1 Intervisie: context en concept In zijn boek Inleiding tot de verwondering schrijft C. Verhoeven, dat je verwonderen over het gewone in het ongewone, of over het ongewone in het gewone een belangrijke vaardigheid is. In intervisie leer je die verwondering in te zetten ten behoeve van je professionele ontwikkeling. Als student groei je gedurende je opleiding uit tot een zelfstandig werkende professional. Je ontwikkelt daartoe competenties. Een competentie is een integratie van kennis, vaardigheden en beroepshouding en komt tot uitdrukking in je beroepsmatige handelen. Het is belangrijk dat de kwaliteit van je beroepsmatige handelen steeds op een hoog peil blijft en je je vaardigheden en je kennis op een hoger niveau ontwikkelt. Dit noemen we professionaliseren. Deelname aan intervisie kan je daarbij helpen. In dit eerste hoofdstuk wordt duidelijk wat intervisie is (concept) en hoe intervisie ingezet kan worden als methode voor professionele ontwikkeling (context). Dit hoofdstuk geeft inzicht in welke rol intervisie kan spelen bij de ontwikkeling van competenties (paragraaf 1 en 2) en aan welke eisen voldaan moet worden om van intervisie zo veel mogelijk profijt te hebben in het kader van die professionele ontwikkeling. De groep, de samenstelling van de groep, de begeleiding en vertrouwelijkheid spelen hierbij een belangrijke rol (paragraaf 5, 6, 9). Deelname aan intervisie tijdens je opleiding (paragraaf 3) betekent dat deelname aan intervisie een rol speelt bij je professionele ontwikkeling. Je wordt in staat gesteld je ervaringen uit de stage of opleiding (paragraaf 7) te analyseren en te relateren aan je kennis en vaardigheden, zodat je zicht krijgt op meerdere perspectieven en ander of nieuw professioneel gedrag. Deelname betekent ook dat je vaardigheden gaat ontwikkelen die voor intervisie belangrijk zijn. In paragraaf 4 beschrijven we die vaardigheden. Veel opleidingen kiezen ervoor om deelname aan intervisie te beoordelen. We sluiten daarom deel 1 af met een paragraaf (paragraaf 8) over het beoordelen van intervisie als onderdeel van het portfolio.
Intervisie: context en concept
1.1
11
Professionalisering en competenties
In de meeste beroepsopleidingen leer je door het werken aan en ontwikkelen van competenties. Een competentie betreft een bepaald aspect van het functioneren als beroepsbeoefenaar, waarin kennis, houding en vaardigheden worden geïntegreerd in het handelen. De verschillende competenties worden vaak ingedeeld in competentiegebieden. Een competentiegebied omvat een aantal competenties. Een voorbeeld van een competentiegebied is ‘beroep: werken aan professionalisering’. Dit gebied zelf bestaat uit drie competenties die hiermee te maken hebben, bijvoorbeeld de competentie ‘het opstellen van richtlijnen of preventieadviezen’. Gedurende je studie werk je op verschillende niveaus aan je competenties, zodat je je aan het eind van je studie voldoende hebt bekwaamd in alle competentiegebieden. Zo kun je verschillende beroepsinhoudelijk gerichte competenties onderscheiden. Professionaliteit maakt onderdeel uit van iedere competentie. Dit betekent dat je je persoonlijke gedachten, ideeën en gevoelens afstemt op wat beroepsmatig wenselijk is. Dit wordt zo belangrijk gevonden dat meestal in opleidingen een competentie ‘professionalisering’ is gedefinieerd. In de vakken waarin je deze competentie ontwikkelt, leer je om als professional kritisch naar jezelf te kijken. Je wordt je bewust van jezelf als professional en je weet vanuit welke positie je spreekt en handelt. Niet alleen het wat, maar ook het hoe en waarom zijn daarbij belangrijk. Je leert je keuzes aan andere professionals uit te leggen. Je legt uit hoe je tot bepaalde keuzes in je handelen bent gekomen en hoe je rekening hebt gehouden met professionele standaarden en je eigen professionele waarden en normen (zie kader 1.1). We noemen dit verantwoorden. Door zo je eigen professionele handelen te analyseren en bespreekbaar te maken, krijg je meer inzicht in je professionele handelen en kun je dat aanpassen.
Kader 1.1
Hoe stel je je op als professional? Jelle loopt zijn eerste externe stage.
leidster heeft geen telefoonnummer of
Hij heeft via zijn begeleidster te horen
e-mailadres gegeven. Jelle voelt zich erg
gekregen dat een cliënte zijn telefoon-
ongemakkelijk onder de gegeven om-
nummer en e-mailadres wil om zo meer
standigheden. Hij besluit deze situatie te
contact met hem te hebben. De bege-
bespreken in de intervisiegroep.
Om competenties goed te kunnen ontwikkelen is het belangrijk om te leren je eigen handelen onder woorden te brengen, te analyseren en de conclusies te gebruiken voor aanpassing van je handelen. Dat noemen we reflecteren. Het leren
12
Intervisie leren
reflecteren speelt een belangrijke rol in de competentie ‘professionalisering’. Reflecteren draagt bij aan het aanleren van alle andere competenties doordat je een houding (bereidheid tot reflectie) en vaardigheden (het kunnen reflecteren) ontwikkelt die de verwerving van andere competenties vergemakkelijkt. In de competentie ‘met cliënten omgaan’ speelt dit reflecteren een rol in het voortdurend nagaan van de juistheid van je beroepsmatige handelen. Je kijkt kritisch naar de kennis en vaardigheden die je tijdens de bejegening van een cliënt hebt toegepast. In de competenties waar het beroep centraal staat, wordt steeds gereflecteerd op je eigen functioneren. Jouw functioneren wordt daarbij vergeleken met het functioneren van beroepsgenoten. Samenvattend, je werkt als student aan je competentie (professionalisering) door je kennis (geleerde theorie, beroepscodes) te toetsen in het kader van je eigen ervaringen (reflectievaardigheden) in een reflectieve ruimte (intervisie).
Marjolein heeft video-opnamen ge-
inhoudelijke vragen. Ze heeft die be-
maakt van oudergesprekken voor haar
sproken met een medestudent, die geen
project ‘Allochtone ouders’. Ze heeft de
deel uitmaakt van het project. Marjolein
ouders beloofd dat ze vertrouwelijk zal
vraagt zich nu af of ze dit moet melden
omgaan met het materiaal en er geen
aan de ouders en of ze de vertrouwelijk-
derden naar zal laten kijken. Ze heeft de
heid heeft geschonden. Ze besluit dit te
video’s bestudeerd en heeft nog enkele
bespreken in haar intervisiegroep.
Kader 1.2
Vertrouwelijkheid
Intervisie biedt een goede omgeving om reflectie, zowel de houding als de vaardigheden, te oefenen en ontwikkelen. Door actief deel te nemen aan een intervisiegroep leer je kritisch te reflecteren op je eigen handelen. Je kunt door een inbreng vanuit een stage of door andere praktijkgerelateerde activiteiten te bespreken je eigen handelen kritisch toetsen (zie kader 1.2). Een intervisiegroep bevordert, stimuleert en ondersteunt het leerproces. Je krijgt inzicht in eigen beroepsmatige en persoonlijk gedrag en het gedrag van anderen en je ontwikkelt het vermogen om op beide te reflecteren, zodat het mogelijk wordt weloverwogen beslissingen te nemen. Hierdoor kom je tot een eigen manier van professioneel gedrag. Met intervisie werk je dus aan de ontwikkeling van competenties in het gebied van professionalisering en kun je de volgende resultaten bereiken: leren reflecteren, vinden van oplossingen en alternatieven, vaardigheden ontwikkelen en anderen ondersteunen. Om te leren reflecteren en kritisch naar je eigen han-
Intervisie: context en concept
delen te kijken, dien je ook reflectievaardigheden en algemene vaardigheden onder de knie te krijgen. In paragraaf 1.4 zullen deze vaardigheden verder worden toegelicht. In paragraaf 1.2 gaan we eerst in op wat intervisie is. 1.2
Wat is intervisie?
