fINDEX VOOR DE RAADSVERGADERING VAN 12 APRIL 2012
1. Opening, mededelingen voorzitter en trekking stemmingsnummer. .....................................................98 2. Vaststellen van de agenda....................................................................................................................98 3. Notulen van de openbare raadsvergadering van 16 februari 2012.. ................................................... 100 4. Ingekomen stukken............................................................................................................................. 100 ___Hamerstukken____ 5. Voorstel van het college om het bestemmingsplan ‘Gasleiding oostgrens’ vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2012/033/1). ........................................................................................................... 100 6. Voorstel van het college om het bestemmingsplan ‘Kloosterweg 96’ vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2012/019/1). ........................................................................................................... 100 7. Voorstel van het college om het bestemmingsplan ‘Raaystraat 10’ vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2012/025/1). ................................................................................................................................... 100 8. Voorstel van het college om in te stemmen met het herzien van de grenzen van de bebouwde kom Boswet (raadsvoorstel nr. 2012/024/1)........................................................................................ 100 10. Voorstel van het college om in te stemmen met de beheersverordening begraafplaatsen (raadsvoorstel nr. 2012/022/1). ..................................................................................................................... 100 12. Voorstel van het college om in te stemmen met de afronding van de samenwerking met de Stichting Wonen-Zuid betreffende de herstructurering van Kemp-Kitskensberg en Roermondse Veld (raadsvoorstel nr. 2012/018/1). ................................................................................................... 100
____Bespreekstukken____ 8a. Instellen van een werkgroep. .............................................................................................................. 100 9. Voorstel van het college om de grens van de bebouwde kom Maastrichterweg-Rijksweg N271 aan te passen (raadsvoorstel nr. 2012/003/1)..................................................................................... 102 11. Voorstel van het college tot vaststelling van de kadernota Welzijn (welzijnsvisie) (raadsvoorstel nr. 2012/008/1). ................................................................................................................................... 107 13. Voorstel van het college om het Masterplan Maasplassen vast te stellen en in te stemmen met de intentieovereenkomst intergemeentelijke structuurvisie Maasplassen (raadsvoorstel nr. 2012/011/1). ........................................................................................................................................ 121 14. Voorstel van het college om de ‘Kwaliteitsatlas Kaleidos, wonen in het landschap van de Roervallei’ vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2012/022/1)............................................................................ 134 15. Voorstel van het college om in te stemmen met het Meerjaren-investeringsprogramma (MIP) 4 en het meerjarenprogramma Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg (GOML) (raadsvoorstel nr. 2012/023/1). ........................................................................................................................................ 141 16. Voorstel van het college om in te stemmen met de Economische Uitvoeringsagenda en Netwerkstructuur Brainport 2020 Hoge Dunk/OML (raadsvoorstel nr. 2012/027/1).................................. 141 17. Voorstel van het college om in te stemmen met het voorstel inzake startersleningen (raadsvoorstel nr. 2012/031/1). ............................................................................................................................ 139 18. Vragenuur. .......................................................................................................................................... 142 19. Sluiting ................................................................................................................................................ 142
SPREKERSINDEX
