Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
Datum vaststelling: 06-06-2011 Zaaknummer: Z11.14610
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1 Algemeen ..................................................................................................................3 1.1 Inleiding.........................................................................................................................3 1.2 Aanleiding .....................................................................................................................3 1.3 Doel ................................................................................................................................3 1.4 Evaluatie softdrugsbeleid 1997..................................................................................3 1.5 Taken en bevoegdheden van de burgemeester .....................................................4 1.6 Leeswijzer .....................................................................................................................4 Hoofdstuk 2 Wet- en regelgeving, huidig beleid en convenanten..........................................5 2.1 Inleiding.........................................................................................................................5 2.2 Opiumwet ......................................................................................................................5 2.2.1 De Wet Damocles.....................................................................................................5 2.3 De Wet Victor ................................................................................................................7 2.4 Gemeentewet ................................................................................................................7 2.4.1 De Wet Victoria...................................................................................................................7 2.5 Algemene wet bestuursrecht .....................................................................................8 2.5.1 Algemeen...................................................................................................................8 2.6 De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen.............................................8 2.7 Algemene plaatselijke verordening...........................................................................8 2.7.1 Betreden woning/ lokaal............................................................................................8 2.7.2 Toezicht op winkelbedrijven.....................................................................................9 2.8 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens........................9 2.9 Daadkrachtig drugsbeleid (commissie Fränzel)....................................................10 2.10 Flankerend beleid van de gemeente Woensdrecht ..........................................10 2.11 Convenanten ..........................................................................................................10 Hoofdstuk 3 De 0-optie................................................................................................................11 3.1 Inleiding.......................................................................................................................11 3.2 Nuloptie .......................................................................................................................11 3.3 Voortzetting huidig beleid ........................................................................................11 4.1 Inleiding.......................................................................................................................13 4.2 Integrale aanpak.........................................................................................................13 4.3 Strafrechtelijke handhaving .....................................................................................13 4.4. Civiel/bestuursrechtelijke mogelijkheden..............................................................13 4.5 Bestuursrechtelijke handhaving..............................................................................14 4.5.1 Last onder bestuursdwang...............................................................................................14 4.5.2 Last onder dwangsom......................................................................................................14 4.5.3 Intrekken van een vergunning .........................................................................................15 4.6. Doel bestuursdwangmaatregel................................................................................15 4.7 Opheffingsmogelijkheid sluiting .............................................................................15 4.8 Minimum aanwezige hoeveelheid............................................................................16 4.9 Geen scheiding soft- en harddrugs in sluitingstermijnen ...................................16 Bijlage 1 Keuze maken: wel/geen onderscheidt sluitingstermijnen soft- en harddrugs...18 Bijlage 2 Literatuurlijst ................................................................................................................20 Bijlage 3 uitleg convenanten ......................................................................................................21 Bijlage 4 Samenvatting nota “daadkrachtig drugsbeleid”.....................................................22 Bijlage 5 Wetsartikelen................................................................................................................25 Bijlage 6 samenvatting mogelijkheden.....................................................................................28
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
2
Hoofdstuk 1 Algemeen 1.1 Inleiding Om illegale drugspanden aan te pakken zijn in achtereenvolgens 1997, 1999 en 2002 drie wetten in werking getreden, die daartoe concrete en hanteerbare mogelijkheden bieden en bevoegdheden aan onder meer de burgemeester verschaffen. Het betreft de Wet Victoria, de Wet Damocles, en de Wet Victor. In voorliggend beleid wordt vastgelegd hoe de burgemeester zal omgaan met de bevoegdheden die voortkomen uit de Wet Damocles. Daarnaast is een beleidsregel opgesteld. Deze is na vaststelling en bekendmaking op te vatten als een beleidsregel in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:81 Awb). In artikel 4:82 van de Awb staat dat ter motivering van een besluit kan worden volstaan met slechts een verwijzing naar een vaste gedragslijn zoals deze is neergelegd in een beleidsregel. De beleidsregel richt zich specifiek op de bevoegdheden die de burgemeester heeft op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Deze nota drugsbeleid is breder opgezet. 1.2 Aanleiding De laatste keer dat er (soft)drugsbeleid is vastgesteld in de gemeente Woensdrecht, dateert uit 1997. De laatste jaren hebben er veel ontwikkelingen plaatsgevonden over dit onderwerp. Er is nieuwe wet- en regelgeving (artikel 13b in de Opiumwet), er is meer jurisprudentie beschikbaar en in de regio hebben andere gemeenten (oa. Breda, Bergen op Zoom, Roosendaal) ook besloten om het drugsbeleid aan te passen. 1.3 Doel Het drugsbeleid richt zich op het tegengaan en reduceren van drugs(gebruik), zeker wanneer dit leidt tot gezondheidsproblemen en sociale schade en eveneens op het voorkomen en verminderen van de schade die aan het gebruik van, de productie van en de handel in drugs is verbonden. Daarnaast heeft dit beleid tot doel om te komen tot minder drugstoeristen, minder drugsoverlast en minder drugscriminaliteit. 1.4 Evaluatie softdrugsbeleid In de vergadering van 29 mei 1997 heeft de gemeenteraad besloten -gelet op de regionale nota “omgaan met drugs in de regio”- de nota “softdrugsbeleid van de gemeente Woensdrecht” vast te stellen en als zodanig geen coffeeshops in de gemeente Woensdrecht toe te laten. Uitgangspunt van dit nulbeleid is te voorkomen dat de veiligheid, de openbare orde, het woonen leefklimaat en/of de gezondheid van de inwoners van de gemeente nadelig wordt beïnvloed als direct of indirect gevolg van de vestiging van een coffeeshop. Het nuloptiebeleid is gebaseerd op de regionale nota “omgaan met drugs in de regio” en de kabinetsnota “Het Nederlandse Drugsbeleid” van maart 1996. Deze uitgangspositie van het softdrugsbeleid van 1997 zetten we voort in dit nieuwe drugsbeleid. Het verschil tussen het beleid uit 1997 en het voorliggende beleid is de bredere opzet van het nieuwe beleid. Voorliggend beleid voorziet ook in het optreden tegen soft- én harddrugs. De commissie Fränzel heeft in 2009 een nota “daadkrachtig drugsbeleid” vast laten stellen door het regionaal college waarin de herijking van het regionale softdrugsbeleid wordt weergegeven.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
