Gebiedsplan Noordhollands Duinreservaat 2009-2012
Uitwerking van de “Beheernota PWN 2003-2012”: - Noordhollands Duinreservaat
- overige natuurgebieden in Noord-Kennemerland
PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, maart 2010 1
2
Inhoudsopgave Gebiedsplan NHD 2009-2012
SAMENVATTING
1. INLEIDING 2. KADER GEBIEDSPLAN 2009-2012 2.1. Beheernota en provincie Noord-Holland 2.2. Visie achter Gebiedsplannen 2.3. Beleidskader Gebiedsplan 2009-2012 2.3.1. Natuurwaarden en –beleid 2.3.2. Recreatiekwaliteit en beleid 2.3.3. Kustverdediging 2.3.4. Waterwinning 2.3. Beleidskader Gebiedsplan 2009-2012 2.4. Uitvoering van Gebiedsplan 2005-2008 in vogelvlucht 2.5. Evaluatie Gebiedsplan 2005-2008 2.6. Acties Beheernota 2.7. Meningen van derden over onze plannen 3. NIEUWE ONTWIKKELINGEN tov BEHEERNOTA 3.1. Algemeen 3.1.1. Natura 2000 3.1.2. Kader Richtlijn Water: op weg naar een betere waterkwaliteit! 3.1.3. Klimaatbestendig duinbeheer 3.1.4. Historische waarden meewegen per project 3.1.5. Meer samenwerken: meer natuur en meer recreatie 3.1.6. Algemene doelen en projecten 2009-2012 3.2. Natuur in de duinen 3.2.1. Duin nog steeds te droog: TOP projecten 3.2.2. Duinen nog steeds te vastgelegd 3.2.3. Verstruiking en verboming 3.2.4. Naaldbossen sterven af en Esdoornbossen komen op 3.2.5. Akkerbeheer 3.2.6. Algemene natuurdoelen en -projecten 2009-2012 3.3. Recreatie in de duinen 3.3.1. Nationaal: in 2007 minder bezoeken dan 2001 3.3.2. Meer jeugd de natuur in 3.3.3. Meer verhalen vertellen 3.3.4. Omgaan met nieuwe recreatieactiviteiten 3.3.5. Meer evenementen? 3.3.6. Realiseren van recreatiedoelen: meten is weten 3.3.7. Algemene recreatiedoelen en –projecten 2009-2012
4. WAT WE GAAN DOEN VAN 2009-2012 4.1. Ruimte geven aan natuurlijke processen 4.1.1. Evalueren en uitbreiden begrazing 4.1.2. Openen van open duin 4.1.3. Grootschalige verstuivingen ook activeren 4.1.4. Doorgaan met valleiherstelprojecten 4.1.5. Bosbeheer 4.1.6. Heidebeheer
3
4.1.7. Exotenbestrijding 4.1.8. Natuurdoelen en –projecten 2009-2012 4.2. Natuurgerichte recreant 4.2.1. Fietsers en wandelaars genieten al volop 4.2.2. Trimmers en waterkranen 4.2.3. Ruiters in platform 4.2.4. Gezinnen met kinderen 4.2.5. Mindervaliden en visueel gehandicapten 4.2.6. Fietsregeling onverharde paden 4.2.7. Omgang extreme sporten 4.2.8. Verminderen hindersituaties 4.2.9. Uitzichtspunten e.a.voorzieningen 4.2.10. Recreatiedoelen- en projecten 2009-2012 4.3. Zoneren van natuur en recreatie 4.3.1. Hoofdentrees 4.3.2. Natuurkernen 4.3.3. Verbeteren zonering 4.3.4. Doelen en projecten zonering 2009-2012 5.ONDERZOEK EN MONITORING 5.1. Signalerend en evaluerend onderzoek 5.2. Signalerend onderzoek 5.3. Evaluerend onderzoek 5.4. Projectonderzoek 5.5. Netwerk Ecologische Monitoring 6. PROGRAMMA PROJECTEN 2009-2012 6.1. Inleiding 6.2. Prioritering projecten Gebiedsplan 2009-2012 6.3. Raming en financiering Gebiedsplan 2009-2012 Bijlage Bijlage 1. Bijlage 2. Bijlage 3.
Noordhollands Duinreservaat Status van uitvoering van projecten van Gebiedsplan 1 Projectenlijst
4
SAMENVATTING
PWN beheert in opdracht van de provincie ruim 7300 ha duingebied en enkele landgoederen in Noord-Holland. PWN stelt elke 10 jaar een Beheernota op om met de provincie op hoofdlijnen afspraken te maken over het natuur- en recreatiebeheer van de gebieden. Voor het Noordhollands Duinreservaat en overige gebieden in Noord-Kennemerland (5500 ha) is de Beheernota uitgewerkt in Gebiedsplannen. Gebiedsplan Noordhollands Duinreservaat 2009-2012 ligt nu voor. Het plan is uitvoeringsgericht en gaat over wat PWN in 4 jaar gaat realiseren aan natuur- en recreatieprojecten binnen de beheerde gebieden. Hart van het plan zijn de achtergronden en overwegingen tot de projecten en de projectenlijst voor de planperiode. De projecten willen we uitvoeren binnen de PWN jaarplancyclus. De financiering doen we met subsidies en met eigen middelen, conform de Beheernota. Het Gebiedsplan is in samenspraak met betrokken burgers, organisaties en overheden tot stand gekomen, net als de Beheernota. Alle deelnemers van de planvorming van de Beheernota en het Gebiedsplan 2005-2008 zijn uitgenodigd voor een evaluatie van het eerste Gebiedsplan en het bespreken van de concrete voorstellen voor Gebiedsplan 20092012. Op basis van de reacties zijn voorstellen bijgesteld en alle betrokkenen zijn met een verslag hiervan op de hoogte gebracht. Het Noordhollands Duinreservaat is een natuurgebied van (inter)nationale betekenis en is met 4 miljoen bezoeken per jaar uit vooral de regio van groot belang voor openluchtrecreatie. Met de Beheernota is de nieuwe koers van PWN ingezet om zoveel mogelijk mensen te laten genieten van het duingebied; dit door de gebieden met elkaar te delen. Hiervoor moeten wij voortdurend de balans houden tussen beschermen en delen, beheren en genieten. In de periode van de Beheernota voorzagen wij twee belangrijke ontwikkelingen, te weten de groei in de recreatie en het dichtgroeien van het duin. Om onze doelen te bereiken hebben we met de Beheernota gekozen voor een zo natuurlijk mogelijke manier van beheren, voor rustige natuurgerichte recreatievormen en voor zonering als instrument om een zo duidelijk mogelijke verdeling in ‘ruimte voor natuur’ en ‘ruimte voor mensen’ te realiseren. In de periode 2005-2008 hebben we menig natuur- en recreatiedoel gerealiseerd en de belangrijkste zijn de volgende. Het dichtgroeien van het duin is afgeremd door ruim 3000 ha in begrazing te nemen. Er is meer ruimte gegeven aan natuurlijke processen door in diverse duinvalleien de geroerde bovengrond te verwijderen. Er is bosbeheer uitgevoerd om naaldbossen door verjonging om te vormen naar gemengde duinbossen. De ruimtelijke zonering van concentratie van recreatie in de bosrijke oostkant en behoud van rust en ruimte in het westelijk open duin is flink ter hand genomen. Vier van de twaalf hoofdingangen zijn heringericht en een natuurkern is vergroot. Voor diverse doelgroepen zijn speciale voorzieningen aangelegd en/of verbeterd: meer en beter geduide wandelroutes, meer speelbossen en duinpoelen voor kinderen, meer waterkranen voor trimmers, verbeterde ruiterpaden, meer hondenlosloopplaatsen, grotere toegankelijkheid voor mindervaliden en uitbreiding van fietsmogelijkheden op onverharde paden van 6 naar 7 dagen per week. In de periode 2005-2008 is ook de samenwerking met anderen uitgebreid. Dit heeft onder meer geleid tot nieuwe wandelroutes tussen duin en polder en nieuwe verbindingen met boswachterij Schoorl. Ruim de helft van de projecten van Gebiedsplan 2005-2008 was nagenoeg klaar in 2008. PWN is tevreden met deze resultaten, want het eerste Gebiedsplan was ambitieus. De resterende projecten zijn opgenomen in het nieuwe Gebiedsplan. In Gebiedsplan 2009-2012 gaan we verder met het realiseren van natuur- en recreatiedoelen van de Beheernota. We gaan door met het herstellen van duinvalleien, het naaldbosbeheer en het evalueren en uitbreiden van begrazing. Twee hoofdentrees worden onderzocht op de (on)mogelijkheden voor herinrichting en bij meerdere hoofdentrees kunnen kleinschalige
5
voorzieningen de bezoekerstevredenheid en zonerende werking mogelijk nog verbeteren. De natuurkernen staan boven aan de lijst voor noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen aan de natuurwaarden. Onderzocht zal worden of de robuust ingezette zonering en de optimalisatiemaatregelen effectief zijn. Voor de verschillende doelgroepen gaan we ook door op de ingeslagen weg: vergroten van de belevingswaarden voor wandelaars, meer waterkranen voor trimmers, voortzetten van jaarlijks ruiteroverleg, kleinschalige aanpassingen en beter communiceren van de toegankelijkheid van het duin voor mindervaliden, verminderen van de hindersituaties en van hinder door groepen racefietsers. Samen met anderen gaan we door met het realiseren van nieuwe natuur in de duinzoom en het vergroten en aantrekkelijker maken van de wandel- en fietsmogelijkheden in aangrenzende gebieden daar waar de natuur het kan dragen. Bij het opstellen van Gebiedsplan 2009-2012 zijn zo’n 15 nieuwe, relevante ontwikkelingen in het terrein of de maatschappij geconstateerd sinds het verschijnen van de Beheernota in 2003. Verreweg de belangrijkste is dat er in 2010 een Natura 2000 Beheerplan opgesteld zal worden. Dit Gebiedsplan zal basis zijn voor dit Beheerplan. Onlangs is besloten dat onze duinwateren vallen onder de Kader Richtlijn Water en PWN neemt deel aan de planvorming voor bronnen en duinen. We zullen ons ook bezighouden met het klimaatbestendig maken van ons terreinbeheer. Voor een betere migratie van soorten kunnen we ecologische verbindingen op orde brengen en barrières slechten. Sinds 2007 is het beschermen van archeologische waarden veel beter geregeld en PWN zal zowel de archeologische als andere cultuurhistorische waarden per project meewegen. Onderzoeken hiernaar zullen deel uit gaan maken van de planvorming. Wat we ook constateren is dat de samenwerking met anderen sterk is uitgebreid. Dit zal leiden tot meer natuur en aantrekkelijke recreatiemogelijkheden in de gebieden grenzend aan het duin. Voor het duin is het heel belangrijk dat er een landelijke Taskforce in het leven is geroepen voor de versnelde opheffing van verdroogde natuurgebieden. Vele valleiherstelprojecten in de duinen en duinzoom komen in aanmerking voor 75% subsidieverlening als ze worden uitgevoerd voor 2013. Het afgelopen decennium zijn spectaculaire resultaten geboekt met dynamisch zeereepbeheer en dit beheer zal ook worden voortgezet. Het zeeduin is nog behoorlijk vastgelegd en hier zullen zowel wandelende duinen als kleinschalige verstuivingen in gang worden gezet om zo de biodiversiteit te verhogen. Het dichtgroeien van het duin gaat ondanks de begrazing nog steeds door. Het gaat dan om houtigen. De omvang van de verhouting is zodanig dat in de periode tot 2012 een groot aantal hectaren per jaar zullen worden onthout. Nieuw is ook dat PWN zich op meer locaties in het duin bezig gaat houden met akkerbeheer om zo zeldzame akkeronkruiden en bedreigde vogelsoorten weer een kans te geven. Tijdens het eerste Gebiedsplan is op het bosbeheer gestudeerd en er is met vele betrokkenen over gepraat. PWN legt de nadruk de komende jaren niet op het verwijderen van naaldbospercelen, maar op het beheren van naaldbossen op bosgroeiplaatsen die langzaam volgroeien met esdoorn. Om uniforme esdoornbossen in de toekomst te voorkomen en vermindering van de biodiversiteit tegen te gaan, richt het bosbeheer zich op omvorming van nog geschikte naaldbossen naar duineigen loofbossen. Er is een nieuwe beheermethode voor uitgewerkt. Het bosbeheer is ook vernieuwd omdat het integraal wordt uitgevoerd door ook rekening te houden met belevingswaarden en cultuurhistorie. Ook zullen bosranden natuurlijker worden gemaakt. Op het gebied van recreatie laten landelijk cijfers zien dat er in 2007 minder buitenrecreatie is geweest dan in 2001. PWN gaat met de Beheernota uit van groei, net als vele trendstudies. PWN zal een regionale studie doen naar de toekomstige recreatiebehoefte en recreatieonderzoek naar aantallen bezoeken, gebruik, beleving, waardering en wensen van bezoekers. Ook de recreatiestromen tussen duin en polder zullen betrokken worden. In 2006 hebben diverse natuurorganisatie de handen ineen geslagen om wat te doen aan het
6
verdwijnen van “scharrelkinderen”. Ook PWN wil haar steentje bijdragen om de jeugd meer de natuur in te krijgen en maakt een speelnatuurplan volgens de nieuwste inzichten. Afgelopen jaren is duidelijk geworden dat er steeds meer soorten recreatieactiviteiten in het duin plaats vinden of hier verzoeken voor komen. Er is een checklist opgesteld om scherper afwegingen te kunnen maken over de wenselijkheid van een nieuwe activiteit in het duin. Voor sommige ontwikkelingen is de checklist echter niet toereikend. Zo zal het parapenten in de zeereep onder de loep worden genomen. Tot slot besteden we aandacht aan het meten van indicatoren voor onze prestaties in het recreatiebeheer: halen we de doelen of moeten we bijsturen? PWN heeft de laatste jaren stevig ingezet op een plan and controlcyclus met vrij veel onderzoek tot gevolg. Er vindt onderzoek plaats om beheer te evalueren, een project voor te bereiden en om te signaleren wat de ontwikkelingen zijn in het terrein, bij de bezoekers en in de omgeving. Er zijn 27 onderzoeksprojecten onderscheiden, dat is eenderde van al de projecten van het Gebiedsplan 2009-2012. De totale kosten van de projecten van dit Gebiedsplan bedragen 4,9 miljoen euro. PWN gaat voor haar plannen, maar rekent wel op het verkrijgen van subsidies. Mochten er geen subsidies verkregen worden dan leidt dit tot bijstelling van de uitvoering van het Gebiedsplan. Projecten met prioriteit 1 zullen sowieso uitgevoerd worden. Dit zijn projecten die belangrijk zijn en met eigen tijdsinspanning gerealiseerd kunnen worden. De kosten ervan zijn divers. Projecten met prioriteit 1 zijn onder andere voortzetten verbindingen maken met de omgeving, onderzoek en herinrichting hoofdentree Kraaiennest, evaluatie effectiviteit zonering, evaluatie begrazing, bosbeheer, bosrandbeheer, akkerbeheerplan, mobiliseren duinen en bezoekersonderzoek. Prioriteit 2 gaat om projecten die we zeker uitvoeren als we subsidie krijgen. Het zijn vooral natuurprojecten, zoals natuurherstel duinvalleien, onthouten, natuurontwikkeling BES. Maar ook realiseren uitzichtspunten, kleinschalige aanpassingen en speelnatuurplan. Er zijn weinig projecten met prioriteit 3. In totaal zijn er 76 projecten opgenomen op de projectenlijst in bijlage 3.
7
8
1.INLEIDING
Het Gebiedsplan Noordhollands Duinreservaat 2009-2012 behandelt wat PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland gaat realiseren aan beheer- en inrichtingsprojecten op het gebied van natuur en recreatie. Het gaat hierbij vooral om het Noordhollands Duinreservaat, maar ook om kleinere gebieden die PWN voor de provincie, gemeente, en/of Landschap Noord-Holland beheert (o.a. Landgoed Marquette, Krengenbos en Bergerbos). Het betreft in totaal 5500 ha natuurgebied. De ligging van het Noordhollands Duinreservaat is aangegeven in bijlage 1. Een Gebiedsplan is voor ons een werkplan. Het biedt de basis voor interne jaarplannen. Het eerste Gebiedsplan Noordhollands Duinreservaat 2005-2008 is onlangs verlopen. Een Gebiedsplan is een uitwerking van de Beheernota Delen en Genieten 2003-2012. Elke 10 jaar stelt PWN een Beheernota op om met de provincie afspraken te maken over het natuuren recreatiebeheer van de gebieden, welke PWN in opdracht van de provincie beheert. Naast onze gebieden in Noord-Kennemerland zijn dit ook terreinen in Zuid-Kennemerland, waaronder de Kennemerduinen. Het natuur- en recreatiebeheer voor deze gebieden is verder uitgewerkt in het Beheer- en Inrichtingsplan Nationaal Park Zuid-Kennemerland. In het Gebiedsplan Noordhollands Duinreservaat 2009-2012 worden de hoofdlijnen van de Beheernota stap voor stap uitgewerkt tot een programma van natuur en recreatieprojecten. In hoofdstuk 2 wordt het beleid van de Beheernota en andere beleidskaders geschetst. De evaluatie van Gebiedsplan 2005-2008 en de meningen van derden over onze plannen treft u hier ook aan. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op relevante nieuwe ontwikkelingen sinds de Beheernota. Hoofdstuk 4 vormt het hart van het Gebiedsplan. Het gaat over wat we gaan doen in de periode 2009-2012. Geordend naar beleidskeuzes wordt per item aangegeven waarom we ons er mee bezig houden, wat we er al aan gedaan hebben, of dit nog verbeterd kan worden en wat we gaan doen in de periode 2009-2012. Elke beleidskeuze wordt afgesloten met een rij doelen met bijbehorende projecten. In hoofdstuk 5 is opgenomen wat we gaan doen aan onderzoek en monitoring. In hoofdstuk 6 volgt een programmering van deze projecten en wordt ingegaan op de kostenraming en financiering van de projecten.
9
2. KADER GEBIEDSPLAN 2009-2012
2.1. Beheernota en provincie Noord-Holland De Noord-Hollandse duinen van Zandvoort tot Bergen zijn voor een groot gedeelte eigendom van de provincie Noord-Holland. De provincie heeft PWN het beheer van deze gebieden opgedragen om te zorgen voor: • een betrouwbare en veilige drinkwatervoorziening; • beheer van het duingebied als natuurgebied; • passende vormen van recreatie. Voor het beheer van de zeereep in het kader van de waterstaatkundige veiligheid is Hoogheemraadschap Rijnland, respectievelijk Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier verantwoordelijk. We werken daarbij wel samen. In de Beheernota 2003-2012 geven we in grote lijnen aan hoe we onze beheeropdracht voor tien jaar invullen. De Provinciale Staten hebben in mei 2003 de Beheernota vastgesteld. In 2012 zal een aanzet volgen voor een nieuwe Beheernota. In de Beheernota is aangegeven dat er een uitwerking volgt in een Gebiedsplan en dat dit dan wordt aangeboden aan Gedeputeerde Staten. Het Gebiedsplan voor de periode 20052008 is verstreken en het plan voor de tweede periode ligt nu voor u. Het geeft de uitwerking tot natuur- en recreatieprojecten voor onze beheergebieden in Noord-Kennemerland. Voor andere onderwerpen, zoals grondwaterbeheer, omgang met bezoekers, samenwerking, wordt verwezen naar de Beheernota. In paragraaf 2.3. wordt nog kort ingegaan op de vele acties van de Beheernota die naast de Gebiedsplannen uitgevoerd zijn.
2.2. Visie achter Gebiedsplan Om de waarden en de functies van het duingebied van Wijk aan Zee tot Bergen, het Noordhollands Duinreservaat, ook in de toekomst te waarborgen, kiest PWN voor het zo optimaal mogelijk afstemmen van de functies. Met de Beheernota zetten PWN en Provincie een markering bij de wijze van afstemmen van de functies. De duinfuncties zijn soms tegenstrijdig en diverse partijen hebben belang bij die functies van de duinen. Voor PWN betekent beheren met elkaar kiezen en delen, als deelgenoten met een gezamenlijke verantwoordelijkheid. PWN probeert iedereen die een band heeft met de duinen bij het beheer te betrekken en aansluiting te zoeken bij hun wensen. Zo willen we samen met onze omgeving – bezoekers, bewoners, belangengroeperingen, ambtenaren en bestuurders – oplossingen zoeken en realiseren wat ons gezamenlijk voor ogen staat. Om op die manier ieders betrokkenheid bij en respect voor de duinen te vergroten en draagvlak voor het beheer te creëren. Vandaar dat we de Beheernota en de Gebiedsplannen interactief hebben opgesteld. Het met elkaar kiezen en delen heeft de optimale balans tussen natuur en recreatie ook verlegd, vergeleken met voorheen. In de uitleg van het motto ‘Delen en Genieten’ van de Beheernota staat deze balans als volgt beschreven: omdat wij graag zien dat zoveel mogelijk mensen van het duingebied kunnen genieten, willen wij de gebieden met elkaar delen. Wij balanceren hiermee voortdurend tussen goed beheren van de waardevolle natuur en zo veel mogelijk mensen laten genieten, tussen natuur beschermen tegen grote recreatiedruk en natuur samen delen om te genieten. Om het doel van de optimale balans te bereiken kiest PWN voor een 1) zo natuurlijk mogelijke manier van beheren en 2) voor rustige, op natuurbeleving gerichte recreatievormen. En voor 3) zonering als instrument om de ruimte optimaal in te richten voor natuur en recreant. Dit zijn de drie items van het Gebiedsplan.
10
PWN stelt ook elke 3 jaar een Ondernemingsplan op. Visie van het Ondernemingsplan 2009-2011 is: “Onze hoogste prioriteit ligt bij kwaliteit en volksgezondheid. Dit doen wij op duurzame wijze met zorg voor de omgeving, in het bijzonder voor de natuurgebieden die wij beheren voor de huidige en toekomstige generaties”. Speerpunten uit het Ondernemingsplan voor de kernprocessen natuur- en recreatiebeheer zijn: 1) realiseren recreatiedoelen systematiek en 2) vergroten externe inkomsten door de afdeling Natuur en Recreatie. Binnen 5 jaar dient PWN te komen tot een volledig klimaatneutrale bedrijfsvoering.
2.3. Beleidskader Gebiedsplan 2009-2012 2.3.1. Natuurwaarden en -beleid De duinen zijn als natuurgebied uniek. De natuur- en landschapswaarden zijn, zowel nationaal als internationaal gezien van uitzonderlijk belang. De duinnatuur is buitengewoon gevarieerd en rijk. We vinden er ongeveer 60% van alle Nederlandse plantensoorten. Ook is ongeveer de helft van alle Nederlandse broedvogels er vertegenwoordigd. Zo’n 200 van alle soorten die hier voorkomen staan op de landelijke Rode Lijsten van met uitsterven bedreigde planten en dieren. Het Noordhollands Duinreservaat is een van de Natura 2000 gebieden, waarvoor een aanwijzing in voorbereiding is. Als het belangrijkste aaneengesloten natuurgebied van het vasteland van Noord-Holland vormt de ruggengraat van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in onze provincie. PWN beheert de duinnatuur met als doel duurzaam behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Het beeld waar PWN naar streeft, is een landschap waarin stuivend zand, wind, water, flora en fauna het aanzien bepalen en waarin alle stadia van een compleet duinecosysteem aanwezig zijn. De ontwikkelingen die in 2003 in de Beheernota gesignaleerd worden, zijn enerzijds een toename aan vochtig duinmilieu met kenmerkende flora door uitgevoerde natuurherstelprojecten, een toename aan meer bloemrijke zeedorpengraslanden door begrazing en meer soorten broedvogels in structuurrijkere bossen. Anderzijds constateren we dat spontane verstuivingen ontbreken. Tevens groeien de duinen de laatste decennia steeds verder dicht met struiken en ruige begroeiing. Dit als gevolg van ingrepen in het verleden, luchtverontreiniging en konijnenziekten. Het natuurbeheer van de jaren negentig is niet voldoende om de ontwikkelingen van de laatste jaren in goede banen te leiden. In de Beheernota is aangegeven dat PWN in het grootste deel van het NHD kiest voor een ecosysteemgerichte aanpak en een zo natuurlijk mogelijk manier van beheren. Dit wil zeggen dat we natuurlijke processen weer de ruimte geven en zonodig weer opstarten. Hiertoe bevorderen we verstuiving, vernatting, omvorming van naaldbossen en passen zo nodig begrazing van grote grazers toe. Rond oude zeedorpen en duindorpen, waar dankzij het vroegere agrarische gebruik waardevolle begroeiingen voorkomen, kiezen we voor behoud of herstel van waardevolle patronen door begrazing, kleinschalig gebruik van landjes en - op enkele plaatsen – voor vrije toegang tot het gebied buiten de paden. 2.3.2. Recreatiekwaliteit en beleid Mensen komen in de duinen wandelen, fietsen, sporten, paardrijden en spelen. Ze genieten daarbij allemaal op hun eigen manier van de natuur, de rust, de ruimte, de stilte, de vrijheid. Veel regiobewoners beschouwen het duingebied als hun achtertuin en sommige van hen komen er elke dag. In 2000 werden er 4 miljoen bezoeken afgelegd aan het Noordhollands Duinreservaat. Met een gemiddelde van 750 bezoeken per hectare per jaar is het Noordhollands Duinreservaat een van de meest bezochte natuurgebieden van Nederland. De ligging tegen de Randstad en de toegankelijkheid van het Noordhollands Duinreservaat met zijn talloze fiets- en wandelpaden en zo’n 110 ingangen dragen daar beslist aan bij.
