FOCUS HAAGLANDEN
relatiemagazine voor overheid en bedrijfsleven
Nieuw milieuinstrument 6 Staatssecretaris Pieter van Geel noemt handboek ‘MIRUP’ interessant product op snijvlak van milieu en ruimtelijke ordening
Regionaal Operationeel Team actief 14 Gezamenlijke inzet hulpdiensten levert meerwaarde op
Succesvolle pilot ‘Inbrakenpool’ 22 Forensisch onderzoek per 2005 in hele regio ingevoerd
SEPTEMBER 2004 stadsgewest haaglanden, hulpverleningsregio haaglanden en politie haaglanden
4
FOCUS HAAGLANDEN
TMOP detacheert uitvoerende medewerkers, beleidsmedewerkers en leidinggevenden op middenkaderniveau binnen nagenoeg alle werkterreinen van het openbaar bestuur en bij non-profitorganisaties. Onze adviseurs zijn niet
Colofon
alleen werkzaam bij de lokale overheid, maar ook bij onder andere ministeries, provincies, waterschappen, politie en brandweer. Vakkennis en ervaring van
In dit nummer
Focus Haaglanden is een gezamenlijke kwartaaluitgave van Hulpverleningsregio Haaglanden, Politie Haaglanden en stadsgewest Haaglanden en komt tot stand dankzij een groot aantal partners uit de overheid en het bedrijfsleven in de regio Haaglanden.
verlening. Dankzij de regiogerichte aanpak van TMOP werken onze adviseurs meestal in het gebied waar zij wonen. Vanzelfsprekend houden zij rekening met de werkwijze van de organisatie waar zij worden gedetacheerd.
Soms is extra slagkracht nodig om nieuwe visies vaart te geven!
Redactieadres p/a Actorion Communicatie Adviseurs Rozendaalselaan 14 6881 LC Velp tel.: 026 - 443 82 87 fax: 026 - 389 25 48 e-mail:
[email protected]
Staatssecretaris Van Geel
SEPTEMBER
deze tijdelijke medewerkers waarborgen de hoge kwaliteit van onze dienst-
6
Fred Venus
8
Gerard Bouman
‘Mirup’, is nieuw milieu-instrument
6
Politiewerk gevat in prestatiecontract
8 10
‘Burgemeester in Beeld’
13
Gezamenlijke inzet hulpdiensten
14
Column ‘Soms is klein wel fijn’
15
Brandweer geeft brandveiligheidsadvies
16
Kantorenstrategie regio Haaglanden
18
Column ‘Regionale verantwoording’
18
3
Jeugdformaat: van droom naar werkelijkheid 20
20
Druk DeltaHage grafische dienstverlening Oplage 4.000 exemplaren
Commerciële exploitatie Bertil van der Molen, tel. 026 - 443 82 87
Copyright en verantwoordelijkheid Het auteursrecht op de in dit tijdschrift verschenen artikelen wordt door de uitgever voorbehouden. De verantwoordelijkheid voor een artikel ligt bij de betreffende organisatie.
5
In 2005 uniform woonruimteverdeelsysteem 12
Fotografie Liesbeth Bergen, Jaap Bouterse, stadsgewest Haaglanden, Rob ‘t Hart, Hulpverleningsregio Haaglanden, Judith Jongejan, Paul Lagro, Martien de Man, Teun Roos, Erik van ’t Woud Vormgeving Actorion Communicatie Adviseurs, Velp
Voorwoord
‘Kort’
Concept en uitgave Actorion Communicatie Adviseurs, Velp Teksten Hulpverleningsregio Haaglanden Politie Haaglanden Stadsgewest Haaglanden Actorion Communicatie Adviseurs
pag.
27
M.J. Varekamp
Forensisch onderzoek voor hele regio
22
ADO Den Haag in de lift
24
Uitrol C2000 in volle gang
26
Column ‘Focus op Zuidvleugel’
27
Grootschalig politieoptreden in de regio
28
Gelijke Behandeling Loont!
30
Ons kent ons in Midden-Delfland
32
Edith Steincollege: willen, kunnen, mogen
33
BNG Capital Management
34
Tijdig actie ondernemen voor schaderegeling 36 Vesteda’s target is klanttevredenheid
38
Uitgave September 2004
Het volgende nummer van Focus verschijnt in december 2004
Medewerkers van TMOP zijn in vaste dienst en beschikken over een relevante opleiding, gedegen kennis en ervaring. Daarnaast kenmerken zij zich door sterk
houding zijn TMOP-ers uitstekend in staat zelfstandig taken uit te voeren en projectmatig te werken. Daarom maken al vele overheidsinstellingen naar volle tevredenheid gebruik van de tijdelijke inzet en flexibiliteit van medewerkers van
vast en zeker in tijdelijk werk
TMOP - Korte Houtstraat 20 a/b - 2511 CD Den Haag - tel.: (070) 345 70 01 - fax: (070) 312 30 59 e-mail:
[email protected] - internet: www.tmop.nl (TMOP heeft ook vestigingen in Amersfoort, Drachten, Maastricht, Velp en Waalre)
34
Op de voorpagina: Staatssecretaris Pieter van Geel (zie pag. 7) Fotografie: Judith Jongejan
ontwikkelde communicatieve vaardigheden. Dankzij hun klantgerichte, pro-actieve
TMOP. Voor extra slagkracht belt u dus met TMOP in Amersfoort (033) 450 70 70.
Bert de Kock
TMOP maakt deel uit van de
38
Simone Westerman
Focus Haaglanden komt tot stand dankzij: Actorion Communicatie Adviseurs, Velp BMC, Den Haag BNG Capital Management DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Esloo Onderwijsgroep, Den Haag Grontmij Advies & Techniek B.V., Waddinxveen HTM, Den Haag Kamer van Koophandel Haaglanden, Den Haag MKB Adviseurs, Delft TMOP, Den Haag Tredin, Lelystad Vesteda, Den Haag Wilkens C.S., Leiderdorp
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN Alle ingrediënten voor slagvaardig communiceren Ieder communicatievraagstuk vereist een eigen aanpak. Gaat het de ene keer om het ontwikkelen van een strategisch communicatieplan, een volgende keer is een brochure het doeltreffende middel. Als full service communicatieadviesbureau biedt Actorion alle ingrediënten voor een oplossing op maat.
4
PROJECTMANAGEMENT PROJECTMANAGEMENT
STRATEGISCH STRATEGISCH ONDERZOEK ONDERZOEK
DETACHERING DETACHERING
INTERACTIEVE INTERACTIEVE MEDIA MEDIA
COMMUNICATIECONCEPTEN COMMUNICATIECONCEPTEN
PRODUCTIEREGIE PRODUCTIEREGIE
REGIOMARKETING REGIOMARKETING
INTERIMMANAGEMENT INTERIMMANAGEMENT
STRATEGISCH STRATEGISCH ADVIES ADVIES
Slagvaardig en daadkrachtig, dat zijn de kernwoorden in de activiteiten van Actorion. Een team van deskundige en ervaren adviseurs staat hier garant voor. Met specialisten op het gebied van overheid, onderwijs, non-profitorganisaties en bedrijfsleven. We koppelen een heldere visie op communicatie aan concrete oplossingen op maat. En zorgen voor de organisatie en uitvoering van deze oplossingen. We komen met creatieve en vernieuwende
concepten, die aansluiten bij actuele ontwikkelingen in de markt. Nieuwe internettoepassingen bijvoorbeeld, initiatieven op het gebied van interactieve beleidsontwikkeling of visie- en missietrajecten. Zo zetten we onze verschillende specialismen niet alleen afzonderlijk in, maar versterken ze elkaar ook. En daar vaart u wel bij. Want communicatie is geen doel op zich, maar een effectief middel om úw doelstellingen te bereiken.
Benieuwd naar de juiste ingrediënten voor uw communicatieoplossing? Bel voor een afspraak: 026-4438287.
Rozendaalselaan 14, 6881 LC Velp telefoon (026) 443 82 87 telefax (026) 389 25 48 e-mail
[email protected] www.actorion.nl
Decentraal wat kan, centraal wat moet ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’. Onder dit motto, dat de eerder dit jaar uitgebrachte Nota Ruimte siert, hevelt de rijksoverheid beleid en uitvoering voor steeds meer beleidsterreinen over naar de gemeenten en de regio’s. Die decentralisatie beperkt zich niet tot ruimtelijke ordening. Regelgeving op gebieden als sociale zekerheid, jeugdzorg, verkeer en vervoer, veiligheid, wonen en milieu ademt vandaag de dag eenzelfde geest. Het is een voor de hand liggende gedachte om regionale overheidsorganisaties meer en grotere verantwoordelijkheden toe te kennen. Hun bestuurders en ambtenaren staan immers met beide voeten in de aarde van de dagelijkse praktijk. Zij hebben elke dag contact met de burgers en weten dus heel goed welke grote en kleine problemen, wensen en behoeften er in ‘hun’ gemeenschap leven. Dat geldt evenzeer voor de mannen en vrouwen van regionaal opererende organisaties als de politie, de hulpverleningsregio en het stadsgewest die de regionale taken uitvoeren. Het zijn uitvoeringsorganisaties die, ook dankzij kwaliteitspanels en interactieve beleidsvorming, stevig zijn verankerd in de regionale samenleving. Haaglandse bestuurders accepteren graag de grotere regionale verantwoordelijkheid waaraan deze editie van Focus Haaglanden is gewijd. Ze verbinden er echter wel een voorwaarde aan, namelijk dat daar voldoende middelen tegenover staan. Beleid – zowel het uitstippelen als het maken ervan – kost nu eenmaal geld. Het is daarom niet meer dan logisch dat de rijksoverheid de overheveling van taken en bevoegdheden vergezeld laat Foto: Chantal Ariëns en Morten de Boer gaan van de bijbehorende financiële middelen. Alleen dan kan het werk goed worden uitgevoerd en kunnen de verwachtingen worden waargemaakt. De praktijk is echter vaak dat het Rijk taken overdraagt met de hand op de knip. Decentralisatie van taken mag geen eufemisme zijn voor bezuinigingsmaatregelen die worden afgewenteld op de lagere overheden en dus uiteindelijk op de burgers. Soms ontstaat die indruk wel eens. Een voorbeeld: via het Nationaal Verkeer- en Vervoerplan wil de rijksoverheid de regio’s een belangrijker taak geven in de aanpak van de – zeker in Haaglanden niet geringe – problemen op het gebied van mobiliteit. Het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer moet daarin een sleutelrol vervullen. Als de rijksoverheid vervolgens bezuinigt op het regionaal openbaar vervoer of niet over de brug komt met financiering van reeds toegezegde plannen en projecten, dan wordt overheveling van taken letterlijk en figuurlijk een goedkoop verhaal. Gebiedsgerichte aanpak moet opleveren waarvoor zij ooit is bedacht: een grotere slagkracht voor de overheid. De regio Haaglanden is bereid haar verantwoordelijkheid te nemen.
Drs. W.J. Deetman, voorzitter stadsgewest Haaglanden voorzitter Hulpverleningsregio Haaglanden korpsbeheerder Politie Haaglanden
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Stadsgewest Haaglanden ontwikkelt Milieu-Instrument In Ruimtelijke Plannen
6
‘MIRUP’ brengt milieu en ruimtelijke ordening op één lijn
Staatssecretaris Van Geel: ‘Enthousiast over MIRUP’
De zeggekorfslak, zandhagedis, korenwolf en de kamsalamander hebben iets met elkaar gemeen. De bescherming van hun leefomgeving woog de
"MIRUP maakt duidelijk dat aandacht voor het milieu geen belemmering hoeft te zijn bij de ontwikkeling van ruimtelijke ordeningsplannen.
afgelopen jaren voor de rechter namelijk zwaarder dan de aanleg van een bedrijventerrein, nieuwe snelweg of woonwijk. Natuurvriendelijke oevers
Integendeel, als je de integratie van de twee disciplines op de juiste manier aanpakt, leidt het tot meer duurzame ontwikkelingen in de
en dergelijke verdwijnen nogal eens uit het ontwerp van een nieuwbouwwijk of bedrijventerrein omdat ze te veel ruimte en geld zouden
ruimtelijke ordening."
kosten. Als kosten en ruimtebeslag tijdig waren onderzocht en in de planbegroting opgenomen, zouden ze waarschijnlijk zijn gerealiseerd.
Tekst: Anne Geert Bosma Fotografie: Judith Jongejan
7
Vanuit die gedachte ontwikkelde het stadsgewest Haaglanden het MIRUP, dat staat voor Milieu-Instrument In Ruimtelijke Plannen. Tekst: Anne Geert Bosma Fotograftie: stadsgewest Haaglanden
“E
r wordt altijd gezegd dat het milieu in een vroeg stadium in een planproces moet worden betrokken, wil het uiteindelijk in zo’n plan doorwerken. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het nu ontwikkelde MIRUP is een hulpmiddel om het milieu op de agenda te zetten èn te houden bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen,” aldus Stijn van Liefland, beleidsmedewerker van de sector Milieu. Samen met Maya Weirauch is hij de drijvende kracht achter het MIRUP, dat een heel boekwerk is geworden. Van Liefland: “Door het milieu in een zo vroeg mogelijk stadium in de plannenmakerij in te brengen, kunnen de eerder geschetste problemen worden voor komen, of in elk geval in een vroeg stadium worden herkend en opgelost. Maar dan moet je wel weten wàt je wilt inbrengen. Dat is niet altijd even helder in het beginstadium van een plan waar-
M
bij nog veel zaken vaag zijn. MIRUP maakt duidelijk welke bijdrage milieu en duurzaamheid kunnen leveren. Het geeft uitgewerkte vuistregels en voorbeelden over de kansen voor het milieu op regionale en gemeentelijke schaal, onder andere over stedelijke herstructurering, glastuinbouwgebieden en groengebieden rondom de stad.” “MIRUP zorgt er ook voor dat de inbreng van milieu gedurende het gehele proces op de agenda blijft”, vervolgt Van Liefland. Het uiteindelijke hoofddoel is dat MIRUP binnen een gemeente of een projectteam de discussie aanwakkert over de vraag: wat willen we nu met milieu en met duurzaamheid in dit gebied? MIRUP maakt duidelijk dat aandacht voor het milieu geen belemmering hoeft te zijn bij de ontwikkeling van ruimtelijke ordeningsplannen. Integendeel, als je de integratie van
V.l.n.r.: Rik Grashoff en Christiaan van der Kamp bieden staatssecretaris Pieter van Geel een eerste exemplaar van MIRUP aan.
milieu en ruimtelijke ordening maar op de juiste manier aanpakt. Beeldtaal Het handboek is bestemd voor milieuspecialisten en voor deskundigen op het gebied van ruimtelijke ordening. Omdat het voor een zo brede doelgroep bestemd is, stonden de samenstellers voor de opgave er een gemakkelijk toegankelijk en prettig leesbaar naslagwerk van te maken. Van Liefland: “Het boek is een mengeling van tekst en beeldtaal geworden. TNO tekent voor een belangrijk deel van de inhoud. Voor de illustraties hebben we zelfstandig planadviseur Peter Dauvellier ingeschakeld, die een fantastisch tekenaar is. Ook hier gaat het gezegde op dat één illustratie vaak meer zegt dan duizend woorden.” Hoewel dus nog maar kort geleden geïntroduceerd, heeft MIRUP zijn waarde inmiddels al bewezen. De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft eerder dit jaar een visie voor een woonwijk aan de hand van MIRUP opgesteld. Daarbij is een helder beeld geschetst hoe deze wijk duurzaam kan worden ingericht met keuzes voor de verkeersontsluiting, groene gebieden en verschillende typen bebouwing voor dichtbij en verder van het station vandaan. In LeidschendamVoorburg zijn de mogelijkheden voor de herstructurering van een bestaande wijk met MIRUP onderzocht. Ook daar maakte de aanpak inspirerende ideeën los. Het lijkt er dus op dat MIRUP in een behoefte voorziet. ■
et die woorden vatte Christiaan van der Kamp, portefeuillehouder Milieu van het stadsgewest Haaglanden, de essentie van MIRUP samen toen hij op 7 juli een exemplaar van het handboek aan staatssecretaris Pieter van Geel (VROM) overhandigde. Hij deed dat samen met Rik Grashoff, portefeuillehouder Ruimtelijke Ordening van het stadsgewest. Grashoff vroeg de staatssecretaris mee te denken over milieumaatregelen die het bouwen in bestaand stedelijk gebied bevorderen. “Wij zijn het er met elkaar over eens dat een belangrijk deel van de verstedelijkingsopgave binnenstedelijk zal moeten plaatsvinden. Al was het maar bij gebrek aan buitenstedelijke ruimte, gesteld dat we die überhaupt zouden willen verstedelijken. Het is een punt waarover wij ons zorgen maken. Het is niet zo, zelfs niet met MIRUP in de hand, dat het allemaal vanzelf op z’n pootjes terecht komt.”
lokaal en regionaal niveau te laten plaatsvinden. “Bovendien brengt MIRUP twee disciplines dichter bij elkaar die in het verleden een moeizame relatie hadden. Ruimtelijke ordening richt zich per definitie op kwalitatieve elementen, waarbij de afwegingen soms minder zogenaamd ‘hard’ zijn. Milieu echter, zeker als het gaat om normering, legt zaken in wetgeving en regelgeving vast, waarop alleen bij hoge uitzondering van afgeweken mag worden,” aldus de staatssecretaris. Lagenbenadering Vooral de lagenbenadering van MIRUP spreekt Van Geel aan. “Die benadering is
een aantal jaren geleden al bedacht, maar enigszins uit het zicht geraakt. Het is goed dat deze weer terug is. Want het watersysteem en het bodemsysteem zijn heel wezenlijk om een zekere basis te leggen voor verstandige afwegingen. We hebben jarenlang gedacht dat we alles met techniek wel konden corrigeren wat we als basiskwaliteiten voor de inrichting hebben. Maar als je echt duurzaam wilt werken, moet je proberen ervoor te zorgen dat de gevolgen van de ingrepen in het bodemsysteem en het watersysteem te managen zijn. Dat is mogelijk met MIRUP.” ■
Moeizame relatie Het stadsgewest Haaglanden is concreet bezig om samen met de gemeenten de verdichtingsmogelijkheden, vooral rond haltes van openbaar vervoer, in kaart te brengen. Milieu speelt daarin een grote rol. Grashoff nodigde Van Geel uit mee te kijken bij de toepassing van MIRUP in dit Haaglandse onderzoek. De staatssecretaris, die deze uitnodiging aanvaardde, noemde in zijn reactie het handboek ‘een interessant product op het snijvlak van milieu en ruimtelijke ordening.’ Hij juicht initiatieven als MIRUP toe, gezien de wens om afwegingen over kwaliteit van ruimtelijke ordening en milieu zoveel mogelijk op Staatssecretaris Van Geel
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Politiewerk gevat in prestatiecontract
‘We tolereren minder en dat vraagt een hogere politie-inzet’ Het werk van politiemensen werd en wordt nauw gevolgd door iedereen. De roep om meer blauw op straat bestaat al jaren. Veiligheid en leefbaarheid zijn onderwerpen die hoog op de politieke en maatschappelijke agenda staan. Met ieder politiekorps in Nederland zijn door de ministers Remkes en Donner afspraken gemaakt over de prestaties die elke politieregio moet leveren.
