Formatierapport 2008 3TU Speerpunt Bouw Prof.dr.ir. Mick Eekhout Formateur 3TU Speerpunt Bouw December 2008
5
Formatierapport 2008 3TU Speerpunt Bouw
Prof.dr.ir. Mick Eekhout Formateur 3TU Speerpunt Bouw December 2008
Speerpunt Bouw
1
Colofon Uitgegeven door
3TU Speerpunt BOUW p/a Faculteit Bouwkunde Prof.dr.ir. Mick Eekhout, formateur 2007/2008 Julianalaan 134 2628 JL Delft Postbus 5043 2600 GA Delft www.speerpuntbouw.nl
[email protected]
Auteur
Mick Eekhout
Layout
Manuela Schilberg
Copyright
© December 2008; 1e druk 22 december 2008
Omslag
Fragment ontwerpconcept dr.ir. Arjan van Timmeren ‘Zero Energy House’
2
Speerpunt Bouw
Inhoudsopgave: 1.
Inleiding
5
2.
Posities van de bouw en van de universiteiten
7
3.
Huidige onderzoek en 3TU programmering
9
4.
Onvermijdelijkheid van valorisatie
13
5.
Formatieproces
16
6.
Middelen voor valorisatie
21
7.
Conclusies
28
8.
Management Samenvatting
31
9.
Noten
34
1.1. 2.1. 2.2. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 5.1. 5.2. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6. 6.7. 6.8.
Doelstelling 3TU Speerpunt Bouw Positie van de bouw Positie van de universiteiten
Huidige onderzoeksprogramma’s 3TU Speerpunt Bouw programmering Huidige onderzoeksklimaat bouwfaculteiten Aansprekende programma’s met een klik naar de vraagzijde Climate Design als valorisatiecasus
Innovaties in de bouw Match tussen vraag en aanbod in programmering Ontwikkelen van interne kwaliteitszorg Synchronisatie programma’s bouwkunde TUD en TUE Antwoorden vanaf de vraagzijde Resultaten van het formatieproces Werken aan maatschappelijke problemen vanuit toekomstscenario’s
Familiegevoel tussen typen onderzoekers Duo-trekkers in de volgende fase 3TU Bouw Valorisatiecentrum Prometheus formule Tweejarige promovendi Extern gefinancierde leerstoelen Van intern naar extern gefinancierd onderzoek Market Review in 2009
Dankwoord / Over de auteur
45
Portal Speerpunt Bouw
47 3
4
1.
INLEIDING
De voormalig minister van OCW, Maria van der Hoeven, heeft aan de universiteiten naast onderwijs en onderzoek de taak van valorisatie gegeven. De bouw is gediend met een wetenschappelijke ondersteuning voor een aanzienlijke technische sprong in nieuwe kennis en inzicht. Het universitair bouwonderzoek kan op haar beurt vanuit de bouwvraag in kwaliteit en kwantiteit groeien om een grote innovatieve kracht voort te brengen. En er zijn krimpende budgetten voor de toegepaste wetenschappen op de 3TU’s. Uit die vier overwegingen is valorisatie naar de bouw onvermijdelijk voor de bouwfaculteiten. De bouw kan profiteren van die verhoging van kennis en inzicht. Het formatieproces van het 3TU Speerpunt Bouw heeft van september 2007 tot december 2008 geduurd. Er zijn besprekingen gevoerd met de bouw in een groot aantal geledingen. Er zijn hieruit gevolgtrekkingen gemaakt, zowel inhoudelijk als praktisch, in een visie en naar technische oplossingen voor maatschappelijke problemen. Er is daarna met een klein aantal spelers daadwerkelijk gesproken over gezamenlijke onderzoeksprojecten. Door het werken met afwisselend beide zijden van vraag en aanbod is vooral de benaderingswijze duidelijker geworden. Er is een visie voor de toekomst ontwikkeld. Daaruit volgen een aantal adviezen. In de komende jaren zullen partnerschappen gesloten moeten worden tussen 3TU onderzoekers en de bouw. Het streven is om gezamenlijk als partners door grensverleggend fundamenteel onderzoek te verrichten tot vernieuwing in de technologie te komen, deze te ontwikkelen en originele, vernuftige toepassingsgerichte ontwerpen te maken. Het doel is om door een betere prijs/kwaliteitsverhouding, door een aan de tijd aangepaste, meer geraffineerde technologie en door meer transparantie in het bouwproces de maatschappij beter tegemoet te komen. Er zal een generatiesprong gemaakt moeten gaan worden. Het bouwkundige deel van de complexiteit van veel maatschappelijke problemen kan heel goed door ingenieurs geanalyseerd en technisch opgelost worden. Het 3TU Speerpunt Bouw werd opgericht met valorisatie vanuit de bouwfaculteiten als doel. Valorisatie dient per leerstoel en per onderzoeksgroep georganiseerd te worden. Dit rapport is in eerste instantie geschreven voor de aanbodzijde van het universitair onderzoek: de onderzoekers, hoogleraren, onderzoeksleiders, decanen en Colleges van Bestuur van de 3TU. Voor de TU valorisatie centra is het een voorbeeld van aanpak voor MKB-gericht onderzoeksoverwegingen. Doordat de formateur zich voortdurend bewogen heeft tussen de aanbodzijde en de vraagzijde van het bouwonderzoek, is het rapport ook bedoeld om de vertegenwoordigers van de vraagzijde van de bouw te informeren over de resultaten van de gesprekken met hen.
1.1. Doelstelling 3TU Speerpunt Bouw
De doelstelling van het Speerpunt is in december 2006 beschreven als:
“Nederland gidsland laten zijn voor innovaties in de Europese bouwindustrie (van architecten tot bouwbedrijven): de bouw moet met de onderzoeksresultaten beter, sneller, flexibeler, transparanter en innovatiever werken. …Bij de ambitie van
5
gidsland behoort tevens een internationale oriëntatie…” [uit businessplan Speerpunt Bouw, december 2006, Frans Bijlaard et al]. Gezien de feitelijke positie van bouwend Nederland als volger of middenmoter in Europees kader, is deze ambitie van Europees gidsland enorm en vereist zij een uiterst grote inspanning tot verwezenlijking. Die ambitie moet er dan ook wel zijn om een sprong te willen maken. Ambitie in ‘academia’ is groot, maar loopt vaak stuk tegen een gebrek aan financiën en tegen niet-integraal en niet-overstijgend denken op het gebied van samenwerkingen. De ambitie in het MKB is niet gericht op lange termijn en niet op grensverleggende kwaliteit. Wel op overleven en continueren op korte termijn. Er is in de bouw (lees: onder de aannemers) nauwelijks ambitie zich op innovatief technisch vlak uit concurrentie te ontwikkelen en te onderscheiden. Alleen bij de onderaannemers en producenten in de bouw speelt specialisme een stimulerende rol. De zes grote nationale bouwers investeren elk op hun beurt wel degelijk in onderzoek en ontwikkeling, maar vaak meer procesgericht dan productgericht. Hoe komt het dat Nederlanders een grote denk van zichzelf hebben, maar dat er internationaal geen Nederlandse consortia bezig zijn buiten Nederland? In de nieuwe EU landen als Bulgarije en Roemenië zijn vele internationale consortia werkzaam van financiers, projectontwikkelaars, architecten, constructeurs, hoofdaannemers, onderaannemers en bouwmanagers. De Nederlandse consortia ontbreken vooralsnog (behalve de baggeraars). Nationaal is er geen visie over welke richting die toekomstontwikkeling van de bouw uit gaat. Er ontbreekt een denktank voor de bouw bemand met ervaren professionals met een overkoepelende visie die gezamenlijk zich een beeld van de toekomst zouden kunnen gaan vormen in een aantal alternatieve scenario’s. Tot nu toe heeft de universitaire stimulans uit onderzoek niet een overweldigende indruk op de bouw gemaakt. Voor de Nederlandse markt zijn de beschrijvingen van de onderzoeksprojecten niet gemakkelijk te volgen. Vaak zijn ze ook niet marktgericht geschreven. Naast enkele actieve kernen, is het merendeel van de onderzoeken niet gericht op de praktijk van de bouw en haar spelers. Ook de technische universiteiten vermannen zich in hun ambitie en zijn bezig met nieuwe programma’s, gebaseerd op ge’peer-review’de wetenschappelijke kwaliteit. Daarnaast zal ook de invloed van de wensen en eisen van de vraagzijde moeten worden meegenomen. Aldus resulterend in een ‘Market Review’, die in 2009 georganiseerd moet worden. De wetenschappelijke Peer Reviews en maatschappelijke Market Reviews plus de evaluaties en verbeteringen zullen leiden tot een nieuwe 3TU Bouw programmatuur. Pas dan kan het 3TU Speerpunt Bouw echt van start.
6
2.
POSITIES VAN DE BOUW EN VAN DE UNIVERSITEITEN
De bouwonderzoekers hebben moeite mee te dingen naar (inter)nationale onderzoeksprogramma’s omdat hun brede en complexe vraagstukken niet erg veel research-appeal hebben. Zowel de bouw als de onderzoekers worden in de wetenschap nog niet als serieuze volwassenen, maar als ‘junioren’ gezien.
2.1. Positie van de bouw
De bouw heeft als laagdrempelige industrie een technologische impuls nodig om de slag naar de volgende generatie te maken. Doorzetten van het huidige is niet goed genoeg. Er staan ingrijpende maatschappelijke uitdagingen op de bouw te wachten, zoals onder andere afnemende bevolkingsgrootte, toenemende vergrijzing, dure energie, hoge dichtheid, natte bodem en schaarse materialen. [Zie par.5.2. en noot 8,9]. Die zullen met de meest moderne technieken en inzicht in complexe processen aangevat dienen te worden om voor de volgende generatie een beter Nederland te scheppen. Door middel van de meest geavanceerde technologie kunnen grote stappen voorwaarts gemaakt worden in de ontwikkeling van de bouw. Het laagdrempelige karakter van de bouw met vrije toegang van allerlei aanbieders zorgt voor een bouwmarkt met een heftige concurrentie, een laag prijsniveau en een starre, weinig innovatiegerichte technologie. De energiecrisis waarin de komende generatie belandt, werpt zijn schaduw vooruit. 40% van het wegtransport is gerelateerd aan de bouw. De bouw biedt een grote werkgelegenheid, maar heeft een relatief kleiner aandeel in het bruto nationaal product. De bouw is daarmee een relatief laagwaardige industrie. Het zorgvuldig beheer van de gehele levenscyclus van gebouwen gaat tellen. Dat geldt zowel voor het produceren en bouwen van woningen en gebouwen, als het functioneel gebruik door mensen, het onderhouden, renoveren, herbestemmen, slopen en hergebruiken van gebouwen. We weten dat de bevolking gaat krimpen, dat de economie niet meer explosief zal groeien en dat energie en materialen steeds duurder zullen gaan worden. De bouwnijverheid is een afspiegeling van de maatschappij. Zij heeft in de afgelopen jaren stil gestaan bij het proces van zelfreiniging. Er gaat een positieve groei in kwaliteit plaats vinden, met gebruik van het beste dat de moderne technologie te bieden heeft. Dat is al eerder gebeurd. Nederland was de bakermat van het Modernisme in de jaren ‘20 met De Stijl. De moderne Nederlandse architectuur wordt wereldwijd hoog gewaardeerd. Gespecialiseerde Nederlandse ingenieurs werken over de gehele wereld. In Nederland werkt Bouwend Nederland aan imago verbetering. Aannemers zijn betrouwbare procesmanagers geworden met gedisciplineerde vaklieden en een sterk vermogen tot improvisatie. De bouw is de tijd van ondoorzichtigheid voorbij, maakt steeds meer gebruik van industrialisatie en informatica. Zij staat midden in de samenleving. Er is waardering voor kwaliteit van goede infrastructuur, stadswijken en gebouwen tot in het detail. Architectuur heeft televisie-appeal. De achteruitkijkspiegel van de bouwfraude wordt in de gaten gehouden maar we kijken door de voorruit en die is veel groter [noot 1]. Er is kapitaal voldoende in Nederland. We zijn nog nooit in de geschiedenis zo welvarend geweest. Natuurlijk zijn er verwarrende recessies en hoogconjuncturen. Beide worden aangegrepen als reden om iets nieuws te doen: nadenken over de toekomst. Tijdelijke onderbezetting wordt bij veel bouwbedrijven gebruikt voor bijscholing en reflectie. En er zijn meer lichtpunten. Nationaal is de bouw bezig de faalkosten terug te dringen en een betere 7
prijs/kwaliteitsverhouding te ontwikkelen. Buitenlanders bewonderen de Nederlandse bouw om de ‘value-for-money’ mentaliteit. Zij bewonderen de Nederlandse architectuur om hun verrassing, creativiteit en originaliteit. Er zijn Nederlandse bouwspecialisten in de gehele wereld werkzaam. Toch zijn dit de uitzonderingen op de regel van de thuismarkt van bouwers (hoofdaannemers). De concurrentie blijft beperkt tot een bekende groep van aannemers. Betoncomponenten zijn zò zwaar dat er geen concurrentie uit het buitenland te verwachten is: een betonnen waterlinie. De Nederlandse hoofdaannemers zijn niet meer aanwezig in het buitenland. Ingewijden weten dat er op allerlei fronten nog veel te verbeteren valt.
2.2. Positie van de universiteiten
De technische universiteiten hebben hun bouwfaculteiten in de laatste twee decennia zien groeien in onderzoek. Van een engineeringfaculteit met een grote en regelmatige uitstroom van afgestudeerde ingenieurs ontwikkelen de bouwkunde faculteiten Bouwkunde zich steeds meer wetenschappelijk. 20 Jaar geleden waren de bouwpromovendi op één hand te tellen. Inmiddels zijn er op de 3TU bouwfaculteiten in totaal 200 promovendi werkzaam. Het huidige bouwonderzoek in projecten en programma’s is het beste dat de hoogleraren en onderzoekers zich kunnen voorstellen. Maar de bouw kent dat onderzoek niet of nauwelijks. Er wordt door wetenschappers meer naar congressen en andere wetenschappers in de wereld gecommuniceerd dan naar de Nederlandse bouw. Sinds enkele jaren kennen de universiteiten de plicht tot valorisatie. Die houdt voor de bouwhoogleraren in het samenwerken met het MKB en het gezamenlijk inschrijven op (inter)nationaal gesubsidieerde onderzoeksprogramma’s. Historisch gezien is het succes voor de bouwonderzoekers bij die programma inschrijvingen nooit indrukwekkend geweest. De samenwerking met de vele bouwgerelateerde bedrijven en instituties levert slechts een bescheiden externe financiering van 10% van de onderzoeksinzet op. Dus het roer moet om. De positie van het universitair bouwonderzoek is die van visionair toekomstverkenner en aanjager van innovatieve technieken, processen en ontwerpen. De hoogleraren worden geselecteerd uit de beste professionals die in de bouw en aanverwante instituties werkzaam zijn. Van hen wordt verwacht dat zij een helder inzicht in hun vakgebied bezitten, een uitgebreid netwerk hebben en een visie ontwikkeld hebben voor de toekomst van de bouw. Deze criteria behoren tot de standaard aanstellingscriteria. Met deze personen, acterend als geweten en als visionairs voor de bouw, kan deze haar toekomst mede bepalen. De meer onbekende hoogleraren moeten eerst zorgen voor externe waardering. Het universitair onderzoek moet blijkens wetenschappelijke visitaties hoog scoren. En aan de maatschappelijke zijde moet kwaliteit, vitaliteit, toepasbaarheid, stimulering en visie worden gecommuniceerd naar de bouw. Gezien de geïsoleerde houding van de bouwleerstoelen op de 3TU zullen de betreffende hoogleraren veelal een zwenking naar de bouwmarkt moeten maken. Ook is er een samenwerking mogelijk met de lektoren van de HBO instellingen, die in het algemeen de kortere termijn onderzoeken doen. TU’s doen geen korte termijn engineering, maar wel wetenschappelijk lange termijn onderzoek. Universitair en HBO onderzoek zijn in dat opzicht complementair. Ook de positie van het onderzoek van TNO zal in dit kader met respect worden gehandhaafd in het totale beeld van Nederlands universitair bouwonderzoek.