11
Meer dan driekwart van de mensen die het gebied bezoeken wonen op minder dan tien kilometer afstand van het gebied. Van alle bezoekers komt maar liefst driekwart speciaal voor de rust, ruimte, stilte en ongerepte natuur. In de Beheernota wordt geschetst dat in de noordwestelijke flank van de Randstad, die grenst aan de duinen, de afgelopen jaren veel gebouwd en de bevolking flink gegroeid is. De voorzieningen voor openluchtrecreatie zijn niet gelijk opgegaan met die groei. Er zijn weliswaar recreatiegebieden, zoals Geestmerambacht, bijgekomen om de duinen te ontzien, maar dat is niet genoeg. Naast uitbreiding en groei zijn er ook autonome ontwikkelingen waardoor het aantal bewoners voor rustige vormen van recreatie de duinen blijven opzoeken: mensen krijgen meer vrije tijd; de vergrijzing maakt dat meer mensen door de week gaan recreëren; de toegenomen drukte in het dagelijks leven zorgt voor meer behoefte aan rust. De recreatieaanpak van de jaren negentig lijkt niet voldoende om de geschetste ontwikkelingen aan te kunnen. In de Beheernota zijn daarom de volgende keuzes gemaakt: We sluiten aan bij de wensen van onze primaire doelgroep die komt voor rust, ruimte en ongerepte natuur en een voorkeur heeft voor rustige, natuurgerichte recreatievormen. We richten ons in eerste instantie op onze huidige bezoekers: bewoners van de noordwestflank van de Randstad en toeristen die te gast zijn in deze regio. We vangen de autonome groei op vanuit de regio voor wat betreft de rustige op natuur gerichte recreatie. Andere recreatievormen kunnen beter buiten het duingebied opgevangen worden, omdat deze recreatievormen meestal conflicteren met de natuurbeleving waar onze bezoekers voor komen. Wel zetten we ons in om meer recreatiemogelijkheden in de regio te realiseren. Om natuurgerichte recreatie concreter te maken zijn in de Beheernota doelgroepen onderscheiden op basis van hun activiteit en beleving: wandelaars en fietsers genietend van rust en ruimte; trimmers en ruiters genietend van actief bezig zijn; gezinnen met kinderen die zintuiglijk de natuur ontdekken en vrijwilligers, die helpen bij beheer of onderzoek. Vanuit het ‘deelgenoten concept’ van de Beheernota wil PWN aansluiting zoeken bij wensen van deze doelgroepen. Om de wensen van onze gasten optimaal te combineren met onze natuurdoelen, gaan we de verdeling van ‘ruimte voor mensen’ en ‘ruimte voor natuur’ in het Noordhollands Duinreservaat beter afstemmen op de recreatiebehoefte van verschillende doelgroepen. Dat doen we door zonering. Zoneren is een middel om de grootste stromen bezoekers naar een beperkt aantal ingangen met veel voorzieningen te leiden, zodat de intensieve recreatie zich concentreert rondom deze ‘hoofdentrees’. Hoe verder men zich daarvan verwijdert, hoe extensiever het recreatiegebruik. Het open duin blijft daardoor een gebied voor rust- en stiltezoekers en de meest kwetsbare natuur wordt zoveel mogelijk ontzien. 2.3.3. Kustverdediging De buitenste rij duinen (zeereep), het strand en de vooroever van de zee hebben een belangrijke functie bij de kustverdediging. Ook bij een veranderend klimaat moeten ze voldoende bescherming bieden tegen de zee. Tegelijkertijd is dit het meest cruciale gedeelte voor het ecologisch functioneren van het achterliggende duingebied. Zo zijn van oudsher nieuwe, landinwaarts wandelende duinen en in het kielzog daarvan steeds aangroeiende nieuwe natte duinvalleien ontstaan vanuit de zeereep. Het inwaaien van vers kalkrijk zand en veel zoute zeewind is ook essentieel voor het achterliggende duingebied. In de jaren ’90 van de vorige eeuw is nieuw beheerbeleid overeengekomen voor de zeereep. Het beleid is met alle betrokken partijen overeengekomen. De rijksoverheid houdt de kustlijn op zijn plaats, zo nodig met extra zand. Met de beheerder van de zeereep, het Hoogheemraadschap, is afgesproken waar de zeereep licht mag verstuiven tot een gekerfde
12
zeereep, waar vorming van nieuwe wandelende duinen mag plaats vinden en waar de zeereep grondig wordt vastgelegd zoals bij dorpen en strandslagen. 2.3.4. Waterwinning De duinen zijn belangrijk voor de drinkwaterproductie, maar we winnen er zo min mogelijk natuurlijk grondwater. Sinds half jaren tachtig hebben we hard gewerkt en veel geld geïnvesteerd om de winning van grondwater te minimaliseren. Dit om verdroging van het duin, deels veroorzaakt door waterwinning, te niet te doen en vochtig duinmilieu terug te krijgen. Vroeger had het Noordhollands Duinreservaat zo’n 2000 ha vochtig duinmilieu, heden is er zo’n 200 ha. Een groot deel van de vernattingswinst moet nog gerealiseerd worden. Hierover meer in hoofdstuk 3.2.1. Voor de drinkwaterproductie gebruiken we voorgezuiverd oppervlaktewater dat we na infiltratie in de duinbodem na een aantal weken bacterie- en virusvrij oppompen uit de twee infiltratiegebieden. Eind vorige eeuw zijn deze infiltratiegebieden volgens ecologische principes zo natuurlijk mogelijk ingepast. De komende jaren vindt er groot onderhoud plaats. In de Beheernota is als beleid opgenomen dat het minimaliseren van de invloed van de infiltratiegebieden op de duinomgeving wordt voortgezet. Momenteel wordt onderzocht of door een slimmere manier van infiltreren nog zowel voor de drinkwaterproductie als voor de natuur winst te behalen valt. Hiertoe is een MER-procedure in gang gezet.
2.4. Uitvoering Gebiedsplan 2005-2008 in vogelvlucht Het duin is door en onder invloed van de mens nagenoeg helemaal vastgelegd en groeit in hoog tempo dicht. Dit proces kan gedeeltelijk worden afgeremd door begrazing. In Gebiedsplan 2005-2008 waren verspreid over het Noordhollands Duinreservaat begrazingsprojecten voorzien en anno 2009 zijn die bijna allemaal gerealiseerd. Het gaat om ruim 3000 ha die in begrazing is genomen. Ook is er hard gewerkt aan het opstellen van een bosbeheerplan. Dit zal in 2009 het licht zien. In 2008 zijn er twee pilots met nieuw bosbeheer uitgevoerd. Enkele duinvalleien zijn hersteld door de geroerde bovengrond te verwijderen, zodat het vochtige, voedselarme moederzand weer volop gelegenheid biedt aan kenmerkende plant- en diersoorten van de voedselarme duingrond. Het Noordhollands Duinreservaat trekt jaarlijks vele miljoenen mensen en zij komen vooral voor rust, ruimte, natuur en een frisse neus. Om de bezoekers en de natuur elk voldoende ruimte te geven is er een zonering ingesteld en deze is voor een deel gerealiseerd. Vier van de twaalf hoofdingangen zijn heringericht zodat verkeersstromen goed verlopen, er goed geparkeerd kan worden, informatiepanelen en bankjes op de juiste plaatsen staan, horeca beter bereikbaar is, wandel- en fietsroutes er vertrekken en aankomen en kinderen kunnen spelen in speelbossen en bij poelen. Zo vangen we bezoekers op die de hogere graad aan voorzieningen en gezellige drukte waarderen. Daardoor kan het open duin wat rustiger blijven. Ook hebben we een van de vier te vergroten natuurkernen op de grens met de Schoorlse Duinen gerealiseerd. In de afgelopen periode zijn de wandelroutes van nieuwe markeringen voorzien én zijn er nieuwe middellange en lange wandelroutes bijgekomen. Er is een nieuw speelbos en een speelterrein voor kinderen tot stand gekomen en de behoeften van trimmers zijn onderzocht. Op hun verzoek kwam er bij een drukke trim-entree een waterkraan. Bij deze entree is ook een pad verhard zodat met kinderwagen of rolator gemakkelijker bij de horeca is te komen. In overleg met ruiters zijn diverse paden geoptimaliseerd. Er is een hondenlosloopplaats gerealiseerd nabij Castricum en voor het Bergerbos zijn (on)mogelijkheden voor jaarrond met de hond loslopen onderzocht. Er is beleid opgesteld voor mindervaliden. Hinderlijke en
13
gevaarlijke situaties voor wandelaars en fietsers zijn ook onderzocht. En de fietsmaatregel, dat er tot 10.30 uur recreatief gefietst en gemountainbiket mag worden op onverharde paden, is geëvalueerd met belangengroepen en in overleg met de provincie uitgebreid van 6 naar 7 dagen per week.
2.5. Evaluatie Gebiedsplan 2005-2008 In Gebiedsplan 2005-2008 (GP 1) was de hoogste prioriteit gegeven aan zoneringsprojecten. Zonering is het belangrijkste instrument om natuur en recreatie in het Natura 2000 gebied in evenwicht te houden. In bijlage 2 is een tabel opgenomen met de projecten uit GP1 en de staat van uitvoering. De zonerings(deel)projecten hebben de nummers 1 t/m 18. Er zijn 15 van 22 zonerings(deel)projecten voor meer dan 90% gerealiseerd, zoals herinrichten van 4 hoofdentrees en begrazing in de natuurkernen. Wat nog rest is afronden van hoofdentrees met kleinschalige voorzieningen, afronden van de begrazing van het Heemskerkerduin, het realiseren van 2 bosnatuurkernen en het uitvoeren van natuurherstel van het zweefvliegveld als het zweefvliegen uit het duin is geplaatst. Ook zijn we niet toegekomen aan het uitgebreid meten van de effectiviteit van de zoneringsmaatregel. Hiervoor waren 7 evaluatieprojecten benoemd, die we hebben teruggebracht tot 1 evaluatieproject (nr 18) in Gebiedsplan 20092012 (GP 2). Voor de doelgroepen zijn vele voorzieningen gerealiseerd en hindersituaties onderzocht en enkele opgelost (projecten nrs 21 t/m 33). Van de 16 projecten hebben we er 8 voor meer dan 75% uitgevoerd en zijn 7 projecten over o.a. hindersituaties opnieuw geformuleerd. Voor GP 2 rest uit GP 1 het afronden van 6 projecten voor mindervaliden, gezinnen met kinderen, trimmers en oplossen van hindersituaties. Voetsporen, dwz gemarkeerde wandelroutes over smalle zandpaadjes, waren voorzien in de natuurkernen. Deze voorzieningen kunnen echter pas aangelegd worden als duidelijk is of en waar verstoringsgevoelige broedvogels zijn teruggekeerd naar de kernen nadat deze door begrazing weer geschikt gemaakt zijn. We voorzien dat de effecten van de begrazing op de broedvogels pas na 2012 merkbaar zijn. De voetsporen zullen dus op z’n vroegst pas na GP 2 gerealiseerd kunnen worden. Alle 4 projecten over voetsporen zijn voor GP 1 en GP 2 daarom afgevallen. Om daadwerkelijk ruimte te geven aan natuurlijke processen in de terreinen waren 14 projecten geformuleerd (nrs. 41 t/m 53). Hiervan zijn er 8 voor meer dan 75% gerealiseerd, zoals begrazingsprojecten en natuurherstel aan valleien. Het evalueren van begrazing was niet zinvol in de periode van GP 1 en vindt daarom plaats in de periode van GP 2. Met het opnieuw mobiel maken van vastgelegde duinen zijn we op de valreep van GP 1 gestart en dit zal voor GP 2 een hoge prioriteit krijgen. Het bosbeheerplan ziet in 2009 het licht en gedurende GP2 zullen in meerdere naaldbossen verjongingsgaten worden gemaakt. Tot slot zal het beheerplan voor landgoed Marquette in GP 2 worden afgerond. Er waren vele onderzoeksprojecten geformuleerd in GP1 (nrs. 61 t/m 89). Vele zijn onderdeel van het reguliere signaleringssysteem om de biodiversiteit van het terrein jaar in jaar uit te volgen (nrs. 81 t/m 89). Deze komen in GP2 wederom naar voren. Evaluatie van beheermaatregelen uit GP 1 zal in GP2 plaats vinden (naaldbosbeheer, verstuiving, begrazing, exotenbestrijding, etc). Onderzoek aan recreatie zal in GP2 worden voorgezet cq gestart (bezoekersonderzoek, meten aantallen, doelensysteem). Alles overziend waren in GP1 71 projecten opgenomen. Er waren veel deelprojecten benoemd en deze zijn opnieuw geformuleerd tot 6 projecten. Van de 52 resterende projecten is de helft in 2008 voor zeker 90% gerealiseerd. Zo’n 8 projecten zijn in de periode 20052008 wel van start gegaan, maar nog niet klaar. Aan 15 projecten zijn we niet toegekomen en die pakken we op in GP2. We hebben dus niet het hele GP1 gerealiseerd, maar we zijn
14
wel tevreden met wat tot stand is gekomen. Het ambitieniveau lag hoog en er was nauwelijks capaciteit om nog meer te doen. Voor GP 2 gaan we realistischer programmeren. Meerdere projecten uit GP1 zijn op hoofdlijnen en snel geëvalueerd. Voorzover relevant voor GP2 zijn deze evaluaties op hoofdlijnen opgenomen in het hoofdstuk over wat we gaan doen in 2009-2012.
2.6. Acties Beheernota In de Beheernota 2003-2012 zijn 95 actiepunten geformuleerd. Met Gebiedsplan 2005-2008 is aan bijna de helft van deze punten inhoud gegeven. Daarnaast heeft PWN Natuur en Recreatie op 40 andere punten actie ondernomen om de Beheernota uit te voeren.
2.7. Meningen van derden over onze plannen Zoals onze gewoonte is betrekken wij derden bij onze planvorming. Wij hebben de volgende maatschappelijke groepen en belanghebbenden over onze plannen geïnformeerd en gehoord: bezoekers en belanghebbenden, de gemeenten Bergen, Castricum, Heemskerk, Beverwijk, de Provincie NH, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Stichting Duinbehoud, (roof)vogelwerkgroep. Genoemde organisaties worden jaarlijks uitgenodigd voor een (veld)bezoek aan de afdeling Natuur en Recreatie Bezoekers en belanghebbenden, die wij sinds het opstellen van de Beheernota in 2002 jaarlijks uitnodigen voor een bezoekersavond, zijn uitgenodigd om terug te blikken op onze uitgevoerde projecten van Gebiedsplan 2005-2008 (GP1) en vooruit te blikken op de plannen van Gebiedsplan 2009-2012 (GP2). Zo’n 60 mensen bezochten de avond en in 3 groepen vonden gesprekken plaats. Er waren ruim 60 opmerkingen gemaakt, waarvan eenderde wensen voor al dan niet bestaande voorzieningen betrof, één op de vijf ging over natuurbeheer, eenvijfde over hinderlijke situaties en één op de tien over begrazingshekken. Van de ruim 60 opmerkingen is eenvijfde op de bezoekersavond afgehandeld en eenderde in de weken erna in het terrein aangepakt. Zo’n 40% van de punten (26 stuks) vormde input voor GP2. Het betreft 11 opmerkingen over voorzieningen (meer afvalbakken, rondje met de hond, meer voetsporen, etc). De wensen sluiten al aan bij ons eigen beleid, danwel worden in bezoekersonderzoeken, die tussen 2009-2012 uitgevoerd gaan worden, aan de orde gesteld. De 6 punten over natuurbeheer betroffen vooral instemming met de voorgenomen plannen. Er gingen 5 opmerkingen over hinderlijke danwel gevaarlijke situaties en oplossingen daarvoor. De oplossingen sporen prima met ons beleid (scheiden van verkeersstromen). Nagenoeg alle situaties komen aan de orde bij projecten in GP2. Er waren 3 opmerkingen over extra aandacht voor bepaalde doelgroepen (kinderen, 55+ en 70+) en bij ons doelgroepenbeleid komen we op onze keuzes terug. De plannen voor periode 2009-2012 zijn voorgelegd aan de ons omringende overheden en St. Duinbehoud en de (roof)vogelwerkgroep. De reactie van hen was dat men met interesse kennis nam van de plannen. Er waren geen aanvullende wensen anders dan overleg in de projectfase. Wel willen Stichting Duinbehoud en de roofvogelwerkgroep betrokken zijn bij de uitwerking van een aantal plannen. Dit is ook toegezegd door PWN.
15
3. NIEUWE ONTWIKKELINGEN
In de Beheernota zijn de belangrijkste ontwikkelingen in en om het Noordhollands Duinreservaat opgenomen en er is aangegeven hoe wij tegen deze ontwikkelingen aankijken en wat wij er mee doen. De Beheernota is echter al in 2002 opgesteld en sindsdien zijn er een aantal nieuwe zaken gaande in en om het gebied, die de toekomst van het gebied aanzienlijk beïnvloeden. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van deze nieuwe ontwikkelingen. Een aantal van deze ontwikkelingen blijven aandachtspunten waar we mee aan de slag gaan tijdens de looptijd van het Gebiedsplan. Andere worden in hoofdstuk 4 nader uitgewerkt tot doelen en projecten.
3.1. Algemeen 3.1.1. Natura 2000 Het Noordhollands Duinreservaat is in 2006 aangewezen door de minister van LNV als “speciale beschermingszone” en onderdeel van het Europese netwerk van te beschermen natuurgebieden: Natura 2000. De reden voor aanwijzing is dat het Noordhollands Duinreservaat een van de belangrijkste gebieden in ons land is (en soms zelfs van heel Europa) voor bepaalde habitats en voor bepaalde soorten dieren. Een habitat is een leefgebied van planten en dieren en een erg belangrijk habitat waarvoor het Noordhollands Duinreservaat is aangewezen zijn de zgn. Grijze Duinen, de duingraslanden. In het zgn. Aanwijzingsbesluit zijn globale doelen opgenomen voor elk te beschermen onderdeel. Zo moeten we bijvoorbeeld het habitattype Natte Duinvallei laten toenemen in kwaliteit en de al genoemde Grijze Duinen in zowel omvang als kwaliteit. Voor het Noordhollands Duinreservaat is de planning dat het aanwijzingsbesluit najaar 2010 definitief wordt (Regiegroep Natura 2000, 2009). Hoe deze doelen gerealiseerd moet worden en in welke mate, wordt nader uitgewerkt in het Beheerplan Natura 2000 dat rond 2010 opgesteld gaat worden en dat gaat gelden voor 6 jaar. Dit Beheerplan wordt leidend voor het beheer. Het bevoegde gezag voor Natura 2000 Beheerplan voor het Noordhollands Duinreservaat is de Provincie Noord-Holland. Het plan wordt volgens wettelijke procedures opgesteld met de terreinbeheerder, overheden en andere externe partijen. Wij zien het Gebiedsplan als basis voor het Natura 2000 Beheerplan. De keuzes kunnen tijdens het proces anders uitpakken. Ook kijkt de overheid voortaan nadrukkelijker over onze schouder mee om te zien of de doelen gehaald worden. Van groot belang is de sterke beschermende werking die voor Natura 2000 gebieden wettelijk geldt. Het Beheerplan zal een duidelijker kader bieden waarbinnen nieuwe ontwikkelingen beoordeeld kunnen worden. De verwachting is dat bedreigingen voor de instandhoudingsdoelen van de beschermde natuur beter tegengegaan kunnen worden. Het natuurbeheer heeft er dus een belangrijk instrument bij gekregen. 3.1.2. Kader Richtlijn Water: op weg naar een betere waterkwaliteit! Een goede waterkwaliteit vinden we belangrijk in Nederland. Omdat water zich weinig aantrekt van landsgrenzen, zijn internationale afspraken nodig. Daarom is sinds eind 2000 de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Die moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Met het vaststellen van het Provinciaal Waterplan eind 2009 is besloten de open wateren in de duinen onder de KRW te brengen.