3
1.5 Taken en bevoegdheden van de burgemeester In algemene zin geldt dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Dit staat beschreven in artikel 172 van de Gemeentewet. Op basis van artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op openbare gebouwen en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht. Ook in artikel 174a van de Gemeentewet, artikel 13b van de Opiumwet en de APV bepalingen over drugsoverlast wijzen de burgemeester aan als bevoegd gezag. In artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht wordt bepaald dat beleidsregels worden vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan. De burgemeester is dus op grond van artikel 172 Gemeentewet en artikel 13b Opiumwet het bevoegde bestuursorgaan inzake het drugsbeleid. Hij is bevoegd om dit beleid vast te stellen. De burgemeester is de gemeenteraad op basis van artikel 180 Gemeentewet wel verantwoording verschuldigd over het door hem gevoerde bestuur. Ook geldt de actieve informatieplicht. 1.6 Leeswijzer In hoofdstuk twee wordt een uiteenzetting gegeven van de huidige wet- en regelgeving waar het drugsbeleid op gebaseerd is. In hoofdstuk drie wordt de onderbouwing beschreven voor de voortzetting van het nulbeleid in de gemeente Woensdrecht. In hoofdstuk vier worden de handhavinginstrumenten opgesomd en de maatregelen benoemd.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
4
Hoofdstuk 2 Wet- en regelgeving, huidig beleid en convenanten 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de wet- en regelgeving weergegeven die van toepassing is bij de uitvoering van het drugsbeleid. 2.2 Opiumwet In de Opiumwet zijn alle middelen opgenomen die door de overheid als drugs worden beschouwd. Gebruik van drugs is in Nederland niet strafbaar, wel de productie, handel en bezit van drugs. Tot de inwerkingtreding van de Wet Damocles, was het Openbaar Ministerie de enige handhaver van de Opiumwet en kon tegen overtredingen van de Opiumwet uitsluitend strafrechtelijk worden opgetreden. De regering is echter van mening, dat de handhaving van de Opiumwet vraagt om een gecoördineerde inzet van bestuur, Openbaar Ministerie en politie. Daarbij is ingezien dat een actieve opstelling van het bestuur vereist dat het bestuur over een adequaat en sluitend wettelijk instrumentarium beschikt om zowel preventief als repressief op te kunnen treden. 2.2.1 De Wet Damocles Bij wet is artikel 13b van de Opiumwet ingevoerd, de zogenoemde Wet Damocles. De burgemeester heeft daarmee de bevoegdheid gekregen om last onder bestuursdwang op te leggen indien middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig zijn. Op deze wijze heeft het bestuur dus de mogelijkheid gekregen om een lokaal (bijvoorbeeld coffeeshop1, growshop, café of winkel) te sluiten ingeval er soft- en/of harddrugs worden verhandeld. Bij wet van 27 september 2007, in werking getreden op 1 november 2007, is artikel 13b van de Opiumwet gewijzigd en sindsdien naast lokalen ook toepasbaar op woningen. Lokalen
Coffeeshops
Bedrijfspand (café/winkel)
Woningen
Growshop
Koop
Huur
Figuur 1
1
In onze gemeente niet van toepassing in verband met het voeren van de nuloptie.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
5
De Opiumwet richt zich primair op de preventie en beheersing van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de gezondheid. De uitbreiding van de Opiumwet met artikel 13b is gericht op de beheersing van de negatieve effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden. Met artikel 13b van de Opiumwet is er voor het bestuur een direct instrument voorhanden om de verkoop, de aflevering of de verstrekking dan wel de aanwezigheid van middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een halt toe te roepen. Het optreden op grond van dit artikel vindt immers plaats op grond van het enkele feit dat de Opiumwet wordt overtreden. De bevoegdheid om last onder bestuursdwang op te leggen ontstaat zodra verkoop, aflevering, verstrekking of de aanwezigheid van soft- of harddrugs zich in woningen of lokalen of daarbij behorende erven voordoet. Artikel 2 Opiumwet verwijst naar middelen: vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2, tweede lid Opiumwet; aangewezen bij ministerieel besluit op grond van artikel 2, derde lid Opiumwet. De middelen die op lijst I staan, dan wel zijn of worden aangewezen vallen onder de categorie: Harddrugs
Artikel 3 Opiumwet verwijst naar middelen: vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3, tweede lid Opiumwet; * De middelen die op lijst II staan, dan wel zijn of worden aangewezen vallen onder de categorie: Softdrugs
Figuur 2
In tegenstelling tot artikel 174a van de Gemeentewet is het doel van artikel 13b van de Opiumwet dus niet het bestrijden van overlast als gevolg van handel in drugs. Weliswaar wordt tevens beoogd de met de handel in drugs gepaard gaande overlast tegen te gaan, doch heeft men primair willen bereiken dat met de invoering van dit artikel de burgemeester een direct instrument voorhanden heeft in de vorm van het toepassen van last onder bestuursdwang om de handel in drugs te bestrijden. Verstoring van de openbare orde of vrees daartoe is derhalve geen voorwaarde voor het ontstaan van de bevoegdheid om last onder bestuursdwang op te leggen. Voorts speelt bijvoorbeeld de persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokken exploitant van een illegaal verkooppunt of coffeeshop geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van de inrichting noopt. In de bestuursrechtelijke procedure hoeven ook geen strafrechtelijke bewijsregels in acht te worden genomen. Er kan worden uitgegaan van het feitencomplex dat naar voren is gekomen uit het proces-verbaal dat door de politie is opgemaakt. In beginsel is het daarbij voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, huurder, bewoner of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden (zie paragraaf 5.2.3). Het is dus ook niet noodzakelijk dat een na een waarschuwing volgende overtreding door dezelfde persoon wordt begaan. Het bestuursrechtelijk optreden is derhalve niet persoonsgebonden maar pandgebonden.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
6
2.3 De Wet Victor De Wet Victor regelt het traject na een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet of artikel 174a Gemeentewet. Indien, in voorkomend geval, sluiting niet voldoende wordt geacht dan wel de opheffing van een tijdelijke sluiting niet verantwoord is, kan op grond van de Wet Victor worden opgetreden. Bij deze wet zijn de Woningwet, de Onteigeningswet en het Burgerlijk Wetboek aangevuld met bevoegdheden. Artikel 14 van de Woningwet biedt het bevoegd gezag (burgemeester en wethouders) de mogelijkheid om de eigenaar of personen die uit anderen hoofde bevoegd zijn tot het in het gebruik geven van het gesloten gebouw, open erf of terrein te verplichten om het gebouw, open erf of terrein in gebruik of beheer te geven aan een andere persoon of instelling. Ook kunnen burgemeester en wethouders op grond van dit artikel eisen dat voorzieningen worden getroffen zodat het gebouw, open erf of terrein weer op redelijke wijze tot bewoning of gebruik kan dienen. Indien geen gehoor wordt gegeven aan de aanschrijving kan tot toepassing van last onder bestuursdwang of de oplegging van een lastgeving onder dwangsom worden besloten. In het uiterste geval kan het college tot onteigening van het gesloten gebouw, open erf of terrein overgaan, overeenkomstig artikel 77 lid 1 sub 7 van de Onteigeningswet. De gemeente kan het gebouw, open erf of terrein dan ook zelf verkopen of verhuren via een woningcorporatie. 2.4
Gemeentewet