8
3.
HUIDIGE ONDERZOEK EN 3TU PROGRAMMERING
Het 3TU Bouw onderzoek bestaat uit individuele projecten en programma’s op verschillende gradaties van solitair tot integraal: integrale sectieprogramma’s, integrale faculteitsbrede programma’s, 3TU sectorprogramma’s, integrale 3TU-brede programma’s en internationale programma’s: !" Individuele projecten en programma’s worden geïnitieerd en onderhouden vanuit één leerstoel (monodisciplinair). !" Integrale sectieprogramma’s zijn geïnitieerd vanuit een TU sectie van leerstoelen die zich op een enkel marktsegment richt (multi-disciplinair). !" Integrale faculteitsbrede programma’s richten zich op integrale onderwerpen en worden georganiseerd vanuit verschillende leerstoelen in één faculteit (multidisciplinair, evenals het hieronder genoemde). !" 3TU sectorprogramma’s worden vanuit verschillende aanverwante 3TU leerstoelen op een sector in de bouw gericht. !" Integrale 3TU brede programma’s worden door maatschappelijke problemen geïnitieerd en onderhouden vanuit betrokken leerstoelen over alle 6 faculteiten 3TU verspreid. !" Internationale programma’s ontstaan vanuit structurele internationale samenwerking op gemeenschappelijke problematiek en ad hoc internationale inschrijvingen op kaderprogramma’s.
3.1. Huidige onderzoeksprogramma’s
Het meest recente overzicht van de lopende programma’s (peildatum 1 december 2008) is als volgt:
16 programma’s Bouwkunde TU Delft
Building Innovation Climate Design Computing and Performance Delft School for Design Design & Construction management Design & History Health Housing Metropolis, Modernity , Heritage Randstad Real estate management Sustainability The Architectural project and its Foundations Urban Architecture Urban Landscape design lab Urbanism-lab
4 programma’s Bouwkunde TU Eindhoven
Design Decision Support Systems in Architecture and Urban Planning Physics of the Built Environments Structural Design User Orientated Built Environments
9
1 programma Civiele Techniek Delft Construction
1 programma U Twente Bouw/Infra
Deelprojecten OTB Deelprojecten TBM Het herdefiniëren van bestaande programma’s en die wetenschappelijk laten valideren, levert niet automatisch de garantie dat die programma’s ook aantrekkelijk zijn voor externe partners. In 2009 komt de onvermijdelijke invloed van de valorisatie toch weer in beeld. Dan groeit het besef dat het 3TU Speerpunt Bouw langzamerhand gezien kan worden als een initiatief ter acceleratie van valorisatie activiteiten die onherroepelijk moeten gaan gebeuren.
3.2. 3TU Speerpunt Bouw programmering
Gezien het 3TU belang in valorisatie voor de bouw, is een 3TU programmering van onderzoek een van de volgende stappen om te nemen. Een kleiner en overzichtelijker 3TU Bouw programma met voor de buitenwereld begrijpelijke titels ligt voor de hand onder de titels van deze acht programma’s ligt een hiërarchie van aan elkaar gerelateerde subprogramma’s en projecten. Als voorbeeld een voorstel van de formateur om uit te werken in volgende fasen van de ontwikkeling van het 3TU Speerpunt Bouw:
Stedenbouw: 1. 2.
Urban Planning + Infra / Stedelijk Ontwerp+Infra Delta Cities / Delta Steden Architectuur : 3. Architectural Design / Architectonisch Ontwerpen 4. History + Concepts / Geschiedenis + Concepten
Bouwtechnologie: 5. 6.
Building Innovation / Bouw Innovatie Sustainable Climate / Duurzaam Klimaat
7. 8.
Design + Construction Management / Ontwerp + Bouwmanagement Real Estate Management / Vastgoed Management
Management:
3.3. Huidige onderzoeksklimaat bouwfaculteiten
Driekwart van de leerstoelen vallend onder het 3TU Speerpunt Bouw bevindt zich op de twee Bouwkunde faculteiten in Delft en Eindhoven. Beide faculteiten kennen regelmatige wetenschappelijke visitaties, de zogenaamde ‘Assessments’. In het voorjaar van 2010 zal de officiële KNAW Assessment over de gebruikelijke 6-jarige research periode 2003-2008 plaats vinden, die inmiddels door beide decanen van bouwkunde TUD en TUE is opgerekt tot de periode van 2003-2009. Met een strakke discipline en een goede documentatie vormen de voorbereidingen op en het doorlopen van die Peer Reviews geen obstakel, maar het gaat wel ten koste van de onderzoeksenergie die niet gericht kan worden ingezet op de ontwikkeling van inhoudelijk grensverleggend onderzoek. In de NRC van 29.11.2008 is de academische beoordeelziekte ‘evaluïtis’ uitgebreid besproken [www.nrc.nl]. De beoordeling van de efficiency van evaluaties kent voor- en tegenstanders. 10
De tussentijdse Peer Reviews in november 2008 op Bouwkunde TU Delft hebben als uitgangspunt kwaliteitsevaluatie. Er is een poging ondernomen om te komen tot meer integraal werkende programma’s. Het verwachte resultaat van deze wetenschappelijke tussenvalidatie is een nieuwe programmering voor de komende officiële assessment periode van 2010 tot 2015, gebaseerd op hoge kwaliteit. Echter, in deze herprogrammering is nog geen rekening gehouden met de valorisatie, omdat de Speerpunt overwegingen niet werden meegenomen. Er zal derhalve nog een ‘Market Review’ en daarna een volgende herprogrammering nodig zijn in 2009 om tot een werkelijk aantrekkelijke valorisatieprogrammering te komen. De spagaat van het universitair bouwonderzoek bestaat uit enerzijds de wetenschappelijke wereld met de Peer Reviews en anderzijds de bouwwereld en de maatschappij en een marktevaluatie / Market Review. Daarna volgt een klik, een match en partnerships voor externe financiering.
Fig. 1: De huidige TU programma’s moeten geconsolideerd worden tot 3TU programma’s en daarnaast is er de deelname in allerlei horizontale projecten.
De rector magnificus van de TU Delft, prof.dr.ir. Jacob Fokkema, verwacht 4tjes (‘very good’) en 5jes (‘excellent’). De andere 3TU rectoren hebben hun verwachtingen niet lager gesteld. Dat is een hoge ambitie voor de bouwkunde faculteiten. Want historisch gezien kwam de gemiddelde beoordeling van Bouwkunde TUD niet hoger dan 3,4 (Qanu assessment over periode 1997-2002) en 3,30 (Mid Term Review 2007). De beoordeling van TUE was gemiddeld 3,4 en OTB scoorde in dezelfde periode ook 3,30 gemiddeld. [www.Qanu.nl]. Bouwkunde Eindhoven werkt onder leiding van onderzoeksdirecteur prof.Bert Snijder naar een verbeterslag vanuit de beoordeling van de Mid Term Review 2007. In 3TU verband zou het voor de hand liggen om de onderzoeken van TUE en de programma’s van TUD samen te voegen, conform de hiervoor genoemde 8 programma’s. Maar dat stuit vooralsnog op een veto, gebaseerd op de huidige interpretatie van de relatieve autonomie binnen de federatie van de 3TU. Civiele Techniek TUD / prof. Frans Bijlaard heeft zeer positieve verwachtingen aangaande ‘de andere aanpak’ van het Speerpunt Bouw om via de route van het vinden van technische oplossingen voor maatschappelijke problemen tot andere externe financieringsbronnen dan de gebruikelijke branchegebonden stimuli voor onderzoek te komen. De overige betrokken faculteiten (TBM TU Delft, OTB TU Delft en CTW U Twente) hebben een kleinere betrokkenheid met het toekomstig onderzoeksportfolio van het 3TU Speerpunt Bouw vanwege hun meer beperkte inzet op dit onderwerp.
11
3.4. Aansprekende programma’s met een klik naar de vraagzijde
De keuzemogelijkheden bij een herprogrammering van onderzoek met een simultane wending naar de valorisatie zijn talrijk. Uit een gesprek met prof.dr. Peter Niekamp, directeur NWO, kwam duidelijk naar voren dat er aansprekende programma’s moeten komen voordat er van valorisatie sprake kan zijn. Hoogleraren moeten programma’s, subprogramma’s en projecten definiëren waaraan zij vermoeden dat het afnemend veld, de vraagzijde van het onderzoek, behoefte heeft. Er moet als het ware een ‘klik’ ontstaan bij het presenteren en doornemen van de mogelijkheden van een programma of een project. Pas daarna zijn de marktpartijen geïnteresseerd en komt er een ‘match’, een intensieve samenwerking. Zonder aansprekende programma’s geen klik. Zonder klik geen belangstelling, zonder belangstelling geen match en geen valorisatie. De klik is het begin van een gezamenlijk avontuur van onderzoekers en sponsors/partners die in het onderzoektraject nieuwe toekomsten zullen ontwerpen en ontwikkelen. Dat een dergelijke match op grote schaal wel degelijk mogelijk is bewijst de intensieve samenwerking tussen bedrijfsleven en universiteiten in Finland. Na de val van het IJzeren Gordijn in 1989 vielen in Finland veelal de Russische opdrachten voor de Finse economie weg. Finland stond aan de rand van een nationaal bankroet. Langdurige en intensieve samenwerking tussen industrie en universiteiten bracht veel nieuwe ideeën en concepten voort, als gevolg waarvan er in Finland een aantal sterk groeiende bedrijven zich hebben ontwikkeld. Nokia is een goed voorbeeld van een bedrijf dat een ander productassortiment koos en vervolgens sterk expandeerde. De val van het IJzeren Gordijn wordt door hen nu gezien als een ‘blessing in disguise’.
3.5. Climate Design als valorisatiecasus
Een voorbeeld van een programma met een sterk maatschappelijke aantrekkingskracht is ‘Climate Design’. [www.TUDelft.nl/bouwkunde/buildingtechnology /research]. Daarin worden energiestromen bij de voorbereiding en bouw van nieuwe gebouwen en gebouwde omgevingen onderzocht en gecombineerd met ontwikkelde voorwaarden voor binnenklimaat. Er is nog betrekkelijk weinig kennis en inzicht voorhanden op het gebied van het integreren, combineren en coördineren van allerhande klimaatsystemen in het gebouw en de gebouwde omgeving als technisch artefact. Op onderdelen is Duitsland ons zeker een decennium voor. Nu het nog 5 tot 10 jaar duurt eer de Nederlandse overheid strenge eisen zal stellen aan de energieperformance van gebouwen, zouden de komende jaren heel goed benut kunnen worden voor gemeenschappelijk onderzoek en ontwikkeling door universitaire en andere onderzoekers om overzicht van geïntegreerd werkende systemen te ontwikkelen. Het Climate Design programma is het enige BK TUD onderzoeksprogramma dat zelfstandig, voornamelijk op externe fondsen draait. Er blijkt een zeer grote behoefte aan Climate Design onderzoekers in de praktijk en op de universiteit. Voor goede en aansprekende programma’s en projecten met een klik naar het afnemend veld en een match tussen aanbod en vraag is de financiering binnen handbereik. Dit geldt zowel voor de jonge Climate Design groep op Bouwkunde TUD als de ervaren Bouwfysica groep op de TUE.
12
4.
ONVERMIJDELIJKHEID VAN VALORISATIE
Slechts met veel inspanning van allen komt er een ware valorisatie tussen 3TU en de bouw tot stand. De opdracht voor de formateur concentreerde zich op het verkennen van de vraagarticulatie, de aanbodarticulatie en van een mogelijke match tussen vraag en aanbod. Daarbij spelen de te bereiken nieuwheid als uitvinding, de innovatie als succesvol marktproduct en de toepassingsmarkt elk een grote rol om het afnemend veld sterk bij het onderzoek te betrekken.
4.1. Innovaties in de bouw
‘Innovatie’ is een modewoord, sinds het kabinet Balkenende met veel aplomb het Innovatieplatform heeft ingesteld. Dat heeft na vijf jaren wat minder effect gehad dan gehoopt en lijkt verzand in de tegenstrijdigheden tussen de aangesloten ministeries en het gebrek aan visie, doorzettingsvermogen en investeringsdrift in de politiek. Zie de website van het innovatieplatform [www.innovatieplatform.nl] met de regelmatige publicaties. Het top-down gevoerde proces mist een bottom-up pendant in wisselwerking, gezien Frans Nauta’s kritische boek ‘Het innovatieplatform, innoveren in het centrum van de macht’ [Noot 2]. Het transformeren naar een innovatie-attitude dat niet in het hart gedragen wordt, lijkt een moeizaam en tijdrovend proces. De ‘bottom up’ benadering die ten grondslag ligt aan de formatie van de 3TU Bouw moet gesteund worden door een ‘top down’ instemming, actieve belangstelling en participatie. Aan de top wordt bestuurd en besloten, maar de bottom doet het werk. De afstand tussen top en bottom op de universiteiten zal verkleind moeten worden. Zonder communicatie tussen top en bottom geen coherentie en minder motivatie. Er zal een omslag gemaakt moeten worden van 1e geldstroom denken naar denken in collaboraties, respect, betrouwbaarheid en continuïteit in 2e en 3e geldstroom. In dat proces moet langdurig en intensief geïnvesteerd worden. Het is aan de decanen om visie te ontwikkelen over de financiering van het onderzoek voor de toekomst en te investeren in kennis en capaciteit op dat gebied. Zich niet te verliezen in de waan van de dag in korte termijn bezuinigingen om daarmee het gevaar te lopen het opgebouwde kapitaal in de onderzoeksorganisatie eveneens te vernietigen. Valorisatie moet nog sterk gestimuleerd worden, o.a. met cursussen, ‘best practice’ besprekingen en workshops. Er kan een flinke draai in gerichtheid naar de markt en discipline tot continue samenwerking gemaakt worden aan onze technische universiteiten. Het besef van noodzaak en van mogelijkheden wordt nog niet breed gedragen. De eerste cultuuromslag: WILLEN.
4.2. Match tussen vraag en aanbod in programmering
De valorisatietaak zet de universiteiten aan zich te richten op de waardering en verhoging van hun maatschappelijke waarde door hun kennis en inzichten in te zetten. Om die externe inkomsten te activeren moeten er nieuwe en overtuigende onderzoekprogramma’s komen waar de maatschappij (lees: de Nederlandse bouwwereld en de nationale / Europese kaders) voldoende waarde en resultaat voor de toekomst in zien om in te willen investeren. Er kan meegedongen worden naar de 2e geldstroom (NWO/STW) met omvangrijke, goed omschreven voorstellen waarvoor veel ervaring en doorzettingsvermogen vereist is. Hetzelfde geldt voor de Europese
13
7e en 8e kaderprogramma’s, waarbij de bouw ook enkele aanknopingspunten heeft (3e geldstroom). Die ervaring is momenteel onder de 3TU Bouw onderzoeksstaf nog niet breed aanwezig. Centrale steun van de TU valorisatiecentra en adviezen van ervaren onderzoekers zijn aan te bevelen voor succesvolle aanvragen. Het nationale MKB heeft een andere aanpak nodig, bij voorkeur een samenwerking in de vorm van een consortium van verschillende kleinere deelnemers. Zoals bijvoorbeeld bij de adviezen in hoofdstuk 6.4 wordt uitgelegd als de ‘Prometheus’ consortium formule. Hoogleraren en onderzoekers kunnen leren om op een inspirerende en betrouwbare wijze en met geduld te blijven investeren in de tijd en hoe om te gaan met het aanvragen van 2e en 3e geldstroomprogramma’s en met het MKB. De tweede cultuuromslag: KUNNEN.