Een eerste kritische reflectie op je eigen functioneren kan plaatsvinden in veilige, kleine intervisiegroepen waarin je met medestudenten, professionals in opleiding of toekomstige collega’s praat over werkervaringen (zie kader 1.3). Hierbij gaat het om elkaar ondersteuning te geven bij het zoeken naar antwoorden op vragen uit de praktijk en het vinden van oplossingen of alternatieven voor je beroepsmatige handelen. Intervisie is een manier om leren en werken (stage) met elkaar te verbinden en dient twee doelen. Enerzijds ontwikkel je het reflectieve leren, anderzijds werk je aan een oplossing van een probleem dat zich tijdens je werk voordeed. Intervisie is een onderwijsmethode om professionele ervaringen op een praktische en systematische manier te analyseren. Deze analyse leidt tot oplossingen, alternatieven of adviezen. Met elkaar ga je een leerproces door waarin je reflecterend leert. Intervisie is een mogelijkheid om jezelf zowel op het persoonlijke als het professionele vlak te ontwikkelen. Intervisie als onderwijsmethode levert veel op. Je onderscheidt drie gebieden. Ten eerste doe je persoonlijke en professionele leerervaringen op. Je kunt hierbij denken aan: het leren nadenken over jezelf, het leren meer perspectieven te zien, het leren herkennen van emoties, het ontwikkelen van empathie, en het oefenen en ontwikkelen van vaardigheden die je straks in de praktijk nodig hebt, bijvoorbeeld initiatief nemen, luisteren of vragen stellen. Ten tweede kun je interactief leren door het delen van werkervaringen met je medestudenten en kun je met elkaar werken aan het oefenen en experimenteren met vaardigheden die ander (professioneel) gedrag bevorderen. Doordat elk lid van de groep andere vaardigheden in meer of mindere mate beheerst, kun je een rolmodel zijn voor elkaar. Bijvoorbeeld, het bevorderen van je deskundigheid op het terrein van gespreksvoering, het beter feedback te (leren) geven en te ontvangen door van een ander lid van de groep de kunst af te kijken, en het beter je gevoelens onder woorden leren brengen. Ten derde biedt de intervisiegroep je de mogelijkheid om elkaar steun te geven tijdens een stageperiode en om even ‘stoom af te blazen’.
13
14
Intervisie leren
Zeven derdejaars studenten doen hun
stage gaat. Van elke bijeenkomst maakt
eerste externe stage en vormen samen
elke student een reflectieverslag dat
een intervisiegroep. Ze weten niet al-
twee dagen van tevoren naar elkaar en
leen wat intervisie is, maar hebben
de docent wordt gemaild. Degene die
daarmee ook al wat ervaring. In het
de inbreng had, beschrijft in zijn verslag
tweede jaar van hun opleiding hebben
wat hij heeft gedaan met de adviezen,
ze kennisgemaakt met intervisie die
suggesties, tips of oplossingen van zijn
was gekoppeld aan de interne stage. De
medestudenten.
opleiding heeft de groep samengesteld.
Aan het begin van het traject hebben
Daarbij golden als criteria de reisafstand
de studenten hun leerdoelen gefor-
tussen stageplek en opleiding en de
muleerd en aan elkaar gemaild. Deze
onderlinge relaties. De groepsleden
leerdoelen zijn afgeleid van de compe-
mogen geen vrienden of vriendinnen
tenties. Tijdens de eerste bijeenkomst
van elkaar zijn.
worden deze doelen besproken en vast-
De groep komt aan het begin van de
gesteld. Dit gebeurt in overleg met de
stage bij elkaar en maakt samen met de
daarbij aanwezige begeleider.
begeleider (docent) een rooster voor
Elke bijeenkomst wordt geleid door
de bijeenkomsten en de inbreng van de
een student. Hij heeft de rol van ge-
verschillende groepsleden. Bovendien
spreksleider, voorzitter. Hij zorgt ervoor
worden de verschillende taken en rollen
dat de agenda wordt afgewerkt en dat
verdeeld. De groep zal acht keer om de
iedereen aan bod komt. Bovendien let
veertien dagen bij elkaar komen op de
hij erop dat er volgens de gekozen me-
opleiding. Iedere bijeenkomst neemt
thode wordt gewerkt. Aan het einde van
twee lesuren in beslag en zal op een vast
elke bijeenkomst wordt zijn taak en rol
tijdstip plaatsvinden.
geëvalueerd.
Elke student heeft één keer een inbreng.
De begeleider richt zich zowel op de
Degene die een inbreng heeft, mailt
ondersteuning van het groepsproces als
deze twee dagen voor de bijeenkomst
op het individuele leerproces van elke
naar de medestudenten en de docent.
student. Hij geeft aan het einde van het
Ook geeft hij aan welke methode hij wil
traject een beoordeling. Elke student
gebruiken. Alle studenten hebben een
maakt van het traject een eindverslag.
syllabus met daarin een overzicht van
In dit verslag beschrijft hij hoe hij heeft
de verschillende methoden. Onder-
gewerkt aan zijn leerdoelen en hoe de
ling mag worden geruild, bijvoorbeeld
samenwerking is verlopen. Deze versla-
als een student tijdens zijn stage iets
gen en de beoordeling van de begelei-
onverwachts heeft meegemaakt. Er
der worden besproken tijdens de laatste
wordt afgesproken de bijeenkomsten te
bijeenkomst.
beginnen met een rondje hoe het in de
Kader 1.3
De opzet van een intervisiegroep
Intervisie: context en concept
15
Veel opleidingen gaan uit van competentieprofielen waarin het ontwikkelen van professionaliteit een eigen plek inneemt. Dat betekent voor jou als student dat je je moet ontwikkelen als professional. Dit kan voor een deel plaatsvinden binnen een intervisiegroep door te reflecteren op ervaringen uit de beroepspraktijk. Soms kiezen opleidingen ervoor om in de studie al in een vroeg stadium te starten met het leren reflecteren als voorbereiding op intervisie. In paragraaf 1.3 hebben we beschreven hoe je al in een vroeg stadium van de opleiding kan leren reflecteren op beroepsmatige thema’s. 1.3
Intervisie in de opleiding
In de eerste jaren van een opleiding loop je meestal nog geen stage en ontbreken je eigen beroepsmatige ervaringen. Soms kiezen opleidingen ervoor om je alvast te leren reflecteren. Je kunt reflectievaardigheden oefenen door een beroepsmatig thema te kiezen en daarover met een groep te reflecteren, bijvoorbeeld feedback geven en ontvangen, waarden en normen, omgaan met multiculturaliteit, assertiviteit, initiatief nemen, omgaan met gevoelens of leren gevoelens te signaleren (zie kader 1.4). Je kunt dit uitwerken door te onderzoeken wat er in de theorie over een onderwerp wordt uitgelegd en dat te koppelen aan je eigen ervaringen. In de groep kun je dan door middel van discussie, visualisatie en/of spel met elkaar reflecteren over een onderwerp. Je oefent tijdens de bijeenkomst het analyseren van je eigen gedrag in relatie tot het onderwerp door je gevoelens en je gedachten tijdens de bespreking van een thema te concretiseren en te expliciteren. Door elkaar vragen te stellen over deze de gevoelens en gedachten word je gestimuleerd ze te verklaren.