2.4.1 De Wet Victoria Tot de wetgeving op het terrein van drugsbeleid behoort ook artikel 174a van de Gemeentewet, de zogenoemde Wet Victoria. Bij deze wet is, reeds voorafgaand aan artikel 13b van de Opiumwet, de bevoegdheid gecreëerd voor de burgemeester om het middel om last onder bestuursdwang op te leggen tegen illegale verkooppunten van drugs. Op grond van artikel 174a van de Gemeentewet kan de burgemeester besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord. Artikel 13b van de Opiumwet is niet in de plaats getreden van de bevoegdheid op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. De reden hiervoor is dat artikel 174a van de Gemeentewet de burgemeester de bevoegdheid toekent om woningen en dergelijke te sluiten wegens verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor zonder dat dit gekoppeld wordt aan bepaalde strafbare feiten. Dit criterium is indertijd bewust in de wet opgenomen om een rechtsbasis te creëren om op te treden tegen woningen waarbij ook om andere redenen dan overtreding van de Opiumwet sprake is van verstoring van de openbare orde (bijvoorbeeld wapenhandel of prostitutie). Artikel 174a van de Gemeentewet heeft dus een ruimere werkingssfeer en wordt ook als zodanig gebruikt. De voorwaarde voor dit optreden is dus, dat “door de gedragingen in de woning de openbare orde rond de woning wordt verstoord”. De openbare ordeverstoring kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt doordat woningen fungeren als gebruikerspanden of als illegaal verkooppunt van drugs. Er kan echter niet worden opgetreden wanneer er bijvoorbeeld wel in drugs wordt gehandeld maar er geen sprake is van ernstige overlast. Tevens wordt er aan het bewijs voor verstoring van de openbare orde door de rechter zeer strenge en concrete eisen gesteld. Zo dient het dossier talrijke overlastmeldingen van omwonenden, sfeerrapportages en processenverbaal van afgevangen klanten te bevatten. In de meeste gevallen waarbij sprake is van drugshandel in of bij woningen zal derhalve eerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet worden opgetreden.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
7
2.5
Algemene wet bestuursrecht
2.5.1 Algemeen Zoals hiervoor is genoemd is op grond van artikel 13b van de Opiumwet de burgemeester voorts bevoegd tot toepassing van last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. De feitelijke constatering van een overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. De burgemeester is bovendien, behoudens bijzondere omstandigheden, zelfs verplicht om handhavend op te treden tegen overtredingen van regelgeving. Dit is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 juni 2004 als volgt geformuleerd: Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht bestaat op legalisatie. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is last onder bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. 2.6 De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen Op 1 juli 2007 is de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb of wet Puberr) in werking getreden. Deze wet regelt de registratie van beperkende overheidsbesluiten. Op grond van de Wkpb moet elk besluit tot sluiting op basis van de artikelen 13b van de Opiumwet en 174a van de Gemeentewet binnen vier dagen worden ingeschreven in het openbare register van publiekrechtelijke beperkingen. Daarnaast is het verplicht de gegevens over kadastrale objecten waarop een beperking rust te melden aan de zogenaamde Landelijke Voorziening. Als de beperking wordt opgeheven, de sluitingstermijn is verstreken of door een rechtelijke uitspraak het besluit is ontbonden, dan dient dit eveneens te worden vastgelegd in het register. Een besluit tot sluiting blijft na verkoop van het object onverkort van toepassing en is door de verplichte registratie kenbaar voor rechtsopvolgers. 2.7
Algemene plaatselijke verordening
2.7.1 Betreden woning/ lokaal In de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Woensdrecht is in artikel 2:41 een koppeling gemaakt met artikel 174a van de Gemeentewet en artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester is op grond van artikel 174a van de Gemeentewet bevoegd tot sluiting van woningen van waaruit (drugs)overlast wordt veroorzaakt. Aangezien dit artikel in de Gemeentewet niet de rechtsgevolgen van de sluiting regelt, is dit geregeld in de APV. Het tweede lid van artikel 2:41 is gebaseerd op de bevoegdheid van de burgemeester ex artikel 13b van de Opiumwet om last onder bestuursdwang op te leggen als in voor het publiek
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
8
toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven drugs als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet worden verkocht, afgeleverd, verstrekt, of daarvoor aanwezig zijn. Met de laatste wijziging van de Opiumwet is het ook mogelijk om op te treden tegen drugshandel vanuit woningen en niet voor het publiek toegankelijke lokalen. Aangezien de situatie kan ontstaan dat personen de woning of het lokaal moeten betreden wegens dringende redenen, is het derde lid aan artikel 2:41 toegevoegd. Anders zou het verbod uit het eerste lid wel erg absoluut zijn. 2.7.2 Toezicht op winkelbedrijven In de Algemene plaatselijke verordening van Woensdrecht is een vergunningstelsel van kracht voor winkelbedrijven. Het stelsel is van toepassing op growshops, headshops, seedshops, belshops en internetcafés. Het begrip ‘growshop’ is nader omschreven in de ‘Beleidsregel nadere betekenis growshops’. Met het vergunningstelsel wordt vooraf getoetst of een exploitant/ beheerder aan de gedragseisen voldoet. Als dit niet het geval is kan de vergunning worden geweigerd. De vergunning kan ook worden geweigerd als de exploitant/ beheerder binnen drie jaar voor de aanvraag een inrichting heeft geëxploiteerd die is gesloten op grond van verstoring van de openbare orde of op grond van artikel 13b uit de Opiumwet. Verder kan de vergunning worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan en vanwege negatieve effecten van een inrichting op het woon- en leefklimaat. Een aanvraag wordt getoetst aan de wet BIBOB. Een vergunning voor een winkelbedrijf wordt ingetrokken als de inrichting wordt overgenomen en als niet wordt voldaan aan de gedragseisen. De inrichting kan ook worden gesloten als in strijd wordt gehandeld met vergunningsvoorschriften en als niet wordt voldaan aan de gedragseisen. Ook kan de inrichting worden gesloten als er middelen zijn aangetroffen die zijn opgenomen in lijst I of lijst II van de Opiumwet. 2.8 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens Artikel 13b van de Opiumwet raakt het recht op ongestoord genot van de woning zoals dat is neergelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De wetsbepaling diende daarom te voldoen aan de eisen die artikel 8 EVRM stelt. Artikel 13b van de Opiumwet voorziet in een wettelijke grondslag in het nationale recht voor een beperking van de persoonlijke levenssfeer en voldoet aan de eisen van voorzienbaarheid en toegankelijkheid. Het doel dat wordt gediend met artikel 13b van de Opiumwet sluit ook aan bij het doelcriterium “voorkoming van strafbare feiten” zoals opgesomd in artikel 8, tweede lid van het EVRM. Daarnaast worden ook rechten van anderen, in dit geval omwonenden, beschermd: aan intimidatiepraktijken wordt een einde gemaakt en overlast wordt weggenomen. Daardoor kunnen omwonenden het recht op ongestoord genot van hun woning weer ten volle uitoefenen. Artikel 13b van de Opiumwet dient dus de door het EVRM genoemde gerechtvaardigde belangen. De ontwikkeling die de illegale verkoop vanuit woningen heeft doorgemaakt, maakt de sluiting ervan bovendien noodzakelijk en rechtvaardigt ook de bevoegdheid om tegen in woningen gevestigde illegale verkooppunten op te treden.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
9
Artikel 13b van de Opiumwet voldoet daarmee aan de eisen van artikel 8 EVRM. Tot slot kan er in dit kader op worden gewezen dat de uitoefening van de bevoegdheid tot sluiting met verschillende waarborgen is omkleed. Er wordt opgetreden op grond van een stappenplan waarbij in de regel na een eerste constatering van overtreding van de Opiumwet wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Pas na herhaling wordt overgegaan tot sluiting. Aldus kan de burger de sluiting van de woning voorkomen. Het spreekt voorts vanzelf dat de uitoefening van de last onder bestuursdwang zorgvuldig moet geschieden en dat alle procedurele vereisten in acht moeten worden genomen. De rechter zal dit in concreto toetsen. 2.9 Daadkrachtig drugsbeleid (commissie Fränzel) In de nota 'omgaan met drugs in de regio', d.d. 10 maart 1997, zijn in het regionaal college concrete afspraken gemaakt ten aanzien van de aanpak van hard-, soft- en eco- en smart drugs. Doel van deze afspraken was de realisatie van een betere afstemming binnen de keten op zowel regionaal als lokaal niveau. Twaalf jaar later vraagt dit beleid uit 1997 om een herijking. Daarom heeft de commissie Fränzel een nieuwe rapportage opgesteld. De commissie Fränzel pleit in het rapport voor een versterkte aanpak van de overlast van soft – en harddrugs. Het bestrijden van drugstoerisme en het terugdringen van de drugsgerelateerde criminaliteit zijn hier belangrijke onderdelen van. Ook het drugsgebruik door jongeren wordt in het rapport specifiek benoemd. Het voorkomen, beheersen en verminderen van gezondheid- en sociale schade voor hen is daarbij van groot belang. De actiepunten die uit deze nota naar voren zijn gekomen zijn verwerkt in het integraal veiligheidsbeleid en zijn daarnaast separaat opgepakt. (zie bijlage 2) 2.10 Flankerend beleid van de gemeente Woensdrecht In de gemeente Woensdrecht zijn vier beleidsplannen flankerend aan dit drugsbeleid. Zij zijn meer ingericht op het preventieve aspect van drugs. Dit zijn: Integraal Veiligheidsbeleid, volksgezondheid 2008-2011, het WMO beleidsplan 2008-2011 en het integraal jeugdbeleid. 2.11 Convenanten Aan de aanpak van de drugsoverlast en criminaliteit liggen een vijftal convenanten ten grondslag. Het betreft de volgende convenanten2: 1. Convenant Courage 2. Aanpak drugspanden en hennepkwekerijen 3. Convenant van het Veiligheidshuis 4. Integrale toepassing en handhaving van overheidsregelingen bij vrijplaatsen 5. Convenant aanpak informatie-uitwisseling hennepteelt 6. Convenant RIEC
