Driemaandelijks tijdschrift van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten
www.iec-iab.be | Nr. 4 / 2011
Interview met Paul De Grauwe De ECB kan de schuldencrisis een halt toeroepen! Boekhoudrecht Synthese van de accrual-hervorming van de Belgische staat en de gewesten Beroep Studiedag van 26 september 2011: Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen Beroep Forum for the Future: een derde hoogstaand congres!
AFGIFTEKANTOOR: 3000 LEUVEN I P608443 – IEC-IAB E . J A C Q M A I N L A A N 1 3 5 / 2 – B E - 1 0 0 0 B R U S S E L
Trends Is Europa “definitief” gered?
Forum for the Future: een derde hoogstaand congres!
Inhoud Accountancy&Tax
3
Editoriaal
Driemaandelijks tijdschrift van het IAB nr. 4 / 2011
4
Interview met Paul De Grauwe De ECB kan de schuldencrisis een halt toeroepen!
8
Boekhoudrecht Synthese van de accrual-hervorming van de Belgische staat en de gewesten Raymond Ghysels, Pascale Phan en Christos Tsatsis
ADMINISTRATIE EN REDACTIE
IAB, Emile Jacqmainlaan 135/2, 1000 Brussel Tel.: +32 2 543 74 90 – Fax: +32 2 543 74 91 E-mail:
[email protected] REDACTIECOÖRDINATOR
M. Tilmant E-mail:
[email protected] REDACTIECOMITÉ
E. Basso, A. Bert, J. Colson, J. De Blay, A. Faljaoui, S. Ghilain, N. Hormans, C. Janssens, J.-L. Kilesse, R. Lassaux, E. Steghers, M. Tilmant, B. Vanderstichelen, K. Vandriessche
20
Beroep Studiedag van 26 september 2011: wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen Jacques Colson
25
Beroep Forum for the Future: een derde hoogstaand congres!
30
Trends Is Europa “definitief” gered? Amid Faljaoui
32
IAB in ’t kort
32
Wetgeving
33
IAB-info flashback
34
Vakliteratuur
UITGEVERS
Intersentia, Groenstraat 31, 2640 Mortsel www.intersentia.be Anthemis, Chemin du Cyclotron 6, 1348 Louvain-la-Neuve www.anthemis.be ILLUSTRATOR COVER
Rosemarie De Vos VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
A. Bert, Emile Jacqmainlaan 135/2, 1000 Brussel ISSN 1375-9876 MEDEDELING VOOR DE LEZERS
De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en mening van auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité. Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) Opgericht bij Wetten van 21 februari 1985 en 22 april 1999 UITVOEREND COMITÉ
Voorzitter: A. Bert Ondervoorzitter: B. Vanderstichelen Secretaris-penningmeester: J. De Blay Secretaris: J.-L. Kilesse Leden: E. Degrève, B. Van Coile RAAD
Voorzitter: A. Bert Ondervoorzitter: B. Vanderstichelen Leden: J. Baeten, L. Ceulemans, M. Claes, C. Cloquet, J. De Blay, E. Degrève, J.-G. Didier, J. Hellin, J.-L. Kilesse, F. Schelfhaut, S. Troonbeeckx, B. Van Coile ALGEMEEN DIRECTEUR
E. Steghers
EDITORIAAL
Editoriaal
I
n volle Dexia-crisis hadden wij een interview met professor Paul De Grauwe, emeritus aan de Katholieke Universiteit Leuven en vanaf februari 2012 verbonden aan de London School of Economics. We spraken over de financiële crisis in Europa en de ondergang van een gevestigde financiële instelling. Drie jaar na de bankencrisis van 2008 zijn de vooruitzichten nog steeds onzeker en elk moment kan een nieuw probleem opduiken. De vraag rijst hoever men kan gaan in de ondersteuning van landen en banken zonder de eigen stabiliteit te ontwrichten. Hopelijk is er op het ogenblik dat u dit leest een regering met volle bevoegdheid die hierop op een adequate manier een antwoord kan bieden. Ondernemingen ondervinden nog steeds concurrentie door de nadelige loonkostevolutie ten opzichte van andere landen. Honkvaste grote ondernemingen gehecht aan land en streek nemen het woord delokalisatie in de mond, wat opnieuw tot banenverlies kan leiden. Indien dat zich voordoet, dan moet dit gedeeltelijk worden opgevangen door de tewerkstelling in ondernemingen die door hun gerichtheid op de binnenlandse markt of door hun geringe omvang niet dezelfde keuze kunnen maken. Vandaar dat het ontzettend belangrijk is dat voor de kmo, of eenvoudig voor de kleine ondernemingen, maatregelen worden genomen om het overleven te waarborgen. Rechtszekerheid voor de ondenemingen en de bedrijfsleiders zal het ondernemen stimuleren, terwijl de toegang tot krediet gewaarborgd moet blijven. Wij waren met een Belgische delegatie op het 66e congres van de Frans Ordre des Experts-Comptables in Marseille, met als thema “De accountant en de zeer kleine onderneming”. Met 4 600 deel-
nemers werd een record bereikt! Twee ministers konden rekenen op 3 000 toehoorders tijdens de plenaire zitting. We hebben er gehoord dat er overleg is tussen beroep en regering over maatregelen ter vereenvoudiging en maatregelen ter bevordering van het ondernemen. Tevens werden akkoorden gesloten tussen de Ordre en bankinstellingen om kredieten tot € 25 000,00 waarvan het dossier wordt ingediend door een accountant, af te handelen binnen de veertien dagen. Intussen blijven wij in het ongewisse welke de definitieve voorstellen van Europa zullen zijn omtrent de boekhoudkundige verplichtingen voor de zeer kleine ondernemingen (micro-entiteiten). Er is nog geen overeenstemming tussen de lidstaten, maar een vereenvoudiging mag niet leiden tot een afbrokkeling van het vertrouwen in deze ondernemingen die door het eventueel wegvallen van de neerleggingsplicht genoodzaakt zullen zijn op een aangepaste wijze voldoende informatie te verstrekken aan de stakeholders waardoor een beoogde kostenverlaging veraf zou kunnen zijn. De deelnemers aan het FFF konden nogmaals vernemen hoe het beleid van het Instituut zich toespitst op de kwaliteit van de beroepsuitoefening. ‘Accountant’ en ‘belastingconsulent’ zijn niet enkel titels of kwalificaties, maar moeten garant staan voor kwaliteit en competentie. Of men zich nu permanente of geprivilegieerde raadgever noemt van de onderneming is niet belangrijk. Het is de kwaliteit in de dienstverlening die voorop moet staan. En daarop focust het IAB de komende jaren.
•
André Bert, Voorzitter
2 0 11 / 4
3
INTERVIEW
Interview met Paul De Grauwe De ECB kan de schuldencrisis een halt toeroepen! De Dexia-affaire, de schuldencrisis, Griekenland, Italië, banken, inflatie en deflatie, notionele interest, fiscale amnestie… Dit is slechts een greep uit de thema’s waarover we een gesprek hadden met econoom Paul De Grauwe van de KUL en de London School of Economics.
Op zijn 65e moest Paul De Grauwe zich erbij neerleggen: je zal maar één van de beste economen van België zijn, maar de hakbijl is onverbiddelijk: 65 jaar is de pensioenleeftijd, zelfs voor een professor aan de KULeuven. En dus blijft deze eminente econoom sinds september 2011 als emeritus aan de KULeuven verbonden (waar hij overigens wel één cursus behoudt), maar omdat hij zich nog jong voelt en deze verplichte pensioendatum “onzin” vindt, aanvaardde hij een leerstoel aan de prestigieuze London School of Economics. Zo kan hij ‘s weekends thuiskomen en zich alsnog bezighouden met zijn kleinkinderen die hij aanbidt. Paul De Grauwe is in Ukkel geboren en heeft een Franstalige moeder en een Nederlandstalige vader. Hij is een liberale econoom in hart en nieren maar aarzelt niet om zijn oude overtuigingen vaarwel te zeggen, als de financiële actualiteit aantoont dat de stelling van de “efficiënte markt” niet meer geldt. Dergelijke houding is veeleer zeldzaam in de wereld van de macro-economen, die vaak liever de verkondigde leer oppoetsen dan de fundamenten van deze macro-economie in twijfel te trekken, die onder meer voorhoudt dat de crisis niet bestaat en in de meeste macromodellen de banksector negeert.
Kan men zich een mooiere hommage wensen? Deze uitzonderlijke econoom wilde graag zijn kennis met ons delen en de huidige crisis toelichten. IAB: De schuldencrisis blijft een hot topic. In die mate zelfs dat we ons afvragen of er nog wel een oplossing is. Paul De Grauwe: Om de huidige crisis te begrijpen, en vooral de aanvallen van de financiële markten, moeten we teruggaan tot de tijd waarin we de centrale banken nog niet de rol van ultieme kredietverstrekker hadden toebedeeld. Wanneer in die tijd een bank in de problemen kwam, werden de cliënten bang, ook voor de gezondheid van de andere banken. De spaarders en de beleggers sloegen op de vlucht – de fameuze bank run van de Angelsaksen – en de banken werden in het faillissement gedreven, zelfs als ze solvabel waren. Daarom heeft men aan de centrale banken gevraagd de rol van ultieme kredietverstrekker op te nemen of, met andere woorden, om de commerciële banken cash te verstrekken; zoveel cash als ze behoefden, net om dergelijke bank run te vermijden. IAB: Waarin is dat een les voor de eurozone?
Het mooiste compliment of eerbetoon dat hij onlangs mocht ontvangen, kwam van Paul Krugman, Nobelprijswinnaar economie en columnist bij The New York Times. Paul Krugman schreef immers: “Martin Wolf van de Financial Times wees mij op deze studie van Paul De Grauwe over de eurozone – een studie die ik graag zelf had geschreven”.
4
2 0 11 / 4
Paul De Grauwe: We komen er. De landen van de eurozone die schuld uitgeven, geven die niet uit in hun originele nationale munt, maar in euro. Dat wil zeggen dat die landen niet de mogelijkheid hebben om aan hun nationale bank te vragen hen de cash te verstrekken die nodig kan zijn om de
INTERVIEW
Voorzitter André Bert met econoom Paul De Grauwe
IAB: Wat moeten we doen om deze beleggers gerust te stellen?
Paul De Grauwe: Oorspronkelijk beschikte dit fonds slechts over 400 miljard euro, maar zelfs 1 000 miljard euro volstaat niet als een land als Italië door de financiële markten zou worden aangevallen. De beleggers weten dat maar al te goed en daarom, ik zeg het nog eens, is het probleem alleen op te lossen via de ECB. Maar blijkbaar is de ECB de gevangene van zijn eigen ideologie.
Paul De Grauwe: Heel eenvoudig: de ECB verzoeken zoveel geld te drukken als nodig is om de schulden terug te kopen van de met schulden overladen landen.
IAB: Is men niet bang dat de ECB een ongecontroleerde inflatie zal doen ontstaan, als ze de geldpersen in beweging zet?
schuldeisers van het land terug te betalen. Daardoor ontstaat twijfel over de vraag of ze hun schuldeisers wel kunnen terugbetalen. De financiële markten zien dat ook en dat is de voornaamste reden voor hun zenuwachtigheid.