Kader 1.4
Reflecteren over assertiviteit Een groep van tien eerstejaars studen-
bepaalde situaties. Bovendien proberen
ten heeft een reflectiebijeenkomst over
ze door het delen van hun persoonlijke
het onderwerp assertiviteit. In twee
ervaringen te achterhalen waardoor ze
groepen van vijf zoekt de groep uit wat
bepaald gedrag in een bepaalde situatie
er in de literatuur wordt gezegd over
laten zien. Zo achterhalen ze belem-
dit onderwerp. Tijdens de bijeenkomst
meringen, blokkades en succeservarin-
bespreken de studenten met elkaar wat
gen. Aan het eind van de bijeenkomst
ze gevonden hebben. Vervolgens gaan
bespreken ze met elkaar hoe assertief/
ze kijken hoe assertief, subassertief of
subassertief een rol speelt in de be-
misschien wel agressief ze zelf zijn in
roepssituatie.
16
Intervisie leren
Zodra praktijkervaringen een belangrijke plek gaan innemen in je studie kun je reflectievaardigheden oefenen door je beroepsmatige ervaringen tijdens stages in te brengen in een intervisiegroep (zie kader 1.5). Een dergelijke groep noem je ook wel leergroep, reflectiegroep, intervisiegroep of coachgroep.
Rika is eerstejaars student en begeleidt
gehouden door haar man. Rika vraagt
een groepje allochtone vrouwen tijdens
zich af wat ze hiermee moet. En ze be-
een computercursus. In de pauze vertelt
sluit haar ervaring in te brengen tijdens
een van de vrouwen iets over haar moei-
intervisie.
lijke thuissituatie. Ze wordt erg kort
Kader 1.5
Praktijkervaring en intervisie
Een intervisiegroep werkt volgens een intervisiemethode (vastgestelde structuur). Tijdens de bijeenkomsten deel je ervaringen, ondersteun je elkaar en zoek je samen naar oplossingen. In een intervisiegroep werk je aan je individuele ontwikkeling door te reflecteren op de stage-ervaringen en andere ervaringen uit je opleiding die zijn gericht op een verbetering van je professionele handelen. De verbetering bestaat hieruit dat je de beschikking krijgt over meerdere perspectieven, inzichten of oplossingen. Tijdens de intervisiebijeenkomsten presenteer je aan elkaar ervaringen die bijvoorbeeld gevoelens opriepen van verbazing, twijfel, onzekerheid of vragen die je aan het denken zetten. Met elkaar kies je één of twee ervaringen en bewerk je deze ervaring met behulp van een intervisiemethode. Je wordt je bewust van gevoelens, meningen, gedachten, gedrag of handelen. Bovendien leer je kritisch te analyseren door het stellen van vragen aan de inbrenger en verder te leren kijken dan de gepresenteerde situatie. Je gaat met elkaar op zoek naar verschillende aspecten van een ervaring. Je krijgt hierdoor een beeld van het wat, het hoe en het waarom van je eigen professionele handelen in een bepaalde situatie. Je leert van en met elkaar. Door met elkaar te reflecteren over je praktijkervaringen leer je open te zijn over hoe en waarom je iets doet in je professionele handelen (zie kader 1.6). Je wordt je bewust wie je bent, wat je denkt en voelt in de positie van professional in opleiding.
Intervisie: context en concept
17
Kader 1.6
Feedback geven en ontvangen Christa is tweedejaars. Ze zit in een
Uit de feedback op haar verslag blijkt dat
coachgroep met tien studenten. On-
ze nauwkeurig beschrijft hoe de praktijk
langs heeft ze een paar dagen stage
reilt en zeilt, maar weinig schrijft over
gelopen. Ze moet een verslag maken
zichzelf. Tijdens het bespreken van de
en dat mailen aan haar medestudenten
feedback in de groep wordt ze zich daar-
en de begeleider van de groep. Op haar
van bewust. Ze neemt zich voor om het
beurt ontvangt zij de verslagen van haar
volgende verslag in de ik-vorm te maken
medestudenten. Op deze verslagen
en te beschrijven wat ze denkt en voelt.
moet zij feedback geven.
Je inbreng wordt besproken tijdens de intervisie. Deze inbreng kan betrekking hebben op de volgende punten: • Ervaringen met de opleiding, bijvoorbeeld in de organisatie of met betrekking tot docenten of medestudenten. • Problemen met het studeren op zich, bijvoorbeeld uitstelgedrag. • Ervaringen die je in de stage (zowel intern als extern) tegenkomt, bijvoorbeeld te veel of te weinig werkzaamheden, conflicten in het team, vervelende klussen moeten doen. • Persoonlijke ervaring, bijvoorbeeld niet voor jezelf durven opkomen of moeite hebben met het aangeven van je grenzen. • Een succeservaring, bijvoorbeeld ik durfde mijn grenzen aan te geven en de stagebegeleider reageerde hierop positief. Door leerdoelen te formuleren geef je richting aan je leren in de intervisiegroep. Je kunt bewust oefenen met verschillende posities, rollen of vaardigheden. Je oefent bijvoorbeeld de rol van voorzitter. Dikwijls is het een hele ervaring om zo centraal te staan in een groep en het proces en de inhoud te begeleiden. Je kunt ook aan andere leerdoelen werken, zoals het leren verwoorden van je denken, voelen en handelen in de intervisiegroep, of aandacht schenken aan de vragen die je stelt. 1.4
Vaardigheden
Deelname aan een intervisie betekent dat je specifieke en algemene vaardigheden gaat ontwikkelen. De specifieke vaardigheden noem je reflectievaardigheden, bijvoorbeeld expliciteren, concretiseren, analyseren, vragen stellen bij de ervaring en generaliseren. Vragen stellen is de meest belangrijke vaardigheid.
18
Intervisie leren
Deze vaardigheid komt in de verschillende reflectievaardigheden terug. Je hebt deze vaardigheid nodig als je expliciteert, maar ook bij concretiseren, analyseren en problematiseren. Het trainen van alle genoemde vaardigheden oefen je door actief deel te nemen aan de intervisiebijeenkomst. De vaardigheid in het reflecteren wordt zichtbaar doordat je in staat bent om eigen ervaringen in te brengen in een intervisiegroep, deze te analyseren en jezelf nieuwe doelen te stellen die anders handelen bevorderen. Daarnaast oefen je algemene vaardigheden, zoals luisteren, feedback geven en samenwerken, omdat deze belangrijk zijn wanneer je deelneemt aan intervisie. Deze vaardigheden komen ook aan de orde tijdens andere onderdelen van je studie, zoals uitvoeren van een gezamenlijk project of deelname aan een tutorgroep of een vergadering. 1.4.1
Reflectievaardigheden
In intervisie kun je op twee manieren werken aan het ontwikkelen van de reflectievaardigheden. Enerzijds oefen je de vaardigheden in groepsverband door actieve deelname tijdens de bijeenkomst. In de groep oefen je bijvoorbeeld het expliciteren door een ervaring te vertellen aan de groep, of je helpt een medestudent met het concreter maken van een ervaring door vragen te stellen. Anderzijds oefen je individueel door het schrijven van reflectieverslagen na afloop van een intervisiebijeenkomst en door het schrijven van een leerverslag aan het einde van een intervisietraject. In de individuele reflectieverslagen train je het onder woorden brengen, analyseren en generaliseren van het eigen gedachtespoor. Bovendien leer je op basis van je inzichten een link te leggen naar de beroepspraktijk. Dat levert een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van een professionele houding. Expliciteren Expliciteren betekent een ervaring onder woorden brengen en vertellen aan je groepsgenoten. Door afstand te nemen van de directe ervaring is het mogelijk deze ervaring te onderzoeken. Deze ervaring wordt als het ware geherdefinieerd tot een inbreng, omdat deze elementen in zich draagt die interessant zijn om te onderzoeken. Dat wil niet zeggen dat er een probleem wordt gecreëerd, maar dat je het nog verbeterbare herkent in een situatie. Als je expliciteert zeg je ‘ik heb iets’ of ‘ik zit met iets’ (zie kader 1.7).
