A
gemeente Eindhoven
Raadsnummer Inboeknummer
13R5217 12bst02169
Dossiernummer 12.51.251 1 februari 2013
Commissie notitie Betreft voortgangsnotitie over Ontwikkeling Brainport Innovatie Campus binnen Landelijk Strijp.
1. Inleiding In het kader van Brainport 2020 zijn topprioriteiten vastgesteld als : bedrijven van wereldklasse, een innovatief MKB, sterke toeleverketens, een goed opgeleide beroepsbevolking, open innovatie en innovatiecampussen met mondiale uitstraling. Een aantal hiervan is in deze notitie over de Brainport Innovatie Campus aan de orde. Aan een dergelijk Campus is dringend behoefte om de toeleverketen te versterken, het MKB innoverend te doen zijn, de werkgelegenheid te behouden en te stimuleren en de beroepsbevolking een uitdagende en aantrekkelijke werkomgeving te bieden In Brainport 2020 is de ontwikkeling van de Brainport Innovatie Campus als een van de ambities genoemd. Eerder heeft de raad in 2009 een Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp vastgesteld en met dat Raadsbesluit de basis gelegd voor de realisatie van een Brainport Innovatie Campus (BIC) waar de toeleverende maakindustrie voor Original Equipment Manufacturers (OEM’s) als ASML, FEI, Philips Healthcare, Océ Technologies kan opereren. Deze campus ligt in een groene omgeving, is optimaal bereikbaar over de weg en door de lucht en biedt een attractief internationaal vestigingsklimaat binnen Landelijk Strijp. De ambitie van samenhang tussen de 3 pijlers groen, bereikbaarheid en industrie levert op alle 3 fronten een sterke meerwaarde op, die nu uitgewerkt en ontwikkeld wordt. Tussen de OEM’s en de supply-chain bedrijven groeit een open innovatie. De open supply-chain is een mechanisme waarin de OEM zich meer en meer concentreert op het bedenken van een eindproduct aan de voorkant, en de eindassemblage en het in de markt zetten van het eindproduct aan de achterkant, en waarin de toeleverende industrie het geheel van fasen daartussen voor haar rekening neemt. En dat inclusief de hele Design en Engineering die daarvoor nodig is ! 80 % van de inspanningen komt daarmee bij de toeleverende industrie te liggen.
A
Raadsnummer
13R5217
Open supply chain (bron: Brainport Industries - Brainport Industries Campus, discussiedocument draft 21)
In oktober 2010 hebben wij u in commissieverband op de hoogte gesteld van de stand van zaken op dat moment, inclusief een toelichting door de heer Hans Duisters (Sioux) als vertegenwoordiger van Brainport Industries (B.I.), de coöperatieve vereniging waarin de toeleverende maakbedrijven zich hebben verenigd. Vervolgens hebben wij u op 12 juli 2011 met een Raadsinformatiebrief van de voortgang van de ontwikkelingen Landelijk Strijp op de hoogte gesteld. Later heeft de Raad ook het gebied bezocht. En recent nog hebben wij u in de MIP-bespreking en de begrotingsbehandeling geïnformeerd over de voortgaande ontwikkelingen. Met deze notitie willen wij u opnieuw graag informeren over de vorderingen en de huidige stand van zaken. Wij vragen u de ontwikkelrichting van BIC te herbevestigen en kennis te nemen van de geschetste aanpak om te komen tot een go/no gobeslissing door uw raad medio 2013. De aanpak voorziet in de aanstelling van een kwartiermaker bij de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij die voor B.I. voor de periode tot juli 2013 de bakens zet voor een succesvolle start van de ontwikkeling van de campus. De kwartiermaker gaat voor B.I. – onder aansturing van de Stuurgroep - een beslisdocument leveren waarin uitgewerkt zijn: de invulling van het Campusconcept, uitwerking van hun coöperatiemodel, een financieel haalbaar plan, voorbereiding van funding met selectie van mogelijke ontwikkelaars/beleggers, verzamelen van overeenkomsten met de eerste en volgende launching customers, en de mogelijkheden voor herstructurering van vrijvallende locaties op bestaande industrieterreinen. Om u tenslotte medio 2013 een advies tot finale goedkeuring van de ontwikkeling voor te leggen, als uitwerking van uw Raadsbesluit van 2009.