16
Alle lidstaten hebben de opdracht om met een concreet beheersplan te komen voor gronden oppervlaktewater, het zogenaamde ‘stroomgebiedbeheerplan’. In dit plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen omschreven om alle wateren in ‘goede toestand’ te laten verkeren. Hiermee wordt bedoeld dat het (grond)water geen of weinig schadelijke stoffen bevat en dat het oppervlaktewater een gezonde leefomgeving biedt voor plant, dier en vis. Het eerste beheerplan geldt tot en met 2015, dan wordt er weer een nieuw plan voor de volgende zes jaar opgesteld. Deze internationale aanpak is gunstig voor Nederland dat immers deel uit maakt van vier internationale stroomgebieden (Rijn, Maas, Schelde en Eems) en via deze grote rivieren veel verontreinigingen ons land binnenkomen. Voor PWN als drinkwaterbedrijf is het realiseren van de KRW voor onze bronnen, de Rijn en het IJsselmeer, van hoogste belang. De Nederlandse waterbeheerders, zoals waterschappen, provincies en Rijkswaterstaat, denken gezamenlijk na over maatregelen om het water meer geschikt te maken voor de leefomgeving van mens, dier en plant. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de volgende dingen: het aanleggen van wateren met flauwe oevers om de strakke, onnatuurlijke inrichting van wateren op te heffen; bepaalde bestrijdingsmiddelen kunnen straks niet meer gebruikt worden; bedrijven zullen gevaarlijke stoffen beter verwerken of afvoeren; de landbouwsector zal extra inspanningen moeten leveren om het wegspoelen van meststoffen naar het gronden oppervlaktewater tegen te gaan. De wateren in de duinen zijn onlangs ook onder de KRW gebracht. Er moeten eerst doelen en dan maatregelen opgesteld worden. Ook moeten deze in overeenstemming met het Natura 2000 Beheerplan gebracht worden. De uitvoering van de KRW vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau. Bij het opstellen van de stroomgebiedbeheersplannen zijn niet alleen de waterbeheerders betrokken, maar ook vertegenwoordigers van belangenorganisaties uit de landbouw, het bedrijfsleven, de recreatievaart, en van natuur- en milieuverenigingen. PWN neemt deel aan planvorming voor de bronnen en de duinen. 3.1.3. Klimaatbestendig duinbeheer Dat het klimaat snel aan het veranderen is, kan iedereen zien. Deze veranderingen zullen gevolgen hebben voor de duinnatuur. Terreinbeheerders hebben de verantwoordelijkheid om de natuurwaarden van de duinen zo goed mogelijk te beschermen, ook bij grootschalige veranderingen als klimaat veranderingen. Daarom zullen wij ons samen met anderen bezighouden met het klimaatbestendig maken van ons terreinbeheer. Klimaatverandering Voor ons land zijn er een paar duidelijke trends te noemen in de verandering van ons klimaat, waarvan ook verwacht wordt dat die zich zullen doorzetten: 1. De gemiddelde temperatuur zal toenemen. 2. In de zomer komen er langere zeer droge perioden, afgewisseld met intensieve stortbuien, vooral aan de kust 3. De lengte van het groeiseizoen zal nog verder toenemen. 4. De totale jaarneerslag zal toenemen, zeker in de winter. De kust wordt ook nog eens natter dan het binnenland. 5. De zeespiegel zal stijgen Betekenis voor duinnatuur Voor de duinnatuur betekent dit nogal wat. De opwarming leidt tot een “volksverhuizing” van soorten. Koudeminnaars vluchten naar het noorden, warmteminnaars veroveren ons gebied vanuit het zuiden. Droogtes zullen waarschijnlijk tot een verschuiving van grassen en kruiden naar mossen en korstmossen leiden. Zeer lang aanhoudende droogtes in de zomer leiden tot een toename van kleinschalige verstuiving. Verlenging van het groeiseizoen leidt tot een
17
nog weelderiger begroeid duin. Alleen extreme gebeurtenissen, zoals grote droogte, en daardoor duinbranden kunnen dit weer deels teniet doen. Veranderde neerslag leidt tot meer en gemiddeld nattere valleien en toename van de fluctuaties in de grondwaterstand. De valleien zijn langer echt nat, afgewisseld met langdurige droogten. Dit is nadelig voor kwetsbare soorten en kan het verdwijnen betekenen van zeldzame soorten. Tot slot zal bij een hogere zeespiegel de golfaanval op de zeereep toenemen. De zeereep zal daardoor dynamischer worden. Door toenemende windkracht en zoutsproei op het achterliggend duin, neemt hier de dynamiek ook toe. Dit is gunstig voor duineigen soorten die houden van warmte en droogte. Inspelen met natuurbeheer De vraag voor het beheer is of we deze snelle veranderingen in zulke banen kunnen leiden, dat er een zo klein mogelijke kans is op achteruitgang van de karakteristieke natuurwaarden? Of is er zelfs misschien winst te boeken? We zullen tijdens Gebiedsplan 2009-2012 de laatste inzichten in de klimaatverandering blijven volgen. In overleg met landelijke commissies (o.a. OBN) zullen we ons natuurbeheer op klimaatbestendigheid toetsen en zo nodig aanpassen. En waar moeten we dan aan denken? De “volksverhuizing” kunnen we faciliteren door onze ecologische verbindingen binnen en tussen de terreinen en de rest van de EHS op orde te brengen en barrières er te slechten. Binnen het duingebied kunnen we hierbij denken aan het weer verbinden van door bosgroei geïsoleerd geraakte stukken open duin. Buiten het duingebied aan het veiligstellen en goed beheren van de bedreigde duinen tussen Wijk aan Zee en de Noordpier en aan het realiseren van de Robuuste ecologische Verbindingszone “Van Kust tot Kust” die bij Castricum de duinen verbindt met polders en de rest van de ecologische hoofdstructuur (EHS) van ons land. De typische duinorganismen hebben hierbij prioriteit, omdat zij de grootste waarde vertegenwoordigen. De kwetsbare organismen van de duinvalleien kunnen we bedienen door het oppervlak en de verspreiding door het duin aan geschikte natte duinvalleien zo sterk mogelijk uit te breiden. Dan doe je aan risicospreiding. Verder is het zinvol om waar mogelijk de droog – nat gradiënt zo uitgestrekt mogelijk te maken. Dan is immers de geschikte oppervlakte bij elke grondwaterstand het grootst. De zeereep en zeeduinen moeten we koesteren. Er is hier een betrouwbare, natuurlijke dynamiekbron: de zee. Zoveel mogelijk dynamiek toelaten, zo min mogelijk permanente menselijke invloed, zonder dat de veiligheid in het geding komt . Niet dicht laten groeien. Hier kunnen de meest karakteristieke duinorganismen een wijkplaats vinden. 3.1.4. Historische waarden meewegen per project Sinds het opstellen van de Beheernota is de bescherming van archeologische en aardkundige waarden veel beter geregeld. Dit heeft veel consequenties voor het uitvoeren van werkzaamheden waarbij de bodem wordt verstoord. Daarom is PWN deze waarden per project vanaf het begin gaan meewegen. De bescherming van andere historische waarden is minder strikt geregeld. PWN weegt deze waarden ook per project mee. In 1992 is in Europa het Verdrag van Malta aanvaard. Het heeft tot doel het behoud van het erfgoed in de bodem. Op 1 september 2007 nam Nederland de Wet op de Archeologische Monumentenzorg aan. Met de wet heeft het kabinet archeologische monumentenzorg de plaats in de samenleving gegeven die deze verdient: duidelijk zichtbaar en niet-vrijblijvend. De wet kent de volgende drie invalshoeken: (1) bepaalde projecten kunnen onder bevoegd gezag van het ministerie van OCW m.e.r.-plichtig worden en inpassingsmaatregelen kunnen getroffen worden; (2) gemeenten kunnen archeologisch vooronderzoek vragen en voorschriften geven bij bouw- en aanlegvergunningen; (3) bij aanvragen van ontgrondingenvergunningen kan archeologisch vooronderzoek verplicht worden en het bevoegd gezag beslist dan welke consequenties aan de uitkomsten van het waardestellende archeologische rapport te verbinden zijn. Met de laatste 2 hebben we al te maken gehad.
18
Over andere historische waarden het volgende. Aardkundige waarden zijn sinds de Beheernota opgenomen in planologische figuren en gemeenten toetsen erop bij vergunningverlening. Belangrijke historische gebouwen zijn al sinds jaar en dag als monument aangewezen. Voor gebieden met waardevolle sporen van menselijk gebruik in het landschap (historisch geografische waarden) geldt nu alleen het Belvedèrebeleid. Het Noordhollands Duinreservaat is een Belvedèregebied en naar de invulling van de provincie van dit beleid met haar Cultuurhistorische Waardenkaart dient PWN de cultuurhistorie van het gebied leesbaar te houden en te maken. De provincie toetst echter alleen nog de gemeentelijke plannen op dit punt. De toets voor landgoederen en buitenplaatsen is strenger: behouden en planologisch veiligstellen. PWN heeft sinds najaar 2007 al enkele projecten aan de hand gehad met de nieuwe wetgeving. Zo is voor een project nabij Egmond-Binnen een Cultuur Historische Effect Rapportage (CHER) opgesteld. In deze CHER hebben we ook de aardkundige en overige cultuurhistorische waarden laten onderzoeken. Uitkomst is dat het project aangepast en ingepast is op de aanwezige archeologische, aardkundige en cultuurhistorische waarden. Het is even wennen en het maakt het voorbereiden en uitvoeren van projecten een stuk ingewikkelder. Desalniettemin is het een goede zaak dat de historische waarden worden veiliggesteld. PWN zal in het vervolg per project deze waarden meewegen. Ook zal er een verkenning worden gemaakt naar de mogelijkheden om een actief cultuurhistorisch beleid te ontwikkelen. Een volgend initiatief is het laten opstellen van een visie op de doelen van voormalige duinlandjes ten zuiden van Egmond aan Zee. We willen hiermee het accent van deze landjes bepalen als leidraad voor inrichting en beheer. Zonder beheer groeien de landjes snel dicht met duindoorn. Andere mogelijkheden zijn ontgraven voor natuur of akkeronkruiden. 3.1.5. Meer samenwerking: meer recreatie en meer natuur Het laatste decennium is het inzicht ontwikkeld dat we via samenwerking beter onze doelen kunnen bereiken. Samenwerking vindt plaats op velerlei gebied en is sterk toegenomen ten opzichte van enkele jaren geleden. Denk aan het NBO (Natuurbeheerdersoverleg NoordHolland), ILG, met natuurbeheerders als buurman, BES, SWIG, gemeenten, etc. Voor een vruchtbare samenwerking is nodig dat partijen zich niet alleen verdiepen in hun eigen doelen, maar ook in die van de ander. Samenwerking moet ook het gevoel geven dat de doelen evenwichtig kunnen worden bereikt. Via het NBO wordt geprobeerd te komen tot een regionale recreatiezonering. Hiermee wordt beoogd dat de verschillende vormen van recreatie plaatsvinden op daartoe geschikte locaties. Zo bleek uit een bijeenkomst bij Recreatieschap Geestmerambacht dat de drie duinnatuurbeheerders allen last hadden van mountainbikers in hun terreinen. Voor Geestmerambacht was dit mede aanleiding te streven naar een MTB-parcours in het terrein. Voordeel is dat dit pal naast de woongebieden ligt en het duingebied daardoor mede wordt ontzien. Het streven is een dergelijke recreatiezonering binnen de provincie vorm te geven; hiervoor zijn nog veel stappen nodig. Via de Stuurgroep SWIG (Samenwerken in het Groen) zijn al enkele projecten in de binnenduinrand gerealiseerd. PWN was hierbij betrokken, al dan niet als projectleider. Het betreft met name wandelroutes op de grens van duin en polder. In SWIG werken gemeente Castricum, Hoogheemraadschap, provincie, LTO en PWN/LNH samen aan groene doelen. De grondverwerving ten behoeve van natuur laat in dit gebied nog weinig vooruitgang zien. De landinrichting BES (Bergen Egmond Schoorl) is formeel per 1 januari 2009 stopgezet. De uitvoering van groene projecten begint eigenlijk pas. De ILG-commissie speelt daarin nu een bestuurlijke rol. De komende jaren staat er veel nieuwe natuur op stapel.
19
Onder leiding van gemeente Bergen wordt gewerkt aan een plan voor wandelroutes tussen de duinen en Alkmaar, aansluitend op onze hoofdentrees. Diverse partijen in het landelijke gebied werken hieraan mee. De samenwerking met “buurman” Staatsbosbeheer (Schoorlse Duinen) heeft geresulteerd in uitbreiding van de natuurkern Buizerdvlak, enkele nieuwe verbindingen tussen de beide terreinen, gezamenlijke surveillance, uitwisseling van beheerwetenswaardigheden, etc. 3.1.6. Algemene doelen en projecten 2009-2012 1. PWN participeert in het opstellen van een Natura 2000 Beheerplan voor het Noordhollands Duinreservaat 2. PWN neemt deel aan de planvorming van KRW voor bronnen 3. PWN spant zich in voor het klimaatbestendig maken van haar terreinbeheer. 4. PWN weegt historische waarden per project mee. 5. PWN verkent de mogelijkheden om een samenhangend cultuurhistorisch beleid op te stellen. 6. PWN zet in op continuering en uitbreiding van de samenwerking met bestuurlijke en maatschappelijke partijen. Doel is de hydrologische, ecologische, recreatieve, maatschappelijke en bestuurlijke verbinding tussen het duin en zijn omgeving verder te verbeteren. Projecten 70. Natura 2000 Beheerplan maken 71a. Voortzetting verbindingen buitengebied 71b. Activiteitenkaart Noord-Holland breed 71c. Inzet op regionale zonering 72. Verkenning cultuurhistorisch beleid
3.2. Natuur in de duinen 3.2.1. Duinen nog steeds te droog: TOP projecten De minister van LNV heeft indertijd verzocht om een concrete lijst van natuurgebieden waar provincies en Rijk zich aan verbinden om de komende jaren de verdroging terug te dringen. Op deze zogenaamde TOP-lijst zijn de duinen van Noord-Holland ook opgenomen. De TOP-lijst bevat voldoende areaal, richt zich op de meest kansrijke en kosteneffectieve gebieden, is opgenomen in financieringsafspraken (ILG) en dient aan te sluiten op Natura 2000 en KRW verplichtingen. Er is een Taskforce Verdroging in het leven geroepen. Dit is een bestuurlijk overleg met vertegenwoordigers van rijk, provincies, waterschappen, beheerders van natuurterreinen, LTO en VEWIN. De Taskforce heeft de TOP-lijst verder uitgewerkt. Geselecteerd zijn de gebieden die niet alleen nationaal maar ook internationaal van grote betekenis zijn en die grotendeels samenvallen met de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) gebieden. Het gaat voor Noord-Holland om de duinen en binnenduinrand, het veenweidegebied en het Vechtplassengebied. Karakteristiek voor de duinen en de binnenduinrand zijn de natte en vochtige duinvalleien, duinrellen en bijzondere kwelmilieus. Achteruitgang in duinen en binnenduinrand heeft om verschillende redenen plaatsgevonden. De belangrijkste zijn: grondwaterwinning voor drinkwatervoorziening, ontwatering en peilverlaging aan de duinrand, kustafslag en verandering van vegetatie in het duingebied. Voor herstel gelden de volgende hydrologische voorwaarden: (1) in duinvalleien moet de grondwaterstand in het voorjaar minder dan 20
20
centimeter onder maaiveld staan, (2) in de binnenduinrand worden kwelwater en regenwater zodanig vastgehouden dat er geen toevoer van (gebiedsvreemd) water van elders nodig is. De belangrijkste maatregelen in duinen en binnenduinrand zijn stopzetten of aanpassen van waterwinning en waterconservering in de binnenduinrand. In het Noordhollands Duinreservaat is de verdroging voor 60% opgeheven. De volgende projecten in het Noordhollands Duinreservaat zijn op TOP-lijst gekomen: ¾ Vernatting Watervlak ¾ Vernatting diverse valleien, zoals Lepstukken, Diederik en Boreel ¾ Vernatting na grondverwerving in binnenduinrand ¾ Reductie grondwaterwinning binnenduinrand De projecten zijn opgenomen in het Uitvoeringsstrategieplan 2007-2013 van ILG en de uitvoering is in principe voor 2013. Ook nieuwe projecten kunnen aangemeld worden. Voor het Noordhollands Duinreservaat zijn deze uitgewerkt in hoofdstuk 4. PWN zal met het nieuwe Gebiedsplan in de hand aangeven dat er in de duinen en duinzoom nog een hoop te doen is om de verdroging terug te dringen. 3.2.2. Duinen nog steeds te vastgelegd Een van de recente inzichten in het functioneren van de kustduinen is dat de vorming van nieuwe duinen ook in het huidige tijdsgewricht nog steeds kan plaatsvinden. Deze nieuwvorming is namelijk pas sinds ongeveer 1850 kunstmatig beëindigd door het tot stand brengen van de grotendeels kunstmatige zeereep. Sinds 1998 is deze nieuwvorming plaatselijk weer mogelijk gemaakt door afspraken tussen het Hoogheemraadschap, Rijkswaterstaat en de Noord-Hollandse terreinbeheerders. We zien nu nieuwe duinen alweer spontaan ontstaan, zelfs in een periode die zich heeft gekenmerkt door weinig wind. Voor de natuur in het duingebied betekent dit dat op den duur in het westen een strook zal ontstaan met wandelende duinen en steeds aangroeiende natte duinvalleien. Dit levende duingebied is een belangrijke voorwaarde voor het instandhouden van bepaalde belangrijke duinhabitats, zoals Witte Duinen en Vochtige Duinvalleien. Ook de beleving van dit woeste, steeds aan veranderingen onderhevige en daardoor nooit saaie (maar ook nog niet vertrouwde) landschap zal zeer waardevol zijn. De nieuwvorming van duinen is een zeer traag proces. Het bovenbeschreven dynamische landschap maken alleen onze kinderen in volle glorie mee, behalve als de door een minderheid van de klimatologen voorspelde superstormen werkelijkheid worden. Echter in het huidige grotendeels kunstmatig vastgelegde en dichtgeplante duingebied is dynamiek – verstuiving- hard nodig om de kunstmatige versnelde veroudering (“hals-over-de-kopsuccessie”) tegen te gaan die momenteel de duingraslanden razendsnel doet overgaan in struwelen en bossen (zie 3.2.3). Stuiven is essentieel voor het instandblijven van de meest gewaardeerde duinhabitats met hun planten en dieren. We kunnen het ons niet veroorloven te wachten op spontane duinvorming. Bovendien betreft dit maar een smalle strook van een paar honderd meter breed, terwijl de verstuivingsbehoeftige duingraslanden zich veel verder landinwaarts uitstrekken. Daarom moeten we in de komende jaren actief aan de slag met het weer op gang brengen van verstuiving. Daarbij maken we onderscheid tussen grootschalige en kleinschalige verstuiving. Grootschalige verstuiving – groter dan 0.5 ha – ontstaat alleen spontaan in de door de zee aangestaste buitenste duinenrij: de zeereep. Dieper landinwaarts zullen we dus actief moeten ingrijpen om de noeste vastleggingsarbeid van onze voorgangers ongedaan te maken. Op voorwaarde van een intensief nabeheer, om de steeds weer uitlopende wortels van de ooit aangeplante helm systematisch te verwijderen, kunnen zo duinen weer mobiel gemaakt worden. Daarbij kunnen zelfs struwelen en bossen aan de landkant overdekt worden door het eroverheen wandelende duin, terwijl aan de zeezijde een alsmaar aangroeiende natte duinvallei ontstaat. Na een jaar of 5 nabeheer denken we dat
21
deze duinen voorgoed mobiel zullen zijn. Grootschalige verstuiving werkt dus goed in het tegengaan van te ver doorgeschoten successie op een natuurlijke manier. In het Noordhollands Duinreservaat hebben we momenteel een grootschalige verstuiving gerealiseerd in de Duvelshoek en er staan er meerdere op stapel. Maar er is nog een probleem met de duingraslanden. Voorafgaand aan de overgang naar struweel zijn ze aan het verzuren en als het uitstrooien van verse kalk door kleinschalige verstuivingen (windkuilen) te lang uitblijft verandert het karakter. Zeedorpengraslanden, ons meest kalkrijke type, kunnen zo overgaan in Duinpaardenbloemgraslanden, die op hun beurt weer over kunnen gaan in de soortenarme Duinstruisgrasweiden. Als het evenwicht te ver doorschiet naar “rechts”, gaan belangrijke natuurwaarden verloren. Aangezien wij zeer grote oppervlakten duingraslanden te beheren hebben ( > 1000 ha) zal duidelijk zijn dat grootschalige verstuiving alleen nooit voldoende zal zijn. We zullen dus ook veel meer windkuilen weer moet activeren om bijtijds voldoende overpoedering van kalkrijk zand op deze graslanden te krijgen. Nog tot het eind van de jaren 1980 hadden we hier geen omkijken naar, omdat konijnen telkens voor het ontstaan of langer open blijven van windlkuilen zorgden. Hopelijk herstelt de konijnenstand zich weer bijtijds, zodat we dit toch wel erg kunstmatige beheer, met nadelige bijeffecten, zoals het transport van machines over waardevolle graslanden, op niet al te grote schaal hoeven toe te passen. 3.2.3. Verstruiking en verboming Bij vergelijking van de luchtfoto’s van 2003 met die van 1987 zijn we ons pas goed gaan realiseren op welke schaal en met welke enorme snelheid de duingraslanden aan het plaatsmaken zijn voor duinstruwelen en zelfs bossen. Vluchtige inspectie van de nieuwste luchtfoto’s uit 2009 leerde ons dat dit proces zelfs nog sneller is gegaan in de laatste 6 jaar! Deze “hals-over-de-kop-successie” is grotendeels aan ons zelf te danken. Wij hebben immers bijna een halve eeuw lang alle windkuilen beplant met helm en struiken en soms ook dichtgegooid met takken en tuinafval. Ook hebben “we” op grote schaal de natuurlijke gelaagdheid van de duinbodem doorbroken, zodat de veel voedingsstoffen nodig hebbende houtige gewassen een veel groter doorwortelbaar bodemvolume ter beschikking kregen. Voeg daar “onze” luchtverontreiniging bij en de steeds opduikende nieuwe konijnenziekten door “ons” gesleep met deze dieren over de globe, het op grote schaal aanplanten van luwte biedende bossen en het sluiten van de gaten in de zeereep, waardoor er veel minder houtremmend zeezout naar binnen waait en deze snelle uitbreiding wordt maar al te begrijpelijk. Groot- en kleinschalige dynamiek, een natuurlijke zeereep, het herstel van de konijnenstand, de invloed van de grote grazers: allemaal lange termijn zaken, die op den duur zeker weer de snelheid van uitbreiding zullen afremmen. De eerstvolgende jaren gaat deze ontwikkeling minstens even snel door als de laatste jaren. We moeten daarom ook rechtstreeks ingrijpen in deze ontwikkeling door struwelen mechanisch en mogelijk met behulp van branden te verwijderen. We moeten deze ingrepen wel goed volgen, omdat nog niet zeker is dat het resultaat altijd goed en blijvend is. 3.2.4. Naaldbossen sterven af en Esdoornbossen komen op PWN heeft zich afgelopen jaren beziggehouden met het opstellen van een beheerplan voor haar bossen. Hierbij is ook veel veldwerk gedaan. Tijdens veldwerk bleek dat de naaldbossen er minder goed voorstaan als verwacht en gehoopt. Het bosbeheerplan is in samenspraak met bezoekers en belanghebbenden tot stand gebracht. In de Beheernota was de hoofdlijn van het bosbeheer al opgenomen. Het ging alleen over naaldbossen: omvormen naar gemengde bossen op plekken waar van nature bos groeit en passief beheer van laten “inzakken” op plekken waar van nature geen bos zou groeien. “Alleen in zeer urgente gevallen kan PWN besluiten tot kappen van dergelijk
22
dennenbos. Bij de planvorming en in de praktijk ontstond nagenoeg alleen levendig overleg met derden over de urgente gevallen. Met name onder de burgers waren de meningen verdeeld. Een deel van de mensen houdt enorm veel van de bossen en wil ze echt niet kwijt. Met de planvorming wilde PWN hier uitkomen. Tijdens het veldwerk bleek de gezondheid van de naaldbossen echter minder goed dan verwacht en de focus van het bosbeheerplan van de komende planperiode is dan ook helemaal veranderd. De meeste naaldbossen in het Noordhollands Duinreservaat zijn tijdens de crisisjaren van de vorige eeuw aangeplant als werkverschaffingsproject. Men plantte niet-inheemse naaldhoutsoorten op integraal omgespitte grond, veelal landbouwgronden. De naaldbomen staan in de marge van hun mogelijkheden en tijdens veldwerk is gebleken dat de verwachte eindleeftijd van de dennenbomen waarschijnlijk minder is dan de eerder verwachte 125 jaar. Zo’n 90 à 100 jaar lijken ze in diverse opstanden te zullen halen. Het grootste deel van de naaldbossen is nu ca. 75 jaar oud en ze hebben dan nog zo’n 2 à 3 decennia te gaan. Voorts bleek tijdens veldwerk dat op meer plekken dan eerst bekend de honingzwam de naaldbossen heeft aangetast. Het zichtbare aantastingsbeeld is dat eerst de naaldjaargangen afnemen en de resterende naalden bruin worden. Dan sterft de boom af op stam. Dit afsterven is met luchtfoto’s (uit 2003) gebiedsbreed bestudeerd. Hieruit blijkt dat in bijna alle naaldopstanden sprake is van aantasting door honingzwam. Welke boomsoort gaat na de dennenbomen dominant worden? In naaldbossen in het kalkrijke terrein en op plekken waar van nature bos groeit is het algemene beeld dat verjonging door dennen in het bos nauwelijks voorkomt. In situaties van halfschaduw, als gevolg van dunnen of door afsterven door honingzwam, komt Esdoorn, zowel de Noorse als de Gewone, erg vaak als opvolgende boomsoort voor. De Gewone esdoorn is algemener dan de Noorse. De verwachting is dan ook dat de naaldbossen in het kalkrijke terrein zich de komende paar decennia richting Esdoornbossen ontwikkelen. De ontwikkeling was voor PWN wel even schrikken, en de vraag of PWN deze ontwikkeling laat gaan of beheer inzet om tot andere natuurdoelen te komen stond centraal bij het opstellen van het bosbeheerplan. In hoofdstuk 4 wordt toegelicht welke doelen PWN de komende jaren nastreeft en met welke projecten dat wordt gerealiseerd. 3.2.5. Akkerbeheer De afgelopen jaren is het inzicht gegroeid dat het uitbannen van de commerciële teelt op duinakkers, naast gunstige effecten (geen bestrijdingsmiddelen meer in het duin, geen kunstmest, minder rijbewegingen, minder verstoring) ook onbedoelde minder gunstige effecten heeft gehad. Te denken valt aan het verdwijnen van zeldzame akkeronkruiden, het verminderen van het voedselaanbod voor insecten en zoogdieren en voor bepaalde, inmiddels ook bedreigde, vogelsoorten. Bovendien vormen de bloemrijke en vlinderrijke akkertjes een welkome afwisseling voor de bezoekers. Ook de vroeger t.b.v. de plezierjacht in de duinen aanwezige voerakkers zijn met het afschaffen van deze jacht in onbruik geraakt. Akkeronkruiden behoren tegenwoordig tot de meest bedreigde plantengroepen van onze flora. De teelt op duinlandjes in de Zeedorpenlandschappen van Egmond en Zandvoort heeft door de kleine oppervlakte per akker en het intensieve gebruik deels andere effecten dan hierboven bedoeld. Op twee plaatsen, nl bij Egmond-binnen en op de Duinweide bij Heemskerk, zijn de laatste jaren gunstige natuurresultaten behaald. Ook bij een onlangs weer in gebruik genomen akker in de Rellen bij Wijk aan Zee kan nu al van een succes gesproken worden. Hier werden bij een inventarisatie in het eerste jaar al maar liefst honderd soorten hogere planten gevonden. Daarom wordt uitbreiden van deze vorm van beheer als gunstig beoordeeld. De mogelijkheden voor behalen van hogere natuurwaarden wordt gewogen met historische waarden van akkertjes.
