Notitie Preventiebeleid Fysieke belasting
P&O De Lichtenvoorde versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
Status Beleidsnotitie
Preventiebeleid Fysieke belasting
Auteur(s)
P.R. Stroeve, adviseur personeelszaken
Datum
januari 2005
Bespreking MT
Datum vaststelling bestuurder
Datum bespreking OR
Datum evaluatie doelstelling
Datum evaluatie beleid
P&O versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
2
Inhoudsopgave
Bladzijde
1. Inleiding................................................................................................................................................... 4 1.1. Fysieke belasting in de Arbowet ....................................................................................................... 4 1.2 Beleid met betrekking tot Fysieke Belasting ..................................................................................... 4 2. Het inventariseren en aanpakken van knelpunten .............................................................................. 6 2.1 De inventarisatie van knelpunten op het gebied van fysieke belasting ............................................. 6 2.2 De prioriteitstelling ten behoeve van de aanpak van de knelpunten ................................................. 6 2.3 Het opstellen van een plan van aanpak om de knelpunten op te lossen ............................................ 6 3. De voorwaarden...................................................................................................................................... 7 3.1 Hulpmiddelen .................................................................................................................................... 7 3.2 Het opleiden / instrueren van medewerkers ...................................................................................... 7 4. De organisatie van taken en verantwoordelijkheden De Lichtenvoorde ........................................... 8 4.1 Verantwoordelijkheden De Lichtenvoorde ....................................................................................... 8 4.2 De arbocommissie ............................................................................................................................. 8 Bijlage 1 Transferprotocol ........................................................................................................................ 9 Bijlage 2 Arbowetgeving ......................................................................................................................... 10 Artikel 5.1 - Definitie richtlijn ........................................................................................................... 10 Artikel 5.2 - Voorkomen gevaren....................................................................................................... 10 Artikel 5.3 - Beperken gevaren en inventarisatie en evaluatie ........................................................... 10 Artikel 5.4 - Zitgelegenheid ............................................................................................................... 10 Artikel 5.5 - Voorlichting ................................................................................................................... 10 Artikel 5.6 - Bijlagen richtlijn ............................................................................................................ 10
P&O versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
3
1.
Inleiding
1.1. Fysieke belasting in de Arbowet Binnen de gehandicaptenzorg is fysieke belasting nog steeds een van de grote oorzaken van ziekteverzuim. Dit geleid tot het arboconvenant voor de gehandicaptenzorg, waarin is afgesproken dat de fysieke overbelasting in de periode van 2001-2004 met 30% dient te worden teruggebracht. Hiertoe zijn er, zowel voor de zorgsector als voor de ondersteunende diensten praktijkrichtlijnen opgesteld. Deze zullen na de convenantperiode (na juli 2004) door de Arbeidsinspectie als handhavingcriterium worden gebruikt. Wat is fysieke belasting? De door een werknemer in verband met de arbeid in te nemen werkhouding, uit te voeren bewegingen of uit te oefenen krachten, onder meer bestaande uit het zitten en staan of uit het tillen, duwen, trekken, dragen of op een andere wijze verplaatsen of ondersteunen van een of meer lasten; (definitie uit het arbobesluit) Volgens de Arbowet dient een werkgever ‘de arbeid zodanig te organiseren, de arbeidsplek zodanig in te richten, de werkmethode zodanig toe te passen en / of zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen aan te bieden dat de fysieke belasting geen gevaren met zich mee kan brengen voor de veiligheid en gezondheid van de medewerkers’ (Arbobesluit Artikel 5.2). 