Intervisie: context en concept
19
Kader 1.7
Expliciteren van een ervaring Marije vertelt in de groep: ‘Ik heb een
Ik ben hierover erg boos en ik weet niet
vervelende ervaring gehad met een
wat ik moet doen. Ik wil dit graag met
collega over de verdeling van de werk-
jullie bespreken.’
tijden. Er is nu sprake van een conflict.
Concretiseren Concretiseren betekent het concreet kunnen maken van de ingebrachte situatie en het beschrijven van je voelen, denken en handelen in die situatie. Als je concretiseert stel je vragen en geef je antwoord op vragen zoals: Wat gebeurde er precies? Wat is jouw rol daarin? Wat is er feitelijk gebeurd? Hoe heb jij de situatie beleefd? Hoe heb jij het gedrag van de ander geïnterpreteerd? Welke gedachte kwam toen bij je op? Hoe voelde de cliënt zich en hoe voelde jij je? Wat heb je gezegd of gedaan met deze opmerking? (zie kader 1.8)
Kader 1.8
Concretiseren van een ervaring Peters inbreng is gekozen en hij licht
omga; ik weet ook niet zeker of ik het wel
zijn inbreng als volgt toe in de groep: ‘Ik
goed doe. Als ik naar de moeder kijk, ziet
merk dat ik al voor de behandeling van
ze er erg streng uit, kritisch. Ik heb dan
een kind gespannen ben en probeer
de neiging de behandeling zo kort mo-
heel goed voorbereid te zijn. Als ik met
gelijk te laten duren, bijvoorbeeld door
dat kind een spelletje ga doen, denk
niet door te vragen op opmerkingen van
ik steeds dat ik niet goed met het kind
het kind.’
Analyseren Analyseren is het kritisch kijken naar en het vragen stellen over iemands inbreng en het denken, voelen, willen en handelen van die persoon in die situatie. Bij analyseren probeer je bovendien verbanden te zoeken tussen denken, voelen, willen en handelen van de inbrenger. Je probeert vanuit verschillende perspectieven naar de inbreng te kijken en antwoord te geven op vragen als: Hoe zou het komen dat? Hoe werkt dit bij mij? Waardoor ben ik in deze situatie beland? Je kunt als volgt stilstaan bij de relatie tussen voelen en handelen: ik voelde opluchting en ik heb dat laten blijken want ik lachte. Of je onderzoekt de relatie tussen denken en handelen: ik dacht ‘wat is dat oneerlijk’, maar ik zei dat ik het
20
Intervisie leren
wel met de beslissing eens was. Of de relatie tussen denken en voelen: ik dacht ‘wat een aardige cliënte’, maar ik voelde me niet op m’n gemak bij haar. Als het je gemakkelijk afgaat, onderzoek je ze alledrie samen: ik voelde boosheid in me opkomen, ik dacht ‘dat gebeurt me nu geen tweede keer’ en ik heb toen duidelijk gezegd dat ik deze keer niet aan het verzoek tegemoet wilde komen. Zo kun je ontdekken welke relaties tussen denken, voelen, willen en/of handelen aanwezig zijn. Problematiseren Bij het problematiseren gaat het om het vragen stellen bij je eigen ervaring, maar op een ander niveau dan de inbreng. Je bent op zoek naar ‘de inbreng achter de inbreng’. Soms kan er in de loop van een intervisiegesprek een ander aspect naar voren komen dan de oorspronkelijk geformuleerde inbreng. Problematiseren doe je door een kritisch vragende houding aan te nemen, waarbij je probeert oorspronkelijke vanzelfsprekendheden en referentiekaders te onderzoeken, te bevragen en te doorbreken. Door de vaardigheid problematiseren te gebruiken kun je je oorspronkelijke inbreng ombuigen naar een ander aspect van de inbreng. Waar eerst de vraag was ‘Hoe kan ik behandelen?’ is deze nu ‘Hoe ga ik om met het gevoel beoordeeld te worden?’ of ‘Hoe werkt dat door in deze situatie? En in andere situaties?’ (zie kader 1.9).
Een student doet in zijn groep als volgt
doen, gaat me slecht af. Ten slotte vind
verslag van een praktijkervaring: ‘De er-
ik het vervelend als er over mijn schou-
varing met de begeleiding van dat kind
der meegekeken wordt door de begelei-
maakt me onzeker: ik vind het thera-
der of een van de ouders. Vroeger keek
peutisch werken toch al lastig. Ik bereid
mijn moeder ook zo streng als ik na mijn
me erg goed voor, maar dan blijken er
huiswerk wat anders ging doen (“heb je
zo veel dingen te zijn waarop je moet
echt je huiswerk af?”).’
letten, dat dat eigenlijk de onzekerheid
Aspecten onderliggend aan de inbreng
niet verkleint. Ik ga me dus erg op mijn
en belangrijk om te onderzoeken: con-
handelen concentreren. Bovendien
tact maken, omgaan met onzekerheid,
vind ik het lastig om met kinderen om
geobserveerd worden, omgaan met be-
te gaan: een vlot babbeltje over school,
oordelen, functioneren met collega’s.
zoals mijn collega’s zo gemakkelijk
Kader 1.9
Problematiseren van een ervaring
Intervisie: context en concept
21
Generaliseren Bij generaliseren probeer je de betekenis van de ervaring uit te breiden naar andere werk- en beroepssituaties. Je probeert patronen in je eigen gedrag te zien en te benoemen. Zo kun je adviezen die je krijgt met betrekking tot een situatie generaliseren naar andere situaties. Generaliseren betekent ook dat je het verband ziet tussen je persoonlijke kwaliteiten en het beroep én de specifieke werksituatie waarin je verkeert (zie kader 1.10).
