GELETTERDHEID VERHOGEN Doelstellingen voor een strategisch plan geletterdheid van de Vlaamse Gemeenschap
Onderwijs, opleiding en dualisering Ondanks alle inspanningen voor democratisering van het onderwijs en de toename van opleidingsaanbod voor laaggeschoolden, blijft de Vlaamse Gemeenschap geconfronteerd met een probleem van laaggeschooldheid en laaggeletterdheid. Globaal beschouwd is de scholingsgraad van de volwassen Vlaamse bevolking immers eerder laag vergeleken met deze in andere geïndustrialiseerde landen. Slechts de helft van de Vlaamse bevolking heeft minimaal een diploma van hoger secundair onderwijs. Vooral de oudere generaties zijn overwegend laaggeschoold. Bij de jongere generaties is er duidelijk sprake van een inhaalbeweging, die sterker is dan in vele andere landen. Uit prognoses van de OESO blijkt dat het aandeel van personen tussen de 25 en de 64 jaar die een diploma hoger secundair onderwijs hebben, voor België 64 % zal bedragen in 2005 en 70 % in 2015. De voortdurende verhoging van het competentieniveau dat in de kennismaatschappij noodzakelijk is om economisch, sociaal en cultureel succesvol te zijn, zorgt er ondanks de stijgende scholingsgraad voor dat vrij grote aantallen burgers zich onder dit minimale kwalificatieniveau bevinden. De kloof tussen hoger- en laaggeschoolden is een kritische factor in het maatschappelijk dualiseringsproces. Vlaanderen scoort inzake functionele basisvaardigheden bij de volwassen bevolking evenwel hoger dan zou kunnen verwacht worden op basis van loutere scholingsgraadstatistieken. Anderzijds blijkt het probleem van personen met erg lage functionele basisvaardigheden in Vlaanderen ernstiger dan in onze buurlanden: niet minder dan ca. 15-18% van de Vlaamse volwassenen bezit veel te lage basiscompetenties inzake taal en rekenen om zich adequaat te handhaven in een moderne samenleving1. De nauwe band tussen laaggeschooldheid en werkloosheid is bekend. Er is een aanhoudend proces van uitstoot van laaggekwalificeerde arbeid uit ondernemingen aan de gang. Vast staat dat de harde kern van de structurele werkloosheid gevormd wordt door laaggeschoolden, die dan nog eens sterker vertegenwoordigd zijn in specifieke risicogroepen zoals migranten, vrouwen en ouderen. Vlaanderen zal ondanks de voortdurend stijgende scholingsgraad ook de komende decennia nog aanzienlijke aantallen laaggeschoolden hebben die in de kennismaatschappij steeds geringere kansen hebben op werkzekerheid en sociale integratie. Door aanvullende of compensatorische opleiding en vorming (basiseducatie) kan het risico om door laaggeschooldheid in een spiraal van marginalisering terecht te komen, gemilderd worden.
Naar een adequate probleemdefinitie Geletterdheid wordt nog te veel geïnterpreteerd als het kunnen lezen en schrijven, als een technische vaardigheid die men al dan niet beheerst. Deze perceptie is weinig adequaat en doet tekort aan de vele facetten van geletterdheid en de complexiteit van het begrip. In recente OESO-publicaties2 wordt een probleemomschrijving geïntroduceerd die intussen algemeen aanvaard wordt. Geletterdheid en gecijferdheid worden verbonden met de sociaaleconomische ontwikkeling en de dreigende dualisering. De ontwikkeling van de kennismaatschappij stelt hogere geletterdheideisen. De werkloosheidsgraad en de graad van maatschappelijke participatie zijn sterk verbonden met het geletterdheidniveau van de bevolking. 1 2
OECD, Literacy in the information age: Final report of the international literacy survey. Paris, 2000 OECD. Literacy in the information age: Final report of the international literacy survey. Paris, 2000 doelstellingen plan geletterdheid - 1
Geletterdheid wordt als basisvaardigheid gedefinieerd. Geletterdheid is multidimensioneel en complex. Geletterdheid3 is de vaardigheid om gedrukte en geschreven informatie te gebruiken om te functioneren in de maatschappij, om persoonlijke doelstellingen te bereiken en de persoonlijke kennis en kunde te ontwikkelen. Geletterdheid omvat een scala van bekwaamheden. Deze definitie omschrijft geletterdheid als een brede waaier van informatieverwerkingsvaardigheden in relatie tot geschreven taal, waarop volwassenen een beroep kunnen doen om uiteenlopende taken te vervullen, op het werk, thuis, in het openbaar leven. IALS hanteert een definitie van geletterdheid als een basisvaardigheid inzake informatieverwerking. De onderzoekers4 omschrijven in het strikte geletterdheiddomein drie gebieden, elk met een gemeenschappelijke set bekwaamheden die relevant zijn voor verschillende taken. Prozageletterdheid - de vereiste kennis en