1.2 Beleid met betrekking tot Fysieke Belasting Medewerkers maken niet altijd gebruik van de voorhanden zijnde hulpmiddelen. Vaak wordt als argument het tijdsaspect gebruikt: “gewoon even tillen gaat sneller”. Het vervelende van fysieke belasting is dat klachten meestal niet ontstaan door een keer een zware last te tillen. Ze komen pas na verloop van tijd door het herhalen van de belasting, soms zelfs pas na 10 of 15 jaar. De klachten nemen bij het voortduren van de verkeerde handelingen en houdingen toe. Arbeidsongeschiktheid dreigt. Beleid ter vermindering van de fysieke belasting is een hulpmiddel om hier structureel aandacht aan te geven. In dit beleid wordt onder andere aandacht geschonken aan: - de inventarisatie van knelpunten op het gebied van fysieke belasting (2.1) - de prioriteitstelling ten behoeve van de aanpak van de knelpunten en (2.2) - het opstellen van een plan van aanpak om de knelpunten op te lossen (2.3) Verder zal aandacht worden besteed aan de voorwaarden voor het uitvoeren van dit beleid. Om structureel aandacht te kunnen schenken aan fysieke belasting dienen er afspraken gemaakt te worden met betrekking tot een aantal zaken: - de aanschaf-, het onderhoud- en de instandhouding van de hulpmiddelen en (3.1) - het opleiden en instrueren van medewerkers die te maken hebben met fysieke belasting (3.2). Doel Het preventiebeleid fysieke belasting is een integraal onderdeel van het Arbozorg Managementsysteem van De Lichtenvoorde. Het doel van dit beleid is het bevorderen van de veiligheid voor medewerkers en cliënten. Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat blootstelling aan risico's van fysieke belasting boven de gestelde norm tot een minimum beperkt worden. Verder zal bewustzijn van de risico's de kwaliteit en veiligheid van zorgverlening ten goede komen. Binnen De Lichtenvoorde komen verschillende soorten fysieke belasting voor: Cliëntgebonden: Cliëntentransfers in liggende positie en cliëntentransfers van en naar bed, (rol)stoel of toilet of lopen met cliënten, en op momenten dat er b.v. probleemgedrag of onwil meespeelt. Manoeuvreren met rollend materiaal zoals bedden rolstoelen en tilhulpmiddelen.
P&O versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
4
Niet cliëntgebonden: Niet alleen medewerkers met direct cliëntencontact, maar ook medewerkers van de ondersteunende diensten hebben te maken met fysieke belasting. Dit kan o.a. een vorm zijn van statische belasting, (het langdurig in een ongunstige houding werken) bijv. bij kantoorwerkzaamheden) verplaatsen van materiaal. De Lichtenvoorde heeft als goed werkgever de plicht om de medewerkers goed te faciliteren. Door middel van training, scholing, voorlichting, aanschaf tilhulpmiddelen. De medewerkers hebben echter ook de plicht om zich te houden aan regels en afspraken. Hierbij valt te denken aan het gebruik van de voorhanden zijnde (til)hulpmiddelen. Indien deze niet voldoen, of risicovolle situaties opleveren voor cliënt of medewerker dient de medewerker dit te melden bij de clusterbegeleider. Het uiteindelijke resultaat dat beoogd wordt is dat medewerkers minder risico lopen op lichamelijke overbelasting ten gevolge van werkomstandigheden. Medewerkers blijven gezond in het werk.
P&O versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
5
2.
Het inventariseren en aanpakken van knelpunten
2.1 De inventarisatie van knelpunten op het gebied van fysieke belasting Deze knelpunten zijn onder te verdelen naar hun herkomst, te weten op beleidsniveau en op team/individueel niveau. -
De knelpunten op beleidsniveau worden in kaart gebracht met behulp van de Beleidsspiegel Fysieke Belasting die de Sectorfondsen hiertoe hebben ontwikkeld. Deze inventarisatie vindt plaats op organisatieniveau en wordt door de arbocommissie uitgevoerd. Dit zal jaarlijks dienen te gebeuren om de uitvoer van het beleid fysieke belasting te evalueren.
-
Op team/individueel niveau betreft het de knelpunten als gevolg van blootstelling aan fysieke belasting bij alle medewerkers in het primaire en secundaire arbeidsproces. Om deze te bepalen hebben de Sectorfondsen respectievelijk de Tilthermometer en de Rugradar ontwikkeld. Het resultaat van deze inventarisaties is een lijst met knelpunten in de huidige situatie. De arbocoördinator zal deze inventarisaties coördineren en zal de teams en leidinggevenden indien nodig ondersteunen bij de uitvoer. Deze inventarisatie dient jaarlijks te worden herhaald.