4.3. Ontwikkelen van interne kwaliteitszorg
De onderzoeksdisciplines en -gewoonten op beide bouwkundefaculteiten TUD en TUE zijn onafhankelijk ontwikkeld. Tussen Delft en Eindhoven is de kwaliteitsdiscipline niet eensluidend. Met name de intensieve toekomstige samenwerking vraagt om uniformiteit op dit gebied. Er is op faculteitsniveau te weinig overleg over onderzoek. Hetgeen in de toekomst toch wel een overweging zou moeten zijn, nu de programma’s van de twee bouwkundefaculteiten, mede gericht op het gezamenlijk verwerven van 3e geldstroom, zullen worden geïntegreerd. Bijna een eis. Hieruit volgt een aanbeveling om serieus in 3TU verband te overleggen en tot een gemeenschappelijke 3TU onderzoeksstrategie te komen. De derde cultuuromslag is gericht op gelijkgerichtheid: PASSEN.
4.4. Synchronisatie programma’s bouwkunde TUD en TUE
De nieuwe programmeringen van Bouwkunde TUD en TUE worden parallel in de tijd ontwikkeld. Het zou goed zijn als de beide programmeringen van TUD en TUE ook inhoudelijk complementair zouden zijn, waardoor ze gemakkelijk in elkaar geschoven zouden kunnen worden. Hierbij moet sprake zijn van gelijkluidende competenties van de betrokken leerstoelen in de programma’s. Oude vooroordelen dienen te worden opgeruimd en een actieve nieuwe 3TU samenwerking tot stand te worden gebracht. De bouwmarkt in Nederland verwacht niet anders dan dat de 3TU’s in het kleine Nederland samenwerken. Xenofobie tussen onderzoekers in 3TU verband zal in de toekomst tot het verleden moeten gaan behoren. Er is geen standsverschil tussen de drie technische universiteiten. Elke TU heeft een ander accent. Er zijn recente voorbeelden van uitstekende 3TU samenwerkingen. De hoogleraren kennen elkaar goed. Op voorwaarde van complementaire specialisatie tussen gelijksoortige leerstoelen, secties en afdelingen op 3TU niveau, is het mogelijk ideeën over vergaande collaboratie in het onderzoek verder uit te werken en daarmee de innovatieve ontwikkeling van bedrijven en maatschappelijke problemen in de bv Nederland te versterken. Er is onder de paraplu van de 3TU federatie aarzeling bij decanen om in samenwerking verder te gaan dan een federatie. Terwijl de consequenties van 3TU Speerpunt Bouw op den duur, zoals voor de Assessment in 2015, een gezamenlijke presentatie van 3TU programma’s zou moeten zijn. De 3TU samenwerking moet wel gewild worden en worden doorgezet. Hier is de vierde cultuuromslag op het niveau van de decanen en CvB’s vereist: MOGEN. 14
4.5. Antwoorden vanaf de vraagzijde
In het afgelopen jaar zijn vele gesprekken gevoerd met diverse spelers in de bouw: de BNA, A&A, Bouwend Nederland, BAM, Booosting, Bouwend Rijnmond, CUR, Kraan, SBR, STW, TNO Bouw, Rijksbouwmeester/assistenten, Staalfederatie, ONRI, KIVI, OTB, architectenbureaus, Regieraad Bouw, PSIBouw, KNAW en Academy for Innovation & Technology. In verslaglegging terug te vinden op de site van 3TU Speerpunt Bouw (www.speerpuntbouw.nl). Op de vraag aan welk universitair bouwonderzoek de vraagzijde voorkeur zou geven, volgde vaak indirect een verwijzing naar complexe maatschappelijke problemen, teruggebracht binnen Speerpunt Bouw tot een 18-tal maatschappelijke problemen [zie 3TU Speerpunt Bouw rapport 2], die in een sterke samenwerking door vele verschillende onderzoekers geanalyseerd zouden kunnen worden op hun technisch aandeel. Die technologie zou als uitdaging genomen kunnen worden om daar nieuwe programma’s op te baseren. In discussierondes zijn deze topics besproken met de trekkers onder de hoogleraren. Het enthousiasmeren en motiveren van het merendeel van de onderzoekers in het veld, blijkt een kwestie van veel geduld, volharding en lange adem. De vijfde cultuuromslag is die van consistentie: VOLHOUDEN.
15
5.
FORMATIEPROCES
De formateur kreeg in 2007 een niet-omschreven opdracht om de volgende fase met het 3TU Speerpunt Bouw in te gaan, hetgeen door hem werd geïnterpreteerd als een formatie-opdracht, het naderbij brengen van vraag en aanbod. In Nederlandse politieke termen kan een formateur gezien worden als degene die bewerkstelligt dat eigenzinnige partijen met eigen agenda’s zodanig bij elkaar komen dat er een effectieve en efficiënte samenwerking ontstaat. Het activeren van mensen die een eigen agenda hebben en met hen naar een verdere bereidheid werken, kost tijd en veel inzet. In principe kostte het proces van de formatie veel meer tijd dan aanvankelijk gehoopt. [Zie noot 3: markante stappen in het formatieproces]. Maar dat de noodzaak er was bewijst dit eindrapport van de formatie over 2007/2008, met nog een flinke vervolgslag te gaan voor de komende jaren. Er is een verplichting bij beide zijden om maatschappelijke problemen als uitdagingen te zien en daaraan voor de toekomst een bijdrage te leveren in de synergie van samenwerking.
5.1. Resultaten van het formatieproces
Tijdens het proces zijn regelmatig brochures geschreven en samengesteld en aan de spelers aan de aanbodzijde, zowel als aan de vraagzijde toegezonden en overhandigd. Het overzicht aan tastbare resultaten van het formatieproces zijn: !" De startbrochure nr 1; !" Een groot aantal gedocumenteerde gesprekken met vertegenwoordigers van de bouw [zie site: www.SpeerpuntBouw.nl]; !" Brochure nr 2: Technische oplossingen voor maatschappelijke problemen; !" Het Leerstoelenboek nr 3 waarin opgenomen 60 van de 80 hoogleraren. Voor de meest recente versie zie CD ROM achter in dit rapport; Prof.ir. Frans Bijlaard Prof.dr.ir. Han Meyer Prof.dr.dipl.-ing. Ulrich Knaack Prof.dr. Peter Boelhouwer Prof dr.ir. Jos Lichtenberg Prof.dr.ir. Klaas van Breugel Prof.dr.ir. Jan Hensen Prof.dr. Geert Dewulf
– – – – – – – –
trekker Infrastructuur trekker Gebiedsontwikkeling trekker Werkgebouw trekker Woongebouw trekker Componenten trekker Materialen trekker Fundamenteel trekker Proces
Prof.dr.ir. Taeke de Jong
– adviseur formateur
(van links naar rechts, van boven naar onder)
Fig. 2: De acht Speerpunt trekkers en de adviseur.
16
!" !" !" !" !" !" !" !" !"
!" !"
Het projectenoverzicht van ‘Current Research Projects’ nr 4; zie CD ROM Presentaties, onderhandelingen en offerte aan gemeente Utrecht vanwege renovatie Utrechtse 60-er jaren wijken [Noot 4]; Gesprekken en onderhandelingen technische insteek Vogelaarswijken [Noot 5] Start proces energieneutraal ‘Zwemmer’ huis; Doorsluizen van diverse ontwikkelingscertificaten naar onderzoekers; Deelname formateur in start STW project ‘locaal stedelijk klimaat’ [Noot 6]; Opzet en ervaring met een typisch MKB aanpak ‘Prometheus consortium’ ondersteuning voor universitair bouwonderzoek, zie 6.4. en Noot 11; Ervaring met systematische opzet en start van een onderzoeksconsortium van 12 bedrijven voor onderzoeksproject om het programma ‘Building Innovation’ als casus: Concept House Prototype 2009; Opstelling van een bundel ‘Future Projects’ als document voor de bouwwereld om daarmee externe belangstelling te wekken, leidend tot externe financiering. In dit geval als casus vanuit het programma ‘Building Innovation’: www.speerpuntbouw.nl/futureprojects; De bundel ‘Future Projects’ is opgenomen in de CD ROM; Nieuwe opzet van het digitale portal ‘3TU Speerpunt Bouw’ in dec. 2008; Het eindrapport Formatie 3TU Speerpunt Bouw nr 5 in december 2008.
Inmiddels gaan de internationale ontwikkelingen verder en in de opinie van de formateur dient de 3TU Bouw daar actief in deel te nemen. Nederland mag niet nog meer achter raken. Dit vraagt om voortzetting en breed gedragenheid van de 3TU Speerpunt Bouw gedachten en systematiek in aanpak. De eis van valorisatie vanuit het ministerie blijft overeind. De maatschappelijke verplichtingen blijven. De onderzoeksfinanciën van de 3TU’s blijven in de toekomst slinken terwijl het kostbaar en moeizaam bereikte onderzoeksvolumen gehandhaafd moet worden. Onderzoekers zullen serieus en continu externe partnerschappen moeten gaan verwerven. Bij lethargie of een inactieve houding zal de werkelijkheid de 3TU Bouw inhalen en zal de praktijk voorop blijven lopen op ‘academia’. Het paard is dan achter de wagen gespannen.
5.2.
Werken aan maatschappelijke problemen vanuit toekomstscenario’s
De bouw is behalve een wetenschappelijk verzamelgebied van specialisten ook een gebied dat gekenmerkt wordt door zijn reciproque grote invloed op de maatschappij. Veel problemen zijn niet solitair te beschouwen, maar moeten in hun complexe context beschouwd en geanalyseerd worden. De beeldspraak is die van een Gordiaanse knoop. Daarom bestaat het beeld van de brede en ondiepe koepel, waarin de complexiteiten breed verbeeld zijn, tegenover de diepe en solitaire, geïsoleerde wetenschappelijke onderzoeken als diepe pinnen. Een brede koepel wordt door veel gespecialiseerde wetenschappers gezien als snel tot amateurisme leidend [Noot 7]. Terwijl de maatschappelijk georiënteerde ontwerpers hun wetenschappelijke broeders bloedarmoede en autisme verwijten. Kortom, de bouw levert een boeiend landschap op van veel breed denkende ontwerpers, enkele breed en soms diep denkende technologen en een aantal diep denkende solisten, de fundamentele onderzoekers.
17
Uit deze overwegingen van aanzienlijke breedte, grote complexiteit en sterke maatschappelijke relevantie is na de gesprekken in najaar 2007 het idee ontstaan om een aantal maatschappelijke problemen te definiëren teneinde via die weg tot een nieuwe programmering te komen. Er zijn als volgt 18 maatschappelijke problemen:
Bevolkingsgrootte 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Herbestemmingen werkgebouwen naar woongebouwen en vv Renovatiepakketten voor bestaande woningen Spreiding of concentratie bevolking tussen stad en land Integratie scholing en werkgelegenheid immigranten
Vergrijzing 2.1. 2.2. 2.3.
Aanpassing behuizing ouderen door domotica en ergonomie Reïntegratie ouderen in steden Behoud ouderen voor kennis en inzicht bouw
Welvaart 3.1. 3.2. 3.3.
Kwaliteitsverhoging gebouwde omgeving Toekomstgericht ontwerpend onderzoek in extreme scenario’s Stimulans Nederlandse bouwexport (arch. + bouw)
Individualisering 4.1. 4.2. 4.3.
Individualisering woon en werkomgeving Individualisering in ontwerpen, producties, bouwen en onderhoud Extreme, experimentele en vrije vorm architectuur
Procescomplexiteit 5.1. 5.2.
Methodologie van complexe procesvorming Coördinatie en integratie publieke processen
Mobiliteit 6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
Minimalisering files door stroomoptimalisaties Fijnstof minimalisatie Herontwerp openbaar vervoer Randstad Out-of-office werken
Veiligheid 7.1. 7.2. 7.3. 7.4.
Veiligheid op bouwplaatsen Veiligheid in bestaande constructies Veiligheid bij experimenten Onderhoud- en bouwrobots
Toegankelijkheid 8.1. 8.2. 8.3. 8.4.
Rolstoelvriendelijke toegangsergonomie Gebruikersergonomie in gebouwen Bruikbaarheid van gebouwen Openbare verkeersomgeving kinderen en ouderen
Energie 9.1. 9.2. 9.3. 9.4.
18
Zero-energie / positieve energiegebouwen Autarkie in gebouwen en gebouwde omgeving Review openbare en private transportsystemen in scenario’s Hergebruik materialen en componenten
Bouwefficiëntie 10.1. 10.2. 10.3. 10.4.
Efficiënte bouwprocessen Minimaal materiaalverbruik Minimaal materieel productie- en bouwafval Transportminimalisering
Milieuverontreiniging
11.1. Duurzaam CO2 neutraal ontwerpen 11.2. Duurzaam CO2 neutraal produceren
Juridische complexiteit 12.1. 12.2. 12.3. 12.4.
Juridische begeleiding processen Transparantie in rollenpatronen incl. aansprakelijkheden Juridisering materialen en componenten Werkomschrijvingen en -uitvoeringen
Dienstverlening
13.1. Integrale procesbeheersing in de bouw 13.2. Stroomlijning individuele specialistische inbrengen 13.3. Performance feedback gebruik gebouwde omgeving
Culturele beleving
14.1. Verhoging culturele kwaliteit gebouwde omgeving 14.2. Upgrading culturele gebouwen 14.3. Herbestemmen 19e en 20e eeuwse gebouwen
Verstedelijking
15.1. Transport in de Deltametropool 15.2. Wonen en werken in de Deltametropool 15.3. Intensiever stedelijk grondgebruik / hoogbouw
Bouwen in de delta
16.1. Waterkerend bouwen 16.2. Alternatieve funderingen gebouwen 16.3. Op water drijvende gebouwen
Gezondheid
17.1. Verbeterde seniorenwoonomgeving domotica 17.2. Verbetering woonzorg complexen 17.3. Optimalisatie ziekenhuizen
Informatisering
18.1. Coördinatie en integratie informatiseringsystemen 18.2. Individuele informatisering 18.3. Responsief maken van gebouwde omgeving Het idee is om maatschappelijke problemen te definiëren, er vervolgens de bouwkundige segmenten uit te destilleren, daarna de universitaire uitdagingen en tenslotte te vragen aan de hoogleraren of zij hierin een wetenschappelijke uitdaging herkennen en er voorstellen voor onderzoeksprojecten op willen beschrijven. Deze aanpak is ingegeven door de gesprekken met vertegenwoordigers van de bouwwereld. Deze aanpak is door acht uitgenodigde hooglerarentrekkers in het Speerpunt wel degelijk herkend en bediscussieerd in juni 2008.
