Gemeenschappelijk verslag Intervisie Woonhygiëne In 2011 en 2012 werden in een aantal Vlaamse provincies intervisies rond woonhygiëne georganiseerd. Hieronder vind je een overzicht van de ervaringsuitwisseling over de aanpak van woonhygiënedossiers door lokale actoren. Deze informatie biedt geen kant en klare oplossing. Wij geven hier enkel weer wat tijdens de intervisies is besproken. Hiermee willen we noch volledig zijn, noch dé enige oplossing aanbieden voor de moeilijkheden waarmee de verscheidene instanties te kampen hebben. Wij hopen wel dat deze informatie een bron van inspiratie kan zijn en helpen om enkele stappen vooruit te geraken in het zoeken naar een oplossing. Volgende zaken zijn naar voor gekomen als zijnde een belangrijke meerwaarde bij het behandelen van woonhygiëne problemen. Ze kunnen gezien worden als de rode draad in deze problematiek. Aandacht schenken aan deze punten verzekert een zekere continuïteit in de aanpak van problemen, van intake tot nazorg. -
Een vast aanspreekpunt in de gemeente Overleg tussen mogelijk betrokken diensten Kennis van elkeen zijn of haar bevoegdheden Een plan van aanpak, Geënt op de lokale (inter)gemeentelijke mogelijkheden Nazorg van de bewoners
In het verdere verslag zal dieper ingegaan worden op deze vijf accenten.
1. Een vast aanspreekpunt in de gemeente •
•
•
•
In vele gemeenten bestaat er momenteel geen vast aanspreekpunt voor woonhygiënedossiers. Het is dus niet steeds duidelijk wie moet instaan voor de opvang van de vragen en klachten omtrent woonhygiëne. Dossiers worden doorgeschoven van de ene dienst naar de andere en er worden geen of weinig afspraken gemaakt. De klachten kunnen binnenkomen via verschillende diensten: wijkagent, thuiszorg, OCMW, woonwinkel, klachtenambtenaar, …. In kleinere gemeentes wordt ook de burgemeester rechtstreeks aangesproken. Het zijn vaak de ‘(thuis)zorg’-mensen die het eerst de problematiek binnenshuis opmerken. Vaak worden de bewoners bijgestaan door deze mensen, de gemeente wordt hier niet steeds bij betrokken. Wie het aanspreekpunt is of moet zijn, verschilt meestal van gemeente tot gemeente. Op de intervisie waren zowel gemeentelijke (huisvestings)ambtenaren
Intervisie Woonhygiëne 2011-2012
•
•
als medewerkers van het OCMW aanwezig die deze taak op zich nemen. Wie het best geschikt is voor deze functie hangt af van de taakverdeling binnen het gemeentebestuur en het OCMW. Het is belangrijk dat dit aanspreekpunt kenbaar gemaakt wordt binnen het gemeentebestuur en bij de andere diensten zoals het OCMW, politie, huisartsen,…. zodat er een correcte doorverwijzing gebeurt. De inwoners zelf hoeven niet noodzakelijk te weten wie het coördinerend aanspreekpunt is binnen de gemeente zolang zij correct worden doorverwezen. Tijd vrijmaken om een problematiek op te volgen, is niet evident. Deze taak is vaak niet opgenomen in de reguliere werking van een bepaalde dienst.