8
Tekst: Diana Wezenberg, Politie Haaglanden Fotografie: Politie Haaglanden
M
r. Gerard L. Bouman is sinds een jaar korpschef van politie Haaglanden. Hij laat zijn licht schijnen over de gemaakte afspraken in het prestatiecontract en wat dat betekent voor Politie Haaglanden. “Politiemensen kunnen maar éénmaal worden ingezet. Het maken van keuzes en het stellen van prioriteiten is een dagelijks terugkerend ritueel binnen een politieorganisatie. En niets is zo lastig als het maken van keuzes”, vindt de korpschef. Zeker ook omdat de regio bestaat uit zowel kleine dorpen en kernen als grote 100.000+ gemeenten, elk met een eigen problematiek. Bouman: “Een stad als Den Haag vraagt veel politie-inzet. Den Haag staat op de eerste plaats als het gaat om het aantal demonstraties, maar ook de huisvesting van de Nederlandse regering, de vele ambassades, het Vredespaleis en het tribunaal vragen de nodige aandacht. We moeten dus afgewogen keuzes maken waar en hoe we onze mensen inzetten. Tegelijkertijd hebben wij binnen Haaglanden een aantal prioriteiten, waaronder het oplossen van geweldsmisdrijven, de aanpak en voorkoming van jeugdcriminaliteit en de aanpak van veelplegers.” Prioriteitenlijst Volgens het prestatiecontract moet Politie Haaglanden twintig procent meer misdrijfprocessen-verbaal aanleveren en meer mensen aanhouden voor strafbare feiten. Bouman: “Vorig jaar hadden wij 70.000 staandehoudingen. Als de trend van het afgelopen halfjaar zich doorzet, dan halen wij eind van het jaar de 130.000. Daarbij wil ik benadrukken
dat wij niet aanhouden om aan te houden. Binnen Haaglanden hebben wij een aantal prioriteiten. Een hoge prioriteit krijgt het oplossen van geweldsmisdrijven, aanpak en voorkoming van jeugdcriminaliteit en de aanpak van veelplegers. De prestatieafspraken hebben daar geen verandering in gebracht.” Scooterproject Het politieoptreden is vooral gericht op de resultaten die Politie Haaglanden op langere termijn wil bereiken. Een goed voorbeeld hiervan is het scooterproject Brom Normaal dat recent is gestart. “Jongeren op scooters veroorzaken overlast, zorgen voor geluidshinder, rijden door winkelgebieden en houden zich niet altijd aan de verkeersregels. Dat heeft onherroepelijk gevolgen voor de veiligheid in het verkeer, zowel voor henzelf als voor de andere weggebruikers. Een ander fenomeen is dat veel
straatroven worden gepleegd met behulp van een scooter. Bij het scooterproject worden dagelijks berijders van scooters staande gehouden voor een controle. We kijken of zowel de berijder als de scooter aan alle eisen voldoet en of alle papieren in orde zijn. Dit is één van de projecten die bijdraagt aan de veiligheid binnen Haaglanden”, aldus Bouman. Terrein terugwinnen In de jaren ’80 was de tendens dat je als politiefunctionaris veel door de vingers moest zien. “De regels zijn in vergelijking met toen niet zo heel veel veranderd”, zegt Bouman. “Verboden en regels hebben altijd bestaan, maar zo’n twintig jaar geleden lag de tolerantiegrens toch een stuk hoger. Veel moest maar kunnen. Regels waren er om overtreden te worden. Dat is nu anders. Zowel de politiek als de burgers vragen en eisen van ons dat we terrein terug-
Korpschef Gerard Bouman: "De inzet van politiemensen blijft altijd onderwerp van gesprek."
winnen. Verboden, regels en fatsoensnormen moeten worden gehandhaafd. De tijd van waarschuwen is voorbij. We treden nu direct op, waardoor de kans op een bekeuring veel groter is dan een aantal jaar geleden.” Bewoners van de kleinere plaatsen in de regio moeten erg wennen aan het direct bekeuren-beleid van de politie, zo leert de ervaring. Bouman: “In kleinere plaatsen kent iedereen elkaar en dat geldt ook voor politiemensen. Als je iedereen kent, is de sociale controle groter en spreek je elkaar sneller aan op zaken. De bejegening door en het optreden van agenten kan en mag per gemeente echter niet verschillend zijn. Verschillen blijf je altijd houden, ook in de tolerantiegrens. Maar bega je een overtreding, dan krijg je overal een bekeuring.” Aan de regels houden “Het strafrechtelijke vervolg is nu ook consequenter”, geeft de korpschef aan. Hij noemt daarbij het volgende voorbeeld: “Tijdens een demonstratie in juni werden 330 mensen aangehouden. Allen moeten zich verantwoorden voor de rechter of hebben inmiddels een transactie betaald. Voor de politiemensen was het een drukke dag; voor sommigen duurde het dienstverband wel meer dan twintig uur. Iedere verdachte moest worden verhoord en ingevoerd in ons systeem. Aan het eind van de dag was iedereen moe maar voldaan. Dit soort acties heeft ook een uitstraling
naar de organisatoren van demonstraties. Men weet dat je je in de regio Haaglanden aan de regels moet houden. Doe je dat niet, dan treden we op.” Bouman noemt nog een ander voorbeeld. Twee jaar geleden hadden we een grote actie op een woonwagencentrum. Het accent lag op het ontmantelen van hennepkwekerijen. In het tweede kwartaal van dit jaar heeft er weer een dergelijke actie plaatsgevonden. Naast het ontmantelen, lag er een duidelijke opdracht: het aanhouden van verdachten. Ook werden caravans die uitsluitend in gebruik waren als hennepkwekerij direct vernietigd. Dit consequente optreden gaf de collega’s een goed gevoel.” Groot compliment Korpschef Bouman haalt zijn informatie niet alleen uit de bureaustukken. Hij is ook vaak te vinden op de wijkbureaus en bij grote evenementen of een demonstratie is hij op straat. Daar praat hij met burgers en collega’s. Zo was hij ook op straat na de wedstrijden van het Nederlands elftal tijdens het Europees Kampioenschap. “Daar kreeg ik eigenlijk een groot compliment. Ik maakte een praatje met iemand op de Grote Markt in Den Haag. Hij was ongetwijfeld een voetballiefhebber, maar ook iemand die uit was op rottigheid. De man gaf aan na afloop van een volgende wedstrijd niet meer naar Den Haag te gaan, omdat hier door alle aanwezige politiemensen niets meer te beleven viel.” De inzet van politiemensen blijft altijd onderwerp van gesprek. Aan de ene kant
is er de roep om meer blauw op straat en aan de andere kant wordt er kritisch gekeken naar de hoeveelheid politiemensen op straat. Denk bijvoorbeeld maar aan de thuiswedstrijden van ADO Den Haag. Is het zo rustig gebleven door de hogere inzet van politie? Bouman: “Ik durf te stellen dat er minder gebeurt door de inzet van Politie Haaglanden. Vooraf wordt een risicoanalyse gemaakt en wordt de inzet bepaald. Achteraf kun je vaststellen of deze inschatting juist is geweest. Politiemensen zijn kritisch, zeker als het om het eigen werk gaat. Als het met minder mensen kan, doen we het ook met minder mensen. Maar de realiteit is, dat we minder tolereren en dus heb je een hogere politie-inzet nodig.” Trots Gerard Bouman is nu een jaar korpschef van Haaglanden. Als hij terugkijkt op dit jaar beginnen zijn ogen te glinsteren. “Ik ben trots op mijn korps. Er werken enthousiaste mensen en er wordt veel werk verzet. Recentelijk heeft een visitatiecommissie een onderzoek gehouden binnen Haaglanden. Dit gebeurt overigens binnen iedere politieregio. De officiële rapportage moet nog volgen, maar mondeling heeft de commissie al aangegeven dat regio Haaglanden een geweldig korps is, waar de medewerkers zelf ook trots op zijn. Een mooier compliment kan een korpschef niet krijgen.” ■
SEPTEMBER 2004
4
10
Politie houdt intensieve scootercontroles
Bezoek een politiebureau!
Bijna achthonderd verkeersongevallen waarbij een scooterbestuurder betrokken is en ruim vijftienhonderd scooterdiefstallen. Dat waren de feiten van 2003. Deze aantallen waren voor Politie Haaglanden aanleiding van start te gaan met de actie Brom Normaal; het aanpakken van onveilig weggedrag en andere overtredingen door scooterbestuurders.
der meer dan één bekeuring. Er blijkt in de praktijk dus reden te zijn voor extra controles. De meest voorkomende overtreding is het opvoeren van de scooter. Het niet dragen van de helm en het niet kunnen tonen van bromfietscertificaat, rijbewijs, verzekeringsbewijs of identiteitsbewijs staan respectievelijk op een tweede en derde plaats.
Een speciaal politieteam controleert tot half oktober intensief op diverse locaties in de hele regio. Wijkbureaus van Politie Haaglanden hebben de locaties bepaald aan de hand van klachten van buurtbewoners en lokale criminaliteitsgegevens. En deze aanpak heeft succes. Per week worden in de binnenstad van Den Haag, Delft, Leidschendam-Voorburg en Scheveningen ruim honderd scooterbestuurders gecontroleerd. Gemiddeld ontvangt elke bestuur-
Scootercontroles op internet Scooterbestuurders en omwonenden worden door de politie via internet over de controles geïnformeerd. Zij kunnen zien waar en waarop de politie controleert en hun mening geven over de scooteraanpak. Op de website publiceert de politie wekelijks resultaten van de controles en een Top 3-overtredingen. Het internetadres is: www.politie.nl/haaglanden/ scootercontroles ■
Altijd al eens een kijkje willen nemen in een politiecel? Een politiepaard willen aaien? Een blaastest willen doen wanneer dat ú uitkomt? Op zaterdag 9 oktober hebt u de kans. Dan is het namelijk Landelijke Politiedag. Daar doet Politie Haaglanden natuurlijk volop aan mee. Het thema dit jaar is: Opsporing. Sommige bureaus maken van de Landelijke Politiedag zelfs een echt feest. Zo zijn bij Bureau Levende Have demonstraties te zien van de hondengeleiders met hun honden en de ruiters met hun paarden. Elk politiebureau verzorgt een rondleiding en u kunt kennis maken met de wijkagent. Ook is er informatie te krijgen over preventiemaatregelen en het algemene politiewerk, want samen werken we aan veiligheid.
Politiemonitor 2004: meer Haaglanders tevreden Onlangs zijn de uitkomsten van de Politiemonitor 2004 bekend gemaakt. Daaruit blijkt dat ruim 44 procent van de inwoners van Haaglanden in 2003 contact heeft gehad met Politie Haaglanden. Daarvan is bijna tweederde tevreden tot zeer tevreden. Dat is een verbetering ten opzichte van 2002 en daarmee zit Haaglanden op het landelijke gemiddelde. Het jaarlijkse onderzoek Landelijke Politiemonitor Bevolking werd uitgevoerd door Bureau Intomart, in opdracht van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie. Het bureau vroeg in iedere politieregio aan enkele duizenden burgers wat zij vinden van het functioneren van ‘hun’ politie. Uit de cijfers blijkt dat Politie Haaglanden zich het afgelopen jaar goed ontwikkeld heeft. Positieve verschillen Ook op de andere aspecten van politiezorg is vooruitgang geboekt. Burgers zijn meer tevreden over de zichtbaarheid, het optreden en het functioneren van Politie Haaglanden. Bijzonder is dat Haaglandse burgers meer bereid zijn om aangifte te doen als hen iets overkomt. Ook dat aspect zijn er grote verschillen in positieve zin met de rest van het land.
De meeste activiteiten vinden plaats tussen 10.00 en 15.30 uur. Bel voor meer informatie met 0900-8844 of kijk op www.politie.nl/haaglanden. Er ligt voor elke bezoeker een leuke attentie klaar. ■
Haaglanden scoort bijna acht procent hoger. Burgers van Haaglanden hebben volgens de Politiemonitor in 2003 minder vaak te maken gehad met een misdrijf. Sinds zes jaar is dat percentage niet meer zo laag geweest. In 2003 had 52 procent van de inwoners één of meer keren te maken met enig misdrijf. ■
Twee verkeersleerkrachten Met de start van het nieuwe schooljaar zijn twee full-time verkeersleerkrachten voor een pilotperiode van drie jaar in de regio Haaglanden aan de slag gegaan. Op enkele basisscholen ondersteunen zij steeds één dag per week de groepsleerkrachten bij de invulling van het verkeersonderwijs. Ze nemen met name de praktische verkeerseducatie voor hun rekening. In de loop van de tijd zullen de verkeersleerkrachten op de scholen onder andere (verkeers) ouders en groepsleerkrachten bij de verkeerseducatie betrekken. Door zo een hulpstructuur voor de verkeerseducatie rond de school te organiseren, kan de verkeersleerkracht zich gaan terugtrekken. Na verloop van tijd is het de bedoeling dat de
scholen de verkeereducatie zelf oppakken en structureel in het jaarrooster voor elke groep een of meerdere verkeerseducatieprojecten inroosteren. Het project Verkeersleerkracht draait al jaren met succes in Zoetermeer. Het stadsgewest Haaglanden zet zich in om in de regio een netwerk van verkeersleerkrachten tot stand te brengen. Om het project in Haaglanden van de grond te trekken wordt deze pilot van drie jaar volledig door het stadsgewest gefinancierd. In de pilotperiode van drie jaar kunnen veertig scholen begeleid worden. ■
FOCUS HAAGLANDEN Toekomstige lijn 19 wordt een tramverbinding Lijn 19 wordt een tramlijn. Het dagelijks bestuur van het stadsgewest Haaglanden heeft ingestemd met het voorstel om op de toekomstige lijn 19 een tram te laten rijden. De tram gaat rijden tussen Leidschendam, Medisch Centrum Haaglanden (Antoniushove), Leidschenveen, Ypenburg, Delft Centrum en de Delftse TU-wijk. De totale lengte van dit traject is circa vijftien kilometer. Lange tijd was het onzeker of lijn 19 een tram- of een busverbinding zou worden. Het oorspronkelijke plan was een tramverbinding, maar door OV-bezuinigingen van het Rijk werd in 2003 een alternatief ontwikkeld. Dit scenario ging uit van ‘hoogwaardig busvervoer’, maar uiteindelijk komt er dan toch een tram. Portefeuillehouder Verkeer en Vervoer Bruno Bruins van het stadsgewest Haaglanden legt uit waarom: “De bereidheid van de gemeenten LeidschendamVoorburg en Delft om bij te dragen aan de exploitatie en een scherpe aanbieding van de HTM maken dit mogelijk. Ons uitgangs-
punt voor het openbaar vervoer in Haaglanden is ‘we gaan voor rail, maar het moet wel betaalbaar zijn’ en ik ben dan ook blij dat we na al het rekenwerk een tram hebben op lijn 19.” Het is belangrijk dat lijn 19 snel in gebruik wordt genomen, want de tram vormt een belangrijke verbinding voor de wijken Ypenburg en Leidschenveen. Daarom wordt snelle instemming van de raden van de betrokken gemeenten verwacht en naar verwachting zal het algemeen bestuur van het stadsgewest in september ook instemmen met het plan. Daarna worden de eerste onderdelen van de bouw van de tramlijn aanbesteed. Volgens de huidige planning wordt de tramlijn medio 2008 in gebruik genomen. Overdag rijdt de tram elke tien minuten; ‘s avonds is er een 15minutendienst. Dagelijks zullen ongeveer 16.000 reizigers gebruik maken van de tram. De kosten van het hele project bedragen circa 130 miljoen euro. ■
Nieuw: regionaal politiejournaal ‘Team West’
Tunneldak in de A12
Veel delen van Nederland beschikken over een politiejournaal op de regionale televisiezender. Sinds kort heeft ook West-Nederland een eigen, vast opsporingsprogramma op TV West.
In juli is het tunneldak van de onderdoorgang tussen Leidschenveen en Ypenburg in het wegdek van de A12 geschoven. De A12 was gedurende het gehele weekend in beide richtingen afgesloten. De rijksweg is eerst over een diepte van twee meter uitgegraven. Daarna is het dek langzaam met vijzels in de rijksweg geschoven op een vooraf aangebrachte schuifbaan. Toen het dek na twintig uur schuiven uiteindelijk op zijn plaats lag, werd zand en asfalt aangebracht, zodat het verkeer op maandagochtend vroeg weer over de A12 kon rijden.
