Fysieke belasting(basis)
Servicebedrijf HR
Fysieke belasting(basis)
II
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
1
2.
Lichamelijke belasting
3
2.1 Functie-inhoud
3
2.2 De werkplekinrichting
3
2.3 Persoonsgebonden factoren
3
Risico’s in de werksituatie
5
3.1 Rugklachten
5
3.2 Nek- en schouderklachten
6
3.3 Klachten aan armen en polsen
6
3.4 Andere spierklachten
6
Risicovolle werkhoudingen
9
4.1 Staan
9
4.2 Zitten
10
4.3 Tillen
11
4.4 Dragen
12
4.5 Trekken en duwen
13
4.6 Repeterende handelingen
13
Algemene adviezen
15
3.
4.
5.
Fysieke belasting(basis)
III
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Fysieke belasting(basis)
IV
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
1. Inleiding Het houdings- en bewegingsapparaat geeft de mens de mogelijkheid een houding aan te nemen (bijvoorbeeld staan of lopen) en kracht uit te oefenen op de omgeving. Hoe sterk dit houdings- en bewegingsapparaat (het lichaam) is, verschilt per persoon. Jonge mensen zijn in het algemeen lichamelijk zwaarder te belasten dan oudere mensen. De omgeving is ook van invloed. Door overbelasting kunnen er klachten ontstaan aan het lichaam. Je lichamelijke conditie is te verbeteren door sport en beweging waardoor minder snel lichamelijke klachten worden opgebouwd. Om gezond te kunnen blijven werken is het nodig dat het werk is afgestemd op de ergonomie. Helaas is dit niet altijd zo. Bij veel werkzaamheden ontstaat een te hoge en/of foutieve lichamelijke belasting. Soms is er juist sprake van een onderbelasting. Dit kan klachten aan het bewegingsapparaat veroorzaken. De mate waarin de klachten kunnen voorkomen zijn onder andere afhankelijk van: • • •
de houding van het lichaam; de frequentie van handelen; de benodigde spierkracht.
Enkele voorbeelden: • • •
Tillen is lastiger wanneer men niet de ruimte heeft het te tillen voorwerp goed vast te pakken. Elke vijf minuten iets tillen is een veel grotere belasting dan één keer per dag iets optillen. Het gewicht van het voorwerp bepaalt ook de mate van de belasting.
We spreken van mechanische overbelasting als spieren, botten, banden en gewrichten te zwaar worden belast. Is de belasting te groot voor het hart en de longen dan spreken we van energetische overbelasting. Op dezelfde manier is een indeling mogelijk voor onderbelasting. Zowel een over- als onderbelasting van het bewegingsapparaat kan (pijn)klachten veroorzaken. Men kan hierbij denken aan tijdelijke effecten (spierpijn) die vanzelf overgaan en meer blijvende klachten (zoals een hernia of een tennisarm) ten gevolge van langdurige (chronische) overbelasting. Het is belangrijk klachten zo snel mogelijk te herkennen zodat doeltreffende maatregelen worden getroffen om erger te voorkomen en om herstel mogelijk te maken. Doordat veel factoren een aandeel leveren aan de lichamelijke belasting is het niet altijd mogelijk om met normen en richtlijnen te bepalen wanneer het werk te belastend is.
Inleiding
1
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
De belasting kan ontstaan door: • de houding; • de frequentie van handelen; • de spierkracht; • een combinatie van bovenstaande drie factoren. Verder kunnen omgevingsfactoren de arbeid extra belastend maken zoals het klimaat, veel stof, enz. Bovendien reageert ons lichaam niet steeds hetzelfde op een hoge belasting. Aan het begin van een werkdag kan men meer aan dan aan het eind van de dag. Wanneer iemand niet helemaal in orde is of slecht heeft geslapen, zal hij ook eerder het gevoel hebben dat een bepaalde taak te zwaar is. Ten slotte heeft ieder mens een verschillende lichaamsbouw, motivatie en conditie. Daarom is het mogelijk dat de ene persoon bij hetzelfde werk wel klachten krijgt en de andere niet.
Lichamelijke belasting
2
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
2. lichamelijke belasting 2.1 Functie-inhoud Een functie is samengesteld uit verschillende taken. Het is mogelijk dat de afstemming van de taken niet goed is, of dat de hele functie slechts uit één taak bestaat die steeds terugkomt (lopendebandwerk). Er kan dan gemak¬kelijk lichamelijke overbelasting optreden. Voorbeelden van taken die overbelasting kunnen veroorzaken zijn: • continue taken met eenzijdige houding (OK assistent); • continue taken met eenzijdige beweging (keukenmedewerker); • zware lichamelijke en energetisch belastende taken (medewerker Logistiek & Services).