IAB: Maar verbieden de verdragen dat niet? Paul De Grauwe: Dat blijft iedereen maar zeggen, maar het is niet waar. De ECB kan zonder enig probleem of beperking de overheidsschuld op de secundaire markt opkopen. IAB: Wat met het Europees Noodfonds (FESF) dat er in principe mee belast is de overheidsschuld op te kopen? Is dat niet de taak van het FESF? En daarenboven zou het moeten beschikken over de tegenwaarde van 1 000 miljard euro…
Paul De Grauwe: Dat is de officiële uitleg. Maar het is niet waar! Er zal geen inflatie komen. Kijk maar naar de Verenigde Staten, waar de FED, de Amerikaanse centrale bank, het instrument van de geldpers heeft gebruikt. De inflatie blijft nochtans onder controle. En trouwens, als je moet kiezen tussen een beetje inflatie of een recessie en massale werkloosheid, is de keuze toch snel gemaakt, niet? Het probleem met de ECB is dat als ze tussenkomt, dat altijd tegen haar zin is en ze onderstreept dat het maar tijdelijk is. De financiële markten horen die boodschap en trekken er de conclusie uit dat de crisis nog niet voorbij is…
2 0 11 / 4
5
INTERVIEW
IAB: Het FESF (Europees Noodfonds) heeft volgens u dus niet de middelen om een mogelijke besmetting door de Griekse crisis in te dijken? Paul De Grauwe: Op dit moment – zeg ik erbij, want het kan zeer snel evolueren – is het achterliggende plan het volgende: in plaats van het door de landen in moeilijkheden uitgegeven overheidspapier rechtstreeks te kopen, zou het FESF de private agenten die deze effecten kopen, een schijf van hun investering waarborgen. Bijvoorbeeld 20 %. Maar ik geloof nooit dat zoiets zal werken. Want deze wankele constructie komt bij de financiële markten niet geloofwaardig over. Ik zeg het nogmaals, alleen de ECB kan het uitdijen van de crisis beletten. De ECB beschikt over onbeperkte middelen, aangezien ze zoveel geld kan drukken als ze wil. In feite zou ze een communiqué moeten verspreiden waarin ze zegt: ik zal alle middelen waarover ik beschik gebruiken om de prijs van de Italiaanse of Spaanse staatsobligaties te ondersteunen. IAB: Uit de euro treden was vroeger onbespreekbaar. Maar dat is niet langer het geval. Vroeger kwam dit standpunt van Angelsaksische critici, zoals de Amerikaanse econoom Nouriel Roubini of de Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz. Maar wordt dat scenario vandaag zelfs niet in Europa overwogen? Paul De Grauwe: Laat ons zeggen dat het waar is, de uittreding uit de euro is mogelijk geworden, ook al is het weinig waarschijnlijk. Maar het tempo van de Europese topontmoetingen – 14 op 21 maanden – bewijst dat wat gisteren onmogelijk was, morgen mogelijk kan worden. IAB: Op die Europese tops werden toch beslissingen genomen, onder andere over de herkapitalisatie van de banken? Dat is toch goed nieuws? Paul De Grauwe: Ik zeg niet dat de herkapitalisatie van sommige banken niet nodig is, maar dat is momenteel niet het heikelste probleem. Wat echt dringt, is de besmetting afstoppen, onder meer in Italië en in Spanje, de zwaargewichten van het zuiden van Europa. Vergeet niet dat Italië de derde economie van de eurozone is. Waarom zeg ik dat? Omdat, als de koersen van de Italiaanse, Griekse of Spaanse effecten instorten, de balansen van de banken verslechteren. Wat wil zeggen dat het de crisis van de overheidsschuld is, die de bankencrisis veroorzaakt. Mijn vraag is dus eenvoudig: wat zal er gebeuren als u de banken herkapitaliseert zonder het probleem van de besmetting op te lossen? De
6
2 0 11 / 4
koersen van de schulden van de zwakste landen zullen blijven dalen en de balansen van de banken blijven verslechteren. We zullen dus nooit uit de vicieuze cirkel geraken. Gaan ze ons binnen een aantal maanden zeggen dat de banken nog eens geherkapitaliseerd moeten worden? En, laten we ernstig blijven, met het huidige beursklimaat zijn het de staten die de banken zouden moeten herkapitaliseren, want de privébeleggers willen niet investeren in deze risicosector. En, zoals u al begrepen hebt, zal de overheidsschuld daardoor nog eens toenemen en het wantrouwen van de beleggers nog erger worden… En zal het overheidspapier nog maar eens worden aangevallen, zodat alles opnieuw begint. IAB: En hoe staat het met ons Belgenlandje? Paul De Grauwe: Iedereen kent onze zwakke punten, ook de financiële markten. Te lang zonder volwaardige regering en politieke spanningen over de opmaak van de begroting. Maar wij hebben ook pluspunten, onze economische prestaties zijn doorgaans behoorlijk en ook ons hoog spaarvermogen is een gegeven dat in ons voordeel pleit. Maar de recessie die er in 2012 aankomt, vergt snelle oplossingen. Onder meer via een vermindering van de uitgaven, en niet door nieuwe belastingen. IAB: Wat denkt u over de Dexia-affaire? Paul De Grauwe: De details van deze trieste zaak moeten nog door een parlementaire onderzoekscommissie worden uitgespit, maar in een ruimere context dan de Dexia-affaire, denk ik dat men het beheer van de topmanagers van de Belgische banken die problemen hebben gehad, zou moeten aanpakken. Als de federale staat zich bijvoorbeeld borg stelt voor de slechte activa van een bank, moet ze ook het beheer ervan overnemen en die mensen tot ontslag dwingen! En degenen die fouten begaan hebben, moeten strafrechtelijk worden vervolgd. Dat is een absolute voorwaarde om bestuurders tot voorzichtigheid aan te manen. IAB: Zou men een andere oplossing kunnen overwegen? Paul De Grauwe: Ik heb het al in de pers verkondigd: we hadden de aandeelhouders naar huis moeten sturen zonder één euro. Eerlijk gezegd, zie ik niet in waarom de aandeelhouder van een bank recht zou hebben op een voorkeurbehandeling vanwege de overheid ten opzichte van elke andere aandeelhouder. De aandeelhouder heeft gegokt en verloren. Uiteraard weet ik ook dat men rekening moest houden met de belangen van de lokale overheden en dat er
INTERVIEW
Franse aandeelhouders waren die de Franse staat niet in de kou wilde laten staan. Maar voor het overige ben ik er niet zeker van dat de manier waarop Dexia “gered” werd wel goed is voor België! IAB: Waarom denkt u dat? Paul De Grauwe: Omdat het evident is, zeker wat de verstrekte waarborgen betreft. Voor België bedragen die waarborgen 13 % van het BBP, tegen slechts 2 % voor Frankrijk. Dat verschil gaan ook de ratingbureaus opmerken, met alle mogelijke negatieve gevolgen voor de rating van België. IAB: Iets heel anders nu: wat denkt u over de notionele interest? Het gerucht gaat dat in de begrotingsonderhandelingen sprake is van een eventuele afschaffing of wijziging van het systeem. Paul De Grauwe: Volgens mij is dat systeem positief, zeker voor de kmo’s die belang hebben bij een versterking van hun eigen vermogen. Maar ik meen ook dat moet worden vermeden dat de grote ondernemingen het systeem doen ontsporen om hun belastbare grondslag in overdreven mate te verminderen.
IAB: En wat denkt u van een mogelijke derde fiscale amnestie? Paul De Grauwe: Ik heb er niets op tegen: geld terughalen in deze tijden van crisis is altijd positief. Maar weet men exact wat de twee vorige fiscale amnestiemaatregelen hebben opgebracht? IAB: Bent u, wat de begrotingsmaatregelen betreft die moeten worden genomen om ons deficit te verminderen, voorstander van het “snoeien in de uitgaven” of van “meer fiscale ontvangsten”? Paul De Grauwe: Ik pleit zeer duidelijk voor een vermindering van de overheidsuitgaven! Ik meen dat het deficit als volgt moet worden verminderd: 2/3 door een vermindering van de uitgaven en 1/3 door meerontvangsten. 50 % van die overheidsuitgaven komt op rekening van de sociale zekerheid. Ik denk niet dat ze dat bij de besprekingen naast zich kunnen leggen. Maar er moeten nog andere inspanningen worden geleverd. Inzetten op de uitgaven, in de plaats van op de ontvangsten, dat is ook een manier om deflatie te voorkomen!
•
2 0 11 / 4
7
BOEKHOUDRECHT
Synthese van de accrual-hervorming van de Belgische staat en de gewesten Vergelijkende analyse van Study 14 van de IFAC, 3e editie januari 2011 en van het verslag van het Belgisch Rekenhof, 5 januari 2011
Raymond Ghysels, Pascale Phan en Christos Tsatsis Centre de recherche en comptabilité et contrôle de gestion, Solvay Brussels School of Economics & Management van de ULB
1. Inleiding Dit artikel analyseert de hervorming van de boekhouding van de Belgische overheidssector en diens overschakeling van een besloten begrotingsboekhouding naar een geïntegreerd vermogens- en begrotingsboekhoudstelsel. De lokale overheden zijn in feite al overgestapt naar een vermogensboekhouding bovenop hun begrotingsboekhouding: de gemeenten in 1995, de ocmw’s in 1997, de provincies in 2003 en de overheidsbedrijven vanaf 2005, afhankelijk van het gewest waartoe ze behoren. Nu is het de beurt aan de federale Staat1 en de entiteiten die ervan afhangen.2
Deze hervorming, die in werking treedt op 1 januari 20123, wordt toegelicht door twee heel recente belangrijke teksten, de ene met internationale, de andere met nationale draagwijdte. Het opzet van dit onderzoek is dus een analyse te maken van de accrual-hervorming, door ze te toetsen aan Study 14 van de IFAC4 en aan het verslag van
3
Rekenhof, “Voorbereiding van de administratieve openbare instellingen
(AOI), de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie (ADBA) en de staatsbedrijven (SB) op de boekhoudkundige verplichtingen van de comptabiliteitswet van 22 mei 2003”, inwerkingtreding op 1 januari-2012:
1. voor de Staat: door art. 133 van de Wet van 22 mei 2003 houdende
organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, gewijzigd door art. 32 van de Wijzigingswet van 22 december 2008, 1
Wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van
de comptabiliteit van de federale Staat. 2
Wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen
2. voor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, de Franse
Gemeenschap en het Waalse Gewest: door art. 1 van het KB van 4 mei 2010.
die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de
4
boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de
Study 14, januari 2011, New York, 332 p. De tweede editie van Study 14
organisatie van de controle door het Rekenhof.
dateert van december 2003.
8
2 0 11 / 4
IFAC, International Federation of Accountants, Cf. www.ifac.org. IFAC,
BOEKHOUDRECHT
het Rekenhof.5 Uit Study 14 komt het wisselend belang naar voren van een internationale ervaring met hervormingen naar accrual accounting doorheen de wereld. De Belgische ontwikkelingen zullen ook worden vergeleken met de internationale standaarden, uitgevaardigd door de IPSAS Board (hierna IPSASB), die al zijn aangenomen door een 70-tal landen, de belangrijke internationale instellingen en de INTOSAI.6 De begroting is nooit een beheersinstrument geweest, maar vooral een instrument voor de machtiging van uitgaven. We kunnen Suzanne DESILLE7 dus bijvallen als ze schrijft: “de begrotingsboekhouding… is een overheidshandeling strekkende tot het voorzien en het toestaan van uitgaven, in het algemeen belang, met het oog op de voldoening van de behoeften of de herverdeling van de inkomsten” maar niet meer…
Hervorming van de boek houding van de Belgische overheidssector: de federale staat en de entiteiten schakelen (eindelijk) over op een geïntegreerd vermogens- en begrotings boekhoudstelsel
5
De referenties worden verder in het artikel overgenomen.
6
INTOSAI, International Organization of Supreme Audit Institutions
(de wereldwijde koepelorganisatie van nationale rekenkamers). 7
générale
dans
le
système
de
comptabilité
des
administrations: avantages et difficultés”, Documentatieblad, FOD Financiën, 69ste jaargang, nr. 1, p. 127-142, Brussel.
2.1. Opmerkingen door de IPSASB De IPSASB somt, zeer bondig, een tiental voordelen8 op die van belang zijn bij het vaststellen van de aansprakelijkheid en het vereenvoudigen van de investerings- en beheersbeslissingen, als de boekhouding op vermogensrechtelijke basis wordt opgemaakt: 1. betere rapportering, zowel op korte als op lange termijn, van: a. de aanwendingen (gebruik, toewijzing of bestemming van de middelen) en b. de middelen (in kapitaal door eigen vermogen of inbrengen, in ontvangen subsidies en in inkomsten uit arbeid door getarifeerde diensten); 2. nauwkeurige bepaling van het vermogen en de langetermijnevolutie ervan, a. zowel wat betreft de vermogensmutaties (wijziging van de structuur van het vermogen zonder wijziging van de nettowaarde), b. als wat betreft de schommelingen van het vermogen9 (wijziging van de bruto- of nettowaarde van het vermogen en van de structuur, die aanleiding geven tot een verrijking of een verarming); 3. betere waardering van de kaspositie en de financiële prestaties, alsook, dankzij de completere en duidelijkere financiële analyses, van de cashflow, in het bijzonder wat de talrijke balans- en resultatenratio’s betreft; 4. hulpmiddel voor betere beslissingen over de middelen en bij de verschillende opportuniteitskeuzen inzake de aanwendingen en een betere waardering op lange termijn van de a. onderhouds- en herstellingskosten en van de bijkomstige investeringen, of b. van de exploitatiekosten of kosten van financiële verplichtingen; 5. weergave, via de financieringstabellen, van de oorsprong en de bestemming van de fondsen; 6. mogelijkheid tot het meten van het evenwicht tussen het bedrijfskapitaal, de behoefte aan bedrijfskapitaal en de kaspositie (en niet louter de liquide middelen)10;
8
IFAC, Study 14, o.c., § 1.17-1.27.
Cf. ook het voorvermeld KB van 7 april 1954, art. 26, lid 1, 2°. Jammer genoeg geldt die bepaling enkel voor de ION’s. 9
S. DESILLE, Eerste Auditeur bij het Rekenhof, “L’apport d’une
comptabilité
2. Voordelen van de vermogensboekhouding
F. KHROUZ, Comptabilité et gestion, Comptabilité générale, analyse financière et consolidation des comptes, Solvay Brussels School of Economics & Management, Brussel, 2010, p. 345. 10
2 0 11 / 4
9
BOEKHOUDRECHT
7. bevordering van de inschatting van de looptijd van de langetermijnfinanciering van de investeringen en van de exploitatiekosten of -uitgaven ten gevolge van die investeringen; 8. de vaststelling van de inventaris van niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen; 9. bevordering en verbetering van het aantonen van het verantwoorde beheer van de middelen; en 10. vereenvoudiging van de waardebepaling van de maatstaf van de kostprijswaardering.
Ideaal zou zijn: de integratie van de verschillende boekhoudprogramma’s 2.2. Opmerkingen van het Belgisch Rekenhof Het Rekenhof had in zijn 160e Boek11 de essentie van de Belgische accrual-hervorming al zeer duidelijk samengevat in zes opmerkingen: 1. “daar waar de algemene rekening van de Staat thans bestaat uit: a. de uitvoeringsrekening van de begroting, b. de rekening van de vermogenswijzigingen, en c. de thesaurierekening, bestaat zij volgens de nieuwe wet uit: d. de jaarrekening, en e. zover een wettelijke bepaling een dienst niet vrijstelt van het opmaken van een begroting, uit de rekening van uitvoering van de begroting, en f. een toelichting bij deze rekening. 2. De jaarrekening zelf bestaat uit: a. de balans, b. de resultatenrekening, c. de samenvattende rekening van de begrotingsverrichtingen overeenkomstig de economische classificatie, en d. de toelichting die de noodzakelijke informatie bevat om de balans en de resultatenrekening te kunnen analyseren.