2
A
Raadsnummer
13R5217
Bestuurlijk kader a Wettelijke taak
Kerntaak gekoppeld aan het werkprogramma van het college De Ontwikkelingsvisie is in 2009 als Strategisch project in het MIP opgenomen. a Onvermijdelijk
b
Schets op hoofdlijnen sinds juli 2011 Het College heeft veelvuldig overleg gepleegd met de provincie en B.I. Ook ambtelijk heeft veel overleg met die instanties plaatsgevonden. Het primaire doel was om de Ontwikkelingsvisie uit 2009, die de ambitie en de contouren schetst voor een succesvolle campusontwikkeling, ook “eigendom” te laten worden van de provincie en van de bedrijven die zich op deze Campus voornemen te vestigen. En om deze visie nader uit te werken uiteraard. Wens en noodzaak Al vanaf de basis is er sprake van een vraaggestuurde aanpak. Reeds sinds 2008 zijn er contacten met deze industrietak, en bureau Berenschot heeft destijds een onderzoek naar behoeften van de doelgroep gedaan. Deze aanpak was nodig omdat voor de ontwikkeling van deze campus een omslag in denken nodig is. De ontwikkeling moet naar onze mening vooral gedragen worden door de bedrijven zelf. Immers, we spreken hier over de toeleverende bedrijven (in totaal in Nederland zo’n 300) in de hightech-maakindustrie, die in belangrijke mate voor de OEM’s werken. De kwaliteitsstandaard van deze industrietak in de hightech mechatronica en nanotechnologie is van absolute wereldklasse. In het algemeen gesproken hebben de toeleverende bedrijven een voorsprong van zo’n 5 jaar opgebouwd ten opzichte van andere bedrijfsregio’s in Europa en in de wereld. Die voorsprong zal uiteindelijk slinken of zelfs verdampen als zij zelf niet steeds waarden toevoegen: meer samenwerken, efficiency, R&D-ontwikkeling, vooral in open innovatie , goede afstemming met de kennisinstellingen, meer exposure, en mondiale branding. Dit noodzakelijke effect kunnen en willen zij alleen bereiken door bundeling van krachten, via de realisatie van een campus voor hun sector met een substantiële maat, kwaliteit en uitstraling. Deze bedrijven in onze regio willen en moeten frontrunner blijven. Bundeling van de bedrijven, wat zij dus specifiek willen, maakt hen ook makkelijk zichtbaar en vindbaar voor de wereldmarkt. Bovendien is zichtbaar dat een aantal van de betreffende bedrijven uit hun jasje groeien c.q. zich toch al oriënteren op nieuwbouw; dan is het goed om die bewegingen te stimuleren in een richting van een campus, die voldoet aan het provinciaal beleid verwoord in de Campusnotitie, en de gemeentelijke Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp. Bedrijven die sowieso al een drive hebben om te verplaatsen of uit te breiden kunnen als “launching customers” in een eerste cluster een aanjaagfunctie vervullen voor de verdere ontwikkeling daarna.
