Gebiedsplan
LOG Beemte-Vaassen
Juni 2009
Gebiedsplan
LOG Beemte-Vaassen
juni 2009
Inhoud 3 3 3 4 4 4 4
1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel 1.3 Status gebiedsplan 1.4 Procedure 1.5 Plangebied 1.6 Leeswijzer
5 5 7 8 9
2
De vraag vanuit de intensieve veehouderij 2.1 Algemene ontwikkelingen 2.2 Ontwikkelingen specifiek voor het LOG 2.3 Huidige situatie 2.4 Conclusies
11 11 13 14 15 16 18 22 24
3
Aanbod van ruimte in het LOG 3.1 Ruimtelijke kwaliteit 3.2 Natuur 3.3 Water 3.4 Wonen en werken 3.5 Infrastructuur 3.6 Milieu 3.7 Archeologie 3.8 Randvoorwaarden en uitgangspunten
25 27 28 29 31 32
4
Inrichtingsvisie LOG 4.1 Variant 1 nieuwvestiging 4.2 Variant 2 nieuwvestiging 4.3 Randvoorwaarden erfinrichting en bebouwing 4.4 Voor- en nadelen van de varianten 4.5 Keuze
33 33 34 36 36
5
Uitvoeringsprogramma 5.1 Beleidsmatige en procedurele activiteiten 5.2 Inrichtingsniveau 5.3 Agrariër 5.4 Deelnemers VIV regeling
37 41 42 45 46 47 51 53 57
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9
Landbouwcijfers Infrastructuurtabel Milieugebruiksruimte Uitgangspunten V-Stacks gebied versie 1.1 Autonome ontwikkeling Modellen Vergelijking modellen Inbreng gebiedsgroep Tabel kosten variant 2
2 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
1 Inleiding 1.1 Aanleiding De aanleiding voor het opstellen van een gebiedsplan voor het LOG Beemte-Vaassen is het Reconstructieplan Veluwe “Dynamiek en vernieuwing op de Veluwe” (Provincie Gelderland; maart 2005). Het doel van het reconstructieplan Veluwe is het geven van een kwaliteitsimpuls aan een duurzame verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de daarmee samenhangende leefbaarheid in het landelijk gebied. Om dit doel te bereiken zijn in het plan drie zones aangeven; 1. extensiveringsgebieden: een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt. 2. verwevingsgebieden: een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten. 3. Landbouwontwikkelingsgebieden (LOG): In een LOG ligt het primaat bij de landbouw. Een landbouwontwikkelingsgebied voorziet geheel of gedeeltelijk in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij, of zal daar in het kader van de Reconstructie in voorzien. Bouwblokken1 voor intensieve veehouderijen kunnen in het LOG uitgroeien tot in principe 1,5 ha. Een groter bouwblok is mogelijk maar dit staat in eerste instantie ter beoordeling van de gemeente. Voor het toekennen van een groter bouwblok groter dan 1,5 ha geldt daarnaast als randvoorwaarde dat er ruimte gereserveerd moet worden voor een goede landschappelijke inpassing van zowel de bestaande als de nieuw op te richten bebouwing.
Het LOG Beemte-Vaassen is het enige LOG binnen het reconstructieplan Veluwe en is dus regionaal van groot belang. Voor het welslagen van de reconstructie is een succesvolle verplaatsing van intensieve veehouderijbedrijven uit de extensiveringszones naar het LOG essentieel. De toename van intensieve veehouderij in het LOG betekent o.a. het ontzien van kwetsbare natuur en het oplossen van geurhinder elders in de regio. Voor de intensieve veehouderijbedrijven met perspectief is een provinciale verplaatsingsregeling gemaakt. Inmiddels is aan 45 bedrijven in de provincie Gelderland een verplaatsingssubsidie toegekend. De beschikking geldt voor een termijn van 3 jaar, dit betekent dat de bedrijven voor maart 2010 naar een LOG moeten zijn verplaatst. Echter wanneer een bedrijf kan aantonen dat het, buiten eigen schuld om, niet tijdig is verplaatst is een verlenging van deze termijn mogelijk. Het gebiedsplan is een nadere uitwerking van provinciaal beleid en geeft de gemeenten concrete ruimtelijke kaders mee om de ontwikkelingen in het LOG te sturen. Het plan is integraal en gebiedsgericht en geeft een beeld van de gewenste ontwikkeling en inrichting van het gebied. Oog voor ruimtelijke kwaliteit is hierbij essentieel.
1.2 Doel Hoofddoel van het gebiedsplan is het bieden van ruimte voor perspectiefvolle intensieve veehouderijen. Het plan brengt deze ruimte en de randvoorwaarden in beeld. Naast de ruimte voor nieuwvestiging wordt ook de ruimte voor hervestiging en omschakeling (naar intensieve veehouderij bedrijven) aangegeven. Voor hervestiging, nieuwvestiging en uitbreiding biedt het plan de gemeente de mogelijkheid om initiatieven ruimtelijk te sturen en te onderbouwen voordat er concrete aanvragen liggen. 1 Een bouwblok is een deel van een bestemmingsplan bestemd voor de vestiging van een agrarisch bedrijf met toebehoren als gebouwen, erf, enzovoort. (Reconstructieplan Veluwe “Dynamiek en vernieuwing op de Veluwe; Provincie Gelderland; maart 2005).
3 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
1.3 Status gebiedsplan Het gebiedsplan is geen zelfstandig planologisch rechtsfiguur, maar een bouwsteen voor het op te stellen bestemmingsplan en dient als ruimtelijke onderbouwing voor een concrete aanvraag voor uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging. De essentie van het gebiedsplan is om een visie te geven op de meest wenselijke invulling van het LOG en de manier waarop dit wordt aangepakt.
1.4 Procedure Gebiedsplan Het gebiedsplan wordt voorgelegd aan B&W van beide gemeenten. De opmerkingen vanuit B&W worden verwerkt. Het concept-gebiedsplan wordt ter inspraak gelegd en gelijktijdig voor een ambtelijk advies voorgelegd aan de provincie Gelderland. Vervolgens wordt het gebiedsplan met de zienswijzen uit de inspraak en het ambtelijk advies van de provincie ter vaststelling voorgelegd aan beide gemeenteraden. Bestemmingsplan en beeldkwaliteitplan Het gebiedsplan wordt door beide gemeenten, in samenwerking met de provincie, uitgewerkt in een bestemmingsplan met beeldkwaliteitsplan. Het bestemminginsplan moet worden onderbouwd in een Plan-MER.
Met het opstellen van de het bestemmingsplan en de Plan-MER hoeft men niet te wachten op het vaststellen van de visie en kan eerder worden gestart. Watertoets De watertoets houdt in dat het waterschap in een zo vroeg mogelijk stadium wordt betrokken bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Het uiteindelijke plan (in dit geval het bestemmingsplan) toetst het waterschap en geeft hierover een wateradvies. Het wateradvies wordt in dit ruimtelijk planproces opgesteld op basis van het (ontwerp) bestemmingsplan met beeldkwaliteitsplan. Het gebiedsplan vormt echter de basis voor het op te stellen bestemmingplan. Het waterschap is daarom, door een inhoudelijke bijdrage aan de rapportage en deelname aan de schetsschuit en de klankbordgroep, vanaf het begin bij het opstellen van het gebiedsplan betrokken geweest.
1.5 Plangebied Het landbouwontwikkelingsgebied (LOG) ligt aan de oostzijde van de snelweg A50 (ApeldoornZwolle) ter hoogte van Vaassen. Het LOG ligt midden tussen de Veluwe en de IJsselvallei. Het noordelijke deel van het LOG ligt in de gemeente Epe. Het zuidelijk deel ligt in de gemeente Apeldoorn (Figuur 1). In totaal is het gebied 420 ha groot.
Figuur 1 Topografische kaart LOG Beemte–Vaassen
1.6 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de vraag naar locaties vanuit de intensieve veehouderij in het LOG beschreven. Dit wordt gedaan aan de hand van de algemene ontwikkelingen in de intensieve veehouderij (landelijk, provinciaal en gemeentelijk) en de specifieke ontwikkelingen voor het LOG. Naast de intensieve veehouderij zijn er nog andere sectoren die randvoorwaarden stellen aan de mogelijkheden voor de vestiging van intensieve
veehouderij in het LOG. Vanuit deze sectoren wordt een beroep gedaan op de ruimte die er binnen het LOG is. In hoofdstuk 3 worden deze sectoren beschreven resulterend in randvoorwaarden en uitgangspunten die een rol spelen bij de ontwikkeling van het LOG. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van de inrichtingsvisie voor het LOG waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen twee varianten voor het nieuwvestiging. In hoofdstuk 5 wordt een beschrijving gegeven van het uitvoeringsprogramma, wat nodig is om de inrichtingsvisie te realiseren.
4 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
2 De vraag vanuit de intensieve veehouderij De vraag naar locaties vanuit de intensieve veehouderij in het LOG wordt in dit hoofdstuk beschreven. Dit wordt gedaan aan de hand van de algemene ontwikkelingen in de intensieve veehouderij (landelijk, provinciaal en gemeentelijk) en de specifieke ontwikkelingen voor het LOG. Daarna wordt gekeken naar de huidige situatie in het LOG. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk worden de conclusies geformuleerd aan de hand van de beschreven ontwikkelingen in de eerste drie paragrafen. In de bijlage (bijlage 1) zijn de tabellen en grafieken opgenomen die corresponderen de genoemde cijfers en percentages in dit hoofdstuk.
2.1 Algemene ontwikkelingen De algemene ontwikkelingen in de intensieve veehouderij zijn onderverdeeld in drie regio’s. Zo zijn er aan de hand van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ontwikkelingen binnen de provincie Gelderland en binnen de gemeentes Apeldoorn en Epe beschreven (zie bijlage 1). Tevens zijn er ‘algemene’ landelijke trends beschreven die men in heel Nederland terug kan zien binnen de intensieve veehouderij. Al deze ontwikkelingen zijn van belang voor de ontwikkeling van het LOG. De ontwikkelingen die specifiek van toepassing zijn op het LOG zijn in de volgende paragraaf beschreven. De algemene ontwikkelingen zijn vooral op het gebied van veestapel en aantal bedrijven en wat daar dan de te verwachten ontwikkeling in is. Landelijk trends Hieronder staan puntsgewijs de ‘algemene’ landelijke ontwikkelingen in de agrarische sector beschreven die ook van belang zijn voor het LOG Beemte-Vaassen:
• De schaalvergroting, mechanisatie en automatisering zetten in rap tempo door; • Er is sprake van stijgende kosten voor agrariërs in verband met wet- en regelgeving op het gebied van milieu (mestafzet, terugdringen ammoniakuitstoot, verbeteren dierenwelzijn); • Uitbraken van dierziekten heeft de ontwikkeling in de landbouw de laatste jaren verstoord; • Er is sprake van sterke concurrentie, met name vanuit niet-EU landen; • Grondprijzen voor agrarische gronden stijgen; • Er blijft wel perspectief voor de landbouw, want er is sprake van een toenemende vraag vanuit de mondiale markt en er is sprake van een verdergaande liberalisering van handel; • Nederland behoort tot de marktleiders in de kalverhouderij; • Er is sprake van concentraties in de keten (fokkerij, veevoer, verwerking, handel); • Het imago behoeft permanente aandacht; • Technologieën voor mestverwerking, huisvesting, productontwikkeling en ICT leiden tot duurzaamheid; • De compartimentering is per 01-01-2008 verdwenen. Dierrechten intensieve veehouderij worden daardoor vrij verhandelbaar over geheel Nederland. Diergezondheid Op locaties waar vestiging en ontwikkeling van intensieve veehouderij plaatsvindt, dient in verband met het tegengaan van verspreiding van dierziekten voldoende afstand tussen nieuwe bouwblokken en bestaande bouwblokken te worden aangehouden. Vanuit verschillende partijen worden hiervoor verschillende richtlijnen en adviezen gegeven: • De NVV (Nederlandse Vereniging van Varkenshouders) adviseert een afstand van minimaal 100 meter tussen de bouwblokken; • De Gezondheidsdienst voor Dieren adviseert een zo groot mogelijke afstand (het liefst 400 m) aan te houden tussen de bedrijven, hoe groter hoe minder makkelijk de verspreiding verloopt.
5 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Echter voor varkensfokkerijen en vermeerderingsbedrijven met een SPF status is een minimale afstand van 400 m (300 m met filters) verplicht om deze status te verkrijgen. De SPF status is een keurmerk voor bedrijven die een bepaald aantal ziektekiemen niet in hun bestand hebben. Ook voor grootouderbedrijven in de pluimveesector wordt deze afstand geadviseerd. Aanvullend hierop dient vanuit het aspect geur (Wet Geurhinder en Veehouderij) een afstand van 25 meter tussen de bouwblokken en 50 meter tussen het emissiepunt en de naastgelegen bedrijfswoning (van naastgelegen bedrijf) te worden aangehouden. Er zijn verschillende adviezen van instanties wat betreft de minimale afstand tussen bedrijven vanuit het oogpunt van dierziekten. Vooral het advies voor bedrijven met een SPF keurmerk loopt sterk uiteen met de rest. Een LOG is in eerste instantie bedoeld voor de vestiging van intensieve veehouderijen die elders in de knel zitten. Daar moet voldoende ruimte voor zijn. Gezien de beperkte ruimte die beschikbaar is en de vraag naar ruimte vanuit de intensieve veehouderij is het in een LOG niet haalbaar om een afstand van minimaal 400 meter tussen de bouwblokken aan te houden en te garanderen. Daarnaast betreft het in een LOG niet alleen de vestiging van varkensbedrijven en hebben niet al deze varkensbedrijven een SPF keurmerk. Vanuit het oogpunt van de verspreiding van dierziekten bij de ontwikkeling van het LOG dan ook uitgegaan van een minimale afstand van 100 meter tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en de bebouwing van burgerbewoning of andere bedrijven. Terreinomstandigheden en de toekomstige verkaveling kunnen wel aanleiding zijn hiervan enigszins af te wijken. Voor hervestigende bedrijven is deze afstand niet van toepassing, omdat het hier veelal bestaande bouwblokken met bebouwing en bestaande rechten betreft. In dit geval zijn de wettelijke eisen vanuit de Wet Geurhinder en Veehouderij van toepassing. Ontwikkelingen in Gelderland Hier worden de algemene ontwikkelingen van de intensieve veehouderij voor Gelderland weergegeven. Voor deze ontwikkelingen is gebruik gemaakt van de cijfers van het CBS welke gelden voor de provincie Gelderland. Deze cijfers zijn terug te vinden in bijlage 1. Hieronder zijn globaal een aantal zaken beschreven die te lezen zijn in de tabellen en grafieken. Tevens wordt aangegeven wat dat betekent voor de intensieve veehouderij in Gelderland.
• Afname totale veestapel in Gelderland in de pe rioden 1992 tot en met 2007 met ongeveer 33%. • Afname totaal aantal bedrijven in Gelderland met ongeveer 62% in de perioden 1992-2007. • Als men kijkt naar de afname in de veestapel (33%) en de afname in bedrijven (62%), is er te concluderen dat er per saldo meer dieren per bedrijf zijn. Dit verschijnsel noemt men schaalvergroting. • De totale hoeveelheid bedrijven per sector in Gelderland neemt af in de perioden tussen 1985 en 2005. Als men kijkt naar het aantal bedrijven met vleeskalveren, dan valt de afname relatief mee tussen 1985-2005 (ongeveer 21%). Als men dan kijkt naar het aantal bedrijven met varkens, leghennen en vleeskuikens (resp. 76%, 64% en 68%) is de afname veel groter over dezelfde perioden in Gelderland. • Toename aantal vleeskalveren in de perioden van 1985-2005 met 17% (tegen de trend bij de totale veestapel in). Kijkt men naar het aantal varkens in die perioden dan neemt het aantal varkens af met 27% en het aantal kippen (leghennen + vleeskuikens) neemt af met 9% tussen 1985-2005 in Gelderland. • Er is dus spraken van groei in de veestapel qua kalveren en afname van het aantal varkens in de perioden 1985-2005. Echter is deze procentuele afname niet te verglijken in grote met de afname in aantallen bedrijven in dezelfde perioden. In de vleeskalveren sector is de schaalvergroting zo groot dat het aantal bedrijven afneemt maar de veestapel groeit. • Kijkend naar de laatste paar jaren (2000-2005), dan valt op dat het aantal vleeskalveren, varkens en kippen afneemt met respectievelijk: 3%, 18% en 14%. • De procentuele afname in bedrijven in de periode tussen 2000-2005 is voor vleeskalveren, varkens en kippen respectievelijk: 13%, 36% en 31%. • Ook de laatste paar jaren (2000-2005) is er dus nog steeds sprake van een schaalvergroting binnen de sector intensieve veehouderij in Gelderland. Schaalvergroting welke drijfveren: • Grotere omvang maakt efficiëntere productie mogelijk. Vaste bedrijfskosten kunnen aan een groter productievolume worden toegerekend waardoor een lagere kostprijs per eenheid product wordt bereikt. • Meer en grotere kortingen van leveranciers bij aankoop producten. • Koppeltoeslagen bij verkoop. • Grotere bedrijfsomvang maakt het mogelijk arbeid optimaal in te zetten. • Groter bedrijf kan financiële risico’s beter spreiden.