23
3.2.6. Algemene natuurdoelen en projecten 2009-2012 1. PWN werkt mee om de projecten van de TOP-lijst voor verdrogingsbestrijding in het Noordhollands Duinreservaat te realiseren. 2. PWN ziet stuivende duinen als belangrijke voorwaarde voor het instandhouden van duinhabitats als Witte Duinen en Vochtige Duinvalleien en zet daarom in op dynamisch zeereepbeheer, reactiveren van duinen tot wandelende duinen en klein schalige verstuivingen. 3. PWN wil naast lange termijn beheer om dynamiek in het duin te krijgen (verstuiving, zeereepdynamiek, begrazing) ook rechtstreeks de versnelde successie en verhouting tegengaan door het houtige gewas te verwijderen. 4. PWN legt in het bosbeheer de nadruk komende jaren niet op het verwijderen van naaldbospercelen maar op het beheren van naaldbossen die langzaam veresdoornen en op natuurlijke groeiplaatsen voor bos staan. 5. PWN zet in op inzaaien van enkele oude akkertjes in het duin omwille van hogere natuurwaarden en behoud van cultuurhistorisch erfgoed.
Projecten 10a. Visie historische en natuurwaarden duinlandjescomplexen bij Egmond 10b. Akkerbeheerplan
3.3. Recreatie in de duinen 3.3.1. Nationaal: in 2007 minder bezoeken dan 2001 In de Beheernota is de ontwikkeling geschetst dat de recreatiebehoefte toeneemt. Er zijn echter ook aanwijzingen dat de groei in bezoekersaantallen niet zo’n vaart loopt. Als dit ook geldt voor het Noordhollands Duinreservaat hoeven we ons niet zo te haasten met het realiseren van de zonering. Wat is waar voor het Noordhollands Duinreservaat? In het Gebiedsplan 2005-2008 hebben we op basis van landelijke groeicijfers berekend dat de verwachte groei in onze regio als gevolg van woningbouw zo’n 15% zal zijn in 10 jaar tijd. Volgens het CBS Onderzoek Dagrecreatie zijn er in 2006/2007 echter minder dagtochten ondernomen dan in 2001/2002. De autonome afname van het aantal recreatieve uitstapjes is maar liefst 8% (Kenniscentrum Recreatie, 2008). Ook in het Haagse duingebied Meijendel is sprake van een dalende bezoekerstendens gezien over de afgelopen anderhalf decennia (mond.med. P. Spierenburg). Volgens de trendanalyses van NRIT (NRIT, 2008) zet deze trend zich niet door. De belangstelling voor wandelen, fietsen, sport en sportieve recreatie zal in de toekomst toenemen. Dit is vooral te verklaren vanuit de vergrijzing en toenemende aandacht voor gezondheid. Volgens het CBS kent de vergrijzing een top in 2038 en een grootste toename in de leeftijd van 60-80 jaar tot 2014. Daarnaast neemt de bevolkingsomvang toe. Zo is de prognose in 2007 weer positief bijgesteld. Ook is er landelijk gezien een toenemende vraag naar natuurbeleving, rust en ruimte. In Noord-Holland is het aantal gasten en overnachtingen in de verblijfsrecreatie de laatste 10 jaar toegenomen met 11% resp. 24%. Dit is bijna alleen toe te schrijven aan Nederlandse gasten. Om nauwkeuriger te weten welke ontwikkelingen te verwachten zijn in bezoekersaantallen van het Noordhollands Duinreservaat is een regionale studie van de recreatiebehoefte nu en straks gewenst. Ook zullen we het gebruik van het Noordhollands Duinreservaat nauwkeuriger moeten gaan meten om beter te weten hoe de ontwikkelingen daadwerkelijk zijn.
24
3.3.2. Meer jeugd de natuur in In 2006 hebben diverse natuurorganisaties formeel de handen ineen geslagen om wat te doen aan het verdwijnen van “scharrelkinderen”. Ook PWN wil haar steentje bijdragen om de jeugd weer in de natuur te laten bloeien. Kinderen groeien in toenemende mate op in een verstedelijkte omgeving, tussen asfalt en beton. Grote groepen kinderen weten niet waar hun eigen voedsel vandaan komt en kunnen zich niet lekker uitleven in een natuurlijke speelomgeving. Zij groeien niet op met het vrije gevoel van hutten bouwen in het bos, diertjes vangen in de sloot en ravotten op een braakliggend terreintje, waar van alles bloeit en krioelt. (Inter)nationaal is trend dat steeds minder kinderen in de natuur komen en een band opbouwen met de natuur. Iedereen voelt intuïtief wel aan hoe belangrijk het is dat kinderen in contact komen met natuur. Uit onderzoek blijkt dat bij kinderen die drie dagen intensief in de natuur doorbrengen al een forse toename van positieve houding en gedrag te zien is. Ze vinden natuur opeens mooier, niet eng meer, tonen meer respect en zijn voorzichtiger met planten en dieren. Ook hun biologische kennis neemt toe. Daarnaast is er een positief sociaal effect: er wordt minder ruzie gemaakt. “Moeilijke” kinderen kunnen opeens heel lief met een rupsje in de weer zijn en drukke leerlingen bloeien op omdat ze hun energie kwijt kunnen. Natuurbeleving is in het belang van de jeugd zelf. Maar ook voor het draagvlak voor klimaatbeleid, duurzame ontwikkeling en het behoud van natuur, landschap en een leefbare leefomgeving is ‘natuurlijke ervaringskennis’ van groot belang. Nu natuur en open ruimte schaars zijn en kinderen steeds minder in 'echte' hoogwaardige natuurgebieden komen, heeft ook PWN een maatschappelijke taak om ervoor te zorgen dat natuur nog echt gekend, verkend en beleefd kan worden. PWN heeft sinds 2006 een vernieuwd educatiebeleid Spelenderwijs met Water en Natuur met als doelgroepen gezinnen met kinderen en scholieren van het basis- en voortgezetonderwijs. Het beleid moet nog handen en voeten krijgen. De algemene doelen voor natuureducatie zijn 1) het vergroten van kennis en inzicht in natuur, waardoor betrokkenheid ontstaat bij en waardering en respect voor natuur en 2) het laten beleven van natuur waardoor een positieve houding (waardering en respect) en gedrag ten opzichte van de natuur ontstaat. Er zal een educatief buitenprogramma ontwikkeld worden door en vanuit bezoekerscentrum De Hoep. Ook zal gebruik gemaakt worden van actuele en aansprekende werkvormen, inclusief de toepassing van ICT en moderne media. Zo is onlangs de educatieve website van pwn.nl verrijkt met vele computerspelletjes over verzorgen van de duinen, spetteren met water, etc. Ook in het terrein hebben we al decennia lang speelterreinen voor kinderen. Met de Beheernota zijn gezinnen met kinderen een primaire doelgroep. Voor hen willen we nieuwe speelbossen en –terreinen aanleggen en oude opknappen. Dit volgens de laatste inzichten. Verderop in het Gebiedsplan werken we speelnatuur uit tot doelen en projecten. 3.3.3. Meer verhalen vertellen In de tijd dat de Beheernota is opgesteld speelde bij alle Nederlandse natuurbeheerders dat de wensen van mensen voor buitenrecreatie in natuurgebieden geïntegreerd werden in het beleid en beheer van die gebieden. Nu zijn we weer een stapje verder en nieuwe doelgroepen en waarden dienen zich aan.
25
Uitgangspunt was dat mensen een natuurgebied bezoeken om iets te doen én om een bepaalde beleving te krijgen. Het was aan de terreinbeheerders om hier vorm aan te geven en om na te gaan of het aanbod beter afgestemd kon worden op de vraag. De keuzen van PWN voor het faciliteren van rustige vormen van natuurgerichte recreatie en de 4 doelgroepen hierin, en voor het zoneren van natuur en recreatie hebben alle te maken met ruimte geven aan en veiligstellen van verschillende typen van beleving. Ook heeft PWN hard gewerkt om beleving uit te werken in haar bosbeheer. Het ging hier om het kunnen afwegen van de belevingsaspecten van ingrepen in het bos tegen de natuurwinst die dit oplevert. Variatie en afwisseling in bossen en landschap blijken dan sleutelbegrippen om beleving in uit te drukken en mee te wegen. Nu zijn we weer een stapje verder en zoeken we naar nog meer aspecten om het bezoek van de mensen aan een natuurgebied te vervolmaken. Nog steeds vindt er onderzoek plaats naar de indeling van recreatiegroepen naar beleving. Zo worden motiefgroepen steeds nauwkeuriger beschreven (Goossen, 2008). Doel ervan is inrichting, beheer en diensten beter te laten aansluiten op de vraag. Daarnaast blijkt uit vrij nieuw onderzoek dat er zich nieuwe, eigenstandige waarden aftekenen, namelijk de narratieve waarde en toeeigeningswaarde (Lengkeek, 2009). Oftewel, als je mooie verhalen kent van een plek waar je bent of waar je heen gaat, is je beleving blijvend getekend. Dit herkennen we eigenlijk allemaal. De andere waarde gaat erom dat naarmate je vaker een gebied bezoekt het gebied je steeds meer eigen wordt. Zo zal een toerist andere voorzieningen en diensten verlangen dan een regionale herhalingsbezoeker die het gebied al vanaf zijn jeugd bezoekt. In het Noordhollands Duinreservaat komen vooral veel herhalingsbezoekers, zij het dat in het noorden en vanuit de Kennemerduincampings ook veel toeristen het gebied bezoeken. PWN zal de ontwikkelingen de komende jaren in de gaten houden en nagaan of voorzieningen en diensten opnieuw tegen het licht gehouden moeten worden van nieuw te onderscheiden doelgroepen en waarden. 3.3.4. Omgaan met nieuwe recreatieactiviteiten In de Beheernota is aangegeven dat een belangrijke toekomstige ontwikkeling de toenemende differentiatie in recreatieactiviteiten is. Er is belangstelling voor steeds meer soorten activiteiten, zoals klootschieten, straatgolf, hondentraining, etc. Tegelijkertijd willen de huidige bezoekers het liefst dat alles hetzelfde blijft. Wat kan een beheerder doen om de natuur te beschermen, onderlinge hinder tussen bezoekers te beperken en de klant tevreden te stellen? Van de 4 miljoen bezoeken aan het Noordhollands Duinreservaat worden er ruim 3 miljoen gedaan door omwonenden. De helft van de kwart miljoen omwonenden komt minimaal 1 keer maand. Ze komen naar het duin om de rust, ruimte, natuur en een frisse neus. PWN heeft dus een behoorlijke verantwoordelijkheid voor de recreatiebehoefte van de regio. Uit diverse onderzoeken blijkt dat onze bezoekers hun duin het liefst zo houden zoals het is; ook al doen onze bezoekers zelf steeds vaker ook andere dingen in het duin. Wandelen en fietsen zijn al decennia de meest populaire activiteiten in het duin. Dan volgen trimmen, hond uitlaten, naar het strand gaan en picknicken. Daarna was racefietsen het meest omvangrijk. In de jaren 90 kwam in het Noordhollands Duinreservaat het mountainbiken op. Uit diverse onderzoeken vanaf de jaren ’90 blijken andere recreanten vooral hinder te hebben van racefietsers en mountainbikers, ze vormen de top 2 van hinder. Enkele jaren geleden zette het nordic walken in en vooral dames van 50+ ‘walken’ in trainingsgroepen door het duin. Tot op heden hebben wij slechts enkele signalen van onderlinge hinder ontvangen. PWN ontvangt tegenwoordig wel steeds meer verzoeken van bezoekers voor bijzondere vormen van gebruik van het natuurgebied.
26
PWN zag begin 2000 de nieuwe ontwikkelingen in recreatieland aankomen. PWN nam bij het opstellen van haar nieuwe Beheernota 2003-2012 het recreatiebeleid flink ter hand en werkte het e.e.a. in het Gebiedsplan verder uit. Het beleid heeft veel steun gegeven bij het beheren van het recreatief gebruik. Zo is er een tijd- en ruimtezonering gekomen voor fietsen op onverharde paden, afwijzing van een verzoek voor een menparcour met in plaats daarvan een vergunningsysteem voor menwagens, een ruiteroverleg om in samenspraak de voorzieningen te optimaliseren, etc. We hebben onlangs een checklist gemaakt voor de toetsing van nieuwe recreatieactiviteiten. De checklist concretiseert het beleid en is simpel en doeltreffend (zie kader). Keuzemogelijkheden die we hebben zijn: toestaan als het past, afwijzen als het echt niet past en voor alles wat daar tussenin zit, hanteren we een vergunningenbeleid. De komende periode gaan we de checklist en het gebruik ervan optimaliseren. In hoofdstuk 4 worden nog andere projecten om nieuwe recreatieactiviteiten te reguleren toegelicht. Checklist nieuwe recreatieactiviteiten: 1. Heeft de natuur er last van? (geen natuurschade, binnen toegangsregels, geen schade aan infrastructuur en meubilair, passend binnen zonering) 2. Hebben anderen er last van? (is rustige natuurgerichte recreatievorm, gebruik bestaande voorzieningen, niet onveilig, geen toename onderlinge hinder, klein van omvang) 3. Heeft PWN er last van? (passend bij imago, niet commercieel, geen precedentwerking, geen risico’s drinkwatervoorziening en zeewering) 4. Biedt het kansen? (voor imago, inkomsten) 5. Goed en op tijd communiceren. Wat staan we anno 2008 niet toe? Hondentraining voor politiehonden, boogschieten op speelveld, barbequefeest, radio-experiment van zendamateurs, MTB-wedstrijd, geit laten grazen, straatgolfen, droppings, helicopterlanding. Wat is zoal vergunningplichtig? Bruidsrapportages, filmopnames, asverstrooiing van familieleden, geocache (schat zoeken met GPS), commercieel klootschieten, halve marathon, nordic walking evenement, veldlopen huifkartochten, fietstochten, wandeltochten, autorijden gehandicapte, ijskar, canta’s, GPStochten. En onlangs hebben we een vergunning ingetrokken, omdat er toch sprake was van overmatig drankgebruik bij het uitoefenen van de activiteit
3.3.5. Meer evenementen? In de Beheernota staat “Voor grootschalige, georganiseerde veldlopen en sportevenementen handhaven we het stand-still principe.” Dit betekent dat we binnen de door ons beheerde terreinen geen uitbreiding van grootschalige evenementen wensen. De vraag doet zich echter voor of we moeten inspelen op ontwikkelingen. In de komende periode willen we ons beleid evalueren. Er vinden diverse evenementen plaats in het Noordhollands Duinreservaat: meerdere looptochten, fietstochten, wandeltochten, maar ook een paddenstoelendag, winterdag, vlinderdag, zomerdag, kunst in het duin, etc. Zij passen binnen de visie om rustige vormen van natuurgerichte recreatie te faciliteren in het duingebied. Omdat er ook recreanten zijn die hinder ervaren van dergelijke evenementen en wedstrijdsport ons inziens niet bijdraagt aan de beheerdoelstellingen van PWN zijn zij gelimiteerd in aantal, omvang, tijd en locatie. Net als bij andere terreinbeheerders komen steeds meer verzoeken binnen om nieuwe evenementen te mogen organiseren of bestaande evenementen uit te breiden. In het Noordhollands Duinreservaat worden ook evenementen georganiseerd waar we soms achteraf van horen. Wij blijven elke aanvraag voor een evenement toetsen aan ons beleid en criteria.
27
Recent onderzoek van Goossen (2008) laat zien dat een beperkt deel van de bezoekers van natuurgebieden van evenementen houdt. Zo’n 60% van de bezoekers mijdt sowieso al drukte bij een bezoek aan een natuurgebied; daarvoor komt men niet. Een kwart houdt wel van gezelligheid, hetgeen een evenement zou kunnen zijn. Eenzesde deel zou een smaakvol evenement kunnen waarderen als het iets extra’s c.q. waardevols geeft aan het bezoek. Maar zo’n 9% van de mensen die van enige drukte houden, houdt van sportevenementen. Als service aan ons steeds ouder wordende en daardoor meer rustzoekende publiek gaan we de evenementen aankondigen en beschrijven op onze website, zodat men zijn bezoek zodanig kan plannen dat het beter bij de behoefte past. 3.3.6. Realiseren van recreatiedoelen: meten is weten In de Beheernota is een duidelijke recreatievisie opgenomen en die is uitgewerkt in doelen en projecten in Gebiedsplan 2005-2008. In Gebiedsplan 2009-2012 volgen we dezelfde procedure. Een belangrijke vraag is of wij onze recreatiedoelen ook echt realiseren. We hebben in 2008 een belangrijk begin gemaakt om onze doelen en resultaten te monitoren. We hebben voor onze recreatiedoelen een bouwwerk van kritische indicatoren (KPI’s = key performance indicatoren) ontwikkeld op basis waarvan we willen bepalen of we de doelen ook realiseren of dat we moeten bijsturen. Het bouwwerk van recreatie KPI’s is eind 2008 tot stand gekomen en zal zich de komende jaren moeten bewijzen. In figuur 1 is een visualisatie van het bouwwerk opgenomen. De KPI’s van het recreatiebeleid staan geheel rechts: klanten zijn tevreden, voorzien in natuurgerichte recreatiebehoefte, bezoekers zijn natuurgericht en zonering werkt effectief. Per KPI zijn, op proces niveau, meerdere kritische indicatoren onderscheiden die de KPI bepalen. Als voorbeeld wordt de KPI “klanten zijn tevreden” bepaald door 7 indicatoren. Er wordt direct gevraagd of bezoekers, klanten van PWN en deelnemers van excursies tevreden zijn. Maar ook indirect wordt tevredenheid gemeten aan goede klachtenafhandeling, geslaagde communicatie met derden en voldoende uren toezicht door boswachters in het terrein. Voor elke indicator is een normwaarde bepaald en voor elke KPI is de weegfactor bepaald tussen de indicatoren.
Figuur 1. Bouwwerk van kritische indicatoren om te meten of de doelen van het recreatiebeheer ook gehaald zijn (Kuipers, 2008).
28
In figuur 1 is de uitslag weergegeven voor het jaar 2008. Alles wat groen is scoorde boven de normwaarde en rood eronder. Op het niveau van KPI’s voldoet PWN in 2008 dus aan de zelf gestelde doelen op het gebied van recreatie. Aandachtspunten worden met rood aangegeven. In de komende jaren gaan we kijken of de KPI’s inderdaad voldoende sturingsinformatie geven. 3.3.7. Algemene recreatiedoelen en -projecten 2009-2012 1. PWN gaat een regionale studie (laten) doen naar de ontwikkelingen in de recreatiebehoeften als bouwsteen voor het optimaliseren van het recreatiebeheer van het Noordhollands Duinreservaat. 2. PWN gaat de bezoekersaantallen en -spreiding over het Noordhollands Duinreservaat meten. 3. PWN wil meer en passende speelnatuur bieden om de kinderen zelf en omwille van het vergroten van het toekomstige draagvlak voor behoud van natuur en landschap en een leefbare leefomgeving. 4. PWN volgt de ontwikkelingen rondom recreatiedoelgroepen en -waarden en hun invloed op de klanttevredenheid. 5. PWN optimaliseert haar beleid voor en beheer van nieuwe recreatievormen. 6. PWN informeert via de website pwn.nl bezoekers beter over evenementen in het terrein. 7. PWN optimaliseert haar KPI-bouwwerk voor het monitoren van recreatiedoelen.
Projecten 30. Regionale studie groei recreatiebehoefte 41. Bezoekersonderzoek tellen en enquêteren
29
4. WAT WE GAAN DOEN VAN 2009-2012
4.1. Ruimte geven aan natuurlijke processen Met de ontwikkeling van het natuurlijke duinecosysteem wordt de achteruitgang van soortenrijkdom en diversiteit en de versnelde successie tegengegaan. Door het op gang brengen van natuurlijke processen zal op lange termijn een krachtig duinecosysteem ontstaan dat zichzelf in stand houdt en dat een optimale diversiteit aan soorten en levensgemeenschappen herbergt. Mocht uit de monitoring blijken dat door maatregelen de biodiversiteit in het gedrang komt, dan zullen aanvullende maatregelen worden genomen om deze te verbeteren. 4.1.1. Evalueren en uitbreiden begrazing Waarom? Zo’n tweederde van het Noordhollands Duinreservaat is in de loop van enkele decennia in begrazing genomen, waarvan het grootste deel (ca. 3100 ha) tijdens GP1. Doel van de begrazing is dat de dynamiek en de diversiteit van de natuur worden verhoogd en het gebied wordt opengehouden. Verspreid over het terrein worden plekken kaalgetrapt waardoor lokaal stuifplekken ontstaan. Bemestingsverschillen zorgen voor verschillende voedingsmilieus. De mestfauna is een welkome en –als voedselbron betrouwbare – aanvulling op onze ongewervelden fauna. Daarnaast wordt door vraat de vergrassing tegengegaan alsook het dichtgroeien van het duin met struikgewas en wordt de bloeiperiode verlengd. In het verleden hadden konijnen hierin een belangrijke rol. De konijnenstand is echter sterk achteruitgegaan; ander grazers zijn derhalve nodig. Grazer kunnen bovendien de konijnenstand faciliteren, doordat zij de vegetatie korten en zo weer geschikt maken voor de konijnen. Wat hebben we gedaan? De soort grazer is afgestemd op het natuurdoel dat we willen bereiken. In het noordelijk deel van het Noordhollands Duinreservaat tussen Bakkum en Bergen zijn twee grote eenheden van integrale begrazing gecreëerd met grazers als Schotse Hooglanders, Exmoor ponies, Konikpaarden, samen ruim 2000 ha. Ook is de begrazing van het Buizerdvlak met Schotse Hooglanders ten noorden van Bergen aan Zee uitgebreid tot over de grens bij Staatsbosbeheer Schoorl. In het zuidelijk deel is niet gekozen voor grote integrale begrazingseenheden. In het westelijk gelegen open duin is schapenbegrazing nodig voor het behoud van de bijzondere duinpaardebloemgraslanden (300 ha). Er liggen veel voorzieningen voor de drinkwatervoorzieningen, zoals infiltratiegebieden en winputten. De bossen van Heemskerk en Castricum kennen de hoogste bezoekersintensiteit van het hele Noordhollands Duinreservaat en er is voor gekozen om bezoekers de keuze te laten tussen gebieden met en zonder begrazing. Zo zijn er, hoewel niet optimaal voor de natuur, enkele kleinere eenheden aan de oostrand (samen 700 ha) in begrazing genomen. In het meest zuidelijke puntje waren al een aantal eenheden van zeedorpenbegrazing. Wat gaan we doen? Tijdens GP2 zullen nieuwe begrazingseenheden en enkele oudere eenheden worden geëvalueerd op natuur- en recreatiedoelen. De resultaten voor de natuur en de tevredenheid van bezoekers kunnen leiden tot optimalisering van het begrazingsregiem. Een snelle evaluatie van natuuraspecten laat zien dat het open water en de vochtige valleivegetaties soms een te hoge begrazingsdruk kennen. Meer open water met zelfreinigend vermogen, door oppervlakte en kwel en vochtig duinmilieu zijn daarom nodig. Waar nodig kan een waardevolle poel ook worden uitgerasterd. Ook zal onderzoek gestart worden naar de resultaten van de verschillende typen begrazing op de duinpaardebloemgraslanden.