vaardigheden om informatie te begrijpen en te gebruiken uit teksten zoals redactionele artikels, nieuwsberichten, gedichten en fictie. Documentgeletterdheid - de vereiste kennis en vaardigheden om informatie te vinden en te gebruiken in diverse opmaken, zoals sollicitatiebrieven, bijsluiters, loonlijsten, transportschema’s, kaarten, tabellen en grafieken. Kwantitatieve geletterdheid - de vereiste kennis en vaardigheid om losse of opeenvolgende rekenkundige bewerkingen uit te voeren, met getallen vermeld op gedrukte materialen, zoals de balans van een chequeboekje opmaken, de prijs bepalen bij het boodschappen doen, een fooi berekenen, een bestelformulier invullen of de hoeveelheid interest bepalen op het leningsbedrag van een reclamebericht. Het gebruik van deze drie parallelle geletterdheidschalen maakt het mogelijk een profiel te schetsen en een vergelijking te maken van de diverse soorten en niveaus van geletterdheid bij volwassenen en bij subgroepen. De schalen helpen om de complexiteit van geletterdheid te begrijpen. Het laagste niveau van geletterdheid wordt ook het alfabetiseringsniveau genoemd. Met een alfabetiseringsniveau wordt een minimaal niveau aangeduid van kennis en vaardigheden waarover een volwassene moet beschikken om maatschappelijk te kunnen functioneren. Tegelijk doet zich een verschuiving voor van het strikte enkelvoudig geletterdheidconcept naar meervoudige geletterdheden; multimediale en digitale geletterdheid winnen aan belang.
Omvang van het geletterdheidprobleem De resultaten van het IALS-onderzoek wijzen een opvallende realiteit aan. Circa 15 à 18% van de Vlaamse volwassenen beschikt over onvoldoende basiscompetenties inzake taal en rekenen om zich adequaat te handhaven in een moderne samenleving (level 1). De IALSresultaten wijzen er ook op dat specifieke groepen met een hoger risico inzake geletterdheid geconfronteerd worden: laaggeschoolden zonder diploma secundair onderwijs, ouderen, vrouwen, werklozen en laaggeletterde werkenden.
3
In deze notitie wordt de term geletterdheid in zijn brede betekenis gebruikt; geletterdheid moet gelezen worden in de betekenis van geletterdheid èn gecijferdheid en gerelateerd aan een brede invulling van life skills met inbegrip van basisvaardigheden computergebruik en nieuwe vaardigheidsgebieden als vermogen tot samenwerken en problem-solving. 4 IALS. International adult literacy survey. Statistics Canada. 1994-1998. Zie ook Van Damme D. Hoe geletterd/gecijferd is Vlaanderen. Leuven. 1997. doelstellingen plan geletterdheid - 2
Ook het PISA-onderzoek levert relevante informatie over de omvang van het geletterdheidprobleem. Hoewel op internationaal vlak Vlaanderen globaal heel hoog scoort op het vlak van lees- en schrijfvaardigheid, blijkt bij nadere analyse van de gegevens dat zich bij bepaalde groepen een reëel probleem van geletterdheid en gecijferdheid stelt. 31% van de ASOleerlingen presteert op het hoogste niveau van leesvaardigheid, terwijl slechts 5 % van de leerlingen in TSO en BSO dit niveau bereikt. Een derde van de BSO-leerlingen presteert op het laagste vaardigheidsniveau of eronder.5 De arbeidsmarkt doet opvallend beroep op geletterdheid in alle facetten. Bijna de helft van de respondenten in de IALS-studie stellen dagelijks geconfronteerd te worden met korte teksten. Rekentaken scoren in de top vijf van activiteiten waarmee men dagelijks geconfronteerd wordt. Rekentaken maken in Vlaanderen een substantieel deel uit van het takenpakket op de werkvloer. 42 % van de Vlaamse werklozen scoren nochtans op het laagste vaardigheidsniveau (kwantitatieve schaal). Dat is opvallend hoger dan de omliggende landen (Duitsland 10 %, Nederland 18 %, Groot-Brittannië 33 %). De relatie tussen laaggeletterdheid en werkloosheid is bepaald zorgwekkend. Werk Het IALS-onderzoek onderstreept dat taal- en rekenvaardigheden een voorwaarde zijn voor culturele, sociale en politieke participatie. Een laag niveau van vaardigheden is sterk verbonden met de economische kansen voor het individu; in extreme vorm leidt het tot uitsluiting uit de arbeidsmarkt. Natuurlijk hebben veel laaggeletterde volwassenen ook een baan, maar toch enkele voorbeelden uit internationaal onderzoek6 : -
vrouwen met een laag geletterdheidniveau hebben drie maal minder kans dan andere om tussen 23 en 33 jaar een fulltime baan te vinden; mannen met een laag geletterdheidniveau hebben 5 keer minder dan andere een fulltime job tussen 23 en 33 jaar; op een leeftijd van 37 jaar is de kans op werkloosheid bij mannen met een laag niveau van taal en rekenvaardigheid zes keer zo hoog als bij anderen.