3. Bovendien zal door iedere dienst van het algemeen bestuur ook een jaarverslag dienen te worden opgemaakt. Dit jaarverslag moet de link leggen tussen: a. de boekhoudkundige gegevens, en b. de activiteiten van de dienst of instelling. 4. Op het vlak van de begroting en de begrotingscomptabiliteit voorziet de wet, wat de uitgaven betreft, in twee soorten kredieten: a. enerzijds, de vastleggingskredieten ten belope waarvan bedragen kunnen worden vastgelegd uit hoofde van verbintenissen die ontstaan of worden gesloten tijdens het begrotingsjaar, en, b. anderzijds, de vereffeningskredieten ten belope waarvan tijdens het begrotingsjaar bedragen kunnen worden vereffend uit hoofde van rechten vastgesteld in uitvoering van voorafgaandelijk vastgelegde verbintenissen.12 5. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen gesplitste en niet-gesplitste kredieten, en 6. de op het einde van het begrotingsjaar beschikbare vastleggings- en vereffeningskredieten worden geannuleerd.” Aan deze zes opmerkingen moet nog worden toegevoegd dat het Verslag aan de Koning vóór de bekendmaking van het koninklijk besluit van 10 november 2009 tot vaststelling van het boekhoudplan van toepassing op de federale staat en op de gemeenschappen, de gewesten en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie duidelijk vermeldt dat: “… de Wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen, met inbegrip van haar uitvoeringsbesluiten13, overeenkomstig de wil van de wetgever in 1991, eveneens een belangrijk referentiekader vormt voor de toekomstige patrimoniale boekhouding van de openbare sector. Wat de balansrekeningen betreft, vindt onderhavig besluit bijgevolg grotendeels zijn inspiratie in de bepalingen die van toepassing zijn op de ondernemingen. Het specifiek ka-
12
Wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van
de comptabiliteit van de federale Staat, art. 8: “Een recht is vastgesteld wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1° zijn bedrag is op nauwkeurige wijze vastgesteld; 2° de identiteit van de schuldenaar of van de schuldeiser is bepaalbaar; 3° de verplichting om te betalen bestaat; 4° een verantwoordingsstuk is in het bezit van de betrokken dienst.”
De modaliteiten voor het vaststellen van de rechten moeten door de
Koning in een bijzonder koninklijk besluit worden vastgelegd. 13 11
Rekenhof, 160e Boek, zitting 2003-04, § 3.1.
10
2 0 11 / 4
In het bijzonder het KB van 30 januari 2001 tot uitvoering van het
Wetboek van Vennootschappen.
BOEKHOUDRECHT
rakter van de openbare sector heeft echter significante aanpassingen noodzakelijk gemaakt met betrekking tot de resultatenrekening, zoals die gedefinieerd wordt door voornoemde wet en besluiten.” Niettegenstaande dat Study 14 herhaaldelijk naar de IPSAS-standaarden verwijst, is daar, vreemd genoeg, niets van te bespeuren in de Belgische teksten: parlementaire stukken, verslagen, memories van toelichting, wetten, besluiten, enz. Nochtans staat het vast dat de invloed van deze standaarden de komende jaren nog zal toenemen, net zoals de IAS/IFRS dergelijke evolutie hebben doorgemaakt.
administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie (ADBA)16 en de staatsbedrijven (SB)17 op de boekhoudkundige verplichtingen van de comptabiliteitswet van 22 mei 2003” de gevaren van deze accrual-hervorming toegelicht, die lopende voorbereidingen inhouden. Sommige entiteiten vrezen niet tijdig klaar te zijn. Ze “wijzen o.m. op een gebrek aan informatie over de draagwijdte van de nieuwe wet, het ontbreken van uitvoeringsbesluiten en informatie over de financiële staten en/of een gebrek aan middelen en kennis.” “Veelal rekent men op externe hulp van de FOD waaronder de instelling ressorteert of van een externe accountant”.18
Een niet-realistische spreiding van de implementatie van de hervorming is vaak de oorzaak van het mislukken ervan
3. Beheer van de wijziging van de boekhoudstandaard 3.1. De valstrikken van de wijziging Dit omschakelingsproces mag niet geïsoleerd plaatsvinden, afgesneden van de omgeving waarin de overheidsentiteiten evolueren14, noch beperkt blijven tot een louter boekhoudkundige verandering. De hervorming streeft ook naar de modernisering van het beheer van overheidsaangelegenheden en naar het aannemen van good governance-regels. Om succesvol te zijn, moet de omschakeling steunen op een top down – bottom up-aanpak en de onvoorwaardelijke betrokkenheid bij en steun van alle (politieke en administratieve) hogere overheden krijgen. Zo nodig moet voor de politieke mandatarissen die weinig vertrouwd zijn met de algemene boekhouding, de interne controle en de beheerscontrole een verplichte opleiding worden voorzien. Met het oog op de invoering van een vermogensboekhouding moeten de bepalingen van de wetten, besluiten, decreten, ordonnanties en normen, vóór de inwerkingtreding ervan, duidelijk en volledig zijn, zodat de inspectie van Financiën en het Rekenhof hun respectieve taken ten volle kunnen opnemen. Om die reden heeft het Rekenhof, in zijn opmerkelijk, scherpzinnig maar streng verslag “Voorbereiding van de administratieve openbare instellingen (AOI)15, de
Dat alles is nog beheersbaar, maar de onopgeloste vragen aangaande de compatibiliteit, het gebruiksgemak, de beschikbaarheid en de functionaliteit van de software waarin de algemene boekhouding, de begrotingsboekhouding en de analytische boekhouding zijn geïntegreerd, vergroten het gebrek aan voorbereiding en de onzekerheid.19
en de federale instellingen en de instellingen met een administratieve opdracht, zijnde de non-profitinstellingen. Economische en industriële activiteiten vallen dus niet onder dit begrip. Het is niet beperkt tot de instellingen van openbaar nut, ook de niet door de Wet van 1954 bedoelde instellingen worden beoogd. 16
Onder “administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie”
wordt verstaan de administraties waarvan het beheer en de boekhouding door een wet zijn afgezonderd van het beheer en de boekhouding van de diensten van het algemeen bestuur, zonder dat ze 14
Study 14, § 2.1 tot 2.4.
over rechtspersoonlijkheid beschikken.
15
Onder “administratieve openbare instelling” wordt verstaan de
17
Onder “staatsbedrijven” wordt verstaan, de entiteiten die worden
overheidsinstellingen met rechtspersoonlijkheid, met uitzondering van
geregeld door een bijzondere wet. Naar ons weten bestaat er slechts
de openbare instellingen van sociale zekerheid van de categorie D van
één enkele onderneming van dit type. Het betreft de Koninklijke Munt
de Wet van 16 maart 1954 en van de openbare instellingen van sociale
van België. Cf. Wet van 4 april 1995 houdende diverse fiscale en
zekerheid bedoeld in het KB van 3 april 1997 houdende maatregelen
financiële bepalingen, art. 49 tot 63.
met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van
18
Rekenhof, Verslag van 5 januari 2011, p. 39.
sociale zekerheid. Deze definitie beoogt enkel de categorieën A, B en C
19
Rekenhof, voormeld Verslag van 5 januari 2011, p. 29-36.
2 0 11 / 4
11
BOEKHOUDRECHT
3.2. De stappen van de omschakeling Tussen de verschillende entiteiten die bij de omschakeling betrokken zijn, zal onvermijdelijk een behoorlijke diversiteit worden vastgesteld.20 Een brede schakering van benaderingen en combinaties daarvan behoort tot de mogelijkheden, afhankelijk van een veelheid aan historische, institutionele, economische en andere factoren. Bij deze overschakelingsfasen wijst de IPSASB op twee cruciale kwesties: 1. de gap analysis en 2. de spreiding van de overschakelingsmodaliteiten. De gap analysis21 is het gevolg van de meest correcte inschatting van de kloof tussen het huidig eigen systeem van financiële verslaggeving en het systeem dat de accrual accounting voorstaat en dat op 1 januari 2012 in werking zou moeten treden. Het probleem voor de meeste entiteiten is dat nog niet alle uitvoeringsbesluiten tot vaststelling van het nieuw boekhoudkundig kader zijn genomen. Daardoor worden de noodzakelijke aanpassingen aan de software voor algemene, begrotings- en analytische boekhouding tegengehouden, te meer daar de ideale oplossing uiteraard de integratie van deze verschillende boekhoudprogramma’s is. Met betrekking tot de spreiding van de omschakelingsmodaliteiten, adviseert de IPSASB de toepassing van een step-by-step implementatie.22 De IPSASB stelt vast dat dergelijke hervorming moet beginnen met de, eventueel stelselmatige, recognition van alle activa en passiva die aan dit erkenningscriterium beantwoorden, maar ook aan dat van de boekhoudomgeving. De board vestigt de aandacht op de volgende drie “snelheden”: 1. de korte spreiding (over één tot drie jaar) komt voor wanneer de uitvoerende macht een beperkt aantal entiteiten krachtig ondersteunt; 2. de middellange spreiding (over vier tot zes jaar) is verkieslijk wanneer de voorbereiding van de implementatiemaatregelen genormaliseerde boekhoudplannen, jaarrekeningschema’s, waarderingsregels en wettelijke regels voor de openbaarmaking van de financiële verslaggeving van de overheidsentiteiten noodzaakt; 3. de lange spreiding (over meer dan zes jaar) wordt noodzakelijk wanneer, bovenop de sub punt 2 hiervoor ver-
melde elementen, eisen inzake de integratie van de algemene, begrotings- en analytische boekhoudingen, een serie testen en een gepaste opleiding van de nationale, gewestelijke en lokale boekhouders en de onwetende politieke mandatarissen nodig zijn. Die periode dreigt nog te worden verlengd door een zekere hervormingsmoeheid! Een niet-realistische spreiding van de implementatie van de hervorming is vaak de oorzaak van het mislukken ervan.23 In dat opzicht is de Belgische ervaring tot dusver geen succes. Het Rekenhof24 moet jammer genoeg vaststellen dat: 1. na de invoering op 1 januari 2009 van de Wet van 22 mei 2003 bij vijf pilootdepartementen, deze wet, samen met het daarmee gepaard gaande IT-project Fedcom, op 1 januari 2010, hetzij zes jaar later, slechts bij vier departementen in werking getreden is; 2. sinds de opstart van Fedcom nog maar één uitvoeringsbesluit25 definitief goedgekeurd en gepubliceerd is, terwijl er een twintigtal uitvoeringsbesluiten verwacht worden26; 3. de onvolledige juridische omkadering ertoe leidt dat de departementen ad hoc oplossingen uitwerken. Die situatie vormt een risico voor het welslagen van het project; 4. in de SAP-toepassing nog een sluitende controle op de beschikbaarheid van de wettelijke programmakredieten ontbreekt, waardoor het risico op kredietoverschrijdingen blijft bestaan; 5. de invoering van de nieuwe boekhouding bovendien niet zorgt voor een toereikende financiële rapportering en een tijdige indiening van de algemene rekening, noch voor een versterking van de interne controle; 6. de Commissie voor de Openbare Comptabiliteit opgericht werd bij Wet van 18 januari 2010, maar tot dusver
23
Study 14, o.c., § 2.32.
24
Rekenhof, 167e Boek, zitting 2010-11, vol. 1, p. 22 e.v.
25
Cf. KB van 10 november 2009 tot vaststelling van het boekhoudplan
van toepassing op de federale staat en op de gemeenschappen, de gewesten en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie. 26
Dienaangaande betreurt S. DESILLE: “Dit besluit zal niet samen of
meteen na de wetten worden genomen, zoals het koninklijk besluit van 7 april 1954 tot uitvoering van voormelde wet van 16 maart 1954. Dat is jammer, want daardoor wordt de indruk gewekt van een onvoltooide hervorming die niet dringend moest worden ingevoerd. Momenteel 20
Study 14, o.c., § 2.18-2.50.
wachten we er steeds op” in “L’apport d’une comptabilité générale
21
Study 14, o.c., § 2.19.
dans le système de comptabilité des administrations: avantages et
22
Study 14, o.c., § 2.25-2.32.
difficultés”, o.c.
12
2 0 11 / 4
BOEKHOUDRECHT
het uitvoeringsbesluit dat de leden ervan aanwijst, ontbreekt.27 Die Commissie moet haar werkzaamheden aanvatten, zodat zij onder meer de hiaten van het bestaande boekhoudplan kan verhelpen (deze Commissie heeft gelijkaardige bevoegdheden als de Commissie voor Boekhoudkundige Normen); 7. de dienst Federale Accountant, die een cruciale rol speelt op het vlak van het beheer van het systeem, de ondersteuning van de departementen, de wetgeving, de vorming en de rapportering, over onvoldoende capaciteit lijkt te beschikken om een gepast antwoord te bieden op alle uitdagingen die zich stellen over de implementatie van het nieuwe systeem; en 8. ook niet in staat lijkt om een gepast antwoord te bieden op de verwachtingen van de departementen die al met Fedcom werken.
3.3. De nood aan controle tijdens de overgangsperiode De IPSASB raadt, tijdens de overgangsfase, de volgende noodzakelijke controles aan28: 1. de bestaande controles moeten, de hele duur van de overgangsperiode, tot de volledige voltooiing van de hervorming, worden gehandhaafd. Die controles moeten parallel worden doorgevoerd; 2. die controles zullen bijdragen tot de nieuwe compliance with the stated basis of accounting29; 3. de eerste nieuwe financiële rapporteringen moeten worden uitgegeven als trial run; 4. de entiteiten moeten de moed betonen om deze zogenaamde eerste financiële verslaggeving niet gecertificeerd te durven publiceren, as an interim step and for a limited number of reporting periods en
5. vervolgens de latere staten publiceren. Die vormen, wat in de accrual-hervorming genoemd wordt, de algemene rekening30 (bestaande uit de jaarrekening en de rekening van uitvoering van de begroting). De IPSASB meldt dat de FEE (Fédération des experts-comptables européens) onlangs een studie heeft gepubliceerd over de impact van de accrual-hervorming op de overheidssector.31 Het doel van de hervorming is dat het accrual boekhoudprincipe het mogelijk maakt een true and fair view of the net assets, financial position and results of operations in accordance with the relevant financial reporting framework te verstrekken, wat een begroting, of zelfs een rekening van uitvoering van de begroting nooit zouden vermogen te doen. In meer dan de helft van de 13 lidstaten32 die het accrual gebaseerd systeem voor hun nationale rekeningen hebben aangenomen, werd een deel van de controles uitbesteed aan privékantoren en werd bijstand verleend door gespecialiseerde externe accountants. Het is verbazend dat alleen België en Frankrijk de uitbesteding van dergelijke professionele diensten verbieden.33 Speciaal voor België preciseert de studie jammer genoeg dat: 1. “In Belgium the Court of Audit exerts external control on the budgetary, accounting and financial operations of the provinces but not of the municipalities which are controlled by the Provincial governments”.34 2. “In Belgium … the audit offices of the local governments do not employ staff with a professional accountancy qualification”.35
30
Wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van
de comptabiliteit van de federale staat, art. 4. 31
Implementation of Accrual Accounting: The Impact on Public Sector
Audit, December 2008. 32
Deze landen zijn Denemarken (2002), Spanje (in 1983), Italië (1997),
Finland (1998), Frankrijk (2006), Letland (2003), Malta (2002), Nederland (1994), Portugal (in 1990), Zweden (in 1991), Roemenië (2006), het Verenigd Koninkrijk (2000), Slowakije (2008). België is uiteraard niet in Wet van 18 januari 2010 tot wijziging van de wet van 16 mei 2003
de lijst opgenomen, want, noch op nationaal niveau, noch op gewestelijk
tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de
niveau (met uitzondering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) is er
begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van
tot dusver een accrual-hervorming doorgevoerd. De inwerkingtreding
de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de
van de hervorming is of was gepland voor 2013 in Oostenrijk, voor 2010
controle door het Rekenhof, art. 3, tot invoeging van de art. 16/1 tot
in Tsjechië en voor 2009 in Litouwen.