3
A
Raadsnummer
13R5217
Ook de OEM’s (Original Equipment Manufacturers) waar al deze toeleveranciers voor werken zijn betrokken in de ontwikkeling. Met name de grootste, ASML, is gemotiveerd om ondersteuning te leveren omdat ook zij het belang en de meerwaarde ziet van deze campusontwikkeling. Over de invulling van die ondersteuning gaat nader overleg plaatsvinden. Op bestuursniveau wil ASML in ieder geval een adviserende rol vervullen. Met een vertegenwoordiger vanuit het bestuur van ASML zal een adviesrol in de stuurgroep ingevuld worden. Afspraken daartoe zijn gemaakt. Door de mogelijkheden van samenwerking binnen een campus kan de maakindustrie zich ook minder afhankelijk maken van de huidige grote OEM’s, en tevens streven naar het aantrekken van nieuwe OEM’s / internationale bedrijven. Verder moet ook een versterkte band met het onderwijs zichtbaar worden. Het werven van technisch mbo/hbo-talent heeft een topprioriteit voor deze bedrijven in onze regio. De reden voor dit campusinitiatief ligt dus bij de toeleverende bedrijven zelf. De reden voor de gemeente om dit te faciliteren ligt in het behoud van de industrietak, en dus de werkgelegenheid, voor de stad en de regio, en versterking van de innovatieve kracht. Om de 2e economie van Nederland nog sterker te maken en om de ambities Brainport 2020 te kunnen bewerkstelligen. De provincie staat, ook bestuurlijk, achter deze redenering en juicht het initiatief toe omdat met een dergelijke ontwikkeling invulling gegeven wordt aan de waarden en ambities van de provinciale Campusnotitie van augustus 2011. De motivatie voor een Brainport Innovatie Campus leunt op 4 pijlers:
4
A 1. 2. 3. 4.
Raadsnummer
13R5217
een locatie met hoogwaardige faciliteiten; focus op hoogwaardige ontwikkeling en productie binding met kennisontwikkeling open supply chain, eigen R&D
Waarom hier De toevoeging aan de tweede economische motor van Nederland wordt steeds sterker zichtbaar aan de Noordwestkant van Eindhoven, een gebied en een ontwikkeling die als onderdeel van Brainport Avenue een opgave van landelijke betekenis worden. De ontwikkeling van de Brainport Innovatie Campus, die midden in de groene long (het Groene Raamwerk) komt te liggen en zeer goed bereikbaar is door haar zichtbare, strategische ligging, vormt daar een belangrijke pijler in. Realisatie van uiteindelijk 65 ha aan bedrijvencampus is mogelijk, een omvang die Brainport Industries op termijn nodig heeft. Verder ligt de locatie strategisch ten opzichte van het snelwegennet, de luchthaven en het spoor. Het GDC-terrein en Flight Forum, van belang voor de bedrijven waar we het hier over hebben, liggen in de directe nabijheid aan de andere kant van de A2. De aanwezigheid van logistieke bedrijven in de nabijheid van BIC op onder andere Flight Forum en GDC zijn van belang voor de supply-chain-campus. Ook zijn op GDC een OEM, FEI Company, en VDL gevestigd, eveneens belangrijke bedrijven voor deze branche. Brainport Industries geeft uitdrukkelijk aan dat zij hier de campus gerealiseerd wil hebben. Zoals zij het zelf zeggen: 1. Dit gebied biedt de mogelijkheid om de hightech maakindustrie daadwerkelijk en op vernieuwende wijze een eigen gezicht te geven aan de A2 cq. de Brainport Avenue. 2. Het gebied is optimaal multimodaal bereikbaar, mede door de directe nabijheid van Eindhoven Airport en het bereikbaarheidsprogramma dat daarvoor wordt uitgevoerd. 3. Beschikbare aanbod op bestaande terreinen komt niet overeen met wensbeeld (omvang en ambitieniveau) van de vraag naar een dergelijk park/campus. Ruimtebehoefte van ca. 65 ha in een parkachtige omgeving met uiteenlopende voorzieningen en gemeenschappelijke faciliteiten die tezamen stimulerend zijn voor afzetmarkt, arbeidsmarkt, kennisdeling, interactie en open innovatie. 