Laaggeletterde volwassenen met een betaalde baan hebben veel minder kans dan anderen op allerlei vormen van opleiding of training verbonden met de job. Van de laaggeletterde mannen die tussen 23 en 33 jaar een baan hadden heeft 66 % nooit enige bijkomende opleiding voor het werk (on-the-job) gehad. Bij mannen met een goed geletterdheidniveau ligt dat percentage op 36 %. 78 % van de laaggeletterde vrouwen met een betaalde baan tussen 23 en 33 jaar hebben geen bijkomende opleiding op het werk gekregen. Inkomen Vermits volwassenen met een laag geletterdheid- en gecijferdheidniveau meer geconfronteerd worden met werkloosheidsrisico, zijn ze vanzelfsprekend meer aangewezen op een vervangingsinkomen via de diverse kanalen van de sociale zekerheid. Uit onderzoek in de Verenigde Staten blijkt dat 79 % van de 19 tot 23-jarigen die leven van een sociale uitkering, een geletterdheidniveau heeft beneden het Amerikaans gemiddelde. Van de Britse volwassenen die uitsluitend leven van een sociale uitkering scoort twee derden op de twee laagste geletterdheidniveaus. Het verband tussen lage taal- en rekenvaardigheden en inkomen (of armoede) heeft grote implicaties voor het sociaal beleid. Het verwerven van hoger inkomen door een verbetering van taal- en rekenvaardigheden leidt ertoe dat meer overheidsmiddelen beschikbaar kunnen zijn voor een actief sociaal beleid.
5 6
Vlaamse onderwijsindicatoren in internationaal perspectief. Departement onderwijs. 2002. DfEE. Assembling the fragments: a review of research on adult basic skills. London, 2001 doelstellingen plan geletterdheid - 3
Burgerschap Het belang van kritisch burgerschap is essentieel voor sociale cohesie. Geletterdheid is een essentieel element bij het maken van verantwoorde maatschappelijke keuzes; het is een noodzakelijk onderdeel voor burgerschap en deelname aan het maatschappelijk leven. Brits onderzoek7 toont aan dat laaggeletterde vrouwen en mannen nauwelijks participeren aan gemeenschapsactiviteiten in buurten, scholen, bewonersgroepen of politieke partijen. 3 % van de mannen en 14 % van de vrouwen is ooit publiek actief geweest, tegenover 30 % van de mannen en 47 % van de vrouwen bij de populatie met goede taal- en rekenvaardigheden. Onderzoek toont bovendien het volgende aan: -
Slechts 14 % van de laaggeletterde mannen is politiek geïnteresseerd, tegenover 53 % van de mannen met een goed geletterdheidniveau. 50 % van de laaggeletterde mannen is van mening dat geen enkele politieke partij iets goeds kan doen, tegenover 10 % van de mannen met een goed geletterdheidniveau. Vrouwen met lage rekenvaardigheden gaan drie keer minder stemmen dan vrouwen met goede rekenvaardigheid. 20 % van de volwassenen met een lage geletterdheid zijn niet op de hoogte van actualiteit of belangrijke gebeurtenissen, tegenover 1 % van de volwassenen met een goed geletterdheidniveau.