2.2 De prioriteitstelling ten behoeve van de aanpak van de knelpunten Als de knelpunten door middel van beide inventarisaties bekend zijn, dienen hierin prioriteiten te worden aangegeven. De volgende vragen kunnen mede de prioriteit helpen bepalen: - Hoe hoog is de urgentie van de verbetering? - Hoeveel medewerkers staan bloot aan het betreffende knelpunt? - Op welke termijn kan de verbetering worden ingevoerd? - In hoeverre is het invoeren van de verbetering praktisch haalbaar? - Welk effect mag verwacht worden als gevolg van de verbetering? De prioriteitstelling van de knelpunten op team en individueel niveau zal in overleg tussen de arbocoördinator en de clustermanagers worden aangebracht. Hierin zullen tevens eventuele adviezen van de bedrijfsarts worden meegenomen. Met betrekking tot de knelpunten op beleidsniveau zal de arbocommissie jaarlijks een verslag aan de bestuurder, management team en de ondernemingsraad sturen met daarin opgenomen de adviezen om de gesignaleerde knelpunten weg te kunnen nemen. 2.3 Het opstellen van een plan van aanpak om de knelpunten op te lossen De gekozen prioriteiten worden opgenomen in een plan van aanpak. Fysiek zwaar werk en zwangerschap Handmatig tillen door zwangere medewerkers en medewerkers tot drie maanden na de bevalling wordt zoveel mogelijk beperkt. Tijdens de hele zwangerschap, maar met name de laatste drie maanden voorzichtig met regelmatig hurken, knielen en bukken. Tijdens de zwangerschap en tot drie maanden na de bevalling het tillen van zware lasten zoveel mogelijk vermijden. Het gebruik van een tillift geeft geen problemen. Geadviseerd wordt alleen lasten van minder dan 10 kilo en na de twintigste week maximaal 5 kilo te tillen (met een frequentie van 5 tot maximaal 10 keer per dag). Langdurig staand werken kan zeer vermoeiend zijn. Ga regelmatig zitten als het werk het toelaat.
P&O versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
6
3.
De voorwaarden
3.1 Hulpmiddelen De aanschaf. De minimale uitrusting van de hulpmiddelen volgt uit de eerder genoemde inventarisatie op team en individueel niveau en de opgestelde praktijkrichtlijnen. De arbocoördinator zal indien nodig de clustermanager adviseren met betrekking tot de leverancier en het model van de aan te schaffen hulpmiddelen. In dit advies wordt zowel meegenomen dat de cliënt goede zorg kan krijgen als dat de medewerker volgens de praktijkrichtlijnen kan werken. Op basis van de jaarlijkse inventarisatie van knelpunten dient te worden bekeken of er nog voldoende en / of de juiste hulpmiddelen aanwezig zijn. In alle gevallen zijn de budgethouders (clustermanagers) verantwoordelijk voor de aanschaf van de hulpmiddelen. Zij geven ook de opdracht om tot de daadwerkelijke bestelling over te gaan Het onderhoud Het onderhoud aan tilliften wordt door de leveranciers uitgevoerd. Hier zijn dienen contracten voor afgesloten te zijn. De instandhouding Bij de aanschaf van de hulpmiddelen dient rekening te worden gehouden met het feit dat deze een beperkte levensduur hebben en zodoende afgeschreven dienen te worden. Dit biedt de mogelijkheid om het middel na de afschrijvingperiode te vervangen als dat nodig is. Er zijn ook mogelijkheden voor cliëntgebonden hulpmiddelen via de WVG. 3.2 Het opleiden / instrueren van medewerkers Indien nodig dient er per cliënt een bewegingsprotocol (zie bijlage) te worden opgesteld. Dit dient als eerste instructie voor de medewerkers van het team waar de betreffende cliënt wordt begeleid. Omdat het gebruik van tilliften als risicovolle handeling wordt aangemerkt (brief IGZ 6-5-’02), dienen medewerkers periodiek geschoold te worden om de vaardigheden op peil te houden. Overige voorwaarden Voorzieningen hebben structureel aandacht voor fysieke belasting tijdens het reguliere werkoverleg.