6 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Ontwikkelingen in de gemeente Apeldoorn en Epe Voor deze beide gemeentes waarbinnen het LOG ligt, is uitgezocht wat de ontwikkelingen zijn op het gebied van de intensieve veehouderij. Hierbij is vooral gekeken naar de hoeveelheid agrarisch bedrijven en de verhouding daarvan met de gehele provincie Gelderland. Hieronder is globaal een aantal zaken beschreven die te lezen zijn in de tabellen en grafieken. • De meeste agrarische bedrijven in Epe en Apeldoorn zijn graasdier bedrijven (bedrijven met paarden, runderen, schapen en geiten) • In de perioden tussen 1986 en 2005 neemt het aantal graasdier bedrijven met 43% af in Apeldoorn en in Epe met 47%. • In de perioden tussen 1986 en 2005 neemt het aantal hokdier bedrijven met 68% af in Apeldoorn en in Epe met 63%. • In de perioden tussen 1986 en 2005 neemt het aantal gecombineerde bedrijven af in Apeldoorn met 76% en in Epe met 70%. • In de gemeenten is in de periode 1985-2005 de procentuele afname in de (intensieve) veehouderijbedrijven (graasdier, hokdier en gecombineerde bedrijven) iets groter dan de provinciale afname (gemiddeld 62% in de gemeente Apeldoorn en 60% in Epe en gemiddelde 57% in de provincie Gelderland). Echter men moet rekening houden met het feit dat de bedrijven met andere graasdieren behalve vleeskalveren niet zijn meegenomen bij de cijfers van de provincie.
2.2 Ontwikkelingen specifiek voor het LOG Binnen de intensieve veehouderij is een aantal ontwikkelingen gaande die specifiek gelden voor de LOG’s. In het reconstructieplan Veluwe (maart 2005), zijn bepaalde gebieden aangewezen als Landbouw ontwikkelingsgebied (LOG) voor de verdere ontwikkeling van de intensieve veehouderij. In een LOG hebben agrarisch ondernemers de mogelijkheid om zich te her- of nieuw te vestigen en om uit te breiden op huidige locaties binnen het LOG. Deze uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging moet wel passen binnen de grenzen en randvoorwaarden van de gemeente en provincie (met name de Milieuwetgeving en reconstructieplan). De provincie Gelderland heeft als streven dat van alle nieuwkomers in een LOG in heel Gelderland, 50% gebruik maakt van een bestaande locatie (dus hervestiging op een bestaande locatie). Het percentage kan per LOG verschillen, als het maar gemiddeld voor alle LOG’s ongeveer 50% is.
Globaal gezien kan onderscheid worden gemaakt in drie soorten ontwikkelingen binnen het LOG: 1. Nieuw- of hervestiging van intensieve veehouderij bedrijven die gebruik maken van de regeling Verplaatsing Intensieve Veehouderij Gelderland (VIV regeling) 2. Nieuw- en of hervestiging van intensieve veehouderij bedrijven die geen gebruik maken van de VIV regeling 3. Uitbreiding en/of omvorming van bestaande bedrijven in het LOG. Verplaatsers die gebruik maken van de VIV-regeling Gelderland. Voor het realiseren van de reconstructieplannen in Gelderland heeft de provincie een subsidie regeling vastgesteld die het mogelijk maakt intensieve veehouderijen in extensiveringgebieden (uit reconstructieplannen) te verplaatsen naar Landbouwontwikkelingsgebieden. Deze verplaatsingregeling is van toepassing op nieuwvestiging op maagdelijke grond en hervestiging op een bestaande locatie binnen het LOG. Deelname aan de VIV-regeling is uitsluitend voor eigenaren van een intensieve veehouderij die zijn gelegen in een extensiveringgebied, zoals aangeduid in de reconstructieplannen van Gelderland. De voorwaarden die gelden aan de VIV-regeling zijn dat de oude bedrijfsgebouwen binnen drie kalenderjaren na het ingaan van het subsidiebod zijn gesloopt en dat het bedrijf wordt voortgezet op een nieuwe locatie binnen een Landbouwontwikkelingsgebied ergens in de reconstructiegebieden of een andere duurzame locatie elders in Nederland buiten de reconstructiegebieden. De aanmeldingen voor subsidieregeling VIV kunnen op verschillende door de Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgestelde tijden worden ingediend. Er worden meerdere openstellingtranches gehouden in de loop van de tijd. Binnen de Gelderse Reconstructieplannen liggen ongeveer 65 bedrijven met een zodanige grootte dat ze in aanmerking komen voor de VIV-regeling. Bij de eerste openstellingtranche, die reeds is gehouden, hebben zich 45 bedrijven van de 65 aangemeld en al een subsidiebeschikking ontvangen. Van deze 45 bedrijven wordt verwacht dat ze niet allemaal werkelijk gaan verplaatsen en/of dat een deel nog naar het buitenland verhuist. De bedrijven die al een subsidiebeschikking hebben ontvangen moeten binnen drie jaar verplaatst zijn naar een van de 15 LOG’s in Gelderland of de LOG’s in de overige reconstructie gebieden (of naar een andere duurzame locatie elders in Nederland). Binnen nu en een jaar wordt er verwacht dat er wellicht een tweede openstellingtranche zal worden gehouden. Voor deze tweede openstellingtranche worden in totaal ongeveer 5 à 10 potentiële bedrijfverplaatsers verwacht voor Gelderland.
7 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Ongeveer 10% daarvan zal waarschijnlijk naar het LOG Beemte-Vaassen verplaatsen. Er wordt verwacht dat tussen de 10% à 15% van de deelnemers aan de totale VIV-regeling uiteindelijk in het LOG Beemte-Vaassen terecht zal komen. Momenteel zijn al vier intensieve veehouderijen voornemens naar het LOG Beemte-Vaassen te verplaatsen. Er wordt verwacht dat na de tweede openstellingtranche aan de vraag vanuit de reconstructie is voldaan en dat er geen derde openstellingtranche meer plaatsvindt.
Ontwikkelingen huidige bedrijven Er wordt verwacht dat een aantal van de huidige aanwezige agrarische bedrijven willen uitbreiden en/ of omvormen en dat een aantal agrarische bedrijven de komende jaren zal stoppen en daarmee ruimte creëert voor hervestiging. In het onderzoek van Alterra is aangegeven waar bedrijven naar meer dan 7500 varkens kunnen groeien. Potentie ligt in het gebied rond de Bloemenkamp en de Bokkerijweg.
Verplaatsers buiten de VIV regeling Specifiek voor het LOG zijn er ook verplaatsers die geen gebruik maken van de VIV-regeling. Dit zijn intensieve veehouderijen die zich momenteel bevinden in een verwevingsgebied (en dus niet mee mogen doen met VIV-regeling) maar wel in de knel zijn geraakt op hun huidige locatie. Er wordt verwacht dat de komende tien jaar ongeveer 15 à 30 intensieve veehouderijen buiten de VIV regeling om een verzoek indienen tot inplaatsing in een LOG in Gelderland. Op het moment is er al één inplaatser bezig in het LOG Beemte-Vaassen buiten de VIV-regeling om.
2.3 Huidige situatie Momenteel bevinden zich in het LOG 33 agrarische bedrijven. Daarvan zijn 20 intensieve veehouderijen en 13 grondgebonden bedrijven. De ligging van deze bedrijven is terug te vinden op figuur 8 in paragraaf 3.4. Op het moment zijn vier aanvragen ingediend voor nieuwvestiging op maagdelijke grond en één aanvraag voor een hervestiging op een bestaande locatie (figuur 2). Gezien de ontwikkelingen in de agrarische sector in Gelderland zullen dit er nog meer worden. Van deze aanvragen maken er 4 gebruik van de VIV regeling.
Figuur 2 Locaties voor aanvragen nieuwvestiging (1 t/m 4) en hervestiging (5)
8 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
2.4 Conclusies Vanuit de ( te verwachten) ontwikkelingen in de intensieve veehouderij, kunnen de volgende conclusies worden getrokken. • Ontwikkeling van intensieve veehouderij is in de toekomst met name mogelijk in de landbouwontwikkelingsgebieden; • De minimale afstand tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en de bebouwing van burgerbewoning of andere bedrijven is 100 meter vanuit het oogpunt van de verspreiding van dierziekten. Terreinomstandigheden en de toekomstige verkaveling kunnen wel aanleiding zijn hiervan enigszins af te wijken. Voor hervestigende bedrijven is deze afstand niet van toepassing omdat het hier veelal bestaande bouwblokken met bebouwing en bestaande rechten betreft. In dit geval zijn de wettelijke eisen vanuit de Wet Geurhinder en Veehouderij van toepassing. • Op basis van de Wet Geurhinder en Veehouderij dient een afstand van 25 meter tussen de bouwblokken en 50 meter tussen het emissiepunt en de naastgelegen bedrijfswoning (van naastgelegen bedrijf) te worden aangehouden; • Het aantal varkens- en pluimveebedrijven neemt sterk af in de provincie Gelderland, het aantal kalverhouderijen neemt ook af maar minder sterk. Het aantal varkens, vleeskalveren en pluimvee neemt in de perioden 2000-2005 minder af in de provincie Gelderland dan het aantal bedrijven en de afname stabiliseert. Er vindt dus schaalvergroting plaats in de intensieve veehouderij in Gelderland; • Het aantal (intensieve) veehouderijen in de gemeentes Apeldoorn en Epe neemt de laatste jaren af en is vergelijkbaar met de afname binnen de provincie Gelderland; • Het aantal bedrijven wat een subsidiebeschikking in het kader van de VIV regeling heeft ontvangen is na de eerste openstellingtranche 45; • Binnen nu en een jaar zal wellicht de tweede openstellingtranche plaatsvinden en hier worden tussen de 5 à 10 nieuwe VIV-deelnemers van verwacht; • Ook buiten de VIV-regeling om zullen bedrijven zich aanmelden voor een plaats in een LOG in Gelderland, er worden tussen de 15 à 30 bedrijven verwacht de komende tien jaar; • De trend is dat een deel van de huidige agrarische bedrijven groeit en of omvormt naar intensieve veehouderij en dat een aantal huidige agrarische bedrijven zal stoppen;
• Momenteel zijn vier intensieve veehouderijen bezig met een verplaatsing naar het LOG Beemte-Vaassen via de VIV-regeling en 1 intensieve veehouderij bezig met verplaatsing naar het LOG Beemte-Vaassen buiten de VIV-regeling om. In het gebiedsplan moet aan deze inplaatsers zo veel mogelijk ruimte worden geboden, dit kan ook op een andere plek zijn; • In totaal wordt verwacht dat ongeveer 10% à 15% van de totale VIV-ers in Gelderland naar het LOG Beemte-Vaassen zullen verplaatsen. De verwachting is dat hiermee is voldaan aan de vraag vanuit de reconstructie. Dit is echter geen harde uitspraak voor de toekomst maar een inschatting op dit moment. (BRON: Verplaatsing Intensieve Veehouderijen Gelderland (VIV Gelderland) versie 21 juni 2005. Bron: Statennotitie Gelderland, 10 juli 2007)
9 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
10 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
3 Aanbod van ruimte in het LOG Naast de intensieve veehouderij zijn er nog andere sectoren die randvoorwaarden stellen aan de mogelijkheden voor de vestiging van intensieve veehouderij in het LOG. Vanuit deze sectoren wordt een beroep gedaan op de ruimte die er binnen het LOG is. In dit hoofdstuk worden deze sectoren beschreven waaruit in de laatste paragraaf volgt met welke randvoorwaarden een rol spelen bij de ontwikkeling van het LOG .
3.1 Ruimtelijke kwaliteit Het LOG ligt geomorfologisch gezien tussen het Veluwemassief en de IJsselvallei in. Door deze ligging is een aantal karakteristieke landschapsverschillen aanwezig. Ten westen van het LOG zijn lage zandheuvels en –ruggen aanwezig, zichtbaar door glooiingen in het landschap. Ten oosten van het LOG zijn afzettingen van de IJssel te vinden. Het grootste deel van het LOG bestaat uit sneeuwsmeltwaterafzettingen, oftewel relatieve vlakke gronden tussen Veluwe en IJsselvallei. Centraal in het LOG ligt een ontgonnen veenvlakte die zich in het ruimtelijk beeld niet erg onderscheidt van de overige open gronden (figuur 3).
Figuur 3 Landschapsstructuurkaart
11 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Het LOG zelf is ruimtelijk gezien op te delen in 4 gebieden (zie figuur 4): 1. Het noordelijke puntje van het gebied kenmerkt zich doordat het eigenlijk ‘los’ ligt van de overige delen van het LOG. Er is veel bebouwing en een rationele verkaveling. 2. Het noordelijke deel tot aan de Geerstraat kenmerkt zich door de openheid en de rechtlijnige verkaveling ontstaan door de veenontginningen. De bebouwing bevindt zich op de hogere delen langs de Gatherweg en aan het zuidpuntje van de Bokkerijweg. 3. Het middengebied ligt deels buiten de grenzen van het LOG maar speelt een belangrijk rol doordat het middenin het LOG ligt.
Het gebied bestaat uit een ontgonnen veenvlakte en is daardoor erg laag en nat. Mede hierdoor is het middengedeelte minder geschikt voor landbouwkundig gebruik. In het gebied liggen enkele kleine (natte) bosjes. 4. De zuidkant kenmerkt zich door het kleinschalige landschap met mozaïekpatroon, een open es, een natte komvlakte, oude boerderijen en kronkelende wegen. Bij het opstellen van een gebiedsplan moeten de ruimtelijke en landschappelijke verschillen tussen deze 4 deelgebieden gerespecteerd worden en dienen als uitgangspunt voor verdere ontwikkeling. Een goede landschappelijke inpassing van bedrijven is dan ook van belang.
Figuur 4 Structuren en zichtlijnen in het LOG Beemte-Vaassen
In het hele gebied zijn de openheid en de zichtlijnen belangrijk. Bij de ontwikkeling van het LOG moet hiermee rekening worden gehouden. Het gaat daarbij om de zichtlijnen van noord naar zuid door het gebied en het zicht van oost naar west naar het hoger gelegen Veluwe massief. De aan de westkant gelegen snelweg A50 Apeldoorn – Zwolle verstoort deze zichtlijn niet doordat deze onbeplant is en niet verhoogd ligt.
De beplanting in het LOG wordt gevormd door kleine (broek)bossen, erfbeplanting en laanbeplantingen (figuur 5). Zij vormen op dit moment voornamelijk de massa in het gebied. Deze beplantingen vormen een aanknopingspunt voor de ontwikkeling van het LOG. Behalve in het najaar wanneer de maïsgewassen boven ooghoogte uitgroeien is de rest van het LOG voornamelijk open.
Figuur 5 Beplanting in het gebied in de vorm van bosjes, laanbeplanting en erfbeplanting.
12 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Conclusie: De ruimtelijke en landschappelijke verschillen tussen de 4 deelgebieden moeten gerespecteerd worden en eventueel versterkt. In het hele gebied dienen de belangrijke openheid en de zichtlijnen, zowel de zichtlijnen van noord naar zuid door het gebied als het zicht van oost naar west naar het hoger gelegen Veluwe massief als uitgangspunt te worden gehanteerd. Landschappelijke inpassing van nieuwe intensieve veehouderijbedrijven is van belang.
3.2 Natuur Het gebied zelf kent geen grote actuele natuurwaarden. De vegetatiekartering laat volgens de Atlas Groen Gelderland lage en middelhoge natuurwaarden zien. In het gebied worden enige rode lijstsoorten aangetroffen, vooral in de lage delen. Dezelfde atlas geeft aan dat in het noordelijk deel van het LOG de dichtheden aan grutto’s laag zijn. Het gebied wordt aangeduid als een redelijk weidevogelgebied. Uit de gegevens van het Natuurloket blijkt dat het gebied voor de meeste soortgroepen niet of slecht onderzocht is. Alleen de soortgroepen broed- en watervogels zijn goed onderzocht. Van deze soortgroepen zijn enkele zwaar beschermde soorten aanwezig in de betreffende km-hokken (dus niet persé binnen het plangebied). Aangezien het gebied niet is aangewezen als beschermingsgebied voor (weide)vogels in het
kader van Natura-2000 en streekplan, is alleen soortbescherming belangrijk. Voor soortbescherming van vogels geldt volgens de Flora- en faunawet dat deze niet anders beschermd zijn dan dat (bouw)werkzaamheden buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden. Wanneer hier rekening mee wordt gehouden, zullen de aanwezige vogels waarschijnlijk geen belemmering vormen voor de ontwikkelingen in het LOG. Tussen het LOG en de A50 is in het gebiedsplan ruim 10 ha aangewezen als nieuwe natuur (EHS). In het noordelijke deel wordt de ontwikkeling van bloemrijk grasland nagestreefd. Dit deel van ca 8 ha is in bezit van Staatsbosbeheer. Het zuidelijke deel van het nieuwe natuurgebied van ca 2 ha heeft als natuurdoel: broekbos (figuur 6). Langs de Kleine Wetering is een zone aangewezen als zoekgebied nieuwe natuur. De aangewezen nieuwe natuur wordt niet als verzuring gevoelig aan gemerkt in het kader van de WAV (Wet ammoniak en veehouderij). Het gebied wordt niet beperkt door de externe werking van omliggende Natura2000 gebieden, hiervoor is de afstand te groot. Conclusie: Natuur lijkt geen probleem te zijn bij de ontwikkeling van het LOG. Elke individuele agrariër die wil bouwen moet wel een onderzoek naar flora en fauna doen in het kader van de Flora- en faunawet.
Figuur 6 Nieuwe natuur (groen) net buiten het LOG (bruin). (Bron: Streekplan Gelderland)
13 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
28
3.3 Water
Informatiebundel Schetsschuit LOG Beemte-Vaassen LEGENDA maten in cm.