16/8.
33
27
Implementation of Accrual Accounting, o.c., § 4.2.2. Contracting of
28
Study 14, o.c., § 2.33-2.36.
third parties.
29
Study 14, o.c., § 2.33. “The audit opinion will reflect that the financial
34
Implementation of Accrual Accounting, o.c., § 4.2.1. Responsibility for
statements are prepared in accordance with the specified policies,
the audit.
except if legislation requires use of the words “fairly presents”.
35
Implementation of Accrual Accounting, o.c., § 4.3.1. Education.
2 0 11 / 4
13
BOEKHOUDRECHT
3. België antwoordde op de vragen in verband met de quality control, dat “no … changes with regard to the audit were caused by the implementation of accrual accounting”.36 4. België onderscheidt zich als één van de vier enige staten “where no professional qualified accountants are involved in the audit of the financial statements of local governments”.37
sentieel belang is, is het belangrijk dat, wanneer een persoon onbeschikbaar is, hij door een andere kan worden opgevolgd. Zo niet kan het project, of een deel ervan, vastlopen. Dat geldt des te meer daar de accrual-hervorming een verandering in de administratieve cultuur zal teweegbrengen.
3.4. Implementatieplannen
Dit project vergt uiteenlopende competenties om de hervorming te beheren. Het is dus belangrijk deze te identificeren, te verwerven en te behouden.39 Een entiteit die bij de accrual-hervorming betrokken is, moet dus: 1. aandacht hebben voor de individuele competenties die nodig zijn voor het beheer van het project en het beheer van de wijziging; 2. aandacht hebben voor het inzicht en de ervaring “in accounting policy issues and systems requirements”; 3. ervoor zorgen dat de sleutelfiguren “the interrelationships between the different elements of the reform process” begrijpen; 4. ervoor zorgen dat het boekhoudkundig personeel alle aspecten (upstream en downstream) beheerst: a. van het ingeven en registreren van de gegevens, b. van de geïnformatiseerde verwerking ervan in het geïntegreerd boekhoudsysteem, c. van de analyse ervan in de financiële verslaggeving; 5. eventueel overgaan tot de aanwerving van gekwalificeerd personeel en een beroep doen op gespecialiseerde externe accountants (specialist skills).
De IPSASB presenteert, in een bijlage bij Study 14, de kerngegevens voor de ontwikkeling van een implementatieplan, dat de vragen opsomt die tijdens de overgangsfase moeten worden behandeld. Binnen het beperkte bestek van deze bondige analyse is het echter niet mogelijk hier verder op in te gaan. De IPSASB acht de kans op welslagen het grootst als de volgende kenmerken aanwezig zijn: a) een duidelijk mandaat, b) het engagement van de politieke mandatarissen, c) het engagement van de hoge ambtenaren, d) gepaste human resources en financiële middelen, e) een efficiënte structuur van het projectbeheer, f) technologische capaciteiten en behoorlijke IT-systemen en g) de naleving van de wet.
3.4.1. Het engagement van de politieke mandatarissen Het politiek engagement from both the governing body… and the opposing party38 is vereist, zowel om de veranderingen voor te stellen als om de continuïteit van het project te verzekeren, want om deze boekhoudkundige vormverandering te doen slagen, moeten alle middelen worden ingezet. Het politiek engagement moet van bij de aanvang van het proces aanwezig zijn, zo niet loopt men het gevaar dat middelen worden verspild.
3.4.2. Het engagement van de hoge ambtenaren Eén van de voornaamste redenen voor dit engagement is dat de hervorming wijzigingen in de machtstructuur binnen de administratie kan teweegbrengen. Op dat vlak moeten de hoge ambtenaren de taak van “fixer” opnemen, als de zaken verkeerd lopen. Hoewel de rol van de sleutelfiguren van es-
36
3.4.3. Gepaste human resources en financiële middelen
3.4.4. Een efficiënte structuur van het projectbeheer Wegens de omvang en de diversiteit van de competenties die bij dergelijke hervorming moeten worden ingezet, moet het project worden gesplitst in verschillende componenten, namelijk: 1. een omstandig documentair kader: a. dat een stevige basis vormt voor de communicatie van deze hervorming, b. tot ondersteuning van het inzicht in de redenen voor de veranderingen en van de aanpak die wordt gevolgd om de volledige voltooiing van de wijzigingen te bereiken, c. dat bevestigt dat de implementatie ermee in overeenstemming is;
Implementation of Accrual Accounting, o.c., § 4.5. Quality Control
System. 37
Implementation of Accrual Accounting, o.c., § 5.2. Results on the Local
Level of Government. 38
Study 14, o.c., § 2.40.
14
39
2 0 11 / 4
Study 14, o.c., § 2.42.
BOEKHOUDRECHT
2. een formeel implementatieplan dat afhankelijk zal zijn van de omvang van de hervorming40; 3. een duidelijke toewijzing van de verantwoordelijkheid voor elke taak en de respectieve rol ervan in het project; 4. de identificatie van de belangrijke fasen die moeten worden doorlopen en de sturing doorheen die verschillende fasen; 5. een gedetailleerd proces inzake de goedkeuring van de doorlopen fasen; 6. formele communicatie- en coördinatiemechanismen en -kanalen om de informatie te verspreiden en te ontvangen.
Na de invoering op 1 januari 2009 van de wet van 22 mei 2003 bij vijf pilootdepartementen, is deze wet, samen met het daarmee gepaard gaande IT-project Fedcom, op 1 januari 2010, hetzij zes jaar later, slechts bij vier departementen in werking getreden 3.4.5. Technologische capaciteiten en behoorlijke IT-systemen De inwerkingtreding van dergelijke boekhoudkundige en financiële hervorming kan opmerkelijke veranderingen teweegbrengen “to a wide range of information systems”.41
40
Study 14 geeft in appendix B een vijftiental informatiebronnen over
Wat de boekhoudsoftware zelf betreft, is het hoogstwaarschijnlijk dat de evaluatie ervan, in een aanzienlijk aantal gevallen, zal uitwijzen dat ze de test van de omschakeling niet zal doorstaan. Het Rekenhof stelt vast dat “in de helft van de gevallen de entiteiten niet in staat zijn een begrotingsboekhouding te voeren, laat staan een boekhouding van de vastleggingen en vereffeningen”42, en zeker geen algemene boekhouding op basis van de principes van het dubbel boekhouden die, op basis van het beginsel van het simultaan boeken, zelf een begrotingsboekhouding en een analytische boekhouding integreert. Een vaststelling van het Rekenhof maakt ons behoorlijk bang: “Ook blijkt uit sommige antwoorden dat de boekhoudsoftware enkel wordt gebruikt in het kader van de algemene boekhouding en dat de begrotingsboekhouding wordt gevoerd met behulp van Excel”.43 Als we weten dat een rekenblad de onveranderlijkheid van de boekingen niet garandeert, kan dat aanleiding geven tot nog grotere gevaren. Het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten vestigt de aandacht op deze kwestie van primordiaal belang in een technische nota bestemd voor de leden.44 Kortom, de vaststelling van het Rekenhof is vrij beangstigend: “De overgrote meerderheid van de entiteiten die hebben bevestigd dat ze met de huidige software niet in staat zijn om aan alle vereisten van de nieuwe wetgeving te voldoen, zijn vooralsnog niet van plan om nieuwe boekhoudsoftware aan te schaffen. Zij wijzen erop dat zolang niet alle vereisten gekend zijn waaraan het nieuwe boekhoudsysteem moet voldoen en ook alle onduidelijkheden van de wet niet zijn uitgeklaard, geen sluitend lastenboek voor de aanschaf van boekhoudsoftware kan worden opgesteld. Ook wordt erop gewezen dat eerst een voorafgaande analyse nodig is of dat voor de ingebruikname van nieuwe software volgens bij gespecialiseerde firma’s verkregen inlichtingen toch wel tweeëneenhalf à drie jaar moet worden gerekend” En het Hof besluit niet al te optimistisch: “… deze vaststellingen lijken op het eerste zicht weinig vertrouwenswekkend met het oog op een vlotte overgang naar het boekhoudsysteem van de wet van 2003”.
42
Rekenhof, Verslag van 5 januari 2011, Hoofdstuk 6, Toekomstige
implementatieplannen. Wegens de beknoptheid van dit artikel is het
boekhoudsoftware, p. 33-36.
onmogelijk deze bronnen, waaraan best een afzonderlijke studie kan
43
Rekenhof, Verslag van 5 januari 2011, p. 29.
worden gewijd, te behandelen.
44
Kwaliteitscriteria van de boekhoudsoftware, Technische nota van het
41
Study 14, o.c., § 2.44-2.47.
IAB, 30 april 2003, p. 16 e.v.
2 0 11 / 4
15
BOEKHOUDRECHT
3.4.6. De wijze van wetgeven Alvorens de wet af te kondigen, verdient het de voorkeur een ontwerptekst voor te stellen en de schriftelijke reacties van de bij de hervorming betrokken entiteiten te ontvangen. Deze methode van wetgeven biedt het voordeel dat de instemming van de bij de geplande hervorming betrokken nationale en gewestelijke boekhouders kan worden verkregen. De uitwisseling van reacties vóór de ontwerptekst door het parlement wordt aangenomen is “an opportunity to inform and educate other political parties and influential groups within government of the benefits of the changes”.45
3.5. Goed gebruik van de middelen De IPSASB stelt vast dat de entiteiten die bij dergelijke hervorming betrokken zijn, vaak over beperkte middelen beschikken. Ze moeten er dus spaarzaam mee omgaan volgens het materialiteitsbeginsel, dat “inhoudt dat, zolang de oordeels- en besluitvorming op basis van de verslaggeving niet beïnvloed wordt, de inwinning en de registratie van alle informatie kan vereenvoudigd worden”. Voorbeeld: het verzamelen van de informatie die nodig of nuttig is voor de openingsbalans kan heel wat tijd in beslag nemen. Het is nochtans een onontkoombare verplichting. Daarover zal de nationale of gewestelijke boekhouder zijn oordeel moeten uitbrengen, zodat de door de entiteit verstrekte financiële verslaggeving de “highest level of external scrutiny” kan doorstaan.46
3.6. Accrual budgeting Hoewel Study 14 gericht is op de algemene boekhouding, wordt niet uit het oog verloren dat steeds meer entiteiten inmiddels begrotingen opstellen die gebaseerd zijn op transacties, en niet meer op kasinstromen en -uitstromen. Michel JONET47 preciseert dat “de ramingen van de ontvangsten uitgedrukt worden als vastgestelde rechten. De ramingen van de uitgaven worden uitgedrukt als gesloten verbintenissen of als vastgestelde rechten: vandaar het on-
derscheid in de uitgavenkredieten tussen vastleggingskredieten48 en vereffeningskredieten.49 Het nieuwe systeem maakt geen onderscheid meer tussen niet-gesplitste en gesplitste kredieten”. De boekhoudkundige aanrekeningsregels zijn neergelegd in artikel 20 van de Wet van 22 mei 2003. De reconciliatie van de verrichtingen van de algemene en de begrotingsboekhouding moet worden gemaakt. Op de begrotingsartikelen worden enkel de vastgestelde rechten aangerekend voor zover daarvoor voldoende krediet is. De reconciliatie is ook aan de orde, niet alleen met het oog op de reconciliatie tussen de algemene en begrotingsrekeningen in de algemene boekhouding maar ook tussen de begrotingsrekeningen (waarop alle begrotingsverrichtingen worden aangerekend) en de begrotingsartikelen (waarop enkel wordt aangerekend voor zover er voldoende kredieten zijn).50 De entiteiten die vandaag al verplicht zijn een begrotingsboekhouding te voeren, vormen een minderheid, aldus het Rekenhof.
3.7. Chart of accounts De IPSASB bemerkt, in de van de Staten ontvangen antwoorden, dat de boekhoudplannen “economic, functional, administrative, and regional classifications as well as more detailed classifications for cost centers, programs, projects, outputs, and outcomes” bevatten.51 “In the same way that the chart of accounts is a systematic coding system for the classification and coding of transactions and events within the accounting system, a budget classification is a systematic coding system for the classification and coding of transactions and events within the budget system. If the chart of accounts incorporates the budget system, it will include all the accounts specified in the budget classification, together with other accounts required for accounting and reporting purposes (for example, assets, liabilities and revenues)”.52
48
Vastleggingskredieten: bedragen ten belope waarvan bedragen
kunnen worden vastgelegd uit hoofde van verbintenissen die ontstaan of worden gesloten tijdens het begrotingsjaar. 49
Vereffeningskredieten: bedragen ten belope waarvan tijdens het
45
Study 14, o.c., § 2.48.
begrotingsjaar bedragen kunnen worden vereffend uit hoofde van de
46
Study 14, o.c., § 2.51-2.55, vnl. 2.52.
rechten vastgesteld in uitvoering van de voorafgaandelijk vastgelegde
47
Documentatieblad, 2004, nr. 1, M. JONET en L. MAUDENS, “Een
verbintenissen.
becommentarieerde lezing van de wet van 22 mei 2003 houdende de
50
Rekenhof, Verslag van 5 januari 2011, p. 21.
organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale
51
Study 14, o.c., § 2.82.
Staat”, p. 18 e.v.
52
Study 14, o.c., § 2.85.