Beeren-Adriaans, 112, 122, 134, 137 Beers, van, 113 Breugelmans, 99, 101, 124, 127, 132 Coenen, 100, 111, 120 Daamen, 102, 105, 111, 118 Faber-Doornebosch, 102, 105, 108, 117, 118, 139 Franssen, 99, 123, 131, 132, 139 Guffens, 100, 102, 105 Heijnen, 112 Hutjens, 106, 135, 138 Huurdeman, 103, 105 Jacobs, 110, 116, 118 Lomans, 108, 117, 118 Lucas, 102, 104, 106, 122, 134 Moison, 98, 99, 101, 102, 104, 105, 106, 113, 118, 119, 120, 121, 130, 131, 133, 136, 137, 138 Öztürk, 99, 101, 113 Pilz-van Elven, 123, 132, 134, 137 Pleyte, 98, 99, 107, 116, 120, 135, 138, 140, 141 Puper, 101, 102, 110 Thissen-Heynen, 125, 132, 135, 138 Wethouder IJff, 104, 105, 106, 129 Wethouder Kemp, 107, 114, 116, 119, 120 Wethouder Van Rey, 100, 101, 126, 127, 131, 133, 136, 137, 138, 140, 141
Openbare raadsvergadering, gehouden op 12 april 2012
DERDE VERGADERING
Aanwezig: de heer A.C.P. Peters, eerste plaatsvervangend voorzitter; de heer J. Vervuurt, griffier; de dames P.T.G.J Beeren-Adriaans (S.P.), W.H.M.A. van Beers (Roermond Sociaal), M. FaberDoornebosch (P.v.d.A.), M.H. Pilz-van Elven (D.S.), E.M. Thissen-Heynen (P.v.d.A.) en A.P.H. Waajen-Crins (C.D.A.) en de heren H.J.M. Achten (V.V.D.), A. Bayrak (P.v.d.A.), T.M. Breugelmans (C.D.A.), L.W.M. Coenen (Stadspartij Roermond), L.J.M. Daamen (D.S), T.A.K.H.G. Dohmen (V.V.D.), D.W.H. Franssen (V.V.D.), L.G.A. Guffens (C.D.A.), P.G.M.A.B. Heijnen (B.B.R.), H.M. Hutjens (V.V.D.), M.J. Huurdeman (V.V.D.), H.J.A. Jacobs (C.D.A.), R. Jennekens (V.V.D.), E.F.J.M. Lomans (V.V.D.), J.F.H. Lucas (B.B.R.), C.T.P. Moison (GroenLinks), E.M.A. Oele (V.V.D.), S. Öztürk (P.v.d.A.), A.C.P. Peters (V.V.D.), F.J. Pleyte (D66), J. Puper (V.V.D.) en E.K. Ramdani (P.V.D.E.), leden. Tevens aanwezig: mevrouw R.L. Moussaoui (V.V.D.) en de heren W.A.J. Kemp (C.D.A.), J.F.B. van Rey (V.V.D.), G. IJff (P.v.d.A.) en V.G.J. Zwijnenberg (V.V.D.), wethouders. Afwezig: de dames M.A.J. Smitsmans-Burhenne (GroenLinks) en K.C.J. Straus (V.V.D.) en de heer Ö.F. Aslankurt (C.D.A.), alsmede de heer H.M.J.M. van Beers (burgemeester). Secretaris: de heer mr. drs. J.J.Th.L. Geraedts, gemeentesecretaris.
98 1. Opening, mededelingen voorzitter en trekking stemmingsnummer. De voorzitter (de heer Peters) opent te 18.05 uur de vergadering en verzoekt een moment stilte om eenieder in de gelegenheid te stellen tot een gebed of overweging. Hierna spreekt hij als volgt: Dames en heren. Van harte welkom in deze raadsvergadering. Ik deel u mede dat bericht van verhindering is ontvangen van de burgemeester, mevrouw Smitsmans, mevrouw Straus en de heer Aslankurt. De heren Achten en Ramdani hebben laten weten wat later ter vergadering te zullen komen. Als stemmingsnummer wordt getrokken nr. 24, zodat de heer Moison in voorkomend geval het eerst aan de beurt van stemmen is. 2. Vaststellen van de agenda. De voorzitter: Dames en heren. Agendapunt 10 (beheersverordening begraafplaatsen) was op verzoek van de CDA-fractie als bespreekstuk opgenomen. Het CDA heeft inmiddels laten weten alsnog te kunnen instemmen met afdoening van het onderwerp als hamerstuk. Door de fracties van GroenLinks en Demokraten Swalmen was verzocht agendapunt 12 (afronding samenwerking met Stichting Wonen-Zuid betreffende de herstructurering van KempKitskensberg en Roermondse Veld) als bespreekstuk te agenderen. Beide fracties kunnen zich echter vinden in de uitleg die het college heeft verstrekt in de groene flap, zodat het voorstel alsnog aan de hamerstukken kan worden toegevoegd. Het Masterplan Maasplassen was als agendapunt 13 opgenomen op de conceptagenda. In haar vergadering van 21 maart jl. heeft de commissie Ruimte in meerderheid besloten het voorstel niet te behandelen. Op 26 maart 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders per brief aan het presidium verzocht het voorstel toch voor deze vergadering te agenderen. Het presidium heeft echter geoordeeld dat het wel of niet agenderen van dit onderwerp een politieke aangelegenheid is. Het presidium laat het daarom aan de raad over te besluiten of dit onderwerp vandaag moet worden behandeld. Ik verzoek de raad zich daarover uit te spreken. De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. Het eerste wat opvalt is