0-40
40-65
65-165
Gemiddelde hoogste grondwaterstand Figuur 7 Gemiddeld hoogste grondwaterstand LOG Beemte-Vaassen
Apeldoorns Kanaal Het landbouwontwikkelingsgebied watert via een ling door 25% van de oever her in te richten als intensief slotenstelsel af op een 3-tal weteringen, plas-draszone met om de maximaal 3 km waterde Nieuwe Wetering, de Kleine Wetering en de gang een stapsteen van 1-2 ha. Nieuwe Wetering Grote Wetering. De weteringen wateren in noorHalve Wetering delijke richting af en lozen hun water op de IJssel. Eisen Waterschap In het gebied treedt kwelwater vanuit de Veluwe Het waterschap stelt eisen bij nieuwe ruimtelijke uit. Dit blijkt uit de vele ijzerhoudende sloten, ontwikkelingen. Bij de vestiging van nieuwe Grote Wetering vooral in het westelijk deel en in een strook van bedrijven moet hiermee in het ontwerp rekening oost naar west door het gebied. worden gehouden. Deze zijn hiernaast beknopt De gemiddelde variatie in grondwaterstanden weergegeven. wordt aangeduid met zogenaamde grondwater1. De afvoer mag niet toenemen als gevolg van trappen. De grondwatertrappen in het gebied de ruimtelijke ingreep variëren van zeer natte Gt II’s tot droge Gt VII’s. 2. Werknormen De natte gronden zijn veelal venig van karakter. Inundatie vanuit oppervlaktewater niet vaker Op de bijgevoegde kaart (figuur 7) zijn de dan werknorm. Het huidige oppervlaktewaterGemiddeld Hoogste Grondwaterstanden (GHG) systeem is zodanig gedimensioneerd dat ter Apeldoornse Halve Wetering aangegeven. Een GHG ondieper dan 40 cm–mv is plaatse niet vaker dan 1x per 10 jaar inundatie slecht geschikt voor bebouwing. Optimaal is een optreedt (o.b.v. grondgebruik ‘grasland’). Waterlopen in het LOG70 cm-mv (zie eis 5 van het GHG groter dan Indien de ruimtelijke ingreep er toe leidt dat waterschap verderop in de tekst). een strengere werknorm moet gaan gelden (b.v. De Nieuwe Wetering is aangewezen als Water1x per 25, 50 of 100 jaar), dan dient dit in de lichaam (Kader Richtlijn Water). In het Stroomgebied ruimtelijke ontwikkeling be-trokken te worden uitwerkingsplan Noordelijke IJsselvallei (SUP) is (kosten-veroorzaker-principe). aangegeven wat dit betekent: 50% van de oever Dus indien grote economische belangen in het wordt heringericht met een 5-10 meter brede gebied worden geïntroduceerd, met als gevolg plas-draszone, met per 1 km watergang een stapdat deze een bescherming tegen inundatie steen van 1 ha. In het SUP Noordelijke IJsselvallei nodig hebben strenger dan 1x10 jaar, dan is tevens aangegeven dat de Nieuwe Wetering dient het oppervlaktewatersysteem ter plaatse wordt gebaggerd. te worden verruimd, zodat aan de strengere De Kleine Wetering is in het provinciale beleid werknorm wordt voldaan. aangewezen als ecologische verbindingszone Deze verruiming is dan onderdeel van- en voor model ‘winde’. Volgens het SUP krijgt dit invulrekening van de ruimtelijke ontwikkeling.
14 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
3. Kwantiteitstrits ‘Vasthouden - bergen - afvoeren’ Hemelwater binnen het plangebied vasthouden en/of bergen Schoon hemelwater niet direct afvoeren (naar riool of oppervlaktewater) maar ter plaatse proberen te infiltreren. Als dit niet lukt oppervlakkig bergen in open water of maaivelddepressies. Voor nieuwe verharding gaat Waterschap Veluwe uit van 35 mm (neerslaggebeurtenis die eens per 10 jaar voorkomt) als opgave voor vasthouden en/of bergen. Dit is dus 35 liter per vierkante meter nieuwe verharding. 4. Kwaliteitstrits ‘schoon houden - scheiden schoon maken’ Bronmaatregelen treffen om verontreiniging waterstromen tegen te gaan Door het nemen van goede bronmaatregelen (b.v. toepassing van niet uitlogende bouwmaterialen) en een duurzame bedrijfsvoering (zoals het vermijden van chemische bestrijdingsmiddelen, bemestingvrije zones etc.) kan verontreiniging van grond- en oppervlaktewater worden voorkomen. Binnen de ruimtelijke ontwikkeling moet aangegeven worden op welke maatregelen genomen worden om verontreiniging/ vermesting van grond- en oppervlaktewater wordt voorkomen. 5. (Geo)hydrologische situatie Respecteer de grondwaterdynamiek Bepaal de benodigde ontwateringsdiepte voor de geplande ruimtelijke ontwikkeling. Voor de functie wonen wordt doorgaans 70-80 cm aangehouden. Bepaal of de toekomstig benodigde ontwateringsdiepte conflicteert met de huidig aanwezige ontwateringsdiepte (zie figuur 7, GHG-kaartje). Om dit conflict op te lossen: grondwater is een kostbare grondstof; onnodig afvoeren moet worden voorkomen (zie ook afvoernormen om een beeld te krijgen van ‘normale’ landelijke afvoer); afwentelen van grondwateroverlast naar andere gebieden, andere onderdelen van de waterhuishouding of andere generaties moet voorkomen worden; Streef naar een grondwaterneutraal ontwerp.
3.4 Wonen en werken Wanneer intensieve veehouderij bedrijven worden ingeplaatst is het belangrijk om te weten waar in en rondom het LOG de huidige woningen, agrarische bedrijven en eventuele overige bedrijven zich bevinden. Dit is voornamelijk van belang vanuit het oogpunt van milieu: geur + fijnstof. Wanneer bekend is waar ‘geurgevoelige objecten’ (kortweg woningen, recreatie, bedrijvigheid en agrarische bedrijven zonder milieuvergunning) liggen binnen en buiten het LOG kan de mileuruimte vanuit geur bepaald worden. Deze berekening is opgenomen in paragraaf 3.6.2. Op de kaart in figuur 8 zijn de bedrijven aangegeven. Van oorsprong vindt men de boerderijen en woningen voornamelijk op de hoger gelegen gebieden van het LOG gebied. De agrarische bedrijven zijn over het algemeen op de dekzandruggen gebouwd. De lager gelegen delen zijn in gebruik voor melkveehouderij. Deze liggen in het middengedeelte rond de Bokkerijweg. De landbouwbedrijven zijn veelal geen gespecialiseerde intensieve bedrijven, maar hebben een combinatie van intensief en grondgebonden landbouw. In de door de gemeenten vergunde situatie zijn 20 bedrijven als Intensief Veehouderij bedrijf vergund. Er zijn 13 niet intensieve veehouderij bedrijven in het LOG actief. De vergunde situatie en gegevens uit de mei-telling (het GIAB) komen niet overal overeen.
Conclusie: De Kleine Wetering is in het provinciale beleid aangewezen als ecologische verbindingszone model ‘winde’. De Nieuwe Wetering is aangewezen als Waterlichaam (Kader Richtlijn Water). Aan deze aanwijzing zitten een aantal inrichtingsmaatregelen gekoppeld waar bij ontwikkeling rekening mee moet worden gehouden. Bij de inrichting moet rekening gehouden worden met de eisen die het Waterschap stelt aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied.
Figuur 8 Bedrijven in het LOG Beemte-Vaassen (Bron: Gemeente Apeldoorn)
15 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Vaak is de vergunde situatie anders dan de huidige, er is dus meer ruimte binnen de vergunning dan volledig is ingevuld. De agrarische bedrijven langs de Broeklanderweg en de Gatherweg zijn klein. Slechts een van de 11 bedrijven is groter dan 50 NGE. Ook langs de Bokkerijweg zijn 3 van de 5 bedrijven kleiner dan 50 NGE. De grotere bedrijven in het noorderlijk deel van het LOG bevinden zicht allen ten noorden van de Geerstraat, langs de Weteringdijk. Hier liggen ook 2 grotere gespecialiseerde varkens en pluimveehouderij bedrijven. Naast de bewoning bij de agrarische bedrijven liggen er ook nog een heel aantal burgerwoningen binnen het LOG. Deze woningen liggen verspreid door het hele LOG maar er is een concentratie te zien langs de Geerstraat, Gatherweg en de Broeklanderweg. Buiten het LOG is vooral ten westen van de snelweg een grote concentratie aan bebouwing te zien. Net ten zuiden van het LOG ligt het dorpje De Vecht. Overige bedrijvigheid is alleen te vinden op een locatie net buiten het LOG, ten westen van de A50. Conclusie: De locatie van de aanwezige woningen (geurgevoelige objecten) is van grote invloed op de beschikbare milieuruimte (paragraaf 3.5.2).
De huidige infrastructuur is duidelijk ingesteld op het huidige gebruik van het gebied. Aangezien het om een toekomstige ontwikkeling gaat van het landbouwontwikkelingsgebied is een inventarisatie gemaakt van de benodigde capaciteit in de toekomst (zie bijlage 2). Er is ruwweg becijferd dat op basis van de vestiging van 10 stuks nietgrondgebonden, intensieve, ‘standaard’ landbouwbedrijven het aantal vrachtwagenbewegingen in het gebied zal toenemen met maximaal 40 stuks vrachtwagenbewegingen per dag. Waarbij de overige verkeersbewegingen buiten beschouwing zijn gelaten (personenauto’s, fietsers, wandelaars), daar deze een minder groot effect hebben op de vormgeving van de wegen (minimale breedte, draagkracht). Op basis van 40 vrachtwagenbewegingen per dag zou, indien deze zich over één weg zouden verplaatsen een intensiteit uitgedrukt in een Paewaarde / h (Personenauto Equivalent per uur) ontstaan van: 6,7 pae/h Ter vergelijking De capaciteit van een ‘Gebiedsontsluitingsweg’ (vergelijkbaar met een provinciale weg, 80 km/u) is ongeveer: 3200 pae/h. In de praktijk varieert de capaciteit van ‘Erftoegangswegen’ (het kleinste type openbare weg) in termen van verkeersintensiteiten van enkele honderden voertuigen per dag tot 5.000 à 6.000 voertuigen.
3.5 Infrastructuur Wegen De westgrens van het LOG wordt bepaald door de snelweg A 50 waarvan een van de afslagen in het gebied ligt. De afslag komt uit op de enige N weg in het gebied, de Geerstraat (N972) Via deze afslag en de Geerstraat komt het grootste deel van het (landbouw) verkeer het gebied in. De andere manieren om het gebied te bereiken zijn via de lange route door Voorst over smalle wegen of over de Broeklanderweg ook via smalle wegen en vormen geen goed alternatief. De overige wegen in het gebied zijn erg smal en soms zelfs nog onverhard (figuur 9 en 10). In het Epese deel zijn de wegen recht en veelal doodlopend. In het Apeldoornse deel zijn de wegen doorgaand maar met veel bochten. De smalle, kronkelige en doodlopende wegen zijn ook van invloed op de verkeersveiligheid in het gebied en de bereikbaarheid van het gebied voor fietsers. Zeker gezien het feit dat in de noordelijke punt van het LOG een lagere school ligt. Vanuit het gehele LOG en daarbuiten komen fietsers naar deze school. Bij de ontwikkeling van het LOG is het wenselijk om met de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid van het gebied voor fietsers rekening te houden.
Uit bovenstaande is af te leiden dat de toename van vrachtverkeer in termen van verkeersintensiteit nauwelijks een probleem vormt. Het is dus veel belangrijker om te kijken of het huidige wegennet beperkingen vormt ten aanzien van: aslasten, totaalmassa en afmetingen van het toekomstige vrachtverkeer. Indien bijvoorbeeld als ontwerpvoertuig een vrachtwagen met oplegger (trekker + oplegger) wordt genomen zal rekening moeten worden gehouden met: • Breedte ontwerpvoertuig: 2,65 m1 • Hoogte ontwerpvoertuig: 4,15 m1 • Maximum gewicht: 70 ton I.v.m. passeerbaarheid is in dit geval een verhardingsbreedte van ongeveer 5,5 meter in het LOG gebied gewenst. Dit wil niet zeggen dat de volledige weg deze breedte dient te hebben, indien er voldoende doorzicht is kan ook worden gewerkt met passeerstroken. Tevens moet ook worden opgemerkt dat met verhardingsbreedte wordt bedoeld: verharding rijloper inclusief een (half) verharde uitwijkstrook. Weinig wegen in het gebied voldoen aan deze gewenste breedte van 5,5 meter, ook zijn er weinig tot geen passeerplaatsen.
16 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Figuur 9 De huidige wegen in het gebied onverhard en vaak smal
Bij een ontwikkeling van het LOG moet hier rekening mee worden gehouden en moeten de wegbreedtes waar nodig worden aangepast. Bij de ontwikkeling en keuze dient echter niet alleen rekening te worden gehouden met de noodzakelijke breedte voor het vrachtverkeer maar ook met de wensen vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid in het gebied, in het bijzonder voor fietsverkeer. Hoogspanningsleiding Dwars door het plangebied loopt een hoogspanningsleiding. Daarbij hoort een zakelijk rechtstrook van 2 * 22,5 meter (aan weerszijden van de leiding). Hierbinnen mogen in principe geen nieuwe gebouwen gebouwd worden. Onder deze bebouwing vallen ook stallen en andere bedrijfsgebouwen. Daarnaast is er een zone gesteld vanuit het ministerie van VROM die als doel heeft om nieuwe bebouwing binnen 0,4 microtesla zo veel als mogelijk te voorkomen.
In dit kader heeft VROM een richtlijn opgesteld en het RIVM (Rijksinstituut voor de milieuhygiëne) een rekenformule waarmee de afstand berekend kan worden die vrijgehouden moet worden aan weerszijden van de hoogspanningsleiding. VROM verzoekt aan gemeenten deze richtlijn zo veel als mogelijk toe te passen. De gemeente Apeldoorn heeft besloten om deze richtlijn in elk geval te respecteren voor projecten die vanaf 2007 opgestart moeten worden. Dit betekent dat deze richtlijn wordt toegepast voor nieuwe projecten die in dit landbouwontwikkelingsgebied opgestart worden. Dit betekent dat aan weerszijden van de hoogspanningsleidingen 71 meter vrijgehouden moet worden van gevoelige bestemmingen (woningen, scholen e.d.). Stallen en bedrijfsgebouwen (niet zijnde bedrijfswoningen) zijn geen gevoelige bestemmingen en mogen wel binnen de 2 * 71 meter gebouwd worden. Conclusie: De huidige wegbreedtes in het gebied komen niet overeen met de gewenste wegbreedte van 5,5 meter voor vrachtverkeer, ook zijn er weinig passeerplaatsen. Bij een ontwikkeling van het LOG moet hier rekening mee worden gehouden en moeten de wegbreedtes waar nodig worden aangepast. Verkeersveiligheid voor voornamelijk fietsers vormt een belangrijk aandachtspunt bij de ontwikkelingen. Daarnaast dient bij de ontwikkeling rekening te worden gehouden met de hoogspanningsleiding die door het gebied loopt.
Figuur 10 Infrastructuur met zones LOG Beemte-Vaassen (Bron: Gemeente Apeldoorn)
17 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
3.6 Milieu Voor het thema milieu binnen de begrenzing van het LOG is de belangrijkste bepalende factor de eventuele overlast op de bestaande woningen of natuur vanuit het oogpunt van: • Ammoniak • Geur • Geluid • Fijnstof In een verkennende studie van Alterra is gekeken wat voor deze twee van deze thema’s, ammoniak en geur, de ruimte voor uitbreiding is in het LOG conform het huidige ammoniakbeleid en de regelgeving rond de Wet geurhinder. Hieronder wordt per thema beschreven wat vanuit de diverse wetgevingen de belangrijkste milieuaspecten zijn. 3.6.1 Ammoniak De bescherming van natuur tegen de invloeden van ammoniakemissie uit de landbouw wordt door het Rijk op twee vlakken geregeld. Allereerst stelt het Rijk algemene eisen aan de veehouderijbedrijven ten aanzien van het beperken van de ammoniakemissie. Dit wordt geregeld via voorschriften aan over het emissiearm uitrijden van drijfmest volgens het Besluit Gebruik Meststoffen en aan emissiearme stallen volgens het Besluit Ammoniakemissie Huisvesting Veehouderij en het door de rundveehouderijsector te ontwikkelen veevoerspoor. Tevens dienen bestaande huisvestingssystemen op grond van het Besluit Ammoniakemissie Huisvesting Veehouderij uiterlijk 1 januari 2010 te voldoen aan de maximale emissiewaarden. Daarnaast heeft het Rijk in een aanvullend zoneringsbeleid beperkingen opgelegd aan de ammoniakemissie in zones rond voor verzuringgevoelige natuur. Hierdoor wordt voorkomen dat de depositie van ammoniak vanuit de veehouderij op deze natuurgebieden toeneemt. Het betreft twee typen natuurgebieden; Natura 2000 gebieden en natuur aangewezen in het kader van de WAV (Wet Ammoniak en Veehouderij). Conclusie Uit de studie van Alterra blijkt dat het LOG niet in de invloedssfeer van een Natura 2000 gebied of andere verzuringgevoelige natuur (WAV) ligt. Ammoniak heeft dus geen beperkende werking op de milieugebruiksruimte voor intensieve veehouderijen in het LOG. Wel dienen veehouderijbedrijven zich te houden aan de algemene eisen zoals hierboven gesteld.
