3: A01 (100-150) A04 (70-100) A04 (130-180) A03 (50-100) A03 (150-200) MMA4: A06 (90-130) A06 (150-200) A05 (100-150) A07 (100-150) A02 (50-100) A02 (150-200) De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering 2009. Staatscourant 67. 7 april 2009 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit. Staatscourant 20 december 2007. Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009. De gehalten die de betreffende toetsingswaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: n nn nnn -# AS3000 a
b
+
het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan tussenwaarde het gehalte is groter dan tussenwaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde het gehalte is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd verhoogde rapportagegrens. voor meer informatie zie analysecertificaat laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwater; protocollen 3010 t/m 3090 versie 4.25 juni 2008. gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld). maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis. dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn. gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen AW2000 voor opgesteld) en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis. De Interventiewaarde voor Barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing is gebruik gemaakt van de volgende samenstelling: lutum 1%; humus 3.1%.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 12 van 19
Tabel X.
Analyseresultaten grond(meng)monster(s) (gehalten in mg/kg d.s. tenzij anders vermeld)
Monstercode
MMB1
droge stof(gew.-%) gewicht artefacten(g) aard van de artefacten(g) organische stof (% vd DS) lutum (bodem)(% vd DS) METALEN + barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
91.0 <1 geen 1.6 1.4
MMB2 ------
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 15 <1.5 <5 <20
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
----
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 20 <1.5 <5 <20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0.01 -fenantreen <0.01 -antraceen <0.01 -fluoranteen 0.02 -benzo(a)antraceen 0.01 -chryseen 0.01 -benzo(k)fluoranteen <0.01 -benzo(a)pyreen 0.01 -benzo(ghi)peryleen 0.01 -indeno(1.2.3-cd)pyreen <0.01 -PAK-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0.10 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) PCB 52(µg/kgds) PCB 101(µg/kgds) PCB 118(µg/kgds) PCB 138(µg/kgds) PCB 153(µg/kgds) PCB 180(µg/kgds) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds)
89.8 <1 geen -
MMB5
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
<5 <5 <5 <5 <20
-----
a
92.8 20 Stenen -
AW2000
-----------
<1 <1 <1 <1 <1 1.0 <1 5.2
<5 <5 <5 <5 <20
I
AS3000
----
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 15 <1.5 <5 29
<0.01 0.01 <0.01 0.02 0.02 0.02 0.01 0.02 0.02 0.02 0.15
T
0.03 0.40 0.09 0.58 0.28 0.24 0.13 0.22 0.14 0.16 2.3
----------n
-------n
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
-----
<5 <5 <5 <5 <20
-----
a
0.35 4.3 19 0.10 32 1.5 12 59
4.0 29 56 13 184 96 23 181
237 7.6 54 92 25 337 190 34 303
49 0.35 4.3 19 0.10 32 1.5 12 59
1.5
21
40
1.0
4.0
102
200
9.8
38
519
1000
38
Monstercode en monstertraject: MMB1: B18 (0-50) B19 (0-50) B17 (10-60) B12 (6-20) B10 (0-50) B11 (0-25) MMB2: B16 (5-10) B15 (0-50) B03 (6-15) B13 (0-50) B14 (0-50) B08 (0-50) B07 (0-50) MMB5: B04 (0-50) B09 (10-20) De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering 2009. Staatscourant 67. 7 april 2009 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit. Staatscourant 20 december 2007. Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009. De gehalten die de betreffende toetsingswaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: n nn nnn -# AS3000 a
b
+
het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan tussenwaarde het gehalte is groter dan tussenwaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde het gehalte is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd verhoogde rapportagegrens. voor meer informatie zie analysecertificaat laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwater; protocollen 3010 t/m 3090 versie 4.25 juni 2008. gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld). maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis. dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn. gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen AW2000 voor opgesteld) en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis. De Interventiewaarde voor Barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing is gebruik gemaakt van de volgende samenstelling: lutum 1.4%; humus 1.6%.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 13 van 19
Tabel XI.
Analyseresultaten grond(meng)monster(s) (gehalten in mg/kg d.s. tenzij anders vermeld)
Monstercode
MMB3
droge stof(gew.-%) gewicht artefacten(g) aard van de artefacten(g) organische stof (% vd DS) lutum (bodem)(% vd DS) METALEN + barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
95.4 <1 geen <0.5 <1
MMB4 ------
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 <5 <20
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
----
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 <5 <20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen <0.01 -fenantreen <0.01 -antraceen <0.01 -fluoranteen <0.01 -benzo(a)antraceen <0.01 -chryseen <0.01 -benzo(k)fluoranteen <0.01 -benzo(a)pyreen <0.01 -benzo(ghi)peryleen <0.01 -indeno(1.2.3-cd)pyreen <0.01 -PAK-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) 0.07 POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28(µg/kgds) PCB 52(µg/kgds) PCB 101(µg/kgds) PCB 118(µg/kgds) PCB 138(µg/kgds) PCB 153(µg/kgds) PCB 180(µg/kgds) som PCB (7) (0.7 factor)(µg/kgds)
92.2 <1 geen -
MB3-4
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
<5 <5 <5 <5 <20
-----
a
91.9 <1 geen -
<20 <0.35 <3 10 <0.10 34 <1.5 <5 53
<0.01 0.02 <0.01 0.02 <0.01 0.01 <0.01 0.01 <0.01 <0.01 0.10
-----------
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
<5 <5 <5 <5 <20
-----
a
AW2000
T
I
AS3000
----
n
<0.01 0.03 <0.01 0.04 0.03 0.03 0.02 0.03 0.02 0.02 0.22
-----------
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
--------
<5 <5 <5 <5 <20
-----
a
0.35 4.3 19 0.10 32 1.5 12 59
4.0 29 56 13 184 96 23 181
237 7.6 54 92 25 337 190 34 303
49 0.35 4.3 19 0.10 32 1.5 12 59
1.5
21
40
1.0
4.0
102
200
9.8
38
519
1000
38
Monstercode en monstertraject: MMB3: B06 (70-120) B06 (150-200) B02 (50-100) B04 (70-110) B04 (140-160) MMB4: B05 (100-150) B03 (50-100) B03 (150-200) B01 (50-100) B01 (150-200) MB3-4: B03 (100-150) De resultaten zijn voor de interventiewaarde getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld in de Circulaire Bodemsanering 2009. Staatscourant 67. 7 april 2009 en voor de achtergrondwaarden aan het Besluit Bodemkwaliteit. Staatscourant 20 december 2007. Nr. 247. Tevens zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: De gewijzigde grenswaarden van een aantal OCB (per 30-07-2008) (www.Senternovem.nl) en de wijziging in de Staatscourant 67 van 7 april 2009. De gehalten die de betreffende toetsingswaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: n nn nnn -# AS3000 a
b
+
het gehalte is groter dan de achtergrondwaarde en kleiner dan of gelijk aan tussenwaarde het gehalte is groter dan tussenwaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde het gehalte is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd verhoogde rapportagegrens. voor meer informatie zie analysecertificaat laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwater; protocollen 3010 t/m 3090 versie 4.25 juni 2008. gecorrigeerd gehalte is groter dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (of geen achtergrondwaarde voor opgesteld). maar wel kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis. dus mag verondersteld worden kleiner dan de achtergrondwaarde te zijn. gecorrigeerd gehalte is groter dan de achtergrondwaarde (of geen AW2000 voor opgesteld) en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis. De Interventiewaarde voor Barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene verontreiniging.
De achtergrond- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. Voor de toetsing is gebruik gemaakt van de volgende samenstelling: lutum 1%; humus 0.5%.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 14 van 19
Tabel XII.
Analyseresultaten grondwatermonster(s) (concentraties in µg/l tenzij anders vermeld)
Monstercode
pb A02
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
<45 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
<0.2 <0.3 <0.3 <0.1 <0.2 <0.3 0.21 <0.3 <0.05
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1.1-dichloorethaan <0.6 1.2-dichloorethaan <0.6 1.1-dichlooretheen <0.1 cis-1.2-dichlooretheen <0.1 trans-1.2-dichlooretheen <0.1 som (cis.trans) 1.2- dichloorethenen (0.7 factor) 0.14 dichloormethaan <0.2 1.1-dichloorpropaan <0.25 1.2-dichloorpropaan <0.25 1.3-dichloorpropaan <0.25 som dichloorpropanen (0.7 factor) 0.53 tetrachlooretheen <0.1 tetrachloormethaan <0.1 1.1.1-trichloorethaan <0.1 1.1.2-trichloorethaan <0.1 trichlooretheen <0.6 chloroform <0.6 vinylchloride <0.1 tribroommethaan <0.2 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
<25 <25 <25 <25 <100
a
----
a
a
a
--a a
---a a a a
a
-----
a
pb A03
<45 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
<0.2 <0.3 <0.3 <0.1 <0.2 <0.3 0.21 <0.3 <0.05
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6 <0.6 <0.1 <0.2
<25 <25 <25 <25 <100
a
----
a
a
a
--a a
---a a a a
a
-----
a
pb B01
<45 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 61
<0.2 <0.3 <0.3 <0.1 <0.2 <0.3 0.21 <0.3 <0.05
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.6 <0.6 <0.1 <0.2
<25 <25 <25 <25 <100
a
----
a
a
a
S
T
I
AS3000
50 0.40 20 15 0.050 15 5.0 15 65
338 3.2 60 45 0.18 45 152 45 432
625 6.0 100 75 0.30 75 300 75 800
50 0.80 20 15 0.050 15 5.0 15 65
0.20 7.0 4.0
15 504 77
30 1000 150
0.20 7.0 4.0
0.20 0.20 6.0 0.01
35 35 153 35
70 70 300 70
0.30 0.21 6.0 0.050
7.0 7.0 0.01
454 204 5.0
900 400 10
7.0 7.0 0.10
0.01 0.01
10 500
20 1000
0.20 0.20
0.80 0.01 0.01 0.01 0.01 24 6.0 0.01
40 20 5.0 150 65 262 203 2.5
80 40 10 300 130 500 400 5.0 630
0.52 0.10 0.10 0.10 0.10 24 6.0 0.20 2.0
50
325
600
100
--a a
---a a a a
a
-----
a
De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld Circulaire Bodemsanering 2009. Staatscourant 67. 7 april 2009. De concentraties die de betreffende toetsingswaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: n nn nnn -# AS3000 a
b
de concentratie is groter dan de streefwaarde en kleiner dan of gelijk aan tussenwaarde de concentratie is groter dan tussenwaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde de concentratie is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd verhoogde rapportagegrens (voor meer informatie zie analysecertificaat) laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondwaterprotocollen 3110 t/m 3190 versie 3.25 juni 2008. gecorrigeerde concentratie is groter dan of gelijk aan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld) en kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis. Verondersteld wordt dat de concentratie kleiner is dan de streefwaarde te zijn. gecorrigeerde concentratie is groter dan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 15 van 19
Tabel XIII.
Analyseresultaten grondwatermonster(s) (concentraties in µg/l tenzij anders vermeld)
Monstercode
pb B02
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
70 1.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 160
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
<0.2 <0.3 <0.3 <0.1 <0.2 <0.3 0.21 <0.3 <0.05
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1.1-dichloorethaan <0.6 1.2-dichloorethaan <0.6 1.1-dichlooretheen <0.1 cis-1.2-dichlooretheen <0.1 trans-1.2-dichlooretheen <0.1 som (cis.trans) 1.2- dichloorethenen (0.7 factor) 0.14 dichloormethaan <0.2 1.1-dichloorpropaan <0.25 1.2-dichloorpropaan <0.25 1.3-dichloorpropaan <0.25 som dichloorpropanen (0.7 factor) 0.53 tetrachlooretheen <0.1 tetrachloormethaan <0.1 1.1.1-trichloorethaan <0.1 1.1.2-trichloorethaan <0.1 trichlooretheen <0.6 chloroform <0.6 vinylchloride <0.1 tribroommethaan <0.2 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
<25 <25 <25 <25 <100
n n
n
----
a
a
a
S
T
I
AS3000
50 0.40 20 15 0.050 15 5.0 15 65
338 3.2 60 45 0.18 45 152 45 432
625 6.0 100 75 0.30 75 300 75 800
50 0.80 20 15 0.050 15 5.0 15 65
0.20 7.0 4.0
15 504 77
30 1000 150
0.20 7.0 4.0
0.20 0.20 6.0 0.01
35 35 153 35
70 70 300 70
0.30 0.21 6.0 0.050
7.0 7.0 0.01
454 204 5.0
900 400 10
7.0 7.0 0.10
0.01 0.01
10 500
20 1000
0.20 0.20
0.80 0.01 0.01 0.01 0.01 24 6.0 0.01
40 20 5.0 150 65 262 203 2.5
80 40 10 300 130 500 400 5.0 630
0.52 0.10 0.10 0.10 0.10 24 6.0 0.20 2.0
50
325
600
100
--a a
---a a a a
a
-----
a
De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld Circulaire Bodemsanering 2009. Staatscourant 67. 7 april 2009. De concentraties die de betreffende toetsingswaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: n nn nnn -# AS3000 a
b
de concentratie is groter dan de streefwaarde en kleiner dan of gelijk aan tussenwaarde de concentratie is groter dan tussenwaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde de concentratie is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd verhoogde rapportagegrens (voor meer informatie zie analysecertificaat) laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondwaterprotocollen 3110 t/m 3190 versie 3.25 juni 2008. gecorrigeerde concentratie is groter dan of gelijk aan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld) en kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis. Verondersteld wordt dat de concentratie kleiner is dan de streefwaarde te zijn. gecorrigeerde concentratie is groter dan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 16 van 19
Tabel XIV.
Analyseresultaten grondwatermonster(s) (concentraties in µg/l tenzij anders vermeld)
Monstercode
pb A01-2
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
45 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
<0.2 <0.3 <0.3 <0.1 <0.2 <0.3 0.21 <0.3 <0.05
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1.1-dichloorethaan <0.6 1.2-dichloorethaan <0.6 1.1-dichlooretheen <0.1 cis-1.2-dichlooretheen <0.1 trans-1.2-dichlooretheen <0.1 som (cis.trans) 1.2- dichloorethenen (0.7 factor) 0.14 dichloormethaan <0.2 1.1-dichloorpropaan <0.25 1.2-dichloorpropaan <0.25 1.3-dichloorpropaan <0.25 som dichloorpropanen (0.7 factor) 0.53 tetrachlooretheen <0.1 tetrachloormethaan <0.1 1.1.1-trichloorethaan <0.1 1.1.2-trichloorethaan <0.1 trichlooretheen <0.6 chloroform <0.6 vinylchloride <0.1 tribroommethaan <0.2 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
<25 <25 <25 <25 <100
S
a
----
a
a
a
T
I
AS3000
50 0.40 20 15 0.050 15 5.0 15 65
338 3.2 60 45 0.18 45 152 45 432
625 6.0 100 75 0.30 75 300 75 800
50 0.80 20 15 0.050 15 5.0 15 65
0.20 7.0 4.0
15 504 77
30 1000 150
0.20 7.0 4.0
0.20 0.20 6.0 0.01
35 35 153 35
70 70 300 70
0.30 0.21 6.0 0.050
7.0 7.0 0.01
454 204 5.0
900 400 10
7.0 7.0 0.10
0.01 0.01
10 500
20 1000
0.20 0.20
0.80 0.01 0.01 0.01 0.01 24 6.0 0.01
40 20 5.0 150 65 262 203 2.5
80 40 10 300 130 500 400 5.0 630
0.52 0.10 0.10 0.10 0.10 24 6.0 0.20 2.0
50
325
600
100
--a a
---a a a a
a
-----
a
De resultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden zoals vermeld Circulaire Bodemsanering 2009. Staatscourant 67. 7 april 2009. De concentraties die de betreffende toetsingswaarden overschrijden zijn als volgt geclassificeerd: n nn nnn -# AS3000 a
b
de concentratie is groter dan de streefwaarde en kleiner dan of gelijk aan tussenwaarde de concentratie is groter dan tussenwaarde en kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde de concentratie is groter dan de interventiewaarde geen toetsingswaarde voor opgesteld niet geanalyseerd verhoogde rapportagegrens (voor meer informatie zie analysecertificaat) laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek; grondwaterprotocollen 3110 t/m 3190 versie 3.25 juni 2008. gecorrigeerde concentratie is groter dan of gelijk aan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld) en kleiner dan de AS3000 rapportagegrens-eis. Verondersteld wordt dat de concentratie kleiner is dan de streefwaarde te zijn. gecorrigeerde concentratie is groter dan de streefwaarde (of geen streefwaarde voor opgesteld en groter dan de AS3000 rapportagegrens-eis.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 17 van 19
6.
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN ADVIES
Econsultancy heeft in opdracht van Compositie 5 Stedenbouw een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd aan de Plangebied Volksabdij te Ossendrecht in de gemeente Woensdrecht. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de Bouwverordening, alsmede een bestemmingsplanwijziging. De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak humeus, zwak, zeer tot matig fijn. De ondergrond bestaat uit zwak siltig, zeer tot matig fijn zand. Plaatselijk is de ondergrond sterk humeus en tevens matig tot sterk siltig. De ondergrond is plaatselijk zwak gleyhoudend. De bovengrond is plaatselijk ter plaatse van deellocatie B zwak baksteen -en puinhoudend. Verder is de ondergrond ter plaatse van 1 boring zwak kolengruishoudend. Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Er zijn op basis van het vooronderzoek, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Op de onderzoekslocatie zijn de volgende deellocaties onderzocht: A: Sportvelden De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd lood. De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met minerale olie (zware oliesoort). Gezien de locatie (sportveld), historisch gebruik, de boorprofielen en het chromatogram van het licht verontreinigd mengmonster met minerale olie is de verhoogde waarde aan minerale olie hoogstwaarschijnlijk te relateren aan het voorkomen van humuszuren. In het grondwater zijn verder geen verontreinigingen geconstateerd. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de nieuwbouw van de school en aanleg van parkeerplaatsen op de onderzoekslocatie. B: Mollercollege De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met PCB. Voor de aangetoonde PCB verontreiniging heeft Econsultancy vooralsnog geen verklaring. De bovengrond ter plaatse van het zintuiglijk verontreinigd mengmonster (zwak baksteen -en puinhoudend) is licht verontreinigd met PAK. Het zintuiglijk verontreinigd monster met kolengruis in de ondergrond is licht verontreinigd met lood. De aangetoonde verontreinigingen houden mogelijk verband met te relateren aan de zintuiglijke bijmengingen. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met barium, cadmium en zink. De aangetoonde lichte metaalverontreinigingen in het grondwater zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan het regionaal voorkomen van verhoogde concentraties van metalen in het grondwater. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de nieuwbouw van een horecagelegenheid en aanleg van parkeerplaatsen op de onderzoekslocatie.
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 18 van 19
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Econsultancy Boxmeer, 28 mei 2010
10023167 WDR.C5S.NEN
Pagina 19 van 19
Titel:
Topografische ligging van de onderzoekslocatie PROJECT: WDR.C5S.NEN
NUMMER: 10023167
SCHAAL: 1:25.000
DATUM: 27 mei 2010
KAARTBLAD: 49 G
BIJLAGE: 1
versie okt. 2007
A24
A2
A20
A6
n
A23 A18
A13
A18
A8
laa en n ui
A14
L O.
A21
A4
A1
A22 A19
ligging b.g. hbo-tank (5.000l)
A7 A14
foto A2 A17
A3
foto B2
A9 A12
grondwaterstromingsrichting
D er T . .V
A4 B2 A13
B18
B19
foto B4 foto A1 A10
B11 B17
B10 B4
ligging vml. o.g. hbo-tank (5.000l)
B6 B20
foto B1 B9 B16
B12
B5
B8 B3 B15 B3
reef tte d u P Van Flor.
B1
B14
foto B3
ligging (vml.) o.g. hbo-tank (25.000l)
O. L
.V .T er
Du
in
en
la
an
LEGENDA: boring tot 0,5 m -mv
boring tot 2,0 m -mv
peilbuis bos bebouwing
standplaats + richting fotoname
0m TITEL:
50 m
locatieschets
A4 PROJECT: WDR.C5S.NEN
NUMMER: 10023167
SCHAAL: 1: 1000
DATUM: 19-05-2010
GETEKEND: Sca
BIJLAGE: 2a
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto A1
Foto A2 10023167 WDR.C5S.NEN
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto B1
Foto B2 10023167 WDR.C5S.NEN
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto B3
Foto B4 10023167 WDR.C5S.NEN
Bijlage 2c Kadastrale gegevens
Bijlage 3
Boorprofielen
Bijlage 3
Boring:
Pagina 1 van 7
Boorprofielen
A01
Boring: 0
0 1
20
2 50
50
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht geelbeige
A02 0
0 1
30
2 50
50
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtbeige 3
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin
4 150
150
Zand, zeer fijn, matig siltig, lichtbeige
5 200
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht geelbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
3 100
100
gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
100
100
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtbeige 4
150 5 200 230
250
290
Boring:
A03
Boring: 0
0 1
20
2 50
50
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht beigebruin
A04 0
0 1
50
70
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbeige
3 100
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht geelbeige
2
Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht geelbeige
3
20
100 4 4
130
150
150
Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin
5
5
180
6 200
200
200
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtbruin
250
300
350
390
Projectcode: 10023167
Opdrachtgever:
Boormeester:
Projectnaam: WDR.C5S.NEN
Locatie: plangebied Volksambdij te Ossendrecht
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Bijlage 3
Boring:
Pagina 2 van 7
Boorprofielen
A05
Boring:
0 1
0 10
2
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
0
0 1
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtbeige 50
50
A06
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, lichtbeige
3
50
50
Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin
2 90
100
100
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtbeige
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
100 3
4
130
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht beigebruin
4 150
150 5
200
Boring:
5 200
A07
Boring: 0
0 1
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin
50
50 2
70
3
200
200
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
A08 0
0 1
bosgrond Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin
50
50
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtbeige 100
100
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, lichtbeige
4 150 5 200
200
Boring:
A09
Boring: 0
0 1
20
2 50
50
Boring:
bosgrond Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbeige
A11
0 1
20
2 50
50
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbeige
0
0 1
bosgrond Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin
50
50
Boring: 0
A10
A12 0
0 1
20
2 50
50
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbeige
Projectcode: 10023167
Opdrachtgever:
Boormeester:
Projectnaam: WDR.C5S.NEN
Locatie: plangebied Volksambdij te Ossendrecht
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Bijlage 3
Boring:
A13
Boring: 0
0 1
20
2 50
50
Boring:
2 50
50
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, geelbeige
A17 1 2 50
50
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, geelbeige
A19 0 10
2 50
50
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbeige
A16
0
1
0 10
2
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtbeige
50
50
A18
0
1
0 10
2 50
50
0
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
50
50
Boring: 1
0
1
Boring: 0 2
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbeige
A14
0
Boring: 0 2
1
Boring:
gras Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
A15
0
Boring:
Pagina 3 van 7
Boorprofielen
gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, neutraalbeige
A20 1
0 10
2 50
50
bosgrond Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, neutraalbruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht beigebruin
Projectcode: 10023167
Opdrachtgever:
Boormeester:
Projectnaam: WDR.C5S.NEN
Locatie: plangebied Volksambdij te Ossendrecht
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Bijlage 3
Boring:
Pagina 4 van 7
Boorprofielen
A21
Boring: 0
0 1
bosgrond Zand, zeer fijn, zwak siltig, neutraalgeel
A22 0
0 1
20
2 50
50
Boring:
A23
Boring: 0
0 1
50
50
bosgrond Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht beigebruin
50
Boring:
25
bosgrond Zand, zeer fijn, zwak siltig, licht grijsbruin
50
Zand, zeer fijn, zwak siltig, neutraalbeige
0
0 1
50
B01
Boring: 0
0 1
bosgrond Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin
B02 0
0 1
20
2 50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelbeige
2 100
Zand, zeer fijn, zwak siltig, geelbeige
A24
2 50
bosgrond Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht beigebruin
bosgrond Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, geelbeige
50 3 100
3
4
150
150
150 4
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbeige
5
200
200 230
230
Zand, zeer fijn, sterk siltig, sterk humeus, donkerbruin
250
200
250
260
270
300
300
350
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, geelbeige
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs
Zand, zeer fijn, sterk siltig, sterk humeus, donkerbruin
300
350 370
400
400
Projectcode: 10023167
Opdrachtgever:
Boormeester:
Projectnaam: WDR.C5S.NEN
Locatie: plangebied Volksambdij te Ossendrecht
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Bijlage 3
Boring:
Pagina 5 van 7
Boorprofielen
B03
Boring:
0 1
0 6 15
2
tegel
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelbeige Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin
50
B04 1
50 2
70
3
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtbeige 3
100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak kolengruishoudend, lichtbruin
4
100
110
4 140
150
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelbeige
5
Boring:
Boring: 0
1
20
bosgrond Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbeige
2
50
160
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsbeige Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgeel
200
200
B05
0
5
150
6 200
200
braak Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak baksteenhoudend, lichtbruin
B06 0
0 1
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht beigebruin
2
50
bosgrond Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht grijsbruin
70
Zand, zeer fijn, zwak siltig, geelbeige
3 100
3
100
120
4
Zand, zeer fijn, zwak siltig, neutraalgeel
4 150
150 5
200
Boring:
5 200
B07
Boring: 0
0 1
Boring:
0 10
klinker
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak puinhoudend, lichtbeige
2
0
0 1
Boring: 1
B08
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalbeige
gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
50
50
B09
0
50
bosgrond Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin
50
50
200
200
B10 0 10
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbeige
1 50
klinker
60
70
Projectcode: 10023167
Opdrachtgever:
Boormeester:
Projectnaam: WDR.C5S.NEN
Locatie: plangebied Volksambdij te Ossendrecht
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Bijlage 3
Boring:
B11
Boring: 25
groenstrook Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht beigebruin
0
0 1 2 50
Boring:
B13 1 50
50
1
1
bosgrond Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, grijsbruin
1
klinker
B16 1
0 5 10
tegel Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgeel
60
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin
B18 0
0 1 50
60
bosgrond Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin
50
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbeige
1 50
0
0
Boring: 0 10
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin
B14
50
B17
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelbeige
2 50
50
tegel
20
50
50
Boring: 0
0 6
2
50
B15
0
Boring:
gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
B12
0
Boring: 0
0
Boring:
Pagina 6 van 7
Boorprofielen
groenstrook Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin
50
Projectcode: 10023167
Opdrachtgever:
Boormeester:
Projectnaam: WDR.C5S.NEN
Locatie: plangebied Volksambdij te Ossendrecht
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Bijlage 3
Boring:
Pagina 7 van 7
Boorprofielen
B19
Boring: 0
0 1
bosgrond Zand, zeer fijn, zwak siltig, neutraalbeige
B20 0
0 1
20
2 50
50
50
50
bosgrond Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, oranjegeel
Projectcode: 10023167
Opdrachtgever:
Boormeester:
Projectnaam: WDR.C5S.NEN
Locatie: plangebied Volksambdij te Ossendrecht
Getekend volgens NEN 5104
Mevr. C.B. De Weerd
Bijlage 4
Analyserapporten
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
Econsultancy H. Steenwoerd Rapenstraat 2 5831 GJ BOXMEER
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 11
: WDR.C5S.NEN : 10023167 : 11560115, versie nummer: 1
Rotterdam, 19-05-2010
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 10023167. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 11 pagina's. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Uitgebreide informatie over de door ons gehanteerde analysemethoden kunt u terugvinden in onze informatiegids. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 11
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11560115 - 1
Orderdatum 11-05-2010 Startdatum 11-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Analyse
Eenheid
Q
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-% g g
S S S
90.0 <1 geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
3.6
3.1
1.6
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS
S
<1
<1
1.4
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
S S S S S S S S S
<20 <0.35 <3 19 <0.10 40 <1.5 <5 <20
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 16 <1.5 <5 <20
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 <5 <20
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 <5 <20
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 15 <1.5 <5 <20
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN <0.01 naftaleen mg/kgds S 0.01 fenantreen mg/kgds S <0.01 antraceen mg/kgds S 0.14 fluoranteen mg/kgds S 0.14 benzo(a)antraceen mg/kgds S 0.13 chryseen mg/kgds S 0.07 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S 0.08 benzo(a)pyreen mg/kgds S 0.06 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S 0.07 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S 0.72 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S (0.7 factor)
<0.01 0.01 <0.01 0.02 0.02 0.02 0.01 0.01 0.02 0.02 0.14
<0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07
<0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07
<0.01 <0.01 <0.01 0.02 0.01 0.01 <0.01 0.01 0.01 <0.01 0.10
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds
001
S S S S
<1 <1 <1 <1
002
88.9 <1 geen
1)
<1 <1 <1 <1
003
81.5 <1 geen
1)
004
81.9 <1 geen
1)
<1 <1 <1 <1
005
91.0 <1 geen
1)
<1 <1 <1 <1
1)
<1 <1 <1 <1
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MMA1 A08 (0-50) A09 (0-20) A10 (0-50) A12 (0-20) A11 (0-20) A14 (0-50) A16 (0-10)
002
Grond (AS3000)
MMA2 A05 (20-50) A19 (0-10) A21 (0-50) A23 (0-50) A18 (10-50) A24 (0-25) A03 (0-20)
003
Grond (AS3000)
MMA3 A01 (100-150) A04 (70-100) A04 (130-180) A03 (50-100) A03 (150-200)
004
Grond (AS3000)
MMA4 A06 (90-130) A06 (150-200) A05 (100-150) A07 (100-150) A02 (50-100) A02 (150-200)
005
Grond (AS3000)
MMB1 B18 (0-50) B19 (0-50) B17 (10-60) B12 (6-20) B10 (0-50) B11 (0-25)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 11
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11560115 - 1
Orderdatum 11-05-2010 Startdatum 11-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Analyse
Eenheid
Q
001
PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor)
µg/kgds µg/kgds µg/kgds µg/kgds
S S S S
<1 <1 <1 4.9
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
S
<5 <5 <5 <5 <20
1)
2) 2) 2) 2) 2)
002 <1 <1 <1 4.9
<5 <5 <5 <5 <20
1)
2) 2) 2) 2) 2)
003 <1 <1 <1 4.9
14 130 200 310 650
1)
2) 2) 2) 2) 2)
004 <1 <1 <1 4.9
<5 <5 <5 <5 <20
1)
2) 2) 2) 2) 2)
005 <1 <1 <1 4.9
<5 <5 <5 <5 <20
1)
2) 2) 2) 2) 2)
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MMA1 A08 (0-50) A09 (0-20) A10 (0-50) A12 (0-20) A11 (0-20) A14 (0-50) A16 (0-10)
002
Grond (AS3000)
MMA2 A05 (20-50) A19 (0-10) A21 (0-50) A23 (0-50) A18 (10-50) A24 (0-25) A03 (0-20)
003
Grond (AS3000)
MMA3 A01 (100-150) A04 (70-100) A04 (130-180) A03 (50-100) A03 (150-200)
004
Grond (AS3000)
MMA4 A06 (90-130) A06 (150-200) A05 (100-150) A07 (100-150) A02 (50-100) A02 (150-200)
005
Grond (AS3000)
MMB1 B18 (0-50) B19 (0-50) B17 (10-60) B12 (6-20) B10 (0-50) B11 (0-25)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 11
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11560115 - 1
Orderdatum 11-05-2010 Startdatum 11-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
003
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
004
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
005
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1 2
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000 Het gehalte is indicatief i.v.m. overschrijding van de toegestane conserveertermijn volgens SIKB protocol 3001.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 11