dat dit voorstel wel op de agenda staat. Nu wordt ons voorgesteld het voorstel eventueel van de agenda af te voeren, terwijl het eerder in de rede ligt de vraag te stellen of het als agendapunt kan worden opgevoerd. In tegenstelling tot wat u zojuist hebt gezegd, heeft het presidium wel degelijk een politiek besluit genomen door het alvast op de agenda op te nemen. In de tweede plaats wijs ik erop dat het commissiereglement bepaalt dat de commissie bij machte is een stuk van de agenda af te voeren en dat het vervolgens aan de commissie is te bepalen wanneer het stuk opnieuw zal worden opgevoerd. Als het voorstel vanavond wordt behandeld, handelen we dus in strijd met het reglement van orde voor de commissies. Het heeft dan immers geen zin meer het stuk in de commissie te behandelen. Alleen al daarom is het niet mogelijk dit voorstel vanavond te bespreken. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Ik ben het daarmee geheel eens en wacht graag de reactie van anderen hierop af. Daaraan wil ik nog toevoegen dat het een miskenning van de commissie zou zijn als het voorstel vanavond zou worden behandeld. De voorzitter: Het voorstel had inderdaad los kunnen worden bijgevoegd in plaats van het al meteen als punt 13 aan de agenda toe te voegen, zodat u had kunnen besluiten het al dan niet op te nemen. Ook nu laat het presidium het overigens aan de raad over, zodat het hierover geen waardeoordeel velt.
99
De heer Moison: U hebt niet geluisterd naar de heer Pleyte. Hij heeft betoogd dat dit in strijd is met het reglement van orde voor de commissies. De voorzitter: Daar ben ik niet helemaal in thuis. Is het inderdaad in strijd met het reglement van orde, griffier? De griffier: Nee. De voorzitter: Ik zie dat ook de heer Breugelmans hierover het woord verlangt. Gelukkig is hij na een ongeval weer onder ons. De heer Breugelmans: Ja, ik vond dat ik mijn gezicht vandaag toch even moest laten zien, voorzitter. In reactie op de opmerking van de heer Moison wijs ik erop dat de raad zijn eigen agenda bepaalt. Punt. Het is dus aan de raad te bepalen of het voorstel inzake de Maasplassen vandaag al dan niet kan worden behandeld. De heer Pleyte: Maar er is ook een reglement van orde voor de commissies en dat geeft aan dat het aan de commissie is te bepalen wanneer een stuk opnieuw op de agenda komt. Dat reglement van orde hebben wij hier met elkaar vastgesteld en bovendien zijn alle leden van de raad lid van die commissie. Het is dan ook een beetje vreemd – of laat ik het populairder zeggen: we doen maar wat – als we op deze manier met onze eigen reglementen omgaan. De heer Breugelmans: Met alle respect voor uw redenering, maar als de commissie dit stuk alsnog wil bespreken, kan ze besluiten het alsnog op de agenda te zetten. Dat is geen enkel probleem. De raad bepaalt echter zijn eigen agenda. De heer Öztürk: Blijkbaar lopen de meningen inhoudelijk uiteen. Misschien verdient het aanbeveling de vergadering vijf minuten te schorsen om het oordeel van deskundigen/juristen in te winnen, zodat we niet hoeven te blijven discussiëren over de vraag of het wel of niet kan. De voorzitter: Als u artikel 9 van uw eigen reglement even raadpleegt, zult u zien dat een schorsing hierover niet nodig is. De heer Franssen: Mijnheer de voorzitter. Volgens mij bepalen wij hier onze eigen agenda. Ik ben het dus helemaal eens met heer Breugelmans en verwijs hiervoor ook naar artikel 9. De heer Pleyte: Dan is het op z’n minst redelijk ook artikel 12 van het reglement van orde voor de commissie hierbij te betrekken. De heer Franssen: Met alle respect, maar we zijn hier vanavond bijeen in een raadsvergadering en niet in een commissievergadering. De voorzitter: Zo komen we er niet uit. Ik verzoek de raad zich bij handopsteken uit te spreken over de vraag of het voorstel aan de agenda kan worden toegevoegd. Het ordevoorstel wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met de stemmen van de O6 tegen aanvaard. De voorzitter: Dames en heren. Vorige week hebt u een motie aangenomen, waarmee het voornemen is uitgesproken in deze raadsvergadering een werkgroep in te stellen. De taak van die werkgroep is in de motie uitgebreid beschreven. Om het instellen van deze werkgroep vandaag mogelijk te maken, is afgelopen dinsdag een aanvullend raadsvoorstel aan u toegestuurd. Ik stel voor dat voorstel als punt 8a. aan de agenda toe te voegen.