30
Voor het verruigde duin ten noorden van de Zeeweg naar Bergen aan Zee (terrein Bergen Noord; Lange Vlak) zal tijdens GP2 getracht worden schapenbegrazing als beheermaatregel te realiseren. 4.1.3. Openen van open duin Waarom? Worden luchtfoto’s van 1987 vergeleken met die van 2003, dan is het snel dichtgroeien van het open duin met grassen en houtsoorten met het blote oog zichtbaar. Ook in het veld is het op veel plekken goed te zien. De luchtfoto’s uit 2009 laten zelfs nog een versnelling zien. Het dichtgroeien is een gevolg van het verdwijnen van konijnenvraat door de ziekte VHS en van de versnelde successie in het open duin door ingrijpen van de mens. De meest omvangrijke ingrepen zijn het vastleggen van het duin met helm en bossen en aanbrengen van extra voedingsstoffen ten behoeve van landbouwactiviteiten of door neerslag. Begrazing met grote grazers remt wel de vergrassing of dringt deze terug, maar grote grazers hebben in de huidige aantallen onvoldoende invloed op de houtige gewassen. Daar waar struik- en boomsoorten gaan domineren, is de kans op spontaan voorkomen, danwel herstellen van Grijze en Witte duinen en kruidenrijke vochtige valleilevensgemeenschappen verkeken, behalve wanneer alles tot op het kale zand verwijderd wordt. Het onthouten van het open duin lijkt samen met activeren van verstuiving (zie hierna) de enige methode om de versnelde successie door struiken en bomen tegen te gaan of terug te zetten. Wat hebben we al gedaan? In 2008 is 8 ha open duin ontdaan van middelhoog en hoog struweel. Wat gaan we doen?. De ontwikkelingen in de onthoute terreinendelen zullen gevolgd worden. Voorzover we het nu kunnen overzien lijkt verhouting van het open duin het grootste probleem voor de toekomst van de prioritaire habitats van Grijze en Witte duinen en vochtige valleien. Daarom wordt voor het onthouten van het Noordhollands Duinreservaat een masterplan gemaakt. Op basis van het vergelijken van vegetatiekarteringen uit de jaren 80 en van na 2000 worden gebieden met knelpunten onderscheiden en in prioriteit van aanpakken geplaatst. Evaluatie van de beheermaatregelen uit 2008 zal bijdragen aan de keuze voor het juiste beheer. Er wordt voorzien dat nabeheer noodzakelijk is en dit nemen we in onderzoek. 4.1.4. Grootschalige verstuiving ook activeren Waarom? De belangrijkste voorwaarde voor waardevolle duinen is dat het zand weer de kans krijgt om te stuiven. Gestreefd wordt naar meer dynamiek in het duingebied als geheel, met overal meer stuifplekken. Kleine plekken kaal zand of stuifkuilen als gevolg van dieractiviteit. Of grootschalig door op een aantal plekken ruimte te geven voor nieuwe duinvorming. Dit kan beginnen in de zeereep of meer duininwaarts. Landinwaarts brengen we actief nieuwe, mobiele duinen op gang, die als het ware door het landschap ‘wandelen’. Aan de landzijde wordt oude begroeiing ‘opgegeten’ en worden oude bodems begraven. Dit proces begint van oudsher in de zeereep, maar is al meer dan een eeuw gestopt door het strakke zeereepbeheer ten behoeve van de veiligheid. Door het toepassen van nieuwe technieken en nieuwe inzichten kan dit ouderwetse beheer grotendeels achterwege worden gelaten. Er ontstaan dan kleine windgaten die na een fase van diepe windtrechters uitgroeien tot wandelende duinen. De grote verschillen in vocht of droogte, zon of schaduw zorgen voor prachtige kansen voor vegetatie en fauna. Wat hebben we gedaan? In de zeereep is sinds 1998 dynamisch zeereepbeheer ingezet, zoals neergelegd in de nota Dynamisch kustbeheer voor de kust tussen IJmuiden en Den Helder (Hoogheemraadschap,
31
Duinbeheerders en Rijkswaterstaat) en recent bekrachtigd in het Waterkeringbeheerplan van HHNK. Er zijn 3 zones met meer of minder dynamisch duinbeheer: paraboliserende zeereep, gekerfde zeereep en vastgelegde zeereep (rond de zeedorpen en strandopgangen). Het dynamisch zeereepbeheer is na 10 jaar succesvol te noemen. In november 2006 zijn in de zeereep van het hele NHD 70 plekken met dynamiek geteld met een lengte groter dan 10 m en er zijn ca 6 grotere windtrechters met beginnende paraboolduinen. Tijdens GP1 waren projecten gepland om landinwaarts duinen te mobiliseren. Er is een studie uitgevoerd naar de meest geschikte locaties (Arens, 2006) en één van de projecten is gerealiseerd, namelijk de Duivelshoek. Wat gaan we doen? We gaan door met het genoemde dynamisch zeereepbeheer. We zullen een discussie starten over hoe om te gaan met betreding van de nieuwe kerven in de zeereep. Deze oefenen een grote aantrekkingskracht uit op recreanten die de weg zoeken naar zee of juist andersom. Ook onderhouden we hierover contact met andere natuurbeheerders en het Hoogheemraadschap. In de periode van GP2 worden enkele projecten voorzien voor activeren tot mobiele duinen, met prioriteit in de Natuurkernen. Het activeren van het loopduin van Buizerdvlak op de grens met de Schoorlse duinen van Staatsbosbeheer is in voorbereiding. In het terrein Heemskerk zijn nog 2 kleinere projecten in voorbereiding. Uit evaluatie van reeds geactiveerde mobiele duinen (Arens, 2008) is gebleken dat er nazorg nodig is ten gunste van de verstuiving. Vooral dode wortelresten en uitgroeiende helmscheuten remmen de verstuiving enorm. Deze resten van het oude landschap moeten zeker de eerste jaren elke paar jaar verwijderd worden. Nieuw is het om te komen met een plan voor activeren tot kleinschalige verstuivingen. Dit is bedoeld tegen verzuring en voor verhogen van dynamiek. Het kan bereikt worden door intensievere begrazing of door duintjes kaal te maken. Het e.e.a. zal worden afgewogen tegen actuele natuur- en aardkundige waarden. 4.1.5. Doorgaan met valleiherstelprojecten Waarom? Het Noordhollands Duinreservaat is sinds de duinwaterwinning, de aanleg van het Noordzeekanaal, de grootschalige aanleg van dennenbossen en het hanteren van een laag polderpeil aanzienlijk verdroogd. De enkele plekken met kenmerkende vegetaties voor vochtige duinvalleien zijn sindsdien gekoesterd en intensief beheerd op duurzame instandhouding. De basis voor verbetering van kansen voor vochtige duinvalleien en het daarbij behorende ecosysteem is de afgelopen decennia gelegd met het verminderen van de duinwaterwining en het optimaliseren van de infiltratiegebieden. Het duin is sindsdien vernat en de laatste 15 jaar zijn ca. 20 grotere natuurherstelprojecten gerealiseerd in vernatte duinvalleien. Hierdoor komen vele kenmerkende plantensoorten als moeraswespenorchis, rietorchis en parnassia weer meer algemeen voor in de vochtige delen van het duin. Nog lang niet alle locaties met potenties voor vochtige duinvalleivegetaties zijn hersteld. Beleidsmatig is bepaald dat de verdroging van het NHD nu voor 60% is opgeheven (Provinciaal Waterplan, 2004). Antiverdrogingsmaatregelen zijn in het Noordhollands Duinreservaat nog steeds nodig, vindt ook het ministerie van LNV en diverse projecten zijn op de TOP-lijst van het ministerie geplaatst en dienen voor 2013 uitgevoerd te zijn (zie hoofdstuk 3.2.1.). Wat hebben we gedaan? In de periode van GP1 hebben we 7 ha vochtige duinvallei hersteld (Noorddorpervlak, Lepstukken, Diederik, westrand camping Bakkum) en 3 poelen aangelegd. Helaas kregen we de financiering van het maken van een grondwaterdieptekaart van het deel van het
32
Noordhollands Duinreservaat ten noorden van Egmond niet rond en konden zo niet al de potentiële locaties voor vochtige duinvalleivegetaties opsporen Wat gaan we doen? Er is ten behoeve van GP2 op basis van veldkennis een kaart gemaakt met potentiële locaties voor valleiherstel. Er zijn ruim 10 potentiële locaties tussen Egmond en Wijk aan Zee. Het voornemen is ca. 4 grote en enkele kleinere projecten tijdens GP2 te realiseren. Ook wil PWN project Watervlak in aangepaste vorm realiseren. Tot najaar 2009 was dit project verbonden aan het uitplaatsen van het zweefvliegveld ter plaatse. Nu dit niet gerealiseerd kan worden wil PWN de herstelprojecten buiten de zweefvliegbanen alsnog realiseren in afweging met de archeologische waarden van het gebied Watervlak. PWN heeft de provincie Noord-Holland gevraagd om bij de herziening van TOP-lijst ook de nieuwe projecten op de TOP-lijst te plaatsen (zie ook hoofdstuk 3.2.1). Na een paar jaar zullen de projecten nog een keer per 2 à 3 jaar gemaaid worden vooral om houtige gewassen terug te zetten. Uit de evaluatie van de begrazingseenheden ten noorden van Bakkum is gebleken dat de druk op de natte valleidelen en op de poelen op sommige locaties te hoog is, zodat de natuurwaarden onder druk staan. Er wordt een poelenplan gemaakt om tot meer en kwalitatief beter open water te komen. Het kan gaan om een poel, maar ook om permanent openwater in een natuurherstelproject. Bestaande poelen kunnen worden vergroot om zelfreinigend vermogen te krijgen. Een enkele poel kan ook (tijdelijk) worden uitgerasterd ter behoud van natuurwaarden. Poelen worden eens in de paar jaar schoongemaakt. De mogelijke natuurwaarden zullen gewogen worden met mogelijke cultuurhistorische en aardkundige waarden. Zo wordt er een onderzoek gedaan naar de cultuurhistorische en natuurwaarden van oude bouwlandjes in de duinen. 4.1.6. Bosbeheer Waarom? Bijna een kwart van het Nederlandse duinbos groeit in het Noordhollands Duinreservaat. Het gaat om zo’n 1600 ha aan loof- en naaldbos. Bijna alle bossen zijn in de eerste helft van de twintigste eeuw aangeplant, ook op plekken waar van nature geen bos zou groeien. Op plekken waar van nature wel bos kan groeien, ontwikkelen de aangeplante loofbossen zich naar natuurlijk duinbos. Eik en berk zijn de dominante, duineigen boomsoorten. De loofbossen zijn jong en vitaal. De eikenbossen hebben een hoge levensverwachting. In een latere fase zullen natuurlijke bosprocessen de hoofdrol spelen. Er ontstaan gaten met dood hout en spontane verjonging van bomen. De leeftijden van de bomen gaan verschillen. Delen zullen afsterven en delen zullen ontstaan door ontwikkeling van lage begroeiing naar bos. De dieren volgen de ontwikkeling van planten. Begrazing kan gaten en bosranden open houden. Konijnen kunnen verjonging van bomen langdurig tegenhouden. Spontane bosgroei is door de harde en zoute winden aan de westkant van het duin niet mogelijk en meer duininwaarts zijn de omstandigheden beter. Samen met de natuurlijke, grote variatie aan milieus in de duinen is de dynamiek en afwisseling in natuurlijke duinbossen veel groter dan in binnenlandse bossen. Ze zijn kleinschaliger en opener van structuur en daardoor kruidenrijker. PWN streeft voor deze jonge loofbossen naar één van acht typen natuurlijk duinbos. Er is in principe geen natuurbeheer nodig. Alleen in uitgesproken monotone aanplanten kan kleinschalig natuurbeheer nodig zijn om het proces naar natuurlijk duinbos te stimuleren. Ook wil PWN geïsoleerde plekken open duin in de boszone weer met elkaar verbinden door boszoom- en bermbeheer. Voor de naaldbossen is de situatie anders. De naaldbomen van de aangeplante bossen behoren niet tot onze inheemse flora. De aangeplante naaldbossen zijn nu ongeveer 75 jaar
33
oud en hebben nog maar enkele decennia te gaan voordat ze aan het eind van hun natuurlijke leven zijn. Oude naaldbossen, die op plaatsen staan waar van nature bos kan groeien, kunnen we voor een deel door beheer omvormen tot natuurlijke duinbossen. Enkele naaldbossen, die op plekken staan waar van nature geen bos zou groeien, verjongen toch spontaan en kunnen in stand blijven. De meeste oude naaldbossen op ongeschikte plekken zullen echter afsterven. Daarvoor in de plaats komen struiken en gras, of op echt luwe plekken soms bomen als esdoorns. Een deel van deze “inzakkende” naaldbossen op zgn. niet-bosgroeiplaatsen zullen op termijn worden verwijderd omwille van het herstellen van het open duin tot Grijze of Witte duinen. In het kader van het Beheerplan Natura 2000 zullen hiertoe afwegingen worden gemaakt. Naast natuurlijke, zelfregulerende duinbossen streeft PWN ook naar bossen die aantrekkelijk zijn voor bezoekers en waarin waardevolle cultuurhistorie is behouden. Aantrekkelijk vinden bezoekers vooral variatie in en tussen bossen, maar ook open plekken en bosranden. Zowel loofbossen als naaldbossen vindt men aantrekkelijk. Karakteristieke bomen scoren hoog, geluid en geur zijn ook belangrijk. Een bos biedt ook beschutting en een variatie aan wandelpaden (breed - smal, recht - kronkelig) maakt het extra aantrekkelijk. Bij het beheren van de natuurwaarden van een bos wordt waar mogelijk ook de aantrekkelijkheid verhoogd door karakteristieke en oude bomen vrij te zetten, het duinreliëf zichtbaar te maken, kronkelige paadjes aan te leggen en te letten op de mogelijkheden van verrassende vergezichten. Enkele naaldbossen die zich van nature verjongen en landschappelijk zeer aantrekkelijk zijn, zullen we om hun aantrekkelijkheid voor bezoekers in stand houden. De bossen van het Noordhollands Duinreservaat hebben veel historie. Zo staan o.a. Bergerbos en stukken eiken- en essenhakhoutbossen bij Castricum-Heemskerk op kaarten ouder dan 1820. Tot ongeveer 1930 zijn nog eikenbossen ten behoeve van leerlooierijen en landgoedelementen als lanen geplant en behouden gebleven. Daarna kwam de grootschalige naaldbosaanleg op vooral oude landbouwgronden tijdens de werkverschaffingsperiode, maar ook nog in en na de oorlog tot in de jaren ’50 van de vorige eeuw. De cultuurhistorische waarden van bossen en boselementen tot 1930 zijn hoog en actief beheer richt zich op een aantal aspecten. Voor het Bergerbos en landgoed Marquette zijn aparte beheerplannen in uitvoering. Het beheer van de oudste essenhakhoutbossen wordt voortgezet en het in beheer nemen van een oud perceel eikenhakhoutbos wordt onderzocht. Er wordt een uitvoeringsplan gemaakt voor het vrijzetten van oude bomen met een uitgesproken cultuurhistorische waarde. Het gaat dan om grens-krooneiken, oude singels, enkele oude stoven hakhouteiken en grove dennen. Wat hebben we gedaan? Het benodigde beheer kan per bos sterk verschillen. Daarom heeft PWN een bosbeheerplan opgesteld, dat per groeiplaatseenheid de hoofdlijnen van behandeling geeft. De eerstkomende jaren ligt de nadruk in het bosbeheer van PWN op het omvormen van naaldbossen op natuurlijke bosgroeiplaatsen naar zelfregulerende duinbossen, het realiseren van bosrandbeheer, het behoud van enkele aantrekkelijke naaldbossen met natuurlijke verjonging en het bewaren van cultuurhistorisch waardevolle elementen. Voor de continuïteit in beheer biedt het plan een planning voor lange termijn. Het bosbeheer is in samenspraak met bezoekers en belanghebbenden tot stand gebracht. In de Beheernota was de hoofdlijn van het bosbeheer al opgenomen, inclusief het beleid dat “Alleen in zeer urgente gevallen kan PWN besluiten tot kappen van dergelijk dennenbos. En PWN doet dit dan in overleg met de omgeving”. Ten behoeve van de reactieronden van het Gebiedsplan 2005-2008 had PWN zich verdiept in juist deze urgente gevallen en een aantal locaties voorgesteld om het open duin te herstellen. Met name onder de burgers waren de meningen verdeeld. Een deel van de mensen houdt enorm veel van de bossen en wil ze echt niet kwijt. PWN heeft daarom in 2004 in haar Gebiedsplan 2005-2008 vastgelegd dat natuurbeleving van de bossen nader uitgewerkt en meegewogen zal worden in de
34
besluitvorming. In 2005 stond de jaarlijkse bezoekersavond geheel in het teken van de natuur-, beleving- en historische aspecten van het bosbeheer. En elk jaar daarna zijn de vorderingen in het bosbeheer punt van agenda geweest op de bezoekersavonden. Voordat we het plan afsloten, hebben we ervaring opgedaan met twee pilots van bosbeheer. We hebben in het najaar van 2008 beheer voorbereid en uitgevoerd in een naaldbos bij Egmond-Binnen en in een naaldbos in het Heemskerkerduin. Technisch en communicatief gezien zijn de pilots goed uitgepakt. We verwerken de leerpunten tot een checklist voor uitvoering van bosbeheer. Onze doelen om de voorbereiding in samenspraak te doen met belanghebbenden en de bezoekers goed voor te lichten over de uitvoering hebben we ons inziens gehaald. Wat gaan we doen? De nadruk in het bosbeheer van PWN ligt de eerstkomende jaren op het omvormen van naaldbossen op natuurlijke bosgroeiplaatsen naar duinbossen. Deze bossen liggen voornamelijk ten zuiden van Egmond. De naaldbomen in het duinterrein zijn op leeftijd in deze bossen en gaan de komende decennia vanzelf dood. Het optreden van de honingzwam versnelt dit proces op veel plaatsen. De spontane boomopvolger is ten zuiden van Egmond veelal de (twee soorten) esdoorn. Om natuurlijke duinbossen en variatie in en tussen bossen een goede kans te geven wordt een voor PWN nieuwe manier van bosbeheer ingezet. Vroeger bestond bosbeheer uit periodiek dunnen. Nu kiest PWN voor het maken van verjongingseenheden in de bossen. Dit zijn tamelijk grote open plekken waar verjonging van duineigen boomsoorten als eik en berk verwacht wordt, in plaats van (Noorse) esdoorn. Aantrekkelijkheid en cultureel erfgoed hebben hierbij ook de aandacht. De komende jaren worden per jaar een of meer bosbeheereenheden aangepakt. Omdat het hout ook geld opbrengt (op de energiemarkt) is het streven om de verjongingsprojecten minimaal kostenneutraal uit te voeren. Er wordt nog nagegaan of er nabeheer nodig is op een verjongingsplek. In het nieuwe bosbeheerplan voor het Noordhollands Duinreservaat is extra aandacht voor bosrandbeheer. Nog te vaak zijn bosranden van juist de aangeplante bossen statische rechtopgaande ‘muren’ van bomen. Dit maakt ze erg onaantrekkelijk voor allerlei dierlijk leven. Vooral vlinders profiteren van een aantrekkelijke bosrand maar ook andere insectensoorten. De ideale bosrand heeft diverse hoogtes. Eerst is er gras met bloemen en daarna hier en daar eilanden met wat hoger gras of bloemrijke ruigte. Dan komt een goed ontwikkelde struik- of struweellaag met open ruimtes of inhammen. Daarna komen de bomen aan de beurt. Hier geldt dat loofbomen voor vlinders aantrekkelijker zijn dan naaldbomen omdat ze een belangrijke rol als ontmoetingsplek of uitkijkpost hebben. Dat geldt ook voor vogels. Er wordt momenteel het plan “Zonnige Zomen” ontwikkeld, dat tevens ten doel heeft om door bos geïsoleerd geraakte stukken open duin weer met elkaar te verbinden, zodat planten en dieren weer kunnen uitwisselen. De naaldbossen ten noorden van Egmond, in kalkarme duinen van Bergen, staan allemaal op plekken waar van nature geen bos zou groeien. Een deel van deze bossen zal omdat de bomen aan het eind van leven komen, afsterven en inzakken. In andere naaldbossen vindt spontaan verjonging plaats van berk of een naaldhoutsoort. We hebben afgesproken dat een aantal van deze naaldbossen met spontane dennenverjonging in het bos behouden zal worden omwille van de natuur- en landschapsbeleving. In het kader van het Beheerplan Natura 2000 zullen afwegingen worden gemaakt welke naaldbossen op termijn zullen worden verwijderd omwille van het herstellen van het open duin tot Grijze of Witte duinen. Het cultuurhistorische beheer krijgt vorm door het opstellen van een plan voor het weer in beheer nemen van een eikenhakhoutperceel en een plan voor vrijzetten van oude, waardevolle bomen. Voor het laatste wordt natuurlijk ook het belevingsaspect meegenomen.