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11560115 - 1
Orderdatum 11-05-2010 Startdatum 11-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Analyse
Eenheid
Q
006
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-% g g
S S S
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
<0.5
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS
S
<1
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
S S S S S S S S S
89.8 <1 geen
007
95.4 <1 geen
008
009
010
92.2 <1 geen
92.8 20 stenen
91.9 <1 geen
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 20 <1.5 <5 <20
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 <5 <20
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 <13 <1.5 <5 <20
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 15 <1.5 <5 29
<20 <0.35 <3 10 <0.10 34 <1.5 <5 53
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN <0.01 naftaleen mg/kgds S 0.01 fenantreen mg/kgds S <0.01 antraceen mg/kgds S 0.02 fluoranteen mg/kgds S 0.02 benzo(a)antraceen mg/kgds S 0.02 chryseen mg/kgds S 0.01 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S 0.02 benzo(a)pyreen mg/kgds S 0.02 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S 0.02 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S 0.15 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S (0.7 factor)
<0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 <0.01 0.07
<0.01 0.02 <0.01 0.02 <0.01 0.01 <0.01 0.01 <0.01 <0.01 0.10
0.03 0.40 0.09 0.58 0.28 0.24 0.13 0.22 0.14 0.16 2.3
<0.01 0.03 <0.01 0.04 0.03 0.03 0.02 0.03 0.02 0.02 0.22
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds
S S S S
1)
<1 <1 <1 <1
<1 <1 <1 <1
1)
1)
<1 <1 <1 <1
1)
<1 <1 <1 <1
1)
<1 <1 <1 <1
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
006
Grond (AS3000)
MMB2 B16 (5-10) B15 (0-50) B03 (6-15) B13 (0-50) B14 (0-50) B08 (0-50) B07 (0-50)
007
Grond (AS3000)
MMB3 B06 (70-120) B06 (150-200) B02 (50-100) B04 (70-110) B04 (140-160)
008
Grond (AS3000)
MMB4 B05 (100-150) B03 (50-100) B03 (150-200) B01 (50-100) B01 (150-200)
009
Grond (AS3000)
MMB5 B04 (0-50) B09 (10-20)
010
Grond (AS3000)
MB3-4 B03 (100-150)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 6 van 11
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11560115 - 1
Orderdatum 11-05-2010 Startdatum 11-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Analyse
Eenheid
Q
006
PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor)
µg/kgds µg/kgds µg/kgds µg/kgds
S S S S
<1 1.0 <1 5.2
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
S
<5 <5 <5 <5 <20
1)
2) 2) 2) 2) 2)
007 <1 <1 <1 4.9
<5 <5 <5 <5 <20
1)
2) 2) 2) 2) 2)
008 <1 <1 <1 4.9
<5 <5 <5 <5 <20
1)
2) 2) 2) 2) 2)
009 <1 <1 <1 4.9
<5 <5 <5 <5 <20
1)
2) 2) 2) 2) 2)
010 <1 <1 <1 4.9
<5 <5 <5 <5 <20
1)
2) 2) 2) 2) 2)
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
006
Grond (AS3000)
MMB2 B16 (5-10) B15 (0-50) B03 (6-15) B13 (0-50) B14 (0-50) B08 (0-50) B07 (0-50)
007
Grond (AS3000)
MMB3 B06 (70-120) B06 (150-200) B02 (50-100) B04 (70-110) B04 (140-160)
008
Grond (AS3000)
MMB4 B05 (100-150) B03 (50-100) B03 (150-200) B01 (50-100) B01 (150-200)
009
Grond (AS3000)
MMB5 B04 (0-50) B09 (10-20)
010
Grond (AS3000)
MB3-4 B03 (100-150)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 7 van 11
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11560115 - 1
Orderdatum 11-05-2010 Startdatum 11-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Monster beschrijvingen
006
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
007
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
008
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
009
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
010
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1 2
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000 Het gehalte is indicatief i.v.m. overschrijding van de toegestane conserveertermijn volgens SIKB protocol 3001.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 8 van 11
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11560115 - 1
Orderdatum 11-05-2010 Startdatum 11-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof
Grond (AS3000)
gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) lutum (bodem) barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3-cd)pyreen pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor) totaal olie C10 - C40
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, conform CMA/2/II/A.1 Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010 Grond: eigen methode. Grond (AS3000): conform AS3010-4 Conform AS3010-5, NEN 6961 (ontsluiting) en NEN 6966 (meting) Idem Idem Idem Conform AS3010-5, NEN 6961 (ontsluiting) en NEN-ISO 16772 (meting) Conform AS3010-5, NEN 6961 (ontsluiting) en NEN 6966 (meting) Idem Idem Idem Conform AS3010-6 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Conform AS3010-8 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3010-7
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 001 001 001 001 002 002 002 002
A8832899 A8833378 A8833380 A8833392 A8833393 A8833394 A8833395 A8832838 A8832879 A8833070 A8833750
07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010
06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 9 van 11
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11560115 - 1
Orderdatum 11-05-2010 Startdatum 11-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
002 002 002 003 003 003 003 003 004 004 004 004 004 004 005 005 005 005 005 005 006 006 006 006 006 006 006 007 007 007 007 007 008 008 008 008
A8833756 A8833767 A8833768 A8833053 A8833064 A8833071 A8833363 A8833399 A8832882 A8832889 A8832903 A8833060 A8833066 A8833752 A8833189 A8833216 A8833227 A8833708 A8833715 A8833757 A8508455 A8508462 A8833211 A8833694 A8833695 A8833714 A8833716 A8833052 A8833671 A8833680 A8833717 A8833742 A8508450 A8508456 A8833209 A8833711
07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010
06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 10 van 11
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11560115 - 1
Orderdatum 11-05-2010 Startdatum 11-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
008 009 009 010
A8833721 A8833291 A8833650 A8833215
07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010 07-05-2010
06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010 06-05-2010
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 11 van 11
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11560115 - 1
Orderdatum 11-05-2010 Startdatum 11-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Monsternummer:
003
Monster beschrijvingen
MMA3A01 (100-150) A04 (70-100) A04 (130-180) A03 (50-100) A03 (150-200)
Karakterisering naar alkaantraject benzine
C9-C14
kerosine en petroleum diesel en gasolie motorolie
C10-C16 C10-C28 C20-C36
stookolie
C10-C36
De C10 en C40 pieken zijn toegevoegd door het laboratorium en worden gebruikt als interne standaard.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
Econsultancy H. Steenwoerd Rapenstraat 2 5831 GJ BOXMEER
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 6
: WDR.C5S.NEN : 10023167 : 11561068, versie nummer: 1
Rotterdam, 19-05-2010
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 10023167. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 6 pagina's. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Uitgebreide informatie over de door ons gehanteerde analysemethoden kunt u terugvinden in onze informatiegids. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 6
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11561068 - 1
Orderdatum 14-05-2010 Startdatum 14-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Analyse
Eenheid
Q
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S S
<45 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
<45 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
<45 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 61
70 1.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 160
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S S
<0.2 <0.3 <0.3 <0.1 <0.2 <0.3 0.21 <0.3 <0.05
<0.2 <0.3 <0.3 <0.1 <0.2 <0.3 0.21 <0.3 <0.05
<0.2 <0.3 <0.3 <0.1 <0.2 <0.3 0.21 <0.3 <0.05
<0.2 <0.3 <0.3 <0.1 <0.2 <0.3 0.21 <0.3 <0.05
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53
<0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53
<0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53
<0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S cis-1,2-dichlooretheen µg/l S trans-1,2-dichlooretheen µg/l S som (cis,trans) 1,2µg/l S dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S som dichloorpropanen (0.7 µg/l S factor) tetrachlooretheen µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S
001
002
003
004
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
pb A02 A02 (130-230)
002 003 004
pb A03 A03 (290-390) pb B01 B01 (300-400) pb B02 B02 (270-370)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 6
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11561068 - 1
Orderdatum 14-05-2010 Startdatum 14-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Analyse
Eenheid
Q
001
002
003
004
trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan
µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S
<0.6 <0.6 <0.1 <0.2
<0.6 <0.6 <0.1 <0.2
<0.6 <0.6 <0.1 <0.2
<0.6 <0.6 <0.1 <0.2
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S
<25 <25 <25 <25 <100
<25 <25 <25 <25 <100
<25 <25 <25 <25 <100
<25 <25 <25 <25 <100
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
pb A02 A02 (130-230)
002 003 004
pb A03 A03 (290-390) pb B01 B01 (300-400) pb B02 B02 (270-370)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 6
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11561068 - 1
Orderdatum 14-05-2010 Startdatum 14-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
003
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
004
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 6
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11561068 - 1
Orderdatum 14-05-2010 Startdatum 14-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
barium
Grondwater (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik lood
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
molybdeen nikkel zink benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan totaal olie C10 - C40
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852 Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3110-5
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 002 002 002 003
B0891659 G8062168 G8062174 B0891667 G8062173 G8062176 B0993793
14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010
14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010
ALC204 ALC236 ALC236 ALC204 ALC236 ALC236 ALC204
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 6 van 6
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11561068 - 1
Orderdatum 14-05-2010 Startdatum 14-05-2010 Rapportagedatum 19-05-2010
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
003 003 004 004 004
G8062163 G8062170 B0891652 G8062143 G8062155
14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010
14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010
ALC236 ALC236 ALC204 ALC236 ALC236
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
Econsultancy H. Steenwoerd Rapenstraat 2 5831 GJ BOXMEER
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 5
: WDR.C5S.NEN : 10023167 : 11564506, versie nummer: 1
Rotterdam, 28-05-2010
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 10023167. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 5 pagina's. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Uitgebreide informatie over de door ons gehanteerde analysemethoden kunt u terugvinden in onze informatiegids. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 5
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11564506 - 1
Orderdatum 27-05-2010 Startdatum 27-05-2010 Rapportagedatum 28-05-2010
Analyse
Eenheid
Q
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S S
45 <0.8 <5 <15 <0.05 <15 <3.6 <15 <60
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S S
<0.2 <0.3 <0.3 <0.1 <0.2 <0.3 0.21 <0.3 <0.05
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S cis-1,2-dichlooretheen µg/l S trans-1,2-dichlooretheen µg/l S som (cis,trans) 1,2µg/l S dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S som dichloorpropanen (0.7 µg/l S factor) tetrachlooretheen µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S
001
<0.6 <0.6 <0.1 <0.1 <0.1 0.14 <0.2 <0.25 <0.25 <0.25 0.53 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1
1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2)
1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2)
1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2)
1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2)
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
pb A01-2 A01-2 (190-290)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 5
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11564506 - 1
Orderdatum 27-05-2010 Startdatum 27-05-2010 Rapportagedatum 28-05-2010
Analyse
Eenheid
Q
001
trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan
µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S
<0.6 <0.6 <0.1 <0.2
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S
<25 <25 <25 <25 <100
1) 2) 1) 2) 1) 2) 1) 2)
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning door de ministeries VROM en V&W. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
pb A01-2 A01-2 (190-290)
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 5
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11564506 - 1
Orderdatum 27-05-2010 Startdatum 27-05-2010 Rapportagedatum 28-05-2010
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1 2
Het gehalte is indicatief i.v.m. overschrijding van de toegestane conserveertermijn volgens SIKB protocol 3001. De periode tussen monsterneming en in behandeling nemen op het lab was groter dan de toegestane conserveertermijn volgens SIKB protocol 3001.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Econsultancy H. Steenwoerd Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 5
Analyserapport WDR.C5S.NEN 10023167 11564506 - 1
Orderdatum 27-05-2010 Startdatum 27-05-2010 Rapportagedatum 28-05-2010
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
barium
Grondwater (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik lood
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
molybdeen nikkel zink benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 factor) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 factor) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan totaal olie C10 - C40
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852 Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3110-5
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001
B0891651 G8062169 G8062175
14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010
14-05-2010 14-05-2010 14-05-2010
ALC204 ALC236 ALC236
Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Bijlage 5
Toetsingskader analyseresultaten AW = achtergrondwaarde 2000 S = streefwaarde I = interventiewaarde t.b.v. sanering(-sonderzoek)
voorkomen in:
Grondwater (µg/l opgelost, tenzij anders vermeld)
Grond/sediment (mg/kg droge stof)
Stof/niveau AW2000
I
S
I
I.
Metalen antimoon (Sb) arseen (As) barium (Ba) cadmium (Cd) chroom (Cr) chroom III chroom VI cobalt (Co) koper (Cu kwik (Hg) kwik (anorganisch) kwik (organisch) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) tin (Sn) vanadium (V) zink (Zn)
4,0 20 0,60 55 15 40 0,15 50 1,5 35 6,5 80 140
22 76 920* 13 180 78 190 190 36 4 530 190 100 720
10 50 0,4 1 20 15 0,05 15 5 15 65
II.
Anorganische verbindingen chloride cyaniden-vrij cyaniden-complex thiocyanaat
3 5,5 6,0
20 50 20
100 (Cl/l) 5 10 -
1500 1500 1500
III.
Aromatische verbindingen benzeen ethylbenzeen tolueen xylenen styreen (vinylbenzeen) fenol cresolen (som) dodecylbenzeen aromatische oplosmiddelen (som)
0,20 0,20 0,20 0,45 0,25 0,25 0,30 0,35 2,5
1,1 110 32 17 86 14 13 -
0,2 4 7 0,2 6 0,2 0,2 -
30 150 1000 70 300 2000 200 -
IV.
Polycyclische aromatische waterstoffen (PAK's) naftaleen antraceen fenantreen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen benzo(k)fluoranteen indeno(1,2,3cd)pyreen PAK (som 10)
1,5
40
0,01 0,0007 0,003 0,003 0,0001 0,003 0,0005 0,0003 0,0004 0,0004 -
70 5 5 1 0,5 0,2 0,05 0,05 0,05 0,05
Gechloreerde koolwaterstoffen vinylchloride dichloormethaan 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen 1,2-dichlooretheen (cis- en trans-) dichloorpropanen trichloormethaan (chloroform) 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen (Tri) tetrachloormethaan (Tetra) tetrachlooretheen (Per)
0,10 0,10 0,20 0,20 0,30 0,30 0,80 0,25 0,25 0,3 0,25 0,30 0,15
0,1 3,9 15 6,4 0,3 1 2 5,6 15 10 2,5 0,7 8,8
0,01 0,01 7 7 0,01 0,01 0,8 6 0,01 0,01 24 0,01 0,01
5 1000 900 400 10 20 80 400 300 130 500 10 40
monochloorbenzeen dichloorbenzenen trichloorbenzenen tetrachloorbenzenen pentachloorbenzeen hexachloorbenzeen
0,20 2,0 0,015 0,0090 0,0025 0,0085
15 19 11 2,2 6,7 2,0
7 3 0,01 0,01 0,003 0,0009
180 50 10 2,5 1 0,5
monochloorfenolen(som) dichloorfenolen (som) trichloorfenolen (som) tetrachloorfenolen (som) pentachloorfenol
0,045 0,20 0,0030 0,015 0,0030
54 22 22 21 12
0,3 0,2 0,03 0,01 0,04
100 30 10 10 3
PCB's (som 7) chloornaftaleen (som) monochlooranilinen (som) dioxine (som I-TEQ)
0,020 0,070 0,20
1 23 50 0,00018
0,01 -
0,01 6 30 -
V.
pentachlooraniline
20 60 625 6 30 100 75 0,3 75 300 75 800
kool-
0,000055 0,15
-
-
-
-
* De norm voor barium geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van antropogene bodemverontreiniging. Voor overige situaties is de norm voor barium tijdelijk buiten werking gesteld.
Bijlage 5
Toetsingskader analyseresultaten
voorkomen in:
Grondwater (µg/l opgelost, tenzij anders vermeld)
Grond/sediment (mg/kg droge stof)
Stof/niveau AW2000 VI.
VII.
Bestrijdingsmiddelen chloordaan DDT (som) DDE (som) DDD (som) DDT/DDE/DDD (som) aldrin dieldrin endrin drins (som) α-endosulfan α-HCH β-HCH χ-HCH (lindaan) HCH-verbindingen (som) heptachloor heptachloorepoxide (som) hexachloorbutadieen organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen(som landbodem) azinfos-methyl organotin verbindingen (som) tributyltin (TBT) MCPA atracine carburyl carbofuran 4-chloormethylfenolen (som) niet-chloorhoudende bestr.mid. (som)
Overige verontreinigingen asbest cyclohexanon dimethyl ftalaat diethyl ftalaat di-isobutylftalaat dibutyl ftalaat butyl benzylftalaat dihexyl ftalaat di(2-ethylhexyl)ftalaat ftalaten (som) minerale olie pyridine tetrahydrofuran tetrahydrothiofeen tribroommethaan ethyleenglycol diethyleenglycol acrylonitril formaldehyde isopropanol (2-propanol) methanol butanol (1-butanol) butylacetaat ethylacetaat methyl-tert-butyl ether (MTBE) methylethylketon
I
S
I
0,0200 0,20 0,10 0,020 0,015 0,00090 0,0010 0,0020 0,0030 0,00070 0,0020 0,003 0,40
4 1,7 2,3 34 0,32 4 4 17 1,6 1,2 4 4 -
0,02 ng/l 0,004 ng/l 0,009 ng/l 0,1 ng/l 0,04 ng/l 0,2 ng/l 33 ng/l 8 ng/l 9 ng/l 0,05 0,005 ng/l 0,005 ng/l -
0,2
0,0075 0,15 0,065 0,55 0,035 0,15 0,017 0,60 0,090
2,5 4 0,71 0,45 0,017 -
0,05-16 ng/l 0,02 29 ng/l 2 ng/l 9 ng/l -
0,7 50 150 50 100 -
2,0 0,045 0,045 0,045 0,070 0,070 0,070 0,045 190 0,15 0,45 1,5 0,20 5,0 8,0 2,0 2,5 0,75 3,0 2,0 2,0 2,0 0,20 2,0
100 150 82 53 17 36 48 220 60 5000 11 7 8,8 75 -
0,5 0,5 50 0,5 0,5 0,5 -
15000 5 600 30 300 5000 630 -
0,01 0,1 5 1 0,3 3 -
Bodemtypecorrectie Anorganische verbindingen
Lb = Lst *
a + b * % lut. + c * % org.st. a + b * 25 + c * 10
Lb is interventiewaarden geldend voor de te beoordelen bodem (mg/kg); Lst is interventiewaarde voor de standaardbodem (mg/kg);% lut. is gemeten percentage lutum in de te beoordelen bodem; % org. st. is gemeten percentage organisch stof in de te beoordelen bodem; A, B en C zijn constantenafhankelijk van de stof; Voor toepassing van de bodemtypecorrectie bij streefwaarden wordt in de bovenstaande formule de interventiewaarde vervangen door streefwaarde.
Bijlage 5
Toetsingskader analyseresultaten
STOF arseen barium beryllium cadmium chroom cobalt koper kwik lood nikkel tin vanadium zink
a 15 30 8 0,4 50 2 15 0,2 50 10 4 12 50
b 0,4 5 0,9 0,007 2 0,28 0,6 0,0034 1 1 0,6 1,2 3
c 0,4 0 0 0,021 0 0 0,6 0,0017 1 0 0 0 1,5
Organische verbindingen
Lb = Lst *
% org.st. 10
Lb is interventiewaarden geldend voor de te beoordelen bodem (mg/kg); Lst is interventiewaarde voor de standaardbodem (mg/kg); % org. st. is gemeten percentage organisch stof in de te beoordelen bodem; Voor bodems met gemeten organisch stofgehalten van meer dan 30% respectievelijk minder dan 2%, worden gehalten van respectievelijk 30% en 2% aangehouden. Voor toepassing van de bodemtypecorrectie bij streefwaarden wordt in de bovenstaande formule de interventiewaarde vervangen door streefwaarde.
Nader onderzoek
De tussenwaarde (T) is het toetsingscriterium ten behoeve van een nader onderzoek. Wordt de tussenwaarde overschreden, dan is een nader onderzoek, op korte termijn, noodzakelijk
T is de tussenwaarde; S is de streefwaarde en I is de interventiewaarde.
T = 0,5 * (S + I)
Bijlage 6
Rapportagegrenzen laboratorium
METALEN Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 5 mg/kgds 20 3 1.5 0.35 mg/kgds 15 mg/kgds 10 mg/kgds 0.1 mg/kgds 13 mg/kgds 5 mg/kgds 20 mg/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 10 ug/l 45 5 3.6 0.8 ug/l 1 ug/l 15 ug/l 0.05 ug/l 15 ug/l 15 ug/l 60 ug/l
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 0.05 mg/kgds 0.1 mg/kgds 0.05 mg/kgds 0.2 mg/kgds 0.1 mg/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.2 ug/l 0.3 ug/l 0.3 ug/l 0.3 ug/l 0.05 ug/l
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN Grond/Slib (waterbodem) Component Rap.grens Eenheid Naftaleen 0.01 mg/kgds Antraceen 0.01 mg/kgds Fenantreen 0.01 mg/kgds Fluoranteen 0.01 mg/kgds Benzo(a)antraceen 0.01 mg/kgds Chryseen 0.01 mg/kgds Benzo(a)pyreen 0.01 mg/kgds Benzo(ghi)peryleen 0.01 mg/kgds Benzo(k)fluoranteen 0.01 mg/kgds Indeno(1,2,3-cd)pyreen 0.01 mg/kgds Acenaftyleen 0.02 mg/kgds Acenafteen 0.02 mg/kgds Fluoreen 0.02 mg/kgds Pyreen 0.02 mg/kgds Benzo(b)fluoranteen 0.02 mg/kgds Dibenz(ah)antraceen 0.02 mg/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.2 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.05 ug/l 0.01 ug/l 0.02 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.05 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l
Component Arseen Barium Kobalt Molybdeen Cadmium Chroom Koper Kwik Lood Nikkel Zink
VLUCHTIGE AROMATEN Component Benzeen Tolueen Ethylbenzeen Xylenen Naftaleen
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN EN EOX Component 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen Dichloormethaan 1,1-dichloopropaan 1,2-dichloopropaan 1,3-dichloopropaan Cis1,2-dichlooretheen Trans 1,2-dichlooretheen Chloroform 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan Trichlooretheen Tetrachloormethaan Bromoform Monochloorbenzeen Dichloorbenzeen Vinylchloride EOX
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 0.5 mg/kgds 0.05 0.5 0.3 0.3 0.3 0.5 mg/kgds 0.5 0.5 mg/kgds 0.05 mg/kgds 0.05 mg/kgds 0.05 mg/kgds 0.01 mg/kgds 0.05 0.05 mg/kgds 0.3 mg/kgds
0.3
mg/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.06 ug/l 0.1 0.2 0.3 0.3 0.3 0.1 ug/l 0.1 0.6 ug/l 0.1 ug/l 0.1 ug/l 0.6 ug/l 0.1 ug/l 0.2 0.6 ug/l 0.6 ug/l 0,1 1
ug/l
Bijlage 6
Rapportagegrenzen laboratorium
MINERALE OLIE Component Fractie C10-C12 Fractie C12-C22 Fractie C22-C30 Fractie C30-C40 Totaal olie C10-C40
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 5 mg/kgds 5 mg/kgds 5 mg/kgds 5 mg/kgds 20 mg/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 10 ug/l 25 ug/l 25 ug/l 25 ug/l 100 ug/l
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 2 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 4 ug/kgds 2 ug/kgds 2 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds 1 ug/kgds
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.02 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.03 ug/l 0.03 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.01 ug/l 0.02 ug/l 0.01 ug/l 0.005 ug/l
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 0.5 %vdDS 0.5 %vdDS 0.5 %vdDS 0.5 %vdDS 0.5 %vdDS
Grondwater Rap.grens Eenheid Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt
Grond/Slib (waterbodem) Rap.grens Eenheid 20 mgN/kgds 10 mgP/kgds 150 mg/kgds 50 mg/kgds 0.1 mg/kgds 0.2 %vdDS 0.5 %vdDS
Grondwater Rap.grens Eenheid 0.15 mgN/l 0.05 mgP/l 15 mg/l 15 mg/l 5 ug/l Nvt Nvt Nvt Nvt
POLYCHLOORBIFENYLEN(PCB) Component PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 CHLOORBESTRIJDINGSMIDDELEN Component DDT (totaal) DDD (totaal) DDE (totaal) Aldrin Dieldrin Endrin Telodrin Isodrin Alfa-HCH Beta-HCH Gamma-HCH Heptachloor Heptachloorepoxide Alfa-endosulfan Hexachloorbenzeen KORRELGROOTTEVERDELING Component Min.delen 2um Min.delen 16um Min.delen 50um Min.delen 63um Min.delen 210um OVERIGE VERBINDINGEN Component Ammonium Fosfaat (tot.) Chloride Sulfaat Fenol (index) Calciet Organische stof (gloeiverlies)
Bijlage 7 Geraadpleegde bronnen
Informatiebron
Geraadpleegd (ja/nee)
Toelichting Datum kaartmateriaal
Informatie uit kaartmateriaal etc. Historische topografische kaart
ja
1838-2004
Luchtfoto
ja
Google Earth Datum kaartmateriaal
Informatie uit themakaarten Bodemkaart Nederland Grondwaterkaart Nederland
ja
www.bodemdata.nl
ja
Wateratlas Prov. Brabant Datum uitgevoerd
Informatie van opdrachtgever Historisch gebruik locatie
Huidig gebruik locatie Huidig gebruik belendende percelen (vanuit onderzoekslocatie) Toekomstig gebruik locatie
Calamiteiten/resultaten voorgaande bodemonderzoeken
Verhardingen/kabels en leidingen locatie
Opmerkingen
Opmerkingen
Contactpersoon
ja
1 oktober 2009
Dhr. B. Nieuwenhuizen
ja
1 oktober 2009
Dhr. B. Nieuwenhuizen
ja
1 oktober 2009
Dhr. B. Nieuwenhuizen
ja
1 oktober 2009
Dhr. B. Nieuwenhuizen
ja
1 oktober 2009
Dhr. B. Nieuwenhuizen
ja
1 oktober 2009
Dhr. B. Nieuwenhuizen
Informatie van gemeente
Datum uitgevoerd
Contactpersoon
Archief Bouw- en woningtoezicht
ja
21 januari 2010
Dhr. A.M.C. Boden
Archief Wet milieubeheer en Hinderwet
ja
21 januari 2010
Dhr. A.M.C. Boden
Archief ondergrondse tanks
ja
21 januari 2010
Dhr. A.M.C. Boden
Archief bodemonderzoeken
ja
21 januari 2010
Dhr. A.M.C. Boden
Gemeenteambtenaar milieuzaken
ja
21 januari 2010
Dhr. A.M.C. Boden
Informatie uit terreininspectie
Datum uitgevoerd
Historisch gebruik locatie
ja
6 mei 2010
Huidig gebruik locatie
ja
6 mei 2010
Huidig gebruik belendende percelen (vanuit onderzoekslocatie)
ja
6 mei 2010
Verhardingen
ja
6 mei 2010
Opmerkingen
Opmerkingen
Opmerkingen
Externe Veiligheid
09443.N02b Mollercollege in Ossendrecht Quickscan externe veiligheid datum: 7 september 2010
sa p
SCHOONDERBEEK E N PA RT N E R S A D V I E S B V
MILIEU, GELUID, BOUWADVIES, BRANDVEILIGHEID, RUIMTELIJKE ORDENING, BELEIDSADVIES
09443.N02b Mollercollege in Ossendrecht Quickscan externe veiligheid datum: 7 september 2010
INHOUD 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Inleiding Aanleiding en doel Huidige situatie Toekomstige situatie Opzet en reikwijdte onderzoek
2 2 2 2 2
2.1. 2.2. 2.3.
Beleidskader Plaatsgebonden risico Groepsrisico Verantwoordingsplicht
3 3 3 3
3.1. 3.2. 3.3.
Inventarisatie risicobronnen Risico’s door inrichtingen Risico’s door buisleidingen Risico door transport
4 4 5 5
Conclusies
6
2.
3.
4.
Blz.
Figuren:
1 t/m 3
Niets uit deze notitie mag worden vermenigvuldigd door middel van druk, fotokopiëren, microverfilming of enige andere methode, of worden vrijgegeven aan derden voor bestudering zonder uitdrukkelijke toestemming van de directie van: Schoonderbeek en Partners Advies BV.
EDE Klinkenbergerweg 30a, 6711 MK Postbus 374, 6710 BJ Ede T 0318 614 383 F 0318 614 251 E:
[email protected] TERNEUZEN Oostelijk Bolwerk 9, 4531 GP Terneuzen T 0115 649 680 F 0115 649 392 E:
[email protected] Bank: 66.61.58.347 Handelsregister: Arnhem 0909.2661 btw: NL.8053.02.530.B.01 Internet: www.spaede.nl Branchevereniging van advies-, management- en ingenieursbureaus
-2-
1.
INLEIDING
1.1.
Aanleiding en doel
09443.N02b
In opdracht van Econsultancy is een quickscan externe veiligheid uitgevoerd. De aanleiding daarvoor is de ruimtelijke onderbouwing, die nodig is voor de geplande ontwikkelingen rond de Volksabdij en haar directe omgeving aan de OLV ter Duinenlaan in Ossendrecht. De ruimtelijke onderbouwing is nodig omdat de plannen niet (geheel) passen binnen het van toepassing zijnde bestemmingsplan. Het doel van de quickscan is om een uitspraak te kunnen doen, of voor het initiatief verder (kwantitatief) onderzoek nodig is op dit vlak. Met de quickscan zijn risicobronnen in de omgeving van het plangebied geïnventariseerd, voor zover het plangebied zich binnen hun invloedsgebied bevindt. Op basis van de verzamelde informatie is een inschatting gegeven van eventuele vervolgacties. De bevindingen zijn in deze notitie gerapporteerd. 1.2.
Huidige situatie In figuur 1 is de situering van het plangebied en de directe omgeving te zien. De omgeving betreft een bosrijk gebied gelegen tussen Woensdrecht en Ossendrecht. Ten noordoosten is de provinciale weg N289 gelegen. Volledigheidshalve wordt gemeld dat zich op circa 2 km afstand noordelijk van het plangebied vliegbasis Woensdrecht is gelegen. Op dit moment is het Mollercollege gevestigd aan de OLV ter Duinenlaan 201/203 te Ossendrecht. De Volksabdij is gevestigd aan de OLV ter Duinenlaan 199, deze beschikt over een restaurant en een hotelfunctie. Daarnaast is hier de sector Maritiem van jeugdinrichting Almata gevestigd.
1.3.
Toekomstige situatie Behalve de ontwikkeling van De Volksabdij tot recreatieve poort van het Grenspark + is er de geplande nieuwbouw en verhuizing van het Mollercollege, naar de overzijde van de weg op het huidige sportveld. Daarnaast zijn onlangs uitbreidingen van de jeugdinrichting Almata gerealiseerd. Tot slot is in de toekomst verdere uitbreiding van de hotelfunctie gewenst. In figuur 2 is de voorlopige invulling van het plangebied geschetst. De locatie is direct bereikbaar voor brandweer en ambulances waarbij de nieuwbouw zal voldoen aan de laatste bouwkundige eisen. Door de ontwikkeling is er waarschijnlijk sprake van een verhoging van de personendichtheid als gevolg van de uitbreidingen. Vanwege dit aspect is mogelijk de verandering van de hoogte van het groepsrisico van belang voor dit onderzoek.
1.4.
Opzet en reikwijdte onderzoek Door de opdrachtgever is om een beoordeling van de externe veiligheid in relatie tot het initiatief gevraagd. Uitgangspunt daarbij is dat alleen een kwalitatieve analyse (quickscan) wordt uitgevoerd. In dit rapport wordt een eventuele kwalitatieve vervolgstudie aanbevolen.
Bestandsnaam: 09443 N02b Externe veiligheid Mollercollege Ossendrecht.docx Opslagdatum: 7 september 2010 15:41:00
-3-
09443.N02b
Het aanleveren van elementen voor het invullen van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico is niet voorzien. 2.
BELEIDSKADER In het veiligheidsbeleid wordt gewerkt met afstanden of gebieden. Voor het bestemmingsplan zijn twee gebieden van belang, te weten: PR-gebied: gebied waar plaatsgebonden risiconormen (PR) gelden en getoetst moeten worden. Invloedsgebied: gebied waar beoordeling en verantwoording van het groepsrisico (GR) nodig is.
2.1.
Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien deze zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren. Dit zijn lijnen die punten met eenzelfde risico met elkaar verbinden op een topografische kaart. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten (b.v. woningen) en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten (b.v. bepaalde bedrijfsgebouwen). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt voor nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6 contour mogen geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt.
2.2.
Groepsrisico Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het GR voor transport is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van tien of meer personen in de omgeving van een transportroute in een keer het dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden, legt dit vaak ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).
2.3.
Verantwoordingsplicht Voor het GR laat de rijksoverheid toepassing en verantwoording van de veiligheidnorm over aan de lokale en regionale overheid. Het invullen van de verantwoordingsplicht vormt een belangrijk onderdeel bij het opstellen van een bestemmingsplan. Algemeen geldt dat elke verandering van het groepsrisico een onderbouwing en verantwoording vereist1. 1
Ook in de nieuwe wetgeving voor aardgastransportleidingen wordt een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico opgenomen. Bestandsnaam: 09443 N02b Externe veiligheid Mollercollege Ossendrecht.docx Opslagdatum: 7 september 2010 15:41:00
-4-
09443.N02b
De verantwoordingsplicht omvat (samengevat) de volgende elementen die beoordeeld moeten worden: verandering van het groepsrisico mogelijkheden tot zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een incident of ramp mogelijke alternatieven (voor het ruimtelijk plan) mogelijkheden tot risicoreductie Op basis van het voorgaande wordt een uitspraak gedaan over de aanvaardbaarheid van het risico dat na alle maatregelen resteert. 3.