2.2 De werkplekinrichting Als de werkplek niet optimaal aan het werk en de werknemer is aangepast kan dit leiden tot lichamelijke overbelasting. Denk aan: • • • •
een verkeerde werkhoogte; te zwaar of verkeerd tillen; te ver reiken; veelvuldig moeten bukken of draaien.
Door de werkplek of functie-inhoud aan te passen en beter op de mens af te stemmen wordt het probleem structureel (bij de bron) aangepakt.
2.3 Persoonsgebonden factoren Overbelasting kan ook komen door een gebrek aan kennis, vaardigheden of motivatie om het werk op de juiste wijze te kunnen uitvoeren. Verder is ieder mens verschillend qua bouw. De optimale tafelhoogte voor staand werk is anders voor iemand van 2 meter dan voor iemand die veel kleiner is. Soms zijn voorschriften nodig, bijv. een richtlijn om een bepaalde taak altijd met zijn tweeën uit te voeren. Persoonsgebonden verbeteringen zijn: • in minder belastende houdingen werken; • training van spieren en het hart- en vaatstelsel; • het aanbieden van kennis en vaardigheden; • het verbeteren van de motivatie.
lichamelijke belasting
3
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Lichamelijke belasting
4
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
3. Risico’s in de werksituatie Een onnatuurlijk en overmatig gebruik van het houdings- en bewegingsapparaat (het lichaam) kan aanleiding geven tot lichamelijke klachten. Deze klachten kunnen bestaan uit pijn, stijfheid en bewegingsbeperking. Als een situatie, waardoor de klachten ontstaan langdurig aanhoudt dan kan er zelfs blijvende schade optreden. In de praktijk van de bedrijfsgezondheidszorg blijken een aantal aandoeningen (lichamelijke klachten) zeer frequent voor te komen. In volgorde van frequentie zijn dat: • • • • •
lage rugklachten; nek- en schouderklachten; andere spierklachten; aandoeningen van de bovenste extremiteiten (arm; pols; hand); aandoeningen van de knie.
3.1 Rugklachten De relatie tussen rugklachten en lichaamshoudingen en -bewegingen is al voor vele beroepsgroepen bekend. Activiteiten waarbij rugklachten onstaan: • tillen van zware lasten; • voorovergebogen staan; • met een gedraaide rug werken; • langdurig in een verkeerde houding stil zitten of staan • werken met een grote lastarm. Een combinatie van deze activiteiten maakt de kans op deze klachten groter. Naast de invloed van het werk spelen persoonlijke factoren ook een rol bij het al dan niet ontstaan van rugklachten, zoals leeftijd, geslacht, lichaamsbouw en conditie. Voor het handhaven en veranderen van houdingen is de wervelkolom onmisbaar. Niet alleen geeft de wervelkolom aan het lichaam van de mens de recht-op-staande vorm die zo kenmerkend is, maar hij verleent tevens de nodige steun. De wervelkolom omsluit verder het ruggenmerg, waarin zich banen bevinden die impulsen vanuit het lichaam doorgeven naar de hersenen en omgekeerd. De wervelkolom is opgebouwd uit 24 wervels, het heiligbeen en het stuitbeen. Deze bestaan uit botweefsel. De wervels verschillen van vorm, grootte, stand en dergelijke. Tussen de wervels zitten tussenwervels, deze zorgen voor beweging en het opvangen van druk. Om de wervelkolom heen bevinden zich gewrichtsbanden en spieren om
Risico’s in de werksituatie
5
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
het geheel te verstevigen maar ook om extreme bewegingen te beperken. De druk op de tussenwervels varieert sterk wanneer men verschillende houdingen aanneemt Bij werken in een ongunstige houding zullen er daardoor eerder beschadigingen optreden in de tussenwervelschijven.
3.2 Nek- en schouderklachten Nek- en schouderklachten worden in de werksituatie vaak in verband gebracht met lichaamshoudingen die (te) lang achter elkaar worden aangehouden. Werkzaamheden die een risico met zich meebrengen zijn: • tillen vanuit de schouder; • repeterend werk; • reiken. Deze werkzaamheden hebben als overeenkomst: • dat het lichaam een houding moet aannemen die langdurig wordt volgehouden (statisch); • de nek wordt ver en lang voorover gebogen gehouden (een min of meer uiterste stand van een gewricht); • continue aanspanning van spieren; • kracht.