19
De aanpak vraagt om een respons vanuit de hoogleraren in de vervolgfase van Speerpunt Bouw. Collega Taeke de Jong heeft een aantal innovatiescenario’s beschreven als respons hierop. [Zie noot 8 en 9]. De gesprekken met de gemeente Utrecht [Noot 4], met minister Vogelaar cum suis / VROM [Noot 5] en met STW [Noot 6] duiden alle in de richting van problemen die een combinatie vormen van de genoemde 18 maatschappelijke problemen. Hoe breder en meer maatschappelijk gericht het onderzoek is, des te meer deze redenatie in het oog gehouden dient te worden. Voor solitaire onderzoeken is het niet direct van belang, maar via de route van het oplossen van maatschappelijke problemen zal in de toekomst de externe financiering van het onderzoek afhankelijk zijn. Ook solistische onderzoekers moeten nadenken over hun plaats en betekenis voor de maatschappij. En indien er extern een bijdrage geleverd wordt vanuit onderzoek aan de maatschappij of een van haar geledingen, is de externe financiering naderbij.
20
6.
MIDDELEN VOOR VALORISATIE
Valorisatie komt niet zomaar aanwaaien. Daar zal goed over nagedacht moeten worden. Er zal een toekomstvisie ontwikkeld dienen te worden, er zal een strategie worden ontworpen om die visie te realiseren. Alle betrokkenen zullen een tactiek ontwikkelen om binnen die strategie ook valorisatie te realiseren op alle fronten. De huidige bouwhoogleraren zijn in hun wetenschappelijk functioneren zeer verschillend. Hetzelfde geldt voor hun benadering van de bouwmarkt om hen heen. Zoveel kikkers in een kruiwagen één soort geluid te laten maken, is een fata morgana. Maar we kunnen wel een eind komen in de goede richting. Er zijn een aantal middelen te onderscheiden die de valorisatie kunnen bespoedigen.
6.1. Familiegevoel tussen typen onderzoekers
De onderzoekers kennen een grote diversiteit, van fundamentele onderzoekers tot toepassende ontwerpers. Tussen hen wordt niet goed gecommuniceerd. De academische verdeeldheid tussen fundamentele onderzoekers, technologische ontwikkelaars en toegepaste ontwerpers weergegeven in het ‘zesringenmodel’ (fig.3) betekent niets meer of minder dan dat de gehele keten van de 6 verschillende hoofdtypen onderzoekers elkaar nodig heeft om evenwichtige innovaties, materieel of immaterieel, naar de samenleving voort te brengen. Hier behoort een sterke familieband ontwikkeld te worden. Tussen fundamentele onderzoekers en technische ontwerpers. Ze zijn als het ware “sisters under their skin” om met Rudiyard Kipling te spreken [Noot 10]. Voor het oplossen van integrale vraagstukken kan de ringenrelatie van onderzoekers, technologen en ontwerpers zeer stimulerend werken. De innovatieve kracht van technische ontwerpers wordt deels ontleend aan het werk van fundamentele onderzoekers en hun relatie met hen. Andersom vormen de toepassende ontwerpers voor het gedachtegoed van de fundamentele onderzoekers de tunnel naar de maatschappij. Als de zes ringen karakteristieke arena’s zijn, elk met hun eigen spelers en spelregels, dan heeft elke arena aan de linker zijde steeds een fundamenteler en aan de rechter zijde steeds een meer toegepaste arena. De begrippen fundamenteel en toegepast zijn daarmee relatief geworden. Het onderling respect en de familieband des te sterker.
Fig. 3: Relatie tussen Research, Development en Design (Eekhout/Berkhout)
6.2. Duo-trekkers in de volgende fase
Een eenmansoperatie als onder deze formatie kan slechts verkennend zijn. Een grote impact in termen van valorisatie moet van de volle breedte van de betrokken hoogleraren komen. De mate van specialisatie tussen hoogleraren is aanzienlijk; de arena’s waarin gewerkt wordt verschillen aanmerkelijk van elkaar. Elke hoogleraar heeft zijn eigen netwerk. En er zijn veel hoogleraren die moeten wennen aan het 21
idee om rekenschap af te leggen aan derden. Zeker aan derden die, als het hen niet bevalt, hun steun kunnen intrekken. Anderen, de introverte onderzoekers, zijn wellicht minder geschikt om zich succesvol te richten tot de bouw maar hebben dan ook een andere rol in het proces. De valorisatieboodschap zal een verschillend effect voor hen allen hebben. Er zal in groepen gewerkt moeten worden met duidelijk herkenbare gezichten zowel naar binnen (3TU) als naar buiten (bouw). De formateur was in het afgelopen jaar het boegbeeld van de 3TU Bouw naar buiten. Voor de volgende fasen zijn er meerdere actieve en herkenbare boegbeelden nodig. De volgende fase van het 3TU Speerpunt Bouw zou kunnen worden ingezet met een strak geleid en breed gespreid team van duo-trekkers. Elk trekkersduo zou 8 – 10 hoogleraren onder haar bevoegdheid moeten vinden, afhankelijk van het domein. Taeke de Jong en Jan Hensen hebben zo gefunctioneerd in het domein ‘fundamenteel’ in 2008. De trekkers zouden bepaald kunnen worden vanwege vier geheel verschillende vraagzijden: !" opdrachtgevers, !" ontwerpers, !" bouwers en !" overheden. Als alternatief zouden ze ook bevestigd kunnen worden als de 3TU Bouw programmatrekkers in de indeling gegeven in par.3.2. De vier geheel verschillende aanbodzijden vanuit de karakteristieke domeinen worden ondersteund in elk twee programma’s van stedenbouw, architectuur, bouwtechnologie en management:
Stedenbouw: 1. 2.
Urban Planning + Infra / Stedelijk Ontwerp+Infra Delta Cities / Delta Steden Architectuur : 3. Architectural Design / Architectonisch Ontwerpen 4. History + Concepts / Geschiedenis + Concepten
Bouwtechnologie: 5. 6.
Building Innovation / Bouw Innovatie Sustainable Climate / Duurzaam Klimaat
7. 8.
Design + Construction Management / Ontwerp + Bouwmanagement Real Estate Management / Vastgoed Management
Management:
Een vastgoedmanagement trekker heeft moeite met communicatie naar architecten; een architectuurtrekker heeft moeite met communicatie naar de aannemerij; enzovoort. Uit elk domein zouden vooraanstaande hoogleraren geselecteerd kunnen worden om als duo verder het betreffende domein binnen het 3TU Speerpunt Bouw te ontwikkelen. Zij zouden de organisatie verder op moeten zetten op 3TU niveau met voldoende kennis van de capaciteiten en ambities van de aangesloten 3TU collegae. Het werk van de duotrekkers zou de definitieve functie van een programmadirecteur kunnen preluderen, mochten de hierboven genoemde nationale 3TU Bouw programma’s werkelijkheid worden. Derhalve zou vanwege de geografische spreiding over de 3TU’s een duo van trekkers beter zijn dan een trekker als enkele persoon. Daarnaast behoedt het duoschap een solitaire figuur voor 22
solistisch of geïsoleerd optreden. Door de onderlinge discussies kan ook een continue motivatie ontstaan in tijden van twijfel. In die zin heeft de formateur zich voortdurend positief geadviseerd geweten door zijn voorganger, ‘informateur’ Frans Bijlaard en zijn methodologiecollega Taeke de Jong. Deze duo’s, inhoudelijk verantwoordelijk voor hun domein, zouden een passende procuratie in hun domein moeten hebben. Hun positie en zeggenschap zou moeten passen in de hiërarchie van de lopende onderzoeksorganisatie. Zij zijn in hun eigen domeinen voor de vraagzijde boegbeelden. Zij sporen collegae aan de valorisatiecyclus enthousiast en consequent te doorlopen. Voor de verknoping van de procuraties om te komen tot een waarlijk nationale 3TU Bouw programmering is de positieve medewerking van de decanen vereist.
6.3. 3TU Bouw Valorisatiecentrum
De hoogleraren zijn bij wet inhoudelijk verantwoordelijk voor het onderzoek en onderwijs op hun vakgebied. Hun management bekwaamheden zijn vaak minder ontwikkeld. Derhalve is het hier de plaats de overweging nogmaals naar voren te brengen om valorisatiemanagers aan te stellen per faculteit, in relatie tot de TU valorisatiecentra, met de specifieke taak in de marktbenadering te faciliteren. Hun efficiency kan gemeten worden in de 2e en 3e geldstroominkomsten die zij (mede) tot resultaat masseren. Deze valorisatiemanagers staan de hoogleraren en onderzoekers terzijde tijdens de valorisatie. Zij staan ook met elkaar in relatie om op 3TU niveau de Nederlandse bouwmarkt evenwichtig namens de 3TU’s te benaderen. Deels in dienst van de faculteiten deels van het valorisatiecentrum. Van alle 3TU faculteiten hebben de bouwgerelateerde faculteiten de meest laagdrempelige MKB bedrijven aan hun vraagzijde. Een typische MKB benadering is in de bouwkunde dan zeker op zijn plaats, hoe moeilijk en fijnkorrelig de resultaten van inspanningen in deze dan ook zijn.
Fig. 4: Schema facultaire, universitaire en 3TU valorisatieteams.
De hoogleraren zijn elk in hun domein het best bekend met de hoofdspelers in de markt. Het uitgaande valorisatieverkeer kunnen ze overzien. Voor inkomende vragen vanuit de markt naar de universiteiten is echter de stroomlijning nodig vanuit de
23
valorisatiecentra. En alertheid, openheid en communicatievaardigheid om binnen gekomen vragen correct en overtuigend te behandelen. Hier doemt aan de horizon een nationaal gerichte valorisatie-inspanning op, met een hechte verweving van de hoogleraren en onderzoekers. In de breedte onder de 3TU Bouw vlag werkend naar de bouwwereld toe, met behulp van 3TU (Bouw) Valorisatiecentrum, is zij specifiek ingericht om het MKB te activeren in het proces, om hun vragen te ontvangen en intern uit te zetten. Er moet een keuze gemaakt worden tussen een vraaggerichte aanpak zoals Luris (Universiteit Leiden) of een aanbodgerichte aanpak (Universiteit van Amsterdam).
6.4. Prometheus formule
Een goede methode om het MKB te binden aan 3TU Bouwonderzoek is de vorming van consortia van meerdere kleinere deelnemers. Het is een zeer arbeidsintensieve, maar wel werkbare formule om het MKB te binden aan universitair onderzoek. Op de faculteit Bouwkunde TUD is sinds 2004 ervaring opgedaan met een standaard type verbintenis tussen MKB bedrijven en onderzoeksprogramma’s: de ‘Prometheus formule’. In principe zijn er minimaal 4 of 5 bedrijven met een inleg van 10.000,Euro nodig om gezamenlijk de jaarlijkse financiële support te geven voor een promovendus (4-jarig of 2-jarig) of een externe jonge onderzoeker. Die consortia kunnen natuurlijk ook om een subprogramma gelegd worden, waardoor de betrokken bedrijven een groter inzicht in allerhande onderzoeken en in de Alma Mater, bakermat van jonge ingenieurs, verkrijgen. In de ervaring komt naar voren dat de bedrijven graag individueel benaderd willen worden. Er zijn dan ook analyses van de bedrijfsproducten gemaakt, studenten op allerlei bedrijfsbetrokken productevaluaties en verbeteringen gezet en dat leidde tot een nogal intensieve begeleiding. Per 4 promovendi vereiste dat de inzet van een halve onderzoeker. Dat is een zware supervisie. Het zal minder intensief moeten worden. De consortium formule geldt rondom een enkele promovendus. Het kan ook uitgebreid worden om te gelden voor een subprogramma en tenslotte kunnen de diverse consortia van subprogramma’s gebundeld worden tot een veel breder programmaconsortium, waarbij alle aangesloten bedrijven de toegang krijgen tot alle activiteiten binnen het betreffende programma. Nog steeds betreft het een formule om de kleinschalige MKB actief te betrekken bij het universitair onderzoek. Er zijn door de formateur aanbevelingen geformuleerd hoe om te gaan met Prometheus consortia. [Noot 11].
6.5. Tweejarige promovendi
Voor de bouw-MKB is het instituut van de 4-jarige promovendi niet erg werkbaar. Zij geven pas in het 4e jaar resultaat en de ambitie en financieringsgezindheid van MKB is in het algemeen op de korte termijn gericht. Er is een sneller werkende categorie onderzoekers. De 2-jarige promovendi (Twaio’s of tweejarige assistenten-inopleiding zoals ze tot 5 jaar geleden werden genoemd) kunnen zowel de wetenschappelijke ambitie als het maatschappelijk ongeduld bevredigen. Het zou dan ook stimulerend zijn voor de valorisatie om vanuit het reeds 10 jaar lang gevestigde 3TU Stan Ackermans instituut / ADMS [Architectural Design Management Systems] op TU Eindhoven voor de 3TU Bouw het werken met tweejarige promovendi 24
(‘professional doctorates in engineering’: PdEng) nieuw leven in te blazen ook voor het domein van design en technology, naast de huidige management gerichtheid.
6.6. Extern gefinancierde leerstoelen
In het verlengde van de benauwde financiële toestand van de universiteiten is een alternatief om de financiering van leerstoelen die gemakkelijk connecties kunnen hebben met het afnemend veld, ook daadwerkelijk te laten uitvoeren door dat veld. In dat kader heeft de formateur diverse gesprekken gehad met drs. Eelco Brinkman, voorzitter van Bouwend Nederland en met Remmert Honig, voorzitter van Bouwend Rijnmond. Beide organisaties staan positief ten opzichte van het oprichten van een leerstoel Uitvoeringstechnologie / Construction Technology en zijn bereid om te onderzoeken of zij de financiering van een nieuwe leerstoel omvattend een 0,4 fte part-time hoogleraar en een 1,0 fte UD/UHD ter grootte van 150.000,= kunnen bekostigen voor de duur van 5 jaar. Duidelijk in het kader van 3TU. Zie figuur 5. Ook VROM heeft zich geïnteresseerd verklaard.
Fig. 5: Organisatieschema Bouwtechnologie TUD met de vacante positie Uitvoeringstechnologie / Construction Technology.
Het is aan de 3TU’s om zich in principe uit te spreken over externe financieringen voor leerstoelen, wellicht tegen de zin in van de huidige minister van Onderwijs en Wetenschappen, prof.dr.Ronald Plasterk. Respect voor een beroepsgroep vertaalt zich in dit geval door aan de uitvoerende bouw een deeltijdleerstoel te gunnen, waarna met recht dan pas naar partnering gezocht kan worden op het gebied van het onderzoek. De diverse leerstoelen Productontwikkeling en Bouwconstructies op de 3TU’s vertegenwoordigen al de maakindustrie van de producenten en de onderaannemers. De hoofdaannemers hebben op de faculteit Bouwkunde TUD nog geen respectvolle plaats. Op de faculteit Bouwkunde TUE zijn twee kleine leerstoelen Uitvoeringstechnologie (Ger Maas, vacature Scheublin), die ook in de stimulans van 3TU meegenomen zouden moeten worden vanuit Bouwend Nederland. Wel 25
financiering vragen en geen plaats in het onderzoek en onderwijs gunnen en reserveren voor de betreffende industrie, werkt niet. Vanuit eenzelfde redenatie komt in het rapport van de Regieraad Bouw en PsiBouw ‘Kennis werkt door’ van AEF [Noot 12] de aanbeveling dat de verzamelde publieke en private opdrachtgevers een leerstoel Opdrachtgeverschap zou kunnen instellen voor een periode van 5 jaar en op een kostenbasis van 250.000,= Euro per jaar.