INVENTARISATIE RISICOBRONNEN Bij de inventarisatie van de risicobronnen die in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn, is gekeken naar: 1. inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden 2. buisleidingen 3. transportroutes van gevaarlijke stoffen Wat betreft de omvang van het onderzoeksgebied dat is beschouwd, is gelet op de aard van de risicobron. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat binnen het onderzoeksgebied geen nieuwe risicobronnen worden geïntroduceerd. Er is gebruik gemaakt van de volgende gegevensbronnen: Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (laatste wijziging 01-01-2010) Risico-atlassen en risicokaart (mei 2010) Programma van eisen nieuwe EV risicoanalyse weg (13-07-09) Programma van eisen nieuwe EV risicoanalyse water (10-07-09) Kaart buisleidingennetwerk Nederland Extra informatie verkregen van de opdrachtgever ontvangen op 23 april en 6 mei 2010 Notitie parkeer- en verkeersanalyse ontwikkeling Volksabdij en omgeving (7 april 2010)
3.1.
Risico’s door inrichtingen Uit de gegevens van de risicokaart (zie figuur 3) blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen inrichtingen zijn gelegen of (opslag)activiteiten plaatsvinden, die in het kader van dit onderzoek relevant zijn. Volledigheidshalve staan in onderstaande tabel de drie inrichtingen vermeld die binnen een straal van 1000 meter van het plangebied liggen. PR 10-6 contour
toetsingsafstand
werkelijke afstand**
Inrichting
betreft
relevant
Familyland
propaan en chloorbleekloog
45 meter
90 meter*
510 meter
nee
W.J.H. Hendrickx
propaan
25 meter
370 meter
420 meter
nee
De Plantage
chloorbleekloog
0 meter
150 meter*
780 meter
nee
* bron Gevarenkaart 9, tabel 2c voor een indicatieve afstand in een worst case scenario waarbij letale effecten kunnen optreden ** gemeten tot het dichtstbijzijnde deelplangebied met relevante verblijftijden van personen het Moller college
Bestandsnaam: 09443 N02b Externe veiligheid Mollercollege Ossendrecht.docx Opslagdatum: 7 september 2010 15:41:00
-5-
09443.N02b
De toetsingsafstand van W.J.H. Hendrickx valt voor een deel over het plangebied met de functie natuur (afstand 340 meter) hier zijn echter geen permanente verblijfstijden van personen en derhalve niet relevant. Conclusie: externe veiligheid als gevolg van inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden is geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. 3.2.
Risico’s door buisleidingen Uit de kaart van het buisleidingennetwerk in Nederland en de risicokaart is afgeleid dat zich binnen of in de buurt van het plangebied geen relevante buisleidingen bevinden. Volledigheidshalve wordt vermeld dat een transportcorridor van buisleidingen op ongeveer 150 meter ten noorden van het plangebied ligt. Het dichtstbijzijnde deelplangebied met langere verblijftijden van personen is van het Moller college dat op ongeveer 420 meter van de dichtstbijzijnde buisleiding van de transportcorridor ligt. Volgens tabel 1 van de circulaire Zonering langs hogedruk aardgasleidingen (1984)2 is bij de maximale werkdruk van 66 bar en de grootst mogelijke diameter van 36 inch, de toetsingsafstand van 115 meter. Aangezien de afstand tot het plangebied groter is, is de transportcorridor niet relevant op basis van huidige regelgeving. Het huidige beleid ten aanzien van hoge druk aardgastransportleidingen wordt momenteel herzien. De nieuwe regeling (Besluit externe veiligheid buisleidingen) zal naar verwachting normen voor het PR en een verantwoordingsplicht voor het GR bevatten (analoog aan het Bevi). Hierbij word gesproken van het invloedsgebied van buisleidingen waarbij het invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitgrens. De Gasunie geeft aan dat bij de aangegeven druk en diameter de 1% letaliteitgrens op 430 meter ligt. De personendichtheid binnen dit gebied is gering en de bebouwing van het plan valt buiten de 430 meter. Gelet op het voorgaande is de transportcorridor ook niet relevant op basis van de toekomstige nieuwe regeling zoals deze momenteel is opgesteld. Conclusie: Externe veiligheid als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.
3.3.
Risico door transport
3.3.1.
Wegtransport Het plangebied ligt op ongeveer 160 meter afstand van de N289 (Putseweg) met de functie natuur. Het dichtstbijzijnde deelplangebied met langere verblijftijden van personen is van het Moller college dat op 240 meter van de N289 (Putseweg). In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2006) is vastgelegd dat er in principe geen beperkingen gelden aan het ruimtegebruik in een gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. De N289 (Putseweg) is een doorgaande weg waarover vrachtverkeer rijdt. Gelet op de vervoersintensiteit van het vrachtverkeer en het gemiddelde aandeel transporten met gevaarlijke stoffen daarbinnen (rond de 500/jaar GF3, bron: gemeente Woensdrecht), wordt op grond van vuistregels niet verwacht dat er sprake is van enig risico.
2
Het vervangend Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt in 2011 verwacht.
Bestandsnaam: 09443 N02b Externe veiligheid Mollercollege Ossendrecht.docx Opslagdatum: 7 september 2010 15:41:00
-6-
09443.N02b
Conclusie: externe veiligheid als gevolg van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. 3.3.2.
Transport over water In de onmiddellijke nabijheid van het plangebied bevindt zich geen vaarweg. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water is daarom niet aan de orde. Conclusie: het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.
3.3.3.
Railverkeer Binnen een afstand van een kilometer van het plangebied ligt geen spoorweg. Met het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor hoeft geen rekening te worden gehouden. Conclusie: het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.
3.3.4.
Vliegverkeer Formeel is het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht geen item voor externe veiligheid. Op basis van vliegbewegingen kunnen eventueel PR contouren berekend worden, maar het plangebied ligt op ongeveer 2 kilometer afstand van de vliegbasis Woensdrecht. De start- en landingsbaan liggen op ongeveer 4 kilometer afstand, waarbij wordt aangetekend dat de aan- en afvliegroute niet over het plangebied liggen. Het plangebied ligt verder niet in het beperkingengebied. Op basis daarvan is het luchtverkeer in dit kader niet relevant. Conclusie: het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.
4.
CONCLUSIES Op basis van de uitgevoerde inventarisatie en beoordeling externe veiligheid kan geconcludeerd worden dat er geen vervolgonderzoek of verantwoording van het groepsrisico nodig is. Er bestaan vanwege externe veiligheid geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Schoonderbeek en Partners Advies BV
ir. R.J.P. Henderickx
Bestandsnaam: 09443 N02b Externe veiligheid Mollercollege Ossendrecht.docx Opslagdatum: 7 september 2010 15:41:00
ir. R. van den Dungen
Schoonderbeek en Partners Advies BV
SITUATIE
Locatie plangebied
Bestandsnaam: 09443 N02b Externe veiligheid Mollercollege Ossendrecht.docx Opslagdatum: 7 september 2010 15:41:00
09443.N02b Figuur 1
Schoonderbeek en Partners Advies BV
PLATTEGROND
Plangebied
Bestandsnaam: 09443 N02b Externe veiligheid Mollercollege Ossendrecht.docx Opslagdatum: 7 september 2010 15:41:00
09443.N02b Figuur 2
Schoonderbeek en Partners Advies BV
GEVARENKAART
Locatie plangebied
Bestandsnaam: 09443 N02b Externe veiligheid Mollercollege Ossendrecht.docx Opslagdatum: 7 september 2010 15:41:00
09443.N02b Figuur 3
SPA, uw eigen adviseur voor: MILIEU
RUIMTELIJKE ORDENING
Aanvraag vergunningen (Wm, Wvo, Wabo) ABM toets/Proteus II Afvalpreventie onderzoek Akoestisch- en of trillingsonderzoek BBT/IPPC Bedrijfsmilieuplan Biobrandstoffen Bio-energie Brandveiligheid en brandcompartimentering Brzo/VBS Duurzaamheid Energiebesparing onderzoek Externe veiligheid (PR, GR, risico-analyse) Gas/stofontploffing (ATEX) Geurhinder Luchtkwaliteit (NER, BEES, BEMS) Luchtkwaliteit op de werkplek Meldingen activiteitenbesluit (BARIM) Milieuverslagen Milieuzorgsysteem KAM-zorg Onderzoek Luchtkwaliteit Opslag gevaarlijke stoffen Reach Trillingsonderzoek Wet geurhinder en veehouderij (Wgv)
GELUID Advies geluidbelaste locaties Geluidonderzoek agrarische bedrijven Geluidonderzoek BARIM Geluidonderzoek Wet milieubeheer Geluidwering van gevels Horecalawaai Geluid op de werkplek Productontwikkeling Railverkeerlawaai Referentieniveaumetingen Wegverkeerlawaai Zonering industrieterreinen Herzonering industrieterreinen Dezonering industrieterreinen
Archeologisch onderzoek Bestemmingsplanprocedures en projectbesluit Bodemonderzoek Bouwen op milieubelaste locaties Ecologisch onderzoek Externe veiligheid Geluidbelaste locaties Haalbaarheidscan Luchtkwaliteit onderzoek Milieuzonering Omgevingsvergunning Planschade risicoanalyse Quickscan locatieontwikkeling Ruimtelijke onderbouwing Spuitzones agrarische bedrijven Watertoets Weg- en railverkeerslawaai Wet geurhinder en veehouderij
BELEIDSADVIES Beleidsregel luchtkwaliteit en RO Duurzaamheidprojecten Gebiedsgericht uitvoeringsgericht Geluidbeleid Geluidkaarten Hogere grenswaarden beleid Milieukundige begeleiding bij ruimtelijke plannen Provinciaal actieplan geluid .
BOUWADVIES Binnenmilieu Duurzaam bouwen Bouwfysica van gevels en daken Energiezuinigheid (epn) Bouwen op geluidbelaste locaties Contactgeluid Geluid van gebouwinstallaties Geluidisolatie Geluidwering gevels Luchtdichtheid Toetsing Bouwbesluit Vochtbeheersing Zaalakoestiek Zomercomfort
BRANDVEILIGHEID Beoordeling en advies bestaande situaties Bouwbesluit/bouwvergunning Brand beheersen in grote compartimenten Brandoverslag stralingsberekeningen Industriële brandveiligheid Veilige ontvluchting
SPA Ede Postbus 374 6710 BJ EDE Klinkenbergerweg 30a 6711 MK EDE T: 0318 614 383 F: 0318 614 251 E:
[email protected]
SPA Terneuzen
Oostelijk Bolwerk 9 4531 GP TERNEUZEN T: 0115 649 680 F: 0115 649 392 E:
[email protected]
www.spaede.nl
Flora en fauna
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING .............................................................................................................................1
2.
BESCHERMING CONFORM DE NATIONALE WETGEVING .................................................2
3.
GEBIEDSBESCHRIJVING......................................................................................................2 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving.............................................................2 Kwalificerende habitattypen en soorten binnen het Natura 2000-gebied Brabantse Wal 3 Instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebied Brabantse Wal...............................4 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie ..............................................................5 Te verwachten werkzaamheden en ingrepen ...............................................................5
4.
EFFECTEN OP HABITATTYPEN EN SOORTEN BINNEN DE BRABANTSE WAL.................5
5.
CONCLUSIE ........................................................................................................................16
10023133 WDR.C5S.ECO2
1.
INLEIDING
Econsultancy heeft van gemeente Woensdrecht opdracht gekregen voor het uitvoeren van een voortoets (oriënterende fase) natuurbeschermingswet 1998 betreffende het plangebied 'Volksabdij' te Ossendrecht in de gemeente Woensdrecht. De voortoets natuurbeschermingswet 1998 is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging en ontwikkeling van de onderzoekslocatie. De toets dient tevens ter aanvulling op de door Econsultancy op de onderzoekslocatie uitgevoerde quickscan flora en fauna (rapport 09103602). De voortoets is uitgevoerd met als doel om vast te stellen of er op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen, (significante) gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. (Significante) gevolgen bij Natura 2000-gebieden zijn gevolgen die in strijd zijn met de instandhoudingdoelstelling van het betreffende gebied. Uit een objectieve beoordeling blijkt of er, indien noodzakelijk, ter onderbouwing van de bestemmingsplanwijziging een verslechterings- en verstoringstoets dan wel passende beoordeling dient te worden uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd middels het verrichten van een bureauonderzoek. Op deze wijze is inzicht verkregen in de effecten die de ingreep op de onderzoekslocatie kan hebben op het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. Econsultancy bv is lid van de branchevereniging "Netwerk Groene Bureaus" en werkt volgens de door het Netwerk opgestelde gedragscode en protocollen.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 1 van 16
2.
BESCHERMING CONFORM DE NATIONALE WETGEVING
De Natuurbeschermingswet 1998 heeft tot doel bijzondere natuurgebieden in Nederland te beschermen en in stand te houden. De wet omvat onder andere de richtlijnen van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn ten aanzien van gebiedsbescherming. Doordat de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn beide zijn opgenomen in de Natura 2000 wetgeving, zullen de termen “habitatrichtlijngebied” en “vogelrichtlijngebied” komen te vervallen. De betreffende gebieden worden momenteel opgenomen en aangewezen als Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Europese Unie. Handelingen die een negatieve invloed hebben op gebieden die binnen dit netwerk vallen, worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Vastgesteld zal moeten worden of er op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen, significante gevolgen kan hebben voor de aangewezen gebieden. Significante gevolgen bij Natura 2000-gebieden zijn gevolgen die in strijd zijn met de instandhoudingsdoelen van het gebied. Voor een dergelijk onderzoek kan in eerste instantie worden volstaan met een voortoets of zogenaamde "oriënterende fase". Uit het onderzoek zal moeten blijken welke van de onderstaande situaties aan de orde zijn: 1. 2. 3.
Er is zeker geen negatief effect. Dit betekent dat er geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is. Er is wel een mogelijk negatief effect, maar dit is zeker geen significant negatief effect. Dit betekent dat vergunningverlening aan de orde is. Omdat het effect zeker niet significant is, volstaat daarvoor de zogenoemde verslechterings- en verstoringstoets. Er is een kans op een significant negatief effect. Dit betekent dat vergunningverlening aan de orde is. Omdat er een kans op een significant negatief effect bestaat, is een passende beoordeling vereist.
3.
GEBIEDSBESCHRIJVING
3.1
Huidig gebruik onderzoekslocatie
Het plangebied Volksabdij, ter plaatse van het Mollercollege en de Volksabdij ‘OLV ter Duinen’, is gelegen aan de OLV ter Duinenlaan in het bosgebied tussen de kernen van Ossendrecht en Hoogerheide in de gemeente Woensdrecht. Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 49 G (schaal 1:25.000), zijn de coördinaten van het midden van de onderzoekslocatie X = 82.180, Y = 380.610. De onderzoekslocatie is grotendeels gelegen in het kilometerhok 82/380. Een klein gedeelte van het noordelijke deelgebied is gelegen in het kilometerhok 81/380. De gehele onderzoekslocatie is gelegen in het bosgebied 'Vluchtheuvel' ten westen van de rijksweg Putseweg (N289). Het bos betreft een gemengd bos met voornamelijk dennen, eiken en berken. Ten noordwesten van de Volksabdij en ten zuidoosten van het Mollercollege is een grote vijver aanwezig met een parkachtige karakter. Verder zijn er in het bos enkele vennen aanwezig, zoals het Moseven. Het plangebied is opgedeeld in drie deellocaties; Deellocatie I bestaat uit drie grasvelden, die worden gebruikt als sportveld. De twee oostelijke gras/sportvelden worden gescheiden door een bomen rij. De scheiding tussen de oostelijke velden en het westelijke gras/sportveld bestaat uit bomen en een onverhard pad.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 2 van 16
Deellocatie II betreft het Mollercollege, gevestigd aan de Onze Lieve Vrouwen (OLV) ter Duinenlaan 201/203, en bevindt zich circa 100 meter ten zuidoosten van deellocatie I. De bebouwing van het Mollercollege bestaat uit een hoofdgebouw en enkele kleine bijgebouwen als fietsenstalling, gymzaal en kantoorruimte. In het hoofdgebouw bevinden zich onder meer leslokalen, gymzalen en een kantine. De bakstenen bebouwing van het Mollercollege is voorzien van spouwmuren met open stootvoegen en een platdak. Het schoolterrein is deels verhard, voornamelijk door middel van klinkers. Op de onverharde delen van het schoolterrein zijn enkele bomen en struiken aanwezig. Te plaatse van het Mollercollege zijn 50 parkeerplaatsen aanwezig. Deellocatie III, ten zuiden van deellocatie II, betreft een gedeelte van het terrein van de Volksabdij. De volksabdij, gevestigd aan de OLV ter Duinenlaan 199, beschikt over een restaurant en een hotelfunctie. Een deel van de ruimten van de volksabdij wordt op dit moment verhuurd aan de jeugdinrichting Almata. Daarnaast is hier de sector Maritiem van jeugdinrichting ‘Den Engh’ gevestigd. Deellocatie III is gelegen tussen het abdijgebouw, het onderwijsgebouw, het cellengebouw en de OLV ter Duinenlaan. Te plaatse van de Volksabdij zijn 90 parkeerplaatsen aanwezig. 3.2
Kwalificerende habitattypen en soorten binnen het Natura 2000-gebied Brabantse Wal
Het plangebied Volksabdij is gelegen binnen het Natura 2000-gebied De Brabantse Wal (figuur 1). De Brabantse Wal vormt het westelijke uiteinde van het Pleistocene zandgebied van Zuid-Nederland. Door de eroderende werking van de Schelde is een voor Nederlandse begrippen spectaculaire overgang ontstaan van het zandlandschap naar het Zeeuwse kleilandschap: de 'wal'. Bovenop deze wal is een gebied gelegen met bossen, droge en natte heiden, landbouwontginningen, kleine stuifzanden en enkele van Brabants grootste vennen. Een groot deel van dit gebied is aangemeld onder de Vogelrichtlijn, een kleiner (zuidelijk gelegen) deel onder de Habitatrichtlijn. De Brabantse Wal is aangewezen voor enkele soorten broedvogels vanuit de habitatrichtlijn. Het betreft hier de soorten Dodaars (Tachybaptus ruficollis), Geoorde fuut (Podiceps nigricollis), Wespendief (Pernis apivorus), Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus), Zwarte specht (Dryocopus martius) en Boomleeuwerik (Lullula arborea).
Figuur 1 Ligging van de onderzoekslocatie Volksabdij (pijl) ten opzichte van Nature 2000-gebied Brabantse Wal (blauw). Bron: Provincie Noord-Brabant.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 3 van 16
Het gebied is aangewezen als Natura 2000-gebied in verband met het voorkomen van de volgende habitattype:
Psammofiele heide met Calluna en Genista (H2310). Verkorte naam: Stuifzandheiden met struikhei; Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen (H2330). Verkorte naam: Zandverstuivingen; Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten (Littorelletalia uniflorae) (H3110). Verkorte naam: Zeer zwakgebufferde vennen; Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of IsoëtoNanojuncetea (H3130). Verkorte naam: Zwak gebufferde vennen; Dystrofe natuurlijke poelen en meren (H3160). Verkorte naam: Zure vennen; Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix (H4010). Verkorte naam: Vochtige heiden, hogere zandgronden (subtype A).
De Brabantse Wal is daarnaast vanuit de Habitatrichtlijn aangewezen als speciale beschermingszone voor de soorten kamsalamander (Triturus cristatus), en drijvende waterweegbree (Luronium natans). 3.3
Instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebied Brabantse Wal
Algemene doelen zijn behoud en indien van toepassing herstel van:
De bijdrage van het Natura 2000 gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. De bijdrage van het Natura 2000 gebied aan de ecologische samenhang van het Natura 2000 netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. De ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitats en soorten. De natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd. Gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd.
Habitatrichtlijn: habitattypen
Psammofiele heide met Calluna en Genista: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit. Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit. Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten (Littorelletalia uniflorae): behoud oppervlakte en kwaliteit. Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of IsoëtoNanojuncetea: behoud oppervlakte en kwaliteit. Dystrofe natuurlijke poelen en meren: behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit. Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit vochtige heiden,hogere zandgronden (subtype A).
Habitatrichtlijn: soorten
Kamsalamander: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. Drijvende waterweegbree: uitbreiding omvang en kwaliteit biotoop voor behoud populatie.
Vogelrichtlijn: broedvogels
Dodaars: behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 40 paren. Geoorde fuut: behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 40 paren. Wespendief: behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 10 paren. Nachtzwaluw: behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 80 paren. Zwarte specht: behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 40 paren. Boomleeuwerik: behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 100 paren.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 4 van 16
3.4
Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie
De gemeente Woensdrecht is voornemens om ten behoeve van het Mollercollege nieuwbouw te realiseren. De locatie van de Volksabdij zal zich in de toekomst verder ontwikkelingen als recreatieve trekpleister. De volksabdij is voornemens de hotel- en horecafunctie uit te breiden. Tevens zal ter plaatse een klimbos worden gerealiseerd. Tegelijkertijd wordt de mogelijkheid open gehouden om de bebouwing die nu in gebruik is door Almata tevens te betrekken bij de hotelfunctie van de Volksabdij. 3.5
Te verwachten werkzaamheden en ingrepen
De huidige bebouwing van het Mollercollege zal ten behoeve van onderhavig plan worden gesloopt en krijgt voor een deel horecabestemming. Het nieuwe gebouw van het college wordt gerealiseerd op de tegenover gelegen sportvelden aan de OLV Ter Duinenlaan. De locatie van de Volksabdij zal door de ontwikkeling van horeca- en hotelfunctie uitgroeien tot een zogenaamde recreatieve A-poort waarbij jaarlijks circa 200.000 bezoekers zullen worden aangetrokken die vanaf deze locatie de omliggende natuurgebieden bezoeken. Op basis van het maximaal aantal bezoekers per jaar is sprake van een parkeervraag van 484 plaatsen. Voor het behalen van de parkeervraag dienen in totaal 344 parkeerplaatsen te worden aangelegd. 4.
EFFECTEN OP HABITATTYPEN EN SOORTEN BINNEN DE BRABANTSE WAL
In de effectenindicator van het Ministerie van LNV zijn de meest voorkomende storende factoren met betrekking tot Natura 2000-gebieden beschreven. De effectenindicator onderscheidt 19 storende factoren. De definities van de beschermde habitattypen komen overeen voor de gehele Europese Unie. De storende factoren zijn daarom internationaal van toepassing. In tabel I is weergegeven in hoeverre de habitattypen en aangewezen soorten binnen het Natura 2000-gebied Brabantse Wal gevoelig zijn voor de door LNV beschreven storende factoren. Een soort of habitattype is gevoelig voor een storende factor als ‘in zijn algemeenheid’ het voorkomen van de storende factor leidt tot negatieve effecten op een soort of habitattype. Negatieve effecten kunnen de gunstige staat van instandhouding beïnvloeden. Per storende factor zal een korte toelichting worden gegeven. Vervolgens wordt aangegeven in welke mate deze storende factor te verwachten is als gevolg van de voorgenomen ingreep op de onderzoekslocatie.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 5 van 16
Tabel I
Storende factoren conform effectenindicator Ministerie LNV Storende factor
Van toepassing
Bijzonderheden
1.
Oppervlakteverlies
x
alle habitattypen en (broedvogel)soorten; alleen bij ingrepen binnen Natura 2000
2.
Versnippering
x
alle habitattypen soorten
3.
Verzuring
x
enkele habitattypen en soorten
4.
Vermesting
x
alle habitattypen en enkele (broedvogel)soorten
5.
Verzoeting
zeer zwakgebufferde vennen
6.
Verzilting
alle habitattypen, drijvende waterweegbree en kamsalamander
7.
Verontreiniging
x
alle habitattypen en soorten
8.
Verdroging
x
enkele habitattypen en enkele (broedvogel)soorten
9.
Vernatting
en
(broedvogel)-
enkele habitattypen en enkele broedvogelsoorten
10. Verandering stroomsnelheid
drijvende waterweegbree
11. Verandering overstromingsfrequentie
enkele habitattypen en enkele (broedvogel)soorten
12. Verandering dynamiek substraat
enkele (broedvogel)soorten
13. Verstoring door geluid
x
enkele broedvogelsoorten
14. Verstoring door licht
x
alle broedvogelsoorten
15. Verstoring door trilling
x
onbekend voor kamsalamander
16. Optische verstoring
x
alle habitattypen en enkele soorten
17. Verstoring door mechanische effecten
x
alle habitattypen en enkele soorten
18. Verandering in populatiedynamiek
x
alle habitattypen en soorten
19. Bewuste verandering soortensamenstelling
alle habitattypen, drijvende waterweegbree en kamsalamander
Niet alle storende effecten treden bij ingrepen in en in de omgeving van Natura 2000-gebieden ook daadwerkelijk op. De effectenindicator van LNV richt zich, ten aanzien van het gebied Brabantse Wal, bij de activiteit “landrecreatie” voornamelijk op de factoren 1, 7, 13, 14, 16 en 17. Door de intensivering van onder andere het plaatselijke weggebruik is eveneens de activiteit "weg" meegenomen. Naast de reeds genoemde factoren kunnen ten aanzien van de voorgenomen ingreep eveneens de factoren 2, 3, 4, 8, 15 en 18 optreden. Deze toets beperkt zich derhalve tot deze 12 factoren.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 6 van 16
Verzoeting, verzilting, vernatting, verandering van stroomsnelheid en overstromingsfrequentie, verandering dynamiek substraat, verstoring door trilling en bewuste verandering soortensamenstelling treden, ten aanzien van Brabantse Wal, over het algemeen gesproken niet op bij landrecreatie of de aanleg van een weg. De factoren die aangemerkt zijn door LNV als zijnde mogelijk van toepassing bij landrecreatie en, in kader van de voorgenomen ingreep, de intensivering van onder andere het plaatselijke weggebruik worden hieronder besproken: 1. Oppervlakteverlies Oppervlakteverlies is afname beschikbaar oppervlak leefgebied soorten en/of habitattypen. Interactie andere factoren: verlies van oppervlakte leidt tot verkleining en in sommige gevallen ook tot versnippering van het leefgebied (zie aldaar). Een kleiner gebied heeft bovendien meer te leiden van randinvloeden: vaak is de kwaliteit van het leefmilieu aan de rand minder goed dan in het centrum van het gebied. Op deze manier leidt verlies oppervlakte mogelijk ook tot een grotere gevoeligheid voor bijvoorbeeld verdroging, verzuring of vermesting. Werking: door afname van het beschikbare oppervlak neemt ook het aantal individuen van een soort af. Om duurzaam te kunnen voortbestaan moet elke soort uit een minimum aantal individuen bestaan; bij diersoorten wordt meestal van een minimum aantal paartjes (reproductieve eenheden) gesproken. Wanneer een populatie te klein wordt neemt de kans op uitsterven toe, zeker als deze populatie geen onderdeel uitmaakt van een samenhangend netwerk van leefgebieden. Bij een populatie die uit te weinig individuen bestaat, neemt ook de kans op inteelt toe en dus de genetische variatie af. Hierdoor wordt een populatie kwetsbaar voor veranderingen tengevolge van bijvoorbeeld predatie, extreme seizoensinvloeden of ziekten. Ook habitattypen kennen een ondergrens voor een duurzame oppervlakte.
De ontwikkeling van het plangebied Volksabdij vindt plaats binnen het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. Er is sprake van verstoring van oppervlakteverlies als er (potentieel) leefgebied voor aangewezen soorten of oppervlakte kwalificerend habitat verdwijnt. Verspreidingsgegevens van Provincie Noord Brabant omtrent aanwezige kwalificerende soorten binnen het gebied Brabantse Wal geven aan dat er binnen het plangebied Volksabdij of in de directe omgeving hiervan, een minimaal aantal (broedvogel)soorten aanwezig is (figuur 2). Eén enkel territorium van nachtzwaluw is in 2007 circa 400 meter ten zuidwesten van het plangebied gekarteerd. Daarnaast zijn gedurende de periode 2004 - 2008, 2 territoria van boomleeuwerik gekarteerd circa 850 meter ten zuidoosten en circa 1.000 meter ten zuidwesten van het plangebied. Verder wordt door de Provincie Noord-Brabant aangegeven dat zich circa 1.100 meter ten zuidoosten van het plangebied het centrum van het territorium van wespendief bevindt. Hier bevindt zicht tevens habitat met kamsalamander. Overige territoria of habitat met kwalificerende soorten zijn op grotere afstand gelegen van het plangebied. Territoria van kwalificerende soorten zijn niet binnen het plangebied aanwezig en tevens gelegen op geruime afstand hiervan. Daarnaast stellen de betreffende kwalificerende (broedvogel)soorten specifieke eisen aan het leefgebied. In de huidige situatie van het plangebied is geen geschikt leefgebied voor kwalificerende soorten aanwezig en is het voorkomen of de aanwezigheid van territoria niet aannemelijk.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 7 van 16
Figuur 2 Schematische ligging van het plangebied Volksabdij (groene layer) ten opzichte van nabijgelegen territoria van kwalificerende (broedvogel)soorten. Bron: Google
Op circa 100 meter ten oosten van het plangebied is het Moseven gelegen. Het ven omvat het habitattype zwakgebufferde vennen. In zuidwestelijk richting is op circa 120 meter afstand het habitattype Stuifzandheiden met struikhei aanwezig. Door de ingreep binnen het plangebied zal geen kwalificerende habitat verdwijnen.
N289 (Putseweg)
Abdijlaan
OLV ter Duinenlaan
N289 (Putseweg) Figuur 3 Ligging van het plangebied Volksabdij (pijl) ten opzichte van de nabijgelegen habitattypen; stuifzanden met struikhei (lichtpaars) en zwakgebufferde vennen (donkerblauw) en de ontsluitingswegen (stippellijn) Bron: Provincie Noord-Brabant.
Conclusie: van oppervlakteverlies is geen sprake, omdat binnen het plangebied geen territoria van en geschikt habitat voor kwalificerende soorten aanwezig is. Daarnaast is er binnen het plangebied geen kwalificerend habitat aanwezig waardoor bij de voorgenomen ingreep geen verlies van oppervlak aan de orde is.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 8 van 16
2. Versnippering Van versnippering is sprake bij het uiteenvallen van het leefgebied van soorten. Interactie andere factoren: treedt op ten gevolge van verlies leefgebied of verandering in abiotische condities van het leefgebied. Kan leiden tot verandering in populatiedynamiek. Gevolg: als het leefgebied niet meer voldoende groot is voor een populatie, of individuen van één populatie kunnen de verschillende leefgebieden niet meer bereiken, neemt de duurzaamheid van de populatie af. Een gevolg kan zijn een verandering op in de soortensamenstelling en het ecosysteem. Soorten zijn in verschillende mate gevoelig voor de versnippering van hun leefgebied. Het meest gevoelig zijn soorten met een gering verspreidingsvermogen, soorten die zich over de grond bewegen en soorten met een grote oppervlaktebehoefte. Versnippering door barrières zoals wegen en spoorlijnen leidt mogelijk ook tot sterfte van individuen en kan zo effect hebben op de populatiesamenstelling. Bij versnippering moet men altijd goed rekening houden met het schaalniveau van het populatienetwerk.
Het plangebied Volksabdij is gelegen aan de rand van het verspreidingsgebied van de voor de Brabantse Wal aangewezen kwalificerende soorten. Binnen het plangebied en in de directe omgeving komen deze soorten niet of nauwelijks voor. Daarnaast zal de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied hoofdzakelijk binnen de bestaande begrenzing van het terrein van de Volksabdij en Mollercollege plaatsvinden. Hierbij is geen sprake van opdeling van aanwezig areaal kwalificerende habitat of leefgebied voor aangewezen soorten. In de huidige situatie wordt het plangebied ontsloten door de OLV ter Duinenlaan en de provinciale weg N289 / Putseweg (figuur 4). Het voorstel is om ontsluiting van al het gemotoriseerde verkeer plaatst te laten vinden ter hoogte van de OLV ter Duinenlaan. Ontsluiting via de Putseweg zal alleen mogelijk zijn voor langzaam verkeer. De ontwikkelingen rondom de Volksabdij en de verkeersstromen ten gevolge van de jaarlijkse 200.000 bezoekers, zullen op een gemiddelde weekenddag circa 800 á 900 voertuigbewegingen genereren ter hoogte van de OLV ter Duinenlaan (Empaction, 2010).
Abdijlaan ontsluiting 1
Moseven
Volksabdij N289 (Putseweg) ontsluiting 2
OLV ter Duinenlaan Figuur 4 Etmaalintensiteiten in motorvoertuigen ten aanzien van de kruisende wegen nabij het plangebied Volksabdij. Bron: Verkeersmodel GGA West Brabant prognosejaar 2020
Op basis van 900 voertuigbewegingen en de verhouding van de gemiddelde geprognosticeerde verkeersbewegingen tussen de kruisende wegen nabij het plangebied Volksabdij (Bron: Verkeersmodel GGA Brabant 2020, figuur 4) per wegtraject is een schatting gemaakt van het gemiddeld aantal verkeersbewegingen per weekenddag / per traject (tabel ll).