2
In de bijlage is een uitleg van de convenanten te vinden.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
10
Hoofdstuk 3 De 0-optie 3.1 Inleiding In de landelijke drugsnota als in de regionale nota komt naar voren dat de mogelijkheid bestaat te kiezen voor een nuloptie. Ook uit jurisprudentie blijkt deze mogelijkheid tot de opties behoord. Met andere woorden; als de gemeente een zorgvuldig en weloverwogen beleid heeft dan volstaat in principe een verwijzing naar het beleid om een coffeeshop te weren danwel te sluiten. 3.2 Nuloptie Bij het bepalen van een beleidskeuze dient steeds de vraag te worden gesteld wat de gevolgen zijn voor de openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat, etc. Een aantal belangrijke uitgangspunten uit de landelijke nota "Het Nederlandse drugbeleid continuïteit en verandering" is in deze notitie verwoord en is ook toegepast bij het bepalen van de richting van het beleid (de overwegingen), zoals: • is er sprake van een reële vraag naar softdrugs; • de mogelijke waarde van een sociale drempel; • scheiding van markten. Ook is een aantal richtlijnen gevolgd uit de regionale nota, zoals: * een onderzoek naar de lokale drugsmarkt en naar omliggende drugsmarkten; * de huidige overlast en te verwachten overlast bij vestiging; * aantasting woon- en leefklimaat en openbare orde. 3.3 Voortzetting huidig beleid Overwegingen die hier toe leiden: 1. De gemeente Woensdrecht telt 21.600 inwoners, die verdeeld zijn over vijf kernen. Gezien de aard en omvang van de kernen Huijbergen en Woensdrecht is het, naast de overwegingen vermeld onder algemeen en de overwegingen die hierna volgen, zondermeer te rechtvaardigen dat aldaar geen coffeeshop gevestigd wordt. Deze kleine kernen hebben in overwegende mate een duidelijke woonfunctie. In grotere gemeenten heeft het centrum duidelijk in mindere mate een woonfunctie. Ervaringen uit andere gemeenten (o.a. Breda, Tilburg) hebben geleerd dat overlastsituaties zich eerder voordoen bij coffeeshops die gevestigd zijn in gebieden die een woonfunctie hebben. Alle kernen in de gemeente zijn dus zeer gevoelig voor overlast als gevolg van de effecten van de vestiging van een coffeeshop. 2. In de regionale nota wordt bij een inwonertal van ongeveer 40.000 inwoners een grens getrokken. Beneden het aantal van 40.000 inwoners per kern wordt geadviseerd de vestiging van een coffeeshop niet toe te staan (na onderzoek van de drugsmarkt, het drugsgebruik etc.). Gelet op de in de nota vastgelegde afspraken en het belang van uniforme toepassing ervan ligt het in de rede de regionale, nota te volgen. 3. Er is op dit moment in de gemeente Woensdrecht geen sprake van een vast verstrekpunt van softdrugs in de vorm van een coffeeshop. 4. Door de geografische ligging van Woensdrecht kan er sprake zijn van een sterk aanzuigende werking op met name Belgische en Franse bezoekers waardoor overlast veroorzaakt kan worden door deze “drugstoeristen”. 5. Bestemmingsplannen bieden onvoldoende mogelijkheden (grondslag moet zijn: ruimtelijke ordening) het gebruik van alle panden als coffeeshop tegen te gaan.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
11
Op basis van bovenstaande gegevens wordt besloten om het huidige nulbeleid voort te zetten.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
12
Hoofdstuk 4 Handhavingarrangement 4.1 Inleiding Lokaal drugsbeleid kan alleen succesvol zijn wanneer het doeltreffend wordt gehandhaafd. In dit handhavingarrangement staan de afspraken die zijn gemaakt in de lokale driehoek over de wijze van optreden. Het gaat dus om een gecombineerd optreden van gemeente, OM, politie en eventueel private partijen. In het handhavingarrangement worden strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en eventueel civielrechtelijke maatregelen op elkaar afgestemd. 4.2 Integrale aanpak Om de toepasbaarheid van het arrangement te vergroten is het zinvol een arrangement te ontwikkelen waarbinnen het optreden van de drie partijen (zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk (hierbij kun je ook civielrechtelijke maatregelen opnemen zoals samenwerking woningbouwcorporaties bij sluiting pand en vervolgens opzeggen huur en onteigening van koopwoningen) op elkaar aansluit en elkaar aanvult. Daarnaast kan het arrangement het beste het hele terrein van de handel in drugs beslaan. 4.3 Strafrechtelijke handhaving Het Openbaar Ministerie kent een gedoogbeleid ten aanzien van softdrugs. Dit houdt in dat bij niet-bedrijfsmatige teelt van hennep (oa. max 5 planten) geen vervolging plaats vindt. Tevens wordt het bezit van een gebruikershoeveelheid softdrugs (max 5 gram) gedoogd en zal bij constatering hiervan ook geen vervolging plaatsvinden. Zowel voor niet-bedrijfsmatige teelt als bij de constatering van een gebruikershoeveelheid softdrugs geldt dat de verdacht wel afstand moet doen van de drugs. Indien dit niet gebeurt wordt alsnog vervolgd. Er vindt geen gerichte opsporing plaats tegen deze twee feiten. Ten aanzien van harddrugs bestaat geen gedoogbeleid. Dat wil zeggen dat bij constatering van verkoop, aflevering of verstrekking dan wel de aanwezigheid daartoe van zowel soft- en harddrugs, hiertegen wordt opgetreden door politie en het Openbaar Ministerie. De prioriteit bij politie en Openbaar Ministerie in de strafrechtelijke aanpak van drugs ligt op de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Met name op het gebied van georganiseerde hennepteelt wordt geïnvesteerd op intensivering van de aanpak en op verbreding van de aanpak met buiten het strafrechtketen gelegen partners. 4.4. Civiel/bestuursrechtelijke mogelijkheden Onteigening van panden is op grond van artikel 77 Onteigeningswet mogelijk: 1. ten behoeve van de uitvoering van of ter handhaving van de feitelijke toestand overeenkomstig een bestemmingsplan; 2. ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan (bijvoorbeeld een herstructureringsproject); 3. in geval van een bedreiging van de leefbaarheid; 4. voor een gebouw als bedoeld in artikel 14 Woningwet in geval van handhaving van de openbare orde of overtreding van artikel 2 of 3 Opiumwet. Hierbij geldt dat onteigening mogelijk is indien de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14 Woningwet, geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond dat gebouw welke is verstoord door gedragingen in dat gebouw. Overigens biedt de Wet Bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek gemeenten met ernstige problemen onder andere de mogelijkheid om malafide huiseigenaren nog strenger aan Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
13
te pakken door gemakkelijker panden te kunnen sluiten en het beheer daarvan over te kunnen nemen. Belangrijke bepalingen zijn een uitbreiding van artikel 77 Onteigeningswet, artikel 14 Woningwet en opname van artikel 97 Woningwet. In onze gemeente is dat niet aan de orde. Het bevoegd bestuursorgaan kan de verhuurder van het gebouw ook vragen de overtreder uit te zetten. De verhuurder kan immers de huurovereenkomst ontbinden, indien het gebouw is gesloten op grond van artikel 174a Gemeentewet, op grond van een verordening als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet of op grond van artikel 13b Opiumwet. 4.5 Bestuursrechtelijke handhaving Bestuursrechtelijke handhaving is de handhavingvorm die in de meeste gevallen de voorkeur geniet. Last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom zijn reparatoire sancties. Anders dan punitieve sancties zijn de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom niet gericht op bestraffing of leedtoevoeging, maar op het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van een overtreding. In beginsel dient de meest effectieve en minst kostbare maatregel te worden gekozen. Ten aanzien van de uitoefening van artikel 13b van de Opiumwet lijkt de meest aangewezen maatregel steeds de (tijdelijke) sluiting. Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waarbij het middel van sluiting niet adequaat of evenredig is, bekeken worden welke andere vorm van bestuursdwang dient te worden toegepast. 