3.6.2 Geur De Wet Geurhinder en Veehouderij stelt eisen aan de maximale geurbelasting die de veehouderij mag veroorzaken op een gevoelig object zoals een woning. Deze is in de plaats gekomen van de Stankwet voor reconstructiegebieden en de drie stankrichtlijnen: de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996, de Veehouderij en Hinderwet 1985 en het Cumulatierapport. In de Wet Geurhinder en Veehouderij wordt de geurbelasting berekend in OU (Odour Units). De geuremissie wordt uitgedrukt in OU/s. Normen die gehanteerd dienen te worden in de reconstructiegebieden zijn 14 OU/m³ voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom en 3 OU/m³ voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom. Gemeenten kunnen hiervan afwijken, mits zij een goede onderbouwing hebben, die is vastgelegd in een beleidsplan. Voor geur gevoelige objecten binnen de bebouwde kom, kan worden afgeweken tot 14 OU/m³ en voor geur gevoelige objecten buiten de bebouwde kom kan worden afgeweken tot 35 OU/m³. Geurgevoelige objecten Geurgevoelige objecten zijn gebouwen, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, worden gebruikt. Hierbij dient te worden vermeld dat voormalige agrarische bedrijfsgebouwen waarin nu wordt gewoond in de volgende gevallen geen geurgevoelig object zijn: • als de milieuvergunning niet is ingetrokken • als de milieuvergunning van een voormalig agrarisch bedrijf pas op of na 19 maart 2000 is ingetrokken. • als het een woning betreft die gebouwd is conform de Rood voor Rood-regeling op een voormalig agrarisch bouwblok met een milieuvergunning. Indien er geen mestopslag plaatsvindt bij een agrarisch bedrijf, dan wordt dit bedrijf wel aangemerkt als geurgevoelig object. Dit geldt bijvoorbeeld bij akkerbouw en tuinbouw bedrijven. Alterra onderzoek De geurbelasting is in het onderzoek van Alterra berekend met verspreidingsmodellen en de maximale geurbelasting op een object is binnen en buiten de bebouwde kom verschillend. Alterra heeft voor het LOG een kaart gemaakt met de milieugebruiksruimte die er in de huidige situatie is als geur wordt uitgedrukt (na omrekening) in aantallen varkens.
18 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Hierbij zijn 2 scenario’s aangehouden: 1. Berekening volgens de huidige geurnorm (14 OU/m³ voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom en 3 OU/m³ voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom) 2. Berekening volgens een soepelere geurnorm waar een gemeente in de nieuwe wet voor kan kiezen (28 OU/m³ voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom en 3 OU/m³ voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom). De milieugebruiksruimtekaart die uit het onderzoek van Alterra volgt, geeft voor geur een eerste indicatie in welk gebied de meeste potentie is voor het vestigen van bedrijven en ook hoe groot deze bedrijven kunnen zijn. Dit moet echter niet te strak worden geïnterpreteerd, er zijn allerlei mogelijkheden om de milieuruimte te vergroten. Bijvoorbeeld door het toe passen van zeer emissiearme stallen of door een burgerwoning te verplaatsen, zodat meer ruimte ontstaat. Aanvullend onderzoek Aanvullend aan het onderzoek van Alterra is verder onderzoek gedaan naar de maximale milieugebruiksruimte vanuit geur waarbij rekening gehouden is met het toepassen van technieken die de emissie van geur reduceren. Er zijn berekeningen gemaakt waarbij uit is gegaan van de standaard geurnorm (3 en 14 OU) voor een drietal situaties: 1. de situatie waarbij geen geurreductie plaatsvindt (alleen bij huidige stallen) 2. de situatie waarbij 30% geurreductie plaatsvindt door het nemen van technische maatregelen (wettelijk verplicht bij het aanvragen van een nieuwe milieuvergunning) 3. situatie waarbij 70% geurreductie plaatsvindt door het nemen van technische maatregelen (bovenwettelijke technische maatregelen). Bij het maken van de berekening zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • Uitbreidingsruimte is berekend in vleesvarkens. • Uitbreidingsruimte is berekend met behulp van V-Stacksmodel gebied versie 1.1. In bijlage 4 staan de uitgangspunten weergegeven die zijn aangenomen voor de berekening in dit model. • Uitbreidingsruimte is berekend voor verschillende aantallen dieren, te weten 3.000, 5.000, 7.500 en 10.000 vleesvarkens. • Bij de overige bedrijven in het buitengebied, wordt nagenoeg altijd gewoond. Voor deze bedrijven is daarom als uitgangspunt genomen dat het geurgevoelige objecten betreft. • De achtergrondgeur wordt in het kader van de Wet geurhinder en Veehouderij alleen berekend indien de gemeente een nieuw geurbeleid gaat opstellen en afwijkt van de vastgestelde normen (14 en 3 OU/m3). Behalve de
geur van de intensieve veehouderij worden dan ook de effecten meegenomen van andere inrichtingen die geur veroorzaken. Wij gaan er in deze studie vanuit dat deze normen niet worden gewijzigd en dat betekent dat agrariërs individueel getoetst worden. Uitgangspunt van de Wet is daarbij dat het percentage van geurgehinderde in het buitengebied niet zal toenemen. Naast de berekening van geurbelasting op geurgevoelige objecten dient vanuit de Wet Geruhinder en Veehouderij altijd een afstand van 25 meter tussen de bouwblokken en 50 meter tussen het emissiepunt en de naastgelegen bedrijfswoning (van naastgelegen bedrijf) te worden aangehouden. Conclusie De berekeningen zijn verwerkt tot een drietal kaarten die zijn opgenomen in bijlage 3 van het rapport. Uit de kaarten blijkt dat de meeste ruimte voor vestiging en uitbreiding van bedrijven zich bevindt in het noordelijke open gebied rond de Bokkerijweg en de Weteringdijk en in het middengebied van het LOG. Zoals uit bovenstaande blijkt staat de milieugebruiksruimte vanuit geur vast en kan deze op een aantal manieren worden uitgebreid: 1. het reduceren van geur door het toepassen van technische maatregelen (zie ook kaarten). 2. Het aanpassen van de geurnorm door de gemeente, dit kan alleen wanneer de gemeente hiervoor een goede onderbouwing heeft en het kost enige tijd. De gemeente Epe en Apeldoorn kiezen er niet voor om de geurnorm te versoepelen. 3. Het opkopen van een geurgevoelig object en verplaatsen. 4. Het opkopen van een geurgevoelig object en omvormen tot IV bedrijf. Op basis van de Wet Geurhinder en Veehouderij dient een afstand van 25 meter tussen de bouwblokken en 50 meter tussen het emissiepunt en de naastgelegen bedrijfswoning (van naastgelegen bedrijf) te worden aangehouden.
19 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
3.6.3 Fijnstof De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. In het LOG Beemte-Vaassen vormt met name fijnstof afkomstig van de snelweg A50 en van agrarische bedrijven een belangrijke bron. De grenswaarde voor de fijnstof concentratie is: • 32 μg/ m³ als jaargemiddelde concentratie • 50 μg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden Deze grenswaarden mogen in principe niet worden overschreden. Huidige concentraties De huidige concentraties fijnstof in het gebied staan grofweg weergeven op de kaart van de milieuatlas van de provincie Gelderland (figuur 11). Hierop staat weergegeven hoe vaak per jaar deze worden overschreden. Met het CAR model versie 6.1.1 (A50) is hier verder op ingezoomd en zijn de jaargemiddelde concentraties bepaald. De waarden die daaruit voor het LOG BeemteVaassen naar voren komen zijn: • Zuiden 27,7 µg/m3 • Midden 27,6 µg/m3 • Noorden 27,4 µg/m3
Deze waarden zijn nog zodanig dat de kritische waarden van fijnstofconcentraties in het gebied nog niet worden overschreden. Op dit moment vormen deze waarden nog geen beperkende factor bij het vestigen van de beoogde bedrijfswoningen. De waarden zijn echter wel zo hoog dat bij het vestigen van nieuwe bedrijven ook rekening moet worden gehouden met de invloed van deze intensieve veehouderijen (zeker vanuit de pluimveesector) op de fijnstofconcentratie. Ook uitstoot vanuit agrarische bedrijven is namelijk sterk van invloed op de concentraties fijnstof. Het Rijk stelt sinds kort verplicht dat bij de vestiging van dit soort grote intensieve veehouderijen een MER moet worden opgesteld door de aanvrager die aandacht geeft aan deze fijnstof. Dan kan een ondernemer vervolgens zelf bepalen of hij de locatie kansrijk acht om zich te vestigen. Het is echter lastig te bepalen wat de invloed van nieuw te vestigen bedrijven is op de concentraties omdat de emissiefactoren uit stallen nog niet goed bekend zijn. Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuw berekeningsmodel en een toetsingskader, dit is naar verwachting in 2009 gereed. In een planMer voor het LOG wordt dit verder uitgewerkt en berekend, indien het toetsingskader bekend is. Conclusie Op basis van de hoge waarden die er nu al langs de snelweg zijn, kan wel geconcludeerd worden dat langs de snelweg A50 (donker groene zone), maar beperkt ruimte is voor nieuwvestiging vanuit fijnstof. Het is lastig te bepalen hoe groot deze ruimte is, omdat deze afhankelijk is van het type bedrijf en de technieken die worden toegepast.
Figuur 11 Fijnstofconcentraties (Bron: Provincie Gelderland)
20 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Deze ruimte is nog niet te vergroten door het nemen van reducerende maatregelen op de bedrijven zelf, omdat deze systemen nog in ontwikkeling zijn. Wel kan door aanleg van schermen langs de A50 de invloed van fijnstof gereduceerd worden. 3.6.4 Geluid Gezien de geringe toename van het aantal vervoersbewegingen die te verwachten is door de groei van de intensieve veehouderij, wordt ervan uitgegaan dat de toename van het verkeer binnen de norm blijft zoals deze geldt vanuit de Wet Geluidhinder. Bij het inplaatsen van intensieve veehouderijbedrijven moet echter wel rekening gehouden worden met de geluidsnormen zoals deze gelden voor de snelweg A 50. Er is geen zone vastgesteld langs snelweg waarin je vanwege geluid bij voorbaat niet kan wonen. Wel is een zogeheten onderzoekszone vastgesteld van 400 meter. Als daarbinnen een gevoelig object wordt gerealiseerd moet onderzocht worden of het te verwachten geluidsniveau aan de gevel voldoet aan de normen. Deze normen zijn: • 48 dba: regulier • 53 dba: bij aanpassing gemeentelijk beleid • 58 dba: maximale beleidsruimte indien het een agrarische bedrijfswoning betreft.
De huidige achtergrondwaarde van de snelweg is weergegeven op de kaart in figuur 12. Globaal ligt de 55-59 dba (24 uur) contour op 400 m afstand en de 60-64 contour op 200m afstand. De kaart is echter vrij grof omdat de verkeersintensiteit van jaar 2003 als uitgangspunt is genomen. Hierover is een factor 1,3 gedaan voor autonome groei voor vertaling naar jaar 2006. Vervolgens is vanuit die intensiteit via een klasse een contour getekend. Dit is ook zo gedaan voor de provinciale weg de Geerstraat. Aangegeven is dat hier veel verkeer over rijdt (tot 8000 voertuigen per etmaal) dus zijn de contouren navenant. Om een betrouwbaarder beeld te krijgen is het beter uit te gaan van actuele verkeerstellingen en nog beter is actuele geluidsmetingen. De snelweg en de Geerstraat zijn met betrekking tot geluid in ieder geval maatgevend voor inplaatsingsmogelijkheden. Binnen 400 meter vanaf de snelweg is het lastig om bij plaatsen van nieuwe woningen aan de normen te voldoen. Door het toepassen van mitigerende maatregelen zoals bijvoorbeeld de aanleg van een geluidsscherm, kan eerder worden voldaan aan de normen. Ook ontwerpmaatregelen zoals positionering van nieuwe bedrijfswoningen kunnen bijdragen aan het kunnen voldoen aan de normen.
Figuur 12 Geluidscontouren (Bron: Rijkswaterstaat)
21 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
3.7 Archeologie Het plangebied van het LOG Beemte-Vaassen bevindt zich aan de voet van de stuwwal. De bodem bestaat uit fijn gelaagde smeltwaterafzettingen die her en der in het gebied als verhoogde terrasresten aanwezig zijn. Het merendeel van het gebied is van oorsprong vrij nat. Met name op de hogere delen kunnen archeologische waarden verwacht worden. Het betreft dan waarden uit de prehistorie (sporen van jagers / verzamelaars of van de eerste landbouwers).
Een groot deel van het plangebied dat in Apeldoorn ligt en een kleiner deel in Epe wordt ingenomen door een es of enkeerdgrond. Door de oorspronkelijke, hogere ligging leende deze delen zich voor beakkering. De bodem is door het opbrengen van potstalmest nog verder verhoogd. Beleid Ruimtelijke plannen en projecten die de archeologische gegevens in de bodem kunnen aantasten moeten zoveel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden.
Figuur 13 Archeologische Monumentenkaart (AMK) Gelderland en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW)
22 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Figuur 14 Archeologische beleidskaart gemeente Apeldoorn
Voor archeologie zijn een tweetal kaarten van belang (die ook zijn opgenomen in het streekplan) de Archeologische Monumentenkaart (AMK) Gelderland en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). In de kaart in figuur 13 zijn beiden kaarten samengevoegd tot één kaart voor het LOG Beemte Vaassen. Deze kaart laat zien dat in het LOG Beemte Vaassen enkele plekken voorkomen met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. In het gebied liggen geen archeologische monumenten. De gemeente Apeldoorn heeft voor archeologie een eigen beleidskader opgesteld en de bovengenoemde kaarten daarin verder verfijnd. Bij eventuele bouw en andere activiteiten moet binnen de gemeente Apeldoorn met dit beleid rekening gehouden worden. Het zijn met name de hoger gelegen delen die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Apeldoorn zijn aangegeven als zones met een gemiddelde trefkans (figuur 14). Omdat er weinig onderzoek is uitgevoerd in dit gebied is er ook archeologisch vrij weinig van
bekend. Bij bodemingrepen waarbij de grond dieper dan 35 centimeter wordt geroerd en de omvang groter is dan 100 m2 is een vorm van onderzoek verplicht. De gemeente Epe heeft nog geen eigen beleidskader en kaart voor archeologie, voor deze gemeente is de IKAW-kaart van toepassing. Wanneer in de gebieden van deze kaart met een middelhoge verwachtingswaarde (bouw)activiteiten plaatsvinden is nader onderzoek naar de archeologische waarden noodzakelijk. Conclusie Bij de bouw van nieuwe bedrijven in een gebied in de gemeente Epe met een middelhoge verwachtingswaarde volgens de IKAW kaart en een gebied met een gemiddelde trefkans volgens de beleidskaart van de gemeente Apeldoorn is een nader onderzoek naar de archeologische waarden noodzakelijk. Waarbij de gemeente Apeldoorn verder specificeert wanneer onderzoek noodzakelijk is.
23 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
3.8 Randvoorwaarden en uitgangspunten De analyse van het aanbod van ruimte uit de overige sectoren leidt tot de volgende uitgangspunten waar bij de ontwikkeling van het gebiedsplan voor het LOG rekening mee moet worden gehouden. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de wettelijke randvoorwaarden die uit de analyse naar voren komen en de overige uitgangspunten waarmee rekening gehouden moet worden. Randvoorwaarden: • Geur bepaalt voor een belangrijk deel de milieugebruiksruimte in het gebied. De meeste ruimte, vanuit uit geur gezien, voor nieuwvestiging ligt in het noordwestelijke deel en het middengebied van het LOG. De milieugebruiksruimte is echter op een aantal manieren uit te breiden (zie paragraaf 3.5). • Op basis van de Wet Geurhinder en Veehouderij dient een afstand van 25 meter tussen de bouwblokken en 50 meter tussen het emissiepunt en de naastgelegen bedrijfswoning (van naastgelegen bedrijf) te worden aangehouden. • De achtergrondwaarde van fijnstofconcentraties heeft in het gebied de kritische grens nog niet overschreden. De waardes zijn echter aan de westkant van het gebied, dichtbij de snelweg A50 zo hoog dat deze beperkend zijn voor het aantal en de soort bedrijven die kunnen worden ingeplaatst. • Bij het inplaatsen van intensieve veehouderijbedrijven moet rekening gehouden worden met de geluidsnormen zoals deze gelden voor de snelweg A 50 en zijn vastgesteld in de Wet Geluidhinder. Binnen een zone van 400 meter rond de snelweg kunnen zonder mitigerende maatregelen of ontwerpmaatregelen naar verwachting geen nieuwe woningen worden geplaatst. • De minimale afstand tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en de bebouwing van burgerbewoning of andere bedrijven is 100 meter vanuit het oogpunt van de verspreiding van dierziekten. Terreinomstandigheden en de toekomstige verkaveling kunnen wel aanleiding zijn hiervan enigszins af te wijken. Voor hervestigende bedrijven is deze afstand niet van toepassing omdat het hier veelal bestaande bouwblokken met bebouwing en bestaande rechten betreft. In dit geval zijn de wettelijke eisen vanuit de Wet Geurhinder en Veehouderij van toepassing.