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 9 van 16
Tabel ll Schatting van het gemiddeld aantal verkeersbewegingen per weekenddag / per wegtraject (berekend op basis van gegevens van; Empaticon, 2010 en Verkeersmodel GGA Brabant 2020). wegtraject
verkeersbewegingen
OLV ter Duinenlaan
169
Abdijlaan
121
N289 (Putseweg) noordelijk
323
N289 (Putseweg) zuidelijk
287
De gemiddelde etmaalintensiteit van de OLV ter Duinenlaan betreft op een doordeweekse weekdag circa 1.750 motorvoertuigen en op een gemiddelde weekenddag circa 1.200 motorvoertuigen (Empaticon, 2010). De verkeersintensiteit voor de gehele Putseweg (N289) betreft op een doordeweekse werkdag circa 7.750 (website Provincie Noord-Brabant in: Empaticon, 2010) motorvoertuigen, op een gemiddelde zaterdag circa 7.060 en een gemiddelde zondag circa 7.550 motorvoertuigen (Empaticon, 2010). Op basis van bovenstaande schatting zal de etmaalintensiteit op de gehele Putseweg (N289) gedurend een gemiddelde weekend rond (zaterdag) en boven (zondag) de gemiddelde doordeweekse etmaalintensiteit uitkomen. Uitgaande van een zondag betekend dit gemiddeld circa 105 voertuigbewegingen per etmaal meer. Voor de OLV ter Duinenlaan blijft de schatting onder de voertuigbewegingen gedurende een gemiddelde doordeweekse werkdag. Op basis van het Verkeersmodel GGA Brabant 2020 betreft de berekende toename in verkeerbewegingen circa 6% van het voor 2020 geprognosticeerde aantal. Zowel de Abdijlaan als het zuidelijk deel van de Putseweg (N289) lopen langs en door het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. Wegen kunnen een versnipperend effect hebben op de territoria van aanwezige soorten. In vergelijking met de huidige verkeersintensiteit gedurende een doordeweekse werkdag, is de geschatte toename en overschrijding in verkeerbewegingen klein. Extra verstoring door de voorgenomen ingreep en daarmee toename in verkeersintensiteit is naar verwachting niet aan de orde. Conclusie: van versnippering is, ter plaatse van het plangebied, geen sprake, omdat de ingreep grotendeels binnen het bestaande gebiedsoppervlak plaatsvindt. Daarnaast zijn geen kwalificerende soorten en of habitattypen aanwezig en is het plangebied gelegen aan de rand van het verspreidingsgebeid van kwalificerende broedvogelsoorten waardoor geen versnipperend effect zal optreden. Versnippering ten aanzien van de toename in verkeersintensiteit op wegtrajecten in de (directe) omgeving van het plangebied Volksabdij wordt op basis van een minimale toename in vergelijking met het huidige gebruik niet verwacht. 3. Verzuring Verzuring van bodem of water is een gevolg van de uitstoot (emissie) van vervuilende gassen door bijvoorbeeld fabrieken en (vracht)auto's. De uitstoot bevat onder andere zwaveldioxide (SO2), stikstofoxide (NOx), ammoniak (NH3) en vluchtige organische stoffen (VOS). Deze verzurende stoffen komen via lucht of water in de grond terecht en leiden aldus tot het zuurder worden van het biotische milieu. De belangrijkste bronnen van verzurende stoffen zijn de landbouw, het verkeer en de industrie. Interactie andere factoren: De effecten van verzurende stoffen zijn niet altijd te scheiden van die van vermestende stoffen, omdat een deel van de verzurende stoffen ook vermestend werkt (aanvoer van stikstof).
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 10 van 16
Gevolg: Verzuring leidt tot een directe of indirecte afname van de buffercapaciteit (het neutralisatievermogen) van bodem of water. Op termijn resulteert dit proces in een daling van de zuurgraad. Hierdoor zullen voor verzuring gevoelige soorten verdwijnen, wat kan resulteren in een verandering van het habitattype en daarmee mogelijk het verdwijnen van typische (dier)soorten.
De ontwikkelingen rondom de Volksabdij en de verkeersstromen ten gevolge van de jaarlijkse 200.000 bezoekers, genereren op een gemiddelde weekenddag circa 800 á 900 voertuigbewegingen (Empaction, 2010). Ten aanzien van de voorgenomen plannen zal er sprake zijn van een verkeerstoename. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door autonome verkeersgroei, anderzijds door de realisatie van de recreatieve A-poort. Op basis van het Verkeersmodel GGA Brabant 2020 betreft voor de Abdijlaan de berekende toename in verkeerbewegingen 121 voertuigbewegingen per gemiddelde weekenddag. Modellen voorspellen dat door ontwikkeling van schonere auto's de uitstoot van verkeer zal afnemen. Conclusie: de geschatte toename in voertuigbewegingen betreft ten opzichte van het huidige gebruik een relatief klein aandeel. Daarnaast wijzen modellen uit dat door ontwikkeling van schonere auto's uitstoot door verkeer zal verminderen. Negatieve gevolgen als gevolg van verzuring zijn hierdoor niet te verwachten. 4. Vermesting Vermesting is de 'verrijking' van ecosystemen met name stikstof en fosfaat. Het kan gaan om aanvoer door de lucht (droge en natte neerslag van ammoniak en stikstofoxiden) of nitraat- en fosfaataanvoer door het oppervlaktewater. Interactie andere factoren: stoffen die leiden tot vermesting kunnen ook leiden tot verzuring. Vermesting (en verzuring) kunnen op hun beurt leiden tot verontreiniging van het oppervlakte- en grondwater. Gevolg: De groei in veel natuurlijke landecosystemen zoals bossen, vennen en heidevelden worden gelimiteerd door de beschikbaarheid van stikstof. Het gevolg van stikstof depositie is dat deze extra stikstof extra groei geeft. Daarbij is de beschikbaarheid van stikstof bepalend voor de concurrentieverhoudingen tussen de plantensoorten. Als de stikstofdepositie boven een bepaald kritisch niveau komt, neemt een beperkt aantal plantensoorten sterk toe ten koste van meerdere andere. Hierdoor neemt de biodiversiteit af.
Vermesting van de Natura 2000-gebieden kan veroorzaakt worden door dezelfde stoffen die ook verzuring veroorzaken. Modellen voorspellen dat door ontwikkeling van schonere auto's de uitstoot van verkeer zal afnemen. Om deze reden geldt voor de verstoring door vermesting vergelijkbare conclusie als voor verzuring. Conclusie: de conclusie ten aanzien van vermesting is gelijk aan verzuring; negatieve gevolgen als gevolg van vermesting zijn hierdoor niet te verwachten. 7. Verontreiniging Er is sprake van verontreiniging als er verhoogde concentraties van stoffen in een gebied voorkomen, die onder natuurlijke omstandigheden niet of in zeer lage concentraties aanwezig zijn. Bij verontreiniging is sprake van een zeer brede groep van ecosysteem/gebiedsvreemde stoffen: organische verbindingen, zware metalen, schadelijke stoffen die ontstaan door verbranding of productieprocessen, straling (radioactief en niet radioactief), geneesmiddelen, endocrien werkende stoffen etc. Deze stoffen werken in op de bodem, grondwater, lucht. Interactie andere factoren: geen directe interactie met andere factoren. Wel kan verontreiniging als gevolg van andere factoren optreden. Gevolg: Vrijwel alle soorten en habitattypen reageren op verontreiniging. De ecologische effecten uiten zich in het verdwijnen van soorten en/of het beïnvloeden van gevoelige ecologische processen. Deze beïnvloeding kan direct plaatsvinden maar ook indirect via een opeenvolging van ecologische interacties. Bovendien kan verontreiniging zich pas vele jaren/decennia later manifesteren. De gevolgen van verontreiniging zijn divers en complex.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 11 van 16
In het algemeen kan gesteld worden dat aquatische habitattypen en soorten gevoeliger zijn dan terrestrische systemen. Ook geldt dat soorten in de top van de voedselpiramide, als gevolg van accumulatie, van verontreinigingen gevoeliger zijn. Echter, afhankelijk van de concentratie en duur van de veront-reiniging zijn alle habitattypen en soorten gevoelig en kan verontreiniging leiden tot verandering van de soortensamenstelling.
Ten aanzien van de ontwikkeling van het plangebied Volksabdij is er, bij een jaarlijks te verwachten aantal van 200.000 bezoekers, een parkeervraag van 484 parkeerplaatsen. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de parkeerplaatsen van de bestaande en toekomstige functies van de Volksabdij (hotel en horeca) en ten behoeve van Grenspark+ dubbelgebruikt kunnen worden. Het aantal bestaande parkeerplaatsen betreft hier 90 stuks. Daarnaast is er de mogelijkheid om gebruik te maken van de 50 parkeerplaatsen van het Mollercollege. Bij moderne 'schone' auto's zal naar verwachting minimaal tot geen sprake zijn van lekkende olie of mineralen waardoor geen vervuilend effect is te verwachten op het Natura 2000-gebied Brabanste Wal. Dit kan wel aan de orde zijn als er sprake is van een calamiteit. In dat geval geldt echter de Wet Bodembescherming, waarbij de verontreiniging altijd direct dient te worden opgeruimd. Door de toename van bezoekers dient, om vervuiling te voorkomen, het gehele gebied te worden voorzien van faciliteiten om zwerfvuil tegen te gaan. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan het plaatsen van vuilnisbakken en containers. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de controle op en onderhoud van deze faciliteiten alsmede het uitvoeren van reinigingswerkzaamheden binnen het plangebied. Conclusie: bij het gebruik van een parkeerplaats is door de aanwezigheid van moderne 'schone' auto's en afstand tot kwalificerend habitat naar verwachting geen sprake van vervuiling. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen tegen zwerfvuil waarbij verstoring door vervuiling is te voorkomen. 8. Verdroging Verdroging uit zich in lagere grondwaterstanden en/of afnemende kwel. De actuele grondwaterstand is zo lager dan de gewenste/benodigde grondwaterstand. Interactie andere factoren: verdroging kan tevens leiden tot verzilting. Door verdroging neemt ook de doorluchting van de bodem toe waardoor meer organisch materiaal wordt afgebroken. Op deze wijze leidt verdroging tevens tot vermesting. Er zijn ook gebieden waar verdroging kan optreden zonder dat de grondwaterstand in de ondiepe bodem daalt. Het gaat daarbij om gebieden waar van oudsher grondwater omhoogkomt. Dit water heet kwelwater. Kwelwater is water dat elders in de bodem is geïnfiltreerd en dat naar het laagste punt in het landschap stroomt. Kwelwater heeft dikwijls een bijzondere samenstelling: het is rijk aan ijzer en calcium, arm aan voedingsstoffen en niet zuur, maar gebufferd. Schade aan de natuur die veroorzaakt wordt door een afname of het verdwijnen van kwel-water en het vervangen van dit type water met gebiedsvreemd water, noemen we ook verdroging. Gevolg: de verandering in grondwaterstand en soms ook kwaliteit van het grondwater leidt tot een verandering in de soortensamenstelling en op lange termijn van het habitattype.
Conclusie: verdroging is niet een de orde omdat de voorgenomen ingreep niet van invloed is op de grondwaterstand in het plangebied alsmede de omliggende onderdelen van het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. 13. Verstoring door geluid Verstoring door geluid komt door onnatuurlijke geluidsbronnen; permanent zoals geluid wegverkeer dan wel tijdelijk zoals geluidsbelasting bij evenementen. Geluid is een hoorbare trilling, gekenmerkt door geluidsdruk en frequentie Interactie andere factoren: Treedt vaak samen met visuele verstoring op door bijv. vlieg- en autoverkeer, manifestaties etc.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 12 van 16
Gevolg: Logischerwijs zijn alleen diersoorten gevoelig voor direct effecten van geluid. Geluid sec is een belangrijke factor in de verstoring van fauna. De verstoring door geluid wordt beïnvloed door het achtergrondgeluid en de duur, frequentie en sterkte van de geluidsbron zelf. Geluidsbelasting kan leiden tot stress en/of vluchtgedrag van individuen. Dit kan vervolgens weer leiden tot het verlaten van het leefgebied of bijvoorbeeld een afname van het reproductieproces. In bepaalde gevallen kan ook gewenning optreden, in het bijzonder bij continu geluid. Voor zeezoogdieren en vogels is in bepaalde gevallen deze dosiseffect relatie goed gekwantificeerd.
Door de toename van het jaarlijks aantal bezoekers ten aanzien van het plangebied Volksabdij alsmede voertuigbewegingen zal er tevens een toename in geluid te verwachten zijn. Ten aanzien van het plangebied zullen voornamelijk fietsers en wandelaars in de omgeving van de horeca- en hotel faciliteiten actief zijn. Fietsers bewegen zich relatief snel, geruisloos en voorspelbaar voort. In combinatie met optische verstoring zijn, door hun onvoorspelbare gedrag, naar verwachting voornamelijk wandelaars de belangrijkste storende factor. Vanuit het recreatieve centrum zullen wandelaars echter relatief korte wandelingen maken over vaste paden. Afhankelijk van de openheid van het gebied zal hoofdzakelijk tot enkele meters vanaf het pad verstoring plaatsvinden. Het bos fungeert tevens als een natuurlijke bufferzone. Daarnaast zijn in de omgeving van het plangebied geen voor geluid gevoelige kwalificerende (broedvogel)soorten aanwezig of op basis van het habitat te verwachten waardoor naar verwachting geen sprake is van verstoring van kwalificerende soorten voor de Brabantse Wal. Geluidshinder van de geschatte 900 voertuigbewegingen per etmaal, per gemiddelde weekenddag, zal, door de relatief geringe toename en aanwezige huidige wegtrajecten, naar verwachting geen aanvullende verstoring teweegbrengen. Uit verspreidingsgegevens van de Provincie Brabant blijkt dat het grootste deel van territoria van de voor geluid gevoelige soorten op 100 tot 300+ meter van wegen zijn gekarteerd. Het bos fungeert tevens als een natuurlijke bufferzone. Daarnaast is er voldoende ruimte voor kwalificerende soorten binnen Brabantse Wal aanwezig waardoor geen sprake is van verstoring door geluid. Conclusie: verstoring door geluid is binnen het plangebied Volksabdij niet aan de orde, gelet op de aard van de verstoring en de afwezigheid van (geschikt habitat) voor geluid gevoelige soorten in het Natura-2000 gebied Brabantse Wal. Het bos fungeert tevens als een natuurlijke bufferzone. Het toenemend aantal voertuigbewegingen in de omgeving van het plangebied zal door de relatief geringe toename, de aanwezige huidige wegtrajecten, de bufferende werking van het bos en de afstand (100-300+ meter) tot aanwezige kwalificerende soorten, naar verwachting geen aanvullende verstoring teweegbrengen. 14. Verstoring door licht Verstoring door licht kan optreden door kunstmatige lichtbronnen, zoals licht uit woonwijken en industrieterreinen, glastuinbouw etc. Interactie andere factoren: geen? Gevolg: Kunstmatige verlichting van de nachtelijke omgeving kan tot verstoring van het normale gedrag van soorten leiden. Naar mogelijke effecten is nog vrij weinig onderzoek gedaan. Veel kennis gaat daarom nog niet verder dan het kwalitatief signaleren van risico's. Met name schemer- en nachtactieve dieren kunnen last hebben van verstoring door licht, doordat zij juist aangetrokken worden of verdreven door de lichtbron. Hierdoor raakt bijvoorbeeld hun ritme ontregeld of verlichte delen van het leefgebied worden vermeden.
Er geldt dat er momenteel geen concrete gegevens zijn omtrent de aan te brengen lichtbronnen binnen het plangebied Volksabdij en de daarbij te verwachten lichtuittreding. Ten aanzien van licht treedt er een bufferende werking op door de ligging binnen het bosgebied. Daarnaast zal het grootste deel van de activiteiten gedurende de dag plaatsvinden waardoor zowel binnen het plangebied als daarbuiten geen sprake zal zijn van verstoring.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 13 van 16
Conclusie: Verstoring door licht is als gevolg van de bufferende werking van de bosrijke directe omgeving van het plangebied Volksabdij alsmede het plaatsvinden van het grootste deel van de activiteiten gedurende de dag, niet aan de orde. 15. Verstoring door trilling Er is sprake van trillingen in bodem en water als dergelijke trillingen door menselijke activiteiten veroorzaakt worden, zoals bij boren, heien, draaien van rotorbladen etc. Interactie andere factoren: kan vooral samen optreden met verstoring door geluid Gevolg: Trilling kan leiden tot verstoring van het natuurlijke gedrag van soorten. Individuen kunnen tijdelijk of permanent verdreven worden uit hun leefgebied. Over het daadwerkelijke effect van trilling is nog zeer weinig bekend.
Geen van de voor het gebied Brabantse Wal aangewezen soorten is gevoelig voor trilling. Voor kamsalamander is de gevoeligheid voor deze verstoring echter onbekend. Binnen het plangebied Volksabdij of in de directe omgeving is deze soort niet aanwezig waardoor verstoring door trilling niet aan de orde is. Conclusie: Verstoring door trilling is door de afwezigheid voor trilling gevoelige soorten uitgesloten. 16. Optische verstoring Optische verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen dan wel voorwerpen die niet thuishoren in het natuurlijke systeem. Interactie andere factoren: treedt vaak samen op met verstoring door geluid (in geval van recreatie) of trilling en licht (in geval van voertuigen, schepen). Gevolg: optische verstoring leidt vooral tot vluchtgedrag van dieren. De soort reageert bijvoorbeeld op beweging omdat een potentiële vijand wordt verwacht. Andersom kan optische verstoring juist ook het uitzicht van soorten beperken waardoor zij potentiële vijanden niet zien naderen. De daadwerkelijke effecten zijn zeer soortspecifiek en hangen van de schuwheid van de soort en de mate waarin gewenning optreedt. Bovendien kunnen de effecten afhankelijk zijn van de periode van de levenscyclus van de soort: in de broedtijd zijn soorten over het algemeen schuwer en dus gevoeliger voor optische verstoring.
Door de toename van het jaarlijks aantal bezoekers ten aanzien van het plangebied Volksabdij alsmede voertuigbewegingen zal er een mogelijke toename in optische verstoring zijn. Daar optische verstoring en verstoring door geluid in combinatie voorkomen en in het geval van de ontwikkelingen van het plangebied Volksabdij dezelfde uitwerking zullen hebben, wordt voor de beschrijving verwezen naar verstoring door geluid (blz. 13). Conclusie: optische verstoring is binnen het plangebied Volksabdij niet aan de orde, gelet op de aard van de verstoring en de afwezigheid van (geschikt habitat) voor optische verstoring gevoelige soorten en habitattypen in het Natura-2000 gebied Brabantse Wal. Het toenemend aantal voertuigbewegingen in de omgeving van het plangebied zal door de relatief geringe toename, de aanwezige huidige wegtrajecten en de afstand tot aanwezige kwalificerende soorten, naar verwachting geen aanvullende verstoring teweegbrengen. 17. Verstoring door mechanische effecten Onder mechanische effecten vallen verstoring door betreding, golfslag, luchtwervelingen etc. die optreden ten gevolge van menselijke activiteiten. De oorzaken en gevolgen zijn bij deze storende factor zeer divers. Interactie andere factoren: verstoring kan samenvallen met verstoring door geluid, licht en trilling. Gevolg: deze storende factor kan leiden tot een verandering van het habitattype en/of verstoring of het doden van faunaindividuen.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 14 van 16
Bij habitattypen treedt de verstoring/verandering vaak op ten gevolge van recreatie of bijvoorbeeld militaire activitei-ten. Het effect is zeer afhankelijk van de kwetsbaarheid (gevoeligheid) van het habitattype. Waterrecreatie en scheepvaart leiden tot golfslag, hetgeen effect kan hebben op de oeverbegroeiing en waterfauna. Luchtwervelingen van bijvoorbeeld wind-molens kunnen leiden tot vogelsterfte.
Territoria van kwalificerende soorten zijn evenals habitattypen niet binnen het plangebied Volksabdij aanwezig en tevens gelegen op geruime afstand hiervan. Alleen buiten het plangebied is verstoring door betreding van toepassing. Hierbij zullen voornamelijk aanwezige fietsers en wandelaars een rol spelen. Beide groepen zullen echter voornamelijk gebruik maken van bestaande paden. Indien paden, langs gevoelige locaties worden voorzien van borden ter voorkoming van het verlaten van deze paden en een controle op bijvoorbeeld 'struinen' of mountainbiken plaatsvindt, zal geen sprake zijn van verstoring door betreding. Conclusie: Verstoring door betreding is in de omgeving van het plangebied Volksabdij te voorkomen door de enkele aanwezige gevoelige locaties worden voorzien van borden ter voorkoming van het verlaten van deze paden en een controle op bijvoorbeeld 'struinen' of mountainbiken plaatsvindt, zal geen sprake zijn van verstoring door betreding. 18. Verandering in populatiedynamiek De storende factor verandering in populatiedynamiek treedt op indien er een direct effect is van een activiteit op de populatieopbouw en/of populatiegrootte. Er wordt hier vooral gedoeld op de situatie wanneer er sprake is van sterfte van individuen door wegverkeer, windmolens, of door jacht of visserij. Interactie andere factoren: veel storende factoren leiden op hun beurt - dus indirect - tot een verandering in populatiedynamiek. Deze storende factor zit namelijk aan het einde van de effectketen. Gevolg: bewuste, menselijke ingrepen op populatieniveau kunnen leiden tot directe problemen en problemen in de toekomst. Een verandering in populatieomvang is een direct effect. Een verandering in populatieopbouw (verandering van de verhouding sterfte-reproductie) leidt in de toekomst tot effecten. Zowel minder organismen (een kleinere populatie) en zeker een verandering in samenstelling van de populatie (bijv. meer oude dieren) kunnen leiden tot een verandering in de geboorte/sterfte ratio. En daarmee kan er iets veranderen in de populatiedynamiek (het gedrag in de tijd). Dit kan uiteindelijk leiden tot het (tijdelijk) verdwijnen van soorten, waardoor het evenwicht van het ecosysteem verschuift. De gevoeligheid is sterk afhankelijk van diverse populatiekenmerken zoals de generatietijd van een soort en de huidige grootte van populaties. Vooralsnog zijn de meeste soorten en habitattypen als 'gevoelig' gescoord.
Een toename in het jaarlijks aantal verkeersbewegingen kan een toename in verkeersslachtoffers teweegbrengen. Kamsalamanders verplaatsen zich over land om te foerageren en om andere wateren op te zoeken. In de meeste gevallen zal een volwassen kamsalamander maximaal 250 meter afleggen vanaf het voortplantingswater (Langton et al., 2001). De in de omgeving van de wegentrajecten aanwezige populaties van deze kwalificerende soort bevinden zich op circa 190 en 420 meter van respectievelijk de Abdijlaan en de Putseweg. Ten aanzien van kamsalamander is het niet aannemelijk dat de toename in verkeersintensiteit een extra verstorende werking teweegbrengt. Daarnaast bevinden de meeste territoria van de voor Brabantse Wal kwalificerende broedvogelsoorten zich gemiddeld op 100 tot 300+ meter van de wegtrajecten. Naar verwachting zal door de relatief kleine toename ten opzichte van de huidige situatie geen aanvullende verstoring veroorzaken waardoor in dit geval geen sprake is van verandering in populatiedynamiek. Conclusie: Door de relatief kleine jaarlijkse toename in voertuigbewegingen ten opzichte van de huidige situatie en de afstand van de wegtrajecten tot aanwezige kwalificerende soorten is er geen sprake is van verandering in populatiedynamiek.
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 15 van 16
5.
CONCLUSIE
Econsultancy heeft in opdracht van de gemeente Woensdrecht een voortoets natuurbeschermingswet 1998 uitgevoerd ten aanzien van het plangebied 'Volksabdij' te Ossendrecht in de gemeente Woensdrecht. De voortoets natuurbeschermingswet 1998 is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging en ontwikkeling van het plangebied Volksabdij; De huidige bebouwing van het Mollercollege zal ten behoeve van onderhavig plan worden gesloopt en krijgt voor een deel horecabestemming. Het nieuwe gebouw van het college wordt gerealiseerd op de tegenover gelegen sportvelden aan de OLV Ter Duinenlaan. De locatie van de Volksabdij zal door de ontwikkeling van horeca- en hotelfunctie uitgroeien tot een zogenaamde recreatieve A-poort waarbij jaarlijks circa 200.000 bezoekers zullen worden aangetrokken die vanaf deze locatie de omliggende natuurgebieden bezoeken. Op basis van het maximaal aantal bezoekers per jaar is sprake van een parkeervraag van 484 plaatsen. Voor het behalen van de parkeervraag dienen in totaal 344 parkeerplaatsen te worden aangelegd. Op basis van de oriënterende fase van de toetsing aan de Natura 2000-wetgeving kan worden geconcludeerd dat; Ten aanzien van oppervlakteverlies, versnippering, verzuring, vermesting, verontreinigingen, verdroging, licht, geluidsbelasting, optische effecten, trilling, mechanische effecten en verandering in populatiedynamiek heeft de voorgenomen ingreep geen effect op het Natura 2000-gebied Brabantse Wal. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is in dit geval niet noodzakelijk.
Econsultancy Boxmeer, 5 juli 2010
10023133 WDR.C5S.ECO2
Pagina 16 van 16
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING .............................................................................................................................1
2.
BESCHERMING CONFORM DE NATIONALE WETGEVING .................................................1
3.
GEBIEDSBESCHRIJVING......................................................................................................2 3.1 3.2 3.3 3.4
Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving.............................................................2 Ligging ten opzichte van beschermde gebieden ............................................................3 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie ..............................................................4 Te verwachten werkzaamheden en ingrepen ................................................................4
4.
ONDERZOEKSMETHODIEK..................................................................................................4
5.
ONDERZOEKSRESULTATEN ...............................................................................................5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
6.
TOETSING AAN WET- EN REGELGEVING ...........................................................................8 6.1 6.2 6.3
7.
Vogels ..........................................................................................................................5 Vleermuizen..................................................................................................................5 Overige zoogdieren.......................................................................................................6 Amfibieën, reptielen en vissen.......................................................................................6 Libellen en dagvlinders .................................................................................................7 Vaatplanten ..................................................................................................................7
Flora- en faunawet ........................................................................................................8 Algemene zorgplicht ...................................................................................................10 Gebiedsbescherming ..................................................................................................10
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ..................................................................................12
BIJLAGEN: 1. 2a. 2b. 3. 4.
- Topografische ligging van de locatie - Locatieschets - Foto's onderzoekslocatie - Geraadpleegde bronnen - Natuurwetgeving en beleid
09103602 WDR.C5S.ECO
1.
INLEIDING
Econsultancy heeft van Gemeente Woensdrecht opdracht gekregen voor het uitvoeren van een quickscan Flora en Fauna met betrekking tot het plangebied Volksabdij te Ossendrecht in de gemeente Woensdrecht. De quickscan Flora en Fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. De quickscan Flora en Fauna heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben. Tevens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens overige natuurwetgeving zijn beschermd, of deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het onderzoek is uitgevoerd middels het verrichten van een bureauonderzoek en een veldbezoek. Op deze wijze is inzicht verkregen in de aanwezigheid van geschikt habitat en de daarbij te verwachten beschermde soorten, gesitueerd op of nabij de onderzoekslocatie. De quickscan Flora en Fauna is een toets van de ecologische potenties van de onderzoekslocatie en kan niet gezien worden als volwaardig ecologisch onderzoek. Er zijn in dit onderzoek geen uitgebreide inventarisaties uitgevoerd naar soorten en soortgroepen. Een ecologische inventarisatie beslaat meerdere veldbezoeken gedurende de voor de soortgroep meest gunstige periode van het jaar. Econsultancy is lid van de branchevereniging "Netwerk Groene Bureaus" en werkt volgens de door het Netwerk opgestelde richtlijnen en protocollen. In dat kader verklaart Econsultancy ten behoeve van de onderzoekslocatie niet eerder betrokken te zijn geweest voor ecologische advisering of ecologisch onderzoek. Voor zover bij de opdrachtgever (gemeente Woensdrecht) en Natuurmonumenten (contactpersoon de heer F. Zijderveld) bekend, is er niet eerder ecologisch onderzoek op de onderzoekslocatie zelf uitgevoerd. 2.
BESCHERMING CONFORM DE NATIONALE WETGEVING
Zorg voor alle inheemse planten- en diersoorten en voor de natuurlijke rijkdommen van gebieden wordt gegarandeerd door de naleving van de wet- en regelgeving ten aanzien van natuur en milieu. De instrumenten die deze bescherming mogelijk maken zijn op Europees niveau vertaald in Natura 2000. De Europese wetgevingen ten aanzien van de soortbescherming zijn in Nederland vertaald in de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming is vastgelegd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. Hiermee heeft Nederland de Europese wetgeving in de nationale wetgeving verankerd. Door in de planfase van een (bouw)project of ruimtelijke ontwikkeling rekening te houden met het eventueel voorkomen van beschermde planten- en diersoorten kan effectief worden omgegaan met de aanwezigheid van een beschermde soort. Een dreigende overtreding van de Flora- en faunawet kan zo snel gesignaleerd en in veel situaties voorkomen worden. Vervolgens kan er accuraat actie ondernomen worden om zodoende de overlevingskansen en migratiemogelijkheden van een beschermde soort in het betreffende gebied geen blijvende schade toe te brengen. Om alle gebieden met elkaar te verbinden en om uitwisseling en verspreiding van soorten mogelijk te maken, wordt er in Nederland gewerkt aan de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Verder worden diverse Rode lijsten van bedreigde soorten gehanteerd bij beoordelingen voor de aanwijzing van bescherming en compensatie. In bijlage 4 wordt een nadere toelichting gegeven omtrent de wet- en regelgeving ten aanzien van natuur.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 1 van 14
3.