4.5.1 Last onder bestuursdwang Last onder bestuursdwang houdt in dat een bestuursorgaan door feitelijk handelen een situatie die in strijd is met wet- en regelgeving ongedaan maakt. Daarbij hebben personen die daartoe zijn aangewezen door dat bestuursorgaan toegang tot elke plaats voor zover dat nodig is. Bij de toepassing van last onder bestuursdwang is het bestuursorgaan bevoegd tot het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt. Ook is het bestuursorgaan bevoegd tot het meevoeren en opslaan van daarvoor vatbare zaken. De kosten worden verhaald op de overtreder. Artikel 125 van de Gemeentewet stelt dat het bestuursorgaan bevoegd is tot het toepassen van last onder bestuursdwang. In afdeling 5.3.1 van de Algemene wet bestuursrecht staat onder welke voorwaarden het bevoegd bestuursorgaan last onder bestuursdwang mag toepassen. 4.5.2 Last onder dwangsom Een dwangsom is een geldboete die de gemeente de overtreder in het vooruitzicht stelt als de overtreding niet binnen een bepaalde termijn wordt beëindigd. De bedoeling is om de overtreder er zo toe te dwingen om een situatie die in strijd is met wet- en regelgeving ongedaan te maken. Wordt dit niet gedaan, dan wordt de dwangsom geïnd. Artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht stelt dat een bestuursorgaan bevoegd is om in de plaats van het toepassen van bestuursdwang een last onder dwangsom op te leggen. In afdeling 5.3.2 van deze wet staat onder welke voorwaarden het bevoegd bestuursorgaan een last onder dwangsom mag opleggen. Als beleidsuitgangspunt wordt gekozen voor het toepassen van last onder bestuursdwang en niet voor het opleggen van een last onder dwangsom. Aangezien het financiële gewin van de handel in verdovende middelen dusdanig groot is, mag van een last onder dwangsom in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht. Hiermee wordt naar verwachting niet bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
14
4.5.3 Intrekken van een vergunning Het intrekken van een vergunning is in sommige gevallen mogelijk als wordt gehandeld in strijd met de vergunning of bij overtreding van de voorschriften van de vergunning. Een vergunning gedeeltelijk of tijdelijk intrekken is ook mogelijk. De wet en regelgeving op basis waarvan vergunningen zijn verstrekt, bevat regels omtrent het intrekken van vergunningen. 4.6. Doel bestuursdwangmaatregel Nadat de burgemeester op grond van de verzamelde informatie tot de conclusie komt dat sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet, heeft de burgemeester de bevoegdheid om last onder bestuursdwang op te leggen. In beginsel zal hij daartoe niet overgaan nadat de overtreder eerst gewaarschuwd is. Het kan voorkomen dat de zaak dermate spoedeisend is en de overtreding zodanig ernstig dat een waarschuwing achterwege blijft. De burgemeester is dan bevoegd over te gaan tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang. De door de burgemeester gekozen bestuursdwangmaatregel dient primair te bewerkstelligen, dat er een einde wordt gemaakt aan de verboden situatie en dat de oude situatie wordt hersteld. Secundair beoogt de maatregel te bewerkstelligen, dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen. Bij de bepaling van de duur van de sluiting is het volgende van belang: a. De voorgeschiedenis; met andere woorden heeft er al een eerdere overtreding plaatsgevonden? Is er door de burgemeester al een waarschuwing gegeven? Is het pand reeds eerder gesloten geweest op grond van last onder bestuursdwang gebaseerd op 13b Opiumwet? b. De bekendheid van een pand als drugsadres, het wederkeren van de rust in de directe omgeving, de ligging van het pand in een omgeving, de verstoring van de openbare orde en de aantasting van het woon- en leefklimaat, de tijd die genomen moet worden om te herstellen. c. Overige omstandigheden; is er sprake van overlast? Zijn er andere gevaren? Zijn er zaken gevonden is het pand die relateren aan andere criminele activiteiten? Etc. De onderbouwing van het besluit tot sluiten van het pand wordt gebaseerd op bovenstaande punten. Onverlet behoudt de burgemeester de bevoegdheid om andere sluitingstermijnen op te leggen als omstandigheden anders doen beslissen (artikel 4:84 Awb). 4.7 Opheffingsmogelijkheid sluiting De burgemeester is bevoegd om de sluiting van een woning/lokaal tussentijds op te heffen. Het uitgangspunt is echter nadrukkelijk dat een sluiting die is opgelegd ook wordt geëffectueerd en alleen bij wijze van uitzondering tussentijds kan worden opgeheven. Als hoofdvereiste geldt dat in de regel alleen tot opheffing van een sluiting kan worden besloten indien er sprake is van een verzoek van een belanghebbende waarin gemotiveerd wordt aangegeven dat het op basis van nieuwe feiten en omstandigheden aannemelijk is dat er niet opnieuw overtredingen van de Opiumwet zullen worden gepleegd in of vanuit de desbetreffende woning/lokaal. Er dienen dus in ieder geval voldoende maatregelen te zijn getroffen om te voorkomen dat er in of vanuit de woning/lokaal opnieuw in drugs zal worden gehandeld. Voorts gelden voor het opheffen van een sluiting de volgende subvereisten:
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
15
1. Aan het opheffen van een sluiting wordt in de regel geen medewerking verleend gedurende de eerste zes maanden dat een pand is gesloten. 2. De (nieuwe) eigenaar van het pand heeft geen overtreding van de Opiumwet begaan. 3. De nieuwe huurder/gebruiker/ van het pand heeft geen overtreding van de Opiumwet begaan. 4. De nieuwe huurder/gebruiker mag dezelfde zijn als degene tegen wie het sluitingsbevel was gericht en mag ook niet in het pand woonachtig zijn geweest ten tijde van de sluiting. 5. Bij het verzoek dient een plan te worden overlegd waaruit blijkt op welke wijze zal worden voorkomen dat er opnieuw overtredingen van de Opiumwet plaatsvinden. 6. Bij het verzoek dient een (onderneming)plan te worden overlegd waaruit blijkt welke invulling aan het gebruik van het lokaal zal worden gegeven en op welke wijze zal worden voorkomen dat er opnieuw overtredingen van de Opiumwet plaatsvinden. Het voorgenomen gebruik dient daarbij in overeenstemming te zijn met het ter plaatse geldende bestemmingplan. 7. Een sluiting wordt niet opgeheven ten behoeve van de vestiging van een risicowinkel. Onder risicowinkel wordt in dit verband verstaan een bel- of internetwinkel en smarten growshops. 8. De gemeente kan er ook belang bij hebben dat een sluiting tussentijds wordt opgeheven. Een gesloten pand kan de leefbaarheid aantasten en verloedering in de hand werken. Voor aanvullende maatregelen om de leefbaarheid rond de woning te herstellen kan echter ook gebruik worden gemaakt van de Wet Victor (zie paragraaf 2.3). De opheffing van de sluiting moet voorts op grond van de Wkpb worden geregistreerd in het register van publiekrechtelijke beperkingen (zie paragraaf 2.6). 4.8 Minimum aanwezige hoeveelheid Bij het bepalen wanneer sprake is van een handelshoeveelheid wordt aangesloten bij de justitiële gedoogregels. De toegestane (gedoogde) gebruikershoeveelheden daarbij zijn voor harddrugs 0,5 gram en voor softdrugs 5 gram. Aldus wordt in deze nota en in de beleidsregel bij harddrugs van een handelshoeveelheid gesproken indien dit meer dan 0,5 gram is en bij softdrugs indien dit meer dan 5 gram is. Daarmee zijn het bestuurlijk en strafrechtelijk beleid met elkaar in overeenstemming. Deze normen voor het bepalen wanneer sprake is van een handelshoeveelheid sluit ook aan bij wat in de vaste jurisprudentie wordt geaccepteerd. Andere omstandigheden van het geval kunnen daarbij de constatering dat sprake is van handel ondersteunen. 4.9 Geen scheiding soft- en harddrugs in sluitingstermijnen Bij toepassing van last onder bestuursdwang wordt er voor wat betreft de sluitingstermijn geen onderscheid gemaakt tussen overtredingen met betrekking tot softdrugs en overtredingen met betrekking tot harddrugs. Reden hiervoor is dat een last onder bestuursdwang als doel heeft om de overtreding ongedaan te maken en herhaling te voorkomen. In dat opzicht is de kans op herhaling niet groter wanneer er harddrugs wordt aangetroffen dan wanneer er softdrugs wordt aangetroffen. Als voor overtredingen met betrekking tot harddrugs een langere sluitingstermijn wordt gehanteerd dan bij softdrugs, is het doel hiervan extra leed toe te voeren. Deze manier van optreden is voorbehouden aan het strafrecht. Extra leedtoevoeging op basis van de zwaarte van een overtreding dient dan ook te gebeuren door de politie en het OM.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
16
Daarnaast hoeft tijd die het kost om een overtreding met betrekking tot softdrugs ongedaan te maken niet langer of korter te zijn dan de tijd die het kost om een overtreding met betrekking tot harddrugs ongedaan te maken. Voor wat betreft de hersteltermijn zijn beide overtredingen niet afwijkend.