• Binnen een zone van 2x71 meter aan weerszijde van de hoogspanningsleiding mogen geen nieuwe gevoelige bestemmingen (lees woningen, scholen etc.) worden opgericht. Stallen en andere bedrijfsgebouwen kunnen wel. Hiervoor is de zakelijk rechtstrook van 2x22,5 aan weerszijde relevant, daarbinnen mogen in principe geen gebouwen worden opgericht. • De Kleine Wetering is in het provinciale beleid aangewezen als ecologische verbindingszone model ‘winde’. De Nieuwe Wetering is aangewezen als Waterlichaam (Kader Richtlijn Water). Aan deze aanwijzing zitten een aantal inrichtingsmaatregelen gekoppeld waar bij ontwikkeling rekening mee moet worden gehouden. • Bij de inrichting moet rekening gehouden worden met de eisen die het Waterschap stelt aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied (zie paragraaf 3.2). Uitgangspunten: • De ruimtelijke en landschappelijke verschillen tussen de 4 deelgebieden moeten gerespecteerd worden en eventueel versterkt. • In het hele gebied dienen de belangrijke openheid en de zichtlijnen, zowel de zichtlijnen van noord naar zuid door het gebied als het zicht van oost naar west naar het hoger gelegen Veluwe massief als uitgangspunt te worden gehanteerd. • Landschappelijke inpassing van nieuwe intensieve veehouderijbedrijven is van belang. • De huidige wegbreedtes in het gebied komen niet overeen met de gewenste wegbreedte van 5,5 meter voor vrachtverkeer, ook zijn er weinig passeerplaatsen. Bij een ontwikkeling van het LOG moet hier rekening mee worden gehouden en moeten de wegbreedtes waar nodig worden aangepast. • Verkeersveiligheid voor voornamelijk fietsers vormt een belangrijk aandachtspunt bij de ontwikkelingen. • Bij de bouw van nieuwe bedrijven in een gebied in de gemeente Epe met een middelhoge verwachtingswaarde volgens de IKAW kaart en een gebied met een gemiddelde trefkans volgens de beleidskaart van de gemeente Apeldoorn is een nader onderzoek naar de archeologische waarden noodzakelijk. Waarbij de gemeente Apeldoorn verder specificeert wanneer onderzoek noodzakelijk is.
24 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
4 Inrichtingsvisie LOG Om te komen tot een inrichtingsvisie voor het LOG is een uitgebreid ontwerpproces gevolgd. Tijdens een zogenoemde ‘schetsschuit’ is gedurende 2 dagen tijd met provincie, gemeenten, belangengroeperingen en DLG gewerkt aan drie modellen waarbij de ruimtelijke kwaliteit centraal stond. Deze modellen zijn: spreiden, bundelen in linten en bundelen langs de Geerstraat (zie bijlage 6). Daarnaast is de autonome ontwikkeling binnen het LOG beschreven (bijlage 5). De 3 modellen zijn vergeleken met de autonome ontwikkeling op milieu, draagvlak, mogelijkheden voor de 4 bekende inplaatsers, infrastructuur en kosten. Deze vergelijking is opgenomen in bijlage 7. De resultaten van de bovengenoemde schetsschuit en de modellenvergelijking hebben samen met de randvoorwaarden en uitgangspunten die voortkomen uit de analyse (resultaten uit Hoofdstuk 2 en 3) geleid tot de inrichtingsvisie voor het LOG Beemte-Vaassen (figuur 15). Deze inrichtingsvisie bestaat uit de volgende elementen: Uitbreiding en hervestiging op bestaande locaties heeft prioriteit Voor het hele LOG geldt dat het de voorkeur heeft om bestaande bedrijven te gebruiken voor hervestiging van nieuwe bedrijven van buiten. Op deze manier worden zo min mogelijk nieuwe locaties toegevoegd in het open landschap en gebruik gemaakt van bestaande infrastructuur en voorzieningen. Hervestiging op bestaande locaties is echter niet altijd mogelijk vanwege de milieugebruiksruimte, de investeringen die gedaan moeten worden en omdat het lastig is te voorspellen welke locaties vrijkomen voor hervestiging. De intentie is er om hervestiging op bestaande locaties zo veel mogelijk te stimuleren en faciliteren. Ruimte voor nieuwvestiging De ruimte voor nieuwvestiging ligt voor een groot deel in het noordwestelijke gedeelte van het LOG gebied. Grofweg gezegd tussen de Geerstraat, de Gatherweg, de snelweg A50 en het open middengebied. De maat en schaal van dit open gebied
leent zich het beste voor de inpassing van grootschalige intensieve veehouderijbedrijven. Daarnaast is door deze grotere schaal en openheid de milieugebruiksruimte vanuit geur hier relatief groot. In deze zone kunnen de bedrijven zich langs de bestaande infrastructurele lijnen vestigen. De openheid in dit gebied wordt echter als belangrijk en bijzonder ervaren. Bij de ontwikkeling is het dan ook belangrijk om het zicht vanaf de weg tussen de bedrijven door te behouden, om zo de openheid te blijven ervaren. Tevens moeten bij de ontwikkeling de bedrijven goed worden ingepast in het bestaande landschap. De mogelijkheden voor verdere ontwikkeling in deze zone is afhankelijk van de geluidsnormen en de normen voor fijnstof. Voor de gedetailleerde invulling van dit noordwestelijke gedeelte zijn een tweetal varianten opgesteld. In de volgende twee paragrafen wordt een beschrijving gegeven van beide varianten. In het vervolg van het proces moet een bestuurlijk keuze gemaakt worden tussen de twee varianten. Deze variant wordt dan opgenomen als inrichtingsvisie voor het LOG en dient als basis voor het op te stellen bestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan. In het zuidelijk gebied is vanwege het kleinschalige landschap (met open es en natte vlakte rond de wetering) en de beschikbare milieugebruiksruimte maximaal ruimte voor 2 nieuwe bedrijven. De vestiging van deze nieuwe bedrijven kan alleen plaatsvinden met een goede onderbouwing en een goed ruimtelijk plan. Nieuwvestiging kan niet plaatsvinden boven op de aanwezige es of in de aanwezige natte vlakte rond de wetering. Deze gebieden zijn cultuurhistorisch waardevol. De bedrijven moeten voldoende afstand hebben tot bestaande bedrijven zodat zichtlijnen aanwezig blijven naar het achterliggende landschap. Open houden ‘Groene Wig’ Deze wig is zowel vanuit het gebied als vanaf de snelweg zichtbaar en wordt gekenmerkt als een open en groen gebied. Dit gebied sluit aan op het
25 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
aangewezen natuurontwikkelingsgebied en bovendien is in dit gebied weinig infrastructuur aanwezig. Daarnaast zijn er in dit gebied lange zichtlijnen waarneembaar richting de Veluwe. Het open houden van dit gebied staat in de inrichtingsvisie centraal en daarom is er geen ruimte voor nieuwvestiging. Versterken cultuurhistorisch landschap Uitgangspunt is het versterken van het cultuurhistorisch landschap. Er zijn duidelijke landschappelijke verschillen aanwezig, die zijn ontstaan door verschillen in gebruik van het landschap. Aan de noord- en zuidkant van het gebied liggen twee meer kleinschalige landschappen met kronkelende wegen, verspreide erven en beplantingselementen. Het middengebied heeft een meer open karakter en de wegen, erven en beplantingen zijn meer rechtlijnig van opzet. Deze landschappelijke verschillen vormen het vertrekpunt voor nieuwe ontwikkelingen en worden waar mogelijk versterkt.
Verbeteren infrastructuur De hoofdontsluiting van het gebied vindt plaats via de snelweg A50 en de Geerstraat. Per variant voor nieuwvestiging in het noordwestelijke deel wordt de ontsluiting van de nieuwe bedrijven op een andere manier ingevuld. In het zuidelijk deel moet, afhankelijk van de hoeveelheid hervestiging en de groei van de bedrijven in het gebied, de infrastructuur opgewaardeerd worden door het verzwaren van de wegen en het aanleggen van passeerplaatsen voor vrachtauto’s. Om de toename van het verkeer en de veiligheid van de fietsers te waarborgen worden landbouwkundig verkeer en recreatief verkeer zoveel mogelijke gescheiden. Natuurlijke inrichting van de weteringen De Nieuwe Wetering en Kleine Wetering worden in het kader van de KRW en Ecologische verbindingszones heringericht met brede plas-draszones en stapstenen.
Figuur 15 Inrichtingsvisie
26 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
4.1 Variant 1 nieuwvestiging Deze variant voor het nieuwvestigingsgebied is opgesteld naar aanleiding van de resultaten van de schetsschuit en de vergelijking van de modellen op de 5 thema’s. De variant is opgebouwd uit een combinatie van de modellen 1 spreiden en 3 bundelen in linten. In deze variant bestaat de inrichtingsvisie uit de volgende elementen (figuur 16). Nieuwvestiging Bokkerijweg en Weteringdijk Langs de Bokkerijweg en de Weteringdijk is ruimte voor bundeling van nieuwe bedrijven. De dichtheid van bedrijven is afhankelijk van de beschikbare milieuruimte. Met de stand van de techniek op dit moment is langs de Bokkerijweg meer ruimte voor nieuwvestiging dan langs de Weteringdijk. In verband met geluid is het noodzakelijk dat langs de Weteringdijk de stallen worden gesitueerd aan de kant van de weg en de bedrijfswoningen daar als het ware achter liggen. In eerste instantie wordt gestreefd naar bundeling van nieuwe bedrijven langs de Bokkerijweg en spreiding van bedrijven langs de Weteringdijk. De ruimte langs de Bokkerijweg wordt zo efficiënt mogelijk gebruikt, om zoveel mogelijk ruimte te bieden aan nieuwe bedrijven. Verbeteren infrastructuur Om de toename van het verkeer en de veiligheid van de fietsers te waarborgen worden landbouw-
kundig verkeer en recreatief verkeer zoveel mogelijke gescheiden. Verder worden de Bokkerijweg en Weteringdijk heringericht. Hierbij wordt gedacht aan een nieuw (iets verbreed) en goed verhard wegprofiel en een enkele bomenrij aan de ‘niet-weteringkant’. Met langs de Bokkerijweg voldoende ruimte voor een vrijliggend fietspad in groen profiel langs de wetering. Bij de Bokkerijweg worden aan beide zijden nieuwe locaties ontwikkeld. Indien de erftoegangsweg over de wetering ligt wordt dit versterkt met een simpele, maar fraaie brug. De Bokkerijweg en de Weteringdijk zijn doodlopende wegen, het keren van de vrachtwagens vindt plaats op de erven. Nog nader te onderzoeken is de optie om in de toekomst de route voor langzaam verkeer langs de Bokkerijweg door de “groene wig” door te trekken naar de Broeklanderweg in het zuiden. Op deze manier ontstaat mogelijk een betere fietsontsluiting tussen het noordelijke en zuidelijke gebied zowel voor recreatie als voor schoolfietsverkeer. Natuurlijke inrichting van de weteringen De Nieuwe Wetering en Kleine Wetering worden in het kader van de KRW en Ecologische verbindingszones door het waterschap heringericht met brede plas-draszones en stapstenen. Dit wordt langs de Bokkerijweg en de Weteringdijk gecombineerd met de herinrichting van de weg en de aanleg van nieuwe locaties.
Figuur 16 Inrichtingsvisie variant 1
27 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
4.2 Variant 2 nieuwvestiging In een later stadium, na de schetsschuit, is door de gebiedsgroep De Bokkerij een eigen inrichtingsvisie opgesteld voor het LOG en ingebracht in de klankbordgroep. Deze visie is opgenomen in bijlage 8 en gaat uit van een bundeling langs de Weteringdijk. Besloten is de inbreng mee te nemen bij het ontwikkelen van een inrichtingsvisie, omdat deze variant een groot draagvlak heeft bij het gebied. Echter met de beperkingen vanuit fijnstof en geluid moeten er extra investeringen gedaan worden om voldoende nieuwvestigingslocaties te kunnen realiseren. Daarom is besloten een tweede variant op te stellen voor het noordwestelijke gebied, waarin de inbreng vanuit de gebiedsgroep is meegenomen. Deze variant bestaat uit een combinatie van de bundelingsvariant en de gebiedsgroepvariant, waarbij rekening is gehouden met de eisen vanuit geluid en luchtkwaliteit (fijnstof). In deze variant bestaat voor het noordwestelijke deel van het LOG uit de volgende elementen (figuur 17): Nieuwvestiging langs nieuwe weg Langs beide zijden van een nieuw aan te leggen weg, tussen de Bokkerijweg en de Weteringdijk, is ruimte voor bundeling van nieuwe bedrijven. De dichtheid van bedrijven is afhankelijk van de beschikbare milieuruimte.
Doordat een nieuwe weg wordt aangelegd is vestiging van nieuwe bedrijven aan weerszijde mogelijk. De ruimte langs deze nieuwe weg wordt zo efficiënt mogelijk gebruikt, om zoveel mogelijk ruimte te bieden aan nieuwe bedrijven. Aanleg grondwal met beplanting Om een optimale inplaatsing van bedrijven langs de nieuwe weg mogelijk te maken, wordt een grondwal met beplanting aangelegd tussen de snelweg A50 en de Weteringdijk. Deze wal reduceert de invloed van fijnstof en geluid vanaf de snelweg A50 op dit gedeelte van het LOG gebied. De wal wordt aangelegd als een groen element in het landschap, met opgaande beplanting. Verbeteren infrastructuur Tussen de Bokkerijweg en de Weteringdijk wordt een nieuwe weg aangelegd om vestiging van bedrijven aan weerszijde mogelijk te maken. Tevens wordt voorkomen dat Weteringdijk en Bokkerijweg te veel belast worden door een toename aan landbouwverkeer. Om de veiligheid van de fietsers te waarborgen worden landbouwkundig verkeer en recreatief verkeer op deze nieuwe weg zoveel mogelijke gescheiden. De weg krijgt een goed verhard wegprofiel met voldoende ruimte voor een vrijliggend fietspad in groen profiel met een enkele bomenrij. De weg is doodlopend, het keren van de vrachtwagens vindt plaats op de erven.
Figuur 17 Inrichtingsvisie variant 2
28 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
4.3 Randvoorwaarden erfinrichting en bebouwing In het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan worden de randvoorwaarden voor de erfinrichting en bebouwing opgenomen. Dit hoofdstuk geeft als voorschot hierop de eerste randvoorwaarden. De randvoorwaarden kunnen worden opgesplitst in randvoorwaarden die gelden voor het gehele gebied en randvoorwaarden per variant voor de nieuwvestiging. 4.3.1 Algemene voorwaarden In deze paragraaf staan de algemene voorwaarden voor inrichting van het gebied. In het bestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan wordt dit verder uitgewerkt.
• Algemene randvoorwaarden nieuwbouw bij nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding • De nokhoogte van de stallen is maximaal 11 meter • De goothoogte maximaal 6 meter • Volgens het reconstructieplan kunnen in een LOG bouwblokken van 1,5 ha gerealiseerd worden. Een groter bouwblok is mogelijk, maar dit staat in eerste instantie ter beoordeling van de gemeente. Binnen het LOG Beemte-Vaassen krijgen 8 locaties voor intensieve veehouderij, evenredig verdeeld over het grondgebied van beide gemeenten, de mogelijkheid om door te groeien tot 3 ha, met een bebouwingspercentage van 60%. Het betreft hier zowel nieuwvestiging op ‘maagdelijke’ grond als hervestiging op bestaande woon- en bedrijfslocaties. Binnen dit bouwblok moet naast de benodigde gebouwen en verharding (inclusief bv. silo’s en kuilvoerplaten), ook de landschappelijke inpassing gerealiseerd worden. De overige, functionerende, agrarische bedrijven in het LOG Beemte Vaassen mogen, afhankelijk van de landschappelijke inpassing en milieuruimte ter plaatse, doorgroeien en doorontwikkelen tot intensieve veehouderijbedrijven van 1,5 hectare. Het bebouwingspercentage voor deze locaties moet nog worden vastgesteld in het bestemmingsplan, evenals een uitwerking van de wijze van landschappelijke inpassing. Wel moet binnen dit bouwblok de benodigde gebouwen en verharding (inclusief bv. silo’s en kuilvoerplaten) gerealiseerd worden. Er zijn twee redenen om 8 intensieve veehouderijbedrijven de mogelijkheid te geven te ontwikkelen tot 3 ha. Allereerst is het doel van een LOG om ontwikkelingsruimte te bieden aan de intensieve veehouderij, hiermee onderscheidt een LOG zich van een verwevings-
• •
•
•
•
•
gebied. In het verwevingsgebied kan, onder voorwaarden, ook al een bouwblok van 1,5 hectare worden gerealiseerd. Door in het LOG een groter bouwblok voor 8 locaties als uitgangspunt te stellen biedt het LOG daadwerkelijk meer ontwikkelingsruimte aan de intensieve veehouderij. Ten tweede is een bouwblok van 3 ha voor deze locaties wenselijk om naast de noodzakelijk bebouwing voldoende ruimte te hebben voor een goed op het landschap afgestemde ruimtelijke inpassing (beeldkwaliteit en erfbeplanting). Indien meer dan respectievelijk 3 of 1,5 ha hectare is gewenst, kan dit met een onderbouwd bedrijfsplan en inrichtingsplan na goedkeuring door de raad en een partiele herziening van het bestemmingsplan. Gebruik terughoudende kleuren in de gebouwen en stallen. Stimuleer bouwen onder architectuur. Achter de stallen is op de kavel ruimte voor een aaneengesloten landschapselement, zoals een boomweide of bosje. Op deze manier wordt de achterliggende groene ruimte niet door stallen begrensd. Zorg in het ontwerp voor het bouwblok voor een goede samenhang en compositie van gebouwen, stallen en beplantingen. Niet wegplanten, maar grotere bomen en landschapselementen mee ontwerpen. Ontwerp waterberging op de kavel of gekoppeld aan de kavelsloot voor de hoeveelheid verhard oppervlak dat wordt toegevoegd. Bij de inrichting moet rekening gehouden worden met de eisen die het waterschap stelt aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied, zoals aangegeven in 3.3. Gebruik inheemse beplantingen en zo min mogelijk ‘stedelijk’ uitziende elementen zoals hekken, verhardingen en borden.