16
2 0 11 / 4
BOEKHOUDRECHT
Wanneer verscheidene entiteiten, al dan niet met rechtspersoonlijkheid, maar alle met boekhoudkundige persoonlijkheid, hun rekeningen moeten consolideren met de rekeningen van de hiërarchisch hogere entiteit, wordt ook de oprichting van een central chart of accounts aanbevolen. Deze central chart of accounts moet tegemoetkomen aan de behoeften van elke entiteit en een eenvormige structuur opleggen, maar flexibel genoeg blijven om bijzondere behoeften in te willigen. Terzijde wordt opgemerkt dat in Zwitserland, een federaal land, “despite its strongly [con]federal structure, the core of the chart of accounts (being the first four digits) is mandatory for all entities”.53 In België zou uiteraard dezelfde oplossing toepasbaar moeten zijn! Het Rekenhof merkt op: “De meeste [Belgische] entiteiten blijken wel te beschikken over een (al dan niet goedgekeurd) boekhoudplan. In de praktijk lijkt men echter ver af te staan van een geïntegreerde algemene en begrotingsboekhouding op basis van een boekhoudplan met algemene en begrotingsrekeningen, gelinkt aan de begrotingsartikelen. Tal van entiteiten geven aan dat zeker de koppeling met de eigenlijke begrotingsboekhouding niet gerealiseerd is”.54
4. Begrip boekhouding, dubbel boekhouden en beginsel van het simultaan boeken Het Rekenhof komt in zijn verslag van 5 januari 2011 geregeld terug op deze begrippen. Het bovenvermelde Verslag aan de Koning, van zijn kant, preciseert dienaangaande: 1. de boekhoudkundige organisatie en de opmaak van periodieke financiële staten beperken zich niet tot de eerbiediging van een nomenclatuur van rekeningen (in een boekhoudplan) die overeenstemmen met een classificatie van elementen van het patrimonium en van verrichtingen van de betrokken entiteiten in functie van vooraf
53
Study 14, o.c., § 2.94.
54
Rekenhof, Verslag van 5 januari 2011, p. 19. “Het verslag aan de
vastgestelde criteria, maar impliceren eveneens boekings- en aanrekeningsregels, alsook regels op het vlak van de opmaak van de jaarrekening; 2. dit boekhoudplan omvat ook basisregels voor de waardering van de activa en de passiva en voor de opmaak van de jaarrekening, alsook voor de boeking en de aanrekening van de verrichtingen; 3. door het feit dat alle begrotingsverrichtingen een tegenhanger hebben in de algemene boekhouding, streeft het voorliggende systeem ernaar dat elke verrichting aanvankelijk in de algemene boekhouding wordt geboekt, maar telkens zij ook een budgettair karakter heeft, tezelfdertijd in de rekeningen van de begrotingscomptabiliteit wordt aangerekend door middel van een informaticaproces dat geen enkele bijkomende tussenkomst vereist.
4.1. Centralisatie In de Wet van 17 juli 1975, die van toepassing is op de ondernemingen, was bepaald: “Voor gezamenlijke mutaties die in de loop van de periode in het ongesplitste hulpdagboek of in de bijzondere hulpdagboeken zijn geregistreerd, wordt ten minste eens in de maand een samenvattende boeking verricht in een centraal dagboek. Die recapitulatie omvat: 1. hetzij het totaal van de boekingen in de gezamenlijke hulpdagboeken, uitgesplitst volgens de betrokken hoofdrekeningen of posten die in het rekeningenstelsel van de onderneming voorkomen; 2. hetzij, de onderneming een boekhouding voert waarbij de aantekening tegelijk in de hulpdagboeken en op de betrokken rekeningen geschiedt, ten minste het totaal van de boekingen in elk van de hulpdagboeken”.55 De verplichting om de verrichtingen in een dagboek te registreren, verzet zich ertegen dat ze alleen op de rekeningen worden geboekt.56 Het concept van de centralisatie is onlosmakelijk verbonden met het beginsel van de onveranderlijkheid57 van de boekingen en de boekhoudkundige periode.
Koning bij het boekhoudbesluit van 10 november 2009 geeft hierbij aan dat de wet van 17 juli 1975 een belangrijk referentiekader vormt en, dat,
55
wat de balansrekeningen betreft, de inspiratie vooral in de bepalingen
art. 4, lid 3 en 4. Deze bepaling moet worden geïnterpreteerd in het
Wet van 17 juli 1975 op de boekhouding […] van de ondernemingen,
die van toepassing zijn op de ondernemingen werd gevonden, maar dat
licht van art. 7, nieuw, van het KB van 12 september 1983 tot uitvoering
het specifiek karakter van de openbare sector significante aanpassingen
van de wet van 17 juli 1975 (Cf. KB van 25 januari 2005, hierna).
noodzakelijk heeft gemaakt met betrekking tot de resultatenrekening”.
56
“Sommige (sub)klassen van het actief in het MAR zijn bv. passief in het
Bulletin CBN, nr. 38, februari 1997, p. 2-32.
koninklijk besluit van 10 november 2009 en omgekeerd. (Sub)klassen van
57
de kosten en opbrengsten in het nieuwe boekhoudplan kunnen dan weer
de comptabiliteit van de federale staat, art. 15, lid 1; “De boeken en
een geheel andere draagwijdte hebben dan de rubrieken van het MAR”.
de dagboeken worden bijgehouden en bewaard op een wijze die hun
CBN-advies 174-1 – Beginselen van een regelmatige boekhouding, Wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van
2 0 11 / 4
17
BOEKHOUDRECHT
De centralisatie (of recapitulatie volgens de Wet van 1975) is de verrichting waarbij de mutaties en de debet- en creditsaldi van een gegeven periode (bijvoorbeeld: een maand) ne varietur worden afgesloten, in de wetenschap dat ze, wegens de centralisatie, achteraf niet meer kunnen worden veranderd. Maar zolang een periode nog niet is afgesloten, moet het mogelijk zijn in die periode boekingen te doen.
De Commissie voor de Openbare Comptabiliteit werd opgericht bij Wet van 18 januari 2010, maar tot dusver ontbreekt het uitvoeringsbesluit dat de leden ervan aanwijst 4.2. Geïntegreerde boekhouding De Staat moet haar boekhouding dus voeren op basis van een gesloten duaal systeem, waarin de algemene boekhouding volgens de principes van het dubbel boekhouden de overhand heeft. De begrotingsboekhouding moet erin worden geïntegreerd en zorgen voor de mapping58 ervan. Alle vastgestelde rechten, zowel de budgettaire als de niet budgettaire, worden in een rekening van het algemeen boekhoudplan opgenomen. Uiteraard komen alleen de budgettair vastgestelde rechten (die trouwens slechts een deel van het totaal van de vastgestelde rechten uitmaken) in de begrotingsboekhouding voor. Daardoor wordt, vanuit boek-
houdtechnisch oogpunt, de primauteit van de algemene boekhouding bevestigd.59 De primauteit van de algemene boekhouding op de begrotingsboekhouding houdt in casu in dat alle boekingen eerst in de algemene boekhouding worden ingevoerd, en vervolgens in de begrotingsboekhouding, als ze ook het budgettair luik betreffen. Sommige verrichtingen, zoals afschrijvingen van vaste activa, herwaarderingen en waardeverminderingen, zijn voor die tweede boekhouding niet van belang. In verband met het begrip geïntegreerde boekhouding dat in de tekst van de wetten, besluiten en decreten steeds vaker terugkomt, dient nog één opmerking te worden gemaakt. Naar aanleiding van door de Senaat georganiseerde studiedagen60, hadden senator Coormans en consorten al op 4 juli 1990 een wetsvoorstel ingediend tot hervorming van de algemene Rijks- en provinciale boekhouding.61 Het essentieel punt van dit wetsvoorstel was de invoering in de Rijkscomptabiliteit van een systeem van genormaliseerde rekeningen waarin alle budgettaire, financiële en vermogensverrichtingen zouden worden geïntegreerd en op basis waarvan de Rijkscomptabiliteit zou moeten worden gehouden. De memorie van toelichting bij dit wetvoorstel wees op twee voordelen daarvan: “Dergelijk systeem zou het mogelijk maken om alle budgettaire, financiële en patrimoniale verrichtingen op samenhangende wijze te integreren en zou bovendien een permanent middel vormen met het oog op de controle ervan”.62
4.3. Het beginsel van het simultaan boeken “De verrichtingen worden methodisch geboekt in de rekeningen van de algemene boekhouding en, voor zover ze ook een begrotingsverrichting uitmaken, simultaan in de rekeningen van de begrotingsklassen”.63
materiële continuïteit, hun regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de boekingen verzekert”. De Koning moet de modaliteiten van de
59
materiële continuïteit, de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van
organisation du budget et de la comptabilité de l’Etat fédéral, 3 juli 2003,
M. JONET, Une lecture commentée de la loi du 22 mai 2003 portant
de boekingen nog vastleggen in een bijzonder koninklijk besluit.
p. 15.
Term uit het jargon van de Angelsaksische accountants en alhier
60
Parl.St. Senaat, nr. 1010 (1989-90).
overgenomen. Het komt neer op de aanmaak van een oorsprongstabel
61
Parl.St. Senaat, nr. 1020-1 (1989-90).
en van een tabel houdende de overeenstemming tussen afzonderlijke
62
Parl.St. Kamer, nr. 1870/001 (2001-02), p. 9.
boekhoudplannen die in dezelfde entiteit worden gebruikt voor
63
Wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van
algemene, budgettaire of analytische doeleinden.
de comptabiliteit van de federale Staat, art. 13, lid 1.
58
18
2 0 11 / 4
BOEKHOUDRECHT
Het Rekenhof, dat jammer genoeg soms in de woestijn preekt, vestigde 7 jaar geleden, in zijn 160e Boek, al de aandacht op de begrippen duaal systeem en simultaan boeken64: 1. “De boekhouding van de federale Staat zal in de toekomst worden gevoerd op basis van een gesloten duaal systeem waarin de basisboekhouding de algemene dubbele boekhouding is, die het mogelijk moet maken de concordantie te verzekeren met de begrotingscomptabiliteit die zich erin integreert. Voor zover de verrichting ook een begrotingsverrichting is, moet de boeking en de aanrekening simultaan gebeuren in de beide (algemene en budgettaire) boekhoudingen.” Aangezien de commentaar van het Rekenhof voornamelijk de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de boekhouding van de federale staat betreft, levert het Hof geen commentaar op de analytische boekhouding, maar niemand twijfelt eraan dat die opmerkingen ook gelden voor het beginsel van de samenhang van de organisatie van die boekhoudingen. 2. “Een tweede belangrijke wijziging is het verlaten van de kasboekhouding en de vervanging ervan door een boekhouding op transactiebasis. Dit houdt in dat de verrichtingen zowel in de algemene boekhouding als in de budgettaire boekhouding, en dit zowel voor uitgaven als voor ontvangsten, zullen worden geboekt op het moment van de vaststelling van een recht”.65 Het simultaan boeken brengt ook de volgende gevolgen teweeg voor de regelmatigheid van het gebruikte algemeen boekhoudprogramma. De software moet garanderen dat elke in het dagboek geboekte verrichting gelijktijdig geboekt wordt in het grootboek van de algemene rekeningen en, zo nodig, in de bijzondere rekeningen, zodat, te allen tijde en onder alle omstandigheden, een rekenkundige controle mogelijk is op de mutaties en op de wederzijds saldo’s.
64
Rekenhof, 160e Boek, zitting 2003-04. De belangrijkste woorden van
deze twee uittreksels worden cursief weergegeven. 65
Dienaangaande leze men ook M. JONET, o.c., § 3.1. “Wanneer de
aan de algemene boekhouding aan te rekenen verrichting ook een budgettaire verrichting is, moeten de boeking en de aanrekening, bij de
Er is meer overeenstemming nodig, niet alleen tussen de algemene en begrotingsrekeningen in de algemene boekhouding maar ook tussen de begrotingsrekeningen en de begrotingsartikelen 5. Besluit De nota bepaalt met name het volgende: “Onder functie die strijdig is met de wettelijke of reglementaire voorschriften moet inzonderheid, zij het niet limitatief, worden verstaan elke functie die het mogelijk zou maken: – boekingen in te voeren die niet in evenwicht zijn, onder andere, boekingslijnen zonder tegenpost; – de gecentraliseerde inhoud van de boekhoudbestanden rechtstreeks te wijzigen, met uitzondering van de extraboekhoudkundige gegevens, zoals de vervaldatum of een omschrijving; – gecentraliseerde boekingen te wijzigen of uit te wissen in schending van het beginsel van de onveranderlijkheid van de boekingen; – debet- of credittotalen, overdrachten, rekeningensaldi rechtstreeks te wijzigen; – reeds afgesloten periodes opnieuw te boeken; – een rekening die in de loop van het boekjaar werd gebruikt of waaraan het saldo niet gelijk is aan nul te verwijderen; – enz. Tot besluit moet de integriteit van de algemene, de begrotings- en de analytische boekhouding, inzonderheid, beantwoorden aan de desbetreffende regels, aanbevolen door het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten.66
•
vaststelling van het recht, simultaan in de twee boekhoudingen worden gedaan”, p. 15: “Elk vastgesteld budgettair recht moet gelijktijdig in de algemene boekhouding en in de begrotingscomptabiliteit van hetzelfde jaar worden opgenomen, wat de aanwezigheid van genoeg Kwaliteitscriteria van de boekhoudsoftware, Technische nota van het
beschikbaar vereffeningskrediet voor het desbetreffend budgettair
66
artikel veronderstelt”, p. 20.
IAB, 30 april 2003, p. 19 e.v.
2 0 11 / 4
19
BEROEP
Studiedag van 26 september 2011: Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO) Jacques Colson Accountant en belastingconsulent Commissie van Begeleiding en Toezicht IAB
Na de geslaagde studiedag van 26 september 2011, die werd ingericht door de drie instituten van de economische beroepen (IAB, IBR en BIBF) past het om enkele beschouwingen te geven om de praktische toepassing van deze wet te motiveren. In een vorig nummer van Accountancy en Tax (2011/2) werd een tussentijdse stand van zaken gepubliceerd, waarbij voornamelijk het juridische gedeelte van de wet onder de loep werd genomen. In dit artikel zullen wij trachten meer praktisch toe te lichten waar een economisch beroepsbeoefenaar aandacht voor dient te hebben.