4. Er is sprake van een aantrekkelijke groene omgeving die ruim voldoende ruimte biedt voor het situeren van de potentiële vraag waarbij tegelijkertijd de omgeving kan worden ingericht als parklandschap met ecologische en recreatieve verbindingen. Het plangebied heeft een totale omvang van 200 hectare. Alles bij elkaar betekent dit het creëren van een werkomgeving met verblijfskwaliteit, en een verblijfsomgeving waar ook gewerkt wordt. Behalve de positieve en wervende aspecten van samenwerking betekent de binding met het onderwijsveld en de parkomgeving met een hoogwaardige en inspirerende verblijfskwaliteit dat de
5
A
Raadsnummer
13R5217
bedrijven makkelijker “exposure” maken naar het publiek (etalage), en de jeugd natuurlijker de bedrijven in beeld krijgt (daar wil ik werken). Niet de maakindustrie met “overall en vuile handen” maar een hedendaags beeld van een hightech / geavanceerde en aangename werkomgeving. De huidige campus HTCE is gericht op de hightech ontwikkelings-industrie. BIC wordt ook een campus voor de hightech industrie maar dan gericht op de maaksector (overwegend productiebedrijven dus met een sterke oriëntatie op eigen R&D). Hier is sprake van een complementaire, natuurlijke relatie. Beide zullen in de toekomst nauw aan elkaar gelinkt worden, wij voorzien evenals B.I. een stevige samenwerking. Het concept van BIC (vanwege het te realiseren volume en de logistieke behoeften zoals vrachtwagentransport op het terrein) is op de HTC-campus niet te realiseren. In de acquisitie zullen partijen in de toekomst meerwaarde door samenwerking zoeken. Businesscase Vanuit de geschetste gesprekken heeft B.I. uiteindelijk een stevige businesscase ontwikkeld, daarbij ondersteund door de inzet van de BOM. De business case is ontwikkeld met behulp van Demcon, Frencken Europe, Greentech Engineering, Holland Innovative, KMWE, NTS Group, Prodrive en Sioux Group. Een aantal van deze bedrijven heeft aangegeven zich vanaf 2016 op de Campus te willen vestigen. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met ASML, Panalytical, Fei en Eindhoven Airport. Deze bedrijven ondersteunen het initiatief. Deze businesscase is nog niet gereed; de stand is nu dat er voldoende uitwerking en geloof is in voldoende animo vanuit het bedrijfsleven, doel van het komende halfjaar is een stevige en definitieve uitwerking, op weg naar een finaal raadsbesluit omstreeks juli 2013. Dan willen we echt commitment zien van betrokken bedrijven met bereidheid tot investeren, als voorwaarde om de volgende fase in te gaan, waaronder het starten met een bestemmingsplan. Ook hebben wij een eerste globale haalbaarheidsonderzoek laten uitvoeren, uitgaande vooralsnog van een traditionele exploitatiebenadering; de resultaten van dit onderzoek zijn betrokken bij de businesscase van B.I.. Dit onderzoek leert het volgende: 1. de ondernemers die geconsulteerd zijn, zijn in overwegende mate positief over het concept; 2. de ontwikkeling zal leiden tot een positieve bijdrage aan de werkgelegenheid en economische groei, met een aantrekkende werking voor nieuwe start-ups; 3. kwalitatieve baten zoals internationale uitstraling van de sector en imagoverbetering richting het onderwijs en de arbeidsmarkt. 4. launching customers (“aanjagers”) zijn van belang om een stroom van bedrijven naar de campus te bereiken en nieuwe bedrijven te interesseren voor de kracht van de Campus;
6
A 5. 6.
Raadsnummer
13R5217
de ontwikkeling van de bedrijven en een kwalitatieve instroom vanuit het onderwijs hangen nauw samen; flankerend beleid op de bestaande bedrijventerreinen waar een deel van de bedrijven van de nieuwe campus vandaan zal komen, is nodig.