Het politiejournaal wordt uitgezonden onder de naam ‘Team West’. Politie Haaglanden, Politie Hollands Midden, het Openbaar Ministerie en TV West werken nauw samen om wekelijks een nieuwe aflevering van dit programma te realiseren. Elke uitzending van Team West duurt ongeveer acht minuten. Per aflevering besteedt het programma aandacht aan
een opsporingsbericht van een zaak uit de politieregio Haaglanden of Hollands Midden. Daarnaast blikt het terug op eerder uitgezonden opsporingsberichtgeving. Team West wordt wekelijks op een vast tijdstip uitgezonden waardoor de televisiezender veel vaste kijkers verwacht te trekken. En dat kan resulteren in meer tips. Immers, de belangrijkste reden om een politiejournaal te maken, is om meer zaken op te lossen. Bovendien is het een prima gelegenheid om te laten zien waar de politie zoal mee bezig is. ■
De tunnel – die medio 2006 in gebruik wordt genomen – is bestemd voor auto’s, (brom)fietsers, voetgangers en de toekomstige tramlijn 19 die gaat rijden tussen Leidschendam en Delft. Het tunneldak is 62 meter lang en 30 meter breed. De betonnen plaat weegt 4.600 ton. Voor het inschuiven van het wegdek waren alle inwoners van Leidschenveen en Ypenburg uitgenodigd en zo’n zeshonderd geïnteresseerden gaven aan de uitnodiging gehoor. ■
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Vanaf 2005 uniform woonruimteverdeelsysteem: ‘Model op Maat’
Haaglanden kiest voor een regionale woonmarkt
Focus Haaglanden brengt in elke uitgave een ‘Burgemeester in beeld’. In deze rubriek maakt u nader kennis met de eerste burger van een gemeente in de regio Haaglanden. In deze uitgave is het de beurt aan burgemeester Rik Buddenberg (50), sinds 2002 burgemeester van Pijnacker-
12
Op zoek naar een woning in de regio Haaglanden? De beschikbare woonruimte wordt op dit ogenblik verdeeld volgens verschillende Huisvestings-
Nootdorp en sinds juni 2004 portefeuillehouder
verordeningen met elk een eigen verdeelsysteem. Op 1 januari 2005 krijgt de regio Haaglanden één regionale woningmarkt met één systeem voor
Geneeskundige Aangelegenheden van het Bestuur
de verdeling van woonruimte. De voordelen hiervan zijn duidelijk. Meer keuzevrijheid, een evenwichtiger en rechtvaardiger verdeling én
van de Hulpverleningsregio Haaglanden en vanuit
klantvriendelijk door het gebruik van internet.
die positie voorzitter van het Platform GHOR
Tekst: stadsgewest Haaglanden Fotografie: Rob ‘t Hart
Haaglanden voor Zorginstellingen.
H
et vinden van een nieuwe woning in de regio Haaglanden is geen sinecure. Een korte schets van de situatie zoals die nu is. In de regio Haaglanden zijn drie Huisvestingsverordeningen in gebruik die elk een eigen systeem bevatten voor het verdelen van woonruimte. In Haaglanden worden de woningen verhuurd via het regionaal ‘aanbodmodel’. Wekelijks wordt het beschikbare woningaanbod van bestaande en nieuwbouwhuurwoningen in de sociale sector geadverteerd. Iedereen kan op dit aanbod reageren, mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden (inkomen, leeftijd, grootte van het huishouden). Twee gemeenten kennen een ander verdeelsysteem. De woningmarkt in het Westland en Midden-Delfland is gedeeltelijk beschermd ten gunste van inwoners en mensen die een economische binding hebben met het Westland. Voor huurwoningen geldt een ‘distributiesysteem’ dat werkt op basis van inschrijving en een binding is noodzakelijk. Een derde aparte Huisvestingsverordening is voor de toewijzing van standplaatsen
voor woonwagens. Deze gesegmenteerde situatie in de Haaglandse woningmarkt is voor verbetering vatbaar. Op 20 februari 2002 werd in het algemeen bestuur van het stadsgewest Haaglanden een motie aangenomen waarin werd gevraagd om een onderzoek naar het omvormen van de twee woningmarkten in de regio tot één regionale woningmarkt. Oud en nieuw Dit onderzoek heeft geleid tot een Huisvestingsverordening met een nieuw woonruimteverdeelsysteem waarvan de plannen nu op tafel liggen. Het systeem ‘Model op Maat’ combineert de voordelen van de oude systemen en biedt een oplossing voor de nadelen die woningzoekenden ervaren in de huidige situatie. Het nieuwe systeem is uniform in opzet, beperkt de woningzoekende zo min mogelijk in zijn woonkeuze, richt zich meer op de verschillende klantgroepen en beloont de eigen inzet en activiteit van de woningzoekende. In het woningaanbod wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen starters en doorstromers. Men hanteert het uitgangspunt
dat woningzoekenden zelf reageren op het aanbod dat voor hen geschikt is. De woningcorporaties gaan hun dienstverlening beter afstemmen op de klanten en op internet en in reguliere advertenties wordt aanvullende informatie gegeven over woningen en de buurt waarin deze woningen staan. Woningzoekenden krijgen ook de mogelijkheid om zelf een zoekopdracht te plaatsen en voor mensen die direct een woning zoeken, start een experiment met dagelijks nieuw aanbod via internet. Ten slotte geldt als selectiecriterium een verplichte inschrijving en inschrijvingsduur. Hierbij geeft een langere inschrijving meer kans op een woning, maar om doorstroming in de woningmarkt te bevorderen, wordt een deel van de woonduur opgeteld bij de inschrijvingsduur. Geen bindingseis meer De invoering van het nieuwe systeem betekent ook de opheffing van het restrictieve beleid van Westland en Midden-Delfland. De ‘bindingseisen’ voor het wonen in de gemeenten Westland en Midden-Delfland komen te vervallen. Wel zal er voor de woningzoekenden in deze gemeenten nog een overgangsregeling worden vastgesteld. De inspraakperiode voor het nieuwe systeem is inmiddels afgesloten en het stadsgewest Haaglanden heeft vijfenveertig reacties ontvangen. Het is de bedoeling om medio november de nieuwe regels ter besluitvorming aan te bieden aan het algemeen bestuur, waarna het systeem per 1 januari 2005 van kracht wordt. ■
Rik Buddenberg "Als de regio een beroep doet op Pijnacker-Nootdorp zal daar iets tegenover moeten staan."
Wat is uw favoriete plek in Pijnacker-Nootdorp? De Noordeindseweg. Deze weg ligt op de grens tussen Delft en PijnackerNootdorp. Aan de ene kant kijk je naar het silhouet van Delft en aan de andere kant zie je het Bieslandse Bos, een hoogwaardig natuurgebied. Deze plek is symbolisch voor de plaats die PijnackerNootdorp in deze regio inneemt. Dat wat schaars is in de regio is hier nog volop: ruimte en veel groen. Wat wilde u als kind worden? Ik had niet van jongsaf aan de wens om burgemeester te worden. Wel was ik al op jonge leeftijd politiek geïnteresseerd. Welke eerdere functies heeft u gehad? In mijn studententijd was ik bestuurlijk actief. Ik zat in het bestuur van de Faculteit van Economische Wetenschappen in Groningen. Voordat ik de politiek inging heb ik elf jaar op verschillende ministeries gewerkt. Na drie jaar raadslidmaatschap in Zoetermeer, werd ik er wethouder van 1990 tot 1994. In 1995 werd ik benoemd als burgemeester van de gemeente Sassenheim. Wat is uw hoogtepunt als burgemeester van Pijnacker-Nootdorp? De opening van het Raadhuis, het voormalige gemeentehuis, in Nootdorp op 24 mei 2003. Deze opening is symbolisch voor de fusie tussen de gemeenten Pijnacker en Nootdorp. De ambtenaren
hebben hun onderkomen in Pijnacker en het Raadhuis in Nootdorp is het bestuurlijke centrum met uitgebreide vergadermogelijkheden. En uw dieptepunt? Het afgelasten van de opening van het nieuwe winkelcentrum Parade op 21 mei 2003. Bij dit architectonisch mooie gebouw bleken de brandveiligheidsvoorzieningen niet in orde te zijn. Op het laatste moment werd duidelijk dat de toezeggingen voor verbetering door de projectontwikkelaar niet waren nagekomen. De bestuurlijke maatregel om het centrum te sluiten was een harde maatregel die noodzakelijk was om de veiligheid van bezoekers en winkelpersoneel te kunnen garanderen. De gemeenteraad steunde deze beslissing. Welke actuele zaken spelen in uw gemeente? Na de fusie van twee jaar geleden denken we stevig na over de toekomst. Het beleid richt zich op 2010 met een doorkijk naar 2025. Pijnacker-Nootdorp groeit naar een omvang van ongeveer 55.000 inwoners in 2010. De groei daarna is afhankelijk van het beroep dat de regio doet op de gemeente. De groengebieden staan vast, maar PijnackerNootdorp heeft nog de ruimte om te bouwen. Om verder te groeien moet de gemeente erop toeleggen. Als de regio een beroep doet op Pijnacker-Nootdorp zal daar iets tegenover moeten staan.
Groei mag namelijk niet ten koste gaan van de eigen inwoners. Wat vindt u van dualisering? Dualisering is een fundamentele aanpassing in hoe een gemeente wordt bestuurd. Dat heeft enige tijd nodig. Voor kritiek is het daarom ook nog te vroeg. In 1848 duurde het ook twintig jaar voordat de wijzigingen die Thorbecke voorstelde hun vruchten afwierpen. Dualisering is een stap vooruit, maar mijns inziens is er minimaal vier jaar nodig voor gewenning en om het te laten werken. In dit licht komt het plan voor een gekozen burgemeester in 2006 te vroeg. Geen twee fundamentele wijzigingen kort na elkaar. Wat doet u in uw vrije tijd? De ambtswoning in Pijnacker-Nootdorp heeft een mooie grote tuin. Daar gaat heel wat energie in zitten. Voordeel van deze vrijetijdsbesteding is dat het is in te plannen in mijn volle schema, dat het buiten is en dat het voor de nodige afleiding zorgt. Wat wilt u graag bereiken? In het burgerjaarverslag heb ik de ambitie verwoord om te groeien tot een ‘excellente gemeente’. Het gaat hierbij om een moderne bestuurlijke en ambtelijke organisatie gecombineerd met een actieve omgang met burgers. ■
Tekst: Jelle Buijtendijk, HRH Fotografie: Liesbeth Bergen
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Bestrijding van een groot incident vraagt om multidisciplinaire afstemming
Gezamenlijke inzet hulpdiensten levert meerwaarde op Elk incident kan uitgroeien tot een crisis of een ramp. Bij een ongeval met mogelijk verstrekkende gevolgen zullen veel activiteiten van de hulpverlenende diensten tegelijkertijd moeten plaatsvinden. Om te zorgen dat alle activiteiten bij een grote inzet op elkaar afgestemd en
De coördinerend burgemeester, in de meeste gevallen burgemeester Deetman, wijst de operationele leider van het Regionaal Operationeel Team aan. Doorgaans is dit de brandweercommandant. Maar er zijn ook situaties mogelijk waarbij de brandweercommandant niet de eerst aangewezene lijkt, bijvoorbeeld bij grootschalige ordeverstoringen of bij de uitbraak van epidemieën. In het eerste geval lijkt de korpschef van de politie de aangewezen figuur om leiding te geven. In het tweede geval denk je eerder aan de Regionaal Geneeskundig Commandant.
De redactie nodigt voor iedere uitgave van Focus Haaglanden iemand uit een mening te geven over een onderwerp dat hem of haar na aan het hart ligt. In dit nummer is dat Lex Benden, eindredacteur RTV West.
gecoördineerd worden, is informatievoorziening van cruciaal belang. Een multidisciplinair operationeel team draagt zorg voor het managen van
14
deze informatiestromen en het ondersteunen van de bij het incident ingezette hulpdiensten: het Regionaal Operationeel Team in actie. Tekst: Nathalie Daalhuizen, HRH Fotografie: HRH
I
n 2003 kwam de Herman Costerstraat in Den Haag in het nieuws door een geweldige gasexplosie die ettelijke huizen verwoestte. En in april van dit jaar was er een zeer grote brand bij sportcentrum De Uithof. Bij dit soort gebeurtenissen moeten hulpverleningsdiensten en het bestuur van de stad in enkele minuten omschakelen van de dagelijkse gang van zaken naar een situatie waarin een ramp moet worden bestreden. Zij moeten snel een totale organisatie opbouwen die adequaat kan handelen. Dat vraagt een goede afstemming tussen hulpdiensten als
brandweer, politie, ambulancediensten en gemeente. Centraal in de organisatie van de bestrijding van rampen en zware ongevallen staat het principe van opschaling. Daarvoor zijn eenduidige opschalings- en coördinatieprocedures ontwikkeld, zogenaamde ‘GRIP’-procedures. ‘GRIP’ staat voor Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure. Bij opschaling is alleen de omvang een variabele factor. Als de calamiteit daarom vraagt, kunnen vanuit de gehele regio Haaglanden mensen en middelen
ingezet worden. Daarnaast zal er ook voldoende aandacht moeten zijn voor de uitstraling van het incident naar de omgeving (effectbestrijding) en voor ondersteuning van verschillende activiteiten ter plaatse, zoals logistiek of bijstand. Opschaling sluit aan op de dagelijkse en routinematige aanpak van het bestrijden van incidenten. De brandweer, de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR), de politie en de gemeente(n) vervullen bij een calamiteit zo veel mogelijk dezelfde rol als in de normale werksituatie. Het spreekt voor zich dat een duidelijke leiding en coördinatie tussen de verschillende diensten onderling, maar ook met het bestuur tijdens de rampenbestrijding absoluut noodzakelijk is. Regionaal Operationeel Team Om afstemmingsproblemen tussen de verschillende hulpverleningsdiensten te voorkomen is een Regionaal Operationeel Team (ROT) in het leven geroepen. Dit team bemant het Regionaal Coördinatie Centrum (RCC) bij de Gemeenschappelijke Meldkamers te Den Haag. Het ROT coördineert de inzet van alle hulpdiensten bij de bestrijding van een incident. Het operationele team bestaat daarom uit vertegenwoordigers van GHOR, de regionale politie en de regionale brandweer. Afhankelijk van het soort ramp of incident kan het team uitgebreid worden met leden van verschillende andere overheidsdiensten, zoals VROM of Rijkswaterstaat. Een impressie van het Regionaal Operationeel Team in de Gemeenschappelijke Meldkamers in Den Haag
Compact De omvang en samenstelling van het Operationeel Team wordt zo compact mogelijk gehouden, maar zodra er behoefte is aan specifieke kennis kunnen deskundigen en adviseurs in het ROT plaatsnemen. Denk bijvoorbeeld aan een vertegenwoordiging van de Mobiele Eenheid. Het Operationeel Team geeft gevraagd én ongevraagd advies aan de bestuurder(s). Zij vertaalt beleidsbeslissingen voor alle ‘ in het veld’ opererende eenheden en personen in duidelijke en samenhangende opdrachten. Daarbij hoort ook het oproepen van de tot de regio behorende rampbestrijdingseenheden, het aansturen van de hulpverleningsdiensten en het vaststellen van de behoefte aan mensen en materieel. Informatievoorziening De meerwaarde van een gezamenlijke inzet van alle hulpdiensten ligt vooral in het feit dat informatie die bij één dienst bekend is, met alle andere diensten wordt gedeeld. Elke betrokken discipline moet uiteraard de eigen informatievoorziening op orde hebben én houden. Het Regionaal Coördinatie Centrum beschikt over een goede infrastructuur en de modernste informatietechnologie waardoor optimale verbindingen aanwezig zijn. De informatiestromen binnen het RCC over de coördinatie, regie en besluitvorming worden vertaald in zogenaamde situatierapporten, in jargon worden dit ook wel SITRAP’s genoemd. Om het Regionaal Operationeel Team vertrouwd te maken met de werkruimten en de rampbestrijdingsstructuur, wordt regelmatig geoefend. Daarbij is het van belang niet alleen binnen de eigen dienst te oefenen, maar juist ook als team in zijn geheel te trainen. Zo kan de wijze van communiceren en het onderling afstemmen nog realistischer worden beoefend. En dit alles om zo goed mogelijk op het ergste voorbereid te zijn! ■
Soms is klein wel fijn TV West? Is dat de lokale omroep? Die vraag wordt mij wel vaker gesteld. En elke keer weer gaan mijn nekharen overeind staan. Wat nou lokaal? Hallo! Ik werk voor de regionale omroep hoor. Lokaal..tssss. Lokaal is een vies woord. In ieder geval als je bij de regionale omroep werkt.
Ook in het onderwijs lijkt het woord ‘lokaal’ not done. Een beetje mbo noemt zichzelf tegenwoordig ‘Regionaal Opleidingen Centrum’. Ik heb het telefoonboek er even op nagekeken; nergens kwam ik een ‘Lokaal Opleidingen Centrum’ tegen. Wel een Stedelijk Lyceum. Maar zelfs daar gebruiken ze het woord ‘lokaal’ alleen om aan te geven in welke ruimte een bepaalde les wordt gegeven. ‘Think big’ is het motto. De toevoeging ‘regionaal’ geeft status, lokaal lijkt te staan voor amateurisme. Lokaal is gerommel in de marge. Ook ìk maak me soms schuldig aan die gedachtegang. Liever sleep ik een regionaal platform of belangenbehartigingsorgaan voor de camera dan een lokaal clubje. En toch is dat raar. Herkenbaarheid Terwijl de lokale brandweer in Den Haag er hard over nadenkt om nog verder te integreren in de Hulpverleningsregio Haaglanden, beseft de regiopolitie Haaglanden dat de wijkagent één van haar sterkste wapens is. Groter is dus niet altijd beter. Soms is klein juist wel fijn. Regionaal kan leiden tot anonimiteit, lokaal tot herkenbaarheid. Natuurlijk is een regionale instantie soms nodig. Om de samenhang tussen allerlei lokale zaken te bewaken. Wie bijvoorbeeld vanaf 2008 met de tram van Leidschendam naar Delft wil, passeert tenslotte een aantal lokale grenzen. Maar laten we niet vergeten dat zo’n regionaal orgaan toch echt eerst zijn oor te luisteren moet leggen bij de lokale instanties om een afgewogen beslissing te kunnen nemen. Lokaal klinkt dan misschien niet zo lekker, maar is kennelijk toch belangrijker dan het lijkt. Lokalen aller regio’s verenigt u!
Lex Benden, eindredacteur RTV West
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Brandweer Den Haag geeft brandveiligheidsadvies
het prikkelen van het brandveiligheidsbewustzijn en het aanleren van (brand-) veilig gedrag. Dit jaar zullen daarvoor in eerste instantie alle Haagse basisscholen worden bezocht. Daarmee zijn de adviseurs in maart 2004 gestart. Het doel is vijfhonderd bezoeken af te leggen. Dat gaat wel lukken, want nu, halverwege 2004, zitten we al op 280. Naast de scholen worden ook zorginstellingen, bedrijven, bewonersorganisaties en buurtverenigingen bezocht.
Veiligheid staat in Nederland bovenaan de politieke agenda. Niet alleen sociale veiligheid, maar juist ook fysieke veiligheid. Veiligheid in café’s en theaters, op scholen en in feestzalen, maar ook de veiligheid in eigen huis of op straat. Na de vuurwerkramp in Enschede en de nieuwjaarsbrand in Volendam is nieuw beleid gestart om de risico’s en gevolgen van dergelijke rampen in de toekomst zoveel mogelijk te beperken.