6.7. Van intern naar extern gefinancierd onderzoek
Valorisatie is een van de hoofdpijlers van het 3TU Speerpunt Bouw; een continu gegeven dat onafwendbaar is en verstandig voor de leiding van de 3TU om breeduit te adverteren, in haar structuur op te nemen en te faciliteren. De verschillende typen financiering zijn voor de goede orde voor stafleden resp. promovendi: 1e geldstroom voor 3TU Bouw stafleden (interne financiering 3TU); Voor de tijdelijke onderzoekers (incl promovendi en PdEng) en partnerschappen: 2e geldstroom projecten NWO en STW; 3e geldstroom tenders in het 7e en 8e Europese kader en 3e geldstroom nationale onderzoeksprogramma’s 3e geldstroom vanuit de bouwwereld in MKB consortia of grote bedrijven solo 4e geldstroom externe promovendi ofwel buitenpromovendi. Onafwendbaar is het uitgangspunt dat over 6 jaar, aan het eind van de volgende assessment periode alle promovendi extern gefinancierd zullen zijn. In die aanlooptijd kunnen de hoogleraren eraan wennen zich veel meer extern te richten en elk jaar 15% meer externe financiering te boeken. Dan gaat het besef voor validatie serieus en breed indalen. Dan gaan de alle neuzen ook dezelfde kant op. Zover is het nog niet. Over 6 jaar is de zeggenschap van de decanen alleen beperkt tot de inzet van de stafleden ten behoeve van het leiden en onderhouden van de onderzoeksprogramma’s die extern worden gefinancierd. De hoogleraren hebben dan weer de zeggenschap terug waar zij behoort te zijn: op de werkvloer. In de toekomst zal het onderzoek derhalve zeker minder op persoonlijke voorkeuren van hoogleraren gebaseerd zijn. Veel meer gericht op de kwaliteitseisen van de 2e en 3e geldstroomconsortia die nodig zijn voor NWO/STW aanvragen, resp. voor de Europese 7e / 8e kaderprogramma’s en veel meer gericht op de kleinschaliger MKB consortia. Daarnaast is er nog een niet-onaanzienlijk echelon externe (4e geldstroom’) promovendi, ook wel ‘buitenpromovendi’ geheten, te motiveren [Noot 13]. Helaas kan van externe promovendi niet verwacht worden dat zij passen in projecten, wel algemener in programma’s. Met deze impulsformule van ‘intern naar extern’ kan de Bouwkunde invulling van de financiën vanuit de historische OOD operatie op de TU Delft van 2005-2008 dan alsnog het gewenste vliegwieleffect van interne naar externe financiering krijgen. De 3TU Bouw dient het vereiste volumen aan onderzoek samen met de bouw te definiëren. Er zijn nu 200 fte aan 3TU Bouw onderzoekers, excl. 3TU Bouw staf. De vraag is of de bouw er zoveel nodig heeft, of minder of wellicht nog meer als zij blijken superinspirerend voor de bouw te zijn. Het kwantitatieve alsmede het kwalitatieve niveau zal in de komende jaren door academia bewezen moeten worden. De hoogte van 200fte aan onderzoekers is 10 miljoen Euro waard, in vergelijking met het O&O fonds van de bouw van 180 miljoen Euro voor het verwerven van nieuwe kennis en inzicht een bescheiden bedrag. 26
Fig. 6: Transmissie van interne naar externe promovendi over een periode van 6 jaar
6.8. Market Review in 2009
De huidige onderzoeken zullen ook door het afnemend veld moeten worden beoordeeld en naar aansprekendheid worden gerangschikt om de klik tussen de programma’s en de externe partners in kaart te kunnen brengen. Deze operatie, een soort ‘Market Review’ is voor de maatschappij en de valorisatie even noodzakelijk als de Peer Reviews in wetenschappelijk opzicht. In het recente verleden is dat door een commissie uit het afnemend veld ook gebeurd bij de Onderzoekschool Bouw, met een nogal onthutsend resultaat. We zijn gewaarschuwd. Aan dit obstakel voorbij gaan houdt het gevaar in dat er geen structurele match komt tussen universitair onderzoek en de bouw. Geen match betekent geen 3e geldstroom. Dan moeten alle inspanningen ingezet worden op het aanbesteden op (inter)nationale 2e geldstroom onderzoekstenders. Daarin zijn de 3TU Bouwfaculteiten niet bijzonder succesvol gebleken. Ook de recente ervaringen geven aan dat het moeizaam scoren blijft. Voorstel is om die ‘Market Review toe te passen op de nog te omschrijven ‘Future Projects’ / ‘Toekomstig Onderzoek’ voorstellen die door partnerschappen in de toekomst zouden kunnen worden ondersteund. Een en ander te organiseren halverwege het jaar 2009 om aan het eind van 2009 een volledig nieuwe 3TU Bouw onderzoeksprogrammering gereed te hebben, die zowel ondersteund is op basis van wetenschappelijke kwaliteit als marktpotentie. Deze ‘Future Projects’ zouden door de hoogleraren moeten worden opgesteld in dialoog met de hen omringende en hen bekende vraagmarkt. Noodzakelijke en onvermijdelijke projecten hebben de voorkeur boven diep specialistische projecten, tenzij daar sponsors op de markt aanwezig zijn. De ‘Current Projects’ en ‘Future Projects’ tezamen zullen vervolgens door een representatieve commissie uit het afnemend veld, bijvoorbeeld te organiseren door een onafhankelijke organisatie zoals de CUR, geëvalueerd kunnen worden in de Market Review. Zodat vastgesteld is dat de nieuwe onderzoeksprogrammering van 3TU Bouw naast de wetenschappelijke waarde ook een grote maatschappelijke waarde heeft. Vervolgens kan dan op basis van de projecten, subprogramma’s en programma’s een match gemaakt worden naar de markt en de financiering. Decanen worden geadviseerd pas extra personele middelen in te zetten nadat zowel de Peer Reviews als de Market Reviews zijn doorlopen en de scores op 2 fronten bekend zijn. Het afnemend veld moet hierbij betrokken worden.
27
7.
CONCLUSIES
Het doorlopen formatie proces bleek meer gecompliceerd dan gedacht. De vele spelers hadden uiteenlopende eisen, wensen en suggesties. De terughoudendheid van enige vaste toezegging van zowel de vraagzijde als de aanbodzijde speelde een rol. Wel zijn er waardevolle contacten gelegd die potentie hebben voor de toekomst. Mede door de contacten is een beter inzicht verkregen welke methode van benadering van de bouwmarkt in haar verschillende domeinen efficiënt zou kunnen zijn. De formatieperiode heeft veel bekendheid voor het 3TU Speerpunt Bouw opgeleverd en een groeiende belangstelling voor het 3TU Bouw concept. Het wiel is aangezwengeld. Er zijn door de activiteiten rondom het 3TU Speerpunt Bouw verwachtingen gewekt in de bouwwereld. Die zullen continu beantwoord moeten worden. De ontluikende relatie dient intensief te worden verzorgd. De opdracht van de minister tot valorisatie is een motivatie om breed in te zetten op onderzoek dat in de ogen van de bouw bruikbaar is op langere of middellange termijn en waarin de bouw voldoende waarde ziet om in een hechte samenwerking met universitaire onderzoekers te willen investeren. Dit proces van valorisatie gaat lang duren. De volgende stappen zullen door een groter veld van actieve hoogleraren gedragen dienen te worden. Er zal vanuit de hoogleraren een team van trekkers ingesteld worden om dichter bij de tachtig bouwhoogleraren te overleggen over de te volgen strategie in lijn met de MKB valorisatiegedachte en deze ook daadwerkelijk uit te voeren. Daarvoor zullen de facultaire hoogleraren, onderzoekers, onderzoeksleiders en programmaleiders van het 3TU Speerpunt Bouw duidelijk intern moeten communiceren naar elkaar betreffende inhoud en doelstellingen van hun onderzoek. In het algemeen weten de collegae niet wat er in andere programma’s en subprogramma’s gebeurt, zeker niet op de verschillende faculteiten. Het 3TU Bouw leerstoelenboek is een begin. Ze zullen ook overleggen en een mogelijke synthese en integratie onderzoeken, die een sterke samenwerking met de markt buiten de 3TU’s zou kunnen omvatten. De interne bekendheid met al het onderzoek is verbeterd door het digitale portal. De overzichtspublicaties van de 3TU Bouw leerstoelen en van het onderzoek kunnen daarbij helpen. Het 3TU Speerpunt Bouw en haar hoogleraren zullen duidelijk met de resultaten van onderzoek naar buiten moeten treden, via het digitale portal, via de valorisatiecentra, via publicaties naar het professionele afnemend veld (het Delftse allocatiesysteem van BTA punten voor de wetenschappelijke beoordelingen ten spijt), via lezingen en via publieke optredens van onderzoekers en hoogleraren. De valorisatie vraagt om een inhoudelijke herprogrammering, na een in 2009 te doorlopen ‘Market Review’, waarin de bouwmarkt in haar verschillende domeinen de lopende en toekomstige projecten beoordeelt. Te organiseren door de CUR, Bouwend Nederland of een dergelijke organisatie. Zelfs al was de Peer Review wetenschappelijk ‘good’, ‘very good’ of excellent’, dan nog zal ook de vraagzijde betrokken moeten worden in de nieuwe programmering. Aansprekende projecten leiden tot een ‘klik’ tussen vraag en aanbod in het universitair bouwonderzoek. 28
Daarna volgt mogelijk een ‘match’. Wellicht moet er boven de valorisatiecentra van de 3 TU’s apart een 3TU Bouw Valorisatiecentrum worden opgericht, specifiek voor het binnenloodsen van vragen vanuit het bouw MKB en het maken van partnerschappen met het MKB. Maar om de 3TU Bouw karakter te geven, is ook een duidelijke personele identiteit gewenst. De industrie werkt op gezichten, op continuïteit en op betrouwbaarheid. De formateur was ruim een jaar lang het boegbeeld van het 3TU Speerpunt Bouw. De trekkers voor de volgende fase zullen elk in hun domein bekende personen moeten zijn met een sterke externe uitstraling. Voor de 2e geldstroomprojecten is samenwerking tussen nationale en internationale bedrijven en 3TU Bouw onderzoekers vereist. De MKB partnerschappen kunnen als basis dienen (kern van de sneeuwbal) waaromheen de internationale onderzoeksprogramma’s kunnen worden benaderd. De vraagmarkt van de MKB bouw moet individueel in de gespecialiseerde branches rondom de leerstoelen benaderd worden. De 3e geldstroom mogelijkheden dienen gedecentraliseerd aangepakt te worden door de hoogleraren in hun vakgebied, werkend met bekende spelers in het veld. De beproefde ‘Prometheus Consortium’ formule kan daarbij helpen. Solide 3TU Bouwprogramma’s kunnen aangeboden worden aan de STW. Al met al heeft de formatie het concept 3TU Speerpunt Bouw in het afgelopen jaar een duidelijke stimulans gegeven, die het de moeite waard maakt op deze weg verder te gaan. Dit Speerpunt is het eerste initiatief dat in de ogen van de 3TU CvB’s vanaf de bodem werd getrokken, zonder bescherming of stimulans van de top en met voorzichtige belangstelling van de hoogleraren. Maar het initiatief was nieuw en opmerkelijk genoeg in de ogen van de bouwindustrie om positief te worden ontvangen. Dit vraagt om duidelijke vervolgacties. De 3TU Bouw zal in 2009 ook een rol in de Regieraad Bouw kunnen spelen. Met het eindadvies is de procuratie van de formateur afgerond. Dit rapport met de geproduceerde boeken en het digitale toegangsportaal zal verdere voortgang door een opvolger of een team van opvolgers mogelijk maken. Hoe die voortgang eruit ziet is aan de zes ‘founding fathers’, de 3TU Bouw decanen en het CvB van de 3TU.
Prof.dr.ir. Mick Eekhout,
formateur 3TU Speerpunt Bouw
29
30
Speerpunt Bouw
8.
MANAGEMENT SAMENVATTING
Uitgangspunten 1. Het speerpunt Bouw is de verzameling van al het aan de bouw gerelateerd onderzoek dat op de 6 bouwfaculteiten van de 3TU’s wordt uitgevoerd. 2. De doelstelling van het Speerpunt is om te bevorderen dat Nederland gidsland wordt op het gebied van de bouw in internationaal perspectief. 3. Daarmee levert de 3TU Speerpunt Bouw onderzoeksprogrammering een waardevolle, onmisbare en stimulerende bijdrage aan de toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse bouw in alle facetten. 4. Nederland is klein en overzichtelijk genoeg om een sterke samenwerking te tot stand te brengen tussen de 80 leerstoelen van de 3TU bouwfaculteiten en een valorisatie vanuit 3TU tot stand te brengen naar de nationale bouwindustrie. 5. Onderzoek in 3TU Bouw verband is complementair, niet competitief van opzet. 6. De groei in de kwaliteit en de bepaling van de kwantiteit van het 3TU bouwonderzoek wordt bepaald door interne motivatie & inzet en externe partnerschappen & financiering. 7. 3TU Speerpunt Bouw wordt als merknaam ontwikkeld. 8. De potentiële mogelijkheden van 3TU Bouw onderzoek worden onderbouwd door digitale en fysieke dan wel papieren presentaties en publicaties vanuit 3TU naar de bouw over onderzoeksresultaten en ‘best practice’ voorbeelden. Programma’s 9. 3TU Bouw onderzoek bestaat uit individuele programma’s, integrale faculteitsbrede programma’s, 3TU sectorprogramma’s, integrale 3TU-brede programma’s en internationale programma’s. 10. De huidige optelsom aan meer dan 21 programma’s moet in het kader van de 3TU valorisatie, voordat de markt grootschalig wordt benaderd, geherprogrammeerd worden tot een kleiner aantal programma’s met eenduidige titels, leesbaar voor de Nederlandse markt, bestaande uit onderdelen van de 6 faculteiten van de 3TU’s. 11. Een voorstel om te komen tot een overzichtelijk en begrijpelijk totaal van acht 3TU Bouw programma’s wordt definitief nadat de resultaten van de wetenschappelijke Peer Reviews en de maatschappelijke Market Reviews (in 2009 te organiseren) bekend zijn. Samenwerking onder koepel 3TU Bouw 12. De hoogleraren zijn verantwoordelijk voor hun aandeel in het onderzoek van smalle (specialistische) of brede (meer integrale) programma’s vanuit hun leerstoelen. Deze dienen als thuisbasis (capaciteitsgroepen) voor alle
31
13. 14.
15.
16. 17.
participaties van integrale samenwerking in programma’s boven het niveau van de leerstoel. De programma’s waarin per leerstoel wordt geparticipeerd, zijn tijdelijk en kunnen fluctueren in de tijd, afhankelijk van maatschappelijke vraag en externe financiering. Er zal op 3TU niveau een keuze gemaakt worden of de wetenschappelijke KNAW Assessments gebaseerd worden op (clusters van) leerstoelen als permanente capaciteitsgroepen, dan wel of de assessment geschiedt op basis van de programma’s waarvan sommige kort en andere langlopend zijn. Aan het eind van de volgende assessment periode in 2015 wordt het complete onderzoekprogramma 3TU Speerpunt Bouw in de integrale 3TU Bouw programma’s gevalideerd, in plaats van de aparte facultaire evaluaties in deze assessments. De interne en externe samenwerking onder de 3TU Speerpunt Bouw koepel zal de bouw van haar stigma als onvolwassen onderzoeksgebied bevrijden. Ook de HBO opleidingen en GTI’s worden gekoppeld aan de externe partnerschappen van het 3TU Speerpunt Bouw onderzoek.