Randvoorwaarden voor hervestiging in zuidelijk gebied (gemeente Apeldoorn) • De minimale afstand tussen bebouwing van een hervestigend en doorgroeiend bedrijf en de bebouwing van andere bedrijven en burgers is maatwerk en kan per locatie verschillen. • Geen hervestiging op aangegeven open es en natte zone rond wetering in het zuidelijke deel. • Respect voor (kleinschalige) karakter van het landschap met mozaïekpatroon, open essen, natte komvlakte en kronkelende wegen. • Verspreide situering van beplantingselementen (boomgroepen, wallen, singels, bosjes) op de kavel passend bij mozaïekstructuur van het landschap. • Plaats bij waardevolle of karakteristieke bestaande bebouwing de nieuwe stallen en bebouwing achter het huidige ensemble van bebouwing.
29 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Randvoorwaarden voor hervestiging in noordelijke gebied in beide varianten (gemeente Epe) • De minimale afstand tussen bebouwing van een hervestigend en doorgroeiend bedrijf en de bebouwing van andere bedrijven en burgers is maatwerk en kan per locatie verschillen. • Respect voor het open grootschalige karakter van het landschap met een meer rechtlijnig patroon met rechte wegen en weteringen. • Structurerende beplanting aanbrengen aansluitend bij de bestaande lijnen van het landschap, loodrecht op wegen en weteringen. Singels en bomenrijen in combinatie met waterlopen. • Plaats bij waardevolle of karakteristieke bestaande bebouwing de nieuwe stallen en bebouwing achter het huidige ensemble van bebouwing. Randvoorwaarden voor nieuwvestiging zuidelijk deel (gemeente Apeldoorn) • Minimale afstand van 100 m tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en de bebouwing van burgerbewoning of andere bedrijven vanuit het oogpunt van de verspreiding van dierziekten en om voldoende zichtlijnen te houden. Terreinomstandigheden en de toekomstige verkaveling kunnen wel aanleiding zijn hiervan enigszins af te wijken. • Geen nieuwvestiging op aangegeven open es en natte zone rond wetering in het zuidelijke deel. • Zorg voor een groene buffer tussen bestaande en nieuwe erven. • Respect voor kleinschalige karakter van het landschap met mozaïekpatroon, open essen, natte komvlakte en kronkelende wegen. • Verspreide situering van beplantingselementen (boomgroepen, wallen, singels, bosjes) op de kavel passend bij mozaïekstructuur van het landschap. • Alleen nieuwvestiging op basis van een goed ruimtelijk plan. • Het is altijd ter beoordeling van de gemeente of de locatie milieuvergunningtechnisch en landschappelijk passend is.
4.3.2 Nieuwvestiging variant 1 Voor de voorwaarden bij hervestiging in deze variant zie paragraaf 4.3.1. Nieuwvestiging Bokkerijweg; • In deze variant wordt langs de Bokkerijweg gestreefd naar bundeling van nieuwe bedrijven. De minimale afstand tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en de bebouwing van burgerbewoning of andere bedrijven is vanuit het oogpunt van de verspreiding van dierziekten en om voldoende zichtlijnen te houden dan ook 100 meter. Terreinomstandigheden en de toekomstige verkaveling kunnen wel aanleiding zijn hiervan enigszins af te wijken. • Vanaf de Bokkerijweg blijft ruimte tussen de bedrijven met zichtlijnen naar achterliggende open ruimte. Voor de beleving van de zichtlijnen is een groene of blauwe begrenzing van de kavel van belang. • Loodrecht op de Bokkerijweg structurerende erfbeplanting aanbrengen in de vorm van bomenrijen, dikke bossingels, waterlopen. Hiermee wordt de lengterichting versterkt. • Een voorruimte maken op de bouwkavel tussen de Bokkerijweg en de stallen. In de voorruimte is ruimte voor de bedrijfswoning, tuin, beplantingen. • Aan (het eind van) de Bokkerijweg liggen nu al een aantal fraaie erven. Zorg voor het herkenbaar blijven van deze erven, door de ruimte tussen de nieuwe erven en de bestaande fraaie erven open te houden. Nieuwvestiging Weteringdijk; • In deze variant wordt langs de Weteringdijk gestreefd naar spreiding van nieuwe bedrijven. De minimale afstand tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en de bebouwing van burgerbewoning of andere bedrijven is vanuit het oogpunt van de verspreiding van dierziekten en om voldoende zichtlijnen te houden is 100 meter. Terreinomstandigheden en de toekomstige verkaveling kunnen wel aanleiding zijn hiervan enigszins af te wijken. • Vanaf de Weteringdijk blijft veel ruimte tussen bedrijven zodat brede zichtlijnen aanwezig zijn naar het achterliggende landschap. Voor de beleving van de zichtlijnen is een groene of blauwe begrenzing van de kavel van belang. • In verband met geluid vanaf de snelweg de woningen situeren achter de stallen. De stallen fungeren daarmee als een geluidswal voor de woning. Dit betekent dat de bedrijfswoning en tuin van de weg afgekeerd zijn en op eigen terrein worden ontsloten.
30 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
4.3.3 Nieuwvestiging variant 2 Voor de voorwaarden bij hervestiging in deze variant zie paragraaf 4.3.1. Nieuwvestiging langs nieuwe weg • In deze variant wordt langs de Weteringdijk gestreefd naar bundeling van nieuwe bedrijven De minimale afstand tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en tussen de bebouwing van nieuw te vestigen bedrijven en de bebouwing van burgerbewoning of andere bedrijven is vanuit het oogpunt van de verspreiding van dierziekten en om voldoende zichtlijnen te houden dan ook 100 meter. Terreinomstandigheden en de toekomstige verkaveling kunnen wel aanleiding zijn hiervan enigszins af te wijken.
• Vanaf de weg blijft ruimte tussen de bedrijven met zichtlijnen naar achterliggende open ruimte. Voor de beleving van de zichtlijnen is een groene of blauwe begrenzing van de kavel van belang. • Loodrecht op de weg structurerende erfbeplanting aanbrengen in de vorm van bomenrijen, dikke bossingels, waterlopen. Hiermee wordt de lengterichting versterkt. • Een voorruimte maken op de bouwkavel tussen de weg en de stallen. In de voorruimte is ruimte voor de bedrijfswoning, tuin, beplantingen.
4.4 Voor- en nadelen van de varianten Om een keuze te kunnen maken tussen de twee varianten worden in deze paragraaf de voor en nadelen op de rij gezet. Variant 1 Voordelen o Weinig extra maatregelen nodig om aan milieunormen te voldoen o Bekende inplaatsers kunnen ingepast worden, snellere realisatie mogelijk voor inplaatsers. o Snelle verplaatsing biedt ook ruimte elders in Gelderland waar bedrijven vandaan komen. o Alleen opwaardering van de wegen nodig. o Agrariërs zijn het meest positief over deze variant. Nadelen o Ruimte rond Weteringdijk wordt niet optimaal benut o Milieuruimte beperkend langs Weteringdijk, niet duidelijk wat de gevolgen zijn voor aantal bedrijven wat kan vestigen. o Vestiging bedrijven met een SPF keurmerk gezien minimale afstand van 300-400 meter lastig. o Minder steun van de huidige bewoners voor deze variant.
Variant 2 o Clustering van nieuwe bedrijven aan de snelweg. o Gebied rondom Bokkerijweg blijft open
o Extra maatregelen nodig om aan de milieunormen te voldoen zowel voor de agrariër (techniek, erfbeplanting) als voor de publieke partijen (grondwal, nieuwe weg) o Onzekerheden of bovengenoemde maatregelen voldoende helpen om voldoende milieuruimte te creëren. o Twee inplaatsers moeten een andere locatie aan de nieuwe weg krijgen. o Vestiging bedrijven met een SPF keurmerk gezien minimale afstand van 300-400 meter lastig. o Beperkend voor grondgebonden landbouw in verband met de aanleg van een nieuwe weg dwars door eigendommen. o Aanleg nieuwe weg en inpassen verplaatsers vraagt een actievere grondpolitiek door overheden om de benodigde gronden aan te kopen. Zeker gezien het feit dat het tracé van de nieuwe weg dwars door eigendommen heen loopt en een groter deel van de bekende inplaatsers op een andere plek grond in eigendom heeft.
31 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
4.5 Voorkeursvariant Naar aanleiding van de voor en nadelen die zijn beschreven in de bovenstaande samenvattende tabel, adviseert de Stuurgroep te kiezen voor variant 1 voor nieuwvestiging. Belangrijke argumenten zijn, dat een groot deel van de bekende inplaatsers binnen deze variant vallen, de snelheid van het proces om verplaatsingen te kunnen realiseren, zowel hier als elders in de gemeenten, en de milieuruimte in deze variant. Verder is het binnen deze variant niet noodzakelijk een nieuwe weg aan te leggen dwars door eigendommen van grondgebonden bedrijven heen. Er hoeft dus door de overheden een minder actieve grondpolitiek gevoerd te worden. De indicatieve kosten om variant 1 te realiseren zijn ¤ 1.700.000,- (zonder optionele kosten) en de indicatieve kosten om variant 2 te realiseren zijn ¤ 1.300.000,- (zie bijlage 9). In hoofdstuk 5 worden voor variant 1 de uitvoeringsmaatregelen beschreven die nodig zijn om het plan te kunnen realiseren.
Aantal nieuwe bedrijven. Op basis van deze voorkeursvariant is duidelijk dat in het LOG Beemte Vaassen in totaal 8 intensieve veehouderij locaties, evenredig verdeeld over het grondgebied van beide gemeenten, in potentie kunnen uitgroeien tot 3 ha. Hierbij gaat het om hervestiging en nieuwvestiging (op ‘maagdelijke grond’). De overige, functionerende, agrarische bedrijven in het LOG Beemte Vaassen mogen, afhankelijk van de landschappelijke inpassing en milieuruimte ter plaatse, doorgroeien en doorontwikkelen tot intensieve veehouderijbedrijven van 1,5 hectare. Een inschatting van het aantal bestaande agrarische bedrijven wat zal doorgroeien of omschakelen naar deze 1,5 ha is echter niet precies aan te geven Dit hangt namelijk sterk af van het aantal dieren, het soort dieren en de mate waarin door een initiatiefnemer nieuwe staltechnieken worden toegepast. Deze afweging moet per locatie worden gemaakt, nadat een initiatiefnemer interesse heeft getoond in een bepaalde locatie. Naast milieuhygiënische overwegingen dienen ruimtelijke en landschappelijke randvoorwaarden in de afweging te worden betrokken.
32 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
5 Uitvoeringsprogramma In het uitvoeringsprogramma wordt kort beschreven welke acties en instrumenten nodig zijn om de inrichtingsvisie (variant 1 nieuwvestiging) te kunnen realiseren, zodat daadwerkelijk hervestiging en/of nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven kan plaatsvinden. Enerzijds gaat het daarbij om zaken die geregeld moeten worden door de betrokken overheden in de diverse plannen. Daarnaast betreft het een aantal instrumenten en maatregelen op het gebied van inrichting. Als laatste moet ook de agrariër een aantal zaken regelen voordat de verplaatsing kan plaatsvinden. In volgende paragrafen worden deze drie punten verder uitgewerkt, waarbij in de laatste paragraaf een samenvattende tabel is opgenomen.
•
•
• •
5.1 Beleidsmatige en procedurele activiteiten Op beleidsmatig en procedureel gebied wordt beschreven wat door de gemeenten verder moet worden uitgewerkt in diverse plannen. In deze plannen worden de beleidsregels voor inrichting van het LOG verder uitgewerkt en vastgelegd. Bestemmingsplan Voor het LOG Beemte-Vaassen moet een nieuw (intergemeentelijk) bestemmingsplan worden opgesteld door de beide gemeenten. Het gebiedsplan dient als basis voor het op te stellen bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt opgesteld onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (WRO) die vanaf 1 juli 2008 in werking treedt. In het bestemmingsplan moeten naast datgene wat in de inrichtingsvisie staat in ieder geval de volgende punten worden opgenomen: • Alle agrarische bedrijfsbestemmingen in hervestigingsgebieden in het gebied zijn in principe beschikbaar voor hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij bedrijven. Echter is het altijd ter beoordeling van de betreffende gemeente of een locatie vanuit het oogpunt van milieu, landschap en andere aspecten passend is. • Bij hervesting op een bestaande locatie kan het ook gaan om een bestaande woonlocatie
(burgerwoning) die wordt omgezet in dienstwoning en waaraan een agrarisch bouwblok wordt (conform Staten Notitie dd. 10 juli 2007). In het zuidelijk gebied van het LOG (gemeente Apeldoorn) is plaats voor maximaal 2 nieuwvestigers. Er komen geen nieuwe woonbestemmingen in het gebied, dus ook geen functieverandering vrijkomende agrarische bedrijven. Het is verplicht om bij elk nieuw bedrijf een bedrijfswoning te plaatsen. In het bestemmingsplan wordt opgenomen dat voor 8 bedrijven, evenredig verdeeld over het grondgebied van beide gemeenten, de grootte van het bouwblok 3 ha is. Daarnaast wordt voor deze locaties van 3 ha een bebouwingspercentage opgenomen van 60%. Binnen dit bouwblok moet naast de benodigde gebouwen en verharding (inclusief bv. silo’s en kuilvoerplaten), ook de landschappelijke inpassing gerealiseerd worden) . Daarnaast wordt opgenomen dat de overige, functionerende, agrarische bedrijven in het LOG Beemte Vaassen mogen, afhankelijk van de landschappelijke inpassing en milieuruimte ter plaatse, doorgroeien en doorontwikkelen tot intensieve veehouderijbedrijven van 1,5 hectare. Het bebouwingspercentage voor deze locaties moet nog worden vastgesteld in het bestemmingsplan, evenals een uitwerking van de wijze van landschappelijke inpassing. Wel moet binnen dit bouwblok de benodigde gebouwen en verharding (inclusief bv. silo’s en kuilvoerplaten) gerealiseerd worden. In het bestemmingsplan wordt voorgaande verder uitgewerkt en wordt nagedacht of en hoe het bouwblok wordt aangegeven.
Onder de nieuwe WRO is het daarnaast mogelijk om via grondexploitatie (een deel van) de kosten voor de aanleg van infrastructuur, grondwal, beplantingen en inrichting weteringen (deels) via de nieuwsvestigende bedrijven te verhalen. Het is belangrijk dat dit gelijktijdig met het bestemmingsplan onderzocht en geregeld wordt.
33 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
De kosten voor aanleg van erftoegangswegen en inrichting van het erf liggen altijd bij de eigenaar en aanvrager. Beeldkwaliteitsplan Gelijktijdig met het bestemmingsplan wordt door de gemeenten een beeldkwaliteitsplan opgesteld, deze wordt opgenomen in de planvoorschriften van het bestemmingsplan. De basis hiervoor is beschreven in hoofdstuk 4 van dit plan. Bij het opstellen van het beeldkwaliteitsplan moet een architect en een landschapsarchitect betrokken zijn. Het beeldkwaliteitsplan moet in ieder geval de volgende punten bevatten: • Analyse van het landschap, de erven en de bebouwing • Architectuur en stijl van bebouwing • Setting en ensemble van de erven en de bebouwing, bij hervestiging in relatie tot de bestaande bebouwing. • Hoogte van de gebouwen • Kleur en materiaalgebruik • Locatie van de erftoegangswegen • Beplanting van de erven, waarbij ook het type van belang is (inheemse soorten) Daarnaast is het van belang een ervenconsulent aan te stellen voor het begeleiden van ondernemers bij het opstellen een inrichtingsplan, zie verder hoofdstuk landschap. Plan-MER Het bestemmingsplan moet worden onderbouwd in het plan-MER. Bij de opzet van de gebiedsvisie is hiermee rekening gehouden om de verdere procedure snel te kunnen laten verlopen. In het plan-MER moet echter vooral verder onderzoek gedaan worden naar de gevolgen van het plan voor fijnstof. Voor fijnstof is het van belang dat naast berekeningen voor de snelweg ook aandacht wordt besteed aan de uitstoot van fijnstof door de nieuw te vestigen intensieve agrarische bedrijven (zie ook paragraaf 3.5). Stimuleren hervestiging Hervestiging op bestaande locaties heeft prioriteit, maar kost de ondernemer relatief meer geld dan het vestigen op een nieuwe locatie. In Overijssel is men op zoek naar mogelijkheden om hervestiging te stimuleren. Een mogelijkheid kan zijn om een extra bouwkavel te realiseren of het toestaan van de regeling functieverandering op de oude locatie of een andere meer gewenste locatie. De huidige VIV-regeling sluit verplaatsingkandidaten echter uit van de regeling voor functieverandering. Onderzocht zal worden welke mogelijkheden er zijn hervestiging te stimuleren.