GEBIEDSBESCHRIJVING
3.1
Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving
De onderzoekslocatie, bestaande uit een aantal deelgebieden ter plaatse van het Mollercollege en de Volksabdij ‘OLV ter Duinen’, is gelegen aan de OLV ter Duinenlaan in het bosgebied tussen de kernen van Ossendrecht en Hoogerheide in de gemeente Woensdrecht (zie bijlage 1). Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 49 G (schaal 1:25.000), zijn de coördinaten van het midden van de onderzoekslocatie X = 82.180, Y = 380.610. De onderzoekslocatie is grotendeels gelegen in het kilometerhok 82/380. Een klein gedeelte van het noordelijke deelgebied is gelegen in het kilometerhok 81/380. De gehele onderzoekslocatie is gelegen in het bosgebied 'Vluchtheuvel' ten westen van de rijksweg N289. Het bos betreft een gemengd bos met voornamelijk dennen, eiken en berken. Ten noordwesten van de Volksabdij en ten zuidoosten van het Mollercollege is een grote vijver aanwezig met een parkachtige karakter. Verder zijn er in het bos enkele vennen aanwezig, zoals het Moseven. De onderzoekslocatie betreft een drietal deellocaties. Deellocatie I bestaat uit drie grasvelden, dat wordt gebruikt als sportveld. Het betreffende grasvelden zijn gelegen in een bosgebied. De twee oostelijke gras/sportvelden worden gescheiden door een bomen rij. De scheiding tussen de oostelijke velden en het westelijke gras/sportveld bestaat uit bomen en een onverhard pad. De directe omgeving van deellocatie I bestaat verder voornamelijk uit bos. Deellocatie II betreft het Mollercollege, gevestigd aan de OLV ter Duinenlaan 201/203, en bevindt zich circa 100 meter ten zuidoosten van deellocatie I. De bebouwing van het Mollercollege bestaat uit een hoofdgebouw en enkele kleine bijgebouwen als fietsenstalling gymzaal en kantoorruimte. In het hoofdgebouw bevinden zich onder meer leslokalen, gymzalen en een kantine. De bakstenen bebouwing van het Mollercollege is voorzien van spouwmuren met stootvoegen en een platdak. Het schoolterrein is deels verhard, voornamelijk door middel van klinkers. Op de onverharde delen van het schoolterrein zijn enkele bomen en struiken aanwezig. De directe omgeving van het schoolterrein bestaat hoofdzakelijk uit bos. Deellocatie III, ten zuiden van deellocatie II, betreft een gedeelte van het terrein van de Volksabdij. De volksabdij, gevestigd aan de OLV ter Duinenlaan 199, beschikt over een restaurant en een hotelfunctie. Daarnaast is hier de sector Maritiem van jeugdinrichting ‘Den Engh’ gevestigd. Deellocatie III is gelegen tussen het abdijgebouw, het onderwijsgebouw, het cellengebouw en de OLV ter Duinenlaan. Ten tijde van het veldbezoek werd er op deellocatie III gebouwd aan vier nieuwe gebouwen en was het betreffende terrein ingericht als bouwplaats. De directe omgeving van de Volksabdij bestaat voornamelijk uit bos. In bijlage 2a is de huidige situatie op een locatieschets weergegeven. Bijlage 2b bevat enkele foto's van de onderzoekslocatie.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 2 van 14
3.2
Ligging ten opzichte van beschermde gebieden
Natura 2000 De onderzoekslocatie is gelegen binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied 'Brabantse Wal'. Het Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’ bestaat uit bossen, heideterreinen met daarin vennen, gestabiliseerde stuifzanden en enkele landbouwenclaves. De Brabantse Wal is gelegen tussen de weg Hoogerheide-Putte en de Belgische grens. Het maakt deel uit van het grenspark ‘De Zoom – Kalmthoutse Heide’. De op Belgisch grondgebied gelegen ‘Kalmthoutse Heide’ is eveneens aangewezen als Natura 2000-gebied. De onderzoekslocatie is gelegen in het deelgebied 'Landgoed Groote Meer'. Het landgoed 'Groote Meer' is eigendom van Natuurmonumenten en particulieren. Het deelgebied met daarop de vennen Groote Meer, Kleine Meer, de Leemputten, Zwaluwmoer en enkele kleinere vennetjes, bestaat verder uit overwegend naaldbos, enkele kleine heiderestanten en een landbouwenclave. Het gebied waarin de onderzoekslocatie is gelegen, is enkel aangewezen als Vogelrichtlijngebied. In tabel I staan de instandhoudingsdoelen van het betreffende Natura 2000-gebied beschreven. Tabel I
Instandhoudingdoelen ‘Brabantse Wal’
Habitattypen H2310 H2330 H3110 H3130 H3160 H4010_A
Stuifzandheiden met struikhei Zandverstuivingen Zeer zwakgebufferde vennen Zwakgebufferde vennen Zure vennen Vochtige heiden (hogere zandgronden)
Soorten H1166 H1831
Kamsalamander Drijvende waterweegbree
Broedvogelsoorten A004 A008 A072 A224 A236 A246
Dodaars Geoorde fuut Wespendief Nachtzwaluw Zwarte specht Boomleeuwerik
Staat van instandhouding
Relatieve bijdrage
Doelstelling oppervlakte
Doelstelling kwaliteit
----
+ + + + + +
> > > = = >
> > > = > >
Staat van instandhouding
Relatieve bijdrage
Doelstelling leefgebied
Doelstelling populatie
-
+ ++
= >
= =
Staat van instandhouding
Relatieve bijdrage
Doelstelling leefgebied
Doelstelling populatie
+ + + + +
+ + + + +
= = = = = =
> > = = = =
Ecologische Hoofdstructuur De onderzoekslocatie ligt niet in een kerngebied, verbindingsgebied of verwevingsgebied, behorend tot de EHS. Het bosgebied direct buiten de onderzoekslocatie is wel onderdeel van de EHS. Het omliggende bos heeft het natuurdoeltype Berken-Eikenbos.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 3 van 14
3.3
Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie
De initiatiefnemer is voornemens om ten behoeve van het Mollercollege een nieuw gebouw op het noordelijke gras/sportveld te realiseren. Hierbij zullen tevens een schoolplein, parkeerplaatsen fietsen/scooterstalling en toegangswegen worden gerealiseerd. Naar verwachting zullen de twee overige gras/sportvelden worden ingericht als sportvelden in plaats van de semi-natuurlijke grasvelden in de huidige situatie. Na vertrek van de school naar de nieuwe locatie zal deellocatie II mogelijk worden ingericht als parkeerterrein ten behoeve van bezoekers van het restaurant en de Volksabdij. Ten aanzien van de jeugdinrichting ‘Den Engh’ op deellocatie III zal de bebouwing worden uitgebreid om het aantal beschikbare plaatsen te vergroten. 3.4
Te verwachten werkzaamheden en ingrepen
Ten behoeve van de nieuwbouw op deellocatie I zal de huidige functie van gras/sportveld verdwijnen. Hierbij zullen graaf- en bouwwerkzaamheden plaatsvinden en zullen er naar verwachting enkele bomen worden gekapt. Welke bomen er mogelijk worden gekapt is vooralsnog niet bekend. Verder zal er ook verlichting worden geplaatst op het schoolterrein en mogelijk ook langs de toegangswegen. In hoeverre er afrastering door middel van bijvoorbeeld hekken wordt geplaatst rond het terrein en rond de sportvelden is vooralsnog niet bekend. Dit geldt tevens voor mogelijke verlichting rond de sportvelden. De huidige bebouwing van het Mollercollege op deellocatie II zal ten behoeve van de voorgenomen plannen worden gesloopt en mogelijk worden ingericht als parkeerterrein. De uitbreidingsplannen op deellocatie III waren ten tijden van het veldbezoek al in volle gang. De oorspronkelijke situatie op deellocatie III is derhalve onbekend. Het effect van de ingreep op de oorspronkelijke situatie kon ten tijde van het veldbezoek niet worden bepaald. 4.
ONDERZOEKSMETHODIEK
Aan de hand van verspreidingsatlassen en andere standaardwerken is nagegaan welke bijzondere planten- en diersoorten er voor kunnen komen op de onderzoekslocatie. Verder is het Natuurloket geraadpleegd, zijn toegankelijke gegevens van natuur- en soortbescherming organisaties gebruikt en zijn gegevens van de provincie Noord-Brabant geraadpleegd. Een overzicht van de geraadpleegde bronnen is weergegeven in bijlage 3. De informatie over deze soorten is veelal weergegeven op kilometerhokniveau of op uurhokniveau (5 x 5 kilometer). De kaart van Nederland is door de Topografische Dienst van Nederland verdeeld in blokken van 1 km², de kilometerhokken. De plaatsaanduiding van een kilometerhok bestaat uit de coördinaten van de x-as en de y-as die elkaar in de linker onderhoek van het hok snijden. Aangezien met de schaal van kilometerhokken of uurhokken een groter gebied wordt beschouwd dan alleen de onderzoekslocatie, betekent dit niet dat de kritische soorten ook daadwerkelijk voorkomen binnen de begrenzing van de onderzoekslocatie. Sommige verspreidingsgegevens zijn niet erg actueel. Dit betekent dat de meest recente verspreidingsgegevens reeds verouderd kunnen zijn. De meeste te gebruiken gegevens vormen daarom geen uitsluitsel over het aantal soorten en type waarneming van een soort in het betreffende gebied, maar enkel een indicatie over het voorkomen. Het veldbezoek is afgelegd op 7 januari 2010. Tijdens dit veldbezoek is de gehele onderzoekslocatie, alsmede de omliggende percelen onderzocht. Gedurende het veldbezoek is gelet op de mogelijke aanwezigheid van beschermde en bedreigde soorten op basis van het aanwezige habitat.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 4 van 14
5.
ONDERZOEKSRESULTATEN
5.1
Vogels
Broedvogels Door het Natuurloket wordt aangegeven dat de kilometerhokken waarin de onderzoekslocatie is gelegen slecht is onderzocht op de aanwezigheid van broedvogels. Bij de provincie Noord-Brabant zijn wel gegevens bekend van broedvogels die zijn aangewezenen als instandhoudingsdoel van het Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’. Uit de betreffende gegevens blijkt dat binnen een straal van één kilometer de soorten boomleeuwerik, dodaars, nachtzwaluw en zwarte specht als broedvogel zijn waargenomen. De waarnemingen hebben echter geen betrekking op de directe omgeving van de onderzoekslocatie. De bomen en struiken op en rond de deellocaties vormen een potentiële nestlocatie voor algemene broedvogels als merel, winterkoning, roodborst, heggenmus en houtduif. De te slopen bebouwing is, wegens het ontbreken van een pannendak of geschikte openingen en nisjes in de muren, niet geschikt als broedlocatie voor vogels. Het gras/sportveld is wegens het huidige gebruik als sportveld niet geschikt als broedlocatie voor grondbroedende vogelsoorten. Daarnaast is het veld wegens de geïsoleerde ligging in het bos niet geschikt voor weide- en akkervogels. Dergelijke broedvogels vereisen een meer open habitat om predatierisico’s te beperken. Tijdens het veldbezoek zijn de bomen op en aan de rand van de deellocatie indicatief onderzocht op (nest)holtes en nestresten. Deze zijn echter niet aangetroffen. Het is niet uit te sluiten dat de bomen in het komende broedseizoen wel worden gebruikt als nestlocatie. 5.2
Vleermuizen
Volgens het cursusdictaat "Vleermuizen en Planologie" (Limpens et al. 2009) is de onderzoekslocatie gelegen in een gebied waar de volgende vleermuissoorten potentieel kunnen voorkomen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, tweekleurige vleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, franjestaart, meervleermuis, baardvleermuis en watervleermuis Uit het Beschermingsplan voor vleermuizen in Noord-Brabant (Twisk en Limpens, 2006) blijkt dat binnen enkele kilometers van de onderzoeklocatie, meervleermuis, watervleermuis, baardvleermuis, franjestaart, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en gewone grootoorvleermuis zijn waargenomen. Verblijfplaatsen op de onderzoekslocatie De bebouwing op de onderzoekslocatie is in principe geschikt voor het vormen van kolonies vanwege de aanwezigheid van geschikte spouwopeningen die toegang verlenen tot de spouwmuren. Verder zijn er op enkele plekken ruimtes achter betimmeringen waargenomen waar vleermuizen gebruik van kunnen maken. Het is op basis van de huidige onderzoeksinspanning niet op voorhand uit te sluiten dat zich in de te slopen bebouwing een vaste rust- of verblijfplaats van vleermuizen bevindt. Verblijfplaatsen buiten de onderzoekslocatie Het is niet aannemelijk dat er in de omgeving van de onderzoekslocatie potentiële verblijfplaatsen aanwezig zijn die negatieve invloed kunnen ondervinden van de voorgenomen plannen op één van de deellocaties. Door zal er geen verstoring plaatsvinden van een mogelijk in de omgeving gelegen verblijfplaats.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 5 van 14
Foeragerende vleermuizen De onderzoekslocatie, met name deellocatie I zal, gelet op het aanwezige habitat naar verwachting deel uitmaken van het foerageergebied van vleermuizen als gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en gewone grootoorvleermuis. Door de plannen zal het aanbod aan foerageermogelijkheden, gezien de relatief geringe omvang van de deellocatie I ten aanzien van het resterende bosgebied, naar verwachting niet in het geding komen. Tijdens en na de werkzaamheden zal er voldoende geschikt foerageergebied aanwezig blijven. Er dient echter wel rekening te worden gehouden met mogelijk te realiseren verlichting langs de bosranden en langs de resterende sportvelden. Indien verlichting op bomen of de bosrand wordt gericht kan dit een verstorende werking hebben ten aanzien van foeragerende vleermuizen. Vliegroutes Vleermuizen maken veelal gebruik van lijnvormige (donkere) landschapselementen als houtsingels, beken en lanen om zich te verplaatsen tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden. De onverlichte huidige (onverharde) toegangswegen vormen dergelijke potentiële vliegroutes. Door de herinrichting van de onderzoekslocatie worden geen vliegroutes verstoord, vooropgesteld dat de bomen in de omgeving die als potentiële vliegroute kunnen fungeren, gehandhaafd blijven en niet worden verlicht bij de herbestemming van de onderzoekslocatie . 5.3
Overige zoogdieren
De groenstroken, bosranden en gras/sportvelden op en nabij de onderzoeklocatie vormen geschikt habitat voor enkele algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren. Het gaat daarbij om soorten als egel, konijn, rosse woelmuis, bosmuis en eekhoorn. Door de aanwezigheid van struiken (rododendron) zijn er op de onderzoekslocatie voor zoogdieren voldoende plekken om te schuilen. Tijdens het veldbezoek zijn op het grasveld van deellocatie I molshopen en sporen van ree waargenomen. Voor de meeste dergelijke algemeen voorkomende soorten geldt in het kader van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling, waardoor een ontheffing bij verstoring niet noodzakelijk is. Voor eekhoorn geldt geen vrijstelling van de Flora- en faunawet. Tijdens het veldbezoek zijn echter geen sporen als nesten en vraatsporen aangetroffen die duiden op het gebruik van de onderzoekslocatie door deze beschermde soort (FF2). Het is niet uit te sluiten dat eekhoorn in de toekomst een nest bouwt in een van de bomen op of rond de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie vormt in theorie een geschikt habitat voor de steenmarter. Voor deze soort geldt eveneens geen vrijstelling van de Flora- en faunawet. Tijdens het veldbezoek zijn echter geen toegangsmogelijkheden waargenomen waar steenmarter gebruik van kan maken om de bebouwing binnen te komen. Op basis hiervan is het niet te verwachten dat de te slopen bebouwing een vaste rust- of verblijfplaats van steenmarter vormt. 5.4
Amfibieën, reptielen en vissen
Volgens de Werkatlas amfibieën en reptielen in Noord-Brabant (Van Delft & Schuitema, 2005) en overige gegevens van RAVON (o.a. Herder et al. 2009) zijn in het kilometerhok waarin de onderzoekslocatie is gelegen en/of binnen enkele kilometers van de onderzoekslocatie de volgende soorten waargenomen; alpenwatersalamander, kamsalamander, vinpootsalamander, kleine watersalamander, gewone pad, rugstreeppad, heikikker, bruine kikker, poelkikker, bastaardkikker en levendbarende hagedis.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 6 van 14
Uit de gegevens van de provincie Noord-Brabant blijkt dat kamsalamander alleen is waargenomen in vennen, welke zijn gelegen in het gedeelte van de ‘Brabantse Wal’ dat is aangewezen als habitatrichtlijn-gebied, ten oosten van de rijksweg N289. Doordat wateroppervlakten als beken, sloten en vennen op de onderzoekslocatie zelf ontbreken zijn voortplantingsmogelijkheden voor amfibieën en het voorkomen van vissen op de locatie uit te sluiten. De deellocaties vormen, in vergelijking met de directe bosrijke omgeving, tevens geen geschikt landhabitat voor amfibieën. Het is echter niet uit te sluiten dat een zwervend individu, met name een algemene soort als bruine kikker of gewone pad, incidenteel op een deellocatie aanwezig kan zijn. De vijver nabij de onderzoekslocatie kan onderkomen bieden aan diverse amfibieënsoorten. De voorgenomen plannen hebben echter geen betrekking op deze vijver of de directe omgeving. Reptielen stellen specifieke eisen aan het habitat die betrekking hebben op verschillende factoren. Op de onderzoekslocatie is geen geschikt habitat voor levendbarende hagedis of andere reptielsoorten aanwezig. Het is daarentegen niet uit te sluiten dat incidenteel een zwervend individu op of nabij de onderzoekslocatie kan voorkomen. 5.5
Libellen en dagvlinders
Voor libellen en juffers geldt dat water nodig is ter voortplanting en gezien het ontbreken hiervan kan worden gesteld dat deze soortgroep niet in staat is zich in de huidige situatie te vestigen. Beschermde dagvlinders stellen specifieke eisen aan het voortplantingshabitat met waard- en nectarplanten. Het is uitgesloten dat er binnen de onderzoekslocatie voldoende geschikt habitat aanwezig is voor een (deel)populatie van een beschermde vlindersoort. 5.6
Vaatplanten
Tijdens het veldbezoek zijn in een hoek aan de noordwestzijde van het schoolgebouw steenbreekvaren en tongvaren aangetroffen. Vanwege een lekkende regenpijp is in de betreffende hoek een vochtig microklimaat op de muur ontstaan, waardoor deze twee beschermde soorten hier kunnen groeien. Verder zijn er geen beschermde (muur)planten op de onderzoekslocatie waargenomen. Gezien het huidige gebruik van de onderzoekslocatie als schoolterrein en sportveld, is het niet te verwachten dat er, met uitzondering van tongvaren en steenbreekvaren, beschermde plantensoorten op de locatie aanwezig zijn. De aanwezigheid van water, de zuurgraad van de bodem, de beschikbare hoeveelheid voedingsstoffen, de hoeveelheid zonlicht en de antropogene beïnvloeding bepalen in hoeverre een groeiplaats voor een bepaalde plant geschikt is. Vanwege de specifieke eisen die de meeste beschermde soorten stellen aan de groeiomstandigheden zijn meer beschermde vaatplanten, waarvoor geen vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling geldt, op de onderzoekslocatie niet te verwachten. Door het Natuurloket wordt aangegeven dat het kilometerhok waarin de onderzoekslocatie grotendeels is gelegen goed is onderzocht op de aanwezigheid van vaatplanten. Er wordt aangegeven dat er in het kilometerhok 3 soorten zijn waargenomen, welke staan vermeld op de Flora- en faunawet lijst 2/3. Deze soorten hebben naar verwachting betrekking op tongvaren, steenbreekvaren en drijvende waterweegbree. Drijvende waterweegbree is volgens gegevens van de provincie NoordBrabant aangetroffen in vennen in het habitatrichtlijn-gebied ten oosten van de rijksweg N289.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 7 van 14
6.
TOETSING AAN WET- EN REGELGEVING
6.1
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet heeft tot doel alle in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten te beschermen en in stand te houden. Om dit doel te bereiken, bevat de wet een aantal verbodsbepalingen. Hierin worden vaste rust- en verblijfplaatsen van bepaalde soorten beschermd. De Floraen faunawet maakt onderscheid in een drietal beschermingscategorieën. Iedere categorie heeft zijn eigen ontheffingsmogelijkheden en toetsingscriteria. Bij een quickscan flora en fauna wordt in beeld gebracht of er vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig zijn van de soorten uit de verschillende beschermingscategorieën. Vervolgens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep verstorend werkt op deze soorten. In het kader van de voorgenomen plannen zal er zeker overtreding plaatsvinden ten aanzien van beschermde (muur)planten. Overtredingen ten aanzien vleermuizen is op basis van de huidige onderzoeksinspanning niet uit te sluiten. Daarnaast kan er gedurende het broedseizoen sprake zijn van overtredingen met betrekking tot broedvogels en is overtreding ten aanzien van eekhoorn in de toekomst eveneens niet uit te sluiten. Voor de overige beschermde soorten uit de verschillende soortgroepen zijn, door het ontbreken van geschikt habitat of verblijfsmogelijkheden, of door een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling, geen overtredingen te verwachten ten aanzien van de Flora- en faunawet. Broedvogels Alle broedende inheemse vogels en hun nesten zijn wettelijk beschermd en vallen onder de strikt beschermde klasse (soorten tabel 3). De Flora- en faunawet regelt onder meer de bescherming van vogels in het broedseizoen: het verstoren van broedende vogels en jongen, of het vernielen van nesten en eieren is verboden. In de meeste gevallen is een overtreding gemakkelijk te voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of de broedgelegenheid buiten het broedseizoen te verwijderen. Nesten van huismus, steenuil, sperwer, ransuil, boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, ooievaar, oehoe, roek, slechtvalk, wespendief en zwarte wouw zijn het gehele jaar beschermd. Het betreffen soorten uit de beschermingscategorieën 1 t/m 4 van de aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen (Dienst Regelingen, 25 augustus 2009). De nestplaats, bomengroep of boomholte van een deel van deze soorten worden ook buiten het broedseizoen gebruikt. Een ander deel van deze soorten maken enkel gebruik van door andere vogelsoorten gemaakte nestgelegenheid, of maken ieder jaar gebruik van hetzelfde nest (of dezelfde nestlocatie). Daarnaast is er een aantal soorten waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn, ondanks dat de soort ieder jaar op dezelfde plek terugkeert om te broeden. Van deze soorten wordt verondersteld dat ze over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Voorbeelden hiervan zijn spechtensoorten, huiszwaluw, boerenzwaluw, ekster, bosuil, torenvalk en holenbroeders als boomkruiper, koolmees en bonte vliegenvanger. Ontheffingen op verbodsbepalingen ten aanzien van vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. Dergelijke maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan, dienen vooraf door Dienst Regelingen te worden goedgekeurd middels een ontheffingsaanvraag.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 8 van 14
Voor de te verwachten broedvogels geldt dat, indien bomen en struiken buiten het broedseizoen worden verwijderd, geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot broedvogels. Het uitgangspunt is dat er geen broedende vogels op het moment van ingrijpen aanwezig zijn binnen het te verstoren gedeelte van de onderzoekslocatie. In de Flora- en faunawet wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Geldend is en blijft echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. Het laten uitvoeren van een controle op de aanwezigheid van een broedgeval voor aanvang van de werkzaamheden, kan mede voorkomen dat er onnodige vertraging van de plannen en verstoring van broedvogels plaatsvindt. Indien tijdens de controle in een te kappen boom een nest wordt aangetroffen van een vogelsoort met een jaarrond beschermde status, dan dient voor het verstoren van het betreffende nest alsnog een ontheffingsaanvraag te worden ingediend. Vleermuizen Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten genieten zowel binnen de Flora- en faunawet als binnen de Natuurbeschermingswet een strikte bescherming. Alle vleermuissoorten staan vermeld in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Dit betekent dat ze beschermd zijn tegen verstoring van vaste rust- en verblijfplaatsen. Onder deze vaste rust- en verblijfplaatsen wordt verstaan: "het gehele systeem waarvan een populatie gebruik maakt tijdens de jaarcyclus van de soort". Dit houdt in dat niet alleen de zomer- en winterverblijfplaatsen maar ook de verbindingen hiertussen (vliegroutes) en de foerageergebieden bescherming genieten. Vleermuizen zijn streng beschermd omdat dat ze erg kwetsbaar zijn. De afgelopen vijftig jaar zijn sommige soorten erg zeldzaam geworden of geheel verdwenen. Wanneer overwinterende dieren worden verstoord, is de kans groot dat ze sterven omdat ze dan teveel van hun vetreserve gebruiken. Maar al te vaak worden bomen gekapt en oude gebouwen gerenoveerd of gesloopt. Als zich hierin een vleermuiskolonie bevindt, heeft dat grote gevolgen voor de vleermuisstand in de wijde omgeving. Omdat ze meestal maar één jong per jaar krijgen, kan herstel erg lang duren. Vleermuizen kunnen zelf geen verblijfplaatsen maken en zijn dus afhankelijk van bestaande verblijfplaatsen. Daarnaast hebben ingrepen in het landschap ook negatieve gevolgen doordat foerageergebieden en vliegroutes, waar vleermuizen jaren achtereen gebruik van maken, verdwijnen. De impact die een ingreep kan hebben verschilt sterk per situatie en per soort waardoor meestal gedetailleerde gegevens nodig zijn om een passend advies te geven. Ontheffingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. Dergelijke maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan dienen vooraf door Dienst Regelingen te worden goedgekeurd middels een ontheffingsaanvraag. Verblijfplaatsen en vliegroute Op basis van de quickscan is het niet op voorhand uit te sluiten dat de te slopen bebouwing op deellocatie II een verblijfsfunctie heeft voor vleermuizen. Indien er verlichting wordt gerealiseerd in de huidige onverlichte lanen, dient eerst te worden vastgesteld of deze lanen wel of niet een functie vervullen als vliegroute. Een aanvullend onderzoek binnen het geschikte seizoen dient meer uitsluitsel te geven over het gebruik van de onderzoekslocatie door vleermuizen. Vervolgens dient vastgesteld te worden of er overtredingen plaats zullen vinden bij de uitvoering van het project.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 9 van 14
Overige zoogdieren Het is niet uit te sluiten dat een eekhoorn in de nabije toekomst een nest bouwt in een eventueel te kappen boom. Voor aanvang van kapwerkzaamheden dienen de betreffende bomen te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van nesten. Indien een eekhoornnest wordt aangetroffen, dient te worden gewacht met het kappen van de betreffende boom totdat het nest niet meer in gebruik is. Planten Voor steenbreekvaren en tongvaren dient een ontheffing te worden aangevraagd voor schade aan de aanwezige planten en aan de groeiplaats van beide soorten bij de uitvoering van de sloop. Er zijn in de directe omgeving voor zover bekend geen andere groeiplaatsen van deze soorten. Het is naar verwachting niet mogelijk om de groeiplaats en de aanwezige planten te verplaatsen naar een nieuwe geschikte plek. De groeiplaats van beide beschermd soorten is ontstaan door slecht onderhoud, maar is wel gelijk aan de meer natuurlijke groeiplaatsen binnen Nederland, zoals op vochtige noordkanten van oude stadsmuren, bruggen en gebouwen. 6.2
Algemene zorgplicht
Zoogdieren Voor de meeste te verwachten grondgebonden zoogdieren geldt een algehele vrijstelling van de Flora- en faunawet met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkelingen en herinrichting die plaats zullen vinden op de onderzoekslocatie. Het is echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient te worden gedaan om het doden van individuen te voorkomen. Bij het verwijderen van struiken, takkenhopen en dergelijke dient rekening te worden gehouden met een mogelijk aanwezige soort als egel. Aanwezige dieren dienen de gelegenheid te krijgen om weg te komen, niet te worden opgejaagd en eventueel te worden verplaatst naar geschikte plekken buiten de voorgenomen ingreep. Dergelijke snoei- en opruimactiviteiten vinden bij voorkeur niet plaats tijdens de winterslaap. Amfibieën Binnen de onderzoekslocatie zijn, wegens het ontbreken van geschikt habitat, enkel incidenteel aanwezige (zwervende) individuen te verwachten. Het werken volgens de zorgplicht is wel noodzakelijk om onnodige schade en verstoring zo veel mogelijk te beperken. De winterperiode en de periode van migratie zijn in dit geval het meest gevoelig voor amfibieën. Het ongeschikt maken van verblijfplekken buiten de winterperiode en het verplaatsen van eventueel aanwezige individuen zijn acties die in een werkplan opgenomen kunnen worden om zorgvuldig te kunnen handelen. 6.3
Gebiedsbescherming
De quickscan flora en fauna toetst voornamelijk aan de Flora- en faunawet. Indien een plangebied in of nabij een gebied is gelegen dat tot de EHS behoort of onder de Natuurbeschermingswet valt, dient te worden bepaald of er een effect valt te verwachten. Bij een toetsing aan de Natuurbeschermingswet spelen vaak andere facetten mee, zoals de aanwezige doelsoorten en kernwaarden van het betreffende beschermde gebied. De onderzoekslocatie ligt binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied de ‘Brabantse Wal’. Indien er een effect te verwachten valt dan zal dit, volgens de effectenindicator van het Ministerie van LNV, betrekking hebben op de verstorende factoren geluid, verlichting en trillingen.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 10 van 14
Of na de eventuele realisatie van een parkeerterrein er ook meer auto's op de onderzoekslocatie komen en dus meer uitstoot van autogassen, dan in de huidige situatie het geval is met dezelfde voorzieningen als in de huidige situatie, is vooralsnog onbekend. Volgens gegevens van de provincie Noord-Brabant bevinden de betreffende instandhoudingsdoelen (doelsoorten en habitattypen) zich niet op of in de directe nabijheid van de onderzoekslocatie. Daarbij vindt de ingreep plaats om een terrein, dat reeds voor menselijke activiteit/voorziening (sportveld, schoolgebouw, inrichting, hotel en restaurant) is bestemd. Hierdoor is het niet verwachten dat de voorgenomen plannen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000gebied ‘Brabantse Wal’. Een eventuele verhoging van het aantal auto's op het terrein, zal in verband met een mogelijke toename van autogassen, nader bekeken moeten worden. Indien het aantal nagenoeg gelijk blijft is er geen negatief effect op het Natura 2000-gebied 'Brabantse Wal' te verwachten. De onderzoekslocatie zelf behoort niet tot de Ecologische Hoofdstructuur, waardoor geen onderzoeksverplichting is op de effecten van de ingreep op de kernkwaliteiten van het aangrenzende EHSgebied. De omgevingscondities zullen ten opzichte van de oorspronkelijk situatie niet veranderen. De EHS zal derhalve niet worden aangetast door de plannen op de onderzoekslocatie. In het kader van gebiedsbescherming (Natura 2000 en EHS) is er naar verwachting geen nadere toetsing noodzakelijk, mits het aantal auto's op de onderzoekslocatie niet blijvend zal vermeerderen. Het is echter het bevoegd gezag, in dit geval de provincie Noord-Brabant, die over de noodzaak van een toetsing oordeelt.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 11 van 14
7.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Econsultancy heeft in opdracht van Gemeente Woensdrecht een quickscan Flora en Fauna uitgevoerd met betrekking tot het plangebied Volksabdij te Ossendrecht in de gemeente Woensdrecht. De quickscan Flora en Fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. Voorgenomen ingreep De initiatiefnemer is voornemens om ten behoeve van het Mollercollege een nieuw gebouw op het noordelijke gras/sportveld van deellocatie I te realiseren. Na vertrek van de school naar de nieuwe locatie zal deellocatie II mogelijk worden ingericht als parkeerterrein ten behoeve van bezoekers van het restaurant en de Volksabdij. Ten aanzien van de jeugdinrichting ‘Den Engh’ op deellocatie III zal de bebouwing worden uitgebreid om het aantal beschikbare plaatsen te vergroten. Ten behoeve van de nieuwbouw op deellocatie I zal de huidige functie van gras/sportveld verdwijnen. Hierbij zullen graaf- en bouwwerkzaamheden plaatsvinden en zullen er naar verwachting enkele bomen worden gekapt. Welke bomen er mogelijk worden gekapt is vooralsnog niet bekend. Verder zal er ook verlichting worden geplaatst op het schoolterrein en mogelijk ook langs de toegangswegen. In hoeverre er afrastering door middel van bijvoorbeeld hekken wordt geplaatst rond het terrein en rond de sportvelden is vooralsnog niet bekend. Dit geldt tevens voor mogelijke verlichting rond de sportvelden. De huidige bebouwing van het Mollercollege op deellocatie II zal ten behoeve van de voorgenomen plannen worden gesloopt. De uitbreidingsplannen op deellocatie III waren ten tijden van het veldbezoek al in volle gang. De oorspronkelijke situatie op deellocatie III is derhalve onbekend. Het effect van de ingreep op de oorspronkelijke situatie kon ten tijde van het veldbezoek niet worden bepaald. Waarnemingen en te verwachten soorten: De bomen en struiken op en rond de onderzoekslocatie bieden nestgelegenheid aan algemene broedvogels als merel, winterkoning, roodborst, heggenmus en houtduif. De te slopen bebouwing op deellocatie II biedt potentiële verblijfsmogelijkheden voor vleermuizen. De onderzoekslocatie in combinatie met het omliggende bos zal deel uitmaken van het foerageergebied voor vleermuizen. De huidige lanen op het terrein vormen potentiële vliegroutes voor vleermuizen. Op de onderzoekslocatie zijn voornamelijk algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren te verwachten. Het is niet uit te sluiten dat een eekhoorn in de toekomst en nest bouwt in een eventueel te kappen boom. Op de onderzoekslocatie zijn enkel incidentele (zwervende) individuele amfibieën te verwachten. In een hoekje aan de buitenmuur van het te slopen schoolgebouw zijn tongvaren en steenbreekvaren aangetroffen. Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten. Maatregelen ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet: Over het algemeen kan schade aan broedvogels worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten of geheel buiten het broedseizoen uit te voeren. In de Flora- en faunawet wordt geen vaste periode gehanteerd voor het broedseizoen Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Geldend is en blijft echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. Het laten uitvoeren van een controle op de aanwezigheid van een broedgeval voor aanvang van de werkzaamheden, kan mede voorkomen dat er onnodige vertraging van de plannen en verstoring van broedvogels plaatsvindt. Indien tijdens de controle in een te kappen boom een nest wordt aangetrof-
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 12 van 14
fen van een vogelsoort met een jaarrond beschermde status, dan dient voor het verstoren van het betreffende nest alsnog een ontheffingsaanvraag te worden ingediend. Ten aanzien van algemene soorten, waarvoor een vrijstelling geldt, dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat een ieder die redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen nadelige gevolgen voor de fauna kunnen ontstaan, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen om de nadelige gevolgen te voorkomen. In dit geval betekent dat er rekening met incidenteel aanwezige amfibieën en kleine zoogdieren gehouden moet worden wanneer struiken worden verwijderd. Dieren moeten de gelegenheid krijgen om weg te komen. Dergelijke activiteiten vinden bij voorkeur niet plaats tijdens de winterslaap. Gebiedsbescherming De EHS zal niet worden aangetast door de plannen op de onderzoekslocatie. Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Brabantse Wal’ is naar verwachting niet aan de orde. Nadere toetsing is naar verwachting niet noodzakelijk. Het is echter het bevoegd gezag, in dit geval de provincie Noord-Brabant, die hierover oordeelt. Noodzaak tot nader onderzoek Het kan niet op voorhand worden uitgesloten dat de te slopen bebouwing een verblijfsfunctie heeft voor vleermuizen. Door de uitvoering van nader onderzoek binnen het geschikte seizoen kan hierover uitsluitsel worden gegeven. Voor aanvang van eventuele kapwerkzaamheden dienen de betreffende bomen te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van eventueel aanwezige nieuwe nesten van broedvogels en eekhoorn. Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c Voor steenbreekvaren en tongvaren dient een ontheffing te worden aangevraagd voor schade aan de aanwezige planten en aan de groeiplaats van de soort bij de uitvoering van de sloop. Indien uit aanvullend vleermuisonderzoek blijkt dat zich op deellocatie II een vaste rust- of verblijfplaats bevindt, treden er door de voorgenomen sloop mogelijk overtredingen op ten aanzien van de Flora- en faunawet. Ontheffingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan dienen vooraf door Dienst Regelingen te worden goedgekeurd middels een ontheffingsaanvraag. Indien tijdens de controle voor aanvang van de kapwerkzaamheden een nest van een broedvogel waarvan het nest jaarrond beschermd is wordt aangetroffen, treden er door de voorgenomen werkzaamheden mogelijk overtredingen op ten aanzien van de Flora- en faunawet. Ontheffingen op verbodsbepalingen ten aanzien van vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan, dienen vooraf door Dienst Regelingen te worden goedgekeurd middels een ontheffingsaanvraag. Tabel I geeft een samenvatting van de te verwachten verstoring en de te nemen vervolgstappen.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 13 van 14
Tabel I.