100
Aldus wordt besloten. De heer Guffens: Mijnheer de voorzitter. Bij de behandeling van het voorstel inzake de Maasplassen zal ik niet aan de discussie deelnemen, omdat ik bestuurslid ben bij een vereniging die bij deze ontwikkelingen betrokken is. De heer Coenen: Met een hint naar de gedragscode: ik woon daar en zou er dus ook belang bij kunnen hebben. De voorzitter: Dat zult u voor uzelf moeten afwegen; daar ga ik niet over. De heer Dohmen: Mijnheer de voorzitter. Ik zal niet deelnemen aan de beraadslagingen over agendapunt 14, omdat mijn werkgever aandeelhouder is in dat plan. Wethouder Van Rey: Vandaag of morgen zit ik hier alleen! De agenda wordt hierna gewijzigd vastgesteld. 3. Notulen van de openbare raadsvergadering van 16 februari 2012.. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze notulen ongewijzigd vastgesteld. 4. Ingekomen stukken. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform de door het presidium voorgestelde afdoening besloten. Hamerstukken. 5. Voorstel van het college om het bestemmingsplan ‘Gasleiding oostgrens’ vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2012/033/1). 6. Voorstel van het college om het bestemmingsplan ‘Kloosterweg 96’ vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2012/019/1). 7. Voorstel van het college om het bestemmingsplan ‘Raaystraat 10’ vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2012/025/1). 8. Voorstel van het college om in te stemmen met het herzien van de grenzen van de bebouwde kom Boswet (raadsvoorstel nr. 2012/024/1). 10. Voorstel van het college om in te stemmen met de beheersverordening begraafplaatsen (raadsvoorstel nr. 2012/022/1). 12. Voorstel van het college om in te stemmen met de afronding van de samenwerking met de Stichting Wonen-Zuid betreffende de herstructurering van Kemp-Kitskensberg en Roermondse Veld (raadsvoorstel nr. 2012/018/1). Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig deze voorstellen en de daarbij behorende ontwerpbesluiten. Bespreekstukken. 8a. Instellen van een werkgroep. De voorzitter: Dames en heren. De werkgroep zal zich bezighouden met de uitwerking van de aanbevelingen van de commissie Sorgdrager/Frissen. Naast de burgemeester worden voor de-
101
ze werkgroep leden gezocht vanuit het college en vanuit de raad. Allereerst leg ik het college de vraag voor of het leden voor de werkgroep wil voordragen. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. In de afgelopen week heeft het college niet alleen de raadsvergadering van 5 april geëvalueerd, maar ook over dit onderwerp gesproken. Het college stelt voor de burgemeester in de werkgroep op te nemen – of dat gebeurt in zijn hoedanigheid van voorzitter van het college of als rijksorgaan, moet de werkgroep maar uitmaken – en de heren Zwijnenberg en IJff. De voorzitter: Het woord is thans aan de raad. De heer Puper: Mijnheer de voorzitter. Vorige week hebben wij ingestemd met de motie die was ingediend door CDA en PvdA. Wij willen van harte aan deze werkgroep meewerken. Uit onze fractie hebben drie leden zich hiervoor kandidaat gesteld, maar misschien is het beter eerst met elkaar te discussiëren over de gewenste omvang van de werkgroep. De voorzitter: De omvang is mijns inziens niet zo spannend. Iemand die in de werkgroep wil plaatsnemen kan zich daarvoor opgeven en dan gaan we met z’n allen aan de slag, voor mijn part met z’n 31’en. De VVD-fractie stelt drie kandidaten, begrijp ik. Wie zijn dat? De heer Puper: De heren Achten, Oele en Hutjens. Ik wil er echter het volgende aan toevoegen. De samenstelling van de werkgroep zal naar onze mening recht moeten doen aan de verhouding in deze raad. Mocht een aantal van drie VVD-leden een