Kader 1.10
Generaliseren van een ervaring Een student beschrijft hoe hij een stage-
heeft voorbereid, of in de taakgroep
ervaring generaliseert naar andere
wanneer mijn studiegenoten geen zin
situaties: ‘Ik heb ontdekt dat wanneer
hebben. Ik realiseer me dus Wat ik me
een cliënt niet zo gemotiveerd is voor de
erg verantwoordelijk voel voor iets wat
groepsbehandeling, ik me meer ga in-
een gezamenlijke klus zou moeten zijn.
spannen, dat ik harder ga werken tijdens
Voor een goede beroepsuitoefening is
de behandeling. Ik doe dit omdat ik an-
het nodig dat ik de verantwoordelijk-
ders het gevoel heb dat er niet genoeg
heid daar kan laten waar deze thuis-
resultaat behaald zal worden. Ik reali-
hoort. Ik wil me dus verder ontwikkelen
seer me nu dat ik dat ook op school doe
op dit punt.’
wanneer mijn tutorgroep zich niet goed
Experimenteren Na de bewustwording van je gedrag in bepaalde situaties, is het mogelijk dat je concludeert dat ander gedrag nodig is (zie kader 1.11). Nu je geanalyseerd hebt hoe gedrag tot stand is gekomen, kun je een opzet of plan maken hoe je anders kunt handelen in een vergelijkbare situatie. Je neemt je dus voor anders te denken, voelen, willen of handelen in een situatie. Het daadwerkelijk uitproberen van nieuw gedrag is experimenteren. Dit uitproberen kan plaatsvinden op de werkplek, maar ook tijdens de intervisiebijeenkomsten.
22
Intervisie leren
Hoe kom je tot nieuw gedrag? eind van een reflectieverslag dat han-
een intervisie vaststelt dat hij zijn ge-
delde over mijn bijdragen in een inter-
drag moet aanpassen: ‘Ik heb bemerkt
visiebijeenkomst. Ik sluit deze conclusie
dat ik bij intervisie de inbreng van de
af met een voornemen: de volgende
ander op mezelf probeer te betrekken,
intervisiebijeenkomst ga ik me meer
in de zin van: hoe zou ik dat doen in die
richten op de persoon van de inbrenger
situatie? De adviezen die ik aan de in-
en de manier waarop deze vertelt over
brenger geef, zijn dan ook adviezen die
zijn inbreng. Ik neem me voor om bij een
goed bij mijn werkstijl of leerstijl pas-
advies aan te sluiten bij de behoeften en
sen, maar niet noodzakelijkerwijs goed
stijl van de inbrenger en daarmee meer
aansluiten bij die van de inbrenger.
een advies “op maat” te geven.’ Kader 1.11
Een student beschrijft hoe hij tijdens
Deze conclusie heb ik getrokken aan het
Advies geven/ontvangen Bij bijna alle intervisiemethodes is een van de laatste fasen het geven van een advies aan de inbrenger. Na het analyseren van de inbreng geeft de groep aan de inbrenger tips hoe hij beter kan omgaan met de ingebrachte situatie. Het is belangrijk dat de inbrenger adviezen ontvangt die goed aansluiten bij de definiëring van de inbreng en de persoon van de inbrenger. De inbrenger zelf stelt zich open voor de adviezen van zijn groepsgenoten, neemt ze serieus en overweegt of ze bruikbaar zijn om met ander gedrag te experimenteren (zie kader 1.12).
Een student beschrijft hoe hij tijdens de
goed aansluit bij pubers dan ik altijd
intervisie het advies krijgt dat hij zijn
dacht. Ik heb altijd graag met pubers
gedrag moet aanpassen: ‘Ik krijg het
willen werken, maar nu ik stage loop
advies in het werken met pubers niet de
blijkt dat ik niet altijd de juiste toon tref.
machtsstrijd aan te gaan als mijn cliënt
Uit de voorbeelden die mijn groeps-
iets anders wil dan ik, maar eerst het ge-
genoten gaven, bleek wel dat zij meer
sprek hierover aan te gaan, in plaats van
succes boeken met “onwillige cliënten”
mijn behandeling door te zetten. Ik vind
dan ik, en zo neem ik me toch voor de
het best wel moeilijk om dit te horen,
volgende stagedag anders te reageren
omdat uit de probleemdefiniëring wel
wanneer een puber niet zo’n zin heeft
bleek dat ik met mijn gedrag minder
aan een behandeling.’
Kader 1.12
Advies ontvangen
Intervisie: context en concept
1.4.2 Algemene vaardigheden Naast reflectievaardigheden moet je beschikken over de volgende algemene vaardigheden: luisteren, feedback geven en ontvangen, en samenwerken. Luisteren Luisteren is zonder enige twijfel de belangrijkste vaardigheid bij alle soorten gesprekken; horen wat er gezegd wordt en soms ook horen wat er tussen de woorden doorklinkt. Luisteren is een onmisbare vaardigheid voor iedereen die deelneemt aan intervisie. Om te kunnen begrijpen wat de ander bezighoudt, is het van belang dat je goed kunt luisteren. ‘Wat zegt de ander eigenlijk?’ is een vraag die je je kunt stellen wanneer een medestudent zijn inbreng vertelt. Luisteren is een houding waarbij je ruimte schept voor een ander, waarbij de ander vertrouwen en veiligheid wordt geboden om zijn inbreng te vertellen. Feedback geven en ontvangen Feedback geven betekent dat je van anderen hoort hoe zij jouw gedrag hebben waargenomen, ervaren en begrepen en welke effecten dat gedrag op hen heeft. In het gewone leven krijg je die informatie vaak terloops of indirect. Je moet dan maar uit iemands blik of manier van reageren afleiden hoe hij jouw gedrag ervaart. In een leersituatie, zoals intervisie, is het belangrijk dat je op een goede manier feedback krijgt of feedback aan anderen geeft. Zo maak je het voor elkaar mogelijk om veel te leren van je eigen gedrag of dat van anderen. In de literatuur zijn er veel bronnen te vinden waarin je de regels voor het geven en ontvangen van feedback kunt vinden (zie bijlage 1). Het is belangrijk dat je weet hoe je feedback moet geven. Tijdens de bijeenkomsten kan het voorkomen dat je het gedrag van een intervisiegenoot wilt benoemen of bespreken door feedback (positief dan wel negatief) te geven. In sommige intervisiemethodes is feedback geven een onderdeel van de methode, bijvoorbeeld in de Balintmethode (zie paragraaf 3.6). Na de bijeenkomst kun je ook feedback op elkaars verslagen geven. Samenwerken Samenwerken in de intervisie bestaat uit een groot aantal aspecten. Samen met je intervisiegroep en je begeleider streef je ernaar tegelijkertijd reflectievaardigheden te leren onderscheiden en toe te passen, zodat er een zinvolle, leerzame bijeenkomst ontstaat.
23
24
Intervisie leren
De volgende onderdelen zijn essentieel voor een goede samenwerking in de intervisiegroep: • open leerhouding; • betrokkenheid op het doel en op elkaar; • actieve participatie om tot een goede, veilige sfeer in de groep te komen en een goed leerklimaat te laten ontstaan; • niet alleen reageren, maar ook initiatief nemen; • je verantwoordelijkheid voelen als groepslid voor het groepsproces; • open communicatie; • goed omgaan met feedback (zowel geven als ontvangen); • houden aan afspraken; • vertrouwelijkheid (geheimhoudingsplicht). 1.5
Groep
Kenmerkend voor het huidige onderwijs is dat je als student je toekomstig beroep zo veel mogelijk leert in groepen. Het samen met andere studenten werken aan kennis, vaardigheden en houding heeft in een groep een grote meerwaarde. Dikwijls is het alleen in een groep mogelijk om de samenhang tussen kennis, vaardigheden en houding te leren. Zo is het ook met intervisie (zie kader 1.13).