De beste manier om taal- en rekenvaardigheden op peil te houden of te verbeteren is deelname aan een of andere vorm van volwasseneneducatie. Volgens recente cijfers neemt slechts 6,7% van de Vlamingen tussen 25 en 64 jaar deel aan een of andere opleiding. Vlaanderen zit daarmee een eind onder het Europees gemiddelde van 8,4%8
Praktijken en doelgroepen in de centra voor basiseducatie De participatie van laaggeschoolde volwassenen aan opleidingsaanbod in de centra voor basiseducatie steeg gestaag sinds 1991-1992. In dat schooljaar participeerde 0,22% van de 15 tot 64-jarige bevolking aan de basiseducatie9. In het schooljaar 2000-2001 was de globale deelname gestegen tot 0,65%. De participatie aan onderwijsaanbod Nederlands moedertaal en wiskunde bedraagt evenwel slechts 11,5% van het geheel. De centra voor basiseducatie bereiken jaarlijks 3200 à 3500 cursisten met een het onderwijsaanbod Nederlands moedertaal en 1000 à 1500 cursisten in het wiskundeaanbod.10 Na een aanvankelijke stijging van het aantal ingeschreven cursisten gedurende de eerste jaren na de invoering van het decreet, kan men nu een dreigende stagnatie vaststellen. Dat is verrassend, gelet op de objectieve omvang van het probleem. In sommige centra is het aantal cursisten Nederlands en wiskunde uitermate klein. Bovendien is vastgesteld dat een aanzienlijk percentage cursisten in het onderwijsaanbod Nederlands moedertaal volwassenen zijn van allochtone herkomst. Voor hen is participatie aan alfabetiseringsaanbod of gevorderd onderwijsaanbod Nederlands moedertaal minder aangewezen dan een cursus Nederlands voor anderstaligen (NT2). Over het algemeen treden grote schommelingen op in het cursistenaantal per centrum, zonder dat hiervoor een sluitende verklaring bestaat. Er is geen zichtbaar verband tussen de wervingsacties van centra gericht naar de doelgroep en het aantal nieuwe instromers in het onderwijsaanbod Nederlands of wiskunde
7
DfEE. Assembling the fragments: a review of research on adult basic skills. London, 2001 Terug naar af. Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming, Leuven. 2003 9 Vlaamse onderwijsindicatoren in internationaal perspectief. Departement onderwijs. 2002. 10 Overzicht cursisten Nederlands moedertaal 1991-2002. Rapporten VOCB. 8
doelstellingen plan geletterdheid - 4
Aantal cursisten Nederlands moedertaal 4.000
3.500
3.000
2.500
2.000
1.500
1.000
500
0
90-91
91-92
92-93
93-94
94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
De doelgroepen van Vlaamse herkomst die voor het onderwijsaanbod Nederlands moedertaal en wiskunde door de centra bediend worden zijn zeer divers; het gaat deels om volwassenen met ernstige leerstoornissen, volwassenen met beperkte leermogelijkheden en verstandelijk gehandicapten en functioneel analfabeten. Deze vaststelling wordt ook door bepaalde centra zelf gemaakt.11 De risicogroepen die in het IALS-onderzoek gedetecteerd werden, zijn in het opleidingsaanbod van de centra voor basiseducatie slechts beperkt vertegenwoordigd. Als ze vertegenwoordigd zijn, vallen ze onder de laatstgenoemde groep van 'functioneel analfabeten'. Er is in de centra voor basiseducatie geen strategisch beleid ontwikkeld voor de rekrutering van de IALS level 1-doelgroep. Doelen en structuur van opleidingen in de verschillende centra zijn niet vergelijkbaar en er zijn geen betrouwbare gegevens beschikbaar over de onderwijsresultaten.
Andere actoren Bij andere actoren in de volwasseneneducatie is de aandacht voor geletterdheid gering. Geletterdheid is bijvoorbeeld - volgens een recent afgesloten VIONA-studie - geen aandachtspunt in de werking van de VDAB-beroepsopleiding. Er is geen screening van aspecten van geletterdheid. Als er al aandacht gaat naar geletterdheid stuiten de intenties of inspanningen op dit vlak tegen de objectievendruk. Hierdoor worden inspanningen t.a.v. geletterdheid afgestoten of doorgeschoven naar andere actoren. 12
Tien doelstellingen voor een actieplan Laaggeletterdheid terugdringen is een van de operationele beleidsdoelstellingen in het kader van het levenslang leren.13 Een beleid dat gericht is op een algemene verhoging van geletterdheid doet er goed aan de inzichten uit de IALS studie te integreren in de algemene strategie en de concrete acties. Men moet aansluiting zoeken bij de belangrijke beleidslijnen op Europees niveau (OESO-rapporten, Aanbevelingen Europese Raad Werkgelegenheid, Rapporten Hoge Raad voor de Werkgelegenheid). Het Vlaams beleid wordt ook best gestuurd door de Europese richtsnoeren en indicatoren.14
11
Niet gepubliceerde nota van de Oost-Vlaamse centra voor basiseducatie. I. Vanhoren, J. Kerkhof e.a.; Trajectbenadering voor laaggeletterden in Vlaanderen. Viona, 2003 13 Pact van Vilvoorde – Vlaanderen als lerend trefpunt. 2001 14 Europese Commissie – Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren. Brussel, 2001 12
doelstellingen plan geletterdheid - 5
Bij het uitwerken van gerichte acties moet men erop toezien dat geen nieuwe dramatisering van het geletterdheidprobleem tot stand komt. In de Vlaamse rapporten die n.a.v. het IALS onderzoek afgeleverd werden, wordt hier uitdrukkelijk voor gewaarschuwd. Bovendien bestaat bij verschillende waarnemers in Vlaanderen de indruk dat de exclusieve gerichtheid op de doelgroep die beneden het level 1 functioneert, contraproductief is voor de instroom van nieuwe groepen cursisten in het onderwijsaanbod basiseducatie. In wat verder volgt worden tien doelstellingen geschetst voor een gecoördineerd geletterdheidbeleid. De doelstellingen zijn te beschouwen als de ankerpunten en tegelijk het beleidskader waarbinnen concrete acties geoperationaliseerd moeten worden. Tegelijk worden in deze nota reeds enkele concrete acties vermeld voor de korte termijn. De centrale doelstelling van een strategisch plan geletterdheid is dus het verhogen van het geletterdheidniveau15 van de Vlaamse volwassen bevolking. Het bereiken van een functioneel geletterdheidniveau is een basisvereiste voor iedereen. Op dit ogenblik blijken het vooral de meest kwetsbare groepen te zijn die het meest problemen hebben met het verwerven van functionele lees-, schrijf- en rekenvaardigheden. Minstens 72% van de bevolking dient een functioneel geletterdheidniveau te bezitten tegen 201016.