3.3 Klachten aan armen en polsen Onnatuurlijke houdingen of bewegingen (bijv. het langdurig boven het hoofd moeten werken) spelen een rol in combinatie met repeterende arbeid. Denk aan schoonmaakmedewerkers, knijpen en wringen, keukenmedewerkers, het hanteren van gereedschappen waarbij de pols in een uiterste stand gehouden moet worden, enz. Klachten die hierbij kunnen ontstaan zijn onder andere de tenniselleboog en het carpale tunnelsyndroom, waarbij pijn optreedt in de pols en delen van de hand.
3.4 Andere spierklachten Dynamische spierarbeid. Bij veelvuldig dezelfde bewegingen kan de spier zich niet meer volledig herstellen. Dit gebeurt bij repeterende bewegingen zoals o.a. pipetteren. Zo kan overbelasting in bepaalde spieren, pezen en gewrichten optreden.
Lichamelijke belasting
6
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Statische spierarbeid. Langdurige statische belasting is ongunstig omdat de bloedvoorziening niet meer voldoende is voor de activiteit die met de spieren gedaan wordt. Voorbeelden van statische belasting zijn: • langdurig moeten zitten zonder even op te kunnen staan; • het bedienen van pedalen; • reiken; • dragen van (zware) lasten.
Risico’s in de werksituatie
7
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Lichamelijke belasting
8
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
4. Risicovolle werkhoudingen 4.1 Staan Herkennen Veel werk wordt staand uitgevoerd. Dit is een aanslag op het cardiovasculaire systeem waardoor totale vermoeidheid kan ontstaan. Hierbij wordt het lichaamsgewicht gedragen door de benen en de voeten. Onder andere de kuitspieren moeten daarbij voortdurend actief zijn. Hierdoor kan spiervermoeidheid ontstaan. Staand werk geeft meer kans op het ontstaan van spataders wanneer er weinig gelegenheid is om je te verplaatsen. Niet alleen de benen worden zwaar belast bij staand werk, ook de rug, de nek en de schouders hebben hierbij heel wat te lijden. Veel moeten staan kan (mogelijk later) leiden tot chronische aandoeningen. Voorkomen De functie-inhoud: De duur van de werkzaamheden is bepalend voor de belasting. Staand werk moet worden afgewisseld met lopend en zittend werk. De richtlijn voor staan in werksituaties is: Wanneer 1 uur per dag achter elkaar of meer dan 4 uur verspreid over de hele dag wordt gestaan, zijn alternatieven als gebruik van stasteunen en taakroulatie gewenst. De werkplekinrichting: Vooral de materialen waarmee gewerkt moet worden, de (been)ruimte, de werkhoogte, en de reikwijdte zijn belangrijke factoren waarop gelet moet worden. Advies: • kijk of het mogelijk is zittend en staand werk af te wisselen; • voor de werkhoogte gelden de volgende richtlijnen: »» precisietaken: boven ellebooghoogte met ondersteuning van de armen 20-30 cm. onder de ooghoogte; »» standaardtaken: om en nabij de ellebooghoogte; »» krachttaken:10-40 cm. onder de ellebooghoogte; • er moet voldoende beenruimte zijn; • de werknemer moet tegen het werkvlak kunnen staan, zonder onnodig naar voeren te hoeven buigen; • de te gebruiken voorwerpen dienen binnen handbereik te zijn; • indien bij het reiken kracht wordt uitgeoefend, mag de reikafstand nooit groter zijn dan de lengte van de onderarm.
Risicovolle werkhoudingen
9
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
De persoonsgebonden factoren: Een optimaal ingerichte werkplek is geen garantie dat de werkhouding goed is. Door een verkeerd gebruik van de werkplek of hulpmiddelen kan nog steeds een te hoge lichamelijke belasting ontstaan. Denk aan onderstaande adviezen: • vraag voorlichting over het gebruik en de mogelijkheden van de werkplek; • ga na of er inderdaad op een goede manier gebruik wordt gemaakt van de instelmogelijkheden van de werkplek; • zorg ervoor dat bij staand werk ontspannen kan worden gestaan en dus niet met overstrekte knieën, wel met een rechte rug en de buikspieren gespannen.