16
Tekst: Geraldine Beckers Fotografie: brandweer Den Haag
M
inisteries, provincies, gemeenten, regio’s en de brandweer werken hard om het nieuwe veiligheidsbeleid uit te voeren. Op ministerieel niveau zijn onder meer ‘Slagen voor Veiligheid’ en het actieprogramma ‘Bewust Veiliger’ ontwikkeld. Bewust Veiliger bevat acties om de fysieke veiligheid bij iedereen prominent op de agenda te zetten én te laten staan, zodat
Minister Remkes woont een schoolles bij van de brandveiligheidsadviseurs.
burgers zich veilig kunnen voelen in publieke ruimten. Eén van de drie prioriteiten in het actieprogramma is het vergroten van veiligheidsbewustzijn in algemene zin. Vergroten veiligheidsbewustzijn Het vergroten van het veiligheidsbewustzijn kan door het geven van informatie over brandveiligheid, de risico’s en
gevolgen van brand en het adviseren over veilig gedrag. In Den Haag is gekozen voor de term ‘brandveiligheidsadvisering’. In het strategisch beleidsplan 2002-2006 van de Brandweer Den Haag heeft deze advisering een hoge prioriteit gekregen. De Brandweer is door het gemeentebestuur in de gelegenheid gesteld vier medewerkers aan te trekken om de functie van brandveilig-
heidsadviseur uit te oefenen. Want gedragsbeïnvloeding heeft het meeste effect als er sprake is van veel aandacht, zo leert de praktijk. Ook voor vuurveiligheid en brandveilig gedrag geldt: herhaling, herhaling en nog eens herhaling. Steeds maar weer dezelfde boodschap verkondigen in uiteenlopende situaties. Brandveiligheidsadviseurs De brandveiligheidsadviseurs houden zich niet zozeer bezig met het handhaven van de regelgeving, maar met het informeren over brandveiligheid,
Schoolbezoeken De adviseurs benaderen de leerlingen van de Haagse basisscholen – zowel auditief als visueel – dus zowel vertellen als laten zien, ruiken en voelen. En altijd geldt: waar mogelijk leren door te doen. De lessen duren ongeveer een uur en worden gegeven aan de leerlingen van groep 4, 5 6, 7 en 8. De lesstof is uiteraard afgestemd op de belevingswereld en het belangstellingsniveau van de leerlingen. Zij krijgen informatie over brandveiligheid, het brandveiligheidsbewustzijn wordt geprikkeld en ze leren (brand-) veilig gedrag. Afhankelijk van het niveau van de leerlingen wordt uitgelegd hoe brand ontstaat, wat je moet doen als je je hand verbrandt of als je kleren vlam vatten. Er wordt gesproken over de gevaren van rook en geoefend in het laag
over de grond vluchten. Natuurlijk komt ook aan bod hoe je alarm moet slaan en wat het alarmnummer van de brandweer is. Op iedere school wordt een vluchtplan besproken en gekeken naar de nood- en vluchtwegen. Positieve respons De respons is zonder uitzondering zeer positief. Het initiatief van de brandweer wordt gewaardeerd en de leerlingen ervaren de lessen als zeer leerzaam en educatief. Voor het najaar van 2004 staan dan ook al weer diverse boekingen gepland.
17
In het regionaal overleg van brandweercommandanten kwam onlangs de vraag aan de orde of deze activiteiten uitgebreid kunnen worden naar de omliggende gemeenten. Wanneer de huidige aanpak werkt en de evaluaties positief zijn, wil de Brandweer Den Haag daar zeker aan meewerken. Voor meer informatie kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met de afdeling brandveiligheidsadvies van de Brandweer Den Haag, 070-359 14 15.
Mia Vleeming zet het koppie in de nadenkstand Mia Vleeming (49 jaar) is sinds maart 2004 Brandveiligheidsadviseur bij de Brandweer in Den Haag. “De recente rampen hebben veel mensen wakker geschud”, zegt Mia. “Het belang van kennis over brandpreventie wordt steeds meer onderkend. Maar al te vaak blijkt onwetendheid namelijk de grote boosdoener. Het is aan ons, als Brandweer om brandpreventie de normaalste zaak van de wereld te laten zijn. De burger blijft natuurlijk wel zelf verantwoordelijk, maar als Brandweer hebben wij een belangrijke taak in het overbrengen van kennis.”
De brandveiligheidsadviseurs van de Brandweer in Den Haag. Van links naar rechts Martin van Leeuwen, Geraldine Beckers, Michel Kerkhof, Mia Vleeming, Wendy IJsenbout en Jan van de Pol.
Wanneer familie, vrienden en kennissen weten dat je bij de Brandweer werkt, krijg je onherroepelijk vragen over brandpreventie. Of je nu wel of niet in de operationele dienst werkt, maakt voor die ander niet uit... “Je werkt bij de Brandweer, dus
weet je er ook iets vanaf!” zo is Mia’s ervaring. Het is wat haar betreft mooi meegenomen wanneer je mensen kunt wijzen op het belang van een rookmelder en het hebben van een vrije vluchtroute. Uitdaging Vleeming: “Brandveiligheidsadviseur is een nieuwe functie met een zeer concreet doel: het geven van brandveiligheidsadviezen aan burgers, instellingen en bedrijven in Den Haag. Op die manier willen we de burgers kennis over brandpreventie aanbieden. Samen met mijn collega’s Wendy IJsenbout, Martin van Leeuwen en Michel Kerkhof ben ik de uitdaging aangegaan. Wij verzorgen lessen en het is prachtig om te zien hoe kinderen (en ook hun leerkrachten!) hun ‘koppie in de nadenkstand zetten’. Bijvoorbeeld wanneer we het hebben over de gevaren van brand en rook
(blindlopen), maar ze zien na een les ook in dat het voor de lol bellen met 112 en het spelen met spuitbussen helemaal niet zo stoer is, maar juist dom en onverantwoord. Ook het belang van een rookmelder, een blusdeken en het hebben van een vluchtplan ‘ga naar buiten en blijf buiten’ spreekt de kinderen aan. Andere onderwerpen die we bespreken zijn wat je moet doen als je brandwonden oploopt of als je kleding in brand staat. Daarvoor hebben we slogans bedacht: ‘Brandwonden: ‘Eerst water de rest komt later’, en ‘Kleding in brand; ‘niet hollen maar rollen.’ Die kreten blijven echt wel hangen! Ik ga dan ook iedere dag met een voldaan gevoel naar huis.” ■
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Economische realiteit maakt bijstelling kantoorruimte noodzakelijk
Marktconforme kantorenstrategie in regio Haaglanden
Regionale verantwoording: centraal wat moet
Het dagelijks bestuur van het stadsgewest Haaglanden heeft in juni de Regionale Kantorenstrategie Haaglanden tot 2015 vastgesteld. Meest opmerkelijke feit uit deze strategie is een aanzienlijke vermindering van het planaanbod van kantoorruimte zoals in 2002 was vastgelegd. Economische realiteit maakt een bijstelling van eerder gemaakte afspraken nodig.
18
Tekst en fotografie: stadsgewest Haaglanden Henk den Boer
I
n opdracht van het stadsgewest Haaglanden heeft bureau Buck Consultants International (BCI) een analyse gemaakt van de te verwachte vraag naar kantoorruimte in de periode tot 2015. Uit deze analyse bleek dat – los van de huidige conjuncturele vraaguitval – de regionale economie structureel minder vraag naar nieuwe kantoorruimte nodig heeft dan waarvan tot voor kort werd uitgegaan. De totale vraag naar vloeroppervlakte tot 2015 blijkt aanzienlijk lager dan het regionale aanbod dat in het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) in 2002 is afgesproken. In cijfers In cijfers ziet de conclusie van het onderzoeksbureau er als volgt uit. De huidige regionale vraag bedraagt per jaar 108.000 m2 bruto vloeroppervlakte. Dat is een totale vraag van ruim 1,4 miljoen m2 tot het jaar 2015. In hetRegionaal Structuurplan Haaglanden uit 2002 werd nog gerekend op een jaarlijks behoefte van 135.000 m2 en een totaal planaanbod van ruim 2 miljoen m2 tot aan 2015. Het verschil in planaanbod is circa 20%. Marktconform Uitgangspunt van de nieuw gepresenteerde Regionale Kantorenstrategie is een 'marktconforme' benadering. Daarmee speelt het stadsgewest in op de behoeften van gevestigde en nieuwe bedrijven in Haaglanden en er wordt gezorgd voor voldoende aanbod van verschillende typen kantoormilieus. Enerzijds voorkomt deze benadering dat een overaanbod aan kantoorruimte ontstaat, met de daarbij behorende
financieel-economische risico’s. Anderzijds wordt met deze aanpak een tekort in het aanbod voorkomen, wat de regionale economische ontwikkeling zou stagneren. De Regionale Kantorenstrategie Haaglanden is één van de actiepunten in de ontwikkeling van de economische visie voor de regio Haaglanden. Andere
prioriteiten zijn de opzet van de Kennisalliantie Zuid-Holland (zie ook Focus Haaglanden 3, juni 2004), het initiëren van de herontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen, het toespitsen van het bereikbaarheidsoffensief op nieuwe economische ontwikkelingsbehoeften en het versterken van het vestigingsklimaat, in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf.
Van kwantiteit naar kwaliteit “Eén van de taken van het stadsgewest is het vaststellen van een kantorenstrategie. De huidige strategie gaat terug op het Regionaal Structuurplan (RSP) dat begin 2002 is vastgesteld”, verduidelijkt Henk den Boer, portefeuillehouder Economische Zaken en Werkgelegenheid van het stadsgewest Haaglanden. “Er kwamen echter signalen uit de markt dat er minder behoefte was aan kantoorruimte. We hebben Buck Consultants International gevraagd om de toekomstige behoefte aan kantoorlocaties in beeld te brengen. Uitgaande van hun conclusie is een discussie gestart om tot een meer evenwichtige ontwikkeling van de kantorenmarkt in Haaglanden te komen. De uitkomst van deze discussie is vastgesteld in onze Regionale Kantorenstrategie.”
Kern van de strategie is een afsprakencomplex om als gemeenten gezamenlijk de ontwikkeling van nieuwe kantoren af te stemmen op de verwachte vraag. Door een helder onderscheid te maken tussen verschillende kantorenmilieus kan deze afstemming veel sterker op kwalitatieve kenmerken gericht worden. Den Boer: “In het kader van deze strategie kan dus gesproken worden van een verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit.” ■
Regionale verantwoording bestaat niet. Met een knipoog naar Wittgenstein: ‘wat niet geregeld is, kan niet bestaan.’ Want waar hebben we het eigenlijk over. In het openbaar bestuur plegen bestuurders verantwoording af te leggen aan gekozen volksvertegenwoordigers. Samenwerkingsverbanden van overheden ontberen die democratische legitimatie. Er is immers geen direct door de burgers gekozen orgaan dat de samenwerkers ter verantwoording kan roepen. Ja maar…, zult u misschien zeggen, het zijn toch de gemeenten die hun bestuurders en politici met een mandaat op pad sturen om er voor te zorgen dat de samenwerking ons brengt wat die brengen moet. Als het nodig is kunnen we zelfs onze gemeentelijke vertegenwoordigers ter verantwoording roepen. Aha, zeg ik dan, stelling bewezen. Er is maar één soort verantwoording en dat is die tussen de gemeenteraad en het college. De rest is onzin. Een column over regionale verantwoording kàn dus kort zijn. Tot zover de strikt formele – en ik geef het onmiddellijk toe – weinig inspirerende kant van de zaak. Gelukkig is er meer onder de zon. Wat kunnen we van onze korte exercitie leren? Bestuurders behoren zich te verantwoorden tegenover een direct gekozen volksvertegenwoordiging. Ook als het over samenwerking gaat. Samenwerking is vooral van bestuurders, niet van politici. Die beoordelen hun bestuurders wel in eigen huis. Bestuurders zullen dus samenwerken als zij daarmee de in eigen huis in het vooruitzicht gestelde resultaten kunnen bereiken. In one-liners; het hemd is nader dan de rok en welbegrepen eigen belang is nu eenmaal de beste reden om samen te werken. We moeten dus kennelijk inzoomen op het hemd en op het welbegrepen eigen belang. Bestuurders en politici weten heel goed dat de belangen van hun burgers niet ophouden aan de gemeentegrens. Ze weten ook dat besturen en politiek bedrijven gaat over agenda’s, over zeggenschap, over keuzes maken en gekozen worden, over de inzet van schaarse middelen en menskracht. Zo’n discussie wil je toch maar liever in eigen hand en huis houden. Dus, decentraal wat kan en centraal wat moet. Er gaat een wereld verborgen achter die drie woordjes ‘centraal wat moet’. Eigenlijk willen we het niet, ‘maar het moet’. Hoezo welbegrepen eigenbelang? Als bestuurder zou ik misschien wel wat anders willen, maar ‘het moet’ van het rijk, van de provincie, van het gewest of van de meerderheid van de andere gemeenten. ‘Centraal wat moet’ kan ook slaan op noodzaak. Als we willen bereiken wat we willen, dan is samenwerking onontkoombaar. We zouden het graag alleen gedaan hebben, maar dat kan nu eenmaal niet. Hoezo verantwoording? ‘Centraal wat moet’ kan ook verwijzen naar ambitie en bestuurskracht. Wij willen voortdurend op zoek zijn naar mogelijkheden om samen op te trekken. We creëren kansen en we benutten ze, we versterken onze eigen bestuurskracht. Als bestuurders willen we in eigen huis het inspirerende voortouw nemen. We laten ons aanspreken op de resultaten en we willen daarop ‘afgerekend’ worden. Echte verantwoording vraagt om ambitie en om geloof in eigen kunnen, juist als het om samenwerking gaat.
Rob Bransz, Senior adviseur BMC
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Van droom naar werkelijkheid
Stichting Jeugdformaat wil huisvesting opnieuw inrichten "Huisvesting is een vitale factor in de jeugdhulpverlening. Een belangrijke voorwaarde voor de zorg die je verleent aan kinderen die opvang nodig hebben. Stel dat je nou eens kon dromen over de ideale huisvestingsituatie in de jeugdzorghulpverlening. Hoe zou je deze huisvesting dan
Wat is Jeugdformaat?
inrichten? Misschien kan ik die dromen wel werkelijkheid laten worden." Tekst en fotografie: stadsgewest Haaglanden
A
an het woord is Fred Venus, sinds oktober 2003 Algemeen Directeur van de Stichting Jeugdformaat. Op het gebied van de huisvesting trof hij bij zijn aanstelling een situatie aan die verre van ideaal te noemen valt. De opvang van kinderen vindt namelijk plaats in 65 panden die op basis van 'historische toevalligheid' verspreid zijn in de regio. Sommige panden kennen achterstallig onderhoud of zijn niet geschikt voor de opvang van jonge kinderen. Fred Venus: “Ik vroeg me af wat je moet doen met tien kleine kinderen in een herenhuis met van die hoge plafonds. Is dat zoals het hoort? En wat moet je met een pand waarvoor een miljoen aan onderhoud nodig is? Op dat moment heb ik het stadsgewest om hulp gevraagd.” Die hulp bestond eigenlijk uit twee concrete vragen: in de eerste plaats verzocht
de directeur het stadsgewest om financiële steun, zodat hij de huidige situatie van de huisvesting kon laten onderzoeken. De tweede vraag ging over het opnieuw inrichten van de huisvesting: welke spreiding is wenselijk en hoe zou de huisvesting ingericht moeten worden? Nadenken over ideaalbeeld “Het licht ging op groen en met ondersteuning van het stadsgewest zijn we gestart met het onderzoek,” aldus de directeur. “Het mooie van onze organisatie is dat we – tussen droom en werkelijkheid in – veel kunnen doen. We bezitten veel oude panden met hoge onderhoudskosten. Als we besluiten om deze panden te verkopen, kunnen we daarna kiezen waar we de nieuwe locaties plaatsen in de regio. En dat geeft ons de mogelijkheid om de opvang naar
wens in te richten. Bovendien kunnen we ook nadenken over de andere kanten van de zorg: hoe gaan we samenwerken met woningcorporaties? Hoe kunnen we samenwerken met scholen? Met buurtactiviteiten? Met jeugdpsychiatrie?” “Om een goed beeld te krijgen van de gewenste huisvesting, hebben we ook verschillende externe partijen, zoals het stadsgewest Haaglanden, wethouders, zorginstellingen, Bureau Jeugdzorg, woningbouwcorporaties, et cetera gevraagd met ons mee te denken. Onder andere over de aspecten van spreiding, samenwerking, zorgvernieuwing, standaardisatie, maatwerk en grootte van de opvanghuizen. De centrale vraag was hierbij: als jullie – kijkend naar de veranderende zorgvraag – de huisvesting opnieuw mochten inrichten, hoe zou je dat dan doen? Tegelijkertijd hebben we
Stadsgewest Haaglanden: ‘Jeugdformaat staat voor een hele klus’ De huisvesting van Jeugdformaat is al lange tijd onderwerp van discussie. Het gaat dan om de staat van de huisvesting, de kosten voor onderhoud, de geschiktheid en de locatie van de panden. De vorming van de stichting Jeugdformaat uit vier organisaties heeft een belangrijke impuls gegeven om orde op zaken te stellen. Dit valt samen met de zorgvernieuwing die nodig is om conform de nieuwe Wet op de Jeugdhulpverlening te kunnen werken. Er is dus zowel een bedrijfseconomische als een zorginhoudelijke noodzaak om de huisvesting goed door te lichten en noodzakelijke veranderingen voor te bereiden en door te voeren.
Het stadsgewest is er mee ingenomen dat de huisvesting als integraal onderdeel van de vernieuwingen bij Jeugdformaat zo voortvarend wordt opgepakt. Uiteindelijk gaat het om de vraag of Jeugdformaat als belangrijkste jeugdzorgaanbieder in het stadsgewest over twee jaar in staat zal zijn op flexibele wijze de zorg te bieden die nodig is, zonder wachtlijsten en met tevreden cliënten die vooruit kunnen met de geleverde zorg. Daarvoor is spreiding van voorzieningen en activiteiten over de regio en kleinschaligheid van voorzieningen van belang. Huisvesting die de hulpverlening en behandeling niet belemmert, maar juist versterkt en voor kinderen, jongeren en
Jeugdformaat helpt bij problemen in de opvoeding, ontwikkeling en het gedrag van kinderen. Hulp vindt altijd plaats op indicatie door het Bureau Jeugdzorg. Afhankelijk van wat gewenst of nodig is, biedt Jeugdformaat ambulante hulp (in de gezinssituatie), pleegzorg, daghulp of dagén nachthulp.
ouders een veilige, aantrekkelijke en stimulerende omgeving vormt. Jeugdformaat staat voor een hele klus. Alles wat aan ontwikkeling en vernieuwing ingezet wordt, raakt de huisvesting. Het is de kunst het huisvestingsvraagstuk voortdurend te verbinden met de inhoudelijke opgaven waarvoor Jeugdformaat zich gesteld ziet en je niet te laten belemmeren door sentimenten, geschiedenissen en weerstanden om een doelgerichte verandering door te zetten. Huisvesting raakt het hart van de organisatie, dus Jeugdformaat verdient alle (kritische) ondersteuning bij dit proces.