1. Deelname verhogen en focus op prioritaire doelgroepen De relatief hoge aantallen in level 1 (15 tot 18%) zijn zorgwekkend. Het algemeen doel van het strategisch plan is de participatie van laaggeschoolde volwassenen aan taal- en wiskundeaanbod te verhogen. Voor de komende vijf jaar wordt best gewerkt met concrete doelstellingen over aantallen en doelgroepen. IALS levert argumenten om de educatieve ondersteuning te richten naar de groepen met een hoog geletterdheidrisico: De bijdrage van de basiseducatie in het geheel van het volwassenenonderwijs is er nu veelal op gericht de laagst geschoolden te bereiken met aanbod, gericht op sociale redzaamheid. De beschikbare cijfers in de jaarboeken van het VOCB17 en het materiaal dat via doorlichtingrapporten van de onderwijsinspectie18 beschikbaar is tonen bovendien aan dat het aanbod aan autochtonen weinig intensief is en weinig gevarieerd. Het aanbod is doorgaans ook weinig verankerd in, of gerelateerd aan ander of verder opleidingsaanbod; er is ook relatief weinig differentiatie in functie van het leerperspectief van kandidaat-cursisten. Van een trajectmatige benadering die aansluit op het concept van het levenslang leren is geen sprake. Het concrete en centrale doel is om de participatie van Nederlandstalige laaggeletterden aan opleidingsaanbod taal en wiskunde in de basiseducatie te verhogen. Op basis van nader overleg zal voor eind december 2003 een concreet en haalbaar participatiecijfer vastgesteld worden. De exclusieve focus van het onderwijsaanbod basiseducatie op laagst geletterden moet verruimd worden en er moeten bijzondere en bijkomende inspanningen geleverd worden om de doelgroepen op level 1 uit de IALS-studie te bereiken: laaggeschoolde werkzoekenden, ongekwalificeerde schoolverlaters, senioren en vrouwen.
15
Geletterdheid werd in de International Adult Literacy Survey op positief-functionele wijze gedefinieerd als een manier van volwassen gedrag. Het betreft namelijk de mogelijkheid om gedrukte en geschreven informatie te gebruiken om te functioneren in de maatschappij, om persoonlijke doelstellingen te bereiken en de persoonlijke kennis en kunde te ontwikkelen. 16 Pact van Vilvoorde - Vlaanderen als lerend trefpunt. 2001 17 Jaarboeken basiseducatie (1992-1997) - VOCB 18 Overzichtnota doorlichtingen centra voor basiseducatie 2001-2002 doelstellingen plan geletterdheid - 6
2. Screening risicogroepen De hoge aantallen laaggeletterde werklozen zijn zorgwekkend. Lage geletterdheid staat tewerkstelling in de weg en verklaart mede de hardnekkigheid van de langdurige werkloosheid. De groep van laaggeletterden (level 1) kan tot op heden onvoldoende terecht bij de arbeidsmarktgerichte actoren19. Er zijn meer inspanningen nodig inzake screening, opleiding en vorming voor werklozen. Voor de groep werkloze laaggeletterden moet voorzien worden in systematische screening, verwijzing naar intensieve opleiding en trajectbegeleiding. Screening kan niet gebeuren vanuit een deficitbenadering, maar vanuit een perspectief waarbij de aanwezige geletterdheidvaardigheden gevaloriseerd worden in functie van een verder bemiddelingstraject. Vanuit werkgelegenheid worden ESF-middelen vrijgemaakt voor het indienen van projecten inzake screening van laaggeletterdheid. Promotoren kunnen projecten indienen voor 19 september 2003. De VDAB zal tegen december 2003 een stand van zaken opmaken inzake haar aanpak naar laaggeletterdheid en een voorstel van werkwijze uitwerken waarbij een gefaseerde en meer systematische screening van laaggeletterheid in de trajectwerking wordt voorgesteld. Ook de mogelijkheden van de klassieke tewerkstellings- en werkervaringsprogramma’s om een bijdrage te leveren aan het terugdringen van laaggeletterdheid zullen worden verkend. 3. Partnership met bedrijven, sectorale opleidingsinstanties en vakbonden Geletterdheid is van belang in de werksfeer. De eisen gesteld aan de job bepalen in welke mate werknemers zich in geletterde activiteiten moeten engageren. De IALS-data op dit punt laten zien dat deze mate nogal kan verschillen. Er is nog geen analyse gebeurd van de implicaties die dit heeft op het geletterdheidniveau en of er inderdaad een leereffect is in geletterdheid door de activiteit op de werkvloer zelf. Wel blijkt dat geletterdheidpraktijken in de werksfeer in sterk verschillende mate aanwezig zijn in ongeschoolde of geschoolde arbeid. Het risico bestaat dat geletterdheidpraktijken op de werkvloer de reeds aanwezige tegenstellingen in geletterdheid