Het bureau van de Franstalige sessie was samengesteld uit (vlnr) Micheline Claes, Jean-Marie Conter, Alain Zenner, Melissa Vanmeenen, Gérard Delvaux, Eric Van Den Broele en Olivier Kahn
20
2 0 11 / 4
BEROEP
Het bureau van de Nederlandstalige sessie was samengesteld uit (vlnr) Jan Verhoeye, Melissa Vanmeenen, Eric Van Den Broele, Bart Van Coile en Jan Sap
Volgens de cijfers voorgesteld tijdens de studienamiddag, kan een algemene tendens worden vastgesteld, waarbij het aantal aangevraagde WCO’s, opmerkelijk hoger is dan de cijfers die gekend zijn voor het vroegere “gerechtelijk akkoord”. Zoals ook in het artikel uit nummer 2011/2 werd aangegeven, kan men uit dit hoger aantal aanvragen, niet besluiten dat de WCO inderdaad een succes is.
De boodschap van deze studienamiddag, is de oproep naar de beroepsbeoefenaars, om tijdig de ondernemingen bewust te maken van het risico voor een mogelijke discontinuïteit. Dit kan men slechts bereiken door een permanente evaluatie van de ondernemingen die uw cliënten zijn en u als hun beroepsbeoefenaar in vertrouwen nemen.
Praktische werkwijze Naar ons inzicht is het opzet van de WCO pas geslaagd, nadat de procedure doorlopen is en de betreffende onderneming gesaneerd werd. Dit betekent uiteraard dat sommige “stakeholders” mogelijk een deel van hun vordering zullen zien verdwijnen, maar op lange termijn heeft iedereen er baat bij dat ondernemingen terug gezond worden. Een deel van de vordering, is nog steeds meer dan een verloren vordering. Temeer omdat hierdoor een domino-effect in falingen soms kan worden vermeden. Een algemene mentaliteitswijziging zal noodzakelijk zijn, zowel bij de ondernemingen die de WCO aanvragen, als bij de ondernemingen die als leverancier worden geconfronteerd met cliënten die een WCO aanvragen, als bij de beroepsbeoefenaars die de ondernemingen, aanvragers of schuldeisers, begeleiden. Indien een cliënt van een kantoor het faillissement aanvraagt, zou men moeten durven de deontologische vraag stellen of de beroepsbeoefenaar zijn cliënt wel tijdig geïnformeerd heeft.
Alle grootboekrekeningen voorzien van een procentberekening, is een nuttige werkwijze, waarbij de balansrekeningen in verhouding tot het balanstotaal worden vergeleken en de resultaatrekeningen in verhouding tot bijvoorbeeld de omzet. Andere vergelijkingen kunnen in functie van de noodzakelijkheid worden aangepast. Dit laat toe om zeer snel afwijkingen ten overstaan van vorige perioden op te sporen, conclusies te trekken en eventueel zelfs om mogelijk verkeerde boekingen op te sporen. Tevens kunnen horizontale en verticale vergelijkingen getrokken worden. Regelmatige evaluatie van de tussentijdse balansen en de resultatenrekening is een must. De berekening van gekende, eenvoudige ratio’s zoals de liquiditeit en de solvabiliteit geven al een goede aanduiding, zeker indien zij over meerdere perioden gespreid zijn en zo tendenzen kunnen aangeven.
2 0 11 / 4
21
BEROEP
Ter herinnering de berekeningswijze van deze ratio’s:
• Liquiditeit (betalingscapaciteit van de onderneming om de kortetermijnschulden te voldoen) 1. in ruime zin: Vlottende activa / Schulden op korte termijn· berekening: (3 + 40/41 + 51/53 + 54/58 + 490/1) / (42/48 + 492/3) 2. in enge zin: (Vlottende activa – voorraad) / Schulden op korte termijn· berekening: (40/41 +50/53 + 54/58) / (42/48)
• Solvabiliteit / Schuldgraad (hoe zwaar wegen de schulden van de onderneming) 1. solvabiliteit: Eigen vermogen / Totaal vermogen· berekening: ((10/14 – 19) of (10/15 – 19)) / (10/49) 2. schuldgraad: Totaal activa / vreemd vermogen· berekening: (20/58) / (16 + 17/49) Het “nettobedrijfskapitaal”, ook wel “werkkapitaal” genoemd, is de vertaling van de gulden regel waarbij bezit met een bepaalde levensduur wordt gefinancierd met een financieringsbron die ongeveer eenzelfde looptijd heeft. Deze ratio kan op twee manieren worden berekend: 1) Vlottende activa – vreemd vermogen op korte termijn Berekening: (3 + 40/41 + 50/53 + 54/58 + 490/1 – 42/48 -492/3) 2) Permanent vermogen (eigen vermogen + vreemd vermogen op lange termijn) – Vaste activa Berekening: (10/15 – 19 +16 + 17) – (20/28) De brutoverkoopmarge meet het rendement van de verkopen vóór afschrijvingen. Berekening: ((9901 + 630 +/- 631/4 +/- 635/7) / 70 + 74 -740)) * 100 De nettoverkoopmarge is hieraan gekoppeld en meet het globaal rendement van de verkopen, met inbegrip van de ondernemingspolitiek tegenover de niet-kaskosten. Berekening: (( 9901 + 9125) / (70 + 74 – 740)) * 100·(9901 = bedrijfsresultaat; 9125 = kapitaalsubsidies). De formule van de bruto- en nettoverkoopmarge wijkt licht af in een aantal sectoren, zoals de bouw, scheepsbouw, de installatie e.d., omdat men rekening houdt met de 71-rekeningen: “Wijzigingen in de voorraad” en de “Bestellingen in uitvoering”.
22
2 0 11 / 4
Ook de opvolging van de volgende indicatoren, kunnen snel een aanduiding geven of de onderneming in financiële moeilijkheden dreigen te komen: – Mogelijkheid van de onderneming om de kortetermijnschulden terug te betalen, door de schulden op korte termijn, min de rekening-courant van de vennoten (op het passief van de balans) te delen door de cashflow. • Schulden op korte termijn – R/C van de zaakvoerders en/of vennoten • Berekening: (42/48 – 48) – De toegevoegde waarde van de onderneming, waarbij de rekening 618 “Bezoldigen aan bestuurders of zaakvoerders” wordt gevoegd. • Berekening: (70/74 – ((60 + 61) – 618)) – De toestand van de eigen middelen onder aftrek van de rekening-courant van de zaakvoerders en/of aandeelhouders (op het actief van de balans). • Berekening: (10/15 – 19) – 416
Indien een cliënt van een kantoor het faillissement aanvraagt, zou men moeten durven de deontologische vraag stellen of de beroepsbeoefenaar zijn cliënt wel tijdig geïnformeerd heeft De terugkerende verhoging van eerste ratio en de vermindering van de waarden van de tweede en de derde ratio’s, zou de beroepbeoefenaar er moeten toe aanzetten een financieel plan op te stellen, met minstens de in dit artikel besproken ratio’s. Indien uit de geprojecteerde financiële toestanden, financiële moeilijkheden blijken, moet naar ons gevoel de beroepbeoefenaar zijn cliënt verwittigen en de mogelijkheden van schuldbemiddeling of een van de procedures van de WCO op gang brengen. Het doel van de wet is net de discontinuïteit van de onderneming te vermijden.
BEROEP
Dit vraagt mogelijk een aanpassing van de huidige werkwijze, binnen de kantoren en dit in samenspraak met de cliënten. Ons inziens zou dit op korte termijn kunnen leiden tot een betere samenwerking met de cliënt en hierdoor zou ook het cijfermateriaal voor de cliënten begrijpelijker worden. De beroepsbeoefenaars hebben binnen de WCO zeker een belangrijke rol te spelen, zowel in de tijdige opsporing van de financiële moeilijkheden binnen de bedrijven, als bij de voorbereiding van de aanvraag WCO, als in de totstandkoming van de gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord, of een collectief akkoord. De heer Bart Van Coile, Raadslid van het IAB en de heer Eric Van Den Broele van Graydon, wezen hier al op tijdens de studiedag. Wij verwijzen ook naar de tussenkomst van de heer Jan Verhoeye, voorzitter van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, die het advies 2011/9 uitdiept, waarin de boekhoudkundige aspecten van de verschillende proceduremogelijkheden van de WCO en het tijdstip waarop men de boeking moet doen en/of de informatie in de toelichting van de jaarrekening dient op te nemen.
Dit advies vervangt het advies 143/1: “Invloed van een gerechtelijk akkoord op de schulden en vorderingen”.
Besluit Het tijdig opsporen van toekomstige financiële moeilijkheden in ondernemingen is voor de beroepsbeoefenaars een strategische overweging, die zij zich eigen moeten maken. Hierdoor kunnen zij ondernemingen tijdig begeleiden en zullen de mogelijkheden van de WCO beter worden benut. Zoals gesteld, vraagt dit een mentaliteitsaanpassing van alle actoren (ondernemingen, fiscale en sociale overheden, en de beroepsbeoefenaars), een permanente evaluatie van de gegevens van de bedrijven en een regelmatige bespreking met de cliënten. Tot slot, ter informatie van de kmo’s met 20 tot 100 werknemers, bestaat nog de mogelijkheid om op vrijwillige basis gebruik te maken van het Preventief Bedrijfsbeleid (PBB), een initiatief van het Vlaams Agentschap Ondernemen. De slides en de teksten van deze studiedag zijn terug te vinden op de website van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten.
•
Het onderwerp van de studiedag kon rekenen op heel wat interesse van de leden
2 0 11 / 4
23
BEROEP
Forum for the Future: een derde hoogstaand congres! Morgen begint vandaag… Het eindejaarscongres van het Forum for the Future blijkt na zijn derde editie al te zijn uitgegroeid tot een niet te missen evenement voor het beroep. Voor de meer dan 3 000 deelnemers die het dit jaar bijwoonden, was het congres meer dan ooit een gelegenheid tot opleiding, ontdekking, uitwisseling, reflectie en voorstellen. Om heel wat redenen dus “the place to be” tijdens dit jaareinde! Op het congres werden geen wondermiddelen aangereikt, maar de denkoefening omtrent onze rol en de specifieke meerwaarde die wij voor onze cliënt betekenen en de studie van toekomstige uitdagingen, was in alle opzichten succesvol. Iedereen was het er over eens: het congres betekent een mooie gelegenheid om met een frisse kijk na te denken over het beroep, de verschillende, al dan niet verrijkende, aspecten ervan, de vernieuwingen en mogelijke bedreigingen, maar vooral ook de mogelijke perspectieven die zich aanbieden. In een meer dan turbulente economische context, waarbij vaak nadrukkelijk pessimisme overheerst, maar ook op een tijdstip waarop het beroep zich openstelt voor nieuwe opdrachten, nieuwe markten, nieuwe communicatie- en werkwijzen, is een dergelijk initiatief van groot belang en biedt het heel wat kansen. Vandaag, en waarschijnlijk morgen nog meer, is het belangrijk te wijzen op succesingrediënten, en ideeën en mensen samen te brengen om de uitdagingen aan te gaan, de nieuwe generaties te inspireren en het beroep van morgen vorm te geven.
Een hoogmis, zeker wel… Na deze derde editie kunnen we er zonder al te veel twijfel van uitgaan dat iedereen er voortaan van overtuigd is dat de opdracht geslaagd is! En zelfs meer dan dat, als we kijken naar deze cijfers die aantonen hoe goed gevuld deze 1e de-
cember was voor iedereen die de kans had eraan deel te nemen. Tussen 9 en 20.00 uur waren er niet minder dan 11 intensieve uren nodig om de 130 voorgestelde opleidingen in goede banen te leiden. Die opleidingen vonden plaats in 14 zalen die gelijktijdig open waren en gaven nagenoeg 200 eersteklassprekers de mogelijkheid te informeren, te overleggen of ideeën en oplossingen aan te dragen. Het gebeuren was traditioneel opgebouwd rond vier plenaire voordrachten, waar actuele thema’s aan bod kwamen. Hierop werd een gevarieerd en breed aanbod geënt in de vorm van workshops en conferenties, waar de meesten onder ons hun reflectie over de kern van ons beroep konden verdiepen. Velen waren van mening dat de formules erg gevarieerd waren, de benaderingen vaak origineel bleken en de ideeën als vernieuwend bestempeld konden worden. Wat kan worden gezegd van de partners van het FFF? Een twintigtal beroepsorganisaties, steeds talrijker commerciële partners, de FOD Financiën
en uiteraard de drie beroepsinstituten
Een ander speerpunt van het Forum waren de talrijke mogelijkheden om, al dan niet informeel, met confraters van gedachten te wisselen.