5.2 Inrichtingsniveau Om het gebiedsplan te realiseren kunnen instrumenten worden ingezet op het gebied van grond en gebouwen. Daarnaast zijn maatregelen nodig op het gebied van landschap en infrastructuur om het gebiedsplan te kunnen realiseren. Grond en gebouwen Het gebiedsplan geeft aan dat ingezet wordt op hervestiging van intensieve veehouderijbedrijven op bestaande locaties en nieuwvestiging in bepaalde zones. Aan deze vestiging zijn (ruimtelijke) randvoorwaarden verbonden. Om dit te realiseren kunnen een aantal instrumenten worden ingezet om actief te sturen op de realisatie van locaties voor hervestiging en nieuwvestiging. Deze instrumenten worden hieronder beschreven: • De beide gemeenten hebben besloten om geen actieve grondpolitiek te voeren om nieuwe locaties aan te kopen en uit te geven. De gemeenten willen hierin de marktwerking zijn gang laten gaan. • De provincie Gelderland kan actief beleid voeren door DLG grondzaken inzetten bij het aankopen van bestaande locaties om hervestiging op bestaande locaties te stimuleren. Daarnaast kan onderzocht worden welke mogelijkheden er zijn om nieuwe locaties aan te kopen. Eventueel kan hierbij een gebiedsmakelaar worden ingezet. • Het instrument vrijwillige kavelruil kan ingezet worden om locaties op de juiste plek te krijgen, zodat deze binnen de zones en randvoorwaarden zoals beschreven in de inrichtingsvisie komen te liggen. • Om in een later stadium milieuruimte te creëren, zodat meer bedrijven een plek kunnen krijgen binnen de visie kan onderzocht worden of 1 a 2 woningen moeten worden opgekocht en omgevormd tot intensieve veehouderij. Inzet blijft om in eerste instanties binnen de huidige milieuruimte, door middel van het toepassen van best beschikbare technieken, milieuruimte en locaties voor de nieuwe bedrijven te vinden. Infrastructuur en landschap Op het gebied van infrastructuur en landschap zijn een aantal maatregelen noodzakelijk om de inrichtingsvisie te realiseren. Er is een onderscheid gemaakt tussen daadwerkelijke fysieke inrichtingsmaatregelen en maatregelen die nodig zijn om het inrichtingsproces goed te laten verlopen en te faciliteren.
34 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Maatregelen voor voorkeursvariant 1 op het gebied van infrastructuur en landschap zijn: Variant 1 1. Weteringdijk: Langs deze weg vindt nieuwvestiging van bedrijven plaats door middel van spreiding. a. Deze weg moet opgewaardeerd en verbreed worden naar minimaal 5,5 meter. Op dit moment gaan we ervan uit dat een nieuwe weg niet nodig is, maar dat met een wat langere erftoegangsweg per bedrijf de nieuwe bedrijven ontsloten kunnen worden. b. Aanleg van een enkele bomenrij aan de niet-weteringkant van de weg c. Aanleg van groen profiel en plas-dras zones of stapstenen langs de wetering (in combinatie met het waterschap) 2. Bokkerijweg: Langs deze weg vindt bundeling van nieuwvestiging van bedrijven plaats. a. Deze weg moet opgewaardeerd en verbreed worden naar minimaal 5,5 meter, en langs de weg moet een vrijliggend fietspad komen. b. Afhankelijk van een nader onderzoek eventueel doortrekking van de route voor langzaam verkeer langs Bokkerijweg naar de Broek-landerweg. Op deze manier ontstaat mogelijk een betere fietsontsluiting tussen het noordelijke en zuidelijke gebied zowel voor recreatie als voor schoolfietsverkeer. c. Aanleg van een enkele bomenrij aan de niet-weteringkant van de weg d. Aanleg van groen profiel langs de wetering (in combinatie met het waterschap)
3. Zuidkant (Apeldoorns deel) en noordelijke puntje: hervestiging en nieuwvestiging van maximaal 2 bedrijven. a. Afhankelijk van de hoeveelheid hervestiging en de groei van de bedrijven in het gebied moet de infrastructuur opgewaardeerd worden door het verzwaren van de wegen en het aanleggen van passeerplaatsen voor vrachtauto’s. Maatregelen die nodig zijn om het inrichtingsproces goed te laten verlopen en te faciliteren. • Aanstellen ervenconsulent: deze consulent wordt aangeboden aan elk bedrijf wat zich nieuw wil vestigen of hervestigen in het LOG. De ervenconsulent geeft advies over de inrichting vanuit specifieke gebiedskennis betreffende erven, boerderijen en landschap. Deze ervenconsulent wordt vergelijkbaar met hetgeen de provincie Overijssel heeft geregeld. • Weteringen: er moeten goede afspraken gemaakt worden met het Waterschap om de verbreding van de weteringen in het kader van KRW en EVZ te combineren met compensatie waterberging en de landschappelijke inpassing (aanleg van een groen profiel) zoals beschreven in het gebiedsplan. In onderstaande tabel is een indicatieve raming van de bouwsom van variant 1 opgenomen voor de maatregelen zoals hierboven beschreven onder het kopje infrastructuur en landschap. De kosten voor het aanleggen van de nader te onderzoeken route voor langzaam verkeer staan apart genoemd omdat deze optioneel zijn. Deze kosten zijn daarom dan ook niet opgenomen in de totale bouwsom.
De kosten die daarnaast niet meegenomen zijn, zijn de kosten voor de ervenconsulent, de EVZ en KRW inrichting van de weteringen (taak Waterschap) en de kosten van de eventuele opwaardering van de wegen in de zuidkant. Het is namelijk nog maar de vraag of en waar opwaardering van de wegen in de zuidkant van het LOG noodzakelijk is.
Raming (investering)
inrichtingsmaatregelen per onderdeel hoeveelheid eenheid prijs/eenheid Inrichtingsmaatregelen variant 1 Opwaarderen Weteringdijk inclusief enkelzijdige laanbeplanting 1,2 km ¤ 640.000 Opwaarderen Bokkerijweg inclusief enkelzijdige laanbeplanting 1,2 km ¤ 640.000 Aanleg fietspad Bokkerijweg 1,1 km ¤ 144.000 Totaal Totaal indicatie van bouwsom variant 1
¤ ¤ ¤ ¤ ¤
768.000 768.000 158.400 1.694.400 1.700.000
Optionele kosten Aanleg fietspad Bokkerijweg – Broeklanderweg* Aanleg bomenrij langs vrijliggend fietspad Totaal
¤ ¤ ¤
316.800 46.200 363.000
2,2 2,2
km ¤ km ¤
144.000 21.000
* lengte hemelsbreed 1700 m1 vertaald naar tracélengte van 2200 m
Verklaring: - Alle genoemde bedragen zijn inclusief voorbereidings-, begeleidingskosten, grondverwerving en BTW - De kosten zijn exclusief planvormingskosten (apparaatkosten van betrokken overheden). - De ontwerpcriteria zijn per onderdeel beschreven in de achter deze raming liggende onderbouwing. 35 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Totaal
5.3
Agrariër
5.4 Deelnemers VIV regeling
De agrariër die wil verplaatsen naar een nieuwe locatie of een hervestigingslocatie moet zelf een aantal zaken regelen voor de verplaatsing: • Inrichtingsplan voor erf en toegangsweg dat voldoet aan het gebiedsplan, bestemmings- plan en beeldkwaliteitsplan. • Bedrijfsplan • (milieu)vergunningen • project- MER De agrariër is zelf verantwoordelijk voor deze zaken en kan gebruik maken van de ervenconsulent.
Deelnemers aan de VIV regeling moeten maart 2010 verplaatst zijn, in verband met de Europese subsidie. In principe worden aanvragen voor nieuwvestiging en hervestiging getoetst op basis van het nieuwe, nog op te stellen, bestemmingsplan. Gezien de proceduretijd voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan (eind 2009 vastgesteld en daarna waarschijnlijk bezwaren Raad van State dus pas juni 2010 in werking), de aanvraag van bouwvergunningen, milieuvergunningen en het opstellen van een inrichtings-MER, is de verwachting dat verplaatsen voor maart 2010 niet haalbaar is. Het is aan de provincie om na te gaan wat de mogelijkheden voor uitstel zijn.
36 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Bijlage 1 Landbouwcijfers
1992 3.010 2.178 1.084 207 333 1993 3.140 2.120 915 200 339 1994 3.005 2.024 872 164 353 1995 2.966 1.995 922 159 348 1996 2.934 1.987 888 161 345 1997 3.072 2.006 886 170 372 1998 3.080 1.981 867 160 371 1999 2.662 2.041 882 156 375 2000 2.582 2.000 838 160 380 2001 2.511 1.856 786 163 333 2002 2.212 1.821 727 169 324 2003 2.122 967 402 168 324 2004 2.106 1.637 582 154 337 2005 2.128 1.718 859 175 369 2006 2.125 1.648 855 159 373 2007 2.187 1.657 974 231 378 * = Overig pluimvee is: Kalkoenen, slachteenden, legeenden, ganzen, parelhoenders en dergelijke. ** = Overige Hokdierern zijn : Konijnen en edelpelsdieren. Bron: www.cbs.nl januari 2008
Aantal bedrijven IV (Gld): Jaar
Met vleeskalveren
Met varkens
Met leghennen (18 weken en ouder)
Met vleeskuikens
1985
1.318
10.530
1.438
279
1990
1.165
8.425
1.096
289
1995
1.152
6.349
882
251
2000
1.204
4.003
714
176
2005
1.047
2.575
521
89
© Centraal Bureau voor de Statistiek, 2008-01-16
37 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Tot. Aant. bedrijven:
Vleeskalveren x 1000
Overige hokdieren **: x 1000
Overig pluimvee *:x 1000
Aantal kippen: x 10.000
Aantal varkens:x 1000
Jaar
Overzicht verhouding aantal hokdieren met aantal bedrijven in Gelderland
10.931 10.819 9.781 9.088 8.718 8.705 8.238 7.060 6.461 5.730 5.306 4.476 4.535 4.506 4.213 4.188
Veestapel Gld Jaar Aantal vleeskalveren: x1000 Aantal varkens: x 1000 1985 316 2.906 1990 316 2.986 1995 348 2.966 2000 380 2.582 2005 369 2.128 © Centraal Bureau voor de Statistiek, 2008-01-16
38 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Aantal kippen: x 10.000 1.896 2.010 1.995 2.000 1.718
Aantal bedrijven per gemeente.(perioden 5 jaar) Gemeente
Apeldoorn
Jaar 1986* 1990 1995 2000 2005
Akkerbouw bedrijven 16 17 17 29 30
Tuinbouw- en blijvende teeltbedrijven 44 37 30 35 29
Graasdier bedrijven 492 440 369 310 282
1986* 18 12 1990 13 11 Epe 1995 11 16 2000 9 14 2005 9 17 * = begin jaar dat er gegevens bekend zijn © Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2008-01-17
39 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
396 353 304 250 212
Hokdier Combinaties bedrijven 53 113 43 95 44 71 34 48 17 27 51 42 38 31 19
69 56 43 27 21
40 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Bijlage 2 Infrastructuurtabel Globale indicatie transportbewegingen LOG Bedrijf met 5000 vleesvarkens. (Drie rondes varkens/jaar)
Voertransport
Diertransport -aanvoer biggen - afvoer varkens
Mesttransport
aantal dier Kg voer per Aantal plaatsen dier per jaar rondes 5.000 240 aantal Aantal dieren dieren per vracht 15.000 200 15.000 125 M3 mest per aantal dier dierplaats per (1m3=1 plaatsen jaar ton) 5.000 1,2
Ton per Aantal Totaal ton vrachtaut vrachtauto's Totaal Kg per jaar o per jaar 3 3.600.000 3.600 36 100 Aantal vrachtauto's per jaar 75 120 Aantal Totaal ton vrachtauto's per jaar per jaar 6.000 36 167
Totaal aantal vervoersbewegingen per jaar:
Aantal vervoers bewegingen 200 Aantal vervoers bewegingen 150 240 Aantal vervoers bewegingen 333 923
Aantal vervoersbewegingen per week:
18
Aantal vervoersbewegingen per werkdag:
4
Bedrijf met 100.000 vleeskuikenplaatsen (6,5 rondes kuikens/jaar)
Voertransport
Diertransport -aanvoer kuikens - afvoer vleeskuikens
Mesttransport Aanvoer strooisel
Kg voer per Ton per Aantal Aantal aantal dier kuikenplaats Aantal Totaal ton vrachtaut vrachtauto's vervoers plaatsen per jaar rondes Totaal Kg per jaar o per jaar bewegingen 100.000 3,7 6,5 2.405.000 2405 36 67 134 Aantal Aantal vrachtauto's vervoers per jaar bewegingen 7 13 65 130
aantal Aantal dieren dieren per vracht 650.000 100.000 650.000 10.000
Kg mest per Aantal Aantal aantal dier dierplaats per Totaal ton vrachtauto's vervoers plaatsen jaar per jaar per jaar bewegingen 100.000 11 1.100.000 1100 20 55 110 1 vrachtwagen per ronde kuikens 7 13 Totaal aantal vervoersbewegingen per jaar: 400 Aantal vervoersbewegingen per week: 8 Aantal vervoersbewegingen per werkdag: 2
Bedrijf met 10.000 nertsen Aantal Aantal vrachtauto's vervoers per jaar bewegingen
Voertransport (aanname 250 vrachtwagens per jaar) (s'zomers elke dag, s'winters om de 2 á 3 dagen)
Diertransport -afvoer huiden+ rest
Mesttransport Aanvoer strooisel
(aanname 20 vrachtwagens per jaar)
250
500
Aantal Aantal vrachtauto's vervoers per jaar bewegingen 20 40
Kg mest per Aantal Aantal aantal dier dierplaats per Totaal ton vrachtauto's vervoers plaatsen jaar per jaar per jaar bewegingen 10.000 104 1.040.000 1040 36 29 58 1 vrachtwagen per ronde kuikens 7 14 Totaal aantal vervoersbewegingen per jaar: 572 Aantal vervoersbewegingen per week: 11 Aantal vervoersbewegingen per werkdag: 2
Bedrijf met 60.000 legkippen per jaar
Voertransport
Kg voer per aantal dier legkip per Aantal plaatsen jaar rondes 60.000 45
Ton per Aantal Aantal Totaal ton vrachtaut vrachtauto's vervoers Totaal Kg per jaar o per jaar bewegingen 2.700.000 2700 36 75 150
41 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Bijlage 3 Milieugebruiksruimte
Vestiging tot 3.000 mestvarkens Vestiging tot 5.000 mestvarkens Vestiging tot 7.500 mestvarkens Vestiging tot 10.000 mestvarkens
42 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Vestiging tot 3.000 mestvarkens Vestiging tot 5.000 mestvarkens Vestiging tot 7.500 mestvarkens Vestiging tot 10.000 mestvarkens
43 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Vestiging tot 3.000 mestvarkens Vestiging tot 5.000 mestvarkens Vestiging tot 7.500 mestvarkens Vestiging tot 10.000 mestvarkens
44 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Bijlage 4 Uitgangspunten V-Stacks gebied versie 1.1 De berekeningen voor de toegestane afstanden tussen een geurgevoelig object en een intensieve veehouderij op basis van de Wet Geurhinder en Veehouderij zijn uitgevoerd met behulp van V-Stacks gebied versie 1.1 Voor alle berekeningen is uitgegaan van: • ligging emissiepunt: X-coordinaat 125000 en Y-coordinaat 388000; • E-vergund is gelijk aan E-maxverg; • EP-hoogte 5 meter; • GemGebH 6 meter; • EP-bindiam 0,5 meter; • EP-uittree 4 m/s.
45 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Bijlage 5 Autonome ontwikkeling De autonome ontwikkeling van het gebied wordt bepaald door de groei van bestaande bedrijven, hervestiging op bestaande locaties en nieuwvestiging. De nieuwvestiging op maagdelijke grond zal in het gehele gebied plaatsvinden, ongeacht de gebiedskwaliteiten, en is lastig te sturen. In het gebied zijn inmiddels al 3 aanvragen voor nieuwvestiging op maagdelijke grond en 1 op een bestaande locatie. Gezien de ontwikkeling van de landbouw zullen er meer volgen. Door deze autonome ontwikkelingen verdwijnen bestaande kwaliteiten van het gebied, zoals de openheid, rust, de zichtlijnen en het verschil tussen de vier deelgebieden. Daarnaast worden gebiedsknelpunten versterkt zoals de ontsluiting naar de snelweg en te smalle wegen waardoor de bedrijfsvoering kan worden belemmerd. Ook de verrommeling van het gebied wordt versterkt door het ad hoc op verschillende plaatsen in het gebied ontwikkelen van bedrijven. Er is dus weinig grip en sturing mogelijk op het realiseren van kwaliteit en noodzakelijke infrastructuur.
46 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Bijlage 6 Modellen Tijdens een zogenoemde ‘schetsschuit’ is gedurende 2 dagen tijd met provincie, gemeenten, belangengroeperingen en DLG gewerkt aan drie modellen. Te weten: spreiden, bundelen in linten en bundelen langs de Geerstraat. In een apart 0-model is de autonome ontwikkeling binnen het LOG beschreven, wat is mogelijk wanneer er geen gebiedsplan wordt opgesteld. Tijdens de schetsschuit is voornamelijk ontwikkeld op basis van ruimtelijke kwaliteit. De milieugebruiksruimte is tijdens de schetsschuit ondergeschikt geweest om het creatieve proces te stimuleren en niet te strak te laten sturen. Zeker ook omdat de milieugebruiksruimte variabel is doordat deze door een aantal (technische) ingrepen te vergroten is. Aan de hand van de uitkomsten vanuit de schetsschuit kan een aantal algemene zaken over de ontwikkelingen in het gebied worden gezegd. Voor het hele landbouwontwikkelingsgebied geldt dat het de voorkeur heeft om bestaande erven en bouwlocaties in het landschap te (her)benutten voor nieuwe en zich hervestigende landbouwbedrijven. Op deze manier worden zo min mogelijk nieuwe locaties toegevoegd in het onbebouwde landschap en gebruik gemaakt van bestaande infrastructuur en voorzieningen. Het benutten van bestaande locaties is echter niet altijd mogelijk en het is lastig te voorspellen of en welke locaties mogelijk vrijkomen voor nieuw- of hervestigers. De intentie moet zijn om het benutten van bestaande locaties zo veel mogelijk te stimuleren en faciliteren. Naast deze voorkeursoptie zijn drie modellen geschetst die met zo veel mogelijk kwaliteit ruimte bieden voor nieuwvestiging van bedrijven op nu onbebouwde grond. In alle drie de modellen gelden een aantal vertrekpunten: • Onbebouwd laten van ‘de groene wig’. Deze wig is zowel vanuit het gebied als vanaf de snelweg een deel van het gebied dat landelijk en groen oogt. Daarnaast zijn er her en der lange zichtlijnen waarneembaar richting de Veluwe. Het verdichten van dit gebied met nieuwe erven is ongewenst. • Cultuurhistorisch landschap respecteren als vertrekpunt: er zijn duidelijke landschappelijke verschillen aanwezig welke zijn ontstaan door verschil in menselijke in gebruik name van het landschap. Aan de noord- en zuidkant van het gebied liggen twee meer kleinschalige landschappen met kronkelende wegen, verspreide erven en beplantingselementen. Het middengebied heeft een meer open karakter en de wegen, erven en beplantingen zijn meer rechtlijnig van opzet. Deze landschappelijke verschillen vormen vertrekpunt voor nieuwe ontwikkelingen en worden waar mogelijk versterkt.