4.2 Zitten Herkennen Zittend werk belast de rug 40% méér dan staand werk. Zeker mensen die lang achter elkaar moeten zitten (> 2 uur/dag) dienen de beschikking te hebben over een individueel instelbare stoel. Voorkomen De functie-inhoud: Bij een goede zithouding kunnen toch klachten optreden aan rug, armen schouders of nek. Dat betekent dat het verstandig is de duur van het zitten te beperken en af te wisselen met staan en lopen. Een erg efficiënte instelling van het werk, waarbij iemand de hele dag door kan werken, zonder even iets te gaan pakken of weg te brengen, is ongunstig. De werkplekinrichting: Waar zittend wordt gewerkt, moet de werkplek goed in te stellen zijn. Belangrijk zijn: • de werkhoogte; • de hoogte van de stoelzitting; • de hoogte van evt. de voetensteun; • de onderlinge afstemming hiervan. De optimale werkhoogte is afhankelijk van de eigen lichaamsafmetingen én de taak die wordt uitgevoerd. Bij precisietaken is een goed zicht op het werk vereist. Deze taken zijn daarom het best uit te voeren op een werkhoogte boven ellebooghoogte. Een nadeel van de ontstane werkhouding is dat de armen worden geheven. Vandaar dat het belangrijk is dat deze ondersteund worden. Bij standaardtaken is zicht op het werk minder belangrijk dan bij precisiewerk, daarom wordt hierbij het werken op ellebooghoogte aangeraden.
Lichamelijke belasting
10
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Bij krachttaken wordt aanbevolen om onder ellebooghoogte te werken. Dat is bij zittend werk vaak niet mogelijk omdat de bovenbenen het omlaag brengen van de werkhoogte kunnen belemmeren. Het is beter om staande kracht te zetten. Voor de beenruimte geldt dat deze zodanig moet zijn dat de werknemer de benen volledig onder het werkvlak kan plaatsen en de mogelijkheid heeft de benen af en toe te strekken (met het oog op de doorbloeding). De voeten moeten op de grond of op een ruime voetensteun kunnen rusten. Ze mogen niet afhangen, om afklemming van de bloedvaten in het deel van de benen dat op de stoelzitting rust, te voorkomen. De diepte van de zitting moet voldoende zijn om afglijden te voorkomen. Dit kan tot rugproblemen leiden. Voor de reikwijdte geldt dat voorwerpen en bedieningsmiddelen zodanig binnen handbereik moeten zijn dat het lichaam een gunstige houding (rechtop) kan blijven aannemen. De persoonsgebonden factoren: Een persoonlijke instelling van zowel de stoel als de overige (beeldscherm) werkplek is van essentieel belang.
4.3 Tillen Herkennen Tilhandelingen kunnen rugklachten veroorzaken, zeker als de handeling ook nog met een slechte houding gebeurt. Ook de schouders en de knieën worden veelal zwaar belast. De factoren die bijdragen aan de belasting zijn: • • • • • •
de frequentie waarmee wordt getild; de houding waarmee wordt getild; de horizontale afstand van de last tot de lage rug (lastarm); het gewicht van de last; snelheidsveranderingen tijdens de tilhandelingen; de hoogte waarop de last getild of verplaatst wordt, moet je bukken of boven de schouders werken.
Voorkomen De functie-inhoud: Tiltaken dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Tiltaken dienen afgewisseld te worden met andere (minder belastende) taken. De werkplekinrichting: De beste manier om tilrisico’s te vermijden is de werkplek zo in te richten
Risicovolle werkhoudingen
11
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
dat tillen vermeden wordt. Is dat niet mogelijk, dan dienen lasten zoveel mogelijk verplaatst te worden met tilhulpmiddelen. De persoonsgebonden factoren: Bij het tillen met een rechte rug, gebogen benen met de last tussen de knieën is de kracht die op de lage rug gaat werken het minst hoog. Bij het tillen geldt namelijk hetzelfde als het werken in voorovergebogen houding. Echter het te tillen gewicht heeft een extra grote belasting voor de wervelkolom tot gevolg. Een goede tiltechniek kan getraind worden. Dit vereist een regelmatige herhaling om de techniek niet te laten verwateren. De volgende vragen zijn zinvol voor een goede voorbereiding voordat er iets of iemand moet worden verplaatst: • • • • • • • • • • •
Waar moet het voorwerp naar toe? Wat kan de patiënt zelf? Is de weg vrij van obstakels? Hoe is de ondergrond (geen gevaar voor uitglijden, vallen of struikelen)? Draagt men het juiste schoeisel? Hindert de kleding niet? Kan het voorwerp goed worden vastgepakt? Hoe zwaar is het voorwerp? Kan het tillen alleen of moet er een collega worden ingeschakeld? Moet er per se getild worden of is verplaatsing op een andere manier ook mogelijk (rollen, duwen, trekken)?