1e overtreding
Politie
OM
Gemeente
Geldigheidsduur
1. Constatering overtreding 2. Opmaken proces-verbaal 3. Melding aan burgemeester + toe sturen politierapportage
Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal
Schriftelijke waarschuwing
Bij de eerste overtreding wordt gewaarschuwd. Reden hiervoor is dat uit de jurisprudentie blijkt dat er een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur bestaat dat bepaalt, dat een bestuursorgaan eerst dient te waarschuwen wanneer het voornemens is een maatregel te treffen, die voor de burger schadelijk is èn de burger zelf in staat is de noodzaak tot het treffen van de maatregel weg te nemen. Wanneer een overtreder binnen twee jaren na de waarschuwing van de burgemeester zich wederom schuldig maakt aan een overtreding ex artikel 13b Opiumwet, zal het openbare lokaal/woning worden gesloten voor de periode van zes maanden. Wanneer een overtreder binnen twee jaren en drie maanden na het besluit van de burgemeester tot sluiting van het openbare lokaal/woning wegens de tweede overtreding zich voor de derde keer schuldig maakt aan een overtreding ex artikel 13b Opiumwet, zal het openbare lokaal/woning worden gesloten voor de periode van twaalf maanden. Wanneer een overtreder binnen twee jaren en zes maanden na het besluit van de burgemeester tot sluiting van het openbare lokaal/woning wegens de derde overtreding zich voor de vierde keer schuldig maakt aan een overtreding ex artikel 13b Opiumwet, zal het openbare lokaal/woning voor onbepaalde tijd worden gesloten.
Vervolging
2e overtreding
1. Constatering overtreding 2. Opmaken proces-verbaal 3. Melding aan burgemeester + toe sturen politierapportage
Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal
Sluiting voor een periode van 12 maanden
Vervolging
3e overtreding
1. Constatering overtreding 2. Opmaken proces-verbaal 3. Melding aan burgemeester + toe sturen politierapportage
Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal
Sluiting voor een periode van 18 maanden
Vervolging
4e overtreding
1. Constatering overtreding 2. Opmaken proces-verbaal 3. Melding aan burgemeester + toe sturen politierapportage
Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal
Vervolging
Onbepaalde tijd
Figuur 3 Handhavingmatrix bij aantreffen soft- en harddrugs
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
17
Bijlage 1 Keuze maken: wel/geen onderscheidt sluitingstermijnen soft- en harddrugs Inleiding In algemene zin zie je in Nederland de trent dat er twee verschillende sluitingstermijnen worden gehanteerd wanneer er soft- danwel harddrugs wordt aangetroffen. In onderstaande onderbouwing worden de twee keuzes uitgeschreven en onderbouwd waarom er voor één sluitingstermijn is gekozen. Samenvattend: 1. de toepassing van bestuursdwang mag slechts strekken tot beëindiging en voorkoming van overtredingen; 2. als toepassing van bestuursdwang verder strekt dan dat, dan krijgt de sanctie een leedtoevoegend karakter; 3. om een einde te kunnen maken aan de overtreding van artikel 13b Opiumwet is een bepaalde sluitingstermijn noodzakelijk; 4. (ook) de duur van de sluitingstermijn dient door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst; 5. factoren die bij het bepalen van de duur een rol kunnen spelen zijn: - de noodzaak om de bekendheid van een adres als drugsadres teniet te doen; - de noodzaak om de rust in de directe omgeving te doen terugkeren; - de noodzaak herhaling van ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen en een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen; Geen scheiding soft- en harddrugs in sluitingstermijnen Bij toepassing van last onder bestuursdwang wordt er voor wat betreft de sluitingstermijn geen onderscheid gemaakt tussen overtredingen met betrekking tot softdrugs en overtredingen met betrekking tot harddrugs. Reden hiervoor is dat een last onder bestuursdwang als doel heeft om de overtreding ongedaan te maken en herhaling te voorkomen. In dat opzicht is de kans op herhaling niet groter wanneer er harddrugs wordt aangetroffen dan wanneer er softdrugs wordt aangetroffen. Als voor overtredingen met betrekking tot harddrugs een langere sluitingstermijn wordt gehanteerd dan bij softdrugs, is het doel hiervan extra leed toe te voeren. Deze manier van optreden is voorbehouden aan het strafrecht. Extra leedtoevoeging op basis van de zwaarte van een overtreding dient dan ook te gebeuren door de politie en het OM. Daarnaast hoeft tijd die het kost om een overtreding met betrekking tot softdrugs ongedaan te maken niet langer of korter te zijn dan de tijd die het kost om een overtreding met betrekking tot harddrugs ongedaan te maken. Voor wat betreft de hersteltermijn zijn beide overtredingen niet afwijkend. De tijd is voorbij is dat de wereld van de harddrugs een "hardere" wereld is dan die van de softdrugs. Het is namelijk inmiddels dezelfde. Deze constatering wordt onderschreven door de politie en het OM. Het enige logische onderscheid is nu het verschil tussen de lijst 1 en lijst 2 middelen in de Opiumwet (voor zolang dat nog stand houdt) en het verschil in handelshoeveelheid of gebruikershoeveelheid. Bij dat laatste ga je niet sluiten, bij de eerste wel. En dan maakt het eigenlijk niet uit voor de gevolgen voor de openbare orde of het een kilo harddrugs of softdrugs is.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
18
De termijn mag in beginsel niet langer zijn dan nodig is om de overtreding ongedaan te maken. Dat betekent niet per definitie dat hoe zwaarder de categorie drugs is, hoe zwaarder de maatregel mag zijn, maar feit is wel dat de zwaarte van de overtreding van invloed kan zijn op de termijn die noodzakelijk wordt geacht om een einde aan de overtreding te maken. Scheiding soft- en harddrugs in sluitingstermijnen Een optie is om een onderscheid te maken in de handhavingmatrix van soft- en harddrugs. Reden daarvoor is dat van harddrugs algemeen bekend is dat het gebruik van en de handel in harddrugs leidt tot een ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid en een grote impact heeft op de directe omgeving van een pand waar harddrugs gebruikt worden en/of de handel in harddrugs plaats vindt. De handel in harddrugs vindt meestal plaats in een harder en crimineler milieu dan de handel in softdrugs en ook de gezondheidsrisico’s voor de gebruikers zijn groot. Het is ook niet voor niets dat de wetgever in de Opiumwet onderscheid maakt naar hard- (lijst I) en softdrugs (lijst II). Mede daarom wordt ook in de handhavingmatrix onderscheid gemaakt naar overtreding van lijst I (harddrugs) of II (softdrugs), waarbij voor overtredingen van lijst I langere sluitingstermijnen worden gehanteerd. Bij overtredingen van lijst I (harddrugs) worden deze langere sluitingstermijnen noodzakelijk geacht om een einde te maken aan de overtreding in of vanuit het pand, danwel om herhaling daarvan in of vanuit het pand te voorkomen. Zoals al aangegeven vindt de handel in harddrugs meestal plaats in een harder en crimineler milieu en wordt een langere sluitingstermijn noodzakelijk geacht om de situatie te normaliseren. Conclusie De sluiting is primair gericht op het herstellen van de oude situatie en het herstellen van een veilige woon en leefomgeving en een goed woon- en leefklimaat. Daarvoor is het niet van belang, welk soort en welke hoeveelheid drugs in het pand is aangetroffen maar de neveneffecten die drugshandel met zich meebrengt. De toepassing van bestuursdwang is er op gericht om de overtreding te beëindigen, herhalingen te voorkomen, de loop uit het pand te halen, de rust in de omgeving weder te laten keren en verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. Of het nu om soft- of harddrugs gaat, de maatregelen die genomen dienen te worden zijn nagenoeg gelijk. Daarom wordt er voor gekozen om dezelfde sluitingstermijn te hanteren.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
19
Bijlage 2 Literatuurlijst -
Relevante wet- en regelgeving Handhavingsbeleid gemeente Woensdrecht Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Woensdrecht Beleidsregel nadere betekenis growshops Softdrugsbeleid gemeente Woensdrecht (1997) Convenant hennepteelt gemeente Woensdrecht (mei 2006) Regionaal convenant vrijplaatsen Regionaal convenant informatie-uitwisseling hennep Daadkrachtig drugsbeleid (cie Franzel) Hoofdlijnenbrief Drugsbeleid CCV Infosheet handhaven drugsbeleid CCV Infosheet stappenplan artikel 13b Opiumwet Beleidsregel Reusel de Mierden Nota Cannabisbeleid 2009 gemeente Bergen op Zoom Beleidsregel Damocles beleid gemeente Maastricht Drugsbeleid Gilze en Rijen Relevante jurisprudentie (website CCV)