Transferprotocollen worden jaarlijks geëvalueerd door persoonlijk begeleider .
(Til)liften worden structureel onderhouden en gekeurd, tilbanden worden periodiek gecontroleerd tijdens bespreking individuele transferprotocollen.
Onder hulpmiddelen worden onder meer verstaan: een (elektrisch) hoog-laagbed; een hoog-laagdouchestoel; een hoog-laagdouchebrancard; een hoog-laagbad; een actieve- of passieve tillift; een draaischijf; een rol/glij hulpmiddel; een papegaai; een aan/uittrekhulpmiddel.
P&O versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
7
4.
De organisatie van taken en verantwoordelijkheden De Lichtenvoorde
4.1 Verantwoordelijkheden De Lichtenvoorde Gezond en veilig werken is een verantwoordelijkheid van iedere medewerker van De Lichtenvoorde. Dit betekent dat de individuele medewerker op een veilige en gezonde manier moet werken en dat medewerkers elkaar op gezond en veilig werken moeten aanspreken. De bestuurder van De Lichtenvoorde is eindverantwoordelijk voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de medewerkers, cliënten en bezoekers. Voor de ontwikkeling en uitvoering van het beleid binnen de clusters en teams zijn respectievelijk de arbocoördinator en cluster managers verantwoordelijk. Clusterbegeleiders zijn verantwoordelijk voor de uitvoer binnen hun eigen aandachtsgebied. Verder zijn alle medewerkers medeverantwoordelijk voor het uitvoeren van het beleid binnen hun eigen team. 4.2 De arbocommissie Deze commissie bestaat uit een aantal medewerkers van De Lichtenvoorde. In de uitvoer van hun taak hebben zij de bevoegdheid zowel gevraagd als ongevraagd advies te geven met betrekking tot zaken die te maken hebben met arbeidsomstandigheden. De commissie komt 6 maal per jaar bij elkaar in een regulier overleg.
P&O versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
8
Bijlage 1 Transferprotocol Bewegingsprotocol Naam cliënt:
Willem Jansen
Datum
Ingevuld door:
………… Datum en paraaf laatste bijstelling:
Paraaf
Zelfstandig Pictogram
Ja\Nee
Opmerkingen
1. Bed <-> (rol)stoel
NEE
Willem kan met weinig hulp tot stand komen. Vanuit stand kan zij de transfer zelf maken.
2. Toiletgang
NEE
Willem komt staan door middel van een steuntje in de rug. Van hieruit moet zij zelf de transfer naar het toilet maken.
NEE
Het geven van een steuntje in de rug of vasthouden aan één hand is voldoende.
4. Loopbegeleiding
NEE
Vasthouden aan twee handen of rollator.
5. Opstaan vanaf de grond
NEE
Met twee personen, elk aan één kant. Willem zoveel mogelijk mee laten helpen.
6. Stoel bad
NEE
Elk aan één kant van Willem staan. Optillen aan één been en één arm.
7. Douche
JA
Staand douchen waarbij Willem zich vast kan houden of in de douchestoel.