21
Omdat iedere kind en iedere situatie uniek is, wordt uit een breed, flexibel pakket van hulpvormen naar de beste oplossing gezocht. Vanuit circa tachtig locaties in de regio Haaglanden biedt Jeugdformaat hulp aan ruwweg 2.600 gezinnen per jaar. Deze hulp wordt vrijwel volledig gesubsidieerd door het stadsgewest Haaglanden op grond van de Wet op de Jeugdhulpverlening. Op dit moment telt Jeugdformaat ongeveer 750 medewerkers en 600 pleegouders. Meer informatie over Jeugdformaat vindt u op de website: www.jeugdformaat.nl.
Fred Venus: “Stel dat je nou eens kon dromen over de ideale huisvestingsituatie in de jeugdzorghulpverlening. Hoe zou je deze huisvesting dan inrichten?”
deze vraag voorgelegd aan dertig mensen in onze organisatie. Op deze manier heeft een uitermate gemêleerd gezelschap in wisselende sessies nagedacht over het ideaalbeeld van de jeugdhulpverlening. De uitkomsten van deze sessies zijn afgelopen juli bijeen gebracht in een conferentie. Op basis van deze conferentie is nu het plan gemaakt hoe de toekomst eruit moet komen te zien.” Kleinschalig en huren Dit hele proces heeft een aantal zaken opgeleverd waar de Stichting Jeugdformaat goed mee uit de voeten kan.
Met een blik op het in juli verschenen definitieve rapport kan Fred Venus een aantal wensen voor de toekomst noemen. Venus: “We komen bijvoorbeeld bijna unaniem uit bij de wens van kleinschalige huizen in de wijk en in de buurt van de gezinnen van de kinderen. Bijvoorbeeld een huizenblok met twee of meerdere kleine huizen die intern verbonden zijn. Dat worden ‘gezinshuizen’ waarvoor we ouders in dienst nemen. De woningbouwcorporaties hebben laten weten dat ze graag met ons samenwerken, dus we kunnen gaan huren; het kopen van nieuwe panden is onnodig.”
Grootschalige opvang van kinderen is door geen enkele geraadpleegde partner uitgesproken. “Dat begrijp ik ook wel,” verklaart de directeur van de stichting. “Ik neem je mee naar een huis waar twintig kinderen zitten en je weet waarom wij daar geen voorkeur aan geven. De kinderen hebben gewoon veel aandacht nodig en dat werkt beter in kleinschalige gezinshuizen. Bovendien is door onze eigen organisatie de voorkeur gegeven aan eenpersoonskamers. Dat lijkt een overbodige opmerking, maar veel kinderen in de opvang hebben nu geen eenpersoonskamer.” ■
20
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Met de uitleg van Fred Venus kan het plan van Stichting Jeugdformaat in alle eenvoud als ‘grensverleggend’ worden getypeerd. “Het mooie en het inspirerende van deze operatie is dat je er niet alleen over kunt dromen of brainstormen, maar dat een groot deel ook werkelijkheid gaat worden. Dit zegt niet alleen iets over de huisvesting; het zegt ook iets over hoe wij ons zorgconcept anno 2010 gaan vormgeven,” besluit de directeur. Het plan wordt in september gepresenteerd aan het stadsgewest en alle wethouders. Na goedkeuring wordt een 'masterplan' gemaakt voor de te volgen route van de huidige situatie met de 65 oude panden naar de nieuwe gewenste situatie. ■
De sporen, gebundeld met alle genoteerde informatie, worden eveneens aangeboden aan de zogeheten sporencoördinatoren. Eén van hen is Anton Tichelaar: “Wij bekijken de sporen nauwkeurig en voeren ze in I-base in. Dat is een door ons geprogrammeerde database waarin we verschillende gegevens kunnen combineren. De modus operandi, de werkwijze van een dader, wordt bijvoorbeeld gekoppeld en vergeleken met die bij andere inbraken. Met behulp van deze database kunnen we zien of in een bepaald gebied op dezelfde wijze is ingebroken. Is dat zo, dan kunnen we zaken clusteren, omdat het aannemelijk is dat het hierbij om dezelfde dader(s) gaat. Vervolgens stellen we aan de hand daarvan daderlijsten samen.”
Frankenslag 174 in Den Haag. Acht jongeren vanaf twaalf jaar kunnen hier terecht voor observatie en behandeling.
22
Succesvolle pilot ‘Inbrakenpool’ brengt lokale en regionale opsporing bij elkaar
Forensisch onderzoek per 2005 in gehele regio ingevoerd Politie Haaglanden heeft recent de succesvolle pilot ‘Inbrakenpool’ afgesloten. Bij vier wijkbureaus verrichtte de politie bij alle inbraken een sporenonderzoek. Veel daders plegen meerdere inbraken op diverse plaatsen. Daarom zijn de ‘sporen’ ook op (boven)regionaal niveau geanalyseerd. Deze aanpak leidde tot een beduidend hoger oplossingspercentage. Reden voor Politie Haaglanden om deze werkwijze in 2005 regiobreed in te voeren.
Tekst: Eva Smit, Politie Haaglanden Fotografie: Politie Haaglanden
H
et resultaat van de pilot ‘Inbrakenpool’ liegt er niet om. Bij ruim 1.200 inbraken is forensisch onderzoek verricht. Dat leverde in bijna 550 gevallen ook daadwerkelijk een spoor op. Dit succes was te danken aan het extra verzamelen van sporen, maar ook aan samenwerking op regionaal en nationaal niveau. Vonden de rechercheurs DNA-materiaal, dan werd dit vergeleken met DNA-gegevens van
inbraken in de rest van het land. Dit leidde soms tot een clustering van zaken en daders. Veel verdachten opereren namelijk niet alleen lokaal, maar ook regionaal. Dankzij het matchen van deze gegevens was het mogelijk in een aantal gevallen een dader sneller te traceren en te koppelen aan meerdere delicten. Eveneens konden met een aanhouding soms meerdere zaken in één keer worden opgelost. De successen van de pilot zijn reden voor Politie
Haaglanden om per 1 januari 2005 in heel regio Haaglanden het intensieve forensisch onderzoek in te gaan voeren.
Altijd sporenonderzoek Bij de pilot ‘Inbrakenpool’ deed de technische recherche bij alle inbraken die gemeld werden bij de vier betrokken wijkbureaus onderzoek. Sandra Tesselaar, hoofdagent bij Bureau Westland en projectleider Technisch Rechercheren,
was nauw betrokken bij de pilot: “Voorheen kwam de Technische Recherche (TR) alleen langs bij een inbraak als de dader het pand was binnengeklommen of wanneer er glas verwijderd was. De kans op het vinden van vingerafdrukken is bij dit type inbraak namelijk statistisch groter. Bij de pilot is er voor gekozen om bij álle inbraken, met of zonder inklimming, sporenonderzoek te doen.” Als het vinden van vingerafdrukken minder voor de hand ligt, wordt sporenonderzoek gedaan naar andere, uiteenlopende zaken. Tesselaar: “Een technisch rechercheur onderzocht bij de pilot de diverse sporen van braak. Zijn er bijvoorbeeld spullen verplaatst? Waar en hoe is de dader binnengekomen? Zijn er schoensporen? Ligt er ergens een sigarettenpeuk? Et cetera. Zo zoeken we naar een selectie van spoorsoorten die we vakkundig veiligstellen. Deze aanpak bleek heel succesvol omdat het veel extra daderinformatie opleverde. Daarom gaan we deze methode regiobreed invoeren.” Koppelen en vergelijken De verzamelde sporen worden vervolgens geanalyseerd via verschillende trajecten. De Technische Recherche bekijkt sporen als schoenafdrukken, DNA en de eventuele vingerafdrukken. Hans Marges bijvoorbeeld, een gecertificeerd dactyloscoop, scant de vingerafdrukken op karakteristieke kenmerken. De gegevens die uit deze scans rollen voert hij in het automatische vingerafdrukkensysteem HAVANK in. Dit is een landelijke databank met vingerafdrukken. Volgt hieruit een identificatie, dan wordt dit rechtstreeks doorgegeven aan de rechercheur van het desbetreffende wijkbureau.
DNA-matching De DNA-sporen gaan voor onderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Hier vindt een analyse plaats en een DNA-matching met de landelijke databank DNA. De profielen van de verschillende zaken die met elkaar gekoppeld zijn, komen op daderlijsten te staan. Dit geeft informatie van de strafbare feiten met hetzelfde DNAverdachtenprofiel. Anton Tichelaar: “Wordt een verdachte aangehouden, dan kan het wangslijm vergeleken worden met de gegevens bij het NFI. En dat levert soms regio-overschrijdende identificaties op.” Bureau Recherche Informatie (BRI) houdt zich bezig met het matchen van alle gegevens die op de plaats van het misdrijf gevonden zijn en de daaruit volgende analyses. Zo krijgt het bureau
inzicht in de criminele samenwerkingsverbanden die veelal regionaal en nationaal opereren. Ook het BRI heeft baat bij het intensieve forensisch onderzoek in de pilot. Tom da Graca, informatierechercheur bij het BRI: “Zo kan het zijn dat de sporen die Sandra Tesselaar heeft gevonden bij een inbraak in Naaldwijk overeenkomen met het DNA-profiel van een woninginbraak in Leeuwarden. Dat melden we dan direct aan het Haags Opsporings Platform. Die bekijkt vervolgens of er een lokaal, regionaal of bovenregionaal team ingezet moet worden. Om deze (boven)regionale verbanden te kunnen leggen, is het belangrijk om veel gegevens op lokaal niveau te verkrijgen.”
23
Goed sluitende cirkel Het invoeren van het intensieve forensisch onderzoek in heel Haaglanden betekent duidelijk een versterking van de lokale en regionale samenwerking. Cees Verschuur, directeur Recherche en Vreemdelingenpolitie, kijkt dan ook uit naar 1 januari 2005, als de pilot breed ingevoerd wordt. “De pilot heeft aangetoond dat het mogelijk is de (boven-) regionale en de lokale opsporing dichter bij elkaar te brengen. Het is een goed sluitende cirkel. De producten die het lokaal rechercheren opleveren, worden grondig geanalyseerd. Dit levert vaak bruikbare aanknopingspunten op die tot aanhouding van inbrekers kan leiden en natuurlijk tot een hoger oplossingspercentage.” ■
Bij álle inbraken wordt sporenonderzoek gedaan naar vingerafdrukken, maar ook naar andere uiteenlopende zaken. Deze aanpak levert veel extra daderinformatie op, wat tot een hoger oplossingspercentage van inbraken kan leiden.
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Van Zuiderpark naar Forepark: ADO Den Haag in de lift Sinds de oprichting in 1905 verhuisde ADO maar liefst negen maal naar nieuwe velden. Dat gebeurde voor het laatst in 1925, toen de Haagse voetbalclub een nieuwe accommodatie in het Zuiderpark betrok. In de loop der jaren werd dit stadion regelmatig aangepast aan de eisen van de tijd. Na tachtig jaar Zuiderpark hoopt ADO Den Haag in het seizoen 2005 – 2006 in een schitterend nieuw stadion in de oksel van het Prins
24
Clausplein te spelen. Een prachtige locatie met enorme mogelijkheden. Algemeen directeur Robert Langenbach en manager operationele zaken Maurice Westerwoudt spreken met Focus Haaglanden over de sportieve en commerciële mogelijkheden van het nieuwe stadion.
visualisatie: ADO Den Haag
Tekst: Kees Leering Fotografie: Judith Jongejan
bood ons die mogelijkheden onvoldoende. Nogmaals, commerciële mogelijkheden vergroten de sportieve kansen. De recette is een belangrijk onderdeel van onze begroting. Maar als je kijkt naar de locatie in het Forepark, vlak bij de snelweg, en naar de mogelijkheden om in het nieuwe stadion circa veertig skyboxen met gebruiksruimte te realiseren, dan geef je bedrijven de gelegenheid om daar een goed bereikbaar kantoor in op te zetten. Deze units zijn zeven dagen per week in gebruik. Dat vergroot de commerciële slagkracht van de club en is voor de bedrijven bijzonder aantrekkelijk.”
Wat vinden de ADO Den Haag supporters en de Hagenaars van een nieuw stadion voor de club? Westerwoudt: “Veel mensen zijn er trots op dat ADO Den Haag een onderkomen krijgt dat past bij de status van de club en de stad Den Haag. De nostalgie rond het oude Zuiderparkstadion zul je nog wel geruime tijd houden. Dat zie je ook in andere steden waar clubs een nieuw stadion hebben betrokken; er wordt nog vaak teruggedacht aan de traditie en gezelligheid van het oude stadion.” Langenbach: “Ik weet zeker dat de overgrote meerderheid van de supporters en de inwoners van Den Haag achter het nieuwe stadion staan. Sportief zal dat ook zeker tot prestaties gaan leiden. Daar dragen de ruimere commerciële mogelijkheden van het nieuwe stadion aan bij. Want meer geld betekent ook betere spelers.” En het gemeentebestuur? Langenbach: “Eind jaren negentig zijn we naar de gemeente gestapt. We zeiden ‘Als wij verder willen met ADO Den Haag en naast onze sportieve opdracht ook onze sociaal-maatschappelijke taken goed willen uitvoeren, dan zijn we dringend toe aan iets nieuws.’ De gemeente Den Haag heeft dit buitengewoon enthousiast opgepikt. De wethouder bezoekt regelmatig wedstrijden van ADO en samen met burgemeester Deetman promoot hij de club. Dat is prettig. Vorig jaar ging de gemeenteraad in een aantal stappen in overgrote meerderheid
Robert Langenbach (links) en Maurice Westerwoudt nemen een kijkje op de locatie waar straks het nieuwe stadion van ADO Den Haag wordt gebouwd.