tussen hoog- en laaggeschoolden eerder versterken dan terugdringen. Het tewerkstellingsbeleid dient aandacht te hebben voor het verbeteren, niet alleen van de directe job-related skills, maar ook van functionele sleutelvaardigheden zoals geletterdheid. De overheid zal samen met de sociale partners onderzoeken hoe ze de aanpak in bedrijven en sectoren naar laaggeletterdheid kan ondersteunen. De mogelijkheden van de bestaande instrumenten, waaronder de sectorconvenants, het hefboomkrediet en de sectorale werking kunnen daarbij mogelijk worden aangewend. In een meer algemene zin kan men er naar streven educatieve stimulansen en uitdagingen te voorzien voor laaggeletterde werknemers. 4. Brede netwerkvorming Een beleid gericht op het verhogen van geletterdheid kan niet volstaan met het inrichten van meer onderwijs alleen. De IALS-studie toont aan dat een grote groep laaggeletterden de lage vaardigheid niet als problematisch ervaart en deelname aan verdere opleiding of onderwijs niet ervaart als een mogelijkheid om de levenskwaliteit te verhogen. Uit onderzoek blijkt dat informele geletterdheidpraktijken van groot belang zijn bij het verwerven, handhaven en ontwikkelen van geletterdheid. Bibliotheken, culturele voorzieningen, media, enz. kunnen hierbij een belangrijke ondersteunende rol spelen, maar de culture of learning moet niet alleen in de institutionele context gestimuleerd worden, maar ook in de dagelijkse omgeving en de leefwereld. Samenwerking met welzijnsorganisaties en doelgroeporganisaties moet gestimuleerd worden.
19
I. Vanhoren, J. Kerkhof e.a.; Trajectbenadering voor laaggeletterden in Vlaanderen. Viona, 2003 doelstellingen plan geletterdheid - 7
De ontwikkeling van een krachtig educatief beleid moet gepaard gaan met het stimuleren van netwerkvorming tussen de aanbieders van taal- en wiskundeopleiding en diverse welzijnorganisaties en het sociaal-cultureel werk. Het opleidingsaanbod moet waar mogelijk ook verankerd worden in andere settings (gevangenissen, leerwerkplaatsen, buurtontwikkelingsprojecten). Voor eind december 2003 zal de overheid een plan van aanpak voorstellen waarin ze haar visie en aanpak van netwerking met andere werkvelden verduidelijkt en de instrumenten expliciteert volgens dewelke ze de netwerkvorming wil operationaliseren. Specifieke aandacht zal gaan naar de organisatie van concrete toeleidingsacties van laaggeletterden naar opleidingen in de basiseducatie, en het organiseren van opleidingen basiseducatie in overleg en samenwerking met het welzijnswerk . 5. Detecteren specifieke behoeften en leermoeilijkheden Verschillende groepen volwassenen hebben om uiteenlopende redenen een laag geletterdheidniveau. Het gaat deels om volwassenen met ernstige leerstoornissen, volwassenen met beperkte leermogelijkheden en verstandelijk gehandicapten. Op basis van nader wetenschappelijk onderzoek moet nagegaan worden in welke mate en onder welke voorwaarden het onderwijsaanbod basiseducatie een bijdrage kan leveren aan het verhogen van het geletterdheidniveau van deze doelgroepen. Voor volwassenen met leermoeilijkheden, beperkte leermogelijkheden en verstandelijk gehandicapten moet nagegaan worden welke bijdrage via onderwijs en opleiding kan geleverd worden om het geletterdheidniveau van deze doelgroepen te verhogen en welke meer geschikte trajecten uitgewerkt kunnen worden. Het departement onderwijs zal een in het kader van het beleidsgericht onderzoek in het voorjaar 2004 een studie- en onderzoeksopdracht uitschrijven met het doel de geschetste problematiek nader te analyseren en voorstellen voor beleid en praktijk uit te werken. 6. Ondersteunende communicatie-actie Het actieplan van de Vlaamse Gemeenschap moet uitgebreid gecommuniceerd worden naar de publieke opinie. Daarbij moet gewezen worden op het belang van geletterdheid voor de kennismaatschappij en de mogelijkheden voor deelname aan verdere opleiding. De mediaactie moet vooral de positieve effecten van bijscholing in de verf zetten. De overheid zal voor eind december 2003 de contouren vastleggen van een globaal communicatieplan. Het plan moet erop gericht zijn de gecoördineerde beleidsactie te ondersteunen, een breed draagvlak te scheppen bij de publieke opinie, het geletterdheidprobleem onder de aandacht te brengen en een verhoogde instroom van cursisten in voor hen passende opleidingen te realiseren. 