Valorisatie 18. Valorisatie is een door de minister opgedragen 3e taak van de universiteiten, naast onderwijs en onderzoek. 19. Valorisatie in onvermijdelijk in de huidige situatie van de bouw en in die van de universiteiten. Die taak wordt serieus en breed opgepakt. 20. De bouwfaculteiten zullen hun onderzoek steeds meer met externe partijen opzetten en uitvoeren om voldoende kwantiteit in onderzoek te continueren. 21. De hoogleraren zijn verantwoordelijk voor het omschrijven van de behoeften aan de bouwzijde aan universitair onderzoek rondom hun leerstoeldomein. Zij bepalen in dialoog met de markt de onderzoeksvragen in hun vakgebied. 22. Alle hoogleraren verzorgen naast wetenschappelijke publicaties ook een actieve communicatie naar de vakwereld rondom hun leerstoeldomeinen, om uit afgerond en lopend onderzoek ‘Future Projects’ / ‘Toekomstig Onderzoek’ met nieuwe partnerschappen te laten ontstaan. 23. Er is voor het bouwonderzoek een digitaal portal ingericht dat toegankelijk is voor de bouw en voor onderzoekers: www.speerpuntbouw.nl. Het portal is verbonden met andere onderzoekssites. Het is mogelijk vanuit deze site publieke onderzoekresultaten te downloaden. 24. Het overzicht bevat ‘Future Projects’, ‘Toekomstige Onderzoek’ dat nog interne collaboraties en externe partnerschappen en financiering behoeft. 25. De bouwmarkt wordt uitgedaagd te reageren op de voorstellen voor ‘Future Projects’ of zelf met alternatieve suggesties te komen. 26. Officieel zal vanuit de 3TU Bouw een Market Review worden georganiseerd op basis van de ‘Future Projects’ met de Completed Projects en de Current Projects als refenties van de boogde kwaliteit. De Market Review geschiedt door een commissie van deskundigen uit het afnemend veld. 27. De Market Review en daarna de match met de bouw te organiseren in 3TU verband vanuit secties van leerstoelen en het resp. marktsegment (opdrachtgevers, ontwerpers, uitvoerders, overheden).
32
28. 29. 30.
Voor een nieuwe generatie van aansprekende projecten is de herleiding van maatschappelijke problemen, bouwgerelateerde deelproblemen, universitaire bouwuitdagingen en leerstoelprojecten een alternatieve route. Als de nieuwe programma’s en projecten met de bouw klikken, is externe financiering mogelijk. Zonder klik is deze toekomst niet mogelijk. De TU of 3TU valorisatiecentra worden gekoppeld aan het 3TU Speerpunt Bouw door ‘valorisation officers’ voor de opvang en doorgeleiding van externe vragen en het begeleiden naar inschrijvingen in kaderprogramma’s.
Organisatie 31. De twee programma’s van de vier verschillende domeinen van de 3TU Bouw (stedenbouw, architectuur, bouwtechnologie en management), in totaal dus 8 programma’s hebben elk een trekkersduo dat zich actief naar buiten profileert en intern de programmering stroomlijnt en bevordert. 32. De aangesloten faculteiten dienen in de onderzoeksorganisatie samen te werken en hun verschillende disciplines en hiërarchieën te stroomlijnen. 33. De organisatie van het facultaire onderzoek moet eveneens duidelijk, actief, communicabel en beheersbaar worden opgezet, zowel voor intern 3TU als extern voor de bouw. 34. De organisatie van leerstoelen zal in het licht van de samenwerking met de bouw moeten worden aangevuld en waar nodig zullen vakgebieden en leerstoelen worden geïntroduceerd met externe financiering indien dit intern onmogelijk is. 35. De organisatie zal klantgericht zijn en gaat derhalve met gelegenheden eerder het land in dan dat zij verwacht dat de bouw naar de 3TU’s komen. Financiering 36. De onderzoeken zullen in principe georganiseerd moeten gaan worden met intern gefinancierde vaste 3TU onderzoeksstaf en tijdelijke onderzoekers op projecten met externe financiering. 37. De krimpende interne TU financiering kan gecompenseerd worden met groeiende en betrouwbare externe financiering volgens duidelijke spelregels. 38. De administratie van de extern gefinancierde projecten en programma’s dient als onafhankelijk en transparant geborgd te worden, zodat externe partijen ook weten hoe de financiering besteed wordt. Toekomstige programmering 39. De toekomstige externe partnerschappen zullen voorafgegaan worden door een Market Review van deskundigen uit het afnemend veld van de bouw die op basis van de ‘Future Projects’ binnen de acht 3TU Bouw programma’s de maatschappelijke relevantie van de voorgestelde onderzoekprojecten en – programma’s zullen adviseren, te organiseren door de CUR of een dergelijke onafhankelijke instantie bekend met zowel vraagzijde als aanbodzijde. 40. De nieuwe 3TU Bouw programmering voor de komende 6 jaar na 2009 (20102015) zal worden bepaald door de resultaten van de Peer Reviews en de Market Reviews in transparante en publieke processen en de voorkeuren voor de accenten van het onderzoek op de faculteiten zoals de decanen en hoogleraren die naar buiten willen vestigen. 33
9.
NOTEN
[Noot 1]: ‘Ambitie onder de kaasstolp, tweegesprekken over de toekomst van Nederland’, Sijmen van Wijk en Sanne de Roever, VOC uitgevers, 2008, ISBN 978 90 79812 01 1
[Noot 2]: ‘Het innovatieplatform, innoveren in het centrum van de macht’, Frans Nauta, Academic Service, ISBN 978 90 5261 695 7.
[Noot 3]: Markante stappen in het formatieproces
De grote stappen in het proces waren: !" Mondelinge toezegging decaan Patijn voor opdracht formateur Eekhout op 1 februari 2007. Officiële benoeming als formateur (Delfts) Speerpunt Bouw per 1 juli 2007 voor de periode tot en met 31 december 2008. !" Het schrijven en publiceren van de strategienota (brochure nr.1) in de zomer 2007; !" De toetreding van U Twente en TU Eindhoven in het initiatief Speerpunt Bouw per september 2007. !" Het benaderen van kopstukken en branchevertegenwoordigers in de bouwmarkt in het najaar van 2007 door middel van interviews [met verslagen]; !" 3TU CvB gaat voorlopig akkoord met het gebruik van het 3TU logo voor 3TU Bouw en 3TU Speerpunt Bouw; !" Het schrijven van de nota over technische oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken (brochure nr.2) aanvang 2008; !" Het samenstellen en publiceren van een leerstoelenboek (brochure nr.3); !" Het samenstellen en publiceren van brochure nr 4: het 3TU Bouw onderzoeksprojectenboek in voorjaar 2008; !" Het instellen van de 3TU Speerpunt Bouw site maart 2008; !" Participatie BouwRAI 1-3 april 2008 en haar consequenties, inclusief een bezoek van minister Vogelaar aan de Beursstand; !" Brainstorms over de maatschappelijke problemen 2e kwartaal 2008. !" De Brand van Bouwkunde 13 mei 2008. Het papieren archief gaat verloren. Het digitaal archief wordt gereconstrueerd. De verbrande publicaties worden herdrukt. !" [Voorbereiding op de Peer Review onderzoek op Bouwkunde TUD van mei tot 17 november 2008 met commentaren van de formateur. Uitslag en consequenties zijn pas bekend in december 2008]. !" Ondertussen daadwerkelijk initiatiefgesprekken met de markt (Zwemmerhuis, Utrecht, minister Vogelaar, STW, Innovatievouchers, Concept House Prototype). !" In september 2008 kondigt de decaan Bouwkunde TUD een personeelsstop aan, waardoor de formateur nauwelijks tijd meer heeft voor het 3TU Speerpunt Bouw. !" 15 oktober 2008: decaan Bouwkunde kondigt aan de functie van formateur Eekhout cum suis voor het 3TU Speerpunt Bouw niet meer te continueren uit overwegingen van facultaire bezuinigingen.
34
!"
!" !"
!" !"
Overhandiging van het boek ‘Ambities onder de kaasstolp’ door formateur Eekhout en Harry Hendriks, directeur Philips Nederland aan Z.K.H.Prins Friso ter gelegenheid van de Science & Technology Summit op 12 november 2008 in Amsterdam. 9/10 december 2008: jaarlijks symposium 3TU Onderzoekschool Bouw in Noordwijkerhout mede in het kader van de naderende 3TU samenwerking, in dit verband tussen de promovendi. 10 december bezoek voorzitter CvB 3TU Amandus Lundqvist en formateur Mick Eekhout aan Hans Blankert, voorzitter van de Regieraad Bouw terzake de participatie van de 3TU Bouw in de Regieraad Bouw, de Task Force Kennisontwikkeling en de Kennisagenda Bouw. December overleg 3TU College van Bestuur inzake eindrapport formateur Eekhout en de voortgang 3TU Speerpunt Bouw. 20 januari overleg 3TU Bouwdecanen onder andere over voortgang en resultaat formatie 3TU Speerpunt Bouw en besluit over verdere processtappen in het 3TU Speerpunt Bouw.
[Noot 4]: Renovatievraag Utrecht
De gemeente Utrecht heeft 3TU Speerpunt Bouw op de BouwRAI 2008 als onafhankelijke instelling benaderd om hen te helpen bij het negatieve probleem van hun Vogelaarswijken: Overvecht, Kanaleneiland en Westraven. Tevens presenteerde zij het positieve probleem van het bouwen van 10.000 starterswoningen. De 3TU Speerpunt Bouw heeft een viertal vergaderingen en presentaties in Utrecht georganiseerd en kon aan de vraag tegemoet komen. Er werd een offerte geschreven, breder dan de wens van de gemeente die met name geïnteresseerd was in engineeringoplossingen op korte termijn. Dat werd niet gezien als core business voor 3TU, wel als regulier werk voor ingenieursbureaus. De jonge relatie stokte hier. De spagaat tussen wetenschap en maatschappij is hier zeer duidelijk belegd. De 3TU onderzoekers moeten een evenwicht, een spagaat bijna, bereiken tussen maatschappij gerichtheid (voldoen aan de vraag) en wetenschappelijke diepgang (universitaire traditie gericht op de 4 hoofdcriteria van de KNAW: ‘Quality, Productivity, Relevance, Viability’). TU onderzoekers op de faculteiten Bouwkunde zijn pas in het laatste decennium met het universitaire proces van de verwetenschappelijking geconfronteerd geraakt en nu al komt de volgende horde van de valorisatie in zicht. Deze horde maakt wel deel uit van de groei naar het evenwicht in wetenschappelijke en maatschappelijke appreciatie.
[Noot 5]: Technische renovatie 60-er jaren Vogelaarswijken
De 3TU Bouw is in wezen meer geïnteresseerd in het ontrafelen van de Gordiaanse knoop van de achterstandswijken in het algemeen en als totaliteit, inclusief haar sociologische, psychologische, economische, politieke en demografische aspecten: ‘Renovatie Vogelaarswijken’. De 3TU Bouw denkt aan het opzetten van een integrale technische onderzoeksgroep voor dat doel. Extern gefinancierd door een aantal grote Nederlandse steden die dat probleem kennen, woningbouwverenigingen en minister Vogelaar / Van der Laan en gebaseerd op zowel kortdurend als langlopend onderzoek. Dat is respectvol universitair onderzoek dat de 3TU’s graag als hun maatschappelijke uitdaging zien.
35
Een brief aan minister Vogelaar leidde tot een gesprek op VROM in september 2008 met de uitdrukkelijke uitspraak dat de minister zeer belangstellend was naar de voorstellen vanuit de 3TU. Daarop moet een interne ronde georganiseerd welke hoogleraren denken hun expertise aan te kunnen bieden en tot welk geïntegreerd technische 3TU aanbod dat zou kunnen leiden voor de Vogelaarswijken. Prof.dr.Henk Visscher van OTB is de meest direct betrokken hoogleraar. Ook de collega’s Jouke Post, Dick van Gameren en Thijs Asselbergs zijn betrokken bij dit initiatief. Henk Visscher zal het voorstel met de formateur uitwerken.
[Noot 6]: Voorstel STW Lokaal stedelijk klimaat als bouwonderzoek
De formateur 3TU Speerpunt Bouw heeft enkele maanden geleden met STW op haar uitnodiging gesproken over de achterstand van de bouw bij de STW financiering. STW beseft nu te weinig aandacht aan de bouw te schenken. Inmiddels is op 23 september 2008 een brainstorm georganiseerd door STW met de werktitel ‘Lokaal stedelijk klimaat’, die verder leidt tot een inventarisatie van de klimaatproblemen in de stedelijke omgeving. Er zal na vaststelling van het programma een openbare uitschrijving komen. De stedenbouwfysica onderzoekers van TUE en TUD en de groep Wind op gebouwen TUD zouden heel goed kunnen deelnemen. De formateur vertegenwoordigt in deze startende organisatie de 3TU Bouw.
[Noot 7]: Een brede koepel wordt door veel wetenschappers gezien als leidend tot amateurisme en ongeschikt om daar een KNAW assessment te baseren. Citaat uit een gesprek tussen emeritus prof.John Michon, lid KNAW en psycholoog, en de formateur.
[Noot 8]: Innovatiescenario’s als programma en beoordelingskader
In de trekkersgesprekken heeft collega De Jong de maatschappelijke probleemvelden die Eekhout had opgesteld uitgewerkt in een scenario waarin alles mis gaat, zodat daarmee voor onderzoekers voor hun voorstellen een meer uitdagend probleemveld is geschetst. Vervolgens stelt hij in een uitgebreid document [zie Noot 8] voor, tegen de achtergrond van dit ‘rampscenario’ meer wenselijke innovatiescenario’s uit te werken in plaats van een onderzoeksprogramma, omdat in zijn opinie het voorschrijven van innovaties een contradictie is. Deze scenario’s vormen een door wensen en verwachtingen van belanghebbenden ingeperkte ‘scenario-boom’ waarin de vertakkingen door mogelijke innovaties bepaald worden. Zij zijn vervolgens een beoordelingskader voor selectie van ingediende onderzoeksprojecten. Onderzoeksvoorstellen die in de meeste scenario’s verdedigbaar zijn, worden opgenomen in een ‘Future Projects’ catalogus die door 3TU jaarlijks aan overheid en bedrijfsleven als potentiële onderzoekstoekomsten worden aangeboden. Elk bedrijf heeft immers een catalogus. Uiteraard staat die aanbodlijst van ‘Future projects’ op het digitale portal van het 3TU Speerpunt Bouw. De scenario’s zelf worden ontworpen op grond van wensen en verwachtingen die belanghebbenden in het veld op verschillende schaalniveaus impliciet bij hun besluitvorming hanteren. Zij vormen in die zin een open onderzoeksprogrammering, gebaseerd op een explicitering van de vraag. Deze selectieprocedure zal in de loop van jaren de ingediende onderzoeksvoorstellen meer toekomstgericht en maatschappelijk relevanter maken.
36
De voorgestelde methode is in genoemd document door De Jong uitgewerkt in overleg met, en met instemming van, collegatrekker Jan Hensen van de TUE. De voorgestelde innovatiescenario’s verschillen belangrijk van de bestaande scenario’s die door overheid (CPB, SCP, NMP), gemeenten en het bedrijfsleven (Shell) worden gemaakt. In het afgelopen decennium zijn in Nederland meer dan 200 scenario’s verschenen om bij beslissingsdilemma’s de beleidsruimte en de effecten van beleidsalternatieven te bepalen en om het beleid richting te geven. Dit bewijst, dat scenario’s bij besluitvormers in een behoefte voorzien. Innovatiescenario’s zijn hierop een belangrijke aanvulling, omdat zij de historisch bepalende technische mogelijkheden vooropstellen en het voorstellingsvermogen van ontwerpers toevoegen en uitdagen. In [Noot 9] worden alleen enkele fragmenten uit het ‘rampscenario’ van De Jong en Eekhout geciteerd.