Overzicht te verwachten verstoring en te nemen vervolgstappen Soortgroep
Broedvogels
Ingreep verstorend
Nader onderzoek
Ontheffingsaanvraag(*)
ja
nee
ontheffing niet mogelijk
het verwijderen van nestgelegenheden dient buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd
afhankelijk van controle
ja
afhankelijk van controle
controle op nesten voor aanvang van kapwerkzaamheden
verblijfplaatsen
afhankelijk van nader onderzoek
ja
afhankelijk van nader onderzoek
foerageergebied
nee
nee
nee
1
mogelijk
algemeen jaarrond beschermd
Vleermuizen
vliegroutes Grondgebonden zoogdieren
Bijzonderheden / opmerkingen
-
nee
-
nee
nee
1
ja
nee
zorgplicht en controle op eekhoornnesten voor aanvang van kapwerkzaamheden
mits huidige lanen niet extra worden verlicht
Amfibieën
nee
nee
nee
zorgplicht
Reptielen
nee
nee
nee
-
Vissen
nee
nee
nee
-
Libellen en dagvlinders
nee
nee
nee
-
ja
nee
ja
-
Vaatplanten
* Ontheffingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen of broedvogels worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan dienen vooraf door Dienst Regelingen te worden goedgekeurd middels een ontheffingsaanvraag.
Econsultancy Boxmeer, 22 januari 2010.
09103602 WDR.C5S.ECO
Pagina 14 van 14
TITEL:
Topografische ligging van de locatie PROJECT: WDR.C5S.ECO
NUMMER: 09103602
SCHAAL: 1:25.000
DATUM: 22-01-2010
KAARTBLAD: 49 G
BIJLAGE: 1
deellocatie I gemengd bos
foto 1
sport/ grasveld
gemengd bos foto 6
sport/ grasveld
foto 5
te slopen school
foto 7 + 8
foto 3 foto 2
gemengd bos
deellocatie II
foto 4
restaurant ‘De Blauwe Pauw’
foto 12
Volksabdij
foto 11
foto 9
foto 10
gemengd bos
nieuwbouw
deellocatie III LEGENDA: gras
boom
jeugdinrichting ‘Den Engh’ 0m
100 m
bos TITEL:
locatieschets
A3
water bebouwing
standplaats + richting fotoname
PROJECT: WDR.C5S.ECO
NUMMER: 09103602
SCHAAL: 1:2000
DATUM: 15-01-2009
GETEKEND: RNa
BIJLAGE: 2a
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 1.
nieuwbouwlocatie op deellocatie I (noordelijke gras/sportveld)
Foto 2.
één van de huidige (onverlichte) toegangswegen (potentiële vliegroute) 09103602 WDR.C5S.ECO
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 3.
noordelijk deel van deellocatie II, te slopen bebouwing en mogelijk te kapen bomen
Foto 4.
oostelijk deel van deellocatie II, te slopen bebouwing en mogelijk te kappen bomen
09103602 WDR.C5S.ECO
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 5.
geschikte toegangsmogelijkheden tot spouwmuur voor vleermuizen (omcirkeld)
Foto 6.
geschikte opening potentiële verblijfplaats voor vleermuizen
09103602 WDR.C5S.ECO
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 7.
steenbreekvaren op muur van te slopen bebouwing
Foto 8.
tongvaren op muur van te slopen bebouwing
09103602 WDR.C5S.ECO
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 9.
deellocatie III, werkzaamheden zijn in 2009 al gestart.
Foto 10.
deellocatie III, links bestaande bebouwing rechts nieuwbouw
09103602 WDR.C5S.ECO
Bijlage 2b Foto's onderzoekslocatie
Foto 11.
huidige toegangsweg (met minimale verlichting) richting nieuwbouwlocatie school
Foto 12.
zuidelijk deel van deellocatie II, op achtergrond te slopen schoolgebouw
09103602 WDR.C5S.ECO
Bijlage 3
Geraadpleegde bronnen
LITERATUUR Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON)(redactie) 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. - Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Dienst Regelingen, aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet, augustus 2009. Delft, Van J.J.C.W. en Schuitema W. (2005) Werkatlas amfibieën en reptielen in Noord-Brabant. Stichting RAVON. Herder, J.E., A. van Diepenbeek, R.C.M. Creemers, 2009. Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport 2009-03. Hustings, F., Borggreve C., van Turnhout C. & Thissen J. 2004. Basisrapport voor de Rode Lijst Vogels volgens Nederlandse en IUCN-criteria. SOVON-onderzoeksrapport 2004/13. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Heusden, W.R.M. van & Vreugdenhil, S.J., 2008. Handreiking Flora- en faunawet. Dienst Landelijk Gebied. Limpens, H.J.G.A., Mostert, K. & Bongers, W. (eds.) 1997. Atlas van de Nederlandse Vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Limpens, H., Regelink, J. & Koelman, R. (2009). Vleermuizen en planologie. Zoogdiervereniging VZZ. SOVON Broedvogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 19982000. Nederlandse fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertibrate Survey-Nederland, Leiden. Twisk, P. en Limpens. H. (2006). Een thuis voor een vleermuis. Beschermingsplan voor vleermuizen in Noord-Brabant. Zoogdiervereniging VZZ.
INTERNET www.brabant.nl (EHS en beschermde gebieden in Noord-Brabant) www.minlnv.nl (natuurwetgeving) www.natuurloket.nl (verspreidingsgegevens op km hok niveau) www.telmee.nl (waarnemingen van vrijwilligers) www.vlinderstichting.nl (verspreidingsgegevens davlinders en libellen) www.waarneming.nl(waarnemingen van vrijwilligers) www.zoogdieratlas.nl (verspreidingsgegevens zoogdieren)
INSTANTIES Natuurmonumenten Provincie Noord-Brabant
Bijlage 4
Natuurwetgeving en beleid
Flora- en faunawet De Europese natuurwetgeving is in Nederland, op het gebied van de soortbescherming, uitgewerkt in de Flora- en faunawet. Deze wet heeft tot doel alle in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten te beschermen en in stand te houden. Om dit doel te bereiken, bevat de wet een aantal verbodsbepalingen (zie tabel I). Hierbij wordt het zogenaamde “nee, tenzij…” principe gehanteerd. Dit wil zeggen dat activiteiten met een (potentieel) schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn (“nee”). Van dit verbod kan echter onder voorwaarden (“tenzij”) afgeweken worden door ontheffingen of vrijstellingen. Onder “activiteiten” worden alle activiteiten in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik verstaan. Voorbeelden hiervan zijn de sloop van gebouwen, de ontwikkeling van woonwijken en bedrijventerreinen, dempen van wateren, maar ook natuurontwikkelingsprojecten. Alle activiteiten moeten getoetst worden op hun effecten op aanwezige en mogelijk aanwezige beschermde planten- diersoorten. Tabel I.
Verbodsbepalingen Flora- en faunawet
Artikel 8
Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.
Artikel 9
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
Artikel 10
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Artikel 11
Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
Tabel II.
Soortbeschermingscategorieën Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet maakt onderscheid in een drietal beschermingscategorieën. Iedere categorie heeft zijn eigen ontheffingsmogelijkheden en toetsingscriteria. Voor vogels is een aparte categorie. Tabel 1 algemeen beschermde soorten Voor de soorten in Tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt, bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing in het kader van artikel 75 aangevraagd te worden. Voorbeelden zijn: ree, haas, konijn, egel, bruine kikker, gewone pad, wijngaardslak, brede wespenorchis, grote kaardenbol Tabel 2 overige beschermde soorten Voor de soorten in Tabel 2 van de Flora- en faunawet dient bij overtreding van de verbodsbepalingen een ontheffing aangevraagd te worden. Echter indien er volgens een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode gewerkt wordt, geldt er bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen en hoeft er geen ontheffing aangevraagd te worden. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (‘lichte toets’). Voorbeelden zijn: eekhoorn, steenmarter, kleine modderkruiper, gele helmbloem, steenbreekvaren, tongvaren Tabel 3 strikt beschermde soorten Voor de soorten van Tabel 3 van de Flora- en faunawet dient bij overtreding van de verbodsbepalingen bij alle activiteiten (waaronder ruimtelijke ontwikkeling en inrichting) een ontheffing aangevraagd te worden. In een zeer beperkt aantal gevallen kan er op basis van een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode een vrijstelling verleend worden voor de ontheffingsverplichting bij een zeer beperkt aantal activiteiten. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan een drietal criteria (uitgebreide toets). Bij de uitgebreide toets dient aan alle afzonderlijke criteria te worden voldaan.De criteria zijn als volgt: de activiteiten of werkzaamheden doen geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort, er is geen andere bevredigende oplossing (alternatief) voor de geplande activiteiten of werkzaamheden, die minder schade oplevert voor de betreffende soort en er moet sprake zijn van een bij de wet genoemd belang. Voorbeelden zijn: das, waterspitsmuis, alle vleermuissoorten, rugstreeppad, boomkikker, kamsalamander
Tabel II (vervolg). Soortbeschermingscategorieën Flora- en faunawet Vogels Voor vogels geldt dat er altijd een ontheffing aangevraagd dient te worden. Indien activiteiten plaatsvinden waarbij verbodsbepalingen worden overtreden ten aanzien van (broed)vogels dient er een uitgebreide toets, zoals beschreven bij Tabel 3 Flora- en faunawet toegepast te worden. Indien er gewerkt wordt volgens een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode is het mogelijk dat er geen ontheffing aangevraagd hoeft te worden bij bestendig gebruik en onderhoud, bestendig beheer en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Bij broedvogels kan een overtreding in de meeste gevallen gemakkelijk voorkomen worden door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Tabel III.
Algemene Zorgplicht
Algemene Zorgplicht (artikel 2) Een belangrijk uitgangspunt binnen de Flora- en faunawet is dat op elke burger de plicht rust om voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat iedereen zich dient in te spannen om de nadelige gevolgen voor een soort te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. De zorgplicht is ten alle tijden van toepassing, ook al vindt er geen overtreding van een verbodsbepaling plaats.
Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet 2005 heeft tot doel bijzondere natuurgebieden in Nederland te beschermen en in stand te houden. De wet omvat onder andere de richtlijnen van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn ten aanzien van gebiedsbescherming. Doordat de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn beide zijn opgenomen in de Natura 2000 wetgeving, zullen de termen “habitatrichtlijngebied” en “vogelrichtlijngebied” komen te vervallen. De betreffende gebieden worden momenteel opgenomen en aangewezen als Natura 2000 gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Europese Unie. Handelingen die een negatieve invloed hebben op gebieden die binnen dit netwerk vallen, worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Een vergunning is vereist. Door middel van het Nederlandse vergunningsstelsel wordt een zorgvuldige afweging gewaarborgd. De vergunningen zullen beoordeeld en afgegeven worden door het ministerie van LNV (via Dienst Regelingen) of door de provincie. In de aankomende jaren zullen voor alle gebieden beheerplannen opgesteld worden. Tot die tijd zal er echter per project beoordeeld moeten worden of er nadelige effecten te verwachten zijn voor een beschermd gebied. Ecologische hoofdstructuur (EHS) De Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van gebieden dat planten- en diersoorten in staat stelt zich door en tussen verschillende natuurgebieden te verplaatsen. Het netwerk moet voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat gebieden hun ecologische waarde verliezen. De EHS is onderdeel van een Europees ecologisch netwerk en bestaat uit kerngebieden (in Nederland de Natura-2000 gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en de Wetlands) of verweven gebieden (gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur) die onderling verbonden worden door ecologische verbindingszones. Ecologische verbindingszones zijn stroken en stukjes natuur die de verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbinden. Op deze manier kunnen dieren en planten zich van het ene naar het andere leefgebied verplaatsen. Met name de kleine populaties die met uitsterven worden bedreigd, blijven hierdoor levensvatbaar. Negatieve invloed op de werking van een verbinding of aantasting van een verbinding dient vermeden en gecompenseerd te worden zodat het netwerk niet verslechtert. Rode Lijsten In opdracht van het ministerie van LNV zijn voor diverse soortgroepen zogenaamde Rode Lijsten samengesteld. Deze Rode Lijsten vermelden van welke soorten het voortbestaan in Nederland bedreigd wordt. Op deze manier geven de lijsten een indicatie van het belang van aanwezige planten en dieren in een gebied voor het behoud van de hele populatie. In door het ministerie van LNV opgestelde soortbeschermingsplannen wordt aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om het voortbestaan van deze soorten te waarborgen. Deze soortbeschermingsplannen worden door diverse provincies gehanteerd voor het opstellen van compensatieverplichtingen.
Luchtkwaliteit
sa p
SCHOONDERBEEK E N PA RT N E R S A D V I E S B V
MILIEU, GELUID, BOUW ADVIES, BRANDVEILIGHEID, RUIMTELIJKE ORDENING, BELEIDSADVIES
Econsultancy t.a.v. de heer H. Steenwoerd Rapenstraat 2 5831 GJ BOXMEER Datum Onze ref.
Betreft:
: 9 juni 2010 : 09443 B20100609
[email protected] c.c. :
[email protected]
Mollercollege in Ossendrecht Beoordeling luchtkwaliteit
Geachte heer Steenwoerd,
Voor het realiseren van ontwikkelingen rond de Volksabdij, Onze Lieve Vrouwen ter Duinenlaan 199-203, moet een bestemmingsplanprocedure worden doorlopen. In dat verband heeft u verzocht te beoordelen of het aspect luchtkwaliteit relevant is. Op 15 november 2007 is de AMvB Niet In Betekenende Mate (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) in werking getreden. Hierin zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Per 1 augustus 2009 wordt het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO 2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit de parkeer- en verkeersanalyse die voor de ontwikkelingen rond de Volksabdij is uitgevoerd, blijkt dat in weekenden de meeste voertuigen komen. Het aantal voertuigbewegingen ligt tussen de 800 en 900 per dag. Het maximale aantal is gebruikt voor de berekeningen, waarbij een worstcase benadering is gedaan voor het aandeel vrachtverkeer. Met behulp van de zogenaamde NIBM-tool (versie mei 2010) is berekend wat de bijdrage van het verkeer als gevolg van het plan is, zie het figuur hierna.
EDE Klinkenbergerweg 30a, 6711 MK Postbus 374, 6710 BJ Ede T 0318 614 383 F 0318 614 251 E:
[email protected] TERNEUZEN Oostelijk Bolwerk 9, 4531 GP Terneuzen T 0115 649 680 F 0115 649 392 E:
[email protected] Bank: 66.61.58.347 Handelsregister: Arnhem 0909.2661 btw: NL.8053.02.530.B.01 Internet: www.spaede.nl Branchevereniging van advies-, management- en ingenieursbureaus
-2-
09443 B20100609
Uit voorgaand figuur blijkt dat bij de gehanteerde worstcase benadering de bijdrage aan de luchtkwaliteit ruim onder het 3% criterium blijft (c.q. kleiner is dan 1,2 μg/m3). Met andere woorden: Het plan draagt niet of nauwelijks bij aan de luchtverontreiniging en is in dat opzicht niet in betekenende mate. Daarom is een onderzoek naar de luchtkwaliteit en/of toetsing aan de grenswaarden niet nodig. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het ook van belang om af te wegen of het aanvaardbaar is om het (bouw)plan op de gewenste plek te realiseren. Daarbij speelt de mate van blootstelling en de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging een rol. Wat dat laatste betreft is het Besluit Gevoelige bestemmingen van belang. Het Besluit Gevoelige bestemmingen is op 15 januari 2009 in werking getreden. Dit besluit hanteert vaste zones langs drukke infrastructuur waarbinnen gevoelige bestemmingen, scholen, kinderdagverblijven (incl. crèches), bejaarden-, verzorgings- en verpleegtehuizen, niet gerealiseerd mogen worden indien ter plekke sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de grenswaarden voor fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Langs rijkswegen (autosnelwegen en autowegen in beheer bij het rijk) mogen binnen een zone van 300 meter vanaf de rand van de weg geen gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd. Langs provinciale wegen (autowegen en overige wegen in beheer bij de provincie) is deze zone 50 meter vanaf de rand van de weg. Met betrekking tot het voorgaande wordt opgemerkt dat het plan voorziet in het mogelijk maken van een gevoelige bestemming, te weten een school. In de nabije omgeving van het plangebied is echter géén snelweg of provinciale weg gelegen. De dichtstbijzijnde provinciale weg (N289) ligt op een grotere afstand dan 50 meter van het plangebied. In dat verband is het Besluit gevoelige bestemmingen dus niet relevant voor de gewenste ontwikkeling. Wij vertrouwen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en tot het geven van een toelichting graag bereid. Hoogachtend,
Ir. R.J.P. Henderickx
Bestandsnaam: 09443 B20100609 Mollercollege Ossendrecht NIBM.docx Opslagdatum: 9-6-2010 12:38:00
Milieuzonering
09443.N01a Volksabdij Ossendrecht Milieuzonering datum: 9 juli 2010
sa p
SCHOONDERBEEK E N PA RT N E R S A D V I E S B V
MILIEU, GELUID, BOUW ADVIES, BRANDVEILIGHEID, RUIMTELIJKE ORDENING, BELEIDSADVIES
09443.N01a Volksabdij Ossendrecht Milieuzonering datum: 9 juli 2010
INHOUD
Blz.
1.
Inleiding
2
2.
Doel van het onderzoek
2
3.
Bestemmingsplan
2
4.
Gewenst gebruik
2
5.
Milieuzonering 5.1. Uitwaartse milieuzonering 5.2. Strijdigheid binnen het plan
3 3 5
6.
Conclusies en aanbevelingen
6
Niets uit deze notitie mag worden vermenigvuldigd door middel van druk, fotokopiëren, microverfilming of enige andere methode, of worden vrijgegeven aan derden voor bestudering zonder uitdrukkelijke toestemming van de directie van: Schoonderbeek en Partners Advies BV.
EDE Klinkenbergerweg 30a, 6711 MK Postbus 374, 6710 BJ Ede T 0318 614 383 F 0318 614 251 E:
[email protected] TERNEUZEN Oostelijk Bolwerk 9, 4531 GP Terneuzen T 0115 649 680 F 0115 649 392 E:
[email protected] Bank: 66.61.58.347 Handelsregister: Arnhem 0909.2661 btw: NL.8053.02.530.B.01 Internet: www.spaede.nl Branchevereniging van advies-, management- en ingenieursbureaus
-2-
1.
09443.N01a
INLEIDING In opdracht van Econsultancy is een Milieuzonering uitgevoerd ten behoeve van de geplande ontwikkelingen aan de OLV ter Duinenlaan 199-203 in Ossendrecht. De gemeente Woensdrecht wil ten behoeve van het Mollercollege de bestaande panden slopen en nieuwbouw realiseren. Tevens wordt de hotel- en horecafunctie van de naastgelegen Volksabdij uitgebreid. De ruimten van de Volksabdij die momenteel verhuurd worden aan jeugdinrichting Almata worden in de toekomst mogelijk betrokken bij de hotelfunctie van de Volksabdij.
2.
DOEL VAN HET ONDERZOEK In dit onderzoek wordt gekeken of er vanuit de omgeving, nu en in de toekomst, hinder kan ontstaan op de gewenste functies en hoe de functies, binnen het bouwplan, onderling tot elkaar staan, ten einde te komen tot een goed leefklimaat voor de gebruikers van de geplande functies.
3.
BESTEMMINGSPLAN Voor de planlocatie gelden de bestemmingsplannen “Buitengebied 1998” en “Buitengebied 1998 A30plus-herziening”. De planlocatie heeft momenteel volgens het bestemmingsplan Buitengebied 1998 de bestemmingen ‘agrarisch gebied met landschappelijke waarden’ en ‘multifunctioneel bosgebied’. Daarnaast heeft de planlocatie de detailbestemming ‘niet agrarische bedrijven/ functies’. Gronden met deze gebiedsbestemmingen zijn bedoeld voor agrarisch gebruik en behoud van bestaande landschappelijke en natuurwaarden. Bouwen is enkel toegestaan ten behoeve van de betreffende bedrijven in de detailbestemming en binnen de gestelde voorwaarden. De gewenste ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt binnen het vigerende bestemmingsplan. Ook passen de nieuwbouwplannen qua afmetingen niet binnen de gestelde bestemmingsplanvoorschriften.
4.
GEWENST GEBRUIK In figuur 1 is de planlocatie in het rood weergegeven, met daarin de huidige functies. Voor het Mollercollege wordt nieuwbouw gerealiseerd op de sportvelden tegenover het huidige gebouw. Op de nieuwe locatie wordt een gebouw gerealiseerd ten behoeve van de middelbare school, met daarbij behorende sportvelden, parkeerplaatsen en andere voorzieningen. Dit deel van het plangebied dient de bestemming ‘maatschappelijke doeleinden’ te verkrijgen om het plan te kunnen realiseren. Het grootste deel van het huidige gebouw van het Mollercollege wordt gesloopt en zal door middel van het toepassen van semi-verharding ruimte bieden voor parkeergelegenheid. Dit gebied dient de bestemming ‘groen’ te krijgen. Een deel van het huidige schoolgebouw en het gebouw voor de huidige fietsenstalling blijft behouden, en zal door de Volksabdij gebruikt worden voor horeca-activiteiten. Ook de huidige bebouwing van de Volksabdij dient de bestemming ‘horeca’ te krijgen. De ruimten die momenteel door de Volksabdij verhuurd worden aan jeugdinrichting Almata, zullen door de Volksabdij gebruikt gaan worden als hotelaccommodaties. Bestandsnaam: 09443 N01a Milieuzonering Volksabdij(ER).docx Opslagdatum: 9-7-2010 9:32:00
-3-
09443.N01a
Figuur 1 Huidige situatie 5.
MILIEUZONERING
5.1.
Uitwaartse milieuzonering Het plangebied is beoordeeld aan de hand van de uitwaartse zoneringmethode. Bij deze methode wordt er gekeken welke hinder vanuit de omgeving invloed uitoefent op de planlocatie. Hierbij wordt de gehele planlocatie beoordeeld als milieugevoelige functie. De VNG heeft de bundel “Bedrijven en milieuzonering 2009” uitgegeven. Hierin zijn richtafstanden opgenomen. In tabel 1 (volgende pagina) zijn de relevante bedrijven en milieubelastende activiteiten in de omgeving opgenomen met de daarbij te hanteren richtafstanden en het relevante milieuaspect. Tevens zijn de werkelijke afstanden opgenomen. De werkelijke afstanden dienen gemeten te worden vanaf de inrichtingsgrens van de bedrijven tot aan de gevel van de milieugevoelige gebouwen. Omdat de exacte bebouwing nog niet bekend is, is gekeken naar de afstand tot aan de rand van de planlocatie.
Bestandsnaam: 09443 N01a Milieuzonering Volksabdij(ER).docx Opslagdatum: 9-7-2010 9:32:00
-4-
Tabel 1 Overzicht bedrijven rond het plan Naam Omschrij- Adres ving*
09443.N01a
SBI- Minimale 2008 afstand (m)
Werkelijke afstand (m)
Categorie
> 330
3.1
> 260
3.2
> 410
4.1
> 400
4.1
> 600
3.1
> 500
4.1
VOF De Weert
fokken en houden van graasdieren
OLV ter Duinenlaan 209
0141 0142
Ooms
fokken en houden van rundvee
Putseweg 15
0141 0142
W.J.H. Hendrickx
fokken en houden van varkens
Scheidreef 3
0146
F.E. en M.L.F. Hendrickx
fokken en houden van varkens
Scheidreef 1
0146
Familyland
vakantiepark
Groene Papegaai 19
553 552
V.O.F. Bastiaansen
fokken en houden van varkens
Bremweg 1
0146
Geur:50 Stof: 30 Geluid: 30C Gevaar: 0 Geur:100 Stof: 30 Geluid: 30C Gevaar: 0 Geur: 200 Stof: 30 Geluid: 50C Gevaar: 0 Geur: 200 Stof: 30 Geluid: 50C Gevaar: 0 Geur: 30 Stof: 0 Geluid: 50 Gevaar: 30 Geur: 200 Stof: 30 Geluid: 50C Gevaar: 0
* De bedrijven verrichten meerdere activiteiten, in deze tabel zijn per bedrijf alleen de activiteiten met de hoogste categorie en grootste richtafstanden vermeld.
In figuur 2 (volgende pagina) is een gedeelte van de detailbestemmingsplankaart weergegeven, met daarin aangegeven het plangebied (rood), en de afstanden naar de omliggende bedrijven. Zoals uit tabel 1 en figuur 2 blijkt, ligt geen enkel bedrijf buiten het plangebied, dichterbij dan de richtlijnen voorschrijven.
Bestandsnaam: 09443 N01a Milieuzonering Volksabdij(ER).docx Opslagdatum: 9-7-2010 9:32:00
-6-
09443.N01a
Tabel 2 Overzicht milieubelastende activiteiten binnen het plan Naam Omschrij- Adres SBIMinimale ving* 2008 afstand (m)
6.
Mollercollege
school (beroepsonderwijs)
OLV ter Duinenlaan 201/203
8532, 854, 855
Volksabdij OLV ter Duinen BV
restaurant & hotel
OLV ter Duinenlaan 199
5510 & 561
Almata Jeugd en Gezin
jeugdinrichting
OLV ter Duinenlaan 193
871
Geur: 0 Stof: 0 Geluid: 10 Gevaar: 0 Geur: 0 Stof: 0 Geluid: 0 Gevaar: 0 Geur: 0 Stof: 0 Geluid: 10 Gevaar: 0
Werkelijke afstand (m)
Categorie
>145
2
>15
1
>15
2
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Uit bovenstaande blijkt dat er geen onaanvaardbare milieuhinder te verwachten is voor de gewenste functies school, horeca, hotel en jeugdinrichting, en dat een goed leefklimaat voor de gebruikers van de functies gerealiseerd kan worden. Het wijzigen van de bestemmingen van het plangebied leidt niet tot een belemmering van de bedrijfsactiviteiten van de omliggende bedrijven.
Schoonderbeek en Partners Advies BV
Mevr. ing. N. Jacobs
Bestandsnaam: 09443 N01a Milieuzonering Volksabdij(ER).docx Opslagdatum: 9-7-2010 9:32:00
ir. S. van Langevelde
SPA, uw eigen adviseur voor: MILIEU
RUIMTELIJKE ORDENING
Aanvraag vergunningen (Wm, Wvo, Wabo) ABM toets/Proteus II Afvalpreventie onderzoek Akoestisch- en of trillingsonderzoek BBT/IPPC Bedrijfsmilieuplan Biobrandstoffen Bio-energie Brandveiligheid en brandcompartimentering Brzo/VBS Duurzaamheid Energiebesparing onderzoek Externe veiligheid (PR, GR, risico-analyse) Gas/stofontploffing (ATEX) Geurhinder Luchtkwaliteit (NER, BEES, BEMS) Luchtkwaliteit op de werkplek Meldingen activiteitenbesluit (BARIM) Milieuverslagen Milieuzorgsysteem KAM-zorg Onderzoek Luchtkwaliteit Opslag gevaarlijke stoffen Reach Trillingsonderzoek Wet geurhinder en veehouderij (Wgv)
GELUID Advies geluidbelaste locaties Geluidonderzoek agrarische bedrijven Geluidonderzoek BARIM Geluidonderzoek Wet milieubeheer Geluidwering van gevels Horecalawaai Geluid op de werkplek Productontwikkeling Railverkeerlawaai Referentieniveaumetingen Wegverkeerlawaai Zonering industrieterreinen Herzonering industrieterreinen Dezonering industrieterreinen
Archeologisch onderzoek Bestemmingsplanprocedures en projectbesluit Bodemonderzoek Bouwen op milieubelaste locaties Ecologisch onderzoek Externe veiligheid Geluidbelaste locaties Haalbaarheidscan Luchtkwaliteit onderzoek Milieuzonering Omgevingsvergunning Planschade risicoanalyse Quickscan locatieontwikkeling Ruimtelijke onderbouwing Spuitzones agrarische bedrijven Watertoets Weg- en railverkeerslawaai Wet geurhinder en veehouderij
BELEIDSADVIES Beleidsregel luchtkwaliteit en RO Duurzaamheidprojecten Gebiedsgericht uitvoeringsgericht Geluidbeleid Geluidkaarten Hogere grenswaarden beleid Milieukundige begeleiding bij ruimtelijke plannen Provinciaal actieplan geluid .
BOUWADVIES Binnenmilieu Duurzaam bouwen Bouwfysica van gevels en daken Energiezuinigheid (epn) Bouwen op geluidbelaste locaties Contactgeluid Geluid van gebouwinstallaties Geluidisolatie Geluidwering gevels Luchtdichtheid Toetsing Bouwbesluit Vochtbeheersing Zaalakoestiek Zomercomfort
BRANDVEILIGHEID Beoordeling en advies bestaande situaties Bouwbesluit/bouwvergunning Brand beheersen in grote compartimenten Brandoverslag stralingsberekeningen Industriële brandveiligheid Veilige ontvluchting
SPA Ede Postbus 374 6710 BJ EDE Klinkenbergerweg 30a 6711 MK EDE T: 0318 614 383 F: 0318 614 251 E:
[email protected]
SPA Terneuzen
Oostelijk Bolwerk 9 4531 GP TERNEUZEN T: 0115 649 680 F: 0115 649 392 E:
[email protected]
www.spaede.nl
Verkeer en parkeren
Notitie parkeer- en verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving
Gemeente Woensdrecht
Empaction B.V. Eindhoven, 7 april 2010 1
Inhoudsopgave 1
Inleiding ........................................................................................................................................... 3
2
Bestaande situatie en ontwikkelingen ............................................................................................ 4
3
4
5
2.1
Bestaande situatie ................................................................................................................. 4
2.2
Ontwikkelingen ...................................................................................................................... 6
Parkeernormen Woensdrecht......................................................................................................... 8 3.1
GVVP en CROW ...................................................................................................................... 8
3.2
Parkeernormen per functie ................................................................................................... 8
3.3
Kanttekeningen bij ‘parkeernormen’................................................................................... 10
Parkeerbalans................................................................................................................................ 11 4.1
Parkeerbalans ...................................................................................................................... 11
4.2
Mogelijkheden dubbelgebruik parkeervoorzieningen ........................................................ 12
4.3
Conclusie .............................................................................................................................. 14
Verkeersanalyse ............................................................................................................................ 15
Bijlage 1
Parkeerbalans (optimaal dubbelgebruik) ........................................................................ 19
Bijlage 2
Parkeervraag berekening bezoekers A-poort.................................................................. 20
Bijlage 3
Intensiteitcriterium kruising N289................................................................................... 22
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
2
1
Inleiding
De Volksabdij beschikt thans over een restaurant-, conferentie- en hotelfunctie. Een deel van de ruimten van de Volksabdij wordt op dit moment verhuurd aan de jeugdinrichting Almata. De Volksabdij wil in de toekomst een verdere uitbreiding van de hotel- en horecafunctie. Tegelijkertijd wordt de mogelijkheid open gehouden om de bebouwing die nu in gebruik is door Almata tevens te betrekken bij de hotelfunctie van de Volksabdij. Daarnaast bevindt zich in de directe omgeving van de Volksabdij het Moller College. De gemeente Woensdrecht is voornemens om ten behoeve van het Moller College (middelbaar beroepsonderwijs) nieuwbouw te realiseren. Het nieuwe gebouw van het college wordt gerealiseerd op de tegenover liggende sportvelden aan de Onze Lieve Vrouwen (OLV) Ter Duinenlaan. Het huidige onderkomen van het college wordt deels gesloopt en krijgt voor een deel een horecabestemming. De locatie van de Volksabdij zal zich in de toekomst verder ontwikkelingen als recreatieve trekpleister. Deze zogenaamde recreatieve A-poort zal jaarlijks meer dan 100.000 bezoekers trekken die vanaf die locatie de omliggende natuurgebieden bezoeken. Deze uitbreidingen en functiewijzigingen vragen in dit stadium behoefte aan inzicht in de effecten op het gebied van parkeren en bereikbaarheid. Tijdens eerdere overleggen tussen betrokken partijen is geconcludeerd dat er nog onvoldoende inzicht is in de toekomstige parkeervraag van de geplande ontwikkelingen in het gebied. Zeker is ook dat de ontwikkelingen ook een effect zullen hebben op de toekomstige bereikbaarheid van het gebied. Er dient inzicht te komen in de mogelijke knelpunten en wat de best-passende oplossingrichtingen zijn om de bereikbaarheid van het gebied ook in de toekomst te waarborgen.