oververtegenwoordiging blijken, dan komen we erop terug. De voorzitter: Ik heb begrepen dat het een adviescommissie zal worden. De adviezen worden aan de raad voorgelegd, en daar liggen de verhoudingen zoals ze liggen. Ik geloof dan ook niet dat een afspiegeling van de verhoudingen in de raad zo erg speelt in de werkgroep. De heer Puper: Ik wil graag eerst de reacties van de anderen vernemen. De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. Voor de toekomst van Roermond is deze werkgroep van evident belang, want daarin zal de bestuursstructuur en -cultuur van deze gemeente voor een groot deel worden gedefinieerd. Het is daarom naar onze mening van belang dat aan deze werkgroep zo breed mogelijk wordt deelgenomen door de raad. Het is juist de bedoeling dat wij ons met z’n allen, zowel raad als college, druk maken over datgene wat de toekomst voor Roermond gaat brengen. We kunnen een heleboel goede zaken regelen als we dat samen doen, met respect voor elkaar en natuurlijk ook met respect voor de getalsverhoudingen, maar die komen in de raad wel tot uitdrukking; dat hoeft wat ons betreft niet ook nog in de commissie te gebeuren. Wij zullen mevrouw Waajen in de commissie afvaardigen. De heer Öztürk: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben de motie vorige week samen met de CDAfractie ingediend. Het gaat om een belangrijke zaak, maar uiteindelijk is het een adviescommissie die zaken gaat voorbereiden. Het is altijd aan de raad om een beslissing te nemen. Wil deze werkgroep de ruimte krijgen om goed te kunnen werken, dan zal iedere fractie naar onze mening één vertegenwoordiger moeten afvaardigen. Als de VVD drie leden wil afvaardigen naar de werkgroep om recht te doen aan de verhoudingen, wijs ik erop dat die verhoudingen al in de raad liggen. De werkgroep moet ook werkbaar zijn en het is de vraag of dat het geval is als je zoiets met 30 man gaat voorbereiden. Wij willen mevrouw Thissen in de werkgroep afvaardigen. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. In de fractie van GroenLinks hadden wij alle leden opgeroepen om mee te doen, maar ik heb zojuist begrepen dat dat niet mag. Namens ons stelt
102
mevrouw Smitsmans zich beschikbaar om in ieder geval het democratische gehalte in de werkgroep te waarborgen. De heer Puper: Als u dit later nog eens naleest, denk ik dat u er spijt van zult hebben dat u dit hebt gezegd! De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. Namens Burger Belangen Roermond stelt ondergetekende zich beschikbaar. De heer Daamen: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Pilz zal namens Demokraten Swalmen in de werkgroep plaatsnemen. De voorzitter: Ik stel vast dat namens de raad acht kandidaten zijn gesteld. De heer Puper: Dat zo zijnde, zal de VVD-fractie één van haar kandidaten terugtrekken, en wel de heer Hutjens. De voorzitter: De zeven genoemde kandidaten zullen samen met drie collegeleden, t.w. de heren IJff en Zwijnenberg en de burgemeester, de werkgroep vormen. Ik stel vast dat u hierover geen stemming wenst en dat hiermee de werkgroep is ingesteld. Ik wens iedereen veel succes. 9. Voorstel van het college om de grens van de bebouwde kom MaastrichterwegRijksweg N271 aan te passen (raadsvoorstel nr. 2012/003/1). De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. In de commissie hebben wij de verschillende varianten besproken en daarmee ingestemd, al heb ik eraan toegevoegd dat ik waarschijnlijk Ool niet meer binnen zal durven gaan als daar zo’n verschrikkelijke naam op het bord prijkt. Gisteren heb ik het in het seniorenconvent van Ool besproken en de conclusie van dat convent is dat het eigenlijk geldweggooierij is. Een juridische