2. Overleg Een onhygiënische woning is zelden het enige probleem. Vaak heeft men te maken met multiprobleemsituaties. Het is daarom belangrijk dat een dossier door een team van verschillende diensten samen wordt behandeld. Mogelijke partners zijn: - Milieudienst/dienst leefmilieu: vaak eerste aanspreekpunt - Sociale dienst van de gemeente - Technische dienst van de gemeente - OCMW: vb. verdeling van gratis huisvuilzakken, organiseren van poetshulp - Karweidienst: deze kan zowel gemeentelijk als privé geregeld worden - Afvalintercommunale - Kringwinkel: komen de nog bruikbare spullen gratis ophalen - Containerbedrijf - Thuiszorgdienst - Politie (wijkagent) - Ongediertebestrijders - Familie, vrienden - Brandweer - Ziekenfonds - Huisarts - School / Kind & Gezin/ Jeugdzorg / Opvoedingswinkels - Seniorendienst - Sociaal verhuurkantoor - Dierenwelzijn - Vlaams agentschap Wonen-Vlaanderen
2 Intervisie Woonhygiëne 2011-2012
• • •
•
• • • •
•
•
• •
Er is een grote nood aan structureel overleg binnen elke gemeente of stad om zo bepaalde dossiers te kunnen oplossen. Er is vaak wel bereidwilligheid tot samenwerken van verschillende diensten. Dit in de praktijk werkelijk doen is niet altijd even makkelijk. Doordat de verschillende gemeentelijke diensten niet altijd in hetzelfde gebouw zitten, vormt dit vaak een praktische drempel om het dossier met elkaar te bespreken. Een overleg kan ook per dossier bepalen wie de leiding op zich neemt. Dit hoeft niet altijd dezelfde persoon of dienst te zijn. Er worden duidelijk afgesproken wie het dossier op zich neemt en wie nadien de opvolging/nazorg doet. De coördinatie van het overleg is het best in handen van één dienst of een persoon. Dit kan het gemeentelijk aanspreekpunt zijn, maar evengoed iemand anders. Door gebruik te maken van bestaande structuren, zoals vb. de woonraad kan te grote vergaderlast vermeden worden. De partners rond de tafel beschikken best over voldoende bevoegdheden om samen de nodige beslissingen te maken. Door te overleggen, kunnen verschillende diensten samen ‘druk leggen’ op de persoon in kwestie en kan overbodig werk vermeden worden. Vaak zijn veel diensten bezig met hetzelfde probleem. Er is een algemene bezorgdheid over het beroepsgeheim tijdens deze overleggen. (zie punt 5: juridische aspecten.) Na het overleg is discretie van elke dienst noodzakelijk. Het is aangewezen om regelmatig, bijvoorbeeld op maandelijkse basis, te overleggen met alle betrokken diensten. Dit kan helpen om signalen sneller op te merken en zo sneller in te grijpen. Het werkt eveneens drempelverlagend. Een structureel overleg is niet altijd haalbaar voor kleine gemeentes. Eventueel kan dit intergemeentelijk georganiseerd worden. Indien er thuishulpdiensten aanwezig zijn bij de bewoner kan men aansluiting vragen bij het zorgoverleg. Het zorgoverleg wordt georganiseerd door de zorgcoördinator van het ziekenfonds.
3. Kennis van elkeen zijn of haar bevoegdheden Verstoring van de buurt rond een specifieke woning door bijvoorbeeld hinderlijke geur of ongedierte, afkomstig van deze woning, kan wijzen op woningvervuiling met gevaar voor de openbare gezondheid of veiligheid. Als de openbare veiligheid of openbare gezondheid in gevaar is, is het de verantwoordelijkheid van de burgemeester om aan de individuele burger maatregelen op te leggen ter vrijwaring van de openbare veiligheid en gezondheid. (cfr bevoegdheid beschreven in artikel 133 en 135§2 van de Nieuwe Gemeentewet (NGW)).
3 Intervisie Woonhygiëne 2011-2012
Nieuwe gemeentewet. Art 133: Burgemeester is verantwoordelijke voor het bestuurlijke beleid op het grondgebied van de gemeente. Art 135§2 De gemeenten hebben ook tot taak het voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen. Meer bepaald, en voor zover de aangelegenheid niet buiten de bevoegdheid van de gemeenten is gehouden, worden de volgende zaken van politie aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten toevertrouwd: 5° het nemen van passende maatregelen om rampen en plagen, zoals brand, epidemieën en epizoötieën te voorkomen en het verstrekken van de nodige hulp om ze te doen ophouden;
De burgemeester kan zelf of een door de gemeente bevoegd persoon een plaatsbezoek laten uitvoeren om de ernst van het probleem te bepalen. De burgemeester bepaalt zelf welke deskundige hij het onderzoek laat uitvoeren, bijvoorbeeld milieu-, huisvestings-, technische dienst of wijk- of milieupolitie. Noch de medisch milieukundigen bij de Logo’s, noch de mensen van Toezicht Volksgezondheid voeren deze adviserende functie langer uit. Verschillende actoren in de gemeente kunnen een rol spelen in de aanpak van een woonhygiëneproblematiek. • Vaak is een vertrouwensband met de betrokken bewoners een voordeel. Bijvoorbeeld de wijkagent of een zorgverlener kan als vertrouwenspersoon een belangrijke rol spelen. • Het is belangrijk dat de burgemeester steeds op de hoogte is. • Een onbewoonbaarheid of ongeschiktheid is best de laatste stap die, indien nodig, wordt genomen. • Wie optreedt en welke actie wordt ondernomen, gebeurt best in verhouding tot het gevaar dat de situatie inhoudt voor de omgeving. Het is bijvoorbeeld onnodig het volledig politiekorps in te zetten om een vervuilde tuin vast te stellen.