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
20
Bijlage 3 uitleg convenanten 1. De politie, gemeente Bergen op Zoom en Roosendaal, en het OM hebben een samenwerkingsconvenant betreffend de uitvoering van de bestuursopdracht Drugsproject Brabantse Buitensteden ("Courage") afgesloten. De samenwerking heeft ten doel onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bovengenoemde convenantpartijen de samenwerking tussen partijen rondom de aanpak van de handel in drugs en de overlastgevende drugsrunners en drugsdealers structureel te bewerkstelligen dan wel te verbeteren. De ruimingen worden gedaan door hetzelfde politieteam als Woensdrecht, daardoor komt het ook voor dat er in de gemeente Woensdrecht wordt geruimd. Het meldpunt drugsoverlast wordt mede gefinancierd door de gemeente Woensdrecht. 2. De gemeente Woensdrecht heeft samen met twee woningbouwcorporaties (te weten: Woningstichting Woensdrecht en Wonen West Brabant), energieleverancier Essent, het district Bergen op Zoom van de politie Midden en West Brabant en het Openbaar Ministerie een convenant ‘Aanpak drugspanden en hennepkwekerijen” (mei 2006) met elkaar gesloten. Doel van dit convenant is het bestrijden van de handel in drugs en de exploitatie van hennepkwekerijen in onder andere huurwoningen. Door het convenant kan informatie uitgewisseld worden tussen de partners bij vermoedens over handel in drugs vanuit een woning of bij vermoedens van aanwezigheid van een hennepkwekerij. In het convenant hebben partijen afgesproken maatregelen te treffen om hieraan een einde te maken. 3. In het Veiligheidshuis werkt de gemeente Woensdrecht samen met diverse partijen waaronder Reclassering Nederland, Novadic-Kentron, politie Midden- en West Brabant, Sociale dienst gemeente Bergen op Zoom, Halderberge, Steenbergen, Moerdijk en de gemeente Roosendaal, Openbaar Ministerie (OM) en de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). Deze samenwerking vindt zijn fundament in het convenant van het Veiligheidshuis wat het mogelijk maakt om onderling informatie uit te wisselen en bepaalde verantwoordelijkheden gemeenschappelijk op te pakken. 4. Politie Midden- en West Brabant werkt ook nauw samen met de Belastingdienst. De samenwerking vindt zijn fundament in het convenant ‘Integrale toepassing en handhaving van overheidsregelingen bij vrijplaatsen’ waar ook de gemeenten voor getekend hebben. 5. Alle 26 gemeenten in de Veiligheidsregio Midden- en West Brabant hebben samen met het OM, de politie, de woningstichtingen, MVGM, Enexis, UVW en de SVB het “Convenant aanpak informatie-uitwisseling hennepteelt ondertekend”. Doel is dat er nu een juridische basis is om informatie te kunnen uitwisselen.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
21
Bijlage 4 Samenvatting nota “daadkrachtig drugsbeleid” 1. (voorgenomen) Besluiten over preventie en hulpverlening a. Voor de verkoop van alcohol en cannabis wordt in onze regio (wanneer dit wettelijk mogelijk is) de leeftijdsgrens van 18 jaar gehanteerd. (Concrete actie voor de gemeente Woensdrecht: opnemen in de drank- en horeca verordening wanneer wettelijk mogelijk.) b. Mede naar aanleiding van de adviezen van de Commissie van der Donk om op lokaal niveau de GGD meer te betrekken bij het cannabisbeleid wordt besloten om op alle scholen voor voortgezet onderwijs en basisscholen in onze regio het voorlichtingsprogramma 'de gezonde school en genotsmiddelen' aan te bieden. De gemeenten verstrekken de GGD-en en Novadic-Kentron hiervoor een opdracht. (Concrete actie voor de gemeente Woensdrecht: offerte opvragen (wellicht regionaal/districtelijk) bij Novadic Kentron. Het kan niet meer opgenomen worden in de maatwerkafspraken met de GGD voor 2011, het zal een aparte aanbesteding moeten worden.) c. De aanpak voor onze regio zal zich meer moeten gaan richten op specifieke preventieactiviteiten onder risicogroepen. Met Novadic-Kentron wordt (via het AJB (Arrondissementeel Justitieel Beraad)) overleg gevoerd hoe regionaal producten ontwikkeld/ingezet kunnen worden die nadrukkelijk aansluiten op de aanbevelingen/kansrijke interventies. d. Alle gemeenten zullen gaan werken met de zgn. Beke methodiek. Hiermee wordt periodiek overzicht verkregen van jeugdgroepen en individuen die bij de politie en andere partners in beeld zijn. Hiermee wordt niet alleen inzicht verkregen in hinderlijk, overlastgevend, crimineel gedrag, maar eveneens in (soorten van )drugsgebruik onder jeugdgroepen en specifieke individuen. Met deze informatie over drugsgebruik onder jongeren/individuen dient een specifieke groepsgerichte benadering dan wel individugerichte benadering ontwikkeld te worden. Bij de individugerichte benadering zal het Veiligheidshuis een rol vervullen, vooral bij het hulpverleningscasusoverleg. (Concrete actie voor de gemeente Woensdrecht: volledige implementatie van de Beke methode en de lokale werkgroep jeugd in de diverse gemeenten. Dit is per 1 november 2010 een feit. Er wordt nu volledig gewerkt met deze aanpak.) 2. (voorgenomen) Besluiten bestrijding overlast en criminaliteit a. Toepassen van de toolbox in regionaal verband om de drugscriminaliteit en overlast te verminderen. b. Gemeenten zullen alle smart/growshops onder het exploitatievergunningenstelsel brengen: alle nieuwe en bestaande smart- en growshops, worden aan de BIBOB toets onderworpen. Ook andere instrumenten zoals het handhaven van bestemmingsplannen bieden in dit kader kansen. De definitie van smart/growshop dient hier nog scherp te worden gemaakt. (Concrete actie voor de gemeente Woensdrecht: In de APV van de gemeente Woensdrecht is een exploitatievergunningstelsel opgenomen. Deze schrijft een vergunningsplicht voor, voor growshops en smartshops. Vanwege deze vergunningsplicht wordt het mogelijk deze inrichtingen te toetsen aan de wet BIBOB. Dit is per januari 2011 in werking getreden.) c. Gemeenten zullen bestuursrechtelijk de illegale verkooppunten aanpakken. Het convenant vrijplaatsen en het regionaal convenant geïntegreerde
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
22
decentrale aanpak georganiseerde misdaad(RIEC-convenant) bieden hiertoe veel ruimte. d. Gemeenten zullen een eenduidige regionale methodiek ontwikkelen voor de aanpak van hennepkwekerijen. Hiertoe wordt de “Tilburgse methode” als kansrijk beoordeeld. Het voorstel voor een regionale lijn is dan als volgt: 1. Op last van de gemeenten worden de hennepkwekerijen bestuursrechtelijk ontmanteld. De kosten daarvan worden zoveel mogelijk verhaald op de veroorzakers. 2. Politie en OM richten zich op het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachten. 3. Ook andere partners (energiemaatschappij, belastingdienst, woningstichting) worden betrokken 4. Oprichten van een regionaal expertise centrum om effectief informatie met elkaar uit te wisselen over dit onderwerp (bij toepassing van het RIEC-convenant mogelijk onder te brengen bij het RIEC) (Concrete actie voor de gemeente Woensdrecht: Er is reeds een werkgroep opgericht om deze regionale methodiek op te stellen. Begin van de pilot is begin september 2011r) 3. (voorgenomen) Besluiten bestrijding georganiseerde criminaliteit a. Politiecapaciteit richt zich vooral op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit achter de hennep (conform 2d) b. Iedere gemeente zorgt voor ondertekening van het RIEC-convenant tbv met name de informatie-uitwisseling en zorgt binnen de gemeente voor een goede opvolging. (Concrete actie voor de gemeente Woensdrecht: De gemeente Woensdrecht heeft zich reeds geconfirmeerd aan het RIEC middels een raadsbesluit op 4 november 2008.) c. Integraal handhaven. Voor de integrale bestrijding geldt het RIEC-convenant als basis. d. Meer OM-proeftuin onderzoeken in onze regio 4. (voorgenomen) Besluiten omgaan met drugs in de regio Om de verschillende partijen dichter bij elkaar te brengen en eenduidigheid te creëren, zonder daarbij voorbij te gaan aan de verschillen tussen de 26 gemeenten, kan met onderstaand voorstel een ‘unité de doctrine’ worden vastgesteld. Hiermee wordt zoveel mogelijk uniformiteit omtrent dit onderwerp bereikt. (Concrete actie voor de gemeente Woensdrecht: De gemeente Woensdrecht zet de huidige inzet van het zero tolerance beleid en het NO DRUGS beleid voort.) a. Geen beroep op gemeenten tav spreiding van coffeeshops. b. Geen experimenten met pasjessystemen. c. Illegaliteit ontplooit (steeds meer) zijn eigen activiteiten: dit dossier vraagt om een nadere verkenning door Politie en OM en dient te leiden tot een aantal aanbevelingen d. GHB/xtc/ harddrugs vormen een nieuw accent in de regio. Op welke manier kunnen we regionaal de krachten bundelen en welke instanties daarbij in te schakelen.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