47 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Model 1: spreiden In dit model is ‘op maat’ in het hele gebied gezocht naar locaties waar je nieuwe bedrijven kan vestigen zonder dat gelijk het hele landschap van karakter verandert. De nieuwe locaties worden ingeweven in het bestaande landschap en door de verspreiding zijn ze niet gelijk een enorme ruimtelijke aanslag op (een deel van) het gebied. Er zijn echter meerdere locaties mogelijk binnen de spreidingsmodel, daarom zijn zoekzones aangegeven. Binnen de zoekzones zijn meerdere vestigingslocaties mogelijk en zal op basis van beschikbare grond ‘op maat’ deze locaties ingeweven moeten worden in het landschap. Binnen een zoekzone is landschappelijk gezien ongeveer ruimte voor 1 tot 3 nieuwe erflocaties. Te veel nieuwe erven zorgt voor een te vol ruimtelijk effect.
48 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Model 2: bundelen Geerstraat Het bundelingsmodel gaat er vanuit de nieuw te vestigen bedrijven zo veel mogelijk te concentreren in één gebied en daarmee de rest van het gebied te ontlasten en daar geen ruimte te bieden voor nieuwe erven. In dit model is een zoekgebied parallel langs de Geerstraat aangewezen voor nieuw- of hervestiging van bedrijven. Het idee is om parallel aan de Geerstraat een nieuwe weg aan te leggen of een paar insteekwegen vanaf de Geerstraat realiseren van waaruit de nieuwe bedrijven worden ontsloten. Tussen de Geerstraat en de nieuwe bedrijven is zo ruimte voor een groene strook met bomen en een aantal bestaande erven. De nabijheid van de afslag van de snelweg wordt als ideaal gezien. Ook mogelijkheden om gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een mestverwerking, te realiseren wordt als positief beschouwd. De lange zichtlijnen in oostwestrichting wordt in dit model gewaarborgd.
49 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Model 3: bundelen Linten Dit model gaat er vanuit om 2 noordzuidgerichte wegen (De Bokkerijweg en Gatherweg) te benutten voor een meer geconcentreerde vestiging van nieuwe bedrijven. Hiermee blijven ruimtes tussen de linten open en de noordzuidgerichte zichtrelatie gewaarborgd. De bestaande wegen zullen qua profiel iets moeten worden aangepast of verbreed. Ook in deze variant zijn door de bundeling van de bedrijven kansen voor gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een mestverwerking.
50 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Bijlage 7 Vergelijking modellen De drie modellen uit bijlage 6 zijn vergeleken met de autonome ontwikkeling op milieu, draagvlak, mogelijkheden voor de 4 bekende inplaatsers, infrastructuur, doelbereik en kosten. Ruimtelijke kwaliteit is niet meegenomen in de afweging, omdat ruimtelijke kwaliteit bij het opstellen van de modellen centraal stond. De volgende scores worden per thema gehanteerd om de effecten vergelijkbaar te houden: 2 = positief effect 1 = klein positief effect 0 = neutraal of geen effect -1 = klein negatief effect -2 = negatief effect In onderstaande tabel staat weergeven hoe de verschillende modellen ‘scoren’ op de genoemde thema’s. Autonome ontwikkling
Model 1: Spreiden
Model 2: Bundelen linten
Model 3: Bundelen Geerstraat
Milieu
0
-1/-2
-1
-2
Draagvlak
0
2
1
-2
Inplaatsers
0
2
1
0
Infrastructuur
0
0
1
-1
Financieel
0
-2
-1
-2
Milieu Vanuit GEUR, fijnstof en geluid heeft model 3 de minste milieuruimte en krijgt daarmee ook de laagste score. Voor model 2 geldt dit voor de ontwikkeling langs de Gartherweg. Langs de Bokkerijweg is wel genoeg ruimte op alle milieupunten. In model 1 spreiden is langs de Garther weg geen milieuruimte, bij d Weteringdijk is dit beperkter voor fijnstof en geluid dan langs de Bokkerijweg. Maar omdat het hier om spreiden gaat dus vestiging van enkele locaties is er meer ruimte dan bij bundeling. Vanuit milieu gaat de voorkeur naar bundeling langs de Bokkerijweg.
Draagvlak De gebiedsgroep heeft een eigen variant ontwikkeld na de schetsschuit (bijlage 8). Deze variant vergelijken met de modellen van de schetsschuit. Daruit komt naar voor dat de voorkeur van het gebied is om het middengebied rondom de Bokkerijweg open te houden en vooral te vestigen langs de Weteringsedijk. Vanuit draagvlak gaat de voorkeur uit naar de ontwikkeling langs de Weteringsdijk.
Inplaatsers De locatie van de 4 mogelijke inplaatsers met een grondpositie in het gebied staat weergegeven op de kaarten van de modellen in bijlage 6. De locatie van de grondpositie is afgezet tegen de modellen. Hieruit blijkt dat: In model 1 spreiden valt 1 locatie binnen het model en vallen een 2e en 3e met zorgvuldige inplaatsing binnen het model In model 2 bundelen in linten ligt 1 locatie binnen het model en valt een 2e locatie met zorgvuldige plaatsing binnen het model. In model 3 bundelen Geerstraat valt slechts 1 locatie met zorgvuldige inplaatsing binnen het model.
51 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Infrastructuur Qua infrastructuur zal in model 3 de meest ingrijpende veranderingen nodig zijn. Voor het model spreiden kan met de bestaande infrastructuur worden volstaan
Financieel In alle modellen zal geïnvesteerd moeten worden in de ontwikkeling door publieke partijen. De verwachting is dat in model 1 en 3 de meeste investeringen nodig zijn om voldoende milieuruimte en ruimtelijke kwaliteit te kunnen creëren. Dus vanuit financieel oogpunt heeft de ontwikkeling langs de Bokkerijweg de voorkeur omdat hier de minste investeringen nodig zijn.
Conclusie: Op basis van bovengenoemde criteria en bij even zware weging gaat de voorkeur uit naar model 2, bundeling in linten. En dan met name bundeling langs de Bokkerijweg.
52 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Bijlage 8 Inbreng gebiedsgroep
53 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Inleiding Naar aanleiding van de raadsvergaderingen de ontwikkelingen bij DLG en de nieuwsberichten in de media heeft de gebiedsgroep een eigen inrichtingsvisie opgesteld. De gebiedsgroep heeft zich zorgen gemaakt naar aanleiding van de presentatie van de scenario’s, uit de schetsschuit, aan de gemeenteraden. Hier is de status van de scenario’s niet duidelijk naar voren gekomen en zodoende ook onjuist in de media terecht gekomen. De visie van de gebiedsgroep is enerzijds gebaseerd op de uitkomsten van de schetsschuit en het gebiedsonderzoek en anderzijds op de grondposities in het gebied. De gebiedsgroep is van mening dat de grondposities voor nieuwe en huidige bedrijven meegewogen moeten worden bij de planvorming van het gebied. Bij DLG was daar voor alsnog geen ruimte voor. Door de grondposities in een vroeg stadium van de planvorming te betrekken kan het tijdspad, dat erg krap is, beter in de hand gehouden worden dan op welke manier dan ook. Aan de hand van de grondposities stelt de gebiedsgroep een aantal locaties voor waar nieuwe bedrijven zich kunnen vestigen. In de volgende tekst wordt duidelijk gemaakt waarom de gebiedsgroep deze locaties heeft gekozen en hoe hier mee omgesprongen moet worden. Hierbij moet worden gemeld dat het een totaal plan is, waar niet een paar punten zomaar uit te halen zijn om de rest te laten liggen.
Inrichtingsvisie De gebiedsgroep kiest voor een bundeling van bedrijven op twee locaties en één hervestiging aan de Geerstraat. De keuze van bundeling komt voort uit een tweetal overwegingen. Door de bundeling aan de westzijde, aan de weteringdijk, blijft het gehele gebied gevrijwaard van transportbewegingen van en naar de nieuwe bedrijven. De Weteringdijk zal opnieuw gedimensioneerd moeten worden en een rechtstreekse aansluiting op de Geerstraat krijgen. De infrastructurele situatie aan de zuidzijde, aan de Gathe, blijft een kritisch punt, maar wordt niet verder belast met de transportstroom van nieuwe bedrijven. Een tweede argument voor bundeling is het open houden van het gebied. Aan de rand van het LOG wordt een concentratie van 5 bedrijven ontwikkeld waardoor de grote groene binnen ruimte open blijft, en aan de bloemenkamp worden drie locaties ontwikkeld op basis van twee bestaande bedrijven. De bloemenkamp kan qua transportbewegingen deze uitbreiding ons inziens goed verwerken en de impact op de huidige bewoning kan tot een minimum beperkt worden. Zoals al aangegeven hebben grondposities een grote doorwerking gehad voor de exacte plaatsbepaling van nieuw te ontwikkelen bedrijven. Deze plaatsbepaling is gebaseerd op de huidige melkveehouderijen die een goed toekomstperspectief hebben, de mogelijkheden voor uitruil van gronden en de burgerbewoning in het gebied. De grootte van de bouwpercelen, zoals deze zijn ingetekend zijn exact 3 hectare. Gekozen is voor grote bouwpercelen zodat de aankleding van het bedrijf op eigen grond kan plaatsvinden.
Plaatsing De gemeenten Epe en Apeldoorn hebben de toezegging gedaan dat 4 bedrijven met vergevorderde verplaatsingsplannen geplaatst worden binnen het LOG. Een aantal hiervan hebben grondposities verworven, dan wel onder optie. De gemeenten hebben te kennen gegeven dat de grondpositie van deze bedrijven geen rol zal spelen bij de daadwerkelijke plaatsing. De gebiedsgroep heeft voor twee bedrijven een locatie aangewezen op grond van veterinaire overwegingen. Varkenshouderij Bosgoed wordt geplaatst aan de Weteringdijk ten westen van het bosje. De situering zorgt ervoor dat het bedrijf geen last heeft van andere varkenshouderijen. Naast de Varkenshouderij van de familie Bosgoed is de Oranje eierfarm gesitueerd. Daarnaast kan een kalverhouderij worden gesitueerd. Door deze schakeling van bedrijven met verschillende intensieve veehouderijtakken kan besmetting van bedrijf op bedrijf vrijwel worden uitgesloten.
54 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Bestemmingsplan Binnen het LOG worden 3 typen bouwpercelen aangewezen, afhankelijk van de huidige activiteiten. De onderverdeling vindt plaats aan de hand van de Nederlandse Grootte eenheid (NGE). Grootte
type
bestemming
Max. bouwblok
Tot 10 NGE
Hobbymatig bedrijf
Woonbestemming (W)
Bestaand erf
10 tot 50 NGE
Deeltijdbedrijf
Agrarische bestemming (AB1)
Bestaand erf uit te breiden tot max 1 ha
Groter dan 50 NGE
Reëel of volwaardig agrarisch bedrijf
Agrarische bestemming (AB2)
1 ha tot max 3 ha.
Voor nieuwe locaties ten behoeve van intensieve veehouderij geld een plafond van maximaal 3 hectare wat betreft de grootte van de bouwkavel. Op de inrichtingsvisie kaart staan de locaties aangegeven met de maximale uiteindelijke grootte. In de bestemmingsplanvoorschriften wordt opgenomen dat deze bedrijven maximaal 50 % van het totale oppervlak mogen bebouwen met bedrijfsgebouwen en één woning. Daarnaast wordt minimaal 10 % van de gehele oppervlakte ingeplant met opgaande begroeiing. In het geval van nieuw- of hervestiging is een beeldkwaliteitplan verplicht. Hierin wordt rekening gehouden met de inrichting van het erf, het aanzien van de gebouwen en de aankleding van het geheel en de relatie met het omliggende landschap. Hiervoor worden financiële middelen beschikbaar gesteld door de lokale en provinciale overheden. Het is niet de bedoeling dat de opgaande begroeiing een smalle lange strook wordt om de stallen aan het zicht te ontnemen. Er moet gezocht worden naar creatieve mogelijkheden om het totale beeld van het bedrijf te verfraaien. Zodra bestaand opgaand groen moet wijken voor nieuwbouw moet deze gecompenseerd worden binnen het LOG, een verevening binnen het plangebied. Ook bestaande bedrijven die door willen groeien naar een bouwblok groter dan 1,0 hectare worden verplicht een beeldkwaliteitsplan op te stellen en minimaal 10% opgaand groen te realiseren. Locaties waar op dit moment geen agrarische bedrijvigheid is, worden bestemd als woonbestemming. Ook locaties waar ten tijde van de gecombineerde opgave 2008 niet meer dan 10 NGE zijn, worden bestemd als woonbestemming. Locaties met 10 tot 50 NGE op de peildatum worden bestemd als agrarische bedrijven type 1. Dit houdt in dat deze bedrijven actief kunnen blijven in de vorm die ze momenteel hebben maar beperkt worden in uitbreiding. In de praktijk komt het er op neer dat deze bedrijven al hobbymatig of deeltijd zijn. Vanaf 50 NGE zijn het reële bedrijven die een toekomst hebben in de hedendaagse landbouw. Deze bedrijven kunnen groeien net zoals de nieuw in te plaatsen bedrijven. Deze bedrijven kunnen het bouwblok vergroten tot maximaal 3 hectare. Ook hier geld boven de hectare dat minimaal 10% opgaande begroeiing verplicht is bij een bebouwingspercentage van 50%.
Aankleding Naast de verplichting van aankleding van de bedrijven moet het bestaande landschap behouden blijven en waar mogelijk versterkt. In het huidige natuurgebiedsplan zijn hiervoor de mogelijkheden zeer beperkt. De gebiedsgroep streeft naar de opzet van een compensatiefonds waaruit landschapsontwikkeling, recreatieve paden en het beheer ervan financieel wordt ondersteund. Hierbij wordt gedacht aan landschapselementen, ontwikkeling van klompenpaden en dergelijke. Ook zou het mogelijk moeten zijn vanuit de gedachte van groen blauwe diensten, om het begrazen van weilanden te vergoeden om zo de koeien in het cultuurlandschap te behouden.
55 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Grondexploitatie De locaties voor nieuw te vestigen bedrijven, in deze visie, zijn ontwikkeld in samenspraak met de bewoners. Om nieuw te vestigen bedrijven op de juiste locatie te krijgen moeten beide gemeenten actief grond exploiteren. Dit houdt in dat de gemeenten samen de locaties en gronden verwerven en toewijzen aan de nieuwe bedrijven. Hierbij kunnen grondkosten en infrastructurele kosten doorberekend worden aan de nieuwe bedrijven. De resterende gronden worden aangeboden aan de grondgebonden landbouw in het gebied.
56 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Bijlage 9 Tabel kosten variant 2 Raming (investering)
inrichtingsmaatregelen per onderdeel hoeveelheid eenheid prijs/eenheid Inrichtingsmaatregelen variant 2 Aanleg toegangsweg naar bedrijven incl. enkelzijdige laanbeplanting 1,1 km ¤ 476.000 ¤ Aanleg geluids- en fijnstofwal 1000 m ¤ 790 ¤ Totaal Totaal indicatie van bouwsom variant 2
¤ ¤
Totaal 523.600 790.000 1.313.600 1.300.000
Verklaring: - Alle genoemde bedragen zijn inclusief voorbereidings-, begeleidingskosten, grondverwerving en BTW - De kosten zijn exclusief planvormingskosten (apparaatkosten van betrokken overheden). - De ontwerpcriteria zijn per onderdeel beschreven in de achter deze raming liggende onderbouwing.
De kosten die niet meegenomen zijn, zijn de kosten voor de ervenconsulent, de EVZ en KRW inrichting van de weteringen (taak Waterschap) en de kosten van de eventuele opwaardering van de wegen in de zuidkant. Het is namelijk nog maar de vraag of en waar opwaardering van de wegen in de zuidkant van het LOG noodzakelijk is.
57 Gebiedsplan Beemte-Vaassen
Colofon Dit is een uitgave van de gemeente Apeldoorn, gemeente Epe en de Dienst Landelijk Gebied Correspondentieadres: Gemeente Apeldoorn
Gemeente Epe
Postbus 9033
Postbus 600
7200 ES Apeldoorn
8160 AP Epe
Tel: 055 - 58 14 055
Tel: 0578 - 67 87 87
Tekst: Mieneke Steijns, Lyda Dik (DLG regio Oost) Kaartmateriaal: Ivonne de Nood (DLG regio Oost) DTP: Peter Reijrink (DLG regio Oost) Juni 2009
Dienst Landelijk Gebied Rosendaalsestraat 64 6824 CM Arnhem Postbus 9079 6800 ED Arnhem telefoon (026) 378 12 00 telefax (070) 378 12 50