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
3
2
Bestaande situatie en ontwikkelingen
In de bestaande situatie bevinden zich diverse functies in het gebied. 1. De Volksabdij (hotel- en horecafunctie); 2. Jeugdinrichting Almata; 3. Het Moller College (voorbereidend beroepsonderwijs). Deze bestaande functies en de toekomstige ontwikkelingen worden in dit hoofdstuk behandeld.
2.1
Bestaande situatie
De Volksabdij De bestaande hotelfunctie van de Volksabdij omvat 33 kamers (48 bedden). Op dit moment wordt een deel van de kamers (19 stuks) verhuurd aan jeugdinrichting Almata. Daarnaast behoort restaurant ‘De Blauwe Pauw’ tot de Volksabdij. De huidige omvang van dit restaurant is circa 725 m2. Naast het restaurant ligt een ruimte bestemd voor zalenverhuur. De omvang van deze ruimte bedraagt circa 285 m2 bvo. Parkeren door zowel de bezoekers/gasten en medewerkers van het hotel en het restaurant wordt gefaciliteerd op een tussenliggend onverharde parkeerterrein. Dit parkeerterrein heeft een capaciteit van ongeveer 90 parkeerplaatsen.
Afbeelding: parkeren rondom het restaurant
Almata Ten behoeve van de jeugdinrichting Almata wordt momenteel nieuwbouw gerealiseerd in de vorm van vier nieuwe huizen. Voor deze nieuwbouw zijn 50 extra parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarvan zijn 20 parkeerplaatsen direct gelegen achter gebouw Vijverzicht, welke alleen te gebruiken zijn door het personeel van Almata. 30 parkeerplaatsen zijn gerealiseerd tussen het bestaande restaurant en de nieuwbouw. Deze plaatsen zijn op dit moment in de weekenden en ’s avonds ook beschikbaar voor de gasten van de Volksabdij. De jeugdinrichting Almata huurt daarnaast op dit moment 19 hotelkamers van de Volksabdij die zij gebruiken als kantoorruimte.
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
4
Moller College Het Moller College, een school met een regionale functie voor voorbereidend beroepsonderwijs, is al meer dan 60 jaar gevestigd op de OLV ter Duinenlaan. Het parkeren voor medewerkers (en bezoekers) wordt ‘versnipperd’ rondom de school gefaciliteerd. Een deel van de parkeervraag wordt opgevangen op het parkeerterrein tussen het Moller College en de Volksabdij/restaurant en een deel van de parkeervraag wordt opgevangen op parkeerterreintjes aan de voor- en achterzijde van de school.
Afbeelding: Parkeren rondom Moller College
Onderstaande afbeelding toont schematisch de locaties van de huidige parkeervoorzieningen.
Afbeelding: Schematisch weergave huidige aanbod parkeervoorzieningen (groen gearceerd: blijft behouden, rood gearceerd: zal verdwijnen)
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
5
2.2
Ontwikkelingen
In het gebied vinden de komende jaren diverse ontwikkelingen plaats. De Volkabdij zal zijn hotel- en horecafunctie verder uitbreiden. De jeugdinrichting Almata zal op termijn op de huidige locatie verdwijnen. Het Moller College zal verhuizen naar de geplande nieuwbouw binnen het plangebied. De omgeving van de Volksabdij zal zich de komende jaren verder ontwikkelen als een recreatieve trekpleister (A-Poort). De Volksabdij wil meewerken aan deze ontwikkeling. In deze paragraaf worden alle ontwikkelingen stuk voor stuk behandeld.
De Volksabdij De kamers die momenteel verhuurd worden aan jeugdinrichting Almata (19 kamers) ten behoeve van kantoorruimte, zullen op termijn weer dienst doen als hotelkamers. De gerealiseerde nieuwbouw van 4 huizen, die momenteel ook in gebruik is door Almata, zal door de Volksabdij zo snel mogelijk als hotelaccommodatie in gebruik genomen worden. Daarnaast zullen nog 4 van dezelfde panden gerealiseerd worden. Voor de Volksabdij betekent dit een toevoeging van in totaal 80 (luxe) hotelkamers. Volgens opgave van de Volksabdij is het huidige kameraanbod kwalitatief niet voldoende voor de toekomst en zal verbouw van de huidige kamers in de historische abdij naar een hogere standaard bouwtechnisch niet mogelijk zijn. De huidige kamers zullen in de toekomst dienst doen als een ‘low budget’ accommodatie en ingezet worden voor bijvoorbeeld deelnemers aan een wielerevenement. De 80 nieuwe 4 sterren hotelkamers zullen een ander publiek trekken. Daarnaast breidt de horecafunctie van de Volksabdij verder uit. De bestaande loods van het huidige Moller College blijft mogelijk behouden en wordt ingezet als horecagelegenheid. De oppervlakte van deze bestaande loods is 1.800 m2. Vooralsnog wordt van de reële optie uitgegaan dat 800 m2 van de loods gebruikt zal worden voor de functie horeca (bar, café).
Almata Het huidige onderkomen van jeugdinrichting Almata wordt gehuurd van de Volksabdij. Dit onderkomen bestaat zowel uit de nieuwbouw van 4 huizen, als 19 hotelkamers in de historische abdij die op dit moment dienst doen als kantoorruimte voor Almata. Ten behoeve van Almata zijn 50 parkeerplaatsen gerealiseerd. Almata zal op termijn verdwijnen rondom de Volksabdij. De gerealiseerde parkeerplaatsen ten behoeve van Almata komen op dat moment beschikbaar voor de nieuwe functies in het gebied.
Moller College Ten behoeve van het Moller College wordt een nieuw gebouw gerealiseerd op de tegenoverliggende sportvelden aan de OLV ter Duinenlaan. De bestaande bebouwing van het College wordt deels gesloopt. Een historische loods, welke nu onderdeel uitmaakt van het College, zal mogelijk behouden blijven ten behoeve van een mogelijke horecaontwikkeling van de Volksabdij. De nieuwe schoollocatie zal plaats bieden aan 600 leerlingen. Het aantal personeelsleden bij dit leerlingenaantal bedraagt circa 57 fte. Volgens het huidige ontwerp wordt ten behoeve van het nieuwe onderkomen rekening gehouden met de realisatie van 50 parkeerplaatsen, welke direct naast het toekomstige Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
6
gebouw gerealiseerd zullen worden (voorlopig DO, d.d. 8-12-2009). Het nieuwe onderkomen van het Moller College heeft ongeveer 46 lesruimtes.
Afbeelding: schematisch overzicht nieuwbouw Moller College en bijbehorende parkeerplaats
Recreatieve A-poort Een recreatieve poort vormt de ingang van een bos- of natuurgebied waar de bezoeker de auto kan parkeren en vervolgens te voet, per fiets of te paard het gebied kan gaan verkennen. Het natuurgebied rondom de Volksabdij maakt onderdeel uit van het Grenspark+ en vervult daarmee voor de bezoekers van het Grenspark+ een recreatieve poort. De locatie van de Volksabdij is gecategoriseerd als zogenaamde recreatieve A-poort. Het voorzieningenaanbod bij een A-poort is groot en derhalve worden bij een dergelijke poort minimaal 100.000 bezoekers1 per jaar verwacht. De gemeente Woensdrecht gaat uit van een verdubbeling van dit bezoekersaantal naar maximaal 200.000 bezoekers per jaar.
1
Bron: Recreatieve routestructuur Brabantse Wal, Bureau voor Economie en omgeving BUITEN, projectnummer 2009-396, 28 oktober 2009
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
7
3 3.1
Parkeernormen Woensdrecht GVVP en CROW
De gemeente Woensdrecht heeft in haar concept Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2010 (GVVP) parkeernormen opgenomen. Deze conceptversie heeft reeds aanpassingen naar aanleiding van de inspraaktermijn ondergaan, maar moet nog door de gemeenteraad in de loop van 2010 worden vastgesteld. Het concept GVVP geeft aan dat voor de bepaling van de parkeerbehoefte van de functies (m.u.v. de functie Wonen) de publicatie 182 van het CROW van toepassing is. De gemeente Woensdrecht is vervolgens qua ‘stedelijkheid’ ingedeeld in de categorie ‘niet stedelijk’ en op basis van de ligging van de kernen is de zone ‘rest bebouwde kom’ van toepassing. In de parkeernormering in het GVVP wordt een minimum en maximum parkeernorm gegeven conform de parkeerkencijfer uit het CROW, waarbij gesteld is dat afhankelijk van de situatie een norm binnen deze bandbreedte gekozen dient te worden.
Afbeelding: CROW publicatie 182
3.2
Parkeernormen per functie
Binnen de geplande ontwikkelingen in de omgeving van de Volksabdij kunnen 3 soorten functies worden onderscheiden. Functie hotel voorbereidend beroepsonderwijs horeca (café, bar)
bandbreedte CROW (niet stedelijk, zone rest bebouwde kom) 0,5 - 1,5 pp per kamer 0,5 – 1,0 pp per leslokaal 6,0 - 8,0 pp per 100 m2 bvo
Tabel: overzicht van de parkeerkencijfer uit het CROW
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
8
De parkeerkencijfers zijn onderverdeeld naar functie en geven een indicatie van de omvang van het benodigde aantal parkeerplaatsen. Elke functie en gebied heeft zijn eigen karakter en omstandigheden. Voor wat betreft de hotelfunctie zullen de 33 (bestaande) ‘low budget’ kamers een andere doelgroep trekken dan de nieuwe te realiseren hotelkamers. De ‘low budget’ kamers zullen volgens opgave van de Volksabdij met name ingezet worden voor deelnemers aan bijvoorbeeld lokale wielerevenementen en low budget gasten, terwijl de ‘nieuwe’ hotelkamers 4-sterren accommodaties worden die een andere doelgroep trekken. Beide doelgroepen hebben een andere parkeervraag. Voor de ‘toekomstige’ doelgroep wordt de bovenkant van de normering aangehouden. In sommige gevallen, met name bij grotere ontwikkelingen, vindt een combinatie van functies plaats. In dat geval dient gekeken te worden naar de momenten in de week waarop per functie de parkeervraag zich voordoet. Op deze wijze is namelijk dubbelgebruik te realiseren, hetgeen uit het oogpunt van kostenbesparing en optimaal gebruik van spaarzame ruimte voor alle partijen wenselijk is. De mogelijkheden voor uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen hangen af van de locatiekeuze van de parkeerplaatsen en de mate waarin de maximale parkeerbehoefte van verschillende functies in de tijd samenvalt. Om de mogelijkheden van dubbelgebruik in kaart te brengen wordt gebruik gemaakt van de aanwezigheidspercentages conform publicatie 182 van het CROW. Wat betreft de aanwezigheidspercentages wordt op basis van landelijke kencijfers gesteld dat het te hanteren aanwezigheidspercentage voor de functie Restaurant/café/bar op een zaterdagmiddag 70% en op een zondagmiddag 40% is. Omdat we op deze locatie te maken hebben met de ontwikkeling van de functie horeca in de vorm van bar/café met overwegend een dagfunctie, is het aanwezigheidspercentage voor zowel de zondagmiddag, als de zaterdagmiddag opgehoogd naar 80%. Gelijktijdige werkdag werkdag werkdag koop- zaterdag- zaterdag- zondagaanwezigheid overdag middag avond avond middag avond middag Hotel 30% 40% 90% 95% 70% 100% 40% Restaurant/café/bar 30% 40% 90% 95% 80% 100% 80% Voorbereidend 100% 100% 10% 10% 0% 0% 0% beroepsonderwijs Tabel: aanwezigheidspercentages
Acceptabele loopafstanden Als begrenzing voor de situering van de parkeerplaatsen ten opzichte van de functies kan de acceptabele loopafstand dienen. De acceptatie van die loopafstand hangt af van de parkeerduur en van het motief van het bezoek aan het bestemmingsadres. De acceptatie van loopafstanden vertoont marges en wordt mede bepaald door de aantrekkelijkheid van de looproute, de prijsstelling en de concurrentiekracht van alternatieven. Uitgangspunt voor de acceptabele loopafstanden zijn de richtlijnen zoals deze zijn opgenomen in de CROW publicatie. De maximale loopafstand voor de hoofdfunctie ‘Ontspanning’ is 100 meter. Voor de hoofdfunctie ‘Werken’ hanteert de publicatie een langere acceptabele loopafstand van tussen de 200 en 800 meter.
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
9
3.3
Kanttekeningen bij ‘parkeernormen’ •
De aanwezigheidspercentages die gebruikt worden voor het opstellen van de parkeerbalans kunnen alleen worden toegepast wanneer verschillende functies binnen het bouwplan gebruik maken van dezelfde parkeergelegenheid. Hierbij dient met de vindbaarheid van de locatie door de verschillende doelgroepen en de acceptabele loopafstanden (zie par. 3.2) rekening gehouden te worden.
•
De parkeerkencijfers uit het CROW, alsmede de normering in het concept GVVP, geven een bandbreedte aan. De te hanteren norm valt ergens binnen deze bandbreedte, maar dient per afzonderlijk project te worden bepaald. De kencijfers voor de functie hotel kennen een zeer grote brandbreedte, namelijk van 0,5 parkeerplaats tot 1,5 parkeerplaats (+300%) per hotelkamer. De werkelijk te hanteren norm hangt af van de exacte invulling van de functie. Voor de uitbreidingsfuncties is conform het gemeentelijk beleid de bovengrens van de parkeernorm gehanteerd.
•
De parkeerkencijfers uit het CROW en de parkeernormen uit het GVVP bevatten kencijfers, respectievelijk normen op basis van de huidige inzichten over de parkeervraag per functie. Reeds gerealiseerde functies kenden destijds een andere parkeervraag. In de parkeerbalans wordt uitgegaan van het realiseren van voldoende parkeercapaciteit ten behoeve van de uitbreiding van functies in het gebied. In de bestaande situatie zijn geen parkeerproblemen bekend.
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
10
4
Parkeerbalans
Het uitgangspunt bij het opstellen van de parkeerbalans is dat er ten behoeve van de ontwikkelingen voldoende parkeercapaciteit gerealiseerd wordt, zodat de (toekomstige) parkeervraag niet afgewenteld wordt op de omgeving. Uitgangspunt bij de bestaande functies hotel en horeca is dat voor deze parkeervraag het huidige parkeeraanbod van 90 parkeerplaatsen op het maatgevend moment voldoet. Een mogelijke restcapaciteit op dit terrein op andere momenten in de week kan worden ingezet ten behoeve van de parkeervraag van de nieuwe ontwikkelingen. Ten eerste is in paragraaf 4.1 de parkeerbehoefte sec in kaart gebracht (zonder toepassing van dubbelgebruik). Vervolgens zijn de mogelijkheden van dubbelgebruik (gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen) met behulp van drie scenario’s in kaart gebracht in paragraaf 4.2. Afgesloten wordt met een conclusie in paragraaf 4.3.
4.1
Parkeerbalans
Iedere nieuwe functie afzonderlijk heeft een parkeervraag die wordt berekend op basis van de parkeernormering. Onderstaande tabel toont per functie de parkeervraag.
Alle (bestaande en toekomstige) functies hebben gezamenlijk een parkeervraag van 404 parkeerplaatsen. Het maatgevend moment van de bezoekers van het Grenspark+ is de zondagmiddag (zie bijlage 2). De parkeervraag bedraagt dan, op basis van 100.000 bezoekers per jaar, circa 80 parkeerplaatsen. Indien rekening gehouden wordt met een verdubbeling van het aantal bezoekers van Grenspark+ naar 200.000 per jaar, dan bedraagt de parkeervraag op de maatgevende zondagmiddag tweemaal zoveel, namelijk 160 parkeerplaatsen. De gezamenlijke parkeervraag wordt dan 484 parkeerplaatsen.
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
11
4.2
Mogelijkheden dubbelgebruik parkeervoorzieningen
Restcapaciteit bestaande parkeervoorziening De bestaande hotel- en restaurantfunctie maken gezamenlijk gebruik van een parkeerterrein van circa 90 parkeerplaatsen. Uitgangspunt is dat dit aantal parkeerplaatsen op het maatgevende moment voldoende is. Op basis van de kencijfers voor aanwezigheidspercentages wordt berekend hoeveel restcapaciteit er op de verschillende momenten in de week aanwezig is. Het bestaande restaurant heeft met name een avondfunctie. Dit betekent dat de landelijke kencijfers voor de aanwezigheidspercentages voor de functie ‘restaurant’ gebruikt kunnen worden. Onderstaande tabel toont de restcapaciteit op de huidige parkeervoorziening op basis van de bestaande functies. Hierbij is een inschatting gemaakt van de bestaande parkeervraag op basis van een kencijfer, wat resulteert in een maximum van 90 parkeerplaatsen op het maatgevende moment.
Het maatgevende moment voor de bestaande functies is de zaterdagavond. De parkeervraag is dan 90 parkeerplaatsen. Op de andere momenten in de week is er restcapaciteit aanwezig, op zaterdagmiddag en zondagmiddag respectievelijk 27 en 54 parkeerplaatsen.
Scenario 1: Dubbelgebruik parkeerplaatsen Volksabdij In dit scenario wordt ervan uitgegaan dat de parkeerplaatsen ten behoeve van de bestaande en toekomstige functies van de Volksabdij (hotel en horeca) uitwisselbaar zijn en daarmee dubbelgebruikt kunnen worden door andere functies. In dit scenario voorzien het Moller College en de bezoekers van Grenspark+ ieder afzonderlijk in hun eigen parkeerbehoefte (zonder dubbelgebruik).
Op basis van dit scenario is de parkeervraag 404 parkeerplaatsen. Het dubbelgebruiken van alleen de parkeervoorziening van de Volksabdij heeft dus geen effect op de parkeervraag op het maatgevend moment. Immers, de parkeervraag van deze functies (hotel en horeca) is op het maatgevende moment zaterdagavond 100%. Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
12
Scenario 2: Dubbelgebruik parkeerplaatsen Volksabdij en bezoekers Grenspark+ In dit scenario wordt ervan uitgegaan dat de parkeerplaatsen ten behoeve van de bestaande en toekomstige functies van de Volksabdij (hotel en horeca) en ten hoeve van de bezoekers van Grenspark+ dubbelgebruikt kunnen worden. In dit scenario voorziet het Moller College in zijn eigen parkeerbehoefte (zonder dubbelgebruik).
Het dubbelgebruiken van de parkeergelegenheid voor de functies van de Volksabdij en de bezoekers van Grenspark+ heeft een effect op de totale parkeervraag. Het maatgevend moment blijkt in dit scenario de zaterdagavond met een parkeervraag van 324 parkeerplaatsen (obv 100.000 bezoekers Grenspark+). Indien het aantal bezoekers van grenspark+ 200.000 per jaar wordt, dan wordt het maatgevende moment de zaterdagmiddag met een parkeervraag van 376 parkeerplaatsen.
Scenario 3: Dubbelgebruik parkeerplaatsen alle functies In dit scenario 3 kunnen alle parkeerplaatsen dubbelgebruikt worden. De parkeerplaatsen ten behoeve van het Moller College kunnen dus tevens door de bezoekers van de Volksabdij en Grenspark+ gebruikt worden.
Op basis van dit scenario, waarbij alle parkeergelegenheid dubbelgebruikt kan worden, is de parkeervraag op het maatgevend moment zaterdagavond 274 parkeerplaatsen (obv 100.000 bezoekers Grenspark+). Indien het aantal bezoekers van Grenspark+ 200.000 per jaar wordt, dan wordt het maatgevende moment de zaterdagmiddag met een parkeervraag van 326 parkeerplaatsen. De mogelijkheid voor dubbelgebruik hangt in de praktijk af van de vindbaarheid van de parkeervoorziening en van de loopafstand naar de bestemming. In paragraaf 3.2 is aangegeven dat de maximale acceptabele loopafstand voor de hoofdfunctie ‘Ontspanning’ ongeveer 100 meter bedraagt. De beoogde locatie voor het parkeerterrein voor het Moller College bevindt zich op ongeveer 300 á 450 meter afstand van de bestaande en toekomstige horecafuncties. Dit betekent dat gezien de loopafstanden de huidige locatie zich niet leent voor dubbelgebruik met de horeca/hotelfunctie. Tevens is het de vraag of het parkeerterrein van het Moller College voor de bezoekers van Grenspark+ vindbaar is. Dit alles hangt af van de uiteindelijke uitvoering en mogelijke bewegwijzering. Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
13
4.3
Conclusie
De drie scenario’s hebben op basis van 100.000 bezoekers per jaar van Grenspark+ ieder het maatgevend moment op zaterdagavond. Dit maatgevend moment wordt bepaald door de horeca- en hotelfunctie van de Volksabdij. Indien het aantal bezoekers van Grenspark+ oploopt naar 200.000 bezoekers per jaar, wordt het maatgevende moment in scenario 2 en 3 de zaterdagmiddag. Door dit aantal bezoekers wordt de maximale parkeervraag op zaterdagavond, als gevolg van de horeca- en hotelfunctie op zaterdagavond, overstegen. De parkeervraag van Grenspark+ kan dan niet worden opgevangen op de restcapaciteit die er op zaterdagmiddag bij de Volksabdij (en het Moller College in scenario 3) aanwezig is. Omdat de horeca- en hotelfunctie beiden een maximale parkeervraag hebben op de zaterdagavond, de bezoekers van Grenspark+ met name in de weekenden overdag en het Moller College alleen doordeweeks een parkeervraag heeft, valt winst te behalen met het dubbelgebruiken van de parkeervoorziening. Indien de parkeergelegenheid van het Moller College binnen het bereik van de hotel-/horecafunctie wordt gerealiseerd, dan is optimaal dubbelgebruik van alle aanwezige parkeergelegenheid in het gebied mogelijk. Onderstaande tabel toont de totale parkeervraag per scenario, op basis van 100.000 of 200.000 bezoekers per jaar van Grenspark+.
De in de tabel genoemde aantallen parkeerplaatsen geven de totale parkeervraag aan van zowel de bestaande functies van de Volksabdij, als de toekomstige functies in het gebied. Deze aantallen zeggen niets over de te realiseren hoeveelheid parkeerplaatsen, immers is een bestaand terrein van 90 parkeerplaatsen al aanwezig en komt de parkeergelegenheid die is gerealiseerd voor Almata (50 parkeerplaatsen) vrij. Omdat de bezoekerscijfers van Grenspark+ en de reductiefactoren op basis van een grove inschatting tot stand zijn gekomen, verdient het de aanbeveling om in dit stadium niet de ontbrekende parkeercapaciteit ten behoeve van bezoeker van Grenspark+ te realiseren, maar wel alvast na te denken over waar een mogelijk te ontstaan tekort aan parkeren kan worden gerealiseerd.
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
14
5
Verkeersanalyse
Het gebied wordt ontsloten door twee wegen. Er is in de huidige situatie een ontsluiting via de OLV ter Duinenlaan en een ontsluiting via de provinciale weg N289 (Putseweg). De OLV ter Duinenlaan is gecategoriseerd als een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. De maximale snelheid op deze weg is 60 km/uur. Op basis van verkeertellingen in februari 2009 (verderop in de kern Ossendrecht) is vastgesteld dat de gemiddelde etmaalintensiteit op een doordeweekse weekdag ongeveer 1.750 motorvoertuigen betreft en op een gemiddelde weekenddag ongeveer 1.200 motorvoertuigen. De Putseweg (N289) is in eigendom en beheer van de Provincie. De gemiddelde etmaalintensiteit van deze weg bedraagt op een doordeweekse werkdag ongeveer 7750 motorvoertuigen2, op een gemiddelde zaterdag ongeveer 7060 motorvoertuigen en een gemiddelde zondag circa 7550 motorvoertuigen. De algemene indruk bestaat dat er in de omgeving van de Volksabdij zich geen knelpunten in de bereikbaarheid voordoen. Deze indruk wordt versterkt door het regionale verkeersmodel 2005 – 2020, waarin diverse toekomstige gemeentelijke ontwikkelingen reeds in zijn verwerkt.
Afbeelding: verkeersmodel 2010 (bron: concept GVVP 2010)
2
Bron: website Provincie Brabant: https://atlas.brabant.nl/verkeersintensiteiten ; intensiteiten gegeven voor N289 tussen de Sportlaan en Abdijlaan; datum 2008.
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
15
Ontsluiting gebied via Provincialeweg N289 De locaties van de Volksabdij zal veel bezocht worden door fietsers. Op doordeweekse dagen zijn dit vooral de leerlingen van het Moller College en in het weekend met name de recreatieve fietser. Voor een zo veilig mogelijke verkeerafwikkelingen is het raadzaam om gemotoriseerd en langzaam verkeer zoveel mogelijk fysiek te scheiden. Voorgesteld wordt de ontsluiting via de Putseweg uitsluitend voor langzaam verkeer mogelijk te maken. Deze weg kan op dit moment ook gebruikt worden door motorvoertuigen. De volgende redenen om alleen het langzame verkeer op deze weg toe te staan liggen hieraan ten grondslag: •
Op de Putseweg geldt een maximale snelheid van 80 km/uur. Het Handboek Wegontwerp Gebiedsontsluitingswegen3 geeft als operationele eis aan dat er geen erftoegangswegen aansluiten op een dergelijke weg. Indien een ‘volwaardige’ weg aansluit op een dergelijk gebiedsontsluitingsweg moeten er ter hoogte van het kruispuntvlak snelheidsbeperkende maatregelen genomen worden;
•
De ontsluiting via de Putseweg wordt in de huidige situatie veel gebruikt door langzaam verkeer; enerzijds door fietsende leerlingen (kortste route naar Hoogerheijde), anderzijds als looproute van en naar de dichtstbijzijnde bushalte op de Putseweg;
•
Een indicatieve berekening van het intensiteitscriterium van Slop (zie bijlage 3) toont aan dat de waarde van α voor een gemiddelde zaterdag 1,41 is. Deze waarde van α geeft volgens dit criterium aan dat verkeerslichten niet ongewenst zijn, maar ook niet noodzakelijk. Andere factoren moeten de doorslag geven;
•
Conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig is het echter niet aan te bevelen via deze gebiedsontsluitingsweg extra verkeer af te wikkelen. Zeker niet gezien het feit dat het alternatief met een ontsluiting via de OLV ter Duinenlaan mogelijk is;
Indien langzaam verkeer wel van de aansluiting met de Putseweg gebruik kan maken, is niet te voorkomen dat sommige fietsers ter plaatse de Putseweg oversteken zonder aanvullende maatregelen. De praktijk toont dat fietsers de oversteek over de Provincialeweg N289 mijden en ter hoogte van één van de in de buurt aanwezige rotondes de oversteek maken. Het voorkomen van het ongewenst oversteken van fietsers op de Provincialeweg N289 ter hoogte van de toegangsweg kan door het plaatsen van een fysieke afscheiden (bijvoorbeeld een haag) over een langere lengte in de tussenberm. Dit impliceert tevens dat ter plaatse van de rotondes bij de OLV ter Duinenlaan en de Randweg Hoogerheide het fietsverkeer in de richting van de Volksabdij/natuurgebied tijdig bewegwijzerd moet worden in die richting. Die fietsers zullen dan ter plaatse van genoemde rotondes moeten oversteken om niet - doorrijdende - ter hoogte van de ondergeschikte toegangsweg geconfronteerd te worden met de onmogelijkheid om daar de N289 over te steken.
3
Handboek Wegontwerp Gebiedsontsluitingswegen, CROW publicatie 164c
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
16
Afbeelding: Aansluiting toegangsweg op de Putseweg
Ontsluitend gebied via OLV ter Duinenlaan Het ontsluiten van al het gemotoriseerd verkeer via de OLV ter Duinenlaan is de beste optie. Ter hoogte van deze OLV ter Duinenlaan zijn reeds snelheidsbeperkende maatregelen op het kruispuntvlak genomen (drempelplateau). Bovendien is de maximale snelheid op deze weg 60 km/uur. Op het kruispunt is de voorrangssituatie geregeld. Voor het afwikkelen van het verkeer uit de OLV ter Duinenlaan is het niet noodzakelijk dat deze voorrangssituatie aangepast wordt, echter voor de herkenbaarheid van Nederlandse wegen wordt op een dergelijk kruispunt normaliter geen voorrangssituatie ingesteld.
Afbeelding: Toegangsweg via de OLV ter Duinenlaan
Rijbaanbreedte toegangsweg via OLV ter Duinenlaan Bij de vraag wat de bestaande toevoerende infrastructuur OLV ter Duinenlaan maximaal aan kan, speelt niet zozeer de vraag wat de werkelijke maximale capaciteit van de toevoerende weg is, maar wat de maximaal wenselijk toelaatbare intensiteit is. Doorgaans wordt op een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom een maximale wenselijke verkeerintensiteit van 5.000 á 6.000 motorvoertuigen per etmaal gehanteerd. De ontwikkelingen rondom de Volksabdij en de verkeersstromen ten gevolge van de jaarlijks 200.000 bezoekers van Grenspark+, genereren op een gemiddelde weekenddag circa 800 á 900 voertuigbewegingen. Aandachtspunt is wel de rijbaanbreedte van de toegangsweg via de OLV ter Duinenlaan naar de Volksabdij. Zeker bij de aansluiting ter hoogte van de OLV ter Duinenlaan, vanwege de combinatie met wachtende voertuigen die het gebied verlaten, dient een bredere verharding te worden aangelegd. De kans op een verergering van de bermschade is erg groot. In de praktijk varieert de verhardingsbreedte van een dergelijke weg van 4,50 tot 6,00 meter (tweerichtingsverkeer auto). Op basis van genoemde intensiteiten zal een erftoegangsweg (bubeko, zone 60 km/h) een minimale breedte moeten hebben van 4,50 meter (krap profiel) om bermschade te voorkomen. Bij Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
17
tegemoetkomend verkeer is inhalen van fietsers dan niet mogelijk. Het toepassen van enkele passeervakken is mogelijk, echter blijft de kans op bermschade (buiten deze passeervakken) groot, tenzij het uitwijken in de berm buiten deze passeervakken fysiek onmogelijk gemaakt wordt (bijvoorbeeld door het plaatsen van paaltjes). De weglengte vanaf de aansluiting met de OLV ter Duinenlaan tot aan de parkeervoorziening bij de ontwikkelingen bedraagt, afhankelijk van de exacte ligging van de parkeervoorziening circa 600 – 650 meter. Ter voorkoming van parkeren in de berm kunnen aanvullende maatregelen overwogen worden. Indien de parkeercapaciteit van de parkeervoorziening voldoende is en op de toegangsweg een parkeerverbod wordt ingesteld, is de verwachting dat het parkeren in de berm minimaal zal voorkomen.
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
18
Bijlage 1
Parkeerbalans (optimaal dubbelgebruik)
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
19
Bijlage 2
Parkeervraag berekening bezoekers A-poort
De inschatting is dat deze recreatieve A-poort jaarlijks minimaal 100.000 bezoekers4 trekt. Een deel van deze bezoekers zal de locatie niet alleen gebruiken als parkeergelegenheid om het achterliggende natuurgebied te bezoeken, maar zal tevens de aanwezige horeca-/hotelfunctie bezoeken. Een onlangs uitgevoerd onderzoek5 in Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen naar de recreatiedruk in het gebied leverde de volgende cijfers op:
Het merendeel van de respondenten (52,5 %) geeft aan het park op zondag te bezoeken. Als tweede volgt de zaterdag: 40,5% van de respondenten komt op zaterdag naar het park;
Op de vraag op welk moment van de dag respondenten het park bezoeken vulde 57,8% ’s middags in. 52,7% zegt het park in de ochtend de bezoeken en 8,8% bezoekt het park voornamelijk in de avond;
Vrijwel de meeste mensen komen met de auto naar het park, namelijk 70,1% van de respondenten;
De meeste bezoekers (58,7%) brengt een bezoek aan de horeca in het park. 8,5% van de respondenten zegt zelf proviand mee te nemen, terwijl 23,7% zowel een bezoek aan horeca brengt als eigen proviand meeneemt.