[Noot 9]: Toekomstscenario’s van Taeke de Jong Bevolkingsgrootte
De huidige afname van de natuurlijke groei van de Nederlandse bevolking leidt zonder aanvullende immigratie omstreeks 2040 tot krimp. Deze krimp kan ook eerder beginnen door emigratie. Als om verschillende redenen vooral het meest welvarende, initiatiefrijke, best opgeleide en oudere deel van de bevolking het land verlaat, is daarmee een van de ingrediënten voor een probleemsignalerend doemscenario gegeven. Om dezelfde redenen zullen immers welvarende, initiatiefrijke en beter opgeleide mensen en hun bedrijven het land mijden. Het is dus van belang de motieven van emigranten en vertrekkende bedrijven te onderzoeken om in contrast daarmee meer wenselijke scenario's te schetsen waaruit de rol van de Bouw moet blijken. De worst case is hier een zodanige verdunning van de bevolking, dat openbare en collectieve voorzieningen onbetaalbaar worden. De toenemende lengte van wegen, kabels en leidingen per inwoner zullen dan bijvoorbeeld leiden tot verminderd onderhoud en afnemend functioneren. Een scenario dat die ontwikkeling het hoofd biedt kan verdichting en het opheffen van kleine nederzettingen inhouden, met alle inmiddels bekende politieke consequenties van dien. Dit is nog slechts een begin van de fundamentele doordenking van verschillende bevolkingsscenario's en hun technische consequenties.
Vergrijzing
Als worst case kan hier een scenario worden geschetst van een verouderende, door emigratie van zijn meest draagkrachtige en initiatiefrijke top beroofde, sterk krimpende bevolking met een cultuur die vooral is gericht op het vermijden van risico's en niet geneigd tot initiatief, experimenten en het toelaten van werkwillige immigranten. Het aantal wenselijke toekomsten dat hier tegenover gesteld kan worden is groot.
Welvaart
De worst case is hier een economische achteruitgang die de bestedingsmogelijkheden van de bevolking beperkt en binnen deze overigens toenemend gevarieerde bestedingsmogelijkheden huisvesting een lage prioriteit geeft. De armoede heeft echter veel gezichten en ook binnen dit doemscenario kunnen bijvoorbeeld lagere lonen zorgen voor regionale verscheidenheid van noodgedwongen
37
innovaties. Het kan ook leiden tot een zodanige steun voor een krachtige overheid dat, zoals in crisistijd, een draagvlak ontstaat voor grote overheidsprojecten.
Individualisering
De worst case is hier het uiteenvallen van de samenleving in conflicterende partijen waarin geen samenhangende of grotere projecten meer kunnen worden geformuleerd. Tegen de achtergrond van dit extreem, mits welsprekend uitgewerkt, krijgen mogelijk gemiste kansen van gezamenlijke inspanning meer geloofwaardigheid.
Procescomplexiteit
De worst case is hier een zodanig voortschrijdende complexiteit dat het gebrek aan transparantie elk vertrouwen ondermijnt. De mechanismen die tot zo'n complexiteit leiden moeten in extremo worden doordacht om hun oorzaken te kunnen doorgronden en meer wenselijke scenario's te kunnen formuleren.
Mobiliteit
De worst case is hier het vastlopen van de automobiliteit met alle consequenties voor economisch functioneren. Hieraan zijn waarschijnlijk al veel scenario's gewijd, zodat uit een selectie van relevante literatuur zich een fraai doemscenario kan aftekenen van stedelijke fragmentatie tot eilanden die gedwongen worden tot vreemdsoortige zelfvoorziening. Tegenovergestelde scenario's van maximale bereikbaarheid en toegankelijkheid kunnen echter ook minder wenselijke beelden van volkomen openstelling en gelijkvormigheid opleveren die vergaand moeten worden doordacht om scenario's met een meer wenselijk evenwicht te kunnen schetsen.
Veiligheid
Het worst case scenario is hier het uit de hand lopen van de publieke risicoperceptie, aangewakkerd door overmatige publiciteit rond zeldzame gevallen. De kosten van het vermijden van elk denkbaar risico nadert nu al de helft van het nationaal inkomen, als men daarin de toenemende uitgaven voor verzekering, zorg en handhaving meerekent. Het vermijden van risico's levert ook nieuwe risico's, zoals toenemend ziekmakende stress bij de een, verveling, onvrede en uitdaging bij de ander, vormen van regulering die niet meer in verhouding staan tot de kans en het effect. Een onconventionele kosten-baten analyse die zoveel mogelijk alle factoren in de beschouwing betrekt is hier op zijn plaats.
Toegankelijkheid
Het worst-case scenario omvat uitsluiting uit het publieke leven van een groot aantal groeperingen, vooral bij een verouderende bevolking. De wenselijke toekomsten kunnen voor verschillende categorieën (inkomen, leeftijd, leefstijl) uiteenlopen en dan doet zich de vraag voor of alles voor iedereen toegankelijk moet zijn, of dat men lokaal varieert in meer specifieke, maar compromisloos optimale technische oplossingen. Ontoegankelijkheid kan ook een kwaliteit zijn en verwante categorieën bijeenbrengen zolang de keuzevrijheid voor ieder een aanvaardbaar minimum heeft en verhuizen een voor ieder haalbare optie is. Bijzondere aandacht verdient het langzame verkeer en met name de voetganger in door automobiliteit gefragmenteerde steden die hen in de afgelopen veertig jaar steeds meer met barrières heeft geconfronteerd en tot autogebruik uitgenodigd. Veilige routes rond scholen, openbare (groen)voorzieningen en centra voor bejaarden kunnen gezondheidsrisico's die voortkomen uit gebrek aan beweging voorkomen.
38
Energie
Het worst case scenario zou kunnen zijn, dat energiebesparing en toepassing van alternatieven die weinig gevaar opleveren voor de traditionele energievoorziening, oliemaatschappijen de tijd geven de technologie te ontwikkelen om nieuwe omvangrijke, maar moeilijk toegankelijke voorraden fossiele brandstoffen zoals teerzanden aan te boren. Daartegenover staat als enige duurzame concurrent de toepassing van zonne-energie, waarvan het vermogen het huidige mondiale energieverbruik met een factor >5000 overstijgt. De traagheid van haar toepassing en de nadruk op benutting van de 2% daarvan die door de atmosfeer in wind wordt omgezet moeten verbazing wekken. Zou men het totale energieverbruik (niet alleen de 10% elektriciteit) van Nederland uit wind moeten opwekken, clan heeft men daarvoor een windpark van 7 maal de oppervlakte van Nederland nodig, terwijl de benodigde oppervlakte in het geval van zon 1/5 is. Tussen zon en wind bestaat dus een factor 35 oppervlakte-efficiency.
Bouwefficiëntie
Het worst case scenario betreft hier waarschijnlijk mineralen en materialen voor tal van productiesectoren en misschien nog het minst de bouwsector. Afval wordt een belangrijke materialenbron, zoals architect McDonough en chemicus Braungart met wereldwijd succes verdedigen. Hun filosofie ‘afval is voedsel' en 'van wieg tot wieg' (‘cradle to cradle’) spreekt bestuurders aan omdat die filosofie 'duurzame ontwikkeling' ontdoet van de weinig populaire boodschap dat consumptie en welvaart moeten worden beperkt. Het gaat hen niet om recycling, maar om upgrading van materialen, zodat elk productie- en consumptieproces afval produceert dat meer waard is dan de uitgangsmaterialen. De grootste uitdaging ligt wellicht in het opschalen van herbruikbare bouwelementen voor zij tot moleculair niveau moeten worden vergruisd en gescheiden om in nieuwe bouwtoepassingen bruikbaar te zijn, al mag het energieargument daarin misschien een kleinere rol spelen dan gebruikelijk. De herbruikbaarheid van niet vergruisde bouwmaterialen is afhankelijk van hun maat omdat het passend maken altijd verkleining betekent. Dit opent twee visies op hergebruik: het opnieuw onderzoeken van modulaire coördinatie voor demontabele elementen en het opzetten van een database van opgemeten en gekwalificeerde restmaterialen. De recente ontwikkeling van sensoren, chemische analyseinstrumenten, robotica en informatieverwerking rechtvaardigt hernieuwd onderzoek naar de mogelijkheden. Uitgaande van de 'cradle to cradle' filosofie mogen demontabele bouwelementen gezien hun hogere restwaarde duurder zijn dan hun opbrengst binnen de afschrijvingstermijn van het gebouw. De afwerking en installaties omvatten een zeer divers veld van materialen en hun problemen waarbinnen waarschijnlijk veel onderzoeksonderwerpen kunnen worden geformuleerd.
Milieuverontreiniging
Het worst case scenario van milieuvervuiling door de bouw is de toepassing van een toenemende verscheidenheid van steeds uitzonderlijker materialen die een gespecialiseerde afvalverwerking vergen om niet tot milieuvervuiling te leiden. In dat verband moet ook worden nagegaan welke stoffen bij calamiteiten zoals brand en afbraak (fijn stof?) kunnen vrijkomen. Tegelijkertijd moet men beseffen dat elke milieuschadelijke stof onschadelijk kan worden gemaakt als men over genoeg informatie en energie beschikt. Milieuproblemen zullen waarschijnlijk meer optreden
39
als gevolg van het onderhoud en de afbouw dan als gevolg van de ruwbouw. Het vermijden van vluchtige organische stoffen in de afbouw en het onderhoud is voornamelijk een chemisch en markttechnisch onderwerp waarin de bouw alleen selectief kan zijn. De installatietechniek is in eerste instantie een werktuigbouwkundige verantwoordelijkheid, maar het vinden van intelligente milieuvriendelijke integratie in gebouwen is ook een constructieve en bouwfysische taak. Op dit gebied vind al veel onderzoek plaats, maar de fascinatie lijkt vooral de beperking van het energieverbruik en de alternatieven voor energieproductie te betreffen. Zoals eerder betoogd, kan dit niet een duurzaam milieuprobleem zijn. Dat ligt wellicht anders met het binnenklimaat en veranderende inzichten in menselijke gezondheid.
Juridische complexiteit
In het worst case scenario wordt het bouwen zozeer belast met juridische risico's en beperkingen, dat initiatiefnemers en kapitaalverschaffers naar het buitenland uitwijken. Europese regelgeving zorgt tijdelijk voor locale onzekerheden, maar levert uiteindelijk ook minder onzekerheden in internationaal verband en dus een grotere markt voor export van producten en diensten. Het vertrouwen in ingehuurde, steeds verder gespecialiseerder deskundigen wordt door een groeiend aantal steeds sneller van baan wisselende en in ervaring beperkte contactpersonen die de context niet kennen ondergraven, maar voor kritische vragen ontbreekt de expertise. Men kan deskundigheid niet meer betwijfelen, zodat opdrachtgever en ontwerper de gevangene worden van routines waartoe de afnemend contextgevoelige deskundigen in de haast van onderlinge concurrentie gedwongen zijn. Ook voor hen is elke afwijking of vernieuwing een risico. De wederzijdse verwachtingen moeten steeds preciezer in juridische documenten worden omschreven. Zij worden pas bij het uitbreken van een conflict door advocaten gelezen en begrepen omdat juist zij ze ook met veelvuldig gebruik van de ‘copy-paste’ knop hebben opgesteld.
Dienstverlening
Het worst case scenario voorziet een ongelimiteerde afsplitsing van gespecialiseerde diensten van bedrijven die zich door hun internationale groei moeten beperken tot een 'core business' om niet uit hun krachten te groeien of om op splitsing beluste aandeelhouders tevreden te stellen. De globalisering verdeelt de toenemend gespecialiseerde productie en dienstverlening wereldwijd over de meest gunstige locaties. Bedrijven die het initiatief, de logistiek en integratie verzorgen zijn steeds minder op grond van hun functie aan een locatie gebonden. Daaruit volgt dat de kwaliteit van de woonomgeving in hun vestigingskeuze een steeds belangrijker rol speelt. In de per project wisselende samenstelling van een bouwteam heeft echter door diezelfde tendens van ongebreidelde specialisering niemand meer overzicht, zodat dit wordt geclaimd door het teamlid met het grootste aantal contactpersonen in zijn mobiele telefoon, de manager. Als deze manager geen inhoudelijke achtergrond heeft, weegt de inspanning van een steeds moeizamer bevochten en vertragende kwaliteitsverhoging niet op tegen de snelheid waarmee aan een nieuw profijtelijk project kan worden begonnen. Aangezien kwaliteit moeilijker is af te lezen en tot meer debat leidt dan kwantiteit, is haar grensnut voor de naam en de carrière van een manager kleiner. Voor de ontwerper ligt dit omgekeerd en de opdrachtgever balanceert tussen beide.
40
Culturele beleving
Het worst case scenario is hier de stelselmatige ontwikkeling van homogene of chaotische woonomgevingen zonder locale identiteit met een belevingswaarde die aantoonbaar verveling of desoriëntatie teweegbrengt. Daarmee ontstaat een vervreemding, onverschilligheid en gebrek aan affectie met de gebouwde omgeving die vernielzucht en criminaliteit in de kaart speelt. De betrokkenheid met een omgeving wordt bepaald door het vermijden van verveling en chaos, het juiste midden of de juiste wisselwerking tussen herkenning en verrassing, repetitie en variatie. Repetitie is geen moeilijke ontwerpopgave, variatie wel. Ontwerpen is iets anders clan kopiëren. De kern van elke ontwerpopgave is een locatie anders te maken dan andere locaties zonder de herkenbaarheid te verliezen. De vraag waarom dit land anders is clan andere landen, deze regio anders dan andere regio's, deze stad anders dan andere steden bepaalt het motief zich hier te vestigen en niet ergens anders.
Verstedelijking
Het worst case scenario is hier de volkomen spreiding van bebouwing over ons land, zodat nergens de bebouwing en de wegen die haar bereikbaar moeten maken uit het zicht verdwijnen. Het verharde oppervlak en de lengte van kabels en leidingen moet in dit scenario verveelvoudigen, het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer verdwijnt, de auto is noodzakelijke voorwaarde om naar school, naar het werk of welke andere bestemming clan ook te komen, al zal die bestemming geen substantiële verandering in beleving bieden. Daarvoor moet geregeld het vliegtuig uitkomst bieden. Uit dit scenario wordt duidelijk dat concentratie van bebouwing nog steeds tal van bestuurlijke, culturele, economische, technische, ecologische en ruimtelijke voordelen biedt. De vraag is alleen op welke schaal die concentratie in verschillende wenselijke toekomsten optimaal is. Een nationale concentratie in de Randstad of waar dan ook is het andere uiterste. Tussen beide zijn tal van strategieën te schetsen die systematisch kunnen worden onderzocht op hun effect. Enkele daarvan zijn door verschillende regeringen systematisch in tegengestelde richting nagestreefd, zodat deze wisselende strategieën per saldo spreiding hebben opgeleverd. Deze zigzagstrategie is de schoonheid van ons land niet ten goede gekomen. Men maakt zich zorgen over de 'verrommeling', maar groot zijn die zorgen niet, want de welvaart staat ons toe dit land regelmatig te ontvluchten zolang Schiphol dat kan verwerken. Hoewel de maakbaarheid van ons land nu wordt betwijfeld, is er voldoende experimenteel materiaal om verschillende strategieën systematisch en fundamenteel op hun effect te onderzoeken.