3. Opstaan
P&O versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
9
Bijlage 2 Arbowetgeving Afdeling 1 Fysieke belasting Artikel 5.1 - Definitie richtlijn In deze afdeling wordt verstaan onder richtlijn: Richtlijn nr. 90/269/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 mei 1990 betreffende de minimum veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor het handmatig hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel voor de werknemers (PbEG L 156). Artikel 5.2 - Voorkomen gevaren De arbeid wordt zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats wordt zodanig ingericht, een zodanige productie- en werkmethode wordt toegepast of zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, worden gebruikt, dat de fysieke belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer. Artikel 5.3 - Beperken gevaren en inventarisatie en evaluatie 1. Voor zover de in artikel 5.2 bedoelde gevaren redelijkerwijs niet kunnen worden voorkomen, wordt dearbeid zodanig georganiseerd, wordt de arbeidsplaats zodanig ingericht, wordt een zodanige productie- en werkmethode toegepast en worden zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt, dat die gevaren zoveel als redelijkerwijs mogelijk is worden beperkt. 2. Bij de uitvoering van het eerste lid worden in het kader van de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, met inachtneming van bijlage I bij de richtlijn, de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de fysieke belasting beoordeeld, waarbij met name gelet wordt op de kenmerken van de last, de vereiste lichamelijke inspanning, de kenmerken van de werkomgeving en de eisen van de taak. Artikel 5.4 - Zitgelegenheid 1. Aan een werknemer die arbeid verricht, welke geheel of gedeeltelijk zittend kan worden uitgevoerd, is daartoe een doelmatige zitgelegenheid ter beschikking gesteld. 2. Aan werknemers die arbeid verrichten, welke staande moet worden uitgevoerd, doch waarbij het arbeidsproces hun toelaat van tijd tot tijd te gaan zitten, is een voldoende aantal doelmatige zitgelegenheden ter beschikking gesteld. Artikel 5.5 - Voorlichting 1. Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij sprake is van het handmatig hanteren van lasten wordt doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over: a. de wijze waarop lasten gehanteerd worden; b. de aan het handmatig hanteren van lasten verbonden gevaren voor hun veiligheid en gezondheid en de te nemen maatregelen om deze gevaren zo veel mogelijk te beperken. 2. Aan de betrokken werknemers wordt adequate informatie verstrekt over het gewicht van de te hanteren last en, wanneer het gewicht van de last niet gelijk verdeeld is, over het zwaartepunt of de zwaarste kant van die last. Artikel 5.6 - Bijlagen richtlijn Met betrekking tot fysieke belasting worden de bijlagen I en II bij de richtlijn in acht genomen.
P&O versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
10
Beleidsregel 5.2 – Fysieke belasting in kinderdagverblijven2) Grondslag: Arbobesluit artikel 5.2. Aan het bepaalde in artikel 5.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt voor wat betreft arbeid in een kinderdagverblijf voldaan als het volgende in acht wordt genomen. 1. Werkplekken zijn zodanig ingericht en er is zodanig meubilair aanwezig, dat zowel zittende als staande arbeid zo veel mogelijk op volwassenenhoogte en in een goede houding wordt verricht. Hierbij worden de volgende maten gehanteerd. a. De werkhoogte bij een aankleedtafel inclusief kussen is ten minste instelbaar tussen 90 en 105 cm. b. De hoogte van de bovenkant van een bedmatras van een hoog bed ligt tussen 85 en 110 cm. c. De hoogte van de bodem van een hoge box ligt tussen 85 en 100 cm boven vloerniveau. d. De vrije werkruimte bedraagt minimaal 1º 60 cm bij een bed; 2º 80 cm bij een stapelbed; 3º 80 cm bij een aankleedtafel; 4º 100 cm in een toiletruimte. e. De plint bij een aankleedtafel wijkt minimaal 10 cm terug van de voorzijde van de tafel. 2.
Tillen en dragen van kinderen wordt zo veel mogelijk voorkomen.
3.
In het vertrek zijn veilige hulpmiddelen beschikbaar waarmee kinderen zelfstandig op volwassenenhoogte kunnen komen.
4.
Kinderen die meer wegen dan 15 kg worden niet getild.
5.
Reiken met geheven armen duurt niet langer dan 3 minuten aaneengesloten.
6.
Werken met een gebogen rug (al dan niet in combinatie met hurken, knielen of zitten) duurt niet langer dan 4 minuten aaneengesloten.
7.
Zitten op de vloer tijdens de arbeid duurt niet langer dan vier minuten aaneengesloten of, indien een juiste rugsteun of ander hulpmiddel wordt gebruikt, niet langer dan 15 minuten.
8.
Hurken en knielen tijdens de arbeid wordt tot een minimum beperkt, maar duurt voor beide houdingen gezamenlijk niet langer dan 15 minuten per dag.