akkoord met het nieuwe stadion. ADO Den Haag leeft echt in de stad. Ook daar ligt de wens om de club in het linkerrijtje van de eredivisie te krijgen. Mijn complimenten aan iedereen die er aan heeft meegewerkt.” “Naar de live uitzendingen van TV West keken er bij topwedstrijden meer dan 300.000 mensen. Dat laat zien dat je wel degelijk iets betekent voor de regio. In de seizoenen tussen 1993 en 2000 speelden we in de eerste divisie en hadden we geen uitzicht op betere tijden. We ontwikkelden samen met de gemeente Den Haag, de Stichting Stadsontwikkeling en de club een uitermate succes-
vol model om de club óók financieel te ondersteunen en te revitaliseren. Uitgroeien naar een club voor de gehele regio is een cruciaal onderdeel van de revitalisatie. Het nieuwe stadion speelt daarbij een hoofdrol, alleen al door de centrale ligging ten opzichte van de regio. Vanaf het moment dat we in ons nieuwe stadion gaan spelen, moeten we onze eigen broek ophouden. Daar is onze exploitatie dan ook op gericht.” Broek ophouden? Exploitatie? Langenbach: “Naast een club is ADO Den Haag óók een bedrijf. Dat betekent dat je je commerciële mogelijkheden moet benutten. Het Zuiderparkstadion
Westerwoudt: “Zo’n bedrijfsunit is gemiddeld 54 m2 groot. De ligging is perfect: vanaf de snelweg kun je het niet missen. Het nieuwe stadion is goed bereikbaar en biedt ruim voldoende parkeergelegenheid. Bedrijven kunnen daarbij van onze vergader- en cateringfaciliteiten gebruik maken. Het is voor ondernemingen interessant om een dependance op deze locatie te hebben. De andere functies op het terrein worden door de gemeente Den Haag en de projectontwikkelaar ingevuld. Maar als partner denken wij met deze partijen mee over de invulling van de overige vierkante meters op het terrein.” Is het Forepark ondanks alles niet gewoon wéér een bedrijventerrein aan een snelweg? Langenbach: “Het is een unieke locatie. Er is bestaande bedrijvigheid. Er komt nieuwe bedrijvigheid bij. Een stadion met al zijn faciliteiten geeft reuring in het gebied. Ook ’s avonds als de gevestigde bedrijven zijn gesloten. Het stadion zet aan tot nieuwe economische initiatieven. Het biedt mogelijkheden voor
horecagebonden zaken waar ook de gevestigde bedrijven van profiteren: vergaderen, een hapje eten. Maar het nieuwe stadion is in de eerste plaats belangrijk voor de club en voor de positie van de topsport in de regio Haaglanden.” Wat verandert er voor de club? Langenbach: “In het nieuwe stadion zal niet worden getraind. Daarvoor kijken we naar andere locaties. Wellicht houden we in het Zuiderpark de trainingsaccommodatie aan. Daar kunnen we nu nog weinig over zeggen.” Westerwoudt: “Het imago van het voetbal is dat er vooral mannen naar toegaan. We willen er een familieaangelegenheid van maken. En we zullen de faciliteiten in het nieuwe stadion daar ook op toesnijden. ADO Den Haag wordt de club van de hele regio Haaglanden. Dus ook van je vrouw en je kinderen. Juist in die kinderen investeren we nu al veel. Onze spelers gaan naar scholen, zijn betrokken bij welzijnsprojecten, we ontplooien activiteiten voor onze kidsclub. Ook wat ons betreft heeft de jeugd de toekomst. Wij willen de jeugd op een positief-fanatieke en niet-commerciële manier achter de club scharen. We pretenderen een ‘Engelse’ club te zijn met traditie, hard werken, goed voetbal. Deze elementen zien we ook graag in het nieuwe stadion terug. Dicht op het veld, dicht bij de spelers.” Langenbach: “Intern hebben er al belangrijke wijzigingen plaatsgevonden. In alle geledingen is de afgelopen vier jaar een flinke stap voorwaarts gezet. De club is in ontwikkeling en de sportieve resultaten worden in het nieuwe stadion doorgezet. Bij het ‘Engelse’ aspect hoort ook klankborden met je achterban. Zie ze als
klanten. Die willen we graag behouden en we laten de mensen dus meedelen in onze beleidsbepaling.” Heeft u voorbeelden van het klankborden met de achterban? Langenbach: “We praten op businessniveau met onze sponsoren. Bijvoorbeeld over de aankleding van het nieuwe stadion. Waar het gaat om het supportershome willen we dus met onze supporters om de tafel gaan zitten. Voetbal is absoluut een way of life. Dat geldt zeker voor de supporters en dat moet je je als directie ook realiseren.” Westerwoudt: “Ons publieksbureau is ook een vertaalslag naar onze achterban. Het is een uniek project in het Nederlandse betaalde voetbal, waarin we samenwerken met de politie Haaglanden, welzijnsorganisaties, het Openbaar Ministerie en anderen om ons voetbal voor iedereen veilig en toegankelijk te houden. Oók in ons nieuwe stadion.” Op dit moment werkt de gemeente Den Haag aan het afronden van de Milieu Effect Rapportage voor het nieuwe stadion. Als deze door de provincie wordt goedgekeurd, gaat de eerste paal de grond in. Zestien maanden later is ook Den Haag een representatief nieuw stadion rijker waarin het gerevitaliseerde ADO Den Haag vanaf het seizoen 2005 – 2006 sportieve triomfen zal vieren. Maar… dat nieuwe stadion, hoe gaat dat eigenlijk heten? Robert Langenbach moet even lachen. “De naam van ons nieuwe stadion is een commerciële propositie.” Haagse ondernemers, grijp uw kansen! ■
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Invoering communicatiesysteem C2000 in volle gang C2000 is de naam van het nieuwe, landelijk dekkende, digitale communicatienetwerk waarmee brandweer, ambulancedienst, marechaussee en politie met elkaar gaan communiceren. De voorbereiding voor het invoeren van het systeem is in volle gang. Tekst: Fred Lek Fotografie: Politie Haaglanden
Het uitgangspunt is dat het een veilig systeem moet zijn voor alle medewerkers die er gebruik van maken. Het vertrouwen in het systeem moet groeien. Dat kan eigenlijk alleen door het te gebruiken en de daarbij voorkomende problemen snel op te lossen. ■
Noodhulpverlening brandweer
26
M
et C2000 kunnen de openbare orde- en veiligheidsdiensten ook buiten de eigen regio en zelfs in Duitsland en België via de porto- en de mobilofoon met elkaar communiceren. Ook in de regio Haaglanden is al veel werk verzet om het nieuwe systeem veilig in te kunnen voeren. Er is uitgebreid aandacht besteed aan de verbindingsmiddelen, beveiliging en het indelen van de ruim vierhonderd gespreksgroepen. We zijn nu zover dat we testen houden om de dekking te toetsen. Op locaties waar de dekking nog onvoldoende is nemen we maatregelen om die te verbeteren. Testen kost tijd. Tijd die nodig is om het systeem veilig en succesvol in te voeren. Alle eindgebruikers krijgen vooraf uitgebreide instructies over de werking van het systeem en het gebruik van de apparatuur. Om C2000 onder de aandacht te brengen van de eindgebruikers is in samen-
werking met de regio Hollands-Midden een voorlichtingscontainer ingericht. Deze container is beschikbaar gesteld door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en wordt naar eigen idee geschikt gemaakt om uitleg te geven over het nieuwe systeem. Zo zal er informatie op panelen te zien zijn over de voorgeschiedenis van C2000, de rol van het ministerie van BZK als opdrachtgever voor het bouwen van het netwerk, het verloop van het project, de opleiding en de gespreksgroepen. Ook de leveranciers van de apparatuur geven voorlichting. Natuurlijk kunnen bezoekers de apparatuur bekijken en uitproberen en er is een video te zien over de eerste invoering. En ten slotte ligt er voor elke bezoeker een CD-ROM klaar met achtergrond informatie. De voorlichtingscontainer komt op de werklocaties van de hulpverleningsdiensten te staan, zodat de medewerkers
van politie, brandweer en ambulancedienst bij hun werkplek in de gelegenheid zijn de container te bezoeken. De voorlichtingcontainer zal vanaf oktober volgens rooster in de regio’s HollandsMidden en Haaglanden worden ingezet. C2000 in andere regio’s Een eerste praktijkproef in de regio Zuid-Limburg leverde zowel positieve als negatieve reacties op. Er zijn namelijk wat kinderziektes naar voren gekomen bij de invoering in deze pilotregio. Het zijn echter geen onoverkomelijke problemen en ze kunnen snel opgelost worden. De brandweerregio Amsterdam en omstreken is na maanden van intensieve voorbereiding gaan werken met C2000 en deze overstap leverde tot nu toe positieve reacties op. Ook de brandweerregio IJssel-Vecht heeft de kwaliteit beoordeeld en zij gaat dit jaar over op het nieuwe systeem. Het voldoet aan bijna alle eisen en de dekking is, na het bijplaatsen van een extra antenne, goed.
Medewerkers van de brandweer mogen in noodgevallen worden ingezet om medische hulp te verlenen. Deze hulpverleners, zogenaamde ‘first responders’, kunnen vóór de komst van de ambulance al eerste hulp verlenen. Deze hulp kan soms levensreddend zijn. Zo gauw de ambulance arriveert, neemt deze de hulp over van de brandweer. Dit schrijft minister Hoogervorst in een brief aan Hulpverleningsregio Zuidoost-Brabant. De minister heeft toestemming gegeven voor de inzet van de first responders na een voorval bij de centralepost ambulancevervoer (CPA) in Eindhoven. De minister doet hiermee een richtinggevende uitspraak naar aanleiding van een langlopende discussie over de inzet van brandweermedewerkers bij het verlenen van medische hulp. De Inspectie voor de Gezondheidszorg maakte bezwaren tegen deze werkwijze, omdat zij meent dat zo geen verantwoorde zorg kan worden gegarandeerd. Niet-professionele hulp mag namelijk geen structureel onderdeel uitmaken van de professionele gezondheidszorg. Minister Hoogervorst wil aan deze bezwaren van de IGZ tegemoet komen. “Om de problemen in de regio op te lossen ben ik van mening dat de inzet van de brandweer als BLSeenheid (Basic Life Support-eenheid) onder strikte protocollaire afspraken mag worden voorgezet”, schrijft minister Hoogervorst in zijn brief aan de Regionale Ambulancevoorziening (RAV). De minister benadrukt in zijn brief dat toezicht mogelijk moet zijn en stelt strikte voorwaarden die de RAV moet opvolgen.
Focus op Zuidvleugel Het is gewaagd in een blad dat de titel ‘Focus Haaglanden’ draagt, maar ik steek graag mijn nek uit. Ik leg u de vraag voor: is de focus op Haaglanden niet te beperkt? Kunnen we ons niet beter focussen op de Zuidvleugel?
In onze regio zie ik dat de belangrijke ontwikkelingen zich over de grenzen van Haaglanden uitstrekken. Ik zie hoe de tuinders in het Westland en de ondernemers in de Rotterdamse haven hun samenwerking intensiveren. Ik zie hoe kennisclusters in Leiden en Delft naar elkaar toe groeien. En hoe het Rotterdamse bedrijfsleven zijn focus richt op de kennisboulevard langs de A13 naar Delft en het nieuwe bedrijvenpark Technopolis bij de Technische Universiteit Delft. Door deze en andere ontwikkelingen realiseer je je dat Haaglanden geen natuurlijke geografische entiteit is. De regio Haaglanden en het bijbehorende bestuurslichaam stadsgewest Haaglanden voelen vooral de laatste tijd kunstmatig aan. Nu ben ik nooit zo´n aanhanger van gewestelijke bestuurslichamen geweest. Met de oprichting van het stadsgewest Haaglanden is in feite een vierde bestuurslaag gecreëerd, naast de gemeente, de provincie en het Rijk. Zo’n extra laag betekent extra overleg en dus extra vertraging in de toch al eindeloze besluitvormingsprocedures van de overheid. Waarschijnlijk bestaat er een positief verband tussen de steeds langer wordende periode die nodig is om tot besluitvorming te komen en de onnatuurlijke rolverdeling tussen gemeenten, stadsgewesten en provincie. Enkele voorbeelden Ik constateer dat de noodzakelijke aanleg van de A4 door Midden-Delfland een omzichtig en tijdrovend politiek manoeuvreren vergt. Verder stel ik vast, dat provincie, stadsgewest en gemeenten het maar niet eens kunnen worden over de vraag waar ruimte gevonden moet worden voor welk type werkgelegenheid. ‘Not in my backyard’ zegeviert en watergebonden locaties worden weggeven ten behoeve van woningbouw. Een heldere uitspraak over de meest gewenste Floriade-locatie wordt niet gedaan. Vanuit de provincie Zuid-Holland heb ik nog geen concrete acties mogen zien om het Chinese science-park vaste voet te geven. De eerste kapers hebben zich inmiddels voor onze kust gemeld. Nota Ruimte De nota Ruimte die in april door het kabinet is uitgebracht, decentraliseert de besluitvorming. Gemeenten, provincie en andere partijen krijgen veel meer vrijheid bij de inrichting van het landschap. Dat vind ik een goede zaak. Op decentraal niveau bestaat immers een goed beeld van de mogelijkheden in de omgeving en de uiteenlopende ruimtebehoeften. Flexibel maatwerk wordt mogelijk. Mits we de vrijheid weten te benutten. We moeten aantonen dat we beter dan het Rijk in staat zijn ruimtelijke ordeningsvraagstukken op te lossen. Die vraagstukken liggen niet (meer) op het niveau van Haaglanden. Die spelen op een grotere schaal. Hier in het westen op het niveau van de Zuidvleugel: het gebied met Den Haag, Leiden, Gouda, Dordrecht, Rotterdam, Delft, het Westland en de Hoekse Waard. Op dát niveau hebben we een krachtig bestuursorgaan nodig. Geen nieuwe bestuurslaag, maar een provincie met uitgebreide bevoegdheden. Waarom niet de provincie Zuidvleugel? Laten we beginnen met het verplaatsen van de focus. We moeten ons richten op de Zuidvleugel!
M.J. Varekamp, Voorzitter Kamer van Koophandel Haaglanden
www.nvbr.nl
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Lokale wijkagenten doen regionale ervaring op
Regio Haaglanden paraat voor grootschalig politieoptreden Grootschalige evenementen, demonstraties en ongevallen vinden vaak plaats in Den Haag en minder vaak in de kleinere gemeenten uit de regio Haaglanden. Maar de hiervoor benodigde politiemensen worden voor een deel wel geleverd door politiebureaus uit de hele regio. Met een goede planning hoeft dit echter geen zware druk op te leveren voor deze bureaus. Sterker nog, zo kunnen politiemensen uit de hele regio hun voordeel
28
doen met deze ’grootschalige’ ervaringen. Tekst: Jeroen Molenaar, Politie Haaglanden Fotografie: Politie Haaglanden
B
ij een popconcert, dansfestijn of demonstratie zijn er vanzelfsprekend veel mensen op de been. Maar dat betekent niet automatisch dat er een ‘blik’ agenten wordt opengetrokken. “Eerst gaat er uitgebreid overleg en planning aan vooraf”, vertelt Ger van Opstal, chef Bureau Grootschalig en Bijzonder Optreden. “Wij maken voor iedere grootschalige gebeurtenis een draaiboek. In elk draaiboek wordt vanuit verschillende disciplines beschreven welke maatregelen de politie neemt om het evenement of de demonstratie in goede banen te leiden. Vervolgens beslist de zogenoemde driehoek, de burgemeester, de korpschef (of lokale bureauchef) van Politie Haaglanden en de hoofdofficier van Justitie, meestal op advies van ons bureau, welke inzet noodzakelijk is en of het Bureau Grootschalig en Bijzonder Optreden moet worden ingeschakeld.” Korpsagenda Als er ergens in de regio sprake is van grootschalige inzet, moeten alle wijkbureaus een aantal politiemensen leveren. Van Opstal: “Wij proberen wel zoveel mogelijk rekening te houden met de lokale belangen. Want de personele bezetting mag natuurlijk niet in gevaar komen. Maar de bureaus spelen hierbij zelf ook een belangrijke rol: veel grootschalige gebeurtenissen liggen al ver van tevoren vast. Goed plannen is dus mogelijk. Een handig hulpmiddel hierbij is de onlangs ingevoerde korpsagenda
Bij grootschalige politieoptreden doen politiemensen ervaring op die in het dagelijks werk weer van pas komt.
worden opgeroepen voor grootschalig optreden. Als alles goed afloopt, heb je vaak een leuke dag gehad. Het is toch een soort reünie; je ontmoet weer allerlei collega’s die je lang niet hebt gezien. En je doet er toch ervaring op die je in het dagelijkse werk weer van pas komt. Als wijkagent kom je normaal gesproken immers niet zo snel in aanraking met geweldssituaties.
Chef Bureau Grootschalig en Bijzonder Optreden Ger van Opstal: "Voor iedere grootschalige gebeurtenis maakt Politie Haaglanden een uitgebreid draaiboek."
op het intranet van Politie Haaglanden. Elk evenement of demonstratie voor het komende jaar is hierop te vinden. Bovendien melden de wijkbureaus hun eigen evenementen bij ons aan, zodat ze niet dubbel worden belast.” Werd er vroeger nogal eens gemord door de collega’s op verschillende wijkbureaus, tegenwoordig zien ‘lokale’ politiemensen ook de voordelen van het deelnemen aan grootschalig en bijzonder optreden. Hans de Graaf, plaatsvervangend bureauchef Rijswijk: “Natuurlijk kan het wel eens lastig zijn als je je administratieve werk even
moet laten liggen om bijvoorbeeld in Den Haag of Delft te helpen, maar dat heb je toch voor je collega’s over. Want als er hier in Rijswijk iets aan de hand is, staan ze ook voor ons klaar. Zo hebben we hier bijvoorbeeld vaak demonstraties van dierenactivisten bij het Bio Medical Primate Center (BPRC); een proefdiercentrum. Af en toe is er daarbij wel eens grootschalige inzet nodig en dan wordt ons bureau opeens overspoeld door agenten uit Den Haag en elders uit de regio. Dat geeft een veilig gevoel. En andersom vinden de meeste collega’s hier het helemaal geen straf om zelf te
Al met al vind ik dat de inzet bij grootschalig en bijzonder optreden in Haaglanden goed verloopt. Niet alleen de planning is prima, ook wordt elk optreden achteraf uitgebreid geëvalueerd, zodat je er ook wat van leert als iets minder goed is gegaan.”
Wanneer is er sprake van grootschalige politie-inzet? Evenement De organisatie van een evenement moet een vergunning aanvragen bij de gemeente. De hulpdiensten adviseren bij de vergunningsvoorwaarden. Doel is eventuele risico’s en de inzet van hulpdiensten zoveel mogelijk te beperken. Te denken valt aan een (pop-) concert, een wedstrijd, een puzzelof fietstocht, een dansfestijn, een bloemencorso, een (carnavals-) optocht, een beurs of een straatfeest. De bemoeienis van de politie bij evenementen is doorgaans beperkt. Slechts in bijzondere gevallen assisteert de politie. Verzoeken daartoe moet de organisatie minimaal een maand van tevoren bij de politie indienen. Demonstraties Voor een demonstratie is geen vergunning nodig, maar de organisatie heeft wel een meldingsplicht. De burgemeester kan vervolgens voorwaarden stellen of beperkingen opleggen. Zo is het natuurlijk niet de bedoeling dat er op zaterdagmiddag een demonstratie plaatsvindt in een drukke winkelstraat. Bij een voetbalwedstrijd, de ontruiming van een (kraak)pand of een demonstra-
tie ontstaan soms rellen. De politie grijpt altijd in en kijkt welke middelen ze moet inzetten. Zichtbaar in normaal uniform aanwezige agenten verspreiden zich op strategische punten en zijn vriendelijk, duidelijk en streng. Als het nodig is wordt de ME ingezet. Rampen en grote ongevallen Watersnood, vuurwerkramp, vliegtuigongeluk, lekkende olietanker, uitslaande brand, giftige gaswolk, gijzeling of terroristische aanslag: als ergens een ramp of een groot ongeval plaatsvindt, is de politie meestal als eerste ter plaatse, verleent eerste hulp, zorgt voor afzetting van het rampgebied en doet onderzoek. De politie roept hulp in, bijvoorbeeld van ambulances, het Korps landelijke politiediensten (KLPD) en soms ook van het leger, bijvoorbeeld bij overstromingen. Het KLPD heeft speciaal opgeleide mensen in dienst, zoals de medewerkers van het Rampen Identificatieteam (RIT), die ingezet kunnen worden tijdens rampen. Daarnaast heeft het KLPD hoogwaardige hulpmiddelen zoals communicatiewagens, helikopters en mobiele crisiscentra. ■
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN Ministerie laat non-discriminatiegronden van EG-verdrag landen op de werkvloer
Gelijke Behandeling Loont! Aan tafel met de beleidsmedewerkers Inge Piso, Marjon Rensen en Roger de Boer van het ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid. Thema: Gelijke behandeling en anti-discriminatie. Als je de woorden leest of hoort heeft iedereen er wel beelden bij. Iedereen heeft ook wel gedachten over hoe het hoort te zijn. Iedereen gelijk behandelen en niet discrimineren klinkt zo logisch. Toch blijkt dat alleen al in het werk
30
aan een motiverende en positieve cultuur kan een werkgever veel tijd en geld besparen.” Hoe pak je dat dan aan? Roger de Boer legt het uit: “We hebben gekozen voor een eerste stap richting het midden- en kleinbedrijf (MKB). Wij hadden het idee een aparte training te ontwikkelen rond ons thema. Maar dat is nog een ver-vanmijn-bed-show. ‘Wat moeten we er mee naar onze achterban?’ was dan ook een veelgehoorde opmerking. Uiteindelijk is het gelukt om het thema te verweven in bestaande opleidingen voor het MKB. En dat was zeer succesvol.”
mensen bewust maken van wat gelijke behandeling inhoudt nog steeds noodzakelijk is. De drie medewerkers zijn eensluidend in hun oordeel: deze thema’s zijn en blijven belangrijk, moeten steviger verankerd worden en het is een proces van de lange adem. Maar het loont! Tekst: Thijs Kolster Fotografie: Judith Jongejan
zijn we gaan zoeken naar de kansen om er samen aan te werken.” Roger de Boer vult aan: “Je begint met hooggespannen verwachtingen en ambities. Maar na gesprekken met ondernemingen, vakbonden en andere organisaties blijkt al snel dat je niet zo maar met grootse programma’s aan kunt komen en even snel binnenkomt. Werkgevers hebben meer aan hun hoofd dan de invoering van nieuwe wetten door het ministerie, om over doorvoeren van nieuw beleid in de eigen organisatie maar niet te spreken. Dat heeft ook te maken met het feit dat al snel de vraag wordt gesteld: wat levert het mij op?”