4. Een plan van aanpak De aanpak van een probleem is afhankelijk van de situatie. Iets wat werkt bij het ene dossier is vruchteloos bij het andere. Ondanks de diversiteit binnen de dossiers is het wel mogelijk een bepaalde volgorde van stappen te doorlopen: a. Intake van de klacht b. Plaatsbezoek c. Verslag met objectieve vaststellingen in duidelijke termen d. Communicatie naar de bewoners. Dit kan in verschillende fases verlopen: Mondeling > schriftelijk > aangetekend met termijn > Besluit van de burgemeester 4 Intervisie Woonhygiëne 2011-2012
• •
•
•
•
•
•
•
• •
•
Het is belangrijk om tijdig op te treden. Als een probleem tijdig gemeld wordt, kan het sneller en gemakkelijker opgelost worden. De veroorzaker kan schriftelijk (al dan niet aangetekend) aangeschreven worden met het verzoek de woning op te ruimen. Enkel schriftelijk communiceren is niet de ideale manier. De brieven, PV’s, boetes,… worden soms gewoonweg niet aanvaard, niet gelezen en niet betaald. Een gesprek is vaak de aangewezen manier om contact te leggen. Een huisbezoek om de binnengelopen klachten te objectiveren kan helpen. Dit gebeurt bij voorkeur door een dienst die gekend is bij de bewoner(s). Een bezoek samen met de wijkagent kan meer indruk maken en zo de zaken vlotter doen verlopen. Hierbij speelt de bereidwilligheid en de toegankelijkheid van de bewoners een grote rol. Probeer een vertrouwensband op te bouwen. Dit kan via de huisarts, familie, buren, …. Indien er diensten ‘in huis’ zijn, kunnen deze gebruikt worden of kan hun vertrouwensband doorgeven worden. Er is een groot verschil wanneer het om eigendom, huurwoning (privé) of sociale woning gaat. Bij de laatste twee is er ruimte om voorwaarden op te stellen binnen de huurovereenkomst of de opvolging ervan. Sociale huisvestingsmaatschappijen of sociale verhuurkantoren kunnen hierin ook een belangrijke rol spelen als zij betrokken parij zijn. Werk stapsgewijs. Van een goed gesprek tijdens het plaatsbezoek overleg tot uiteindelijk een bevel van de burgemeester. Echter, Saneringsmaatregelen afdwingen is een noodoplossing. Maak duidelijke mondelinge en schriftelijke afspraken en stel een (redelijke) termijn voorop. Je kan ervoor kiezen om hier streng mee om te gaan of flexibeler te zijn als je merkt dat de wil er is om het probleem aan te pakken. Het is zeer belangrijk om de bewoner nauw te betrekken bij het schoonmaken van de woning. Verplichte hulpverlening werkt niet. Vaak botsen hulpverleners op weerstand of gelatenheid bij de bewoner. Ook financiële moeilijkheden spelen vaak een rol. Een tegemoetkoming, een toelage of praktische hulp bieden, kunnen een stimulans zijn voor de bewoner. Er kan ook met een afbetaalplan gewerkt worden. Een klacht indienen bij het comité voor bijzondere jeugdzorg is soms nodig, maar kan leiden tot een vertrouwensbreuk, wat de hulpverlening bemoeilijkt. Indien er thuishulpdiensten aanwezig zijn bij de bewoner, kan men aansluiting vragen bij het zorgoverleg. Het zorgoverleg wordt georganiseerd door de zorgcoördinator van het ziekenfonds. Het zorgoverleg heeft als doel de hulpverlening te optimaliseren door afspraken, taken en acties van de verschillende disciplines op elkaar af te stemmen. De aanwezigheid van een gemeentelijke dienst is hierbij een meerwaarde. Sommige diensten helpen de bewoner bij het opruimen en schoonmaken van de woning. Hierbij is het belangrijk dat zij toegang krijgen tot het plaatselijke 5 Intervisie Woonhygiëne 2011-2012
• •
•
containerpark, ook met hun dienstvoertuigen. Goede afspraken tussen de betrokken dienst, de gemeente en de afvalintercommunale zijn cruciaal. De VLAREM-wetgeving en het huurcontract moeten altijd nageleefd worden. Belangrijk is om het geheel te bekijken en niet enkel de vervuiling. Vaak zijn er meerdere/onderliggende problemen, het beste is van deze zoveel mogelijk aan te pakken. Hou vol en geef niet te snel op. Het blijft echter moeilijk om mensen die totaal geen hulp willen aanvaarden, te dwingen tot (blijvende) afspraken.