status heeft het vervangen van de borden niet, er ligt puur en alleen een soort beheersmatig beleid aan ten grondslag. Het instellen van een 70 km-zonering kan ik in het kader van duurzaam veilig begrijpen. Het is van tijdelijke aard, omdat we straks tot verdichting langs de rijksweg overgaan, maar gedurende de periode dat er nog niets gebeurt mag die 70 km-zonering wat ons betreft ingesteld worden. Het amendement van CDA en VVD heb ik pas heel laat ontvangen, maar ik ben niet zo kinderachtig als die andere partij om het daarom niet in behandeling te nemen. In besluitpunt f. wordt voorgesteld de aanduidingsborden van de kernen en de bebouwde kommen in Roermond-Zuid niet per direct te vervangen, maar conform het huidige beheer- en onderhoudsschema. De borden zijn inderdaad pas vernieuwd en hebben een levensduur van ongeveer 40 jaar, zodat ze eigenlijk pas over 40 jaar vervangen zouden behoeven te worden. Dat amendement verwelkom ik dan ook, omdat er op deze manier geen geld wordt weggegooid. Het voorstel om alle borden wit te maken onderschrijf ik niet. Ik blijf wat dat betreft bij variant 1. Mevrouw Faber-Doornebosch: Mijnheer de voorzitter. In de commissie heb ik gezegd dat wij dit een goed voorstel vinden, vooral vanwege de veiligheid en de leefbaarheid. Door CDA en VVD is nu een amendement ingediend. Alvorens daarop in te gaan, wil ik even het antwoord van de wethouder afwachten. De voorzitter: Het amendement is gistermorgen aan iedereen toegestuurd, maar later nog gewijzigd. Wellicht kan de heer Guffens dit even toelichten. De heer Guffens: Mijnheer de voorzitter. Ik zal dat direct doen, maar eerst wil ik op het voorstel zelf ingaan.
103
Vanavond spreken we over de wijziging van de grens van de bebouwde kom in RoermondZuidwest en over de kilometerzonering op de Maastrichterweg/Rijksweg N271. Wat betekent dat nu voor Arie en Marie op de Gerbergaweg, oftewel: wat gaat er veranderen voor de Roermondenaren in het algemeen? Welnu, de grens van de bebouwde kom wordt verplaatst, de maximum snelheid op de rijksweg wordt verlaagd en de kernen Herten, Merum en Ool worden anders aangeduid. Vinden Arie en Marie van de Gerbergaweg dit belangrijk? Ja. Merken ze hier iets van? Ja. Het college stelt voor de rijksweg anders in te richten: veiliger, leefbaarder, toegankelijker, en daarmee is het CDA het van harte eens. Het college stelt ook voor de maximum snelheid te verlagen van 80 naar 70 km per uur vanaf de rotonde Mussenberg tot de rotonde Schepersweg, en daarna, in de richting van de stad en Hattem, tot 50 km per uur. Het CDA is van mening dat de 70 km-zone kan worden doorgetrokken tot aan de nieuw aan te leggen rotonde Burgemeester Geuljanslaan. Daarmee creëren we een nog aantrekkelijker ontsluitingsweg voor Roermond-Zuid. Hiertoe hebben wij samen met de VVD een amendement opgesteld. Wat gaat er nog meer veranderen? Na het realiseren van de nieuwe rijksweg/Maastrichterweg wordt ook de bebouwde-komgrens aangepakt, gevolg van nieuwe ontwikkelingen rondom de Stadsrandzone Zuid en de voltooiing van woningbouw in Herten. Het verplaatsen van de grens van de bebouwde kom vormt volgens het college de reden voor de andere komaanduidingen van Merum, Herten en Ool. Waarom?, vragen wij ons af. Omdat ze langs de rijksweg liggen en dit verwarrend zou zijn voor de weggebruiker? Welke verwarring dat zou zijn, is even een raadsel. Die redenering is niet geheel te volgen, daar de andere situatie niet anders is. Alleen de snelheid op de Maastrichterweg/N271 wordt verlaagd. En ja: de ontwikkelingen van de Stadsrandzone Zuid komen binnen de bebouwde kom, maar verder niets. Deze situatie dateert al van de laatste herindeling tussen Roermond en