7. Kwaliteitsverbetering stimuleren en uitval terugdringen Het profiel van de bestaande opleidingen in de basiseducatie verwijst onvoldoende naar de geletterdheideisen die gesteld worden in de kennismaatschappij en het belang van de studievaardigheden. Verdere flexibilisering van de opleidingstrajecten en trajectbegeleiding is noodzakelijk om te beantwoorden aan de uiteenlopende leerperspectieven van de laaggeletterde volwassenen. In de verdere flexibilisering en modularisering van het onderwijsaanbod van de centra voor basiseducatie die volledig geïmplementeerd wordt in het schooljaar 2004-2005 zal het accent gelegd worden op kwalificatieverhoging. Dat gebeurt onder meer door het uitwerken van duidelijke opleidingsprofielen met doelen die aansluiten bij de diversiteit aan leerperspectieven van volwassen laaggeletterden. De overheid zal maatregelen treffen om de certificering van opleidingen mogelijk te maken en de uitwisselbaarheid met studiebewijzen van andere actoren in de volwasseneneducatie stimuleren. De studiebewijzen in de basiseducatie zullen verbonden worden met de diplomastructuur van het onderwijs. doelstellingen plan geletterdheid - 8
8. ICT-geletterdheid stimuleren De voorbije jaren deed zich een verschuiving voor van het strikte enkelvoudig geletterdheidconcept naar meervoudige geletterdheden; multimediale en digitale geletterdheid winnen aan belang. Er is een bijzondere inspanning nodig naar kansengroepen, wil men ervoor zorgen dat ook deze groepen mensen kunnen blijven participeren in een zich steeds verder informatiserende maatschappij. Een sterke integratie van ICT in leerprocessen draagt niet alleen bij tot het verbeteren van de toegankelijkheid van onderwijs en opleidingen, maar vormt ook een belangrijke logistieke hulp bij het inrichten van de leeromgevingen.ICT-geletterdheid draagt bij tot optimalisatie, innovatie en transformatie van opleiding en vorming. Bij de uitwerking van leertrajecten voor laaggeletterde volwassenen zal meer aandacht gaan naar het verwerven van ICT-vaardigheden en de integratie van ICT in het leerproces via de uitwerking van computerondersteunde trajecten. Het departement onderwijs zal deze initiatieven stimuleren. 9. Belang van duale (functionele) trajecten Laaggeschoolde volwassenen nemen deel aan verschillende opleidingen zonder dat het verhogen van het geletterdheidniveau beoogd wordt. Het verdient aanbeveling om duale trajecten uit te werken, waarbij het verwerven van taal- en wiskundevaardigheden in voor- of nevenschakeling onderdeel uitmaakt van het opleidingspakket. Er moet grotere aandacht gaan naar het verankeren van het taal- en wiskundeaanbod in bestaande onderwijs- of opleidingstrajecten. Het integreren van geletterdheid in bemiddelingsen opleidingstrajecten moet gestimuleerd worden. De mogelijkheden voor gerichte samenwerking tussen de centra voor basiseducatie, de beroepsopleidingen van VDAB en VIZO en de beroepsgerichte opleidingen in het OSP zullen in kaart gebracht worden en indien mogelijk verder geoperationaliseerd. Ten laatste eind december 2003 zal een eerste overzicht van mogelijkheden voorgelegd worden. Promotoren die (eventueel in samenwerking met bedrijven) functionele opleidingstrajecten wensen uit te werken kunnen voor 19 september 2003 projecten indienen bij de administratie werkgelegenheid (ESF-zwaartepunt 6). 10. Ongekwalificeerde uitstroom tegengaan Degenen die vroegtijdig de school verlaten of aan het einde van de schoolloopbaan laaggeletterd zijn lopen een groot risico ook de rest van hun leven laaggeletterd te blijven. Vandaar het grote belang van een beleid dat erop gericht is zoveel mogelijk mensen op het einde van de leerplichtperiode die basisvaardigheden mee te geven die noodzakelijk zijn voor het adequaat functioneren in een geletterde samenleving en voor het verder leren doorheen de levensloop. Het halveren van ongekwalificeerde uitstroom uit het initiële onderwijstraject is een na te streven doel20 Voor jongeren die tot de risicogroep behoren moet het verwerven van basisvaardigheden taal- en wiskunde nadrukkelijk geïntegreerd worden in de opleiding. De school hoeft niet op elke realistische functionele basisvaardigheid voor te bereiden, maar moet wel een basis scheppen voor het verwerven van basisvaardigheden doorheen de levensloop. Minimale geletterdheidvaardigheden zijn een onderdeel van de startkwalificatie die het onderwijs moet bieden. Via wetenschappelijk onderzoek en overleg met alle onderwijsactoren moeten de mechanismen geanalyseerd worden die ertoe leiden dat ongekwalificeerde schoolverlaters een zwakke geletterdheidscore halen.