5. Nazorg en opvolging Ervaring leert dat nazorg en opvolging in de meeste dossiers noodzakelijk zijn voor een blijvend effect. Het risico op herhaling van het probleem na verloop van tijd kan groot zijn. In sommige gemeenten wordt nooit aan nazorg gedaan, in andere gebeurt dit meestal nog ad hoc door bepaalde diensten. Ook nazorg en opvolging vragen overleg en structuur. •
•
•
•
•
•
• •
Nazorg kan onder andere geboden worden door het OCMW, een thuiszorgdienst, een buurtwerker of de wijkagent. Door regelmatig een bezoek te brengen aan de bewoner versterkt de vertrouwensrelatie met de bewoner en verkleint de kans op herval. Het is niet altijd duidelijk wie de nazorg moet doen. In het multidisciplinair overleg kan mee bekeken worden wie aan huis komt of kan komen. Er kan eventueel ook een apart nazorgoverleg opgestart worden waarbij enkel de betrokken diensten aanwezig zijn. Het is belangrijk dat er taakafspraken worden gemaakt met betrekking tot de nazorg en dat de informatie teruggekoppeld wordt naar alle betrokken diensten, zodat het dossier goed opgevolgd kan worden. Nu wordt vaak alleen aan nazorg gedaan door iemand die het zich persoonlijk aantrekt. Deze persoon doet dit dan op eigen initiatief. Een heel mooi gebaar, maar nazorg mag uiteraard niet afhangen van enkele barmhartige personen. Huisvestingsmaatschappijen kunnen in hun contract een extra verbintenis inschrijven, bijvoorbeeld dat er tweewekelijks iemand op bezoek komt om te kijken of alles nog in orde is. Er kan ook een verplichting tot poetshulp worden ingeschreven. Bij sommige huisvestingsmaatschappijen is er een goede opvolging en nazorg. Ook diensten die helpen bij het schoonmaken van de woning, koppelen hieraan soms voorwaarden, bijvoorbeeld met betrekking tot het toelaten van nazorg gedurende enkele maanden. Er kan ook gekeken worden naar woonbegeleiding voor mensen die niet zelfstandig kunnen wonen (nadeel is dat er lange wachttijden zijn). De nazorg spitst zich dikwijls enkel toe op praktische aspecten (poetshulp, klusjes,…), maar ook psychologische en sociale begeleiding is vaak noodzakelijk. 6 Intervisie Woonhygiëne 2011-2012
Na verloop van tijd kan de intensiteit van de opvolging geleidelijk afgebouwd worden. Uiteraard is dit sterk afhankelijk van de specifieke situatie. Cliëntparticipatie en het betrekken van vertrouwenspersonen is ook in deze fase erg belangrijk.
• •
Iedereen vindt nazorg en opvolging belangrijk, maar er zijn ook enkele problemen. Enerzijds kunnen de hulpverleners spontaan afhaken als het probleem te lang blijft aanslepen of de bewoner de hulp moeilijk aanvaardt. Sommige deelnemers geven aan dat er nood is aan het soort workshop voor hulpverleners met als thema ‘Wat met mensen die hulp nodig hebben, maar deze weigeren?’. Anderzijds kan er hulpverleningsmoeheid optreden bij de bewoner, omdat er teveel of te lang diensten over de vloer komen. Het is dus belangrijk dat zowel de hulpverleners als de bewoners blijvend gemotiveerd worden!
6. Suggesties voor het gemeentelijk beleid • • •
• • •
Creëer en vast aanspreekpunt binnen de gemeente. Als er onvoldoende tijd of personeel beschikbaar is, probeer dit dan intergemeentelijk op te lossen. Organiseer een structureel overleg met de betrokken diensten. Dit kan een apart overleg zijn, maar kan ook gekoppeld worden aan een bestaand overleg. Neem de noodzaak van een gemeentelijk aanspreekpunt en een structureel overleg mee in het beleidsplan. Hinder door onhygiënische situaties kan ook ingeschreven worden in het gemeentereglement. Het is een opportuniteit om dit op te nemen bij de volgende legislatuur en bij de opstart van de BBC. Verleen organisaties die helpen om de woning van hun cliënten op te ruimen en schoon te maken toegang tot het containerpark met hun dienstvoertuigen. Bouw een nazorgtraject uit. Dit voor enerzijds praktische ondersteuning en anderzijds voor psychologische en sociale begeleiding. Probeer een vertrouwensband te ontwikkelen bij de bewoner(s) door mantelzorgers en/of familieleden te betrekken of door gebruik te maken van hulpverleners die deze band al hebben.