35
4.1.7. Heidebeheer Waarom? Kleine tot grotere heidevelden komen voor ten noorden van fietspad de Woudweg in het bos en open duin. De heiden groeien dicht met houtsoorten als berk, den en eik. Het beheer richt zich al van oudsher op het handhaven cq het versterken van de landschappelijke, recreatieve en natuurwaarden van de heiden. Hoewel het beheer tot nu toe goed loopt en de resultaten zichtbaar zijn, hebben we in Gebiedsplan 1 opgenomen het heidebeheer te willen evalueren. Wat hebben we gedaan? We hebben het normale beheer voortgezet, namelijk met vrijwilligers verwijderen van de houtige gewassen. We doen dit cyclisch: elke 4 jaar komen we op de locaties terug. Verder worden heiden begraasd, gechopperd en/of geplagd. Een evaluatie hiervan viel positieve uit. Wat gaan we doen? Bij evalueren van het beheer blijkt het verhouten goed onder controle te zijn, want wat open was is open gebleven. Het grootste knelpunt is het naar binnen dringen van de randen. Door de randen terug te zetten en mooie bosranden te maken en door intensivering van het heidebeheer kan dit probleem worden aangepakt. Op enkele plekken zullen hiermee ook de verbindingen tussen naburige heidevelden weer worden hersteld. 4.1.8. Exotenbestrijding Waarom? Definitie van een exoot is “als een uitheemse soort (onder andere planten, dieren, microorganismen) die Nederland niet op eigen kracht kan bereiken, maar door menselijk handelen (transport, infrastructuur) terecht is gekomen in de Nederlandse natuur of dat in de nabije toekomst dreigt te doen “(Beleidsnota invasieve exoten LNV 2007). Soorten die Nederland op eigen kracht bereiken, bijvoorbeeld door klimaatverandering, vallen buiten deze definitie. In het Noordhollands Duinreservaat komen vele exoten voor. Exoten die invasief zijn, nemen snel veel groeiplaatsen in van duineigen soorten. Een invasieve exoot die het open duin en speciaal het Grijze duin bedreigt, is de Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina). Verruigde vegetaties en oppervlakkig verzuurde bodems in het open duin vormen een uitstekend kiemings- en vestigingsmilieu voor prunus. En prunus verbreidt zich er breed ten koste van duingraslanden. De eerst los van elkaar groeiende struiken sluiten zich steeds meer aaneen tot een gesloten struweel, waarin weinig anders meer kan leven. Bestrijden van invasieve exoten is nodig als de invasie leidt tot bedreiging van Grijze duinen of andere belangrijke habitats. Ook door de rijksoverheid is beleid geformuleerd voor het bestrijden van exoten, gebaseerd op internationale afspraken. De hoofdlijn hierin is dat het rijk wil voorkomen dat er nieuwe invasieve exoten gaan voorkomen. De al voorkomende zijn voor de verantwoordelijkheid van de beheerder zelf. Naast prunus zijn invasieve exoten in het NHD Japanse duizendknoop en Perzische berenklauw, plaatselijk ook rimpelroos en krent, terwijl we o.a robinia goed in de gaten houden. Wij streven naar een duin waar invasieve exoten zo goed mogelijk gereguleerd zijn. Wat hebben we gedaan? In de Beheernota is opgenomen prunus uit het open duin te verwijderen. Ten noorden van Egmond is prunus in het open duin grondig teruggezet door de zaadbomen te vellen en de overblijvende stobben voorzichtig in te smeren met een chemisch bestrijdingsmiddel (glyfosaat). Vrijwilligers deden hierbij het fijnere werk van kleinere prunus uitsteken. Daarna zijn 3 ernstige haarden met veel zaadzettende prunus met geitenbegrazing aangepakt. Een dichte begrazing leidt dan tot sterk verminderd voorkomen van prunus en waarschijnlijk op den duur tot het helemaal verdwijnen daarvan. Ten zuiden van Egmond zijn we wat later
36
begonnen met prunusbestrijding in het open duin. In Boreel hebben we na de prunusbestrijding geiten ingezet om de massa zaailingen op te laten vreten. Daarnaast wordt de Japanse duizendknoop bestreden en de Perzische berenklauw. Op het Engelse Veld hebben we de rimpelroos bestreden. In 2005 hebben we een lijst opgesteld van invasieve exoten en in 2007 is begonnen met het inventariseren van de verspreiding van deze exoten in het open duin en in de bossen. De soorten worden meegekarteerd met de jaarlijkse vegetatiekartering van een deel van de beheergebieden. Wat gaan we doen? We gaan door met het bestrijden van prunus in het open duin. Ook in de bossen willen we de prunus aanpakken. Dit los van het bosbeheer, omdat het bosbeheer slechts een klein deel van de benadeelde bossen omvat. De intensiteit van bestrijden hangt af van de uitkomsten van inventarisatie van de invasieve exoten (in de bossen) en beschikbare gelden. De inventarisatie van invasieve exoten zal ook de basis zijn voor een bestrijdingsplan van ook andere exoten in het duin. Bestrijding van de Japanse duizendknoop en Perzische bereklauw gaat gewoon door. Bestrijding van nieuwe soorten invasieve exoten werkt het meest effectief als de soorten zich kort geleden gevestigd hebben. Het streven is dan ook om nieuwvestiging van invasieve exoten (bijvoorbeeld Watercrassula) geen kans te geven zich in het gebied te verspreiden, en soorten die juist met een stormachtige verspreiding begonnen lijken te zijn in een vroeg stadium actief af te remmen. Bij nieuwe soorten invasieve exoten zal actief geëxperimenteerd worden met bestrijdingsmethoden. 4.1.9. Natuurdoelen en -projecten 2009-2012 1. Optimaliseren van het begrazingsregiem op basis van evalueren van natuur- en recreatiedoelen. (Project 1a). 2. Terreindeel Bergen Noord zo mogelijk in schapenbegrazing nemen. Project 1b). 3. Herstellen van open duin door verwijderen van houtige gewassen, conform het Masterplan Onthouting. (Project 3a t/m c). 4. Ruimte geven aan verstuiving door enkele duinen te activeren tot wandelende duinen en door in een gebied kleinschalige verstuivingen te activeren. (Project 7a t/m f). 5. Beleid ontwikkelen hoe om te gaan met betreding van kervende en paraboliserende zeereep 6. Optimaliseren, uitbreiden en herstel van vochtige en natte duinvalleien. (Project 2a, 2b en 6a t/m c) 7. Realiseren van verjongingsgaten in naaldbossen op bosgroeiplaatsen conform het Bosbeheerplan (Project 8a, 8e). 8. Realiseren bosrandbeheer, cultuurhistorisch bosbeheer en aanwijzen aantrekkelijke naaldbossen met spontane dennenverjonging (Project 8b t/m e). 9. Terugdringen van oprukkende bosranden rond de heiden (Project 11). 10. Verwijderen van Amerikaanse vogelkers uit het open duin en bij voorkeur ook uit het bos. Voor andere invasieve exoten een bestrijdingsplan maken (Project 5a t/m c). Projecten 1a. Evaluatie begrazing per eenheid op natuur en recreatie 1b. Uitwerken begrazing Bergen Noord 2a. Natuurherstel Watervlak 3a. Uitvoeringsplan onthouten 5a. Prunus het duin uit 5b. Uitvoeringsplan prunus bos uit 5c. Plan en uitvoeren beheer andere exoten 6a. Natuurherstel duinvalleien 6b. Meer en betere poelen 7a. Mobiliseren loopduin Buizerdvlak 7c. Mobiliseren duincomplex
37
7d. Uitvoeringsplan kleine verstuivingen 8a. Bosbeheer uitvoeren 8b. Plan Zonnige Zomen 8c. Uitvoeringsplan cultuurhistorisch bosbeheer 8d. Aanwijzen te sparen naaldbossen 10a.Visie natuur- en cultuurhistorische waarden duinlandjes 11. Heidebeheer intensiveren
4.2. Natuurgerichte recreant 4.2.1. Fietsers en wandelaars genieten al volop Waarom? Wandelaars en recreatieve fietsers zijn de grootste groep gebruikers van het Noordhollands Duinreservaat (ca. 80%). Zij zijn onze primaire doelgroep. De voorzieningen voor hen, zoals het padennet, banken, fietsenstallingen, routemarkeringen, infoborden, e.d. willen wij afstemmen op hun behoeften en wensen enerzijds en op de zonering voor natuur en recreatie anderzijds. De verwachting is dat wandelaars en recreatieve fietsers de komende decennia ook de grootste groep gebruikers blijven (Goossen, 2008). We hebben in het Gebiedsplan 2005-2008 geconstateerd dat het Noordhollands Duinreservaat voldoende en goede mogelijkheden biedt voor het aantal wandelaars en recreatieve fietsers nu en later. Het wandelpadennetwerk is ruim toereikend, vooral in de bossen. We kunnen nog meer doen om de diversiteit in belevingswaarden van de wandelpaden te verhogen (breed-smal, voetsporen-lanen, kronkelig-recht, verhard-zandig). De fietspaden zijn lekker breed en het netwerk van fietspaden is ruim toereikend. Tussen Egmond en Bergen is het padennetwerk iets te extensief. Het duin is hier smal met veel grote hoogteverschillen en grote delen staan ’s winters onder water. De natuur daar is zeer waardevol. Om de duinen te ontzien en toch een aantrekkelijke fietsroute te creëren vindt PWN een fietspad langs de binnenduinrand van het duin het beste alternatief om het fietspadennetwerk te verbeteren. Om meer mogelijkheden voor recreanten te creëren en om het duin te ontlasten, werken we ook samen om de verbindingen tussen polder en duin te vergroten en aantrekkelijker te maken. Of zelfs wandelen en fietsen direct vanuit huis te verbeteren. Veel van de fietsers vertrekken immers vanuit huis en een rondje wandelen vanuit huis is nog steeds een belangrijke en gewenste manier van buitenrecreatie. Wat hebben we gedaan? We hebben meegewerkt aan de volgende initiatieven om fietsmogelijkheden te vergroten. Het gescheiden fietspad (twee richtingen) langs de Heerenweg ten zuiden van ’t Woud is door de provincie gerealiseerd en heeft de fietsmogelijkheden tussen Egmond en Bergen verbeterd en veilig gemaakt. Vanuit de provincie is ook het fietsknooppuntennetwerk provincie-breed vormgegeven. Het Noordhollands Duinreservaat is erin opgenomen met een aantal knooppunten. De gebruikers vinden het knooppuntennetwerk succesvol. Belangrijk hierin zijn het gemarkeerd fietsen van knooppunt naar knooppunt en per knooppunt de route vrij kunnen kiezen. De boswachters hebben de indruk dat er door de fietsknooppunten meer fietsers in het duin zijn gekomen. Er is samengewerkt aan de volgende wandelmogelijkheden. Met de gemeenten Castricum en Bergen is samengewerkt om meer en betere wandelroutes bij woonkernen te krijgen en daar waar de natuur van de binnenduinrand het dragen kan verbindingen naar de duinen. Tussen Castricum en Heemskerk is de Maer- of Korendijkroute als gezamenlijk project tot stand gekomen. PWN was initiatiefnemer om bij ingang Noorderstraat is in samenwerking met Landschaps Noord-Holland een nieuwe wandelroute door duin en polder te realiseren over het Zeerijtsdijkje. De route is in het broedseizoen gesloten omwille van de weidevogeldoestelling alhier.
38
Op de grens van het Noordhollands Duinreservaat en de Schoorlse Duinen zijn 3 sluiproutes, die al langdurig in gebruik waren, formeel wandelpad, ruiterpad en ingang geworden. Hiermee telt het Noordhollands Duinreservaat welliefst 110 kleine ingangen. Voor de bezoekers van de duingebieden betekenen de doorgangen dat het duin meer als één gebied beleefd kan worden in plaats van twee. In overleg met wandelorganisaties en particulieren hebben we de markering van de al bestaande wandelroutes in het Noordhollands Duinreservaat gebruiksvriendelijker gemaakt. De nummermarkering is veranderd in een kleurenaanduiding 1 en bij het begin van de route staan de routes verklaard in lengte, ed. Uit onderzoek blijkt dat bezoekers graag gebruik maken van onze gemarkeerde wandelroutes en bij diverse consultaties van bezoekers vroeg men om langere gemarkeerde routes. Met de nieuwe markering hebben we 2 middellange en 1 lange wandelroute gemaakt. We zijn hiermee van 28 naar 38 gemarkeerde routes gegaan. De oude, kortere routes zijn nagenoeg gelijk gebleven. Alle routes passen binnen de zonering van natuur en recreatie. Wat gaan we doen? Er zal bezoekersonderzoek plaatsvinden waarbij wandelaars onder andere gevraagd wordt om hun waardering voor de nieuwe wandelroutes. Op een aantal locaties zullen jaarrond tellingen plaats vinden van de aantallen fietsers om zo een indruk te krijgen van ontwikkelingen in bezoekersaantallen. Ook zullen we de ontwikkelingen volgen in aantallen bezoeken op paden die duin en polder verbinden. We blijven ons inzetten om fiets- en wandelmogelijkheden in de aangrenzende gebieden te vergroten en aantrekkelijker te maken. Ook het vergroten van de belevingswaarden voor wandelaars en het aanpakken van de resterende gevaarlijke en hindersituaties (zie hoofdstuk 4.2.8.) blijft op de agenda staan.
4.2.2. Trimmers en waterkranen Waarom? Trimmers behoren tot onze primaire doelgroep die we binnen de zonering van natuur en recreatie willen faciliteren met voldoende en goede voorzieningen. Begin jaren ’90 van de vorige eeuw is geïnventariseerd dat ruim 100 sportorganisaties vooral trimtrainingen organiseerden in het Noordhollands Duinreservaat. Ondertussen is bekend dat slechts een deel van de trimmers georganiseerd is. We schatten in 2000 het aantal trim-bezoeken dan ook op ruim 300.000 per jaar (20% van de te voetgaande bezoekers). Een paar jaar geleden is het nordic walken in het Noordhollands Duinreservaat opgekomen en een blijvertje van formaat gebleken. Vooral de trainingsgroepen met 50+ vrouwen zijn een algemeen beeld geworden. Met de maatschappelijke trend om gezond te blijven door meer te bewegen zal het aantal trimmers en nordic walkers in de toekomst waarschijnlijk eerder toe- dan afnemen. Zolang het binnen de zonering van natuur en recreatie past en er geen sprake is van onderlinge hinder met andere bezoekers kan dit gebruik meegroeien. Wat hebben we gedaan? Er heeft een onderzoek plaatsgevonden naar het gebruik en de wensen van de trimmers in het zuidelijk deel van het Noordhollands Duinreservaat. Er worden een aantal entrees druk gebruikt dor trimmers: Johanna’s Hof, Geversduin en Kraaiennest. De bosgebieden zijn het drukst bezocht. De meeste trimmers bezoeken echter ook vaak het open duin. Men is zeer tevreden over het gebied om in te trimmen. Dit komt vooral door de ruime keuze aan paden. De resterende behoeften en wensen zijn bescheiden. Bijna eenvijfde van de individuele trimmers mist vooral een waterkraan en nog geen 10% mist paaltjes om afstanden te meten. Bij de georganiseerde trimmers is het gemis nog kleiner (8% resp. 6%). In navolging van dit 1
Waarbij we ook rekening hebben gehouden met kleurenblinde bezoekers
39
onderzoek hebben wij bij een ‘echte’ trim-entree (Geversduin) in overleg met trimmers een waterkraan geplaatst. Voor het plaatsen van andere voorzieningen vinden wij het draagvlak vooralsnog te klein. We hebben intern bij de boswachters geïnventariseerd hoe het nordic walken zich volgens hen ontwikkelt. De groei van vooral groepen is opvallend. Er zijn geen nadelige effecten voor de natuur en vooralsnog zijn er nagenoeg geen klachten gekomen van andere recreanten. Wat gaan we doen? Voor en in overleg met trimmers zullen we bij enkele hoofdentrees nog waterkranen realiseren. Bij overlast van trim- of andere sportgroepen voor natuur of andere bezoekers zullen we in overleg gaan om de problemen op te lossen. Met het bezoekersonderzoek zullen we mogelijke hinder door trainingsgroepen ook meten. 4.2.3. Ruiters in platform Waarom? Ruiters behoren tot onze primaire doelgroep die we binnen de zonering van natuur en recreatie willen faciliteren met voldoende en goede voorzieningen. De ruiters die gebruik maken van het Noordhollands Duinreservaat komen vooral van de maneges aan de rand van het duingebied. Er is al jaren regulier overleg met enkele grote maneges om samen met hen de voorzieningen in het Noordhollands Duinreservaat te optimaliseren. Als we de nationale cijfers over recreatief paardrijden plaatsen naast het gebruik en de mogelijkheden van het Noordhollands Duinreservaat dan zien we dat de mogelijkheden hier ruim voldoende zijn voor het aantal gebruikers. Ook als de groei in aantal paardensporters van de laatste jaren voortschrijdt, kan deze met de huidige voorzieningen opgevangen worden. Met maneges, en ook andere ruitergroepen, optimaliseren we graag de voorzieningen en diensten. Uit een nationale studie naar recreatief paardrijden in het buitengebied (Kenniscentrum Recreatie, 2008) blijkt dat er in Noord-Holland veel paardensporters zijn (ca. 70.000), maar dat de mogelijkheden voor buitenrijden beperkt zijn. Het strand en ruim 200 km ruiterpad in de duinen en het Gooi. Dit betekent per 1000 paardensporters minder dan 5 km ruiterpad. In de provincies Noord-Brabant, Overijssel en Drenthe is dit meer dan 20 km per 1000 ruiters. De recreatieve ruiters nabij het Noordhollands Duinreservaat zitten er wel goed bij. Volgens de landelijke gemiddelden maakt ruim 90% zo’n 30 buitenritten vlak bij de stal per jaar. In het jaar 2000 brachten de ruiters zo’n 60.000 bezoeken aan het duin. Hiervoor hebben ze zo’n 60 km ruiterpad ter beschikking. Dat betekent per 1000 ruiters zo’n 30 km ruiterpad. Het Noordhollands Duinreservaat is hiermee relatief goed ontsloten om paard te rijden. Voor nu en later.
Wat hebben we gedaan? Naast het reguliere overleg met maneges over het optimaliseren van routes, is een Ruiterplatform opgericht in 2008. Individuele ruiters en houders van aangespannen wagens nemen hier ook aan deel. Het verlenen van een aantal vergunningen voor aangespannen wagens om op voorgeschreven routes het duin te mogen berijden komt hier uit voort. Net als het afstemmen van het gebruik van een beperkt aantal parkeerplaatsen voor paardentrailers en optimaliseren van voorzieningen. Wij maken ons zorgen over het preventieve medicijngebruik dat voor manegepaarden gebruikelijk is. Via de uitwerpselen komen resten van deze medicijnen in de duinen terecht, waar zij de duinfauna kunnen doden. Wat gaan we doen? We vinden dat de voorzieningen voor en samenwerking met ruiters nu goed in het zadel zit. We gaan met de maneges en het jaarlijks ruiteroverleg graag op de ingeslagen weg door. In ons overleg blijven we aandacht voor vragen voor het preventieve medicijngebruik en we verzoeken de maneges om de minst schadelijke medicijnen te gebruiken. We zullen een onderzoek laten uitvoeren in het duin naar de kwaliteit van de geworpen paardenmest. We
40
overwegen om het gebruik van paardenmedicijnen aan te kaarten bij natuurbeheerorganisaties. 4.2.4. Gezinnen met kinderen Waarom? Gezinnen met kinderen gebruiken het duingebied weer anders dan de andere primaire doelgroepen. Als ouders de kinderen ruimte geven dan beleven de kinderen de natuur vooral door hun zintuigen. PWN heeft altijd al een warm plekje gehad voor kinderen in de natuur gezien de vele speelterreinen, die verspreid door het duin liggen. Sinds 2000 zijn er speciaal voor kinderen tot 12 jaar 2 speelbossen en meerdere duinpoelen bij hoofdentrees bijgekomen. Het plan is dat er bij enkele hoofdentrees nog een speelterrein of –bos voor kinderen komt. Ook zullen bestaande speelterreinen zo nodig worden opgeknapt, afgestemd op hedendaagse behoeften en wensen van kinderen en hun ouders en passend binnen het PWN natuur- en recreatiebeleid. Nog vrij recent is er (inter)nationaal het besef gegroeid dat steeds minder kinderen de natuur in gaan. Dit leidt tot minder ontwikkelingsmogelijkheden van de kinderen, maar op lange termijn mogelijk ook tot minder mensen die echt betrokken zijn bij natuur. Ook vanuit dit besef wil PWN speciaal voor kinderen (en hun ouders) de juiste speelnatuur realiseren (zie hoofdstuk 3.1.5.). Wat hebben we gedaan? Naar voorbeeld van het speelbos bij Johanna’s Hof is er bij hoofdentree Geversduin ook een speelbos gekomen met een Engels hekwerk er omheen. Bij deze hoofdentree is ook een duinpoel gekomen, net als bij hoofdentree Middenweg. Een stagiaire heeft door interviewen van gebruikers te horen gekregen dat kinderen en ouders erg tevreden zijn over het speelbos bij Johanna’s Hof. Uit deze studie naar de vele mogelijkheden voor de nog te realiseren en op te knappen speelterreinen bleken andere concepten echter ook zeer aansprekend. Wat gaan we doen? Er wordt door PWN een passend concept voor de nog te realiseren en op te knappen speelterreinen voorbereid en voorgelegd aan gebruikers. Wellicht zijn er mogelijkheden waar ook de natuur van kan profiteren: bloemenakkers, speelpoelen. Daarna gaan de handen uit de mouwen. 4.2.5. Mindervaliden en visueel gehandicapten Waarom? Het ideaal plaatje is dat mensen met een beperking ook in het Noordhollands Duinreservaat volop kunnen genieten van rust, ruimte en duinnatuur. Dat ook zij zich zelfstandig en vrij door het gebied kunnen bewegen. Bij de entree tot het duin is het dan duidelijk of, en tot hoe ver, het duin toegankelijk is voor welke handicap. Ook op de wandel- en fietskaart is dit dan aangegeven, op de website en in het bezoekerscentrum. Minder validen met een scootmobile of Canta met elektrische motor kunnen het duin in zonder resp. met vergunning. Voor ouderen in een tehuis komt de boswachter soms met een lezing “het duin naar binnen brengen”. Wat hebben we gedaan? We hebben beleid opgesteld voor mensen met een beperking door na te gaan wat andere natuurbeheerders voor deze bezoekersgroep doen en door diverse mindervaliden en hun belangenbehartigers te vragen wat zij wensen. De belangrijkste wens is de toegankelijkheid van het terrein voor de mindervaliden duidelijk te communiceren. Om speciale voorzieningen wordt nagenoeg niet gevraagd. Rolstoelpaden worden op veel locaties niet of zeer beperkt door de doelgroep gebruikt. Voorzieningen voor visueel gehandicapten wordt eigenlijk
41
afgeraden. PWN richt zich op communicatie van de toegankelijkheid en kleinschalige aanpassingen in het terrein in samenspraak met betrokkenen zelf. Concreet zijn vogelhutten en picknicktafels voor mensen met een beperking aangepast door extra lage kijkgaten resp. extra lange planken. Er zijn invalidenparkeerplaatsen gemaakt en rolstoelpaden naar enkele vogelhutten en picknicktafels. De klaphekjes in de begrazingsrasters zijn rolstoel- en boosterproof gemaakt. Op pwn.nl is een bladzijde voor mindervaliden. Wat gaan we doen? We gaan de laatste kleinschalige aanpassingen doen in het duin, zoals nagaan of de parkeerplaatsen de doorrijhoogte van de slagbomen passend zijn voor busjes van mindervaliden. De toegankelijkheid voor mindervaliden zal beter gecommuniceerd worden op de wandel- en fietskaart, op pwn.nl en op infoborden bij de ingangen. 4.2.6.Fietsregeling onverharde paden Waarom? Sinds 2004 is een regeling van kracht, die aangeeft dat fietsers tot 10.30 uur gebruik mogen maken van de onverharde paden in bosrijke delen van het Noordhollands Duinreservaat. Eerst gold de regeling voor 6 dagen per week en na een eerste evaluatie in 2006 voor alle dagen. Doel van de regeling is om de ontstane onderlinge hinder tussen mountainbikers en andere recreantgroepen, met name wandelaars, te verminderen. Het bosrijke duin is in de regeling opgenomen omdat dit deel van het duingebied de meeste recreanten kan opvangen. Het open duin blijft zo een gebied voor rust- en stiltezoekers en de kwetsbare natuur wordt zoveel mogelijk ontzien. Er is met de regeling ruim 160 km onverhard pad beschikbaar om op te fietsen, buiten de ca. 70 km verhard fietspad. Wat hebben we gedaan? Bij het opstellen van de Beheernota wilde PWN het probleem van onderlinge hinder oplossen. De fietsregeling is op 1 januari 2004 als proefregeling tot stand gekomen in samenspraak met fiets- en wandelorganisaties. Zij kregen een jaar later zitting in een Klankbordgroep. De proeffietsregeling is ook begeleid met diverse onderzoeken, waaronder een nul- en eerste meting en een twee jaar durende monitoring door boswachters van de regeling in het terrein. Ook is één jaar met een mountainbikegroep onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor een mountainbikeroute. Het e.e.a. heeft geleid tot een evaluatie, waaraan alle betrokken belanghebbenden hebben deelgenomen. De Provincie NoordHolland besliste uiteindelijk over de voortgang van de regeling en heeft in 2006 een advies aangeboden gekregen van PWN om de fietsregeling te handhaven. Voorstel was ook de regeling met één dag uit te breiden tot alle dagen van de week om zo de mountainbikers tegemoet te komen in hun behoefte. De provincie is hiermee akkoord gegaan. Wat gaan we doen? De regeling zal nogmaals worden geëvalueerd in samenspraak met diverse gebruikers. De provincie volgt het proces met een waarnemer in de Klankbordgroep. De evaluatie wordt begeleid met onderzoek. In 2010 zal PWN de provincie een advies ter besluitvorming voorleggen. 4.2.7. Omgang extreme sporten Waarom? Zoals geschetst in hoofdstuk 3.3.2 is een belangrijke ontwikkeling dat mensen op steeds meer manieren recreëren. Kunst voor de beheerder is het juiste evenwicht te vinden tussen lusten en lasten voor de natuur en bezoekers van het gebied. Met het optimaliseren van de checklist om hierbij een goede keuze te maken hopen we het juiste pad te blijven
42
bewandelen. Een opvallende groep activiteiten is die van de uitdagende sporten, zoals parapenten, kitesurfen, terreinsteppen, etc. We nemen waar dat het schermvliegen boven de zeereep tussen Wijk aan Zee en Heemskerk sterk toeneemt. Zonder motor (parapenten, ook wel duinsoaren genoemd) beperkt dit zich vooral op deze zone, maar met motor (snorvliegen) gaan ze met enige regelmaat veel verder over het gebied. Zoals de vliegers zelf aangeven is de duinkust de enige plek in Nederland waar je zonder motor kunt vliegen en neemt deze jongste telg in de luchtvaart het snelste toe (2008). Het kitesurfen neemt ook sterk toe net als het blokarten. Waarom moet PWN zich hier druk om maken? Extreme sporten die alleen plaatsvinden op het strand, zouden idealiter moeten passen in zonering van drukke tot rustige stranden. De luchtsporters houden zich hier echter niet aan. Sporten met vliegschermen die boven de zeereep uitkomen beïnvloeden echter ook de natuur en natuurbeleving van het achterliggende duin. Er is geen literatuur bekend over de invloed van de vliegschermen van kitesurfers, parapenten of snorvliegen op de fauna van het duin (Vogelbescherming Nederland, 2008). Er wordt in deze studie naar de verstoringsgevoeligheid van vogels voor recreatie aangenomen dat snorvliegers vanwege hun lawaai een grotere impact hebben dan stille vliegers. In een rapport over laagvliegen voor militaire doeleinden boven natuurgebieden van Alterra (2008) wordt wel aannemelijk gemaakt dat vele broedvogelsoorten, die ook voorkomen in de buitenduinen, zeer gevoelig zijn voor laagvliegen. Alterra geeft aan dat het laagvliegen kans geeft op significante effecten op betreffende vogels. Oftewel, er is gerede kans te veronderstellen dat extreme sporten zoals parapenten in de zeereep leiden tot nadelige effecten op broedvogels in de natuurkernen in het buitenduin. Zo mogelijk leidt het ook tot vermindering van de beleving van rust, ruimte en duinnatuur in de natuurkernen. PWN dient omwille van het realiseren van natuur- en recreatiedoelen na te gaan of regulatie noodzakelijk is. Wat hebben we gedaan? In 2005 is er door een stagiaire een verkennend onderzoekje gedaan naar mogelijk te verwachten extreme sporten in natuurgebieden zoals de duinen. Hieruit bleek dat er een aantal extreme sporten zijn waarvoor de duinen en het strand een interessant gebied zijn: parapenten in de zeereep, kitesurfen in zee, blokarten op het strand, etc. In 2005 heeft het Hoogheemraadschap Noord-Hollands Noorderkwartier (HHNK) een verzoek van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor de Luchtvaart (KNvL) voor een startplek voor parapenters bij Wijk aan Zee afgewezen, omdat betreding van de zeereep niet mag. Afgelopen jaren volgde PWN onderzoeken en ontwikkelingen inzake effecten van vliegen boven natuurgebieden op natuur en bezoekers. Ook was PWN een van de organisatoren van een symposium over terreinbeheerders en nieuwe recreatievormen, waarbij uitwisselen over nieuwe recreatietrends en aansluiten van beleid en beheer een hoofditem was. Wat gaan we doen? PWN zal in overleg met betrokken partijen een standpunt bepalen ten aanzien van parapenten in de zeereep. Voorts zal PWN de vinger aan de pols houden bij trends in extreme sporten. 4.2.8. Verminderen hindersituaties Waarom? Bij elk recreatieonderzoek vragen we bezoekers of zij last hebben van hinder van andere recreanten. Er komt al jaren hetzelfde beeld uit dat racefietsers, mountainbikers en loslopende honden de top 3 vormen. Soms komt er uit zo’n onderzoek dat er in de infrastructuur situaties ingebakken zitten die men als hinderlijk ervaart. Bijvoorbeeld een situatie dat vele verkeersstromen over een smalle weg als door een flessenhals het duingebied binnenkomen, zoals voorheen bij hoofdingang Middenweg bij Egmond-Binnen. PWN vindt het van belang dat de beleving van het natuurgebied niet wordt verstoord door
43
onderlinge hinder of hindersituaties. Het streven van PWN is gericht op het voorkomen van deze hinder. In Gebiedsplan 2005-2008 is aangegeven dat PWN belangrijke hindersituaties zal aanpakken. Wat hebben we gedaan? Ten behoeve van Gebiedsplan 2005-2008 zijn vele hindersituaties geïnventariseerd. Voor wandelaars en fietsers waren dit 1) gevaarlijke kruisingen, 2) hinder tussen fietsers, wandelaars en ruiters 3) gevaarlijke situaties door hellingen, 4) flessenhalzen en 5) onoverzichtelijke bochten op verharde paden. Tijdens bezoekersavonden werden maar een paar hindersituaties herkend door de aanwezigen. Daarom is in het kader van een onderzoeksrapport naar onderhoud van paden en wegen ook een kleine enquête gehouden onder bezoekers. Op basis van alle informatie zijn vele gevaarlijke knelpunten aangepakt: ruiteroversteken zijn verbeterd; bebording bij gevaarlijke hellingen (o.a. Stille Strandweg); aanpassing kruising bij De Kruisberg; jaarlijkse controle bestrating en herstel slecht wegdek (o.a. Zwarte weg, Kijk-uit); op verharde wegen alle onoverzichtelijke kruisingen en bochten vrijgezet van hoge begroeiing (o.a. Scheivlak-Achterweg); ruiterpaden ontdaan van stronken en boomwortels; scheiding van verkeerstromen bij Johanna’s Hof, Uilenvangersweg en naar de Kruisberg; verbeterde oversteek bij Noorderstraat en Zeeweg Castricum; ophogen van periodiek natte en onbegaanbare onverharde wandel- en ruiterpaden. Wat gaan we nog doen? Er zijn nog een aantal gevaarlijke situaties die PWN wil verbeteren. Het gaat om kleinschalige verbeteringen. Ook blijft PWN zich inzetten om onderlinge hinder door groepen wielrenners te verminderen. 4.2.9. Uitzichtsduinen Waarom? In het Noordhollands Duinreservaat liggen 16 uitzichtsduinen. Deze uitzichtduinen bieden de bezoekers in principe de kans om de omgeving goed te kunnen zien. Elk uitzichtduin heeft zijn eigen verhaal. Er valt iets te vertellen over de nabije omgeving en de geschiedenis van het landschap. Elke toegang tot een uitzichtduin dient goed en (ARBO-technisch) veilig te zijn. Er kan ook enig comfort aangebracht worden. Een verbeterslag richting de bezoekers kan gemaakt worden, zoals het aanbrengen van een leuning langs het toegangspad of de trap, een trap waarop men comfortabel kan lopen, goed zitmeubilair bovenop het uitzichtduin en interessante informatie over de omgeving. Wat hebben we gedaan? Uitzichtsduinen die we willen opknappen zijn op een rij gezet en er is voor elk uitzichtsduin een opknapplan gemaakt. Op enkele uitzichtsduinen zijn nieuwe trappen gerealiseerd, zoals in het Zandgat bij Bergen. Ook is er financiering geregeld voor het maken van een uitzichtstoren op uitzichtsduin bij De Kruisberg. Wat gaan we doen? PWN wil de komende jaren werk maken van deze verbeterslag. Daarom worden er de komende jaren een aantal uitzichtduinen verbeterd. Uitzichtsduinen die ARBO-technisch veilig moeten worden krijgen hierbij prioriteit.