Een student beschrijft de meerwaarde
mezelf als andere mensen om me heen.
van een bespreking in een groep: ‘Ik heb
Ik heb door het bespreken in de groep
geleerd dat het opkroppen van frustra-
geleerd dat ik het nodig heb om open en
ties en ergernissen veel energie vraagt,
eerlijk te zijn over mijn gedachten en ge-
wat tot gevolg heeft dat ik prikkelbaar
voelens en deze zo nodig te bespreken
ben en mijn professionele handelen
met mijn directe collega’s. Dit is voor
erdoor laat beïnvloeden. Dat is niet
mij een leerdoel waaraan ik in en buiten
professioneel en niet prettig voor zowel
intervisie ga werken.’
Kader 1.13
Voordeel van intervisie in een groep
In de intervisiegroep maak je ook gebruik van wat je al leerde in andere groepen. Denk hierbij aan omgaan met afspraken, verdelen van taken, feedback geven en ontvangen, elkaar ondersteunen en het open en kwetsbaar opstellen. Naast het werken aan je individuele leerdoelen werk je met je medestudenten aan het groepsproces.
Intervisie: context en concept
Een essentiële voorwaarde voor intervisie is dat de deelnemers gelijken zijn. Daaraan voldoen studenten die eenzelfde studie volgen en dezelfde werkzaamheden verrichten, bijvoorbeeld het volgen van een stage. Tijdens een intervisietraject doorloopt de intervisiegroep verschillende ontwikkelingsfasen. Als je start met de groep heb je vooral aandacht voor kennismaking en het je eigen maken van verschillende methoden. In de loop van het traject verschuift de aandacht meer naar het bewerken van de inbreng en het groepsproces. Aan het einde van het traject komen de evaluatie, beoordeling en het vervolg aan de orde. Meestal worden door de opleiding de intervisiegroepen samengesteld, maar soms mag je zelf voorstellen doen voor de samenstelling van een groep. Voor intervisie is de ideale groepsgrootte zeven studenten met een minimum van vijf en een maximum van acht. Wanneer je uitgaat van een groep van zeven studenten, is er een goede balans tussen het werken aan je individuele leerdoelen en het leren in samenwerking met je medestudenten uit de groep. De diversiteit in inbreng en adviezen, oplossingen is hiermee gewaarborgd. Heb je een groep met minder dan vijf deelnemers, dan is er te weinig interactie en dynamiek die juist voor intervisie noodzakelijk is. De groep is dan ook te kwetsbaar. Bij uitval van een of meerdere studenten komt de doelstelling van intervisie in de knel. Wanneer je groep uit meer dan acht personen bestaat, vraagt het groepsproces te veel aandacht en is er te weinig ruimte voor je individuele inbreng en het realiseren van individuele leerdoelen. Let bij de samenstelling van je intervisiegroep op de volgende punten: • Zitten alle deelnemers in dezelfde fase van de opleiding? De intervisie kan bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een korte of langere stage. Intervisie met studenten die dezelfde soort stage hebben heeft zo zijn voordelen. Het kan de verdieping en herkenning van elkaars inbrengen ten goede komen. • Hoe is de onderlinge relatie tussen studenten? In de intervisiegroep zitten bij voorkeur geen vriendinnen of vrienden van elkaar. Je kent elkaar zo min mogelijk vanuit andere groepen. • Bij voorkeur een evenwichtige verdeling van mannen en vrouwen. • Je hebt niet eerder met elkaar in een intervisiegroep gezeten. 1.6
Begeleiding
Wanneer de intervisie tijdens de opleiding wordt gevolgd, speelt begeleiding een belangrijke rol. De invulling van deze rol en de bijbehorende taak van de begeleider verschilt per opleiding. Dat is ook duidelijk zichtbaar in de verschil-
25
26
Intervisie leren
lende benamingen voor deze functie: coaches, docenten, intervisiedocenten, teamleiders of intervisoren. In dit boek noemen we degene die de intervisie begeleidt vanuit de opleiding de begeleider. Begeleiders zijn meestal docenten die naast andere taken binnen de opleiding de intervisiegroepen begeleiden. Soms zijn dat de vakdocenten van de opleiding, soms docenten met een specifieke opleiding voor het begeleiden van onder andere intervisiegroepen. Deze laatste groep heeft een opleiding in professionele begeleiding, zoals coaching of supervisie. Welke docent de intervisiegroepen begeleidt, hangt nauw samen met het beleid van de opleiding. Er zijn opleidingen waar het accent op de oplossingsgerichte component van intervisie ligt. Deze opleidingen kiezen vaak ervoor vakdocenten in te zetten voor de begeleiding. Deze zijn immers ‘deskundige’ in het vak. Terwijl opleidingen die een bredere invulling geven aan intervisie en het accent meer leggen op het leren reflecteren en ontwikkelen van professioneel gedrag vaak kiezen voor professionele begeleiders, zoals supervisoren. Uiteraard geldt voor beide groepen dat de begeleiders weten wat intervisie inhoudt. Daarnaast zijn ze in staat het reflecterend leren in een intervisiegroep te stimuleren en te bevorderen. De rol en taak van de begeleiders verschilt per intervisiegroep. Je kunt drie niveaus van intervisiegroepen onderscheiden met daaraan gekoppeld verschillende vormen van begeleiding: beginnende, gevorderde en onbegeleide intervisiegroepen. Het is de bedoeling dat de onbegeleide groepen uiteindelijk zelfstandig intervisiebijeenkomsten kunnen houden. Beginnende intervisiegroepen In de beginnende intervisiegroepen gaat het vooral erom dat je als student wordt begeleid in het je eigen maken van wat intervisie inhoudt en het leren werken met de verschillende methoden. Het leren uitvoeren van intervisie is dan het doel van de bijeenkomsten. De begeleiding wordt daarop afgestemd. Begeleiders zijn bij de intervisiebijeenkomsten aanwezig en vervullen de rol van voorzitter. De begeleider leidt de intervisiebijeenkomsten. Hij vervult de rol van voorzitter en heeft specifiek aandacht voor het bewaken van de gemaakte afspraken en het volgen van de intervisiemethoden. Uiteraard heeft hij ook oog voor de samenwerking. Hij stimuleert een actieve participatie van alle studenten van zijn groep en creëert een veilige leeromgeving waarin studenten open durven zijn over wat ze bezighoudt. De begeleider kan taken delegeren, bijvoorbeeld het bewaken van de verschillende fasen in de methode, of het feedback geven op het soort vragen die worden gesteld. In de loop van een intervisietraject besteedt de begeleider boven-
Intervisie: context en concept
dien expliciet aandacht aan het realiseren van de individuele leerdoelen van de studenten. Gevorderde intervisiegroepen De gevorderde intervisiegroepen organiseren de inhoud van de intervisiebijeenkomst zo veel mogelijk zelf. Deelnemers maken afspraken over inbreng, reflectieverslagen en keuze van methoden. Per toerbeurt nemen de deelnemers de rol van voorzitter op zich. Zo leer en ervaar je als student wat de positie en de taak van voorzitter inhoudt. De begeleider heeft steeds specifiek aandacht voor dit doel en stimuleert de ontwikkeling van reflectie en algemene vaardigheden bij de studenten. De begeleider is steeds aanwezig bij de intervisiebijeenkomsten. Hij stuurt de leerprocessen van alle deelnemers aan en houdt zicht op zowel de inhoud als het proces. Aan het einde van een bijeenkomst kan hij feedback geven aan de deelnemers, maar kan ook zelf feedback ontvangen van de deelnemers. Onbegeleide intervisiebijeenkomsten Aan het einde van de opleiding ben je als student in staat met andere professionals volledig zelfstandig intervisiebijeenkomsten te organiseren en hieraan deel te nemen. Je spreekt dan van onbegeleide intervisie. Dat betekent dat de begeleider alleen nog op afstand aanwezig is en voor de groep op consultbasis beschikbaar is. De begeleider leest wel de reflectieverslagen, bijvoorbeeld via intranet, en blijft zo op de hoogte van het leerproces van de studenten. De begeleider kan indien nodig feedback geven op het functioneren van de groep. De groep functioneert dus nagenoeg zelfstandig, net zoals later in de praktijk. Niet alle opleidingen maken een duidelijk onderscheid in begeleiding. Wel is aan elke intervisiegroep op de een of andere manier een begeleider verbonden. Dit hangt nauw samen met je beoordeling. Beoordelen kan alleen door begeleiders (docenten). Hoe zij tot hun beoordeling komen, verschilt per opleiding. Leden van de intervisiegroep kunnen hierin een rol spelen (zie paragraaf 1.8). 1.7
Inbreng
Een van de belangrijkste onderdelen van intervisie is het verwoorden van een inbreng. Als het over inbreng gaat, wordt in veel boeken ook gesproken over werkproblemen. In dit boek wordt uitgegaan van een brede invulling van de
27
28
Intervisie leren
inbreng. In je intervisiegroep kun je niet alleen problemen met je studie of je stage inbrengen, maar ook vragen bespreken die bij je opkomen. Vragen over jezelf of over je toekomstige beroep. In de intervisiegroep zoek je gestructureerd naar antwoorden op deze vragen. Ook kan het zijn dat je een ervaring wilt delen of feedback wilt op hoe je iets hebt gedaan. Inbreng is meer dan alleen werkproblemen. Door aan intervisie deel te nemen leer je aandacht te krijgen voor ervaringen die je opdoet. Je leert een eerste signaal van een mogelijke inbreng te herkennen en serieus te nemen. Een signaal kan zijn een gevoelssignaal, iets wat je als betekenisvol of waardevol ervaart (zie kader 1.14). Het kan ook iets zijn waarvan je wat kunt leren, een leerdoel dat je hebt geformuleerd. Dit signaal kan je bezighouden en tot een ervaring leiden die je gaat inbrengen.