Inge Piso (rechts), Marjon Rensen en Roger de Boer werken bij het ministerie van SZW, werkveld gelijke behandeling van de afdeling Individuele Rechtsbescherming, directie Arbeidsverhoudingen.
“I
n 2002 zijn we gestart met de uitvoering van het, zoals wij het noemen, artikel 13 project. Doel van het project is om de in artikel 13 van het EG-verdrag vastgelegde non-discriminatiegronden (geslacht, ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele voorkeur) ook echt te laten landen op de werkvloer”, stelt Inge Piso. “Werkgevers en werknemers zijn het erover eens dat je niet mag discrimineren en dat iedereen recht heeft op gelijke kansen. Of het nu gaat om promotie, scholing, arbeidsvoorwaarden of gewoon een goed werk-
klimaat. Toch blijkt dat niet altijd de praktijk te zijn. Vrouwen verdienen minder dan mannen, allochtonen maken minder promotie dan autochtonen en het bekende pesten op de werkvloer komt vaker voor dan we denken. Voor het ministerie is het al lang niet meer voldoende om beleid vast te stellen en dan over te gaan tot de orde van de dag. Wij zijn ons er gelukkig steeds meer van bewust dat het bestrijden van discriminatie ook vraagt om samen met het veld te werken aan bewustwording en vervolgens er voor te zorgen dat er ook iets gaat veranderen. Vanuit die gedachte
Nut en noodzaak “Het wees ons op het belang van het tonen van nut en noodzaak. Kernachtig hebben we toen gezegd: “Gelijke Behandeling loont!”, zegt Inge en zij vervolgt: “Maar we moesten ons beleid wel gaan concretiseren. Laat ik het met een voorbeeld illustreren: als iemand die goed gemotiveerd begint vanaf dag één door zijn of haar collega’s wordt gepest, dan leidt dat vaak tot demotivatie en uiteindelijk tot ziekmelding. Mogelijke gevolgen voor de werkgever: toename van de werkdruk, extra kosten voor de inhuur van vervanging, kosten van langdurig ziekteverzuim, een verpesting van de cultuur op een afdeling, et cetera. Door bijvoorbeeld het management bewust te maken van de kosten van het pesten, te wijzen op de mogelijkheden die er zijn om het tegen te gaan, het aanstellen van een vertrouwenspersoon of veel aandacht te besteden
“Ja”, vervolgt Inge Piso, “we slaan twee vliegen in een klap. We wilden namelijk niet met een vingertje wijzen zo van ‘u doet het niet goed’. We hebben steeds gezocht naar een natuurlijke manier om het onderwerp te laten leven voor deelnemers aan trainingen. Door gelijke behandeling in bestaande trainingen met thema’s als pesten, beloning en discriminatie te verweven, ontstond er vaak besef van de gevolgen. Het heeft geleid tot meer nadenken over gelijke behandeling. Ook wordt er bij bijvoorbeeld het beloningsbeleid meer rekening mee gehouden. Kortom, zonder nadruk op het thema zelf krijgen we toch maximale attentie en soms ook actie. Natuurlijk moeten we die gewenste effecten van onze inspanningen gaan meten om te zien wat er van terecht is gekomen.” Scholingsmand “Het is ook niet onze enige actie hoor!” Roger de Boer somt nog enkele zaken op. “Er bestaat een scholingsmand voor ondernemingsraden, die Stavoor Medezeggenschap (een scholingsinstituut voor ondernemingsraden) in opdracht van ons heeft ontwikkeld. In deze scholingsmand zit, naast algemene informatie, ook veel cursusmateriaal als bewustwordingsoefeningen en quick scans. Trainers en adviseurs van ondernemingsraden maken daar veel gebruik van. En we publiceren regelmatig artikelen in vakbladen om de bewustwording te stimuleren en de aandacht voor het onderwerp los te maken. En we interviewen momenteel grote bedrijven om te zien wat men daar met gelijke behandeling doet.” “Natuurlijk zijn we er daar niet mee,” vult Marjon Rensen aan. “We moeten niet vergeten dat er ook nog een Commissie Gelijke Behandeling bestaat die klachten beoordeelt van mensen die
menen gediscrimineerd te zijn. Als werkgever zul je niet blij zijn als het zo ver komt. De Commissie kan echter op verzoek van werkgevers ook kosteloos een oordeel geven over hoe een werkgever in overeenstemming met de gelijkebehandelingsregels kan handelen. Werkgevers zouden meer gebruik moeten maken van die mogelijkheid. Ook zijn we ons er van bewust dat in CAOonderhandelingen veel beter moet worden gekeken naar afspraken die gelijke behandeling bevorderen. Nu bestaat er nog een verschil in beloning tussen mensen met een contract voor bepaalde en onbepaalde tijd. Dat kan niet. Ook daarin zal verandering moeten komen, maar dat vraagt, na bewustwording, ook actie aan de onderhandelingstafel.” Europese campagne “Naast ons SZW-project loopt ook nog een grote Europese anti-discriminatiecampagne die als een soort koepel over een project als gelijke behandeling valt. In alle lidstaten is een voorlichtingscampagne van start gegaan. In Nederland proberen we via gerichte projecten de bestrijding van discriminatie te stimuleren. Een prachtig voorbeeld is de campagne ‘Bel Gelijk’, opgestart via de Landelijke Vereniging van AntiDiscriminatie Bureaus en RADAR (Rotterdamse Anti Discriminatie Actie Raad). Op 29 juni heeft minister De Geus het officiële startsein gegeven met het intoetsen van een telefoonnummer. Via het nummer 0900-BELGELIJK is het nu mogelijk om vormen van discriminatie te melden, informatie te krijgen en vragen te stellen. Maar het mooie van de campagne is ook dat alle antidiscriminatiebureaus nu met elkaar zijn verbonden. Bel je het nummer dan kom je automatisch uit bij het in jouw stad of regio gelegen antidiscriminatiebureau. En binnenkort start ook een grote abricampagne om nog meer aandacht aan de Europese campagne en het nummer te geven. De eerste indicaties over het gebruik van het nummer zijn zeer positief. “En,” met een knipoog naar Inge en Roger: “natuurlijk kunnen werkgevers ook bellen.”
vragen. Hebben onze inspanningen nut gehad? Is er iets veranderd? Heeft men er iets mee gedaan? Dat zal ons hopelijk ook weer meer richting geven voor de toekomst. Binnen het ministerie zelf ligt de belangrijke taak om te zorgen dat alle wetgeving op dit gebied niet een woud van regels en wetten is. Dat is een zeer technisch verhaal, maar het komt erop neer dat we zelf ook beseffen dat de regelgeving nog duidelijker en toegankelijker kan worden gemaakt. Dat is een langdurig proces, maar noodzakelijk als we van werkgevers naleving en uitvoering van ons beleid verwachten. De ingezette koers houden we vast want we zien dat het loont!”
31
Interessante informatie: • www.belgelijk.nl • www.cgb.nl (Commissie Gelijke Behandeling) •www.gelijkebehandeling.inhetmkb.nl •www.minszw.nl (ministerie SZW, klik op ‘werk’ en daarna op ‘gelijke behandeling’) •telnr BELGELIJK! 0900 2 354 354 ■ Het team van SZW: "Het verankeren van gelijke behandeling en anti-discriminatie is een proces van de lange adem."
Regelgeving toegankelijker maken Hoe nu verder? Inge Piso brandt los. “We hebben veel in gang gezet en de eerste resultaten zijn zichtbaar. Grootste winst is de samenwerking met het maatschappelijke veld. Het netwerk groeit en we kunnen hierop verder bouwen.” Marjon Rensen vult aan: “En meten! Dat zal over enige tijd ook onze aandacht
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Als wijkagent investeren in contacten met jongeren én ouderen
32
‘Ons kent ons is het motto in Midden-Delfland’
Willen, kunnen, mogen
Er wonen ongeveer 16.500 inwoners en het gebied is 5.500 hectare groot. Het gaat hier om de gemeente Midden-Delfland, waar de dorpen
Het Edith Stein College startte lang geleden
Den Hoorn, Schipluiden, ’t Woudt en Maasland onder vallen. Drie wijkagenten van Politie Haaglanden werken in Midden-Delfland aan het
als een tamelijk elitaire rooms-katholieke
bevorderen van de veiligheid. Hoe is het eigenlijk om wijkagent te zijn in dit uitgestrekte gebied?
meisjesschool in Den Haag. Anno 2004 is de
Tekst: Renate van der Burg, Politie Haaglanden Fotografie: Politie Haaglanden
leerlingenpopulatie gemengd in bijna alle
33
betekenissen van het woord. De 630 jongens
D
e gemeente Midden-Delfland is uniek; veel natuur, recreatie en land- en tuinbouw. Wijkagent Marcel van den Ende vindt het geweldig om er te werken. Marcel: "Juist de directe contacten met de bestuurders van de gemeente en daardoor de korte lijnen maken het hier plezierig werken. Op het gemeentehuis ben ik kind aan huis. Als ik iets moet organiseren, loop ik direct bij de betreffende ambtenaar of wethouder binnen. Ik heb zelfs het mobiele telefoonnummer van de burgemeester op zak."
Wandelgangencircuit Marcel: "Niet alleen de lijnen met de bestuurders zijn kort, ook de contacten met diverse andere instanties zijn direct. Ik ken bijvoorbeeld de meeste jongens van de vrijwillige brandweerkorpsen goed en dat is hartstikke makkelijk." Enthousiast vertelt Marcel dat ook de grote sociale controle een voordeel is. "Ons kent ons is het motto in MiddenDelfland. Als er vernielingen zijn
en meisjes hebben samen zo’n zestig vergepleegd na een avondje stappen komt de naam van de dader soms al snel naar boven. Dit omdat nuttige informatie via het wandelgangencircuit bij ons terechtkomt.”
schillende nationaliteiten. Toch bepaalt de
‘Kennen en gekend worden’ geldt ook voor de jeugd. Marcel: “Bij de basisscholen in de omgeving geef ik les over politiegerelateerde onderwerpen, zoals werken aan veiligheid, wapens en verkeer. De kinderen vinden het prachtig en kijken echt naar de lessen uit. Als ik ze later toevallig op straat tegenkom, dan roepen ze ‘Hallo agent!’, omdat ze me herkennen. Dat is toch mooi?” Niet alleen kinderen vinden het leuk om informatie te krijgen van de politie, ook ouderen hebben daar behoefte aan, maar dan vooral in de preventieve sfeer. “Laatst heb ik, samen met een andere wijkagent, een lezing gegeven aan ouderen over het voorkomen van misdrijven. Die mensen waren zo enthousiast, er werd direct gevraagd of we het verhaal nog een keer wilden houden”, vertelt Marcel met gepaste trots.
R
Overval tabakshop Marcel: “De gebeurtenis die me het meeste is bijgebleven in mijn carrière als wijkagent? Dat vind ik een moeilijke vraag, want ik geniet van de kleine dingen. Het geeft me bijvoorbeeld een goed gevoel als een bemiddeling bij een ruzie rust en begrip heeft gebracht. Het gaat mij erom dat ik iets kan betekenen voor de mensen in de wijk. Ik herinner me wel een bijzondere situatie van een aantal jaren geleden. Ik controleerde met een collega een auto die technische mankementen had. Op dat moment kwamen er vier mensen aanlopen, die
geest van Edith Stein nog de uitstraling van de school.
Wijkagent Marcel van den Ende: "Midden-Delfland is een prettige gemeente om in te werken."
bij die auto hoorden en ik maakte een praatje met hen. Door de mobilofoon hoorde ik dat er een tabakshop was overvallen door vier personen, met daarbij de signalementen. Deze kwamen precies overeen met de mensen waar ik op dat moment mee stond te praten. De situatie was bizar: eerst een aardig praatje, maar al snel overgaan tot aanhouden. Tijdens het gesprek met mij hadden twee personen de buit in de achterbank verstopt. Kun je nagaan hoe die lui hem hebben geknepen!” ■
ector Karel Franssen: “Het emancipatoire karakter van de oude school is nog springlevend. Ook nu nog bereiden wij veelal kwetsbare leerlingen voor op een bewuste rol in onze maatschappij. Hun eigen culturele en religieuze erfgoed moet daarin worden meegenomen.” Leerlingen zijn welkom op het Internationale Edith Stein College voor vmbo, havo en vwo als ze willen, kunnen en mogen. Franssen: “In dat geval krijgen ze van ons alle steun, zowel vakinhoudelijk als persoonlijk. Er zitten leerlingen bij die nogal wat hebben meegemaakt en soms traumatische ervaringen meebrengen. Bovendien moeten ze zich de taal eigen maken. Wij accepteren de leerlingen in hun verscheidenheid en ik vind het opvallend dat ons dat lukt.”
Krampachtig integreren Franssen is van mening dat de politiek te krampachtig probeert om allochtonen te laten integreren. “De minister weet blijkbaar niet goed wat allochtone scholen zijn. Er is een groot verschil tussen mono-etnische en multi-etnische scholen als het Edith Stein College. Wij hebben geen angst maar respect voor onze leerlingen. Het integratieproces brengen wij vanuit de school met succes op gang. Als de kinderen deze school verlaten hebben ze alles meegekregen om straks competent in het leven te staan.” Dit succes maakt de school uniek in de
Haagse regio. Ook de leerlingen accepteren elkaars verscheidenheid. Niet alleen met betrekking tot hun afkomst, maar zeker ook waar het gaat om de sociale klasse. “Onze scholieren komen uit alle lagen van de bevolking”, constateert rector Franssen. “Veel mensen denken bij het woord allochtoon alleen aan het laagste sociale niveau. De ouders van onze scholieren waren in hun land van herkomst arts of monteur, apotheker of schoonmaker.” Onderwijs is dienstbaar In 2003 keken Franssen en zijn team naar de toekomst. Resultaat daarvan is een visie waarin onderwijs en zorg dienstbaar zijn aan de identiteitsontwikkeling van het kind. Komend schooljaar start het Edith Stein College met een nieuw brugjaar waarin leerlingen niet meer aan vakken, maar aan leergebieden werken. Tot zover niets nieuws, want deze ontwikkeling is vastgelegd in de herziene basisvorming. Maar er zitten voor het vervolgtraject consequenties in deze aanpak. Karel Franssen zet ze op een rij: “Wij zien een tweejarige brugperiode als goede voorbereiding op het vervolgtraject. Daarin kunnen de schotten tussen vmbo, havo en vwo eventueel verdwijnen. Dat geeft de leerlingen de kans gemengd gediplomeerd af te studeren. Een vmbo-leerling bijvoorbeeld die heel goed is in een bepaalde taal, krijgt de mogelijkheid
in die taal op een hoger niveau af te studeren." Van afrekening naar afronding Karel Franssen houdt de vinger aan de pols van actuele ontwikkelingen in het onderwijs en schroomt niet daarin ook zelf het voortouw te nemen. “Wij vragen ons af of het huidige centrale examen van de afrekening die het nu nog is, kan evolueren tot afronding van een schoolloopbaan. Het leerlingenwerkstuk wordt een meesterproef die de leerling aflegt tegenover mensen uit het bedrijfsleven en het vervolgonderwijs. Zo kan er veel op verschillende niveaus aan bod komen en weten de ‘examinatoren’ precies wat ze met deze leerlingen in huis halen.” Rector Franssen is er van overtuigd dat dit systeem zal aanslaan, óók bij het Cito, de onderwijsinspectie en het ministerie. Tot die tijd leidt hij zijn leerlingen op voor het ouderwetse centrale examen. Eén hobbel moet de school nog nemen. Het nieuwe brugjaar was gekoppeld aan een nieuw gebouw. “Het nieuwe team, met de nieuwe inhoud en de nieuwe organisatie moet door nodeloze ambtelijke traagheid starten in een gebouw dat daarop niet is ingericht. De lokale overheid heeft blijkbaar geen gevoel voor kwaliteit en ambitie.” ■
Tekst: Kees Leering Fotografie: Edith Stein College
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
Verantwoord omgaan met publieke middelen
Onze track record bestaat uit onze mensen "Geen omgebouwde bankiers. Effectendienstverlening is een uitermate specialistisch gebeuren, dus wij hebben uit de markt ervaren vermogensbeheerders aangetrokken. Deze mensen hebben bij grote vermogensbeheerders en banken hun sporen verdiend. Ook al bestaat BNG Capital Management pas twee jaar, zij zijn onze track record."
34
Tekst: Kees Leering Fotografie: Martien de Man
A
an het woord is Bert de Kock, directeur van BNG Capital Management in Den Haag. De Kock is voor de Bank Nederlandse Gemeenten verantwoordelijk voor de effectendienstverlening aan de vele klanten van de BNG; een dienst die via een aparte dochteronderneming wordt aangeboden. Deze klanten zijn niet alleen lagere overheden, maar ook instellingen van maatschappelijk belang. “Veel van deze klanten weten niet dat BNG ook effectendienstverlening aanbiedt”, zegt Bert de Kock. “Ze hebben hun geld al elders gestald en ze associëren BNG vooral met leningen en deposito’s.” Wat is BCM? BCM is de vermogensbeheertak van de BNG. BCM is erin gespecialiseerd om de BNG-klanten beleggingen in de ruimste zin van het woord aan te bieden. BNG bood van oudsher de klanten uit het publieke domein, waaronder instanties met een maatschappelijk belang, een volledig financieel dienstenpakket. Dat gold ook in zekere mate voor de dienstverlening op het gebied van de creditgelden. BNG constateerde bij de klanten meer en meer overliquiditeit. Tel daarbij de opbrengsten die in het recente verleden verwacht werden uit de verkoop van nutsbedrijven en het totaal levert aanzienlijke mogelijkheden op om gespecialiseerde effectendienstverlening aan te bieden. Er moest dus een aparte dienstverlener komen die onder toezicht zou komen te staan van de Autoriteit Financiële Markten en die in het werkgebied van BNG zelfstandig kon opereren. Dat werd BNG Capital Management.