‘100%’ kwaliteit Het Instituut is al van bij de eerste editie partner van het FFF en ook dit jaar heeft het Instituut zich op verschillende vlakken ingezet: onze ondersteuning nam diverse vormen aan, we waren op grote schaal en op de voorgrond aanwezig. Het Instituut organiseerde zowel talrijke workshops als conferenties over specifieke thema’s die allemaal de kern raken van het beroep zoals het vandaag wordt en morgen zal worden uitgeoefend. Op de agenda stonden onder meer: ‘De opdrachtbrief: theoretische en praktische aspecten’, ‘De accountant, hart en motor van de elektronische facturatie’, ‘Generatie Y: een debat over hun behoeften en verwachtin-
2 0 11 / 4
25
BEROEP
De kwaliteitsbenadering was alom aanwezig, in onze relaties en interventies, en in het professioneel parcours dat aan de bezoekers werd voorgesteld. Het kwam ook aan bod in de verschillende fundamentele thema’s als onder meer permanente vorming (‘permanente vorming, veeleer de wil om uit te blinken dan een verplichting’), toegang tot het beroep (‘kwaliteit: een belangrijk onderdeel van het onderwijs) en uiteraard beroepspraktijk. In het kader van de uitvoering van een kwaliteitstoetsing binnen de kantoren leek de omgeving ons logischerwijze bijzonder geschikt om de hoofdlijnen voor te stellen van onze nieuwe handleiding ‘organisatie van de kantoren en procedures’. Iedereen zal het er echter over eens zijn dat kwaliteit ook afhangt van de manier waarop relaties worden aangegaan, van een goed onthaal. Ook dit aspect van kwaliteit was alomtegenwoordig in de contacten met onze leden op onze stand, en maakt een hoeksteen uit van ons nieuw communicatiebeleid. Het is namelijk van groot belang in de tools en handboeken die we ter beschikking stellen en vormt een wezenlijk onderdeel van ons jongerenplan… gen’, ‘De strijd tegen het witwassen van geld: hoe een adequate organisatie van uw kantoor opzetten’, ‘Evaluatie van medewerkers: een stap naar kwaliteit’, ‘De gerechtelijke expertise: een opdracht voor de accountant en de belastingconsulent’. Kortom, een breed aanbod aan onderwerpen, een waaier aan benaderingen waarin technische competentie gekoppeld werd aan kantoororganisatie en cliëntenrelaties. U vindt de tekst van deze bijdragen op onze site. Dit jaar kreeg onze deelname aan het congres een bijzondere dimensie. ‘Kwaliteit, in het hart van ons beroep’ was de hoofdpijler van onze communicatie. Deze lijfspreuk die een centrale rol speelt in ons actieplan 2011-2013 staat zowel voor een ingesteldheid als voor een duidelijk omschreven en pragmatische benadering, die onlosmakelijk verbonden is met ons imago.
26
2 0 11 / 4
Tijd om de balans op te maken Door de gratis toegang voor de leden, het uittekenen van een specifiek professioneel parcours, de relevante voordrachten in de plenaire vergaderingen en de workshops, die een breed perspectief openden op een kwaliteitsvolle benadering binnen het beroep, toonde het Instituut aan dat het zich sterk bewust is van het nut van de organisatie van een dergelijk jaarlijks congres. Via het grote aantal deelnemers draagt dit congres namelijk bij tot een dynamisch imago van het beroep, en kan het rekenen op een plaats onder de grote congressen van het beroep, waar kennis, ervaring en goede praktijken worden uitgewisseld, waarden en ambities worden uitgedragen. Het succes van het congres is nu al het mooiste bewijs van het belang ervan.
BEROEP
Als speerpunt van onze communicatie getuigt het congres van het FFF dat ons beroep actief deelneemt aan de debatten die in het teken staan van onze huidige bezorgdheden. De slotsessie, die werd voorgezeten door onze voorzitter, André Bert, werd aldus te baat genomen om een protocol van wederzijdse verbintenis van de verschillende spelers te ondertekenen om concreet mee te werken aan de uitvoering van de consensusoplossingen die zijn gevonden om elektronische facturatie te bevorderen, een thema dat ook in de loop van de dag werd behandeld, met inbegrip van de benadering van de ‘accounting token’ die ruime aandacht kreeg. Naar het voorbeeld van Antonio Gramsci, een Italiaanse schrijver die voorstelde om het pessimisme van de intelligentie gepaard te laten gaan met het optimisme van de wil, getuigt het succes van dit derde congres van de Stichting van het Forum for the Future ervan dat de weg naar de
toekomst van een beroep dat met een open geest, met duidelijkheid over zijn doelstellingen en resultaten vooruitgaat, gepaard moet gaan met de kracht van een sterke identiteit, een uitbundig enthousiasme en een ontembaar doorzettingsvermogen. Dit is niet de minste van de kwaliteiten van een dergelijke hoogmis…
•
Forum for the Future 2011 Thema’s/Sujets
Sprekers/Orateurs
Bedrijfsaccountant en bedrijfsbelastingconsulent: een fascinerend beroep in volle evolutie!
Robert MOREAUX, Harold VAN KOECKHOVEN, Hilde WAMPERS, Johan NELIS
Expert-comptable et conseil fiscal en entreprise : une fonction fascinante en perpétuelle évolution !
Jean BAETEN, Sabine MAHY, Jean-Jacques BAUDET, Michel ALLOO
Het IAB neemt u mee: focus op kwaliteit
André BERT, Anne-Marike VAN ARKEL
Kwaliteitstoetsing: gluren bij de buren...
André BERT, Marieke VAN DER MEER
L’IEC en mouvement : priorité à la qualité
Benoît VANDERSTICHELEN, Stéphane COHEN
Contrôle de qualité : que font nos voisins ?
Benoît VANDERSTICHELEN, Elisabeth THIBOUT
Base commune consolidée à l’impôt des sociétés : état de la question
Jean-Marie COUGNON
La facture et l’archivage électroniques
Etienne WERY
Elektronische facturatie in een veranderende juridische context
Hilde VANDEPERRE, Mieke VAN DEN BERGHE
Processus d’évaluation des collaborateurs : une dynamique d’actions
Benoît VANDERSTICHELEN
Evaluatie medewerkers: een stap naar kwaliteit...
Staf JONGEN
2 0 11 / 4
27
BEROEP
Thema’s/Sujets
Sprekers/Orateurs
De accountant, hart en motor van de elektronische facturatie
Christian LUYTEN
Organisatie en kwaliteit in uw kantoor: de nieuwe handleiding van a tot z…
Bart VAN COILE, Fabienne CLEYMANS
Permanente vorming: de wil om uit te blinken
Rolf DECLERCK
De strijd tegen het witwassen van geld in de praktijk: hoe een adequate organisatie van uw kantoor opzetten?
Jos DE BLAY
Kwaliteit: een belangrijk onderdeel van het onderwijs
Bart VAN COILE, Eric STEGHERS, Paul VAN GEYT
ISO-certificaat: handleiding en opportuniteiten binnen het kantoor
Petra SCHIETECATTE
Generation Y, een debat over hun behoeften en verwachtingen!
Gonda SCHELFHAUT, Hilde GAUBLOMME, Carine COPPENS, Erik VAN DEN BRANDEN
Paperless kantoor: een realiteit?
Petra SCHIETECATTE
Opdrachtbrief: theoretische en praktische aspecten
Sandrine GHILAIN, Luc CEULEMANS
De gerechtelijke expertise: een opdracht voor de accountant en de belastingconsulent
Guy DE COEN
The profession of Tax Advisers in Europe and the CFE
Rudolph REIBEL, Uta GAYER
Les professions économiques, des métiers d’avenir
Patrick DELEU, Patrick VAN IMPE, Joëlle VAN HECKE
L’expert-comptable : plus qu’une marque, une marque de qualité
Emmanuel DEGRÈVE
L’expert-comptable, au coeur et moteur de la facturation électronique
Olivier de BONHOME
L’organisation et la qualité au sein de votre cabinet: le nouveau manuel de a à z
Christine CLOQUET
La formation continue : plus une volonté d’excellence qu’une obligation
Jean-Luc KILESSE
La qualité, au coeur des filières d’accès à la profession
Benoît VANDERSTICHELEN, Patrick JAILLOT, Faska KHROUZ
Lutte contre le blanchiment : l’organisation pratique du cabinet
Roger LASSAUX, Jean-Guy DIDIER
Réorganisation d’un cabinet d’experts-comptables
Sindy MAENHOUT
Génération Y, leurs besoins et attentes en débat !
Valérie COCHAUX
L’essentiel au coeur de l’important
Guy KAHN
Contours et alentours de la lettre de mission
Sandrine GHILAIN, Jean-Paul KOEVOETS
L’expertise judiciaire : une mission pour l’expert-comptable et le conseil fiscal
Frédéric LONHIENNE
Go for paperless
André BERT, Erwin DE PUE, Emmanuel DEGREVE, Philippe LAMBRECHT
28
2 0 11 / 4
TRENDS
Is Europa “definitief” gered? Amid Faljaoui Belastingconsulent
Dankzij het – door de Europese autoriteiten als historisch bestempelde – akkoord van 27 oktober kon de eurozone, en bij uitbreiding de wereldeconomie, worden gered. Blijft echter de vraag of het plan niet alleen bedoeld is om tijd te winnen, of dat het de financiële markten toch definitief heeft gerustgesteld? Jammer genoeg weet niemand het. Alleen de actualiteit zal uitwijzen of het slechts een lapmiddel was of het laatste hoofdstuk van een lange, veel te lange crisis.
Terwijl wij in de nacht van donderdag 27 oktober tegen 4 uur in een diepe slaap gedompeld waren, bereikte Europa eindelijk een historisch akkoord. Een akkoord dat de financiële markten zou moeten kunnen kalmeren en ons enige sereniteit laten terugvinden, zodat we niet moeten blijven vrezen dat de economie in een bodemloze put verzinkt. Het bereikte akkoord moet Griekenland redden, door de Griekse overheidsschuld tegen 2020 geleidelijk te verminderen van 160% tot 120%. Het akkoord wil ook de financiële middelen waarover Europa kan beschikken, verhogen, om te vermijden dat het eventuele bankroet van Griekenland andere landen besmet, zoals Spanje of, erger nog, Italië. Maar laten we duidelijk wezen: wie in de nacht van 27 oktober het meest in de kijker stond, waren de bankiers. En niet zonder reden, want iedereen vroeg hen om een kolossale inspanning, namelijk 50% van de waarde van hun vorderingen prijs te geven. Met andere woorden een verlies van 50% ten laste nemen op de waarde van de Griekse obligaties die ze in portefeuille hebben.
Onderhandeling of chantage? Gemakkelijker gezegd dan gedaan, want even na middernacht op donderdag 27 oktober publiceerde de vertegenwoordiger van de Europese banken nog een communiqué
30
2 0 11 / 4
waarin hij verklaarde: “dat er geen akkoord was over een zeker aantal punten met het oog op een akkoord”. Op dat moment vreesde men dus voor een breuk, maar gelukkig voor ons was het maar een onderhandelingspositie. Frankrijk, en ook de Europese Centrale Bank, waren bang voor de gevolgen van een dergelijke sprong in het duister. En de hemel zij dank, iets vóór 4 uur in de ochtend werd uiteindelijk toch een akkoord bereikt. En zo bekwam Europa uiteindelijk toch dat de banken 100 miljard euro prijsgeven van de 210 miljard euro Griekse schuld die zij in portefeuille hebben. Voorts blijven zij de Grieken geld lenen, maar op lange termijn en tegen een zeer lage rente.
Tijdelijke beurseuforie? De hele nacht van woensdag 26 oktober tot in de vroege uurtjes van de 27e bleef de banksector dus talmen om zich “vrijwillig” te engageren voor deze operatie, die, laten we het toegeven, een vermomd faillissement van Griekenland inhoudt en de banken het leeuwenaandeel van de bijkomende inspanning doet dragen, een inspanning die noodzakelijk was geworden door het uit de hand lopen van de Griekse situatie. Daags nadien waren alle Europese bankwaarden nochtans aan het feest en schoten al hun koersen de hoogte in. Vandaar de vraag: hoe kan die beurseuforie
TRENDS
worden verklaard? In feite was het niet het bedrag van de décote waarin de markten op de eerste plaats geïnteresseerd waren. “Het is immers al lang geweten dat de Europese banken de middelen hebben om het complete bankroet van Griekenland op te vangen. De beleggers waren echter bang dat de Griekse crisis zich tot de rest van Europa zou uitbreiden. De verwachting van de markten was dus niet gericht op het Griekse plan, maar op de geloofwaardigheid van de aangereikte oplossing, waardoor andere Europese landen niet zouden worden besmet door de crisis”, verklaarde Benoît de Broissia, analist van de sector bij KBL Richelieu, aan de media. Als het plan werkt en het risico dat Spanje en Italië hun schulden niet kunnen aflossen inderdaad wegvalt, hebben de beleggers dus uiteindelijk niet zo veel reden meer om zich zorgen te maken over de gezondheid van de sector. Dat is dus de reden dat de banksector, op het moment dat wij deze lijnen neerpennen, zo gunstig reageerde. De vraag is alleen of het zal blijven duren.
Werd Europa uitverkocht aan China? Een ander essentieel punt van dit historische akkoord van 27 oktober 2011: zoals geweten zijn de 17 landen ook overeengekomen om de slagkracht van het Noodfonds (EFSF) voor de noodlijdende landen te verhogen. De huidige envelop van 440 miljard euro zal op ongeveer 1 000 miljard worden gebracht. Nog belangrijker is dat de Europeanen er een speciaal fonds aan hebben toegevoegd, waarvoor bij het IMF wordt aangeklopt. En aan dat fonds zullen landen buiten de EU, voornamelijk de groeilanden bijdragen. Namelijk: Noorwegen, dat al eerder interesse had getoond, Japan, Rusland, Brazilië, en … de Chinese Volksrepubliek, die ongetwijfeld de grootste geldschieter van het nieuwe fonds zal worden. De eurozone rekent duidelijk niet meer op eigen middelen om uit de malaise te geraken. Ze rekent voortaan op China. En als China tot deze vriendschappelijke geste bereid is, moet dat wel betekenen dat wij iets in ruil hebben gegeven. En dus zouden de Europese autoriteiten ons continent zowat uitverkocht hebben aan de Chinezen! Zoals altijd met dergelijke complottheorieën zit er enige waarheid in en is de rest verzonnen. Eerst het geloofwaardige: ja, het is waar dat China er alle belang bij heeft om van de Europese finan-
ciële zwakheid te profiteren om een slag te slaan, in dit geval van Europa gunsten bekomen op commercieel gebied. Ja, het is waar dat als de Chinezen uit hun immense wisselreserves putten om de Europese schuld over te nemen, dat Europa zal toelaten om minder afhankelijk te zijn van de financiële markten. Maar in ruil daarvoor zal Europa afhankelijk worden van een grote investeerder, wat niet noodzakelijk veel beter is. Dat is allemaal waar, maar die discussie – die momenteel nog een scenario is – lijkt de indruk te wekken dat China alle beslissingen neemt en Europa geen enkele inspraak meer heeft!