Op basis van de inschattingen in onderstaande tabel is de parkeervraag op een gemiddelde dag in het weekend, bovenop de parkeervraag van de in het gebied aanwezige horeca- en hotelfunctie, berekend. Onderdeel aantal bezoekers per jaar
percentage bezoeken per auto
Verantwoording Bureau BUITEN spreekt van een recreatieve A-poort. Een dergelijke poort zal jaarlijks minimaal 100.000 bezoekers per jaar trekken. De gemeente Woensdrecht verwacht dat dit bezoekersaantal oploopt tot 200.000 per jaar. Met beide bezoekersaantallen is gerekend. Een uitgevoerd onderzoek (bron: HAS Kennis Transfer; 2009) heeft aangetoond dat in het Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen 70% van de bezoekers met de 6 auto komt. Een uitgevoerd onderzoek in 2004 in het Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide geeft aan dat 25% van alle bezoekers (wandelaars in het gebied) met de auto het Grenspark bezoekt. Omdat het Grenspark+ geen Nationaal Park is kan worden verondersteld dat een groter aandeel van de bezoeken uit de buurt komt. Daarnaast is het onderzoek uit 2004 enigszins gedateerd en spreekt over een beperkte doelgroep ‘wandelaars’. Voorgesteld
inschatting Tussen 100.000 en 200.000 bezoekers
47,5%
4
Bron: Recreatieve routestructuur Brabantse Wal, Bureau voor Economie en omgeving BUITEN, projectnummer 2009-396, 28 oktober 2009 5 Bron: Recreatiedruk in beeld, Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen, HAS Kennis Transfer, 15 oktober 2009 6 Bron: Recreatiemonitoring Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide, Katholieke Hogeschool Mechelen, K. Haeck, 2004
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
20
wordt om het gemiddelde percentage van beide onderzoeken te hanteren. reductiefactor aantal personen per auto (obv gem. 2,2 personen per auto) reductiefactor gemiddelde bezoekerduur
Door de verdeling van bezoek over de ochtend, middag en avond, vindt een bepaalde turn-over van de parkeergelegenheid plaats. Op basis van het onderzoek van HAS Kennis Transfer wordt deze reductiefactor 0,5. percentage bezoeken in het weekend Het onderzoek van HAS toont aan dat 52,5% van de t.o.v. doordeweekse dagen bezoekers het Nationaal Park op zondag bezoekt en 40,5% op zaterdag. aantal weken per jaar met gunstige weersomstandigheden aandeel bezoekers dat tevens de gevestigde horeca-/hotelfunctie bezoekt
0,45
0,5
Doordeweeks 10%, zaterdag 40% en zondag 50% 40
Het onderzoek van HAS toon aan dat 58,7% van de 60% bezoekers in het Nationaal Park tevens een bezoek brengt aan de aanwezige horeca en dat 23,7% van de bezoekers zowel eigen proviand meeneemt als een bezoek aan de aanwezige horeca brengt. Deze parameter wordt enigszins voorzichtig vastgesteld op 60%, Tabel: reductiefactoren parkeervraag berekening bezoekers A-poort
Bij het bezoekersaantal van 100.000 per jaar, gegeven de reductiefactoren, heb je op een gemiddelde zaterdag circa 64 extra parkeerplaatsen nodig. Voor een zondag is dit aantal circa 80 parkeerplaatsen. Bij een bezoekersaantal van 200.000 per jaar verdubbelt dit aantal.
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
21
Bijlage 3
Intensiteitcriterium kruising N289
Het intensiteitscriterium, ook wel het criterium van Slop genoemd is een algemeen gebruikt rekenkundig hulpmiddel om te bepalen of er een noodzaak is om over te gaan tot het plaatsen van verkeerslichten op een ongeregeld kruispunt of T-aansluiting. Door middel van een formule wordt de waarde α berekend. Aan de waarde van α mag een van onderstaande regels worden ontleend bij kruispunten in de vorm van T-aansluitingen: α is kleiner of gelijk aan 1,33 Verkeerslichten zijn ongewenst, want de nadelen zullen over het algemeen groter zijn dan de voordelen. α is groter dan 1,33 en kleiner Verkeerslichten zijn niet ongewenst, maar ook niet noodzakelijk. dan 1,67 Andere factoren moeten de doorslag geven. α is groter of gelijk aan 1,67
Verkeerslichten zijn noodzakelijk.
Volgens de methode is de noodzaak tot plaatsing van verkeerslichten afhankelijk van de waarde van α die met onderstaande formule berekend kan worden: α = (Iz / I1) * (-1 + √{1 + βIh / Iz}) In deze formule vertegenwoordigen de opgenomen letters de volgende waarden: Ih: (pae/uur) = intensiteit op de drukst bereden weg (som van beide rijrichtingen) = 890 Iz: (pae/uur) = intensiteit op de zijweg in de drukste naderingsrichting (één richting) = 57 I1: Parameter welke afhankelijk is van het aantal rijstroken c.q. opstelstroken en van de gereden snelheden = 210 Β: Parameter welke afhankelijk is van het aantal rijstroken c.q. opstelstroken = 2,4 Bepaling van I1 en β:
Bij toepassing van het intensiteitscriterium dienen de volgende regels in acht genomen te worden: • voor een kruispunt wordt voor het 8ste drukste uur berekend. Dit is de intensiteit die op een gemiddelde werkdag gedurende acht uren wordt bereikt of overschreden. De spitsuren zijn dus niet doorslaggevend, evenmin als eventuele korte piekbelastingen. Indien het 8ste drukste uur onbekend is, dient als uitgangspunt genomen te worden dat dit bestaat uit 6,3 % van de etmaalintensiteit; α = (Iz / I1) * (-1 + √{1 + βIh / Iz}) = 1,41 (Verkeerslichten zijn niet ongewenst, maar ook niet noodzakelijk. Andere factoren moeten de doorslag geven) Indien de maximale snelheid op de Putseweg ter hoogte van het kruispuntvlak verlaagd wordt naar 50 km/uur, dan verandert de parameter I1 en wordt de waarde van α 0,99. In dit geval zijn volgens het criterium verkeerslichten ongewenst, want de nadelen zullen over het algemeen groter zijn dan de voordelen.
Notitie Parkeer- en Verkeersanalyse ontwikkelingen Volksabdij en omgeving – 7 april 2010
22
Watertoets
10447 R01 Mollercollege Ossendrecht Waterparagraaf datum: 21 september 2010
sa p
SCHOONDERBEEK E N PA RT N E R S A D V I E S B V
MILIEU, GELUID, BOUW ADVIES, BRANDVEILIGHEID, RUIMTELIJKE ORDENING, BELEIDSADVIES
10447 R01 Mollercollege Ossendrecht Waterparagraaf datum: 21 september 2010
Opdrachtgever: Compositie 5 Stedenbouw Boschstraat 35-37 4811 GB Breda Telefoon: 076 522 52 62 Contactpersoon: de heer B. Nieuwenhuizen Contactpersoon Schoonderbeek en Partners Advies BV: mevr. ing. N. Jacobs
EDE Klinkenbergerweg 30a, 6711 MK Postbus 374, 6710 BJ Ede T 0318 614 383 F 0318 614 251 E:
[email protected] TERNEUZEN Oostelijk Bolwerk 9, 4531 GP Terneuzen T 0115 649 680 F 0115 649 392 E:
[email protected] Bank: 66.61.58.347 Handelsregister: Arnhem 0909.2661 btw: NL.8053.02.530.B.01 Internet: www.spaede.nl Branchevereniging van advies-, management- en ingenieursbureaus
-2-
INHOUD
1.
2. 3.
4.
Blz.
Inleiding 1.1 Beleid 1.2 Locatiebeschrijving 1.3 Situatie 1.4 Toekomstige situatie Vergelijking verharding en bebouwing Waterhuishoudkundige aspecten 3.1 Infiltratie hemelwater Conclusies en aanbevelingen
Bijlage
10447 R01
1 2 3
3 3 4 5 6 6 7 8 9
Te realiseren bebouwing en verharding Mollercollege Berekeningen greppels Berekeningen wadi’s
Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd door middel van druk, fotokopiëren, microverfilming of enige andere methode, of worden vrijgegeven aan derden voor bestudering zonder uitdrukkelijke toestemming van de directie van: Schoonderbeek en Partners Advies BV.
Bestandsnaam: 10447 R01 Volksabdij Ossendrecht Watertoets.docx Opslagdatum: 21-9-2010 16:23:00
-3-
1.
10447 R01
INLEIDING De gemeente Woensdrecht wil ten behoeve van het Mollercollege in Ossendrecht nieuwbouw realiseren. De plannen passen niet in het vigerende bestemmingsplan, zodat een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. De bestemmingsplanherziening heeft betrekking op een groter plangebied dan alleen het gebied van het Mollercollege. Deze watertoets heeft alleen betrekking op de situatie van het Mollercollege. Ten behoeve hiervan is een watertoets noodzakelijk. Uitgangspunt voor nieuwbouw is het realiseren van een hydrologisch neutrale situatie. Wettelijk is een voorkeursvolgorde vastgelegd voor het bergen van hemelwater: 1. hergebruik voor huishoudelijke of bedrijfsdoeleinden 2. infiltratie in de (boven) grond 3. lozen op het oppervlaktewater 4. afvoeren via de riolering met een verbeterd gescheiden rioolstelsel Het plangebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap Brabantse Delta.
1.1
Beleid
1.1.1
Waterbeheerder Beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009 Deze beleidsregel is mede de basis voor afspraken met andere overheden over de aanleg, het beheer en het onderhoud van waterhuishoudkundige voorzieningen bij onder andere bestemmingsplannen. Een onderdeel daarvan vormt het hemelwaterbeleid. Hierbij zijn de volgende specifieke uitgangspunten vastgesteld: Functioneren van hemelwatersystemen: Het hemelwaterbeleid gaat uit van scheiden van afvalwater en hemelwater waar mogelijk, waarbij het goed functioneren van het systeem voorop staat. Het gebruik van robuuste systemen heeft de voorkeur, flexibele systemen kunnen relatief eenvoudig aangepast worden. Kwantiteit: Het is ongewenst dat het realiseren van nieuw stedelijk gebied leidt tot een versnelde en/of vergrote afvoer van hemelwater uit het gebied. Dit betekent dat retentievoorzieningen nodig zijn om aan de afvoernormen voor landelijk gebied te voldoen. In bestaand stedelijk gebied moet een eventuele toename van de afvoer van hemelwater naar een watersysteem zoveel mogelijk worden voorkomen of gecompenseerd worden door retentie. Het beperken of verminderen van de hoeveelheid verhard oppervlak kan een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van versnelde/vergrote afvoer van hemelwater uit het stedelijk gebeid. Kwaliteit: Schoon hemelwater kan zonder zuivering worden geloosd op het oppervlaktewater. Hemelwater dat afstroomt van matig vuile oppervlakken kan worden geïnfiltreerd, of na zuivering worden geloosd op het oppervlaktewater. Hemelwater dat afstroomt van vervuilde oppervlakken dient te worden afgevoerd naar de rwzi. Bestandsnaam: 10447 R01 Volksabdij Ossendrecht Watertoets.docx Opslagdatum: 21-9-2010 16:23:00
-4-
10447 R01
De beleidsregels zijn vastgelegd in het hemelwaterbeleid Deelgebied Brabant West. De beleidsregel “waterlopen op orde” vormt de basis voor overname van watergangen door het waterschap. In de keur van het waterschap zijn vervolgens de onderhoudsverplichtingen, de vergunning-/meldingplicht en de strafbepalingen vastgelegd. 1.1.2
Gemeente De gemeente Woensdrecht heeft geen specifiek beleid t.a.v. hemelwater en sluit zich aan bij het beleid van het waterschap. De gemeente verwijst naar het Bouwbesluit 2003 voor de regels voor rioolaansluitingen.
1.2
Locatiebeschrijving De locatie waar deze watertoets betrekking op heeft bestaat uit de huidige en de toekomstige locatie van het Mollercollege. In figuur 1 is de begrenzing van het gebied waarop deze watertoets betrekking heeft weergegeven. Figuur 1 begrenzing gebied watertoets
Bestemming Maatschappelijk
Bestemming Horeca
Bestemming Groen
De onderzoekslocatie is gelegen tussen Hoogerheide en Ossendrecht, aan de OLV ter Duinenlaan 199-203. Het plangebied ligt aan de rand van grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide en de Brabantse Wal. De onderzoekslocatie is gelegen in een bosgebied. De onderzoekslocatie wordt onderscheiden in 3 bestemmingen.
Bestandsnaam: 10447 R01 Volksabdij Ossendrecht Watertoets.docx Opslagdatum: 21-9-2010 16:23:00
-5-
10447 R01
Bestemming Groen Op deze locatie is momenteel het grootste gedeelte van de bebouwing van het Mollercollege gevestigd. De ter plaatse aanwezige bebouwing wordt gesloopt en er wordt in de toekomstige situatie groen en parkeren gerealiseerd. Het gebied heeft een oppervlakte van ca. 30.530 m2 en ca. 90 % van dit gebied is momenteel bebouwd. Bestemming Horeca Op deze locatie is momenteel een klein deel van de bebouwing van het Mollercollege gevestigd. Het gebied krijgt in de toekomst een horecabestemming. De bestaande bebouwing wordt gehandhaafd of vervangen, het bebouwd oppervlakte in dit deel van het plangebied blijft gelijk. Het gebied heeft een oppervlakte van ca. 9.520 m2. Omdat er ter plaatse geen wijzigingen in de bebouwing en verharding optreden, wordt het gebied in de watertoets verder buiten beschouwing gelaten. Bestemming Maatschappelijk Op deze locatie zijn momenteel sportvelden aanwezig. In de nieuwe situatie wordt hier het Mollercollege gevestigd. Het gebied heeft een oppervlakte van 58.770 m 2. 1.3
Situatie Bestemmingsplan Voor de planlocatie gelden de bestemmingsplannen “Buitengebied 1998” en “Buitengebied 1998 A30plus-herziening”. De planlocatie heeft momenteel volgens het bestemmingsplan Buitengebied 1998 de bestemmingen ‘agrarisch gebied met landschappelijke waarden’ en ‘multifunctioneel bosgebied’. Daarnaast heeft de planlocatie de detailbestemming ‘niet agrarische bedrijven/functies’. Gronden met deze gebiedsbestemmingen zijn bedoeld voor agrarisch gebruik en behoud van bestaande landschappelijke en natuurwaarden. Bouwen is enkel toegestaan ten behoeve van de betreffende bedrijven in de detailbestemming, en binnen de gestelde voorwaarden. Hoogteligging van het terrein De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de nieuw te realiseren bebouwing bedraagt 23,2 tot 23,4 m+ NAP. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de huidige bebouwing van het Mollercollege bedraagt 24,6 tot 25,5 m+ NAP. Waterkwantiteit In de wateratlas van Noord Brabant is te zien dat de GHG ten zuiden van de onderzoekslocatie 140-160 cm - mv bedraagt. Ten noorden van de onderzoekslocatie varieert de GHG van 80 tot 140 cm - mv. De GLG bedraagt minder dan 250 cm - mv. Op basis van de TNO grondwatergegevens blijkt het grondwater zich op 19,5 tot 21,2 m+ NAP te bevinden. Op basis van verkleuringen die zijn geconstateerd tijdens veldwerkzaamheden ter plaatse van de nieuwbouw van het Mollercollege (Inpijn-Blokpoel d.d. 8 juli 2009), wordt de gemiddelde laagste grondwaterstand geschat op 20,8 m+ NAP en de gemiddelde hoogste grondwaterstand op 22,5 m+ NAP. Afvoer hemelwater Momenteel wordt het hemelwater op de onderzoekslocatie grotendeels in de bodem geïnfiltreerd.
Bestandsnaam: 10447 R01 Volksabdij Ossendrecht Watertoets.docx Opslagdatum: 21-9-2010 16:23:00
-6-
10447 R01
Water in het plangebied In het plangebied bevinden zich geen waterkeringen. Wel is in het noordoosten van het plangebied bij de Bremweg een Categorie A oppervlaktewaterlichaam aanwezig. Daarnaast bevinden zich in het gebied een aantal poelen en greppels. 1.4
Toekomstige situatie Bestemming Groen De locatie waar momenteel het Mollercollege is gevestigd wordt in de toekomst in gebruik genomen als groen en parkeervoorzieningen. De aanwezige verharding en bebouwing zal in zijn geheel verdwijnen. Ten behoeve van het parkeren wordt grind en grasbeton gerealiseerd. Dit kan in zijn geheel als onverhard worden beschouwd. Bestemming Horeca In dit deel van het plangebied treedt geen wijziging aan het verhard en bebouwd oppervlakte op. Bestemming Maatschappelijk Op deze locatie wordt de nieuwbouw van het Mollercollege gerealiseerd. Op het terrein komen wegen, fietspaden, verhardingen en de bebouwing ten behoeve van de bestemming. In bijlage 1 is een tekening en een overzicht opgenomen van de te realiseren bebouwing en verharding opgenomen.
2.
VERGELIJKING VERHARDING EN BEBOUWING Om inzicht te krijgen in de hoeveelheid hemelwater die als gevolg van het plan moet worden afgevoerd, is het bestaande en het toekomstige bebouwd en verhard oppervlak berekend en met elkaar vergeleken.
Tabel 1 A Vergelijking huidige en toekomstige situatie Bestemming Groen Huidig opp. (m2) Toekomstig opp. (m2) Toename Terreinverharding en daken 27.480 0 -27.480 Onverhard terrein 3.050 30.530 + 27.480 Totaal 30.530 30.530 Tabel 1 BVergelijking huidige en toekomstige situatie Bestemming Maatschappelijk Huidig opp. (m2) Toekomstig opp. (m2) Toename (m2) Terreinverharding en daken Onverhard terrein Totaal
0 58.770 58.770
8.050 50.720 58.770
+ 8.050 - 8.050
Uit de vergelijking van de huidige bebouwing en verharding voor het totale plan met de toekomstige situatie blijkt dat door de sloop van het huidige Mollercollege de bebouwing en verharding afneemt met ca. 19.450 m2.
Bestandsnaam: 10447 R01 Volksabdij Ossendrecht Watertoets.docx Opslagdatum: 21-9-2010 16:23:00
-7-
3.
10447 R01
WATERHUISHOUDKUNDIGE ASPECTEN Hierna worden de diverse waterhuishoudkundige aspecten met toelichting weergegeven. Hierin is aangegeven of deze aspecten relevant zijn voor het onderhavige plan. Waterhuishoudkundig aspect Veiligheid hoog water
relevant Nee
Wateroverlast
Nee
Riolering
Ja
Watervoorziening
Nee
Volksgezondheid
Nee
Bodemdaling
Nee
Overlast grondwater
Nee
Oppervlaktewater kwaliteit
Nee
Grondwaterkwaliteit
Ja
Verdroging/kwel
Nee
Bestandsnaam: 10447 R01 Volksabdij Ossendrecht Watertoets.docx Opslagdatum: 21-9-2010 16:23:00
Toelichting Het plangebied ligt niet in een zomer of winterbed of een overstromingsgebied. Een aandachtspunt is het nabijgelegen waterwingebied. In het plangebied bevinden zich geen natte en laaggelegen gebieden Er dient voorkomen te worden dat schoon hemelwater wordt afgevoerd via het riool (vasthouden-bergen-infiltreren-afvoeren). Er is een drukriolering aanwezig. Dit is geen gescheiden rioolstelsel. Het behoud van de wateraanvoerende functie voor benedenstroomsgebied is niet aan de orde. Er is geen potentieel risico voor blootstelling aan watergerelateerde plagen en ziekten. Er is geen risico voor verdrinking. De samenstelling van de bodem is zodanig dat zetting niet relevant is. In het gebied is geen sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond. Gezien de hoge ligging is er geen extra aandacht nodig voor de ontwatering. In de omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig (vennen). Het plan heeft geen invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plangebied ligt in de 25-jaarszone van een grondwaterbeschermingsgebied. Het plan heeft geen nadelige effecten op de grondwaterkwaliteit. Bij de nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met niet-uitlogende bouwmaterialen. Bij onderhoud van groen en voorzieningen mag geen gebruik gemaakt worden van onkruidbestrijdingsmiddelen. Het plangebied ligt niet in een antiverdroging-milieuherstel gebied. Er worden geen nadelige effecten verwacht op grondwaterafhankelijke ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden. Er is geen sprake van kwel in het plangebied.
-8-
3.1
Natte natuur
Nee
Inrichting en beheer
Nee
10447 R01
Het plangebied ligt niet in een ecologisch zeer waardevol gebied. In het plangebied is ook geen EHS water aanwezig. Nabij het plangebied bevinden zich geen wateren die in het beheer zijn bij het Waterschap. Bij de inrichting moet niet rekening worden gehouden met het verrichten van onderhoud en beheer aan watergangen. De riolering is in beheer bij de gemeente. Vanwege de ligging van het plan in de 25-jaarszone van een grondwaterbeschermingsgebied, dient rekening te worden gehouden met de vereisten van de provinciale milieuverordening van de provincie Noord-Brabant.
Infiltratie hemelwater Op basis van de gegevens met betrekking tot doorlatendheid van de bodem en de ter plaatse aanwezige grondwaterstand kan worden geconcludeerd dat de bodem een goede doorlatendheid heeft (k-waarde variërend van 7,52 tot 10,53, rapport Inpijn-Blokpoel). Infiltratie lijkt derhalve goed mogelijk. De gemiddelde hoogste grondwaterstand ter plaatse bevindt is echter ca. 0,30 m onder maaiveld zodat infiltreren van hemelwater alleen mogelijk is met behulp van greppels en Wadi’s. Voorgesteld wordt om het hemelwater afkomstig van de nieuw te realiseren wegen, fietspaden en verharde parkeerplaatsen te laten afstromen naar infiltratie greppels. Uitgaande van een greppel met een bodembreedte van 0,5 meter en een talud helling van 1: 3 meter is een totale lengte aan greppels nodig van ca. 200 meter om een maatgevende bui (T-100) te kunnen bergen. Het overige hemelwater afkomstig van de bebouwing en verharding kan dan worden geïnfiltreerd middels een of meerdere wadi’s. Uitgaande van een Wadi met een bodembreedte van 2 meter en een taludhelling van 1:2 is een Wadi nodig van ca. 181 m lengte. Voor beide voorzieningen is voldoende ruimte op het plangebied aanwezig.
Bestandsnaam: 10447 R01 Volksabdij Ossendrecht Watertoets.docx Opslagdatum: 21-9-2010 16:23:00
-9-
4.
10447 R01
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN De bebouwde en verharde oppervlakte neemt af na planrealisatie. Het plan voorziet in het uitgangspunt van geohydrologisch neutraal bouwen. Er zijn geen waterhuishoudkundige belemmeringen voor het bouwplan. Vanwege de ligging van het plangebied in een 25jaarszone van een grondwaterbeschermingsgebied dient bij de uitvoering van het plan rekening tot worden gehouden met de vereisten van de provincie Noord-Brabant zoals opgenomen in de provinciale milieuverordening. Geadviseerd wordt de watertoets ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeente Woensdrecht en het Waterschap Brabantse Delta.
Schoonderbeek en Partners Advies BV
Mevr. ing. N. Jacobs
Bestandsnaam: 10447 R01 Volksabdij Ossendrecht Watertoets.docx Opslagdatum: 21-9-2010 16:23:00
HEVO
inhoud project projectnummer datum
overzicht terrein verharding mollercollege zuidwesthoek 2500010 02/09/2010
onderdeel fietsenstalling schoolplein terras fietspad pad langs gebouw excl grindstroken grasbetontegels tbv toegang brandweer laad losplaats gebouw parkeerplaats toegangsweg wadi dak gebouw totaal verhard
verhard 1.540 410 200 298 142 0 671 1.291 676
m2 m2 m2 m2 m2 m2 m2 m2 m2
2.815 m2 8.042 m2
10447 R01 Bijlage 2a
greppel
Ontwerp infiltratiegreppel Variabelen: Parameter Waarde Ac 3078 Cgem 0,8 Ab 2462,4 k 8,68E-05 b 0,5 h 0,3 m 3
Omschrijving Aangesloten verhard oppervlak (m2) Gemiddelde afvloeiingcoëfficiënt (-) Afvoerend verhard oppervlak (m2) = Ac * Cgem Verzadigde doorlatendheid bodem (m/s) Bodembreedte greppel (m) (Water)diepte greppel (m) Talud helling (1 : m)
Omrekentabel K-waarde m/d 7,5
K-waarde mm/h 312,500
K-waarde m/s 8,6806E-05
K-waarde mm/h 312,5
K-waarde m/s 8,6806E-05
Berekeningsresultaat: Infiltrerend oppervlak per stekkende meter greppel:
1,45 meter
T = 1 (eens per jaar) t (min) 0 5 15 30 45 60
T = 2 (eens in de twee jaar)
I (l/s/ha) Benodigde lengte 0 0 5,4 1,1 9,2 5,3 11,6 12,1 13,1 18,5 14,2 24,3
Benodigde lengte
24,34 meter
t (min) 0 5 15 30 45 60
T = 5 (eens in de vijf jaar)
I (l/s/ha) Benodigde lengte 0 0 226,7 47,7 131,1 76,2 82,8 86,0 62,2 87,6 50,0 85,7
Benodigde lengte
87,65 meter
t (min)
T = 10 (eens in de tien jaar)
I (l/s/ha) 0 5 15 30 45 60
0 280,0 166,7 105,0 78,1 62,2
Benodigde lengte
Benodigde lengte 0 58,9 96,9 109,1 110,1 106,6 110,05 meter
Page 1
t (min) 0 5 15 30 45 60
T = 100 (eens in de honderd jaar)
I (l/s/ha) Benodigde lengte 0,0 0 330,0 69,4 197,8 115,0 127,8 132,8 94,8 133,6 75,8 129,9
Benodigde lengte
133,59 meter
t (min) 0 5 15 30 45 60
I (l/s/ha) Benodigde lengte 0,0 0 486,7 102,4 298,9 173,7 192,2 199,7 141,9 200,0 112,5 192,9
Benodigde lengte
199,96 meter
10447 R01 Bijlage 3
wadi
Ontwerp wadi (combinatie infiltratiegreppel plus infiltratiekoffer) "Een ontwerp in twee stappen"
Variabelen: Parameter Waarde Ac 4965 Cgem 0,83 Ab 4120,95 k 8,7E-05
Omschrijving Aangesloten verhard oppervlak (m2) Gemiddelde afvloeiingcoëfficiënt (-) Afvoerend verhard oppervlak (m2) = Ac * Cgem Verzadigde doorlatendheid bodem (m/s)
b h m L
Bodembreedte greppel (m) (Water)diepte greppel (m) Talud helling (1 : m) Lengte greppel (m) (schatting)
n B H
2 0,3 2 60
Omrekentabel K-waarde m/d 7,5
K-waarde mm/hK-waarde m/s 312,500 8,7E-05
K-waarde mm/h 312,5
K-waarde m/s 8,7E-05
0,35 porositeit koffer-aggregaat 1 Breedte koffer (m) 1 Hoogte koffer (m)
Uitgangspunten: - Maximale meterstand in de wadi (tot niveau slokop) is 0,25 meter - Er is een overloop (cq. slokop) aanwezig van de wadi naar de koffer - Al het water dat via de toplaag uit de wadi infiltreerd komt direct in de infiltratiekoffer - De bodem van de infiltratiekoffer werkt mee als infiltrerend oppervlak Berekeningsresultaat: De infiltratiegreppel stroomt over als het benodigde volume groter is dan het beschikbare volume van de greppel. Beschikbare berging in de greppel: 37,5 m3 Oppervlak van de greppel: 72 m2 Bijdragend infiltrerend wandoppervlak van de greppel: 160,25 m2 T = 1 (eens per jaar) t (min) 0 5 15 30 45 60
T = 2 (eens in de twee jaar)
I (l/s/ha) Benodigd Volume 0 0 5,4 -1,8 9,2 -3,5 11,6 -4,7 13,1 -4,9 14,2 -4,5
Ben. berging koffer
-37,50 m3
t (min) 0 5 15 30 45 60
T = 5 (eens in de vijf jaar)
I (l/s/ha) Benodigd Volume 0 0 226,7 33,0 131,1 54,0 82,8 62,5 62,2 64,5 50,0 63,0
Benodigde lengte
64,55 meter
t (min)
T = 10 (eens in de tien jaar)
I (l/s/ha) 0 5 15 30 45 60
0 280,0 166,7 105,0 78,1 62,2
Benodigde lengte
De benodigde lengte van de koffer is: Benodigde lengte -214,29 meter
Page 1
Benodigd Volume 0 41,4 70,8 83,4 87,0 86,1 87,05 meter
t (min) 0 5 15 30 45 60
T = 100 (eens in de honderd jaar)
I (l/s/ha) Benodigd Volume 0,0 0 330,0 49,3 197,8 85,5 127,8 104,9 94,8 110,7 75,8 111,7
Benodigde lengte
111,72 meter
t (min) 0 5 15 30 45 60
I (l/s/ha) Benodigd Volume 0,0 0 486,7 73,9 298,9 133,2 192,2 165,7 141,9 177,3 112,5 181,0
Benodigde lengte
180,97 meter
SPA, uw eigen adviseur voor: MILIEU
RUIMTELIJKE ORDENING
Aanvraag vergunningen (Wm, Wvo, Wabo) ABM toets/Proteus II Afvalpreventie onderzoek Akoestisch- en of trillingsonderzoek BBT/IPPC Bedrijfsmilieuplan Biobrandstoffen Bio-energie Brandveiligheid en brandcompartimentering Brzo/VBS Duurzaamheid Energiebesparing onderzoek Externe veiligheid (PR, GR, risico-analyse) Gas/stofontploffing (ATEX) Geurhinder Luchtkwaliteit (NER, BEES, BEMS) Luchtkwaliteit op de werkplek Meldingen activiteitenbesluit (BARIM) Milieuverslagen Milieuzorgsysteem KAM-zorg Onderzoek Luchtkwaliteit Opslag gevaarlijke stoffen Reach Trillingsonderzoek Wet geurhinder en veehouderij (Wgv)
GELUID Advies geluidbelaste locaties Geluidonderzoek agrarische bedrijven Geluidonderzoek BARIM Geluidonderzoek Wet milieubeheer Geluidwering van gevels Horecalawaai Geluid op de werkplek Productontwikkeling Railverkeerlawaai Referentieniveaumetingen Wegverkeerlawaai Zonering industrieterreinen Herzonering industrieterreinen Dezonering industrieterreinen
Archeologisch onderzoek Bestemmingsplanprocedures en projectbesluit Bodemonderzoek Bouwen op milieubelaste locaties Ecologisch onderzoek Externe veiligheid Geluidbelaste locaties Haalbaarheidscan Luchtkwaliteit onderzoek Milieuzonering Omgevingsvergunning Planschade risicoanalyse Quickscan locatieontwikkeling Ruimtelijke onderbouwing Spuitzones agrarische bedrijven Watertoets Weg- en railverkeerslawaai Wet geurhinder en veehouderij
BELEIDSADVIES Beleidsregel luchtkwaliteit en RO Duurzaamheidprojecten Gebiedsgericht uitvoeringsgericht Geluidbeleid Geluidkaarten Hogere grenswaarden beleid Milieukundige begeleiding bij ruimtelijke plannen Provinciaal actieplan geluid .
BOUWADVIES Binnenmilieu Duurzaam bouwen Bouwfysica van gevels en daken Energiezuinigheid (epn) Bouwen op geluidbelaste locaties Contactgeluid Geluid van gebouwinstallaties Geluidisolatie Geluidwering gevels Luchtdichtheid Toetsing Bouwbesluit Vochtbeheersing Zaalakoestiek Zomercomfort
BRANDVEILIGHEID Beoordeling en advies bestaande situaties Bouwbesluit/bouwvergunning Brand beheersen in grote compartimenten Brandoverslag stralingsberekeningen Industriële brandveiligheid Veilige ontvluchting
SPA Ede Postbus 374 6710 BJ EDE Klinkenbergerweg 30a 6711 MK EDE T: 0318 614 383 F: 0318 614 251 E:
[email protected]
SPA Terneuzen
Oostelijk Bolwerk 9 4531 GP TERNEUZEN T: 0115 649 680 F: 0115 649 392 E:
[email protected]
www.spaede.nl