Joris heeft komende vrijdag intervisie
ik durf niet’. Het waren situaties waarin
en bedenkt wat hij in wil inbrengen in
hij in een grote groep iets wilde zeggen,
de bijeenkomst. Hij gaat terug in zijn
maar uiteindelijk niet durfde. Hij kan nu
gedachten naar de afgelopen week. Hij
het gevoel terughalen wat hij toen had.
herinnert zich een aantal momenten
Hij besluit deze situatie in de groep in te
waarin hij dacht ‘hé, wat gebeurt er nu,
brengen.
Kader 1.14
Inbreng
Je inbreng moet aan de volgende voorwaarden voldoen: • je inbreng is van jezelf, het gaat om wat jou bezighoudt, jouw ervaring, jouw probleem of jouw vraag; • je inbreng is actueel; • je inbreng is nog niet opgelost; • je inbreng is gekoppeld aan leerdoelen. In de groep maak je afspraken over de inbreng. Je kunt werken volgens een rooster of je maakt per keer een keuze uit de ingebrachte inbrengen (fase 1 van elke intervisiemethode). Met het oog op je beoordeling is het van belang dat alle deelnemers één keer aan de beurt komen. In paragraaf 2.1 vind je oefeningen voor het vinden van een inbreng. Toch kan het moeilijk blijven om een inbreng te verwoorden. Dit kan met de samenstelling van je groep te maken hebben. Je kunt je in de groep onveilig voelen, omdat je met allemaal onbekenden in een groep bent geplaatst. Het kan ook zijn dat je het nog niet aandurft open te zijn over waarmee je zit of wat je bezighoudt, omdat je slechte ervaringen hebt opgedaan in andere groepen. Het
Intervisie: context en concept
29
is belangrijk dat je ook dit soort ervaringen in een eerste bijeenkomst bespreekbaar maakt. In de wandelgangen circuleren vaak spookverhalen over wat in een intervisie aan de orde moet komen. Soms wordt het hebben van een inbreng geassocieerd met het hebben van problemen, terwijl je studie lekker gaat en ook tijdens je stage alles op rolletjes loopt. Wanneer het hebben van een inbreng wordt gekoppeld aan problemen, levert deze eerste fase van de intervisie druk op en roept weerstand op. Bedenk dat een inbreng ook kan gaan over een succeservaring en welke aspecten in die ervaring tot het succes hebben geleid.
Kader 1.15
Bijhouden van een dagboek Ferrie is vierdejaars student. Hij heeft
houden. Hij maakt een schema met zijn
zijn derdejaarsstage niet gehaald en
leerdoelen en neemt zich voor elke dag
moet daarom een verlengde stage lopen
aan het einde van de dag op te schrijven
van één dag per week. Binnenkort is hij
hoe hij aan die leerdoelen heeft ge-
aan de beurt voor een inbreng in zijn in-
werkt. Na een week komt hij erachter dat
tervisiegroep. Hij heeft geen idee wat hij
hij het moeilijk vindt met zijn leerdoelen
zal inbrengen. Het loopt allemaal wel en
te werken. Ze zijn te vaag en niet con-
van zijn stagebegeleider krijgt hij geen
creet genoeg. Dat wordt zijn inbreng.