“Gebleken is dat de grote privatiseringen nauwelijks hebben plaatsgevonden. Desondanks is de behoefte aan effectendienstverlening groter dan we aanvankelijk dachten”, vertelt een enthousiaste De Kock. BCM kan al na twee jaar ‘zijn eigen broek ophouden’. Nieuwe beleggingsfondsen BCM zet per 1 oktober van dit jaar naast de twee al bestaande beleggingsfondsen vijf nieuwe fondsen in de markt. Hiermee kan BCM haar klanten beleggingsmogelijkheden aanbieden die zijn toegesneden op hun specifieke risicoprofiel en beleggingshorizon. De Kock: “Onze nieuwe producten bieden mogelijkheden voor – tijdelijke – overliquiditeit, óók als het gaat om relatief kleine bedragen. In de regel leveren onze producten hogere verwachte rendementen op dan wanneer de gelden op deposito worden weggezet. De klant maakt uiteraard zijn eigen keuzes, maar ik vind dat we zo langzamerhand af moeten van het idee dat het stallen van gelden iets is wat eigenlijk niet zou mogen. Het standpunt ‘Je moet eerst je schulden terugbetalen en dan mag je pas beleggen’ is niet meer van deze tijd. Waar het om gaat is dat je efficiënt en zorgvuldig met je middelen omgaat. Het goed uitzetten van gelden hoort tenslotte bij goed treasurymanagement. Daarover adviseren wij onze klanten en daarop is het palet van nieuwe fondsen toegesneden.” ‘Dé specialist’ “Ik heb de indruk dat onze klanten zich vaak niet voldoende realiseren waar de werkelijke kansen liggen in het beheer van hun financiële middelen”, geeft De Kock aan. “Dat is ook onze boodschap.
Wij zeggen: ‘Jullie zijn specialist op andere gebieden dan dat van beleggen en jullie beheren publieke gelden. Als je overheid bent en je moet je houden aan de Wet Fido (Financiering Decentrale Overheden), of als je een woningcorporatie bent en je houdt je vrijwillig aan die wet, en als je eigenlijk liever hebt dat het beheer wordt uitbesteed: Doe dat dan ook!’ Onze beleggingsfondsen zijn, zoals onze gehele dienstverlening, op deze mogelijkheden toegesneden en voldoen uiteraard aan de Wet Fido. Daarin zijn wij natuurlijk specialist. Ik denk dat er weinig effectendienstverleners zijn die deze wet en de toepassing ervan zo goed kennen als wij.” Doelstelling Bert de Kock noemt als voorbeeld een groot overheidsfonds voor regionale, infrastructurele maatregelen dat hij beheert. Gelden uit zo’n fonds worden naar behoefte uitgegeven volgens de totstandkoming van het gehele project. "Je kunt dan twee dingen doen. Je kunt het op de bank zetten en wachten tot de tunnel of het volgende fietspad betaald moeten worden. Of je geeft het in beheer en je probeert in de tussentijd het rendement van je middelen zoveel mogelijk te verbeteren. De doelstelling van onze klant moet in dit geval zijn om de inflatie van de bouwsector te compenseren. Door deze inflatie worden veel projecten immers duurder dan ooit was begroot. Onze doelstelling is om dit niet alleen te compenseren, maar om zelfs beter te scoren. De meeropbrengsten vloeien dan weer terug in het infrastructuurfonds, waardoor er meer of betere investeringsmogelijkheden
Bert de Kock, directeur BNG Capital Management
gecreëerd worden. Dát is verantwoord omgaan met publieke middelen.” De Bank Nederlandse Gemeenten is opgezet als een NV, met overheden als aandeelhouders. Dat zegt iets over het vertrouwen dat je in de bank kunt stellen; BNG staat voor iets. Het is dan ook niet verwonderlijk dat BNG beschikt over een zogenoemde Triple A Rating. Deze waardering, die wordt toegekend door internationale en onafhankelijke bureaus, is bepalend voor de marge die de BNG moet betalen als de bank zelf geld aantrekt. De AAA Rating geeft vertrouwen op de internationale financiële markten, maar schept ook verwachtingen bij de klant. Vrije keuze Daarvan is De Kock zich zeer wel bewust. "In deze nieuwe sector van dienstverlening zullen we aan deze hoge verwachtingen moeten voldoen. Wij zijn altijd in concurrentie, onze (overheids-) klanten hebben geen gedwongen winkelnering. Beleggen is de vrije keuze van
onze klanten. En de klant blijft altijd de baas over zijn eigen geld. Gelden kunnen te allen tijde worden vrijgemaakt, waarbij ik wil aantekenen dat hoe meer tijd er zit tussen de aanvraag en het vrijmaken, des te efficiënter en dus ook goedkoper dat zal gaan. Wij hebben een aantal klanten waarvoor wij met een langdurig mandaat dat wel oploopt tot twintig, dertig jaar middelen beheren. We hebben de afspraak dat de rendementen jaarlijks worden uitgekeerd. Mocht er bij één van deze klanten een ramp gebeuren, dan kan deze toch vrijwel direct over zijn geld beschikken.” Bert de Kock zou geen belegger zijn, als hij daar niet direct een ander voorbeeld tegenover zet. “Heb je je middelen belegd en je zou minder financiële ondersteuning vanuit Den Haag krijgen, dan is de eerste reactie vaak om je beleggingen terug te trekken. Het is, denk ik, goed beleid om je af te vragen of het afstoten van beleggingen per definitie het beste middel is om aan je financiële verplichtingen te voldoen. Wij bieden
ook in zo’n geval een specialistische aanpak, waarin timing en flexibiliteit zijn ingecalculeerd.” Beleggen is en blijft de eigen keuze van de klant. BCM zal hierover graag adviseren. “Onze collectieve fondsen staan vanaf E 100.000,- ter beschikking. Daarnaast bieden we voor grotere bedragen ook individueel vermogensbeheer. Wij kijken ook meer en meer naar het cash- en treasurymanagement van onze klanten, hetgeen kan leiden tot speciale onderzoeken en advisering. We bieden bemiddelingsdiensten aan naar andere financiële producten als aandelen, obligaties en derivaten. Dit allemaal wel voor rekening en risico van de opdrachtgevers. Onze advisering is er op gericht mensen te laten weten wat ze aan het doen zijn. Wij proberen potentiële klanten duidelijk te maken waar hun problemen liggen en… hun mogelijkheden. Wij monitoren de beperkingen en doelstellingen, we maken alles transparant. Maar de klant maakt eigen keuzes. ■
SEPTEMBER 2004
4
FOCUS HAAGLANDEN
MKB Adviseurs over schadeloosstelling
Tijdig actie ondernemen voor een goede schaderegeling Den Haag Nieuw Centraal. Een project waarbij het Centraal Station en het gebied daaromheen de komende tien jaar flink op de schop gaat. Het komt er op neer dat het station aan de eisen van de toekomst wordt aangepast, de kantoren eromheen worden uitgebreid, de winkels gemoderniseerd en dat er in het gebied ook woningen komen. In ditzelfde gebied zitten ondernemers die de komende periode flink last zullen ondervinden van de
36
bouwput voor de deur. Zij hebben voorlopig alleen maar nadeel van de plannen. Wat valt er te doen in zo’n situatie? MKB adviseurs geeft advies!
www.mkbadviseurs.nl
Tekst: Esther van der Gaag Fotografie: Paul Lagro
“H
eel belangrijk is om niet achterover te leunen en af te wachten”, zegt Carel van Uunen. Hij is adviseur Onteigening & Vastgoed bij MKB adviseurs. “Je moet altijd aan kunnen tonen wat je gedaan hebt om de schade te beperken. De eerste stap is dan ook om meteen bezwaar te maken bij de gemeente bij dit soort plannen.” “Eenheid maakt macht vind ik nog belangrijker,” vult collega-adviseur Han Kempers aan. “Door een collectief te vormen richting de gemeente, kun je samen de schade proberen te voorkomen of op z’n minst beperken. Alle schade die je niet leidt is meegenomen. De kans om schadevergoeding boven water te krijgen is heel moeizaam. Je bent al gauw een half jaar bezig voor de
MKB Adviseurs is een onafhankelijk adviesbureau voor het Midden- en Kleinbedrijf. De 45 adviseurs van het bedrijf kennen de wereld van de MKB-ondernemer door en door en kunnen snel op de vragen van de klant inspringen. MKB Adviseurs levert advies en ondersteuning over verschillende thema’s die met de tijd meegaan. Door de ontwikkelingen te volgend en hun oor te luister te leggen, kan het bedrijf altijd inspringen op actualiteiten.
beslissing op de aanvraag valt en ondertussen is de schade al geleden.” Veel ondernemers zijn onbekend op het gebied van gedwongen verkoop, huurbeëindiging, onteigening en de daarmee verbandhoudende schadeloosstelling. Logisch, want zo vaak zul je er niet mee te maken te krijgen. Maar als het dan wel zover komt, kun je maar beter deskundig advies vragen. MKB adviseurs biedt deze deskundigheid. Bovendien is het vaak een emotionele zaak. Het is voor een ondernemer lastig om zakelijke belangen en emotionele waarde te scheiden als het om zo'n gedwongen situatie gaat. “Een ander komt immers aan iets wat een ondernemer in jaren heeft opgebouwd. Daar zit vaak ziel en zaligheid
in. Het verzet is daarom in een aantal gevallen groot”, meent Kempers. “Het is een spel, maar als je de spelregels niet kent dan heb je bij voorbaat al verloren,” merkt Van Uunen treffend op. Intentieverklaring Wanneer er sprake is van omvangrijke stedenbouwkundige plannen wordt de ondernemer (eigenaar of huurder) veelal actief benaderd. Dat is in het geval van de ondernemers in Babylon, een onderdeel van Den Haag Nieuw Centraal, ook al gebeurd. Een projectontwikkelaar heeft contact opgenomen om te praten over de nieuwe winkelruimte voor de ondernemer. “Het spel is hier begonnen,” lacht Van Uunen. Veelal wordt gevraagd een intentieverklaring te ondertekenen, waarbij de ondernemer akkoord gaat met het toewijzen van een nieuwe ruimte. “Als er een intentieverklaring getekend is, dan kunnen wij nog maar weinig doen” aldus Van Uunen. “Je moet vóór de ondertekening goede afspraken maken over het vergoeden van de schade en bijkomende voorwaarden.” Schadeloosstelling “We hebben het eerder meegemaakt in een groot overdekt winkelcentrum in Papendrecht. De gemeente wilde het hele centrum slopen en opnieuw opbouwen. Er zaten hier ongeveer dertig ondernemers. Tien van hen hadden al een intentieverklaring getekend. De overige twintig hebben we kunnen adviseren en namens hen de onderhandelingen kunnen voeren. Nu zitten de Han Kempers
meesten in een tijdelijk winkelcentrum. Over vijf jaar kunnen ze terug in het nieuwe centrum. En dat met goede afspraken over de schadeloosstelling, niet alle voor de nieuwe maar ook voor de tijdelijke winkelruimte.” Werkwijze en mogelijkheden Wanneer een MKB adviseur Onteigening & Vastgoed wordt ingeschakeld, luistert hij in eerste instantie naar het verhaal van de ondernemer. Hij inventariseert
zijn huidige situatie, maar kijkt samen met de ondernemer ook alvast naar de toekomst: hoe gaat deze eruit zien en welke investeringen zijn hiermee gemoeid? Dat leidt tot een taxatierapport, waarin staat wat de waarde is van de huidige onderneming en wat het zou kosten om een vergelijkbare zaak te openen. “Schadeloosstelling krijg je op basis van wat je nu hebt”, legt Kempers uit. “Dit vertalen in geld en overige voorwaarden vormen het zwaartepunt in de onderhandelingen. In vrijwel alle gevallen kunnen de onderhandelingen worden afgesloten met een zeer aanvaardbaar resultaat voor onze opdrachtgever. Het aardige daarbij is dat onze advieskosten, als onderdeel van de schadeloosstelling, aan de ondernemer grotendeels worden vergoed.” “Het is belangrijk om je op tijd te laten adviseren. Vaak zijn er meer mogelijk heden dan je voor mogelijk kunt houden. Wanneer een verhuurder iets van plan is, zegt hij vaak de huur op. Wanneer er in het huurcontract staat dat dit mogelijk is, wil dat nog niet zeggen dat hiermee de kous af is. Vaak heb je namelijk recht op bijvoorbeeld vergoeding van een aantal schadeposten,” besluit Kempers. ■ Carel van Uunen
Belangrijk om te weten! 1 Als er schadeveroorzakende infrastructurele plannen, maatregelen of werken worden aangekondigd, is het belangrijk om collectief of individueel gesprekken aan te gaan met het overheidsorgaan (gemeente) om te bespreken of er schadevoorkomende of schadebeperkende maatregelen kunnen worden genomen. Afspraken moeten schriftelijk worden vastgelegd!
2 Als u meent recht te hebben op planschade of nadeelcompensatie, zult u (in principe) zelf het initiatief voor de aanvraag moeten nemen. 3 U zult zelf de schade moeten aantonen mede aan de hand van administratieve gegevens.
4 Van de ondernemer wordt verwacht dat hij niet lijdelijk de schade gaat afwachten,
maar dat hij zelf actief handelt om de schade (zoveel mogelijk) te voorkomen of te beperken.
5 Het is altijd al belangrijk om een zo gedetailleerd mogelijke administratie te voeren, maar het wordt nog belangrijker als er plannen, maatregelen of werken worden aangekondigd, waarvan het vermoeden bestaat dat deze mogelijk tot schade zouden kunnen leiden. Het gaat daarbij om de vastlegging in de periode (bijv. twee jaar) voorafgaande aan de uitvoering, de periode van uitvoering en de periode na uitvoering. In dit kader is het noodzakelijk om: • De gerealiseerde omzetten te splitsen in hoofd-/artikelgroepen; • De gerealiseerde omzetten per periode te registreren; • Aard en data van gevoerde commerciële acties (kortingen, aanbiedingen, reclame, e.d.) vast te leggen;
• Aard en data van overige extra kosten en kostenbesparingen te registreren.
6 Alle feiten en gebeurtenissen (aard en data) in verband met plannen, maatregelen of werken vastleggen op schrift en fotografisch.
7 Branche-omzetgegevens over de in 5 genoemde periode verzamelen (bronnen: CBS, EIM of de eigen brancheorganisatie).
8 Als de planschade of nadeelcompensatie wordt toegekend, zullen de advieskosten meestal ook vergoed worden voor zover die in een redelijke verhouding staan tot de schade.
SEPTEMBER 2004
4
Target: Klanttevredenheid De vraag naar duurdere huurwoningen neemt toe. Blijkbaar is het consumentenvertrouwen in de economie groter dan dat van het kabinet. Dat consumentenvertrouwen wordt in de woningmarkt door Vesteda opgepikt. Vesteda heeft als grootste particuliere belegger van Nederland een
DE WERELD VAN ARBEID EN VERZUIM IS STERK IN BEWEGING
goede neus voor de wensen van de klant. Vandaar dat deze onderneming op drie locaties in Rijswijk bestaande complexen heeft aangepast.
Het is de kunst mee te bewegen. Traditionele arbodiensten hebben daar moeite mee en opdrachtgevers merken dat, juist in roerige tijden. Tredin heeft die flexibiliteit wel in huis. De aanpak van verzuim begint met het voorkómen van ziekte of problemen. Maar als het
De complexen uit de jaren zestig en zeventig aan de Clavecimbellaan, de Sir Winston Churchilllaan en de Prinses Beatrixlaan in Rijswijk hebben de
38
eenmaal zo ver is, gaat Tredin graag voor u aan de slag met ‘de comeback coach’.
uitstraling gekregen die ze geschikt maakt voor de huidige duurdere huurmarkt. Vesteda-accountmanager Simone Westerman licht toe. Veel werkgevers weten niet goed hoe ze ziek personeel adequaat kunnen begeleiden,
Tekst: Kees Leering Fotografie: Judith Jongejan
terwijl actie geboden is. Want door snel ingrijpen kun je voorkomen dat het verzuim onnodig lang gaat duren. De comeback coach stelt niet de arts centraal, maar de
“O
nze markt betreft met name de appartementenmarkt. Senioren òf jonge huishoudens met een bovenmodaal inkomen beslaan onze doelgroep. Juist voor de complexen in Rijswijk zien wij toekomst. Ook al zijn ze dertig jaar oud, ze zijn qua uitstraling en woonvoorzieningen zeker geschikt voor de huidige markt,” aldus Simone Westerman.
medewerker. Samen kijken we naar wat hij of zij nog wél kan. Wij stellen niet alleen
8200 AH LELYSTAD
een diagnose, maar zetten meteen een eerste stap op weg naar een oplossing. En wij
T (0320) 23 90 20
werken met een heel concrete resultaatovereenkomst. Daar mag u ons op afrekenen.
F (0320) 23 90 29
“Als verhuurder stellen wij hoge eisen aan de presentatie van onze complexen. De hoofdentree van een wooncomplex maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. Samen met de architect en de huurdersbelangenverenigingen is voor alle drie de complexen voor een ontwerp gekozen met een open en modern karakter met veel daglicht en optimale veiligheid en toegankelijkheid voor de bewoners.” IRS Woongemaksysteem Vesteda heeft alle woningen voorzien van het IRS Woongemaksysteem. IRS is een afkorting voor ‘Integrated Residential Services’. Het systeem biedt een voorziening aan waarmee in de toekomst de mogelijkheid bestaat om toegang te krijgen tot allerhande vormen van dienstverlening aan huis. De mogelijkheden van het systeem zijn enorm groot. Tot dusver biedt IRS een video-intercomsysteem met geheugenfunctie, brandalarmering en inbraakalarmering op de woningtoegangsdeur. Westerman: “De uitbreidingsmogelijkheden worden momenteel besproken en verder uitgewerkt. Zo denken we ook
POSTBUS 330
Vesteda-accountmanager Simone Westerman
aan het afsluiten van zorgarrangementen voor onze huurders bij een zorgleverancier. De bewoners zijn zeer tevreden met het eindresultaat en dat is voor ons de beste graadmeter om te bepalen of we in onze opzet zijn geslaagd.” Gestoffeerde verhuur Den Haag en omgeving is geografisch gezien bij uitstek geschikt voor gestoffeerde verhuur vanwege het internationale karakter van een groot aantal bedrijven en organisaties in deze regio. Vanuit deze markt bestaat er vraag naar gestoffeerde verhuur. Daaraan komt
Vesteda graag tegemoet. Hiertoe is Vesteda in Rijswijk met een pilot gestart. De woningen worden voorzien van duurzame luxe stoffering, keukenapparatuur en een wasmachine/drogercombinatie. Simone Westerman: “De klant bepaalt zijn keuze niet meer alleen op basis van de woning, de woonomgeving en de huurprijs. Service-, zorg- en gemaksdiensten wegen mee in zijn beslissing. Vesteda wil niet alleen een woning verhuren maar een compleet ‘woonproduct’.” ■
E:
[email protected]
Benieuwd hoe de comeback coach het verzuim in uw organisatie
I: WWW.TREDIN.NL
terug kan dringen? 0320 23 90 20 of www.Tredin.nl
39