44
4.2.10. Recreatiedoelen en –projecten 2009-2012 1. Samenwerken voor meer en aantrekkelijkere fiets- en wandelmogelijkheden in de aangrenzende gebieden(Project 71a) 2. Bezoekersonderzoek naar gebruik, beleving, waardering en wensen van bezoekers van het Noordhollands Duinreservaat op basis van tellingen en enquêtes (Project 41). 3. Realiseren van enkele specifieke voorzieningen voor doelgroepen: waterkranen voor trimmers, speelnatuur voor kinderen, kleinschalige aanpassingen voor mindervaliden (Project 50c, 50f, 50g, 35a, 35b). 4. Evalueren van de fietsregeling (Project 36). 5. Standpuntbepaling ten aanzien van parapenten in de zeereep (project 37b). 6. Aanpakken van de laatste gevaarlijke hindersituaties (Project 31a) en onderlinge hinder met groepen wielrenners (Project 31b). 7. Verbeteren van uitzichtsduinen (Project 38). 8. Onderzoek naar de kwaliteit van geworpen paardenmest met het oog op schadelijk medicijnresten in de mest (project 34). Projecten 31a. Hinder verminderen. 31b. Hinder van groepen wielrenners verminderen. 32 Onderzoek paardenpoep 33a. Toegankelijkheid terrein voor mindervaliden communiceren. 33b. Concrete aanpassingen in terrein voor mindervaliden. 34. Evaluatie fietsregeling. 35b. Standpunt gebruik parapenters 36. Plan Uitzichtsduinen uitvoeren. 41. Bezoekersonderzoek tellen en enquêteren. 50c. Realiseren kleinschalige voorzieningen bij hoofdentrees 50f. Plan speelnatuur 71a. Voortzetten verbindingen buitengebied
4.3. Zoneren van natuur en recreatie Om de dubbele doelstelling voor natuur en recreatie te verwezenlijken is voor onze terreinen een zonering “gemaakt”. Zonering is een middel om de ruimte in te delen voor de natuur en voor de verschillende typen recreanten. Het geeft vorm aan rustige en minder rustige delen van de duinen, omdat dit voor zowel natuur als voor de recreant mogelijkheden schept. In de Beheernota is een zonering op het gebied neergelegd met vijf zones. Hoofdentrees bij de grote ingangen waar het gros van de bezoeken binnenkomt. Een boszone in de terreinen met bossen, die drukte beter kunnen verdragen dan open duin en ook drukker mogen worden. Een dorpenzone rond de zeedorpen waar traditioneel menselijk gebruik het landschap gevormd heeft en de natuur verrijkt. Een open duinzone die mens en natuur rust en ruimte biedt. En natuurkernen waar de natuur voorrang krijgt door bijvoorbeeld afsluiting voor recreatie in het broedseizoen. In het Gebiedsplan 2005-2008 zijn de hoofdentrees en natuurkernen uitgewerkt. Met het Gebiedsplan 2009-2012 gaan we hier mee verder. 4.3.1 Hoofdentrees Waarom? In het Noordhollands Duinreservaat komt de helft van 4 miljoen bezoeken (Wildschut, 2000) binnen bij 12 grote entrees. Bij en rond deze hoofdentrees wil PWN de meeste bezoekers opvangen door, afgestemd op wensen van bezoekers, extra of betere voorzieningen aan te leggen. De verwachting (en hoop) is dat hierdoor het open duin rustiger blijft.
45
Wat hebben we gedaan? Tijdens GP1 zijn 4 hoofdentrees met veel wandelaars heringericht. Het gaat van noord naar zuid om de entrees: Uilenvanger, Middenweg, Johanna’s Hof en Geversduin. Maatregelen die getroffen zijn, zijn o.a. landschappelijk inpassen, droog maken en beklinkeren van parkeerplaatsen, ontvlechten verkeersstromen, betere informatievoorzieningen, extra voorzieningen voor kinderen (speelbossen en pruttelpoelen), trimmers (waterkraan), minder validen (P), extra wandelroutes, etc. Van de 38 wandelroutes beginnen er 30 bij hoofdentrees (80%). Tijdens GP1 zijn ze voorzien van een kleurenaanduiding en er zijn middellange en lange routes bijgekomen. Van de hoofdentrees zijn er 4 opgenomen als een van de provinciale fietsknooppunten. Fietsers kunnen zelf hun route via knooppunten uitkiezen en ze worden er via markeringen heen geleid. De boswachters hebben de indruk dat er door het fietsknooppuntensysteem meer fietsers naar het duin zijn gekomen. Hoofdentree Noorderstraat is veiliger bereikbaar door een verkeersheuvel in de provinciale weg en er is een wandelroute gemaakt van duin naar polder en vice versa. Er was voorgenomen de hoofdentrees te monitoren op effectiviteit; dit is niet gebeurd. Wat gaan we doen? Een quickscan naar de noodzaak tot herinrichten van de acht andere hoofdentrees laat zien dat alleen hoofdentree Kraaiennest mogelijk nog grootschalig aangepakt zal worden. Eerst zal onderzoek plaats vinden naar de toegenomen drukte bij hoofdentree Kraaiennest door grootse extra toeloop naar Gasterij Kruisberg en hoe deze het beste opgelost kan worden. Daarna volgt een realiseringsfase. Voor 3 hoofdentrees geldt dat PWN vooralsnog niet tot planvorming overgaat. De situatie is voor de entrees Duinvermaak, Oudendijk en Zanderij nog niet anders dan tijdens GP1. Bij Duinvermaak zijn op drukke dagen niet voldoende parkeermogelijkheden. Gezien het gebruik van de parkeerplaats door diverse anderen wil PWN instappen op initiatieven van derden. Voor entree Oudendijk geldt dat de bereikbaarheid het grootste probleem is. Afhankelijk van de voortgang van het Herstructureringsplan Heemskerkerduin kan planvorming en uitvoering overwogen worden. Voor entree Zanderij (voorheen Geversweg) geldt dat het visieplan Zanderij van gemeente Castricum de komende jaren geen veranderingen laten zien (is langere termijn werk). De bereikbaarheid voor anderen dan bewoners van Castricum blijft vooralsnog te beperkt. Bij de entrees Duinvermaak, Oudendijk en Zanderij kunnen mogelijk wel kleinschalige voorzieningen getroffen worden. De overige 4 hoofdentrees zijn vooral knooppunten: Woudweg, Robbenzand, Noorderstraat, Meeuwenweg. Van entree Robbenzand zal de parkeerproblematiek nader onderzocht worden. Voor andere 3 hoofdentrees zijn geen grootschalige voorzieningen voorzien, maar kan de entree beter worden met kleinschalige voorzieningen. Er komt een notitie over de verdeling van voorzieningen. Een opvallende doelgroep voor deze in totaal 7 hoofdentrees zijn gezinnen met kinderen. Er zal een plan worden gemaakt over speciale voorzieningen voor de kinderen (zie hoofdstuk 4.2.4). In GP2 zal gemonitord worden of de herinrichting van de hoofdentrees ertoe leidt dat er relatief meer bezoekers naar toe komen, bezoekers tevreden zijn en het open duin niet drukker wordt. 4.3.2. Natuurkernen Waarom? In de Beheernota is aangegeven dat de open duingebieden de natuurzones zijn. Daar ligt de nadruk op ruimte voor natuur. Hiermee waarborgen we dat bezoekers die speciaal voor natuur, rust, ruimte en stilte komen daar blijvend van kunnen genieten. Hier liggen veel gebieden waar PWN zeldzame, karakteristieke en bedreigde soorten moet behouden of
46
terugbrengen. Veel bedreigde soorten zijn verstoringsgevoelig en daarom zijn sommige van deze gebieden in het broedseizoen gesloten en andere het gehele jaar. Ook in de toekomst blijven deze wel toegankelijk onder begeleiding van de boswachter. In GP1 zijn 5 natuurkernen in het westelijk open duin aangewezen en 2 bosnatuurkernen. Samen zijn zij ca. 700 ha groot, wat ruim 13% van het totaal oppervlak van het Noordhollands Duinreservaat is. Wat hebben we gedaan? De vijf westelijke natuurkernen in het open duin bestaan uit (tijdelijk) gesloten broedvogelgebieden en bij vier zijn er gewenste vergrotingen omheen. Dit om het geschikt leefgebied van verstoringsgevoelige fauna groter te maken, om meer ruimte te geven aan grootschalige natuurlijke processen als verstuiving en om meer ruimte te geven voor beleving van rust en ruimte in uitgestrekte duinnatuur. De vergroting van de natuurkern op de grens met Boswachterrij Schoorl is in GP 1 gerealiseerd. Overeenkomstig GP 1 zijn alle westelijke natuurkernen in begrazing genomen. Dit om eerst de natuurkwaliteit ervan voor de verstoringsgevoelige broedvogels te verbeteren. Zoals verwacht zijn er pas na 5 jaar redelijk stabiele resultaten te zien van begrazing op de vegetatie. Een evaluatie heeft daarom niet plaatsgevonden in GP 1, maar zal gebeuren tijdens (en na) GP 2. Pas als ook het voorkomen van broedvogels is geëvalueerd, zal overwogen worden of en hoe de recreatie infrastructuur aangepast zal worden ten gunste van de verstoringsgevoelige broedvogels (drukke wandel- en fietspaden omleggen) of voor echte natuurliefhebbers met voetsporen door de kernen. In GP 1 was aangegeven om deze voetsporen al eerder te realiseren, maar dit voorzien we nu na de looptijd van GP 2. De effectiviteit van de zonering voor de natuurkernen zou in GP 1 uitgewerkt en bepaald worden. Dit is in beperkte mate gebeurd. Het minste wat we willen bereiken met de zonering is dat de natuurkernen niet drukker worden met bezoekers. Het is verleidelijk 2000 hierbij als referentie te nemen, omdat we toen gebiedsbreed geteld hebben. De juiste referentie moet echter nog bepaald worden. Om veranderingen in drukte te meten is een onderzoek uitgevoerd bij de natuurkern Bakkum. De recreatiedrukte is er gemonitord op dezelfde manier als het onderzoek in de jaren ’90 van de vorige eeuw. De recreatiedrukte was in 2007 niet duidelijk hoger dan in de referentiejaren. Doch overal in Nederland waren de bezoekaantallen in 2007 lager dan in voorafgaande jaren. Reden hiervoor kan zijn de slechte zomer (CVTO, 2007). In 2009 was de recreatiedruk zo’n 5% hoger dan het gemiddelde van de referentiejaren, maar lager dan in 1985. Wat gaan we doen? In GP2 krijgt habitatverbetering van natuurkernen prioriteit boven andere delen van het open duin. Dit wil zeggen dat onthouting, valleiherstel en dynamiseren met voorrang gebeurt in natuurkernen. In GP 2 worden alsnog de 2 bosnatuurkernen bij de Valleiweg en Rodaam gerealiseerd. Deze bossen op bosgroeiplaatsen zijn enkele tientallen hectaren groot, er komen verschillende bosstructuren in voor en er zijn goede verwachtingen voor voorkomen van zeer verstoringsgevoelige bosbroedvogels en zoogdieren. Het zijn relatief rustige bossen, waar sommige bezoekers speciaal voor komen. We willen deze gebieden graag rustig houden door bijvoorbeeld het beheer van paden achterwege te laten, zodat de toegankelijkheid en daarmee het gebruik van deze paden verminderd. De begrazing in enkele westelijke natuurkernen zal geëvalueerd worden op natuur en recreatiedoelen. In GP2 zal geëvalueerd worden of de zonering voor natuurkernen effectief is en de natuurkernen niet drukker worden, de habitats geschikt zijn en voldoende bevolkt zijn door verstoringsgevoelige broedvogels en of de bezoekers tevreden zijn. De evaluatie kan ook duiden of er in de looptijd van GP 2 stappen ondernomen moeten worden om de vergrotingen van de drie resterende natuurkernen dichterbij te brengen of dat er maatregelen
47
getroffen moeten worden om een natuurkern rustiger te maken. Enkele natuurkernen liggen namelijk in de invloedsfeer van hoofdentrees die ontwikkeld zijn cq gaan worden: hoofdentree Middenweg vs natuurkern Egmonds zeeduin en hoofdentrees Berkenbos en Kraaiennest vs natuurkern Castricums zeeduin. De relatieve toename van bezoekers in en rond de hoofdentree kan ook leiden tot een relatief grotere drukte in de nabijgelegen natuurkern. Het kan dan noodzakelijk zijn om maatregelen te treffen om de rust te behouden. Verder zullen we de natuurkern Wimmenummerduinen uitbreiden en optimaliseren nadat de laatste vakantiehuisjes en duinlandjes zijn herplaatst richting Egmond aan Zee. Met name bij het Zandgat betekent dit dat de menselijke factor in het terrein zal worden teruggebracht ten gunste van natuur en beleving. 4.3.3. Optimaliseren zonering Waarom? Met de Beheernota is een zonering op het gebied neergelegd met vijf zones. In het eerste Gebiedsplan is de zonering uitgewerkt en zijn de doelen geformuleerd. Doelen voor de recreanten zijn het vergroten van de keuzevrijheid voor rust en drukte en het beperken van de onderlinge hinder en voor de natuur dat er ruimte is voor verstoringsgevoelige duinfauna en voor grootschalige natuurlijke processen zoals stuiven van duinen. Zoneren wordt gezien als het sturen van recreatiestromen op een zodanige wijze dat de doelen bereikt worden. Sturen kan door aantrekkelijke zones en/of faciliteiten te creëren (hoofdentrees, wandelroutes). Er kan ook gestuurd worden door infrastructurele maatregelen die bezoekers als vanzelfsprekend geleiden (verharde paden onverhard maken, in broedtijd gebied afsluiten). Er zijn vijf belevingszones onderscheiden, waarvan in het eerste Gebiedsplan alleen de meest drukke en de meest rustige zones, hoofdentrees en natuurkernen, verder zijn uitgewerkt. Optimalisatie van de zonering kan bereikt worden door voorzieningen en activiteiten in detail beter op de zonering af te stemmen. Het is ook hier voortdurend een balanceren tussen behoeften en wensen van bezoekers en voorwaarden van natuur. Men moet hierbij denken aan zaken als het vergroten van de belevingsmogelijkheden van bezoekers door ook in drukke zones meer onverharde, smalle paden aan te bieden wat voor zowel bezoeker als natuur leidt tot meer rust; door routes van derden op websites of in wandelboekjes in overleg beter in de zonering in te passen; door bij aanvragen van evenementen de zonering in tijd en ruimte als uitgangspunt te nemen. In ons streven naar betere verbindingen met onze omgeving zijn ook vijf nieuwe, kleine ingangen tot stand gekomen. We hebben nu 110 ingangen in het Noordhollands Duinreservaat. Theoretisch gezien werkt een zonering van druk naar rustig het beste met weinig ingangen en extensivering van infrastructuur richting rustige gebieden. De invloed van kleine ingangen op de zonering hopen we helder te krijgen bij het evalueren van de effectiviteit van de zonering. Evaluatie van de effectiviteit van zonering is echter nog niet zo gemakkelijk omdat er sowieso nog weinig onderzoek naar gedaan is en dus weinig over bekend is. Wat hebben we gedaan? De zonering is afgelopen jaren geoptimaliseerd door enkele paden te versmallen via een veranderd beheerregime. Door het beleid voor evenementen en de checklist voor nieuwe recreatieactiviteiten is het inpassen van dergelijke activiteiten in de zonering een beheersmatige inspanning geworden. Er zijn een aantal kleine ingangen bijgekomen, die zeker gunstig zijn voor bezoekers, maatschappelijk draagvlak en vruchtbare samenwerking. Tijdens planvorming hieromtrent is het idee ontstaan om bij blijvende negatieve effecten op natuur compensatie te overwegen.
48
Wat gaan we doen? We gaan door op de ingeslagen weg en willen op kleine schaal de zonering blijven optimaliseren. Mogelijk dat het inventariseren van het bestaand gebruik in het kader van het N2000 Beheerplan ons nog meer kennis biedt om de zonering verdergaand te optimaliseren. We gaan de effectiviteit van de (optimalisatie van) de zonering onderzoeken. Het kan het zijn dat het wenselijk is om onze kennis over zonering voorafgaand nog te vergroten, omdat er feitelijk nog niet zoveel over bekend is, en dat dit een apart onderzoek vergt.
4.3.4. Doelen en projecten zonering 2009-2012 1. Uitwerken herinrichting hoofdentree Kraaiennest, incl problematiek van toegenomen drukte door succes Gasterij Kruisberg (project 50a en 50b). 2. Opstellen notitie verdelen van voorzieningen over hoofdentrees en realiseren noodzakelijke kleinschalige voorzieningen bij diverse hoofdentrees (project 50e). 3. Onderzoek parkeersituatie en vormgeving entree Robbenzand (project 50d). 4. Evaluatie van de effectiviteit van de zonering van hoofdentrees en natuurkernen op basis waarvan maatregelen aanbevolen kunnen worden om bijvoorbeeld natuurkernen te vergroten, etc. (project 60b). De effectiviteit van optimalisatiemaatregelen moet ook een plaats krijgen in deze evaluatie. 5. Verbeteren van de kwaliteit van de habaitats in natuurkernen krijgt prioriteit boven ander delen van het open duin. Dus onthouting, valleiherstel en dynamiseren gebeurt met voorrang in natuurkernen (project 51a). 6. Recreatiemonitoring aan natuurkernen en bepalen van het referentiejaar waarna natuurkernen niet drukker mogen worden (project 60a). 7. Realiseren van 2 bosnatuurkernen (project 51b). 8. Diverse verbeteringen van de inrichting en het gebruik van de zonering door meer belevingsmogelijkheden aan te bieden op wegen en paden, door wandelroutes van derden en ander gebruik beter af te stemmen op de zonering (projecten 52a, 52b, 53) 9. Optimaliseren van natuurkern Wimmenummerduinen bij het Zandgat (60e.) Projecten 50a. Kraaiennestonderzoek 50b. Herinrichting hoofdentree Kraaiennest 50c. Realiseren kleinschalige voorzieningen bij hoofdentrees 50d. Parkeersituatie Robbenzand onderzoek en voorstel 50e. Notitie voorzieningen hoofdentrees 51a. Kwaliteitsverbetering natuurkernen 51b. Inrichten 2 bosnatuurkernen. 51c. Optimaliseren natuurkern Wimmenum 60a. Recreatiemonitoring natuurkernen 60b. Evaluatie effectiviteit zonering hoofdentrees, natuurkernen en optimalisatie 60c. Kennisontwikkeling effectiviteit zonering
4.4.
Verbindingen met de omgeving
De afgelopen jaren heeft PWN geïnvesteerd in verbetering van de verbinding tussen het duingebied en zijn omgeving. Door PWN, maar ook door anderen zijn wandelroutes gerealiseerd op de rand van duin en polder, zoals Zeerijtsdijkje, Maer- of Korendijkroute en Monnikenpad. De komende jaren gaan we hiermee door via eigen projecten of met medeondersteuning van anderen. Tussen het duin en Alkmaar in is in samenwerking met veel andere partijen een wandelroutenetwerk in voorbereiding. In het kader van landinrichting BES is er een plan voor een polderfietspad dat aansluit bij Het Woud.