Stel met alle betrokken partijen een lokaal draaiboek op. Dit draaiboek kan gebruikt worden wanneer een klacht binnenkomt en is een uitgeschreven stappenplan. Voor elk dossier moet immers afgewogen worden wat de beste manier is. Dit draaiboek kan onder meer bovenstaande suggesties omvatten.
7 Intervisie Woonhygiëne 2011-2012
7. Interessante organisaties of diensten a. . Lokaal woonoverleg Elke gemeente of stad is coördinator van zijn lokaal woonbeleid. Dat betekent dat ze niet alle aspecten van het woonbeleid zelf moeten uitvoeren, maar er wel wordt verwacht dat de gemeente zorgt dat alle verschillende initiatieven op elkaar worden afgestemd. De afstemming gebeurt natuurlijk het best op basis van een visie. Zo weten de gemeente, het OCMW, de sociale woonorganisaties en andere partijen die betrokken zijn bij wonen welke kant de gemeente op wil. Meer informatie over de start en organisatie van een lokaal woonoverleg kan je vinden op www.vvsg.be . b. . Agentschap Inspectie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) Dit agentschap ziet via verschillende handhavingsinstrumenten toe op de naleving van de reglementering betreffende onder andere (sociale) huisvesting, ruimtelijke ordening en de verhuring van kamers en woningen. Bij inbreuken kan het preventief of correctief optreden. De afdeling toezicht controleert de sociale huisvestingsmaatschappijen, de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, het Vlaams Woningfonds, de erkende huurdiensten, het Vlaams Overleg Bewonersbelangen, de erkende kredietmaatschappijen, Vlabinvest en de gemeenten, OCMW’s en intercommunales die door de Vlaamse overheid gesubsidieerde woonprojecten realiseren. De afdeling inspectie treedt onder andere op bij inbreuken op woonkwaliteitsnormen. www.rwo.be c. . Ziekenfonds Alle grote ziekenfondsen bieden de diensten aan van een zorgcoördinator. Dit is een neutrale persoon binnen het ziekenfonds die o.a. de taak heeft om een zorgoverleg op te starten. Dit overleg met alle hulpverleningsdiensten heeft als doel om de thuishulpverlening te optimaliseren door afspraken, taken en acties van de verschillende disciplines op elkaar af te stemmen. Ook als door de cliënt een beroep gedaan wordt op diensten van andere ziekenfondsen worden deze hierop uitgenodigd. Het is ook mogelijk dat hierop een gemeentelijke ambtenaar of een gemeentelijke dienst wordt uitgenodigd. d. Familiezorg Familiezorg Oost-Vlaanderen heeft een samenwerkingsprotocol uitgewerkt om cliënten in problematische woonsituaties zo snel en efficiënt mogelijk te helpen. De doelstelling is dat de ondertekende partijen zich engageren om binnen hun mogelijkheden, zoveel mogelijk bij te dragen tot het actief mee zoeken naar oplossingen en helpen bij het concreet maken ervan. 8 Intervisie Woonhygiëne 2011-2012
Dit loopt momenteel als pilootproject. Voor meer informatie kan je terecht op www.familiezorg.be. e. Comité bijzondere jeugdzorg Dit comité werkt enkel op vraag van de klanten (ouders en kinderen). Hulpverleningsdiensten zoals OCMW’s of CLB’s kunnen die klanten aanbevelen om deze vrijwillige hulpverlening op te starten. Indien de ouders niet geholpen willen worden, kan gedwongen hulpverlening worden opgestart via de sociale dienst van de jeugdrechtbank. http://wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/verwijzers/cbj.htm f. CAW Een CAW of centrum voor Algemeen Welzijnswerk is er voor alle vragen en problemen rond welzijn. Het CAW zorgt voor informatie, advies, hulp, opvang en begeleiding. Het aanbod is afhankelijk van de regio. Het team woonbegeleiding binnen CAW wil mensen ondersteunen die kampen met problemen op verschillende levensdomeinen en in het bijzonder op het vlak van wonen. Woonbegeleiding wordt gezien als een soort van leerproces waarbij cliënten vaardigheden en attitudes verwerven om zelfstandig te leven of desnoods met de hulp van anderen. www.caw.be