Bouwen in de Delta
Het worst case scenario is hier een falende risicoperceptie die pas door een ramp wordt gecorrigeerd. Zo leidden de twee hoogste piekafvoeren van de Rijn in de 20` eeuw (ca. 12 OOOm3/sec, terugkeertijd dus 100/2=50 jaar) tot overstromingen in 1926 en tot een bijna-ramp met grootscheepse evacuaties in 1994. Die laatste ervaring was nodig voor nieuwe maatregelen die de rivier in 2015 de ruimte moeten geven om in 16 000 m3/sec te kunnen afvoeren. Zo'n piek komt, de terugkeertijden van de afgelopen 100 jaar extrapolerend, eens in de ca. 625 jaar voor. Onze acceptatie is echter een overstroming eens in de 1250 jaar, volgens diezelfde extrapolatie overeenkomend met ca. 17 OOOm3/sec. Extra bergingscapaciteit in de Randstad wordt gemotiveerd doordat de afgelopen 10 jaar meer regen is gevallen, maar die wateroverlast zonder technische oplossingen is kleiner clan in het geval van
41
overstroming bij een volgende piekafvoer van onze rivieren. De meest voor de hand liggende locatie van natuurlijke berging daarvoor is het IJsselmeer met grote consequenties voor de fraaie IJsselvallei en het IJsselmeer zelf. De 'natuurlijke' oplossing is dus even onnatuurlijk als wonen onder de zeespiegel. Behalve natuurlijk 'meebewegen', bijvoorbeeld met drijvend wonen moeten de 'technologische' opties in het onderzoek niet vergeten worden.
Gezondheid
Allergieën vormen na aandoeningen in de bloedsomloop de belangrijkste doodsoorzaak. Beide hebben een relatie met stress. Het auto-immuunsysteem raakt dolgedraaid van de ca. 80 000 chemische verbindingen die in de natuur niet voorkomen. Zij vormen een onderhuidse stressfactor vanuit de voeding, de medicijnen en het milieu. Het tienduizend jaar leven binnenshuis sinds de uitvinding van de landbouw (Neolithicum) is slechts 1% van de periode waarop ons organisme zich heeft gevormd en staat in evolutionair contrast met een miljoen jaar buitenleven. Met betrekking tot het wonen, werken, recreëren en op de weg verblijven is een evolutionaire benadering van de menselijke gezondheid veelbelovend en vernieuwend ten aanzien van de gangbare medische wetenschap.
Informatisering
De samenleving heeft beschikking over een verwarrende hoeveelheid informatie zonder daarvan de betrouwbaarheid te kunnen beoordelen. Er doen - ook de wetenschappelijke kring - meer mythen de ronde dan ten tijde van Thales van Milete. Dit is het gevolg van een vergaande wetenschappelijke specialisatie. Voor elke mening kan een specialist gecharterd worden. De specialisten hullen zich in een jargon met vooronderstellingen (paradigmata) die voor buitenstaanders niet te volgen zijn, zodat die zich geen kritiek op het specialisme kunnen veroorloven. Daarmee is de interdisciplinaire kritiek op contextongevoelige specialisten tot zwijgen gebracht. Het zelfreinigend vermogen van de wetenschap stagneert. Als een stedenbouwkundige op grond van contextfactoren een verkeerskundige oplossing kritiseert, krijgt hij te horen: "Ga jij eerst 10 jaar verkeerskunde studeren voor je mij de les leest!". Uit: Taeke M. de Jong, (2008) Innovatiescenario’s: onderzoeksprogramma en beoordelingskader (Zoetermeer) concept voor het 3TU speerpunt Bouw downloadable van http://team.bk.tudelft.nl/ > Publications 2008
[Noot 10]: Rudiyard Kipling, the Ladies: ‘When you get to the man in the case, They are like a rows of pins, for the Colonel’s Lady an Judy O’Gready Are sisters under their skins.’
[Noot 11]: Spelregels Prometheus:
Aanbevelingen voor omgang tussen onderzoekers en MKB, opgesteld door prof.dr.Mick Eekhout naar aanleiding van ervaringen met sponsor consortia rondom het subprogramma Concept House van het programma Building Innovation.
42
MKB benadering 1. 2. 3.
Hoogleraren en onderzoeksleiders hebben een eigen netwerk in hun branche in MKB of bouwen dat op. Wissel Uw eigen netwerk uit ter verrijking met dat van de sponsoren. Loop Uw collegae niet voor de voeten, overleg regelmatig over het benaderen van sponsoren in de branche en verwijs sponsoren naar Uw collegae als zij hen beter kunnen helpen.
Introductie 4. 5.
6. 7.
Introduceer Uzelf als hoogleraar/onderzoeksleider met vermelding van Uw belangstelling, Uw prestaties en uw ambities in onderwijs en onderzoek. Geef een open overzicht van Uw onderzoek met de rol, taak, missie van Uw leerstoel en de rol die het betreffende onderzoek speelt in de verhoging van de ‘state of the art’ van de wetenschap en in de branche, nationaal en internationaal. Maak duidelijk hoe de positie van uw onderzoekers is ten opzichte van de concurrentie, nationaal en internationaal; Wees niet terughoudend in het doorverwijzen naar de beste personen in het universitaire netwerk of aanverwant voor verdere vragen en bekommer U om de verwijzing van de sponsoren.
Visie voor de toekomst van het vakgebied 8.
9. 10.
Stel een visie op voor de toekomst van de betreffende sector, branche of bouwindustrie en in het bijzonder de betreffende branche inclusief een rol voor onderzoekers en voor sponsors; Stel de visie gerust ter discussie om belangstelling voor de toekomst te wekken; Het bouwen aan een visie is normaliter een directiezaak; doe zaken met personen van voldoende gewicht in de organisatie van de sponsor.
Onderzoeksplan 11.
12. 13. 14. 15.
16. 17.
Maak een helder en begrijpelijk onderzoeksplan in relatie tot de onderzoeksplannen van de faculteit en in relatie met de state of the art in de praktijk van de branche, zodat zowel de wetenschap als de maatschappij ermee gediend zijn; Geef in het onderzoeksplan voldoende aanknopingspunten voor de sponsorende bedrijven. Kruip als het ware als onderzoeker in het hoofd van de sponsor, zie door zijn ogen en bedenk met jouw inzicht uitdagingen aan vraagzijde, waarop het onderzoeksplan als aanbod antwoord moet geven. Geef realistische uitgangspunten en verwachtingen en probeer lange trajecten overzichtelijk in kortere stukken te onderscheiden met elke keer duidelijk te verwachten resultaten. Maak onderscheid tussen doelen op korte termijn, middellange termijn en lange termijn. Laat het korte termijn onderzoek voor de bedrijven en hun design/engineering en concentreer het 3 TU onderzoek op de middellange termijn en de lange termijn. Maak wenselijke, mogelijke maar vooral onwaarschijnlijke onderzoeksplannen. Laat het onderzoeksplan complementair zijn ten opzichte van de capaciteiten van de sponsors.
43
Contract 18. 19. 20. 21.
Elk contract moet voor beide partijen een evenwicht hebben tussen inkomsten en uitgaven: sponsors moeten nieuwe kennis en inzicht voor hun geld krijgen. Behandel de eigendomsrechten die voortkomen uit het onderzoek op voorhand duidelijk en open en wees niet bekrompen in het weggeven van resultaten van onderzoek aan de sponsors. Maak aparte afspraken voor contractonderzoek dat geheim moet blijven en handel en overeenkomstig betrouwbaar. Maak heldere contracten, wees correct en betrouwbaar in de correspondentie en verzorg de informatiestroom in overeenstemming met de belangen van de sponsors.
Uitvoering 22. 23. 24.
25.
Ga om met sponsoren zoals U ook zelf behandeld wenst te worden. Neem de sponsoren op gepaste wijze mee in Uw publicaties en voordrachten. Gun Uw sponsoren een korte voorsprong in het ontvangen en verwerken van kennis en inzicht ten opzichte van publicaties; Sleep de organisatie van de sponsors mee in de academische wereld en zorg ervoor dat de medewerkers van de onderzoek sponsors ook een post-educatie krijgen. Verras ze moet nieuwe inzichten. Leg voor hen relaties met de universitaire kenniswereld.
[Noot 12]: Lenny Vulperhorst, Kennis werk door’, rapport over de kennisinfrastructuur in de bouw, in opdracht van PSIBouw en de Regieraad Bouw, Andersson Elffers Felix, juli 2008, [www.regieraadbouw.nl]
[Noot 13]: De formateur heeft 9 succesvolle promovendi naar het doctoraat
gestimuleerd, waarvan er 6 externe promovendi waren, die het proces in eigen tijd en met eigen financiën hebben doorlopen. Een initiatief van de betrokken hoogleraar waaraan de universiteit niet veel kosten heeft. Als resultaat zijn onder hen vier doctoren tot professor benoemd. Externe promovendi zijn gewoonlijk niet gemakkelijk in een project te voegen, wel in de bredere scope van een subprogramma of programma.
44
Dankwoord Allereerst gaat onze dank uit naar de externe partijen: opdrachtgevers, ontwerpers, uitvoerders en overheden met wie we levendige gesprekken hebben mogen voeren. De vervolgafspraken duiden op de interesse die het Speerpunt heeft gewekt. De trekkers van het 3TU Speerpunt Bouw in 2008 waren de professoren Frans Bijlaard (tevens voormalig informateur Speerpunt Bouw), Han Meyer, Ulrich Knaack, Peter Boelhouwer, Jos Lichtenberg, Klaas van Breugel, Geert Dewulf en Jan Hensen. Zij hebben zich ingezet om de collegae uit hun domeinen te activeren en te brainstromen over de gang van maatschappelijke problemen naar nieuwe onderzoeksprojecten. De gesprekken met hen waren inspirerend. Taeke de Jong, aanvankelijk trekker, stond de formateur op filosofische wijze als adviseur terzijde in het denken over toekomstscenario's. De geestdrift van de trekkers opent mogelijkheden voor de volgende stap in de ontwikkeling van het 3TU Speerpunt Bouw. Decaan Wytze Patijn wordt als penvoerder van de 6 decanen bedankt voor zijn vertrouwen in de formateur. Hij is na een onfortuinlijke infectie in het ziekehuis weer herstellende. De gesprekken in Eindhoven met decaan Jan Westra en onderzoeksbestuurslid Bert Snijder vormden een ruggesteun om verder te gaan. Het ondersteuningsteam van de TU Speerpunt Bouw formatie 2007/2008 stond onder de accurate en stimulerende leiding van drs. Paula van den Bergh-van Hijkoop als secretaris. Willie Engelen en Manuela Schilberg zorgden voor de correspondentie resp. de layout van de publicaties. Millie van Timmeren verzorgde de website. Over de auteur Prof.dr.ir. Mick Eekhout is sinds 1991 (0,4 fte) hoogleraar Productontwikkeling aan de faculteit Bouwkunde, TU Delft. Hij is opgeleid als architect / bouwtechnoloog in Delft en heeft naast een eigen architectenbureau sinds 25 jaar het ‘design & build’ bedrijf Octatube, 50 man groot, met grote exportorders. Zijn ervaringen zijn gevormd door het werken als architect, constructief ontwerper, industrieel ontwerper, producent en aannemer alsmede als hoogleraar, onderzoeker en sterk innovatief gericht onderzoeksleider en schrijver. Hij schreef 10 boeken en werkt momenteel aan meerdere nieuwe boeken over methodologie, buisconstructies, vrije vorm composieten, innovatie, Maison d’Artiste, 3D constructies. In 2003 werd hij benoemd als lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen en als lid van de Academy for Technology and Innovation. www.mickeekhout.nl / www.octatube.nl / www.tudelft.nl/bouwkunde/bouwtechnologie/productontwikkeling
45
46
Portal Speerpunt Bouw
Speerpunt Bouw heeft een eigen portal ingericht die verbonden is met andere onderzoekssites. De digitale portal is toegankelijk voor een breed scala aan publiek. Zowel partijen die bij de bouw betrokken zijn als onderzoekers kunnen hier terecht voor uitgebreide informatie over Speerpunt Bouw. De informatie wordt op een overzichtelijke manier in 4 clusters weergegeven. !" Het eerste cluster omvat informatie omtrent het ontstaan van Speerpunt Bouw. Aanleiding, doelstelling, proces en verbanden met andere universiteiten worden hier op een heldere manier toegelicht. Daarnaast is er ook materiaal te vinden over de verschillende deelnemers en hun interactie wordt in concrete voorbeelden uit de praktijk geïllustreerd . !" Het tweede cluster geeft inzicht in onderzoek gerelateerde werkzaamheden binnen Speerpunt Bouw. Naast de onderzoeksdoelen, die in 3 niveaus gegroepeerd en beschreven zijn, is er een totaal pakket terug te vinden met de meest actuele onderzoeksoplossingen die hieraan gekoppeld zijn. Deze informatie wordt continu geactualiseerd door wisselwerking en invulling vanuit de verschillende betrokken universiteiten. In dit cluster wordt ook een volledige beschrijving opgenomen over de toekomstscenario's waar vanuit het onderzoek wordt benaderd. !" Alle projecten die gerelateerd zijn aan Speerpunt Bouw worden in het derde cluster verzameld. Binnen 'Lopende projecten' zijn de meest recente resultaten beschikbaar gesteld voor online- en off-line gebruik als downloads. Binnen 'Nieuwe projecten' is de aanbodlijst van 'Future Projects' opgenomen met daarin informatie over toekomstige onderzoek dat nog nadere interne collaboraties, externe partnerschappen en financiering behoeft. Informatie over de sponsors van diverse projecten binnen Speerpunt Bouw wordt ook in dit cluster opgenomen. !" Het vierde cluster omvat allerlei documentatie over Speerpunt Bouw. Publicaties in verschillende media, lezingen en verslagen zijn hier allemaal, op chronologische volgorde, terug te vinden. Kortom, een schat aan informatie omtrent alle innovatieve ontwikkelingen in de bouw en daaraan gerelateerd onderzoek. MvT
47
De opdracht van de minister tot valorisatie is een motivatie om breed in te zetten op universitair onderzoek dat in de ogen van de bouw bruikbaar is op langere of middellange termijn. En waarin de bouw voldoende waarde ziet om in een hechte samenwerking externe fondsen te willen leveren. Onderzoek trekt ook onderwijs aan in het beproefde concept van ‘Research Driven Education’. Inmiddels zijn er door de activiteiten van het 3TU Speerpunt Bouw en publicaties verwachtingen gewekt in de bouwwereld. Die zullen continu beantwoord moeten worden. De ontluikende relatie dient te worden verzorgd. Het proces van valorisatie gaat lang duren. De activiteiten dienen meer gespreid. De acties zullen door een groter veld van actieve hoogleraren gedragen dienen te worden. Er zal een team van (hoogleraren)trekkers ingesteld worden om dichter bij de hoogleraren met hen te overleggen over acties en upgrading van de valorisatiegedachte. En om een nieuwe 3TU Bouw programmering voor te bereiden die eind 2009 actief moet zijn, na een evaluatie vanuit het afnemend veld, mede gebaseerd op de meest recente peer reviews. De beide evaluaties van peer reviews en market reviews vormen tezamen de uitgangspunten voor de nieuwe 3TU Bouw programmering.