De belasting blijft zo laag mogelijk als: • • •
de last zo dicht mogelijk bij het lichaam blijft; de tilbeweging een langzame vloeiende beweging is; het lichaam symmetrisch wordt belast.
4.4 Dragen Herkennen De energetische belasting is meestal de beperkende factor bij het dragen van voorwerpen. Hart en longen kunnen de taak sneller niet meer aan dan het bewegingsapparaat.
Lichamelijke belasting
12
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
Bepalende factoren zijn: • • •
het gewicht van de last de afstand waarover wordt gedragen de frequentie en de totale werktijd
Let op de omgeving: Moet er hoogte verschil overwonnen worden (traplopen), hoe is de ondergrond, etc.
4.5 Trekken en duwen Herkennen Bij deze taken worden vooral de lage rug en de armen/schouders het meest belast. Voorkomen De functie-inhoud: Wissel trek- en duwtaken af met minder inspannende taken. De werkplekinrichting: Een goede positie van de benen en gebruik van het lichaamsgewicht dient mogelijk te zijn door: • goede afzetmogelijkheden voor de voeten; • een aangrijpingspunt voor de handen op het object tussen buik- en schouderhoogte; • voldoende bewegingsruimte om het voorwerp te kunnen verplaatsen zonder een gedwongen werkhouding te hoeven aannemen. De persoonsgebonden factoren: In de meeste gevallen is het zo dat trekken inspannender is dan duwen. Er moet op gelet worden dat er niet zijwaarts geduwd of getrokken wordt. Bij trekken en duwen moet het lichaamsgewicht ingezet en de benen gebruikt worden. Zoveel mogelijk twee handen en benen gebruiken om asymmetrische belasting van de rug te voorkomen. Het dragen van schoeisel met een grote wrijving met de vloer (‘stroeve’ schoenen) maakt de afzet gemakkelijker.
4.6 Repeterende handelingen Herkennen Handelingen worden repeterend genoemd wanneer de handelingscyclus zich ongevarieerd vaker dan 1 maal per anderhalve minuut herhaalt. Door de eenzijdige belasting die optreedt, kunnen aandoeningen aan
Risicovolle werkhoudingen
13
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
banden, pezen, spieren of gewrichten ontstaan. Herhaalde belasting en grote krachten veroorzaken vooral schade als gewrichten zich in extreme standen bevinden. Veel klachten ontstaan door extreem buigen of strekken van de pols en het draaien van de onderarm. Slecht aangepast of verkeerd gebruikt gereedschap is vaak de oorzaak van overbelasting. Een onhandig handvat bijvoorbeeld vergroot de kans op klachten. Dat geldt ook voor repeterende handelingen waarbij bijvoorbeeld met geheven armen gewerkt moet worden. Voorkomen De functie-inhoud: De meest effectieve manier om belasting te voorkomen is het regelmatig afwisselen van taken (taakroulatie), het uitbreiden van het takenpakket en het zelf kunnen bepalen van het werktempo. De werkplekinrichting: De vorm van het handgereedschap heeft een grote invloed op de werkhouding, de werkbeweging en de belasting op het lichaam. Extreme gewrichtsstanden mogen niet voorkomen. Gereedschap dient aangepast te zijn aan de afmetingen van de hand, en ook aan links- of rechtshandig uitvoeren van de taak. Krachtuitoefening tijdens repeterende handelingen moet minimaal zijn. De persoonsgebonden factoren: Het gebruik van adequaat gereedschap (voor zover aanwezig) bij iedere specifieke toepassing is belangrijk om lichamelijke belasting te verminderen. Als de repeterende handeling om een asymmetrische belasting van het lichaam vraagt, zorg dan dat zowel linker als rechterkant belast worden.
Lichamelijke belasting
14
© UMC St Radboud
Servicebedrijf HR
5. Algemene adviezen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Denk aan je werkhouding. Zorg voor voldoende rustmomenten. Maak gebruik van hulpmiddelen Bij sommige taken kun je een collega om hulp vragen Volg regelmatig scholing om up-to-date te blijven Bespreek knelpunten met elkaar
Voor meer informatie: www.dokterhoe.nl
Algemene adviezen
15
© UMC St Radboud