20
Pact van Vilvoorde - Vlaanderen als lerend trefpunt. 2001 doelstellingen plan geletterdheid - 9
Hoe operationaliseren? Bij de operationalisering van het actieplan moet gezocht worden naar een goed draagvlak in de Vlaamse Gemeenschap. Het verdient aanbeveling om het tienpuntenplan principieel voor goedkeuring voor te leggen aan de Vlaamse Regering. Een beleid inzake geletterdheid kan niet alleen een onderwijsbeleid zijn, maar moet gestoeld zijn op een brede en departementoverschrijdende benadering, met duidelijke linken naar het sociaal-cultureel, het welzijns- en tewerkstellingsbeleid. Maatregelen die de geletterdheid van de bevolking doen toenemen, hebben langs het verbeteren van de tewerkstelling een terugverdieneffect. Ook andere sociale en culturele factoren (gezondheid, welzijn, criminaliteit, participatie, enz.) worden door geletterdheid beïnvloed, zodat investeren in geletterdheid ook op deze terreinen een gunstig effect heeft. Bij de verdere operationalisering van het strategisch plan zal er er eveneens naar gestreefd worden om ook aan te sluiten bij relevante beleidsmaatregelen van de Federale overheid. De doelstellingen in deze nota zullen eveneens mede opgenomen worden in het volgend Vlaams actieplan Armoedebestrijding. Hoewel de hoofdverantwoordelijkheid voor de onderwijsverstrekking bij het departement onderwijs ligt, met name bij de centra voor basiseducatie, is de bestrijding van de laaggeletterdheid een aangelegenheid waarin meerdere administraties en departementen een cruciale verantwoordelijkheid dragen (bv. administraties leerplichtonderwijs, departement welzijn, volksgezondheid en cultuur, departement economie, werkgelegenheid, binnenlandse aangelegenheden en landbouw en de daarbij horende ondergeschikte besturen en VOI’s.). Idealiter wordt er, onder begeleiding van een consultbureau, door deze betrokkenen een beleidsgroep gevormd en een strategisch plan uitgewerkt omtrent de preventie en de remediëring van de laaggeletterdheid waarbij ieders verantwoordelijkheid wordt bepaald en de mogelijkheden voor synergie worden uitgewerkt. De DIVA, die op het vlak van onderwijs en vorming als interface tussen verschillende departementen fungeert, kan het initiatief en de financiering de ontwikkeling van het strategisch plan op zich nemen. De administratie Permanente Vorming kan fungeren als projectleider. De opdracht van de beleidsgroep is om het tienpuntenprogramma dat in deze nota kort geschetst werd, in een meerjarenplan te operationaliseren. Indien wenselijk kunnen bepaald van de hier geschetste doelstellingen aangevuld of verrijkt worden. Ook moet voorzien worden in procedures voor evaluatie en bijsturing. Met dit doel zal de overheid een systeem van monitoring uitwerken. Het departement onderwijs zal hiervoor instaan. Tenslotte moet van bij de start een krachtig signaal gegeven worden naar de publieke opinie. Dit is nodig om ook een maatschappelijk draagvlak voor de verdere acties te verwerven. Schematisch gesteld kan de volgende procedure gevolgd worden: (1) bespreking en goedkeuring van het actieplan in het departement onderwijs, (2) bespreking en principiële goedkeuring door de Vlaamse Regering, (3) aanstellen van beleidsgroep, (4) signaal aan publieke opinie, (5) operationaliseren doelstellingen met inbegrip van de budgettaire implicaties en uitwerking meerjarenplan. De eigenlijke start van de actie (6) kan dan gepland worden in de loop van 2004. Eind december 2003 zal een eerste voortgangsnota aan de Vlaamse Regering voorgelegd worden. Naast een verder uitgewerkt tijdspad voor de acties zal de voortgangsnota de concrete cijfermatige doelstellingen bevatten voor de participatie van de beoogde doelgroepen aan taal- en wiskundeopleidingen in 2010. Na de principiële goedkeuring door de Vlaamse Regering zal deze nota eveneens overgemaakt worden de Vlaamse sociale partners, de Vlaamse Onderwijsraad en de sector basiseducatie, voor het maken van concrete afspraken. 20 augustus 2003
doelstellingen plan geletterdheid - 10