8. Juridische aspecten a. . Beroepsgeheim Binnen het OCMW- en het Gemeentedecreet zijn bepalingen opgenomen betreffende het beroepsgeheim van personeelsleden en leden van de respectievelijke raden. In het Strafwetboek staat in artikel 458 de basis voor het beroepsgeheim (‘Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekend maken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte (of voor een parlementaire onderzoekscommissie) getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderd frank.’). De wetgeving maakt geen onderscheid naar gradatie van ‘geheim’. Zo kan je over informatie beschikken dat als ‘strikt vertrouwelijk’ werd bestempeld, of informatie waarvan de cliënt heeft gevraagd geheim te houden, of informatie waarvan je moest weten (of aanvoelen) dat deze vertrouwelijk is. Bekendmaking van deze gegevens wordt op eenzelfde manier beschouwd als schending van het beroepsgeheim. 9 Intervisie Woonhygiëne 2011-2012
Uit de rechtsleer en de rechtspraak blijkt dat er wel uitzonderingen mogelijk zijn. Zo bestaat het gedeeld beroepsgeheim buiten de organisatie. Hiertoe moeten volgende voorwaarden vervuld zijn: • Het gedeeld geheim is enkel mogelijk tussen personen die door het beroepsgeheim gebonden zijn. Het is aan de geheimplichtige om na te gaan of de geadresseerde ook gehouden is aan het beroepsgeheim. • Het gedeeld geheim is enkel mogelijk tussen personen die functies met een identiek doel uitoefenen, die dus als collega-hulpverleners kunnen worden beschouwd. • Het gedeeld geheim kan enkel betrekking hebben op informatie die noodzakelijk en nuttig is voor de samenwerking tussen de verschillende betrokken diensten en moet absoluut in het belang van de persoon zijn. • Tot slot kan het gedeeld geheim slechts met de instemming van de persoon of toch minstens na hem ervan op de hoogte gebracht te hebben.
b. . Kosten verbonden aan opruiming, ontsmetting of bestrijding Er bestaat geen wettelijke grondslag om kosten terug te vorderen. De diverse hulpverleningsdiensten zullen onderling moeten afspreken wie welke kosten zal dragen. Blijkbaar is het terugvorderen van kosten na het uitvoeren van de in het burgemeesterbesluit uitgevaardigde opruimmaatregelen, niet altijd evident. Via het vredegerecht zouden de kosten kunnen worden gerecupereerd. Een andere mogelijkheid is om een vaste som in de jaarlijkse begroting op te nemen. c. . Vergunnings- en meldingsplichtige huisdieren Vanaf een bepaald aantal dieren is er een meldingsplicht en soms zelf een vergunningsplicht. Een milieuvergunning klasse 1 of 2 is noodzakelijk voor het houden van gevogelte en voor het stallen van paarden, koeien, varkens en andere inheemse zoogdieren. Een milieuvergunning klasse 2 moeten aangevraagd worden vanaf 20 tot 100 dieren van eenzelfde soort. Er wordt een uitzondering gemaakt voor muizen, cavia’s, hamsters en eekhoorns. Dezelfde milieuvergunning moet aangevraagd worden bij het houden van meer dan 30 reptielen, vanaf één gifslag, één schorpioen, één zwarte weduwe en andere gevaarlijke dieren. De meldingsplicht (klasse 3) is er vanaf: • 5 volwassen honden • 1 tot 30 reptielen, indien het geen gevaarlijke dieren zijn • meer dan 20 volwassen papegaaien
10 Intervisie Woonhygiëne 2011-2012
Uitzonderingen: • •
Schildpadden zijn niet meldings- of vergunningsplichtig. Voor het houden van kippen en hanen is art 13. van politieverordening op de openbare rust en veiligheid van toepassing. Deze stelt dat de eigenaars of houders van dieren alle maatregelen moeten treffen om aanhouden en/of storend lawaai, veroorzaakt door de deren, te voorkomen. Een milieuvergunning is soms nodig vanaf 50 kippen, afhankelijk van de inkleuring bij het gewestplan.
Informeren kan altijd bij je lokale milieudienst.
11 Intervisie Woonhygiëne 2011-2012