49
Maar zeker ook op het gebied van uitbreiding van de natuur en benutting van schoon duinwater staat er veel te gebeuren. De nadruk ligt op de landbouwkavels tussen de Herenweg en het duingebied bij Egmond-Binnen. Hier is sprake van uitbreiding van enkele tientallen hecatren van (beleefbare) binnenduinrandnatuur. De afgelopen jaren heeft de grondverwerving en vergunningverlening plaatsgevonden en vanaf begin 2009 start de realisatie. In dit verband hebben we veel ervaring opgedaan met het afstemmen van onze wensen op die van de omgeving en op het aspect cultuurhistorie. Tot dit project behoort ook de aanleg of het herstel van diverse duinrellen. Met gemeente Heemskerk is overleg over een wandelroute over Marquette en/of door de Heemskerkerbroekpolder. Ook gemeente Beverwijk heeft een verzoek gedaan voor een nieuwe verbinding met het duin. Daarnaast blijven we werken aan maatschappelijke samenwerking en verbindingen, bestuurlijke bezoeken aan het duingebied, relatiebeheer met de omgeving, etc.
Projecten: 4a.Herinrichting Waterrijk 4b.Herinrichting Kerkeland (natuurinrichting van diverse voormalige bollenpercelen) 4c.Herinrichting Land vd Berg (idem) 4d. Herinrichting Land van Hopman (idem) 4e. Realisatie duinrellen bij Herenweg 4f. Land de Waard (verwerving en realisering tbv. duinhagedisbiotoop bij Wimmenum) 4g.Realiseren binnenduinrand 3e module BES 71a.Voortzetten verbindingen buitengebied
50
5. ONDERZOEK EN MONITORING
5.1.
Signalerend en evaluerend onderzoek
Als beheerder van het Noordhollands Duinreservaat hebben we de verantwoordelijkheid om de natuur- en recreatiewaarden in stand te houden. Daarvoor is het noodzakelijk steeds de vinger aan de pols te houden om veranderingen in die natuur- en recreatiekwaliteit, door wat voor oorzaak dan ook, vroegtijdig te kunnen vaststellen. Dit doen wij door te kijken naar de natuurwaarden (biodiversiteit, habitattypen e.d.) en recreatiewaarden (bezoekersaantal, tevredenheid, wensen e.d.) overal in ons terrein. Het onderzoek dat hiervoor uitgevoerd wordt heet signalerend onderzoek. In de Gebiedsplanperiode gaat PWN met de haar ter beschikking staande beheerinstrumenten aan de slag om de natuur- en belevingswaarden van het duin verder te verhogen. Hoe succesvol we daarin zijn willen we kunnen vaststellen en communiceren. Bij aanvang van een project worden daarom duidelijke doelen gesteld en na verloop van tijd wordt getoetst of die doelen ook gehaald zijn. Waar mogelijk worden de doelen zo geformuleerd dat deze objectief te meten zijn. Dit type onderzoek noemen wij evaluerend onderzoek. Het maakt onderdeel uit van de cyclus van planning en control van PWN. Signalerend en evaluerend onderzoek staan niet los van elkaar. Waar signalerend onderzoek te gebruiken is voor het evalueren van ons beheer zullen we dat uiteraard doen. Het doel is uiteindelijk om zo efficiënt en goedkoop mogelijk betrouwbare informatie te verkrijgen ter ondersteuning van het beheer. In grote lijnen levert het signalerend onderzoek de signalen die het beheer en beleid aansturen, waarna in het evaluerend onderzoek wordt getoetst of we de gestelde doelen bereikt hebben. Om kennis te vergaren als voorbereiding op te ontwikkelen beleid of de inzet van een nieuwe beheermaatregel vindt projectonderzoek plaats: meestal kortdurend en met een vooraf gestelde einddatum. Naast onderzoek door PWN zelf vindt er ook onderzoek door derden plaats. Dit zijn de landelijke meetnetten voor flora en fauna (uitgevoerd door vrijwilligers), het specialistische onderzoek door vrijwilligers en het onderzoek door onderzoeksinstituten.
5.2.
Signalerend onderzoek
In de afgelopen Gebiedsplanperiode zijn er twee belangrijke ontwikkelingen geweest: de implementatie van de Europese Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving, en de ontwikkeling bij PWN van een stelsel van prestatie-indicatoren voor natuur en recreatie. In het signalerende onderzoek voor de komende Gebiedsplanperiode komen deze twee ontwikkelingen samen. Door het Ministerie van LNV zijn onze terreinen aangewezen als Natura 2000-gebied, met specifieke behoudsdoelstellingen t.a.v. de natuurwaarden. In de in de planperiode door de Provincie op te stellen beheerplannen (zie 3.1.1.) zullen deze behoudsdoelstellingen (t.a.v. soorten en habitattypen) geconcretiseerd worden. De monitoring van deze natuurwaarden is onderdeel van het prestatie-indicatoren meetprogramma, kortweg het KPI-programma. Met het KPI-programma kunnen jaarlijks de ontwikkelingen in natuur- en recreatiewaarden nauwkeurig gevolgd worden. Voor de natuurwaarden zijn er 4 KPI’s geformuleerd, die zich richten op de Natura 2000-doelstellingen, de biodiversiteit, het vóórkomen van invasieve exoten en het herstel van natuurlijke processen. Voor de recreatiewaarden gaat het om klanttevredenheid, voorzien in regionale recreatiebehoeften, de natuurgerichtheid van de bezoekers en een effectieve natuur- en recreatiezonering (zie hoofdstuk 3.3.4).
51
Naast het bovengenoemde vinden er ook andere vormen van signalerend onderzoek plaats, met name aan broedvogels, hagedissen, vlinders, konijnen, vleermuizen, grondwater en nieuwe recreatievormen. Ieder jaar zal een terrein- of soortgroepgerichte trendanalyse plaatsvinden om ons de nodige inzichten te verschaffen in de ontwikkelingen. Tijdens het nieuwe Gebiedsplan zal weer een bezoekersonderzoek plaats vinden dat één keer per decennium gedaan wordt, om het gebruik, beleving, waardering en wensen van bezoekers van het Noordhollands Duinreservaat goed in kaart te brengen.
5.3.
Evaluerend onderzoek
Bij iedere beheervorm die toegepast wordt in het terrein (maaien, begrazen, natuurherstel e.d.) formuleren we doelen in termen van natuurdoel- of habitattypen, vaak ook met benoeming van concrete gidssoorten. In het evaluerend onderzoek wordt vervolgens onderzocht of we die doelen ook daadwerkelijk halen. In principe wordt al het beheer gevolgd door evaluerend onderzoek. Nieuwe beheervormen die we de komende periode met speciale aandacht zullen gaan monitoren zijn het naaldbosbeheer, de onthouting, het akkerbeheer, de grootschalige verstuivingen, de effectiviteit van de zonering voor natuur en recreatie en de regeling fietsen op onverharde paden. Daarnaast zal er aandacht zijn voor het graasbeheer (o.a. effecten op flora en fauna van duinpoelen en zeldzame soorten als de duinparelmoervlinder), het maaibeheer, het exotenbeheer en de effectiviteit van het toezicht.
5.4.
Projectonderzoek
De komende Gebiedsplanperiode zullen er een aantal projectonderzoeken plaatsvinden of voortgezet worden: • de effecten van beheer op de duinfauna (project Levende duinen), in samenwerking met Dunea, Waternet en St. Bargerveen en Unie van Bosgroepen • het opzetten van een recreatiedoeltypensysteem om per zone duidelijk doelen per doelgroep neer te zetten • het afronden en documenteren van de vegetatietypologie • het ontwerpen van een steekproefmethode voor het volgen van de vegetatieontwikkeling • basisinventarisatie van enkele soortengroepen (epifyten, loopkevers en paddenstoelen) • regionale recreatieontwikkelingen
5.5.
Netwerk Ecologische Monitoring
In de landelijke meetnetten flora en fauna wordt door vrijwilligers informatie verzameld over aantalsontwikkelingen van veel belangrijke soortengroepen: zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, dagvlinders, libellen, mossen, korstmossen en paddenstoelen. De meetprogramma’s zijn verenigd onder de naam Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), en worden ondersteund door het Ministerie van LNV. Het netwerk bestaat uit een groot aantal inventarisatieplots die jaarlijks gevolgd worden. Ook in het Noordhollands Duinreservaat ligt een groot aantal inventarisatiegebieden. De resultaten bieden ons de gelegenheid de trends in het NHD te vergelijken met andere duingebieden en met landelijke trends. Op deze wijze kunnen wij de vinger aan de pols houden voor organismengroepen die moeilijk op een andere manier te volgen zijn. Het NEM is daarmee voor PWN van grote waarde, en om die reden faciliteren en coördineren wij waar mogelijk dit onderzoek.
52
6. UITVOERING GEBIEDSPLAN 2009-2012
6.1. Inleiding Het Gebiedsplan is een uitvoeringsplan en moet een handvat bieden om een PWN-jaarplan op te baseren. In de voorgaande hoofdstukken zijn de concrete plannen voor het Noordhollands Duinreservaat voor de periode 2009-2012 uiteengezet. Het gaat enerzijds om regulier beheer en onderzoek en anderzijds om het uitvoeren van nieuwe plannen. Het huidige reguliere beheer zal gewoon worden voortgezet, totdat een evaluatie noopt tot bijstelling. Het reguliere onderzoek wordt cyclisch gepland en begroot. Het gaat bij het uitvoering geven aan het Gebiedsplan vooral om de uitvoering van de nieuwe plannen. PWN staat voor uitvoering van haar plannen, maar rekent hierbij zeker op het verkrijgen van subsidies. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe PWN de nieuwe plannen wil uitvoeren. Het gaat dan over de prioritering in projecten, de raming van het Gebiedsplan en de wijze van financieren van de uitvoering.
6.2. Prioritering projecten Gebiedsplan 2009-2012 De nieuwe plannen zullen projectmatig aangepakt worden en zijn onderdeel van de planning en controlcyclus bij PWN. Het gaat vooral om uitvoeringsprojecten en soms over uitwerkingen of over onderzoeksprojecten. De projecten van het Gebiedsplan zijn opgenomen op een zogenaamde projectenlijst (zie bijlage 3). De projecten zijn op de projectenlijst gesorteerd per hoofddoel: zonering, recreatie, natuur en algemeen. De kosten zijn per project geraamd. Het gaat dan om voor PWN externe kosten; in de raming zijn de uren van PWN niet opgenomen. Voor uitwerkingen zijn geen externe kosten opgenomen en voor onderzoek incidenteel. Voor de uitvoering van de projecten is het natuurlijk van belang met welke prioriteit projecten uitgevoerd moeten worden. Hiertoe zijn 3 prioriteiten onderscheiden: - Prioriteit 1: dit voeren we zeker uit, ook al krijgen we geen subsidie. - Prioriteit 2: dit voeren we zeker uit als we subsidie krijgen - Prioriteit 3: hier streven we naar, dit voeren we uit als we subsidie krijgen of als er een kans is (gunstige ontwikkelingen, onverwachte financieringsmogelijkheden) Alleen de projecten met externe kosten zijn geprioriteerd. Prioriteit 1 krijgen vooral projecten die belangrijk zijn en met eigen tijdsinspanning te realiseren zijn: o Algemeen: maken Natura 2000 Beheerplan, voortzetten verbindingen maken met buitengebied. o Zonering: onderzoek en herinrichten hoofdentree Kraaiennest, onderzoek parkeersituatie Robbezand, kwaliteitsverbetering natuurkernen, inrichting bosnatuurkernen, evaluatie effectiviteit zonering. o Natuur: evaluatie begrazing, prunus het open duin uit, mobiliseren van duinen, bosbeheer, bosrandbeheer, akkerbeheerplan. o Recreatie: regionale studie naar groei in recreatiebehoefte, bezoekersonderzoek, hinder verminderen, toegankelijkheid terrein minder-validen communiceren, standpunt parapenters zeereep, ARBO-aanpassingen uitzichtsduinen. Veel signalering- en evaluatieonderzoek heeft ook prioriteit 1. Prioriteit 2 krijgen vooral uitvoeringsprojecten op het gebied van natuurbeheer: natuurherstel Watervlak, onthouten, natuurontwikkeling BES, natuurherstel duinvalleien, mobiliseren loopduin Buizerdvlak en kleine verstuivingen. En enkele recreatie- en zoneringsprojecten
53
hebben ook prioriteit 2: herinrichten uitzichtsduinen, concrete kleinschalige aanpassingen voor minder-validen en speelnatuurplan Er zijn weinig projecten met prioriteit 3: uitvoeringsplan cultuurhistorisch bosbeheer, verkenning van cultuurhistorisch beleid, trendonderzoek in extreme sporten, kleinschalige voorzieningen bij hoofdentrees en enkele projectonderzoeken.
6.3. Raming en financiering Gebiedsplan 2009-2012 In figuur 2 staat de totaalraming voor het Gebiedsplan. Het is een kostenraming met marges van veelal 20%. De totale kosten voor dit Gebiedsplan bedragen 4,9 miljoen euro. Hiervan is 0,6 miljoen investering en 4,3 miljoen euro exploitatie. Voor het uitvoeren van de hele Beheernota heeft PWN 5 miljoen euro beschikbaar. Gebiedsplan NHD 2009-2012 zal hiervan een deel gebruiken en dat is niet genoeg om alle projecten uit te voeren. PWN is voor realisering van projecten aangewezen op subsidies. Mocht geen subsidie verkregen worden dan leidt dit tot bijstellen van de uitvoering van het Gebiedsplan.
Kostensoort Plan kosten Eenmalige exploitatie Investeringskosten TOTALEN
Begroot 20.000 4.250.000 640.000 4.910.000
1e prioriteit 20.000 165.000 380.000 565.000
2e prioriteit 4.050.000 260.000 4.310.000
3e prioriteit 35.000 35.000
54
Bijlage 1: Kaart Noordhollands Duinreservaat .
55
56
Bijlagen 2. Projecten GP 1: staat van uitvoering en wat op te nemen in GP2.
projecten GP2 uit GP1 versie 9dec2008 NR
PROJECT
GP1 GP2
2
Hoofdentree Johanna's Hof
90
4
Hoofdentree Kraaiennest
0
5
Hoofdentree Uilenvanger
90
6
Hoofdentree Robbenzand
7
Hoofdentree Noorderstraat
0 50
14c
Natuurontwikkeling Watervlak als onderdeel van natuurkern Castricums Zeeduin
15a
Integrale begrazing natuurkern Heemskerkder zeeduin (onderdeel project 43)
16
Bosnatuurkern Rodaam
17
Bosnatuurkern Valleiweg
95 0 0
18
Evaluatie zonering
25
22
Voetsporen/spoorgebieden realiseren
24
Uitvoering traject trimmers
26b
Speelbos hoofdentree
27
Aanpassen speelterreinen
28a
Traject voorziening Minder Validen
0
0
10 kleinsch.voorzieningen 100 10 kleinsch.voorzieningen 100 50 kleinsch.voorzieningen 100 5 afronden eenheid 100 100 75 div. onderzoek 100 na 2012 waterkranen 10 hoofdentrees 25 1 of 2 speelbossen 100 25 uitvoeren beleid 100 resterende 25 hinderpunten oplossen
29
Uitvoering traject hinder snelfietsers
90 75 0 75 0
33.
Projectonderzoek en uitvoeren hinderlocaties diverse doelgroepen
75
45b
Mobiel duin project (ca 8ha)
0
100
46
Evaluatie & Communicatie Natuurherstelprojecten
0
100
47
Uitvoeren project ca 10ha vochtig duinmilieu
51
Beheerplan Marquette
61
Evaluatie verstuivingsproject
62
Evaluatie duin- en zeedorpenbegrazing
0
100
64
Evaluatie naaldbosomvorming
65
Evaluatie exotenbestrijding Projectonderzoek recreatiedoelen/ en monitoringsysteem
0 0
100 100
71 84 89
Natuurdoelenkaart NHD Onderzoek waardering, wensen en onderlinge hinder voor de doelgroepen
75 50 0
25 90 0
wat te doen na 2008
25 opnieuw TOP-lijst 50 afronden 100
75 afronden 10 implemtenteren 100
57
58
Bijlage 3. PLANNING PROJECTENLIJST GEBIEDSPLAN 2009-2012 (maart 2010) Prioriteit 1= voeren we zeker uit voeren we uit als we subsidie krijgen Prioriteit 2= Prioriteit 3= streven we naar, pakken de kans projecten GP2 prio Doelstellingen proj. items Nr. NATUUR begrazing
Evaluatie begrazing per eenheid op natuur en recreatie
1
Uitwerken begrazing Bergen Noord Onderzoek begrazing duinpaardebloemgraslanden
2. 3
Natuurherstel Watervlak
2
Evaluatie natuurbeheer Watervlak
1
Uitvoeringsplan onthouten
2
Evaluatie onthouten Herinrichten Waterrijk Herinrichten Kerkeland Herinrichten Land vd Berg Herinrichten Land van Hopman Realisatie duinrellen Herenweg Land de Waard Realisering overige gronden 3e moduie BES Prunus het openduin uit
2 2 2 2 2 2 2 2
Evalueren op natuurdoelen Omvormen naar duingrasland
1
Uitvoeringsplan prunus bos uit Evaluatie prunusbeheer Plan&uitvoeren beheer andere exoten
2 1 2
Natuurherstel duinvalleien Meer en betere poelen Evaluatie vallei beheer/herstel Mobiliseren loopduin Buizerdvlak Mobiliseren Duivelshoek \Mobiliseren duincomplex Uitvoeringsplan kleine verstuivingen
2 2 2 2 2 1 2
Evaluatie verstuivingen Bosbeheer uitvoeren
2 1
8b 8c
Plan Zonnige Zomen Uitvoeringsplan cultuurhistorisch bosbeheer
1 3
8d
Aanwijzen te sparen naaldbos
1
8e
Evalueren bosbeheer
1
Uitvoering beheer Marquette
2
Amerikaanse vogelkers verwijderen uit open duin Prunus uit bos verwijderen Evalueren prunus verwijdering Plan verwijderen invasieve exoten vs natuurdoelen, kosten, ed Realiseren vochtig duinmilieu Optimaliseren en realiseren poelen Evalueren op natuurdoelen Realiseren wandelend duin Realiseren wandelend duin Realiseren wandelend duin Plan activeren klein verstuivingen vs natuur-/aardkundige waarden Evalueren op natuurdoelen Uitvoeren 1 of enkele beheereenheden per jaar Plan met bosrandbeheer Plan te behouden lanen, oude bomen, landgoedelementen Enkele naaldbossen met spontane verjonging behouden voor beleving Evalueren op natuur-, recreatie-, cultuurhistorie doelen, kosten, ed. Integraal plan voor landgoed, incl weilanden
1a 1b 1c 2a 2b 3a 3b 4a 4b 4c 4d 4e 4f 4g 5a
Watervlak
Open duin (droog)
BES
exotenbeheer
5b 5c 5d 6a 6b 6c 7a 7b 7c 7d 7e 8a
9
valleibeheer/herstel verstuiving
bossen
landgoederen
Evalueren op natuur en recreatiedoelen Opener en dynamische duin Vergelijken effecten verschillende typen begrazing op duinpbgrl Realiseren 35 ha vochtig duinmilieu Evalueren op natuurdoelen Plan verwijderen houtigen vs natuurdoelen, kosten, etc.
Natuurinirchting voormailg bollenland Natuurinirchting voormailg bollenland Natuurinirchting voormailg bollenland
Herstel schoonwatermilieu Realisering duinhagedissenbiotoop
59
10a
akkers
10b 10c 11 20
Visie natuur vs cultuurhistorische waarden duinlandjes Egmond
1
Akkerbeheerplan
1
Evaluatie akkerbeheer heide Heidebeheer intensiveren NATUURONDERZOEK natuurdoelToepassen natuurdoeltypen systeem typensysteem
1
Vegetatiekartering Broedvogelkartering Luchtfoto's
1 1 1
Trendanalyse soortengroepen
2
Toestand & trend terreindeel Basisinventarisatie
2 2
22b
Optimalisatie vegetatietypologie
2
22c
Levende Duinen
1
Klimaatonderzoek DPW-verband
1
Regionale studie groei recreatiebehoefte
1
Hinder verminderen
1
Hinder van groepen wielrenners verminderen
1 3
21a 21b 21c
sign onderzoek
1 3
21d 21e 22a
projectonderz
22d 30
RECREATIE natuurgerichte recreatie
31a
onderlinge hinder
31b 32
ruiters
Onderzoek paardenpoep
33a
minder validen
Toegankelijkheid terrein mindervaliden communiceren Concrete aanpassingen minder validen in terrein
33b 34
MTB
35a 35b
extreme sporten Reguleren extreme sporten Standpunt gebruik parapenters
35c 36
uitzichtsduinen
Evaluatie fietsregeling
Trendonderzoek extreme sporten Uitvoeren uitzichtsduinenplan
40
RECREATIEONDERZOEK recreatiedoelRecreatiedoeltypensysteem afronden typensysteem en implementeren
41
Signalerend onderzoek
50a 50b 50c
ZONERING hoofdentrees
In welke landjes natuurherstel en welke cultuurhistorisch beheren Plan natuurbeheer akkers ogv natuur-/cultuurhistorische waarden Realiseren akkers Openhouden van heiden Implementeren van dit systeem in de organisatie Jaarlijkse steekproef van 1/12 opp. Elke 6 jaar karteren Luchtfoto’s laten vliegen tbv diverse monitoring Evaluatie per soortgroep vergeleken met landelijke trends Natuurevaluatie laatste 25 jaar Eerste inventarisatie van relatief onbekende soorten Verbeteren typologie: verbinding landelijke, verminderen typen, ed. Meerjarig onderzoek naar entomofauna in kustduinen Klimaatonderzoek in kustduinen Studie naar recreatiebehoefte in 2025 incl. consequenties beheer Resterende hindersituaties oplossen Hinder verminderen
Onderzoek medicijngebruik paarden adhv geworpen mest 1 Communicatie toegankelijkheid verbeteren 2 Kleinschalige aanpassingen in het terrein voor deze doelgroep 1 evalueren volgens afspraak Prov.NH 3 Waar nodig reguleren 1 Strookt parapenten we/niet met instandhoudingsdoelen 3 Nagaan trends, ook voor regio 1à2 Uitvoeren bestaand plan, ARBOtechnische aanpassing prio 1 1
Bezoekersonderzoek tellen en enqueteren
1
Kraaiennestonderzoek Herinrichting Kraaiennest
1 1
Kleinschalige voorzieningen bij hoofdentrees
3
Bepalen recreatief gebruik per zone Recreatiemonitoring naar bezoekers, gebruik, spreiding wensen en waardering Oplossingen voor drukte toename Realiseren herinrichting hoofdentree Realiseren van kleinschalige voorzieningen
60
50d
Parkeersituatie Robbenzand onderzoek en voorstel
1
Visie een aanpak parkeersituatie
50e 50f 50g
Notitie voorzieningen per hoofdentree Plan speelnatuur Evaluatie speelnatuur
3 2 2
Voorrang voor kwaliteitsverbetering habitats natuurkernen
1
Notitie verdeling voorzieningen Visie en aanpak speelnatuur Evalueren op klantentevredenheid, zonering, natuur, kosten, ed Prioriteit geven aan natuurverbeteringen natuurkernen
51b
Inrichting bosnatuurkernen
1
Realiseren 2 boskernen
51c
Optimaliseren natuurkern Wimmenum
1
Uitbreiden natuurkern na verplaatsen huisjes en landjes
1 1
Tellen recreanten natuurkernen Bepalen of de zonering werkt
Kennisontwikkeling effectiviteit zonering
3
Uitzoeken relevante kennis voor opzet effectiviteitsonderzoek
1 1 1 1
71b
Beheerpan N2000 maken Inventariseren bestaand gebruik Vervaardigen habitatkaart Voortzetting verbindingen buitengebied Activiteitenkaart NH-breed
71c 72 73
cultuurhistorie zeereep
Inzet op regionale zonering Verkenning CHW-beleid Evaluatie beheer en beleid
3 3 1
Planvorming naar wettelijk kader Onderdeel N2000 Beheerplan Onderdeel N2000 Beheerplan Doorgaan met samenwerking tot realiseren verbindingen duinpolder Nagaan behoefte product NHbreed Agendapunt bij NBO verdiepen Uitzoeken hoe dit beleid uitwerken Leggeraanpassingen, afstemmen verantwoordelijkheden, aanpak veranderd gebruik
74
MVO
Herbestemming gebouwen
1
Realisatie ruimte voor mensen met handicap
75
inkomsten NR
Diverse businesscases
1
Mogelijkheden tot verdienen in kaart brengen
51a
60a 60b
natuurkernen
ZONERINGSONDERZOEK onderzoek Recreatiemonitoring natuurkernen effectiviteit Evaluatie effectiviteit zonering zonering hoofdentrees en natuurkernen
60c
70a 70b 70c 71a
ALGEMEEN Natura 2000
buitengebied
2
61