23
e. Gemeente Bergen op Zoom/Roosendaal starten op termijn een onderzoek naar het toepassen van het model Zwijndrecht ( een coffeeshop op nietcommerciële basis). De resultaten worden t.z.t. ingebracht in het regionaal college. f. Er zit een grens aan de grootte van een coffeeshop: er is immers een verband tussen de grootte van de coffeeshop en de criminaliteit eromheen (bijvb CheckpointTerneuzen) g. Expertise wordt zoveel mogelijk gebundeld en gemonitored. h. Alle partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband kunnen casuïstiek inbrengen binnen het daartoe ontwikkelde keuzeproces. Daarbinnen vindt ook de prioritering en besluitvorming plaats. Aan de bestuurlijk vertegenwoordiger van deze regio in, die tevens participeert in het regionaal keuzeproces,wordt gevraagd het regionaal college in te lichten over de voortgang. i. De politie zal met een voorstel komen om de operationele slagkracht te vergroten t.a.v. drugs en hierop de operationele sterkte meer inzetten. j. Er wordt een eenduidige regionale methodiek te ontwikkelt voor de aanpak van hennepkwekerijen bv de “Tilburgse methode” (zie ook 2d) k. Er komt uniformiteit in het verstrekken van vergunningen aan smart/coffeeshops. l. Gezamenlijke (regionale) communicatie (zgn. omgekeerde marketing conform model Bergen op Zoom/Roosendaal) in de richting van drugstoeristen.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
24
Bijlage 5 Wetsartikelen Artikel 13b van de Opiumwet (wet Damocles) 1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen. Artikel 174a van de Gemeentewet (wet Victoria) 1. De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord. 2. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid komt de burgemeester eveneens toe in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf op grond van het eerste lid is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of het erf ten aanzien waarvan hij rechthebbende is eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken. 3. De burgemeester bepaalt in het besluit de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen. 4. Bij de bekendmaking van het besluit worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. De eerste volzin is niet van toepassing, indien voorafgaande bekendmaking in spoedeisende gevallen niet mogelijk is. 5. De artikelen 5:25 tot en met 5:28 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. De burgemeester kan van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel. Artikel 14 van de Woningwet (wet Victor) 1. Indien een gebouw, een open erf of een terrein op grond van artikel 17, dan wel een gebouw op grond van artikel 174a van de Gemeentewet, een verordening als bedoeld in artikel 174 van die wet of artikel 13b van de Opiumwet is gesloten, kan bij besluit van het bevoegd gezag degene die als eigenaar of uit anderen hoofde bevoegd is tot het in gebruik geven van dat gebouw, open erf of terrein, worden verplicht om naar keuze van het bevoegd gezag het gebouw, open erf of terrein binnen een daarbij te bepalen termijn: a. in gebruik te geven aan een andere persoon dan degene die als gevolg van de sluiting het gebruik van het gebouw, open erf of terrein heeft moeten staken, of b. in beheer te geven aan een persoon, die uit hoofde van beroep of bedrijf op het terrein van de huisvesting werkzaam is, of aan een op dat terrein werkzame instelling. 2. Het bevoegd gezag kan in zijn besluit: a. personen of instellingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, noemen uit welke degene tot wie het besluit is gericht een keuze moet maken, of, indien dit naar het oordeel van het bevoegd gezag niet mogelijk is, een persoon of instelling als hier bedoeld noemen aan wie
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
25
het gebouw, open erf of terrein binnen een daarbij aangegeven termijn en op een daarbij aangegeven wijze in gebruik dan wel in beheer moet worden gegeven, b. indien het gebouw, open erf of terrein noodzakelijke voorzieningen behoeft om weer op redelijke wijze tot bewoning of gebruik te kunnen dienen, degene die als eigenaar of uit anderen hoofde tot het treffen van die voorzieningen bevoegd is, ertoe verplichten om binnen een door hem te bepalen termijn de door hem aan te geven voorzieningen te treffen, en c. zo nodig, andere voorwaarden aan de uitvoering van het besluit stellen. 3. Indien het eerste lid, onderdeel b, van toepassing is stelt het bevoegd gezag een beheersvergoeding vast. De in dat onderdeel bedoelde persoon of instelling stelt na overleg met degene tot wie het in dat lid bedoelde besluit is gericht, de huurprijs vast op een bedrag dat redelijk is in het economische verkeer en stelt de ontvangen huurprijs, na aftrek van de beheersvergoeding, ter beschikking van degene tot wie dat besluit is gericht. 4. Een in het eerste lid, onderdeel a of b, bedoelde persoon of instelling die het gebruik of beheer van het gebouw, open erf of terrein heeft beëindigd, doet daarvan binnen veertien dagen na de dag van beëindiging mededeling aan het bevoegd gezag. 5. Onder beheer wordt in dit artikel verstaan het in gebruik geven van een gebouw, open erf of terrein en het daarna verrichten van al die handelingen met betrekking tot dat gebouw, open erf of terrein die volgens het burgerlijk recht tot de verantwoordelijkheid van een eigenaar behoren. Artikel 77 lid 1 sub 7 van de Onteigeningswet (wet Victor) 1. Onteigening ten name van de gemeente, van een ander publiekrechtelijk lichaam of van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, toegelaten ingevolge artikel 70 of 70j van de Woningwet, kan plaatsvinden: Lid 7: van een gebouw als bedoeld in artikel 14 van de Woningwet ten behoeve van de handhaving van de openbare orde rond dat gebouw of van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in zodanig gebouw, indien de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Woningwet, geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond dat gebouw welke is verstoord door gedragingen in het gebouw, onderscheidenlijk het duurzaam achterwege blijven van een overtreding van artikel 2 of 3 van de Opiumwet in dat gebouw. Artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende: a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Artikel 5:25 Algemene wet bestuursrecht 1. De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. 2. De last vermeldt in hoeverre de kosten van bestuursdwang ten laste van de overtreder zullen worden gebracht. 3. Tot de kosten van bestuursdwang behoren de kosten van voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze zijn gemaakt na het verstrijken van de termijn waarbinnen de last had moeten worden uitgevoerd. 4. De kosten van voorbereiding van bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last geen bestuursdwang is toegepast. 5. Tot de kosten van bestuursdwang behoren tevens de kosten van vergoeding van schade ingevolge artikel 5:27, zesde lid. 6. Het bestuursorgaan stelt de hoogte van de verschuldigde kosten vast.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
26
Artikel 5:28 Algemene wet bestuursrecht Het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast, is bevoegd tot het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt. Artikel 8 - Recht op eerbiediging van privéleven, familie- en gezinsleven (EVRM) 1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
27
Bijlage 6 samenvatting mogelijkheden Samenvatting mogelijkheden bestuursrechtelijke handhaving: 1. Bestuursdwang (sluiting pand en/of inbeslagname goederen) op basis van artikel: - artikel 13b van de Opiumwet (aantreffen van drugs in lokalen en woningen) - artikel 174a van de gemeentewet (in en rondom lokalen en woningen, alleen voor openbare orde en veiligheid problematiek) - artikel 2:40e van de APV (geldt voor inrichtingen die een exploitatievergunningen voor winkelbedrijf hebben) 2. Intrekken vergunning - artikel 2:40b voor winkels zoals genoemd in artikel 2:40a van de APV. - 2:40g regelt dat de vergunning onder omstandigheden ingetrokken kan worden. Als er sprake is van een vergunning is het advies om op basis van de APV, bestuursdwang toe te passen en/of de vergunning in te trekken.
Drugsbeleid gemeente Woensdrecht
28