Fasering Het hele gebied Landelijk Strijp beslaat zo’n 1300 ha. Het deel ten noorden van de Anthony Fokkerweg tot aan knooppunt Batadorp - tussen het Beatrixkanaal en de A2 – omvat een campus van ongeveer 65 ha bedrijventerrein opgenomen in een groene omgeving van 200 ha. BIC wordt bewust in fasen van elk zo’n 15 - 20 ha. ontwikkeld. Het succes van de eerste fase/cluster zal voor een belangrijk deel ook het succes van BIC als geheel bepalen. De grote meerderheid van de bedrijven uit de sector zal de keuze om wel of niet naar BIC te komen, laten afhangen van de daar al gevestigde bedrijven én reeds aanwezige voorzieningen. Het is van belang dat in het eerste cluster bedrijven komen die een aantrekkende werking hebben op de andere bedrijven uit de sector. Deze aantrekkingskracht komt vooral van bedrijven die producten afnemen van andere bedrijven verderop in de keten. Met andere woorden: de bedrijven vestigen zich graag in de buurt van hun (potentiele) afnemers/klanten. Een gefaseerde aanpak betekent bovendien een beredeneerbare risicospreiding: méér dan 15 hectare zal niet tegelijkertijd op de markt zijn. De vervolgbesluitvorming over volgende clusters kan afhankelijk zijn van het succes van het eerste cluster. Voor het eerste cluster wordt nu uitgegaan van zeker 20 ha bruto uitgeefbaar terrein. Brainport Industries heeft een inventarisatie van zo’n 8 bedrijven die serieus geïnteresseerd zijn in vestiging in het eerste cluster van de Campus; deze zijn op aangeven van B.I. al goed voor ± 9 ha uitgeefbaar bedrijfsterrein; en daarin zijn het realiseren van shared facilities en shared services nog niet begrepen. Die worden in het eerste cluster al wel meegenomen. Shared facilities in eerste cluster Een van de belangrijke motivators is de bundeling van krachten van de deelnemende bedrijven. Samenwerken, en het delen van faciliteiten. Bijvoorbeeld het delen van dure investeringen zoals de bouw van (ultra) cleanrooms is voor een aantal van deze bedrijven uitermate interessant. Meerwaarde van zo’n samenwerking en van beperken van investering zijn directe bijdragen aan de internationale concurrentiepositie. Zo willen de bedrijven onderdelen van hun processen delen; maar ook het delen van faciliteiten met kennisinstellingen is een aspect. Waar het onderwijs nu vaak nog eigen practica heeft met afgedankte spullen uit de industrie, kan het ook zo ingericht worden dat het onderwijs hun praktijkruimte in de bedrijven zelf kan inrichten met eigentijdse toegespitste apparatuur. Dan snijdt het mes aan veel kanten.
7
A
Raadsnummer
13R5217
Er zal ook een High Tech Incubator (een specialistisch bedrijfsverzamelgebouw) worden ontwikkeld voor kleine bedrijfjes, starters en bedrijven die een eerste foothold op de BIC willen vestigen (bv. R&D). De ontwikkeling van een Technisch lab ruimte (clean room) en/of een prototype werkplaats in de eerste fase is sterk afhankelijk van de wensen van de launching customers. Op basis van gesprekken met bedrijven lijkt er verder behoefte aan de volgende shared facilities & services in het eerste cluster: projectruimtes, vergaderruimte, flexibele werkplekken, restaurant en catering, glasvezel/ICT beheer en andere voorzieningen. Koppeling met de kennisleveranciers B.I. heeft 2 programma’s voor kennisontwikkeling en –integratie gemaakt c.q. gestart, te weten CFT 2.0 1 en Teclab 2. De sector heeft naar eigen zeggen werk genoeg, maar kampt met een sterk gebrek aan gekwalificeerd personeel, vooral op MBO+ niveau. Een zware inspanning naar verbeterde samenwerking en afstemming met de onderwijsinstellingen is daarom zeer noodzakelijk. Dat erkennen de bedrijven en het onderwijs ook, reden waarom B.I. daar ook stevig op inzet. De Campus biedt extra mogelijkheden voor een versterkte relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt. De organisatiegraad van een campus is vaak hoger dan bij een regulier bedrijventerrein. Hierdoor is bundeling en afstemming van vraag en aanbod vanuit de markt beter te coördineren tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. Samenwerking resulteert in beter geschoolde werknemers voor deze branche, kennis en beleving bij de studenten van de sector wat de aantrekkelijkheid voor werken in deze branche vergroot. Huidige bedrijfsterreinen Een deel van de potentiële vestigers op BIC is al in de regio gevestigd. B.I. schat inmiddels in dat 1/3 van de belangstellende bedrijven vanwege de campusstimulance verhuist van binnen de regio, dat 1/3 toch al gaat verhuizen vanwege de groei, en dat 1/3 van buiten de regio komt. Het realiseren van vestigingsmogelijkheden voor bedrijven op de Campus en de verhuizing van bedrijven van elders in de regio naar de Campus heeft gevolgen voor de regionale bedrijventerreinmarkt. Om grote negatieve gevolgen uit te sluiten of in ieder geval te verminderen is bij de ontwikkeling van BIC flankerend beleid voor de bedrijventerreinenmarkt van belang. We onderscheiden twee onderdelen: 1. Niet verstoren van de vraag-aanbod-verhouding in de regio. Het stedelijk gebied heeft – mede in RRO-verband 3 - in het kader van een nieuw BOR convenant de vraag-aanbod raming van bedrijventerreinen onder de loep genomen.