De zwakste is niet degene van wie men het denkt! Niets is minder waar! Als China de Europese schuld zou overnemen – en ik gebruik de voorwaardelijke wijs, want het is nog niet zo ver – zal China dat in de eerste plaats doen om een interne reden. De Chinese reserves zijn hoofdzakelijk in dollar en het is in het belang van China om zijn tegoeden gedeeltelijk te diversifiëren, dus in euro, wat wereldwijd toch de tweede munteenheid is. Het is dus in de eerste plaats in het belang van China zelf om niet alles op de Amerikaanse kaart in te zetten. Een tweede kanttekening bij de kritiek van degenen die beweren dat Europa aan China werd uitverkocht: China heeft er ook alle belang bij om Europa te helpen, want Europa is zijn grootste uitvoermarkt, zelfs vóór de Verenigde Staten. En als China wil dat zijn fabrieken op volle kracht blijven draaien en zo sociale onrust wil vermijden, moet het zijn klant, Europa dus, wel helpen om zich eruit te redden, zodat Europa verder zijn “made in China” kan afnemen. Zo niet zal de Chinese groei stagneren en is een sociale uitbarsting bijna onvermijdelijk. Zeggen dat Europa aan de Chinezen werd uitverkocht, is verkeerd uitgedrukt en fout geredeneerd. De zwakste is niet altijd degene van wie men het denkt!
•
2 0 11 / 4
31
IAB
IAB in ’t kort In deze rubriek vindt u de nevenactiviteiten waaraan het IAB heeft deelgenomen.
Juli 2011 • 6-7/7: IFAC SME/SMP Committee, Brussel (Atomium) • 8/7: vergadering van de Raad van de Franse Ordre des Experts-comptables Lille Nord-Pas-de-Calais, Brussel (IAB) • 13/7: vergadering betreffende de elektronische facturatie en archivering, Brussel (VBO)
Augustus 2011 • 30/8: vergadering betreffende elektronische facturatie op het kabinet van staatssecretaris Bernard Clerfayt, Brussel
September 2011 • • • •
19/9: interinstitutencomité, Brussel (BIBF) 22-23/9: FEE-vergadering, Wenen 26/9: studiedag over de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen, Brussel (Pacheco Center) 29/9: vergadering met de FOD Financiën betreffende Biztax
Wetgeving Juli 2011 • Omzendbrief BB 2011/01 van 10 juni 2011 betreffende de coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit (BS 04/07/2011)
Augustus 2011 • KB van 13 augustus 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 1990 betreffende de diploma’s van de kandidaat-accountants en de kandidaat-belastingconsulenten (BS 26/08/2011) • KB van 13 augustus 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 juli 2008 betreffende een jaarlijkse enquête naar de structuur van de ondernemingen (BS 26/08/2011)
32
2 0 11 / 4
• KB van 19 augustus 2011 tot vastlegging van het model van het aangifteformulier inzake belasting van niet-inwoners (natuurlijke personen) voor het aanslagjaar 2011 en van de voorwaarden die het mogelijk maken om de in dat formulier gevraagde gegevens bij middel van computerafdrukken te verstrekken (1) (BS 26/08/2011) • KB van 19 augustus 2011 tot vastlegging van het model van het aangifteformulier inzake belasting van niet-inwoners (vennootschappen, verenigingen, enz.) voor het aanslagjaar 2011 en van de voorwaarden die het mogelijk maken om de in dat formulier gevraagde gegevens bij middel van computerafdruk-
ken te verstrekken 26/08/2011)
(1)
(BS
September 2011 • Wet van 28 juli 2011 tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, het Wetboek van vennootschappen en de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij teneinde te garanderen dat vrouwen zitting hebben in de raad van bestuur van de autonome overheidsbedrijven, de genoteerde vennootschappen en de Nationale Loterij (BS 14/09/2011)
IAB
IAB-info flashback De hot topics uit de actua-rubriek van de website www.iec-iab.be.
Renaissance Building
Heet van de naald
• Persbericht accountants, bedrijfsrevisoren, belstingconsulenten en de kmo: mondialisering of… splitsing? – 08/07/2011 • Nieuwe IFAC Guide to Quality Control for SMP’s – 09/08/2011 • Onderzoek naar diversificatiestrategieën van accountantskantoren – 23/08/2011 • Preventieve richtlijn antiwitwassen: twee belangrijke documenten voor de accountants en de belastingconsulenten – 09/09/2011 • Biztax en andere toepassingen van de FOD Financiën: een gemeenschappelijke brief van de drie instituten, een vergadering… – 22/09/2011 • Documentatie studiedag ‘Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen’ online – 28/09/2011 • Advies van de Raad met betrekking tot de wijze van overdracht van boekhoudkundige dossiers (goedgekeurd op 5 september 2011) – 29/09/2011 • Constructief overleg Biztax tussen de drie instituten en de FOD Financiën – 30/09/2011
• Belgische en Nederlandse fiscus sluiten akkoord over “levensloopregeling” – 15/07/2011 • Verlaagd btw-tarief op arbeidsintensieve diensten is definitief – 19/07/2011 • Tak 21-levensverzekeringen: fiscale neutrale overdracht contract bij faillissement – 16/08/2011 • Hogere verkeersbelasting voor Walen en Brusselaars – 22/08/2011 • Geen registratie meer voor aannemer – 22/08/2011 • Erkenningstermijn diploma’s kandidaat-accountants en -belastingconsulenten verlengd – 29/08/2011 • Jaarlijkse structuurenquête voor verenigingen gewijzigd – 30/08/2011 • Bestrijding van het witwassen: nieuwe lijst van landen die strategische tekortkomingen vertonen – 09/09/2011 • Maaltijdcheques en het aantal werkelijke arbeidsdagen – 13/09/2011
• Vrouwen moeten plaats krijgen in raden van bestuur – 15/09/2011 • Verduidelijkingen omtrent hypotax – 20/09/2011 • CBN-advies: Herwaarderingsmeerwaarden – 29/09/2011
Ten gronde • Belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven: een stand van zaken – 05/07/2011 • Risico’s van cloud computing – 10/08/2011 • De micro-entiteiten: a never ending story? – 10/08/2011 • “Geïnvesteerd kapitaal” anno 2011 – 17/08/2011 • Aanvaard enkel facturen die werden opgesteld volgens de regels van de kunst – 24/08/2011 • Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling – 31/08/2011 • Wijziging bankgeheim: wat zijn daarvan de mogelijke gevolgen? – 07/09/2011 • Niet akkoord met factuur? – 14/09/2011 • Bestuurdersmandaten: onherroepelijke keuze – 21/09/2011
2 0 11 / 4
33
VA K L I T E R AT U U R
Overzicht nieuwe wetgeving vennootschappen 2007-2011 / Jan Ronse Instituut (ed.) Biblo, 2011, 285 p. (Reeks Rechtspersonen- en Vennootschapsrecht; 22) Tijdens de studiedag van het Jan Ronse Instituut voor Vennootschapsrecht op 1 oktober 2010 werd een round-up gemaakt van de vennootschapswetgeving van de voorbije legislatuur (2007-2010). De referaten daarvan zijn nu – in geactualiseerde vorm – gebundeld in deze nieuwe publicatie. • De S-BVBA: een Minerva light? / Carl Clottens en Stijn De Dier • Kapitaal: een mythe van kapitaal belang? / Marieke Wyckaert en Floris Parrein • Deugdelijk bestuur en remuneratie in beursgenoteerde vennootschappen / Hilde Laga en Bernard Tilleman • De commisaris: quo vadis? / Karel Van Hulle en Jean-Pierre Maes • Naar een virtuele algemene vergadering met meer rechten? / Frank Hellemans en Matthias Wauters • Stottert de vereffeningswetgever? / Robbie Tas en Joeri Vananroye Meer over de inhoud vindt u op de website: www.trv.be [rubriek “Boeken & Dossiers”, subrubriek “reeksen”] Prijs: € 150,00 (20 % korting voor abonnees op deze reeks) Bestellen: www.trv.be of
[email protected] Tel. 078 35 33 08
Actualités en droit des sociétés / P. Nicaise (dir.) Bruylant, 2011, 252 p. Le droit des sociétés est en perpétuelle mutation. Le présent ouvrage entend faire le point sur les plus récentes évolutions en la matière. • La SPRL Starter / Pierre Nicaise • La nouvelle réglementation des apports en nature et des quasi-apports, des fusions et des scissions, et des acquisitions de titres propres par la société ou par un tiers / Michel De Wolf • Les fusions transfrontalières en droit belge des sociétés / Sophie Maquet • Les assemblées générales dans les sociétés cotées et la Directive 2007/36/CE / François De Bauw • Gestion de la SA : fragmentation des organes et spécialisation des tâches / Patrick De Wolf • Loi sur la continuité des entreprises : exposé général, premiers commentaires et premiers enseignements de la pratique / Cédric Alter, Avocat Prix : € 90,00 Commander : www.bruylant.be Tél. 0800 99 613
Les services de paiement – De betalingsdiensten. La nouvelle réglementation passée au crible – De nieuwe wetgeving onder de loep genomen / B. Feron (ed.) Intersentia / Anthemis, 2011, 200 p. (Cahiers AEDBF/EVBFR; 23) De Wet Betalingsdiensten is in werking getreden op 1 april 2010. Tijdens een conferentie, georganiseerd door de EVBFR, hebben een aantal experts deze nieuwe regeling grondig geanalyseerd vanuit de vraagstelling of zij al dan niet een betere bescherming inhoudt voor de gebruiker van betalingsdiensten. La loi relative aux services de paiement est entrée en vigueur le 1er avril 2010. Lors d’un colloque organisé par l’AEDBF, des spécialistes l’ont étudiée en profondeur afin d’évaluer dans quelle mesure elle apporte une meilleure protection à l’utilisateur de services de paiement. • Voorwoord – Avant-propos / R. Feltkamp • Les services de paiement : l’autorégulation, la directive et la loi /E. Pieters et V. Broekaert • Les techniques de paiement existantes et futures: tour d’horizon et réglementation / M. Avella Shaw • Het toepassingsgebied van de Wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten (samen)ge(s)teld / K. Byttebier en T. Wera • Niet-toegestane betalingstransacties onder de Wet Betalingsdiensten: over aansprakelijkheid, risicobeheersing en grove nalatigheid /R. Steennot • Loi sur les services de paiement : l’exécution des opérations de paiement – Responsabilités en cas d’inexécution ou d’exécution incorrecte des opérations de paiement / G. Hennard Prijs – Prix : € 73,00 Commander : www.anthemis.be, Tél. 010 42 02 90 Bestellen: www.intersentia.be, Tel. 03 680 15 50
34
2 0 11 / 4
VA K L I T E R AT U U R
Geheimhoudingsovereenkomsten / K. Andries Business and Economics, die Keure, 2011, 662 p. Ken Andries analyseert de juridische problemen die rijzen bij het gebruik van geheimhoudingsovereenkomsten. Hij onderzoekt hoe men geheime informatie zo effectief mogelijk kan beschermen door middel van het contractenrecht. Ondernemingen genieten immers een concurrentieel voordeel wanneer zij over economisch relevante informatie beschikken waarvan hun concurrenten niet op de hoogte zijn. Een absolute geheimhouding is echter geen realistische beschermingsmethode. De economische waarde van informatie komt vaak pas ten volle tot haar recht bij het daadwerkelijke gebruik van deze kennis. Dit betekent dat de onderneming de informatie moet meedelen aan interne of externe vertrouwelingen voor het ontplooien van haar activiteiten. Het risico bestaat dat deze personen niet allemaal het vertrouwen van de onderneming waard zijn. De klemtoon wordt gelegd op praktische problemen zoals die aan bod komen in rechtspraak en rechtsleer. • Inleiding • Totstandkoming van de geheimhoudingsplicht • Partijen bij de geheimhoudingsplicht • Voorwerp van de geheimhoudingsplicht • Duurzaamheid van de geheimhoudingsplicht • Algemeen besluit Prijs: € 133,00 Abonnementsprijs: € 106,00 (abonnement op “Recht en Onderneming”) Bestellen: www.diekeure.be Tel. 050 47 12 72
Planification successorale dans un contexte international. États-Unis, France, Belgique / G. Jorion Larcier, 2011 (Cahiers de fiscalité pratique)
Liber Amicorum Luc Weyts – Vennootschapsrechtelijke Clausules voor het Notariaat / F. Buyssens, K. Geens, H. Laga, B. Tilleman, A.-L. Verbeke (red.) Larcier, 2011, 1031 p.
La planification fiscale en matière successorale est de nos jours bien maîtrisée lorsqu’elle concerne un de cujus national belge et résident belge. L’analyse effectuée dans cet ouvrage porte sur des biens situés à l’étranger, le de cujus devenu résident belge, a gardé la nationalité de son pays d’origine, les enfants résident à l’étranger.
In dit boek worden meer dan veertig clausules in akten van vennootschappen besproken, gegroepeerd rond acht thema’s: oprichting en algemene clausules, inbreng, kapitaal en aandelen, organen van de vennootschap (algemene vergadering, bestuur en controle), rechtsvormen, conflicten, fiscaliteit van vennootschappen en rechtshandelingen door vennootschappen.
• La méthode de travail consiste à prendre un cas pratique comme fil conducteur pour la partie théorique : les auteurs tentent de poser les bonnes questions en droit civil et en droit international privé. • Les techniques de planification successorale habituellement mises en œuvre, sans élément d’extranéité, sont passées en revue. • Le chapitre 3 est une approche générale des droits de succession et de donation dans les pays étrangers. • Le chapitre 4 traite des atténuations apportées par les pays concernés pour remédier à la triple imposition. • La notion de résidence fiscale est examinée au chapitre 5. • Le dernier chapitre est consacré au cas pratique proprement dit.
Dit boek behandelt de vele aspecten van het vennootschapscontract grondig, aan elke vennootschapsrechtelijke clausule gaat een grondige analyse vooraf. De gedetailleerde inhoudstafel kan geraadpleegd worden op de website van de uitgever: http://uitgeverij.larcier.com. Prijs: € 150,00 Bestellen: http://uitgeverij.larcier.com Tel. 0800 99 613
L’ouvrage analyse la législation récente, y compris les trois lois de finances rectificatives qui ont été votées successivement le 29 décembre 2010, le 29 juillet 2011 et le 8 septembre 2011 en France. Prix : € 55,00 Commander : http://editions.larcier.com Tél. 0800 99 613 2 0 11 / 4
35
Accountancy&Tax