2
)
Beleidsregel 5.2 Fysieke belasting in kinderdagverblijven; Die voor kinderdagverblijven welke reeds worden geëxploiteerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, in werking treedt met ingang van 1 januari 2004. Bij een open skeletachtig bouwwerk is meer dan 2/3 deel van het voorvlak open.
Beleidsregel 5.4 Zittend werk, staand werk, gebruik van een stasteun Grondslag: Arbobesluit artikel 5.4. Aan de verplichting tot het ter beschikking stellen van doelmatige zitgelegenheid als bedoeld in artikel 5.4. wordt voldaan wanneer het hiernavolgende in acht wordt genomen. 1. Arbeid kan alleen dan zittend worden uitgevoerd als bedoeld in artikel 5.4. wanneer alle regelmatig voorkomende handelingen binnen het werkbereik van de handen en het zichtgebied van de individuele werknemer kunnen worden gebracht. 2. Bij zittend werk is ten behoeve van de bewegingsvrijheid van benen en voeten een vrije ruimte onder het werkblad aanwezig van ten minste 70 centimeter hoog en 60 centimeter breed en diep. Voor werkzaamheden in kantoren bedraagt de minimale diepte ten behoeve van de benen en voeten respectievelijk 65 en 80 centimeter.
P&O versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
11
3.
4.
5.
Indien kantoorwerkzaamheden worden verricht: a. is er ten behoeve van de werknemer een zitgelegenheid beschikbaar die aan de norm NEN 1812 "Ergonomie. Ergonomische criteria voor kantoorstoelen. Eisen voor afmetingen en uitvoering. Meet en beproevingsmethoden", 2e druk, december 1990, inclusief correctieblad augustus 1993, voldoet, met specificatie HAV of HRAV voor monotoon administratief werk en minimaal specificatie HRAV, LRAV, HR of LR voor afwisselend administratief werk; b. zorgt de werkgever voor een stoel met aangepaste maatvoering of verstelmogelijkheden in de gevallen dat de verstelmogelijkheden van deze stoel voor een werknemer niet toereikend zijn. c. voldoet de werktafel aan de norm NEN 2449 "Ergonomie. Ergonomische criteria voor kantoortafels. Eisen voor afmetingen en uitvoering. Beproevingsmethoden." 1e druk, december 1990, waarbij in plaats van de tafel met hoogte-instelbaarheid ook van een tafel met een vaste werkhoogte gebruik kan worden gemaakt, mits deze vaste werkhoogte tussen 74 en 76 centimeter ligt; d. is er, conform de ergonomische uitgangspunten in de praktijkrichtlijn NPR 1813 "Ergonomie. Ergonomische uitgangspunten voor kantoormeubelen en aanwijzingen voor het gebruik", 2e druk, december 1990, (toelichting bij NEN 1812 en NEN 2449) ten behoeve van de werknemers een voetensteun beschikbaar die voldoet aan de norm DIN 4556 "Büromöbel. Fußstützen für Büroarbeitsplatz; Anforderungen, Maße", februari 1983. Bij industriële werkzaamheden die zittend kunnen worden verricht, is een zitgelegenheid beschikbaar die aan de norm NEN 1812 "Ergonomie. Ergonomische criteria voor kantoorstoelen. Eisen voor afmetingen en uitvoering. Meet en beproevingsmethoden", 2e druk, december 1990, inclusief correctieblad augustus 1993, of DIN 68877 "Arbeitsdrehstuhl; Sicherheitstechnische Anforderungen, Prüfung", juli 1981, voldoet. Als de situatie dat vereist, heeft zo'n zitgelegenheid tevens gunstige eigenschappen ten aanzien van hygiëne, stroefheid en ventilatie van het materiaal. Onder het doelmatig werken met een stasteun wordt in dit verband verstaan dat het gebruik ervan (bijna rechtop staand met licht gebogen knieën) niet gepaard gaat met dikwijls vooroverbuigen .
P&O versie 2 P.R. Stroeve 14 juni 2013
12