1
onderzoekscentrum voor productietechnologie en ketenoptimalisatie
2
Technology & Education laboratorium, een samenwerkingsverband tussen ROC Eindhoven,
SPOMM en de High Tech bedrijven die zijn aangesloten bij Brainport Industries 3
Regionaal Ruimtelijk Overleg
8
A
Raadsnummer
13R5217
Daaruit bleek dat er tot 2020 een fors overschot aan bedrijventerreinen op de markt zou komen. De kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen maar ook de terreinen die in uitgifte zijn, komen daarmee onder druk te staan. Het stedelijk gebied heeft vervolgens ook in R.R.O.verband haar plannen voor bedrijventerreinen flink teruggebracht. In het RRO overleg van 28-11-2012 is afgesproken dat 328 hectare in het stedelijk gebied op groen staat, waaronder de 1e fase van BIC. In deze aanbodcapaciteit zitten ook de andere campussen in het stedelijk gebied. Groen betekent dat de ontwikkeling voor 2020 plaats kan vinden. Ook is in dat RRO overleg afgesproken dat 313 hectare op oranje staat in het stedelijk gebied. Deze terreinen worden pas na 2020 ontwikkeld als daar vraag naar is. Recent is daar nog 40 hectare aan toegevoegd. Dit geldt voor de reguliere bedrijventerreinen. De campussen nemen hier een aparte positie in. De campussen concurreren nagenoeg niet met de reguliere bedrijventerreinen. Bedrijven die kiezen voor een campus maken bewust die keuze vanuit de optiek dat verder groeien op een regulier bedrijventerrein niet de toekomst is. Deze bedrijven moeten gezamenlijk innoveren en een hoogwaardige omgeving hebben. Dat is niet mogelijk op een regulier terrein. Vandaar dat bij de vraag-aanbod-onderzoeken in het stedelijk gebied, de campussen buiten beschouwing zijn gelaten. Wel is aangegeven dat het ambitieniveau van de campussen hoog moet blijven. Want bij het verlagen van het ambitieniveau, door ook andere bedrijven toe te staan die daar eigenlijk niet thuishoren, ontstaat er concurrentie met de reguliere bedrijventerreinen. Dus daarin zit het sturingsmechanisme van campussen ten opzichte van bestaande bedrijven.4 Voor de BIC is gezegd dat tot 2020 er inderdaad een behoefte is gesignaleerd van 2025 hectare. Maar ook dat de overige fasen van BIC na 2020 op de markt zullen komen. Het vullen van een campus met specifieke bedrijvigheid duurt langer dan het vullen van een regulier bedrijventerrein. De ontwikkeling van BIC is integraal onderdeel van de regionale herijking van werklocaties. De eerste fase van BIC is hierin akkoord bevonden door de 21 gemeenten. In het businessplan van B.I. staan de bedrijven genoemd die interesse hebben in de nieuwe locatie. Samen met de BOM zal zij dit meenemen in een plan van aanpak voor leegkomende panden. Naast de programmering van nieuwe bedrijventerreinen heeft het stedelijk gebied ook een regionaal 1-loket bedrijfshuisvesting opgericht. In dat loket worden aanvragen van bedrijven voor nieuwe huisvesting, via de gemeenten uit het stedelijk gebied, besproken. Conform landelijk en provinciaal beleid wordt de verhouding tussen vraag en aanbod gemanaged met behulp van de zogenaamde SER-ladder. Dit houdt in dat eerst nagegaan wordt of het bedrijf op de huidige locatie kan blijven zitten, als blijkt dat dit niet zo is, komt bestaand leegstaand vastgoed in the picture, als dat ook geen soelaas biedt dan volgt de laatste stap, dat is huisvesten op een nieuw terrein. 4
Zie ook RIB Uitgangspunten vernieuwde regionale samenwerking stedelijk gebied; 2R4893
9
A
Raadsnummer
13R5217