kritiek. Hij besluit om een dagboek bij te
Op het moment dat alle leden van de intervisiegroep een inbreng hebben, kan een inventarisatieronde worden gemaakt. Hierin wordt in een paar woorden samengevat wat je inbreng omvat en wat je hulpvraag is, bijvoorbeeld een advies, analyse of je wilt eigen oplossingen toetsen. Soms is het moeilijk om beknopt weer te geven wat je bezighoudt. In dat geval kunnen je medestudenten helpen door aan te geven wat de kern van de inbreng is. Het is belangrijk om duidelijk te hebben wat je inbreng is en wat je van de groep vraagt. De kans wordt hierdoor groter dat wanneer je inbreng verder wordt besproken volgens een intervisiemethode, het jou als inbrenger wat oplevert. 1.8
Beoordelen van intervisie en het portfolio
Aan het eind van een intervisietraject wil je vaststellen of je aan het vereiste niveau voor intervisie voldoet. Dat betekent dat er een vorm van toetsing is die ook een beoordelend karakter heeft. Er kleven bezwaren aan het toetsen van intervisie. Zowel van de kant van de
30
Intervisie leren
studenten als van de begeleiders kan er een spanningsveld ervaren worden. Een spanningsveld dat tot stand komt doordat je je als student enerzijds openstelt en ervaringen expliciteert en analyseert en anderzijds wordt beoordeeld. Daardoor loop je het risico dat je je niet meer openstelt of wenselijk gedrag gaat vertonen en daarmee trucs laat zien in plaats van bekwaamheid. Door een manier van beoordelen te kiezen die zich richt op het toetsen en beoordelen van reflectie- en algemene vaardigheden kun je aan dit bezwaar tegemoetkomen. De reflectie- en algemene vaardigheden kunnen worden beoordeeld in je leerverslag. Dit leerverslag vormt een onderdeel van je portfolio. Je schrijft een leerverslag na afloop van een intervisietraject. In het leerverslag reflecteer je over je persoonlijk ontwikkelingsproces aan de hand van je leerdoelen, je geschreven reflectieverslagen en op basis van je participatie tijdens de intervisiebijeenkomsten. Dat betekent dat je in staat bent je eigen gedrag of je eigen situatie te verwoorden, te analyseren en te beargumenteren. Het leerverslag vormt een onderdeel van je portfolio en maakt je ontwikkelingsproces over een bepaalde periode zichtbaar. Het is belangrijk dat inzichtelijk wordt op welke manier je aan bepaalde vaardigheden gewerkt hebt en wat het resultaat daarvan is. Een leerverslag kan de volgende onderdelen omvatten: • Hoe heb je in deze intervisieperiode aan de algemene en reflectievaardigheden gewerkt en wat heeft dat opgeleverd? Je bespreekt de vaardigheden (zie criterialijst in bijlage 1) en toont aan in welke mate je deze beheerst. Dat kun je doen door voorbeelden te geven (uit de bijeenkomsten, uit de stage), te citeren uit reflectieverslagen, feedback van groepsgenoten aan te halen enzovoort. Motiveer en verantwoord dus jouw ontwikkeling van de reflectievaardigheden. • Wat heb je geleerd over jezelf en je (toekomstig) professioneel handelen? Trek conclusies op basis van je inbreng en de zaken die je onderzocht hebt in je reflectieverslagen. Onderbouw deze conclusies. • Welke adviezen die je ontvangen hebt over je inbreng heb je uitgevoerd en waarom? Wat was het resultaat? • Wat is je aandeel geweest in het groepsproces en wat heb jij van je medestudenten en de docent geleerd? Benoem concreet je handelen en onderzoek dit kritisch. Benoem ook concreet gedrag van je groepsgenoten en beschrijf hoe jou dat heeft beïnvloed en wat je ervan hebt geleerd. • Hoe heb je geoefend met je leerdoelen? Welke resultaten heeft het uitvoeren van de actieplannen opgeleverd? Je kunt je leerverslag uitbreiden met een zelf-assessment. Je vult dan zelf een beoordelingsformulier in en voegt dit toe aan je portfolio. Dit vormt samen
Intervisie: context en concept
met de beoordeling door je begeleider het uitgangspunt voor je eindgesprek. Je begeleider kan ook in samenspraak met de intervisiegroep kiezen voor een co-assessment. Je beoordeelt dan de leerverslagen van elkaar en voegt de beoordelingen van je medestudenten toe aan je eindverslag. In dit geval vindt de beoordeling tijdens een groepsbijeenkomst plaats. Maar de begeleider bepaalt altijd de uiteindelijke beoordeling. In bijlage 2 is een voorbeeld van een beoordelingsformulier opgenomen. Dit beoordelingsformulier is gebaseerd op de reflectievaardigheden en algemene vaardigheden. Het beoordelingsformulier is uit twee delen opgebouwd: tijdens de bijeenkomsten en in het leerverslag. Er zijn meerdere manieren om tot een beoordeling te komen. De begeleider beoordeelt alle leerverslagen van de deelnemende studenten. Meestal bepaalt de begeleider de vorm van de beoordeling: individueel of in de groep. Daarnaast is er soms de mogelijkheid om samen met je begeleider ervoor te kiezen om de beoordeling te baseren op een van de volgende beschreven mogelijkheden: • de getoonde vaardigheden tijdens de bijeenkomsten in combinatie met een beoordeling van het leerverslag; • een beoordeling van het leerverslag; • een beoordeling op basis van getoond gedrag tijdens de bijeenkomsten. 1.9
Vertrouwelijkheid
Open zijn over wat je denkt, voelt en doet (professioneel handelen) is een voorwaarde voor het leren van en met elkaar in een intervisiegroep. Dat openstellen wordt nogal eens gekoppeld aan de angst over wat anderen met jouw gegevens zullen gaan doen. Het kan zover gaan dat je wenselijk gedrag gaat vertonen om een goede beoordeling te krijgen (zie kader 1.16). Dit staat haaks op het leren. Je kunt pas leren als je open bent over wat je dacht, voelde en deed. Het maken van afspraken over het omgaan met informatie kan hierbij helpen. Het bevordert het klimaat, de veiligheid, binnen de groep. Een voorwaarde voor het optimaal kunnen werken en leren in een intervisiegroep is dat datgene wat besproken wordt vertrouwelijk door de deelnemers van de intervisiegroep wordt behandeld. Dit betekent dat elke deelnemer ervan kan uitgaan dat er niets van hem naar buiten wordt gebracht. Met je groep maak je hierover bij de start van elk traject duidelijke afspraken. De leden van de groep zijn hierop aanspreekbaar. Mocht blijken dat informatie over wat er binnen je groep gebeurt toch wordt doorverteld aan anderen, dan is dat een bespreekpunt voor de intervisiebijeenkomst. In de beoordeling van een intervi-
31
32
Intervisie leren
Wil heeft gemerkt dat ze in haar stage
veel aan de bespreking heeft gehad en
erg onzeker is als ze met een groep
de adviezen gaat gebruiken. Ook zegt
ouderen werkt. In groepen ouderen
ze dat ze het met haar collega’s heeft
blokkeert ze vaak. Ze heeft het in de
besproken. Maar nog steeds schrijft ze
intervisiegroep ingebracht. Ze heeft
niet over wat haar echt bezighoudt. Ze
haar onzekerheid en blokkades niet in-
is bang dat de groep denkt dat ze het
gebracht, maar verpakt in onzekerheid
niet goed doet en van de begeleider een
over het programma met de groep. In
negatieve beoordeling krijgt.
haar reflectieverslag schrijft ze dat ze
Kader 1.16
Wenselijk gedrag
sietraject kan ook hiermee rekening worden gehouden (zie bijlage 2: criterium 14). Omgaan met vertrouwelijke informatie uit je intervisiegroep heeft een duidelijke parallel met hoe je als professional omgaat met gegevens van cliënten. Een cliënt moet erop kunnen vertrouwen dat je met zijn gegevens zorgvuldig omgaat. Vertrouwelijkheid geldt ook voor begeleiders. Je moet er als student op kunnen rekenen dat begeleiders niet met andere docenten informatie uitwisselen. Als een begeleider dat nodig acht, dan kan dat alleen na overleg en met toestemming van jou als student. Vertrouwelijk en geheimhouding kunnen op gespannen voet staan met de mogelijkheden van intranet en het gebruik van een (elektronisch) portfolio. Elke opleiding beschikt tegenwoordig over een eigen intranet, waarop elke student en docent met een toegangscode kan inloggen om informatie in te zien of informatie met medestudenten en docenten uit te wisselen. Ook voor intervisie kun je gebruikmaken van intranet. Via intranet kunnen je leerdoelen, je verslagen, tips en adviezen bij voorkeur op groepsniveau worden uitgewisseld. De toegang tot je groep kan vooraf worden geregeld en worden beperkt tot de leden van je groep, inclusief je begeleider. Daarmee is voor zover mogelijk je privacy gewaarborgd. Hetzelfde geldt voor het portfolio. In toenemende mate wordt binnen opleidingen gewerkt met een (elektronisch) portfolio. Wie inzage in het portfolio heeft, is niet altijd duidelijk. Meestal is het portfolio in te zien door meerdere personen binnen de opleiding. Ter bescherming van de privacy kunnen ten aanzien van de inhoud van de intervisie afspraken worden gemaakt. Reflectieverslagen horen niet in het portfolio. Reflectieverslagen zijn een weergave van je persoonlijk leerproces. Je leerverslag hoort wel in het portfolio, want dit verslag is de weergave van het resultaat van je leren.