Voorop staan wel de huisvestingswensen van het bedrijf. Het 1-loket is daarbij faciliterend. 2. Fasering Het is van belang in het oog te houden dat de hele ontwikkeling van BIC in fasen plaatsvindt, waarbij als gezegd niet meer dan 15 hectare tegelijkertijd extra op de markt komt. Bovendien zal naar raming van B.I. globaal 1/3 van de vestigers een terrein achterlaten binnen de regio (waarvan een deel binnen Eindhoven). Coöperatie B.I. wil een coöperatiemodel waarmee de ontwikkeling van de campus in samenspraak met de overheden uitgewerkt, geconcretiseerd en gerealiseerd gaat worden. Een coöperatie die in ieder geval bestaat uit een vertegenwoordiging van de betrokken bedrijven en kennisinstellingen, evenals facilities en services. Zij zullen daarin, in samenspraak met de gemeente en de provincie, ook uitwerken hoe de overheden hierin betrokken kunnen worden, evenals grondeigenaren, financiers en ontwikkelaars, en hoe samengewerkt wordt met andere partners zoals Eindhoven Airport, Brabantse Milieufederatie en Brabants Landschap. De coöperatie komt met een financieel haalbaar plan. Samenwerking overheden De gemeente heeft zich de afgelopen jaren fors ingespannen voor het in gang zetten van deze ontwikkeling. Nu partijen – gemeente, provincie en B.I. – het op hoofdlijnen eens zijn met de te volgen koers, zal de inbreng van B.I. en van de provincie nadrukkelijker inhoud kunnen krijgen. Op dit moment opteert de provincie voor het faciliteren van B.I. met het inzetten van personele capaciteit en kennis van zaken door de BOM. B.I. is via het model van de coöperatie de trekker van de verdere ontwikkeling en levert ook de bemensing voor een projectbureau. Met hulp van de BOM zal zij een kwartiermaker aanstellen voor de aanpak in de periode tot juli 2013 (zie verder in de volgende paragraaf). Overigens is de bedoeling dat een deel van de in de loop der jaren door de gemeente gepleegde investering in vooral personele inzet, gecompenseerd wordt uit de toekomstige exploitatie van het gebied. 2. Aanpak van het vervolg In de Stuurgroep Brainport Innovatie Campus van 1 november j.l. hebben de vertegenwoordigers van B.I. en de provincie en de drie wethouders, het College vertegenwoordigend, vastgesteld - na het bestuurlijk overleg tussen gemeente en provincie op 22 oktober j.l. - dat er voldoende vertrouwen is in de marktbehoefte en haalbaarheid van BIC 1e fase. Dit op basis van de gepresenteerde businesscase en de concrete betrokkenheid van de launching customers. B.I. is nu bezig met de verdere uitwerking van de diverse onderdelen van de businesscase. Een eigen projectbureau wordt ingericht, een tijdplanning wordt
10
A
Raadsnummer
13R5217
opgemaakt, de organisatiestructuur met name gericht op de relatie met alle partners wordt geformuleerd en geformeerd. Een en ander in samenspraak met de beide overheden. De provincie faciliteert via de BOM de aanstelling van een kwartiermaker die voor B.I. voor de periode tot juli 2013 de bakens zet voor een succesvolle start van de ontwikkeling van de campus. De kwartiermaker moet verbindend zijn, maar ook de nodige proceservaring en financiële kennis inbrengen. B.I. gaat een beslisdocument leveren waarin uitgewerkt zijn: de invulling van het Campusconcept, uitwerking van hun coöperatiemodel, een financieel haalbaar plan, voorbereiding van funding met selectie van mogelijke ontwikkelaars/beleggers, verzamelen van overeenkomsten met de eerste en volgende launching customers, en de mogelijkheden voor herstructurering van vrijvallende locaties op bestaande industrieterreinen. Een en ander te regelen in een Samenwerkingsovereenkomst tussen B.I., provincie/BOM en gemeente. De aanzet daartoe is besproken in de Stuurgroep van 26 november j.l.. Daarmee moet de voorziene besluitvorming rond juli 2013 een definitief moment van GO/NO GO worden voor de definitieve verdere ontwikkeling van deze Campus. 3. Financiën In de komende fase tot tekenen van samenwerkingsovereenkomst (zomer 2013) zal meer tot uitdrukking komen dat het realiseren van zo’n belangrijke en omvangrijke campus bijdragen vraagt van alle stakeholders, de provincie / BOM en B.I.. De gemeente Eindhoven heeft in het traject tot nu toe de meeste kosten voor haar rekening genomen. (n.b. opgemerkt moet worden dat die kosten behalve de manuren voor de voorbereiding BIC de voorbereidingskosten gemaakt in het Groene Raamwerk en het Bereikbaarheidsplan omvatten). In het komende half jaar zal B.I. via de inzet van externe investeerders haar bijdrage leveren aan een productieve periode voor de oplevering van een inhoudelijke businesscase die een doorontwikkeling mogelijk maakt. De provincie zal via de BOM een kwartiermaker faciliteren die dit proces stuurt. Met deze afspraken wordt duidelijk zichtbaar dat de industrie inderdaad haar verantwoordelijkheid neemt. Bovendien wordt over een half jaar, wanneer de Raad zich uitspreekt, duidelijk wat van de overheden in het vervolgtraject verwacht wordt. Er komt ook minder accent te liggen op de overheidspartijen, we gaan “van publieke logica naar private logica”. Een tweede belangrijk aspect is dat dit project geen traditionele grondexploitatie wordt waarbij de gemeente alle risico's voor haar rekening neemt. Juist de samenwerking tussen provincie, B.I. en de gemeente moet meteen bij het begin tot afspraken leiden over inventarisatie, verdeling en afdekking van risico’s. Ook wordt er gekeken naar interesse van andere investeerders. Op die manier wordt het financiële risico van de gemeente passend bij de economische situatie en onze opvatting over verantwoordelijkheid en niet-vrijblijvende betrokkenheid van de eindgebruikers in een vroegtijdig stadium.
11
A
Raadsnummer
13R5217
Tot de volgende fase zal de gemeente dus beperkte ambtelijke capaciteit inzetten voor begeleiding, coördinatie, toetsing en advisering ten aanzien van het proces en de inhoud van de ontwikkeling. Na het bereiken van overeenstemming zullen we weer ambtelijk inzetten op het snel realiseren van de noodzakelijke ruimtelijke procedures. Tot aan definitieve besluitvorming zullen stedenbouwkundige procedures dus niet opgestart worden. In het MIP is hier rekening mee gehouden, zodat als er positief besloten wordt en er overeenstemming is tussen de betrokken partijen, de ruimtelijke procedures snel in gang gezet kunnen worden zodat voorwaarden gerealiseerd zijn op basis waarvan betrokken bedrijven tijdig kunnen investeren zodat ze in hun groei (en dus groei van banen) niet belemmerd worden. Verdere verplichtingen kunnen pas ontstaan zodra het financieel commitment blijkt van de andere partners en een go/no go-besluit door de Raad. 4. Voorstel Rond juli 2013 zijn wij voornemens om aan de raad een definitief voorstel aan te bieden in het kader van een concrete ontwikkeling van het eerste cluster van de Brainport Innovatie Campus in Eindhoven Noord-West. Wij stellen u voor: 1. de ontwikkelrichting van BIC te herbevestigen; 2. kennis te nemen van de geschetste aanpak om te komen tot een go/no gobeslissing (raadsbesluit beoogd medio 2013); 3. opmerkingen ten behoeve van een definitief raadsbesluit aan ons college kenbaar te maken.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven, secretaris mvn/PD12029012
12