Herten in 1990. Je rijdt op de rijksweg en je ziet bij Linne, of bij de afrit A73 Rabobank, de blauwe borden Roermond/Remunj. Je betreedt de bebouwde kom en vervolgens ga je naar de Schepersweg richting Merum, of je neemt de structuurweg Mussenberg richting Herten. En ja, dan zie je de bebouwde-komaanduiding Merum of Herten, maar dat is logisch. Het college verdient ook een compliment, want het geeft ons vanavond iets te kiezen uit drie varianten, waarbij het college wel aangeeft dat variant 3 voor hem de meest wenselijke is, waarmee de bebouwde kommen van Herten, Merum en Ool opgaan in de bebouwde kom van Roermond. Die kernen worden in de toekomst dan aangeduid met de historische kernborden, wit met zwarte tekst. Maar wat merken Arie en Marie van de Gerbergaweg hier nu van? Verdwijnt Herten van de kaart, uit de telefoongids, van de TomTom? Moet ik straks op de TomTom intoetsen ‘Gerbergaweg Roermond’, of….? Kortom, wordt het adres van Arie en Marie veranderd in Gerbergaweg Roermond? Behoud van identiteit heeft ook te maken met waar je woont, waar je je leven lang thuis voelt. Verplaatst u zich daar maar in. Ik denk overigens dat u dat gedaan hebt. Als het aan ons ligt, komen de andere varianten ook goed uit de bus. De kernen blijven bestaan als bebouwde kom en de Stadsrandzone wordt bebouwde kom van Roermond. Een duidelijker aanduiding zou bijna niet kunnen. De bewoners en bezoekers van onze stad rijden na de herinrichting van de rijksweg over een eenduidige, veilige en aantrekkelijker ontsluitingsweg Roermond binnen. Het amendement hebben wij gisterochtend laten verspreiden en daarin hebben wij na overleg inmiddels nog enkele verbeteringen aangebracht. De heer Huurdeman: Mijnheer de voorzitter. Zoals wij in de commissie al hebben gezegd, waren wij niet zo blij met het voornemen om vanaf de rotonde-Schepersweg – bij de Rabobank – tot aan Roermond een maximum snelheid in te voeren van 50 km per uur. Al jarenlang praten wij in de commissie Ruimte, voorheen de commissie openbare werken, over mogelijkheden om het sluipverkeer in Roermond-Zuid aan te pakken en wij zijn er nog steeds niet in geslaagd daar echt iets aan te doen. Daarom vond de VVD het geen goed idee om van de ontsluitingsweg voor
104
Roermond-Zuid een 50 km-weg te maken, want dat zou zeker niet bijdragen aan het afnemen van het sluipverkeer. Onze fractie besloot daarom daar iets aan te doen. Gelukkig kwam het college al met een voorzetje om in ieder geval tot aan de Mussenberg een snelheid van 70 km per uur in te voeren, maar dat ging ons nog niet ver genoeg, vandaar dat wij samen met het CDA een amendement hebben ingediend, met de bedoeling de maximum snelheid van 70 kim per uur door te trekken tot de rotonde Burgemeester Geuljanslaan. Zeker nu het college ons verzoek heeft gehonoreerd om bij de inrichting van de Maastrichterweg een vierde tak voor de afslag Leropperweg mee te nemen, waardoor daar ook een goede oversteek komt voor fietsers en voetgangers, is dat van belang. Dat wij 70 voorstellen, en niet 80, komt omdat 70 km per uur mogelijk is binnen de bebouwde kom en fietsers en voetgangers daardoor voorrang kunnen krijgen op de rotondes. De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. In de commissie is dit voorstel uitvoerig besproken. Op een gegeven moment vroegen we ons af waar we het eigenlijk over hadden, blauwe borden, witte borden? Wij hebben toen al aangegeven dat wij voor uniformiteit zijn. Als je Maasniel binnenkomt, zie je daar een wit bord met de tekst Maasniel en Neel. Daar kunnen Arie en Marie van de Gerbergaweg ook naar gaan kijken, dan zien ze hoe mooi dat is! Wat dat betreft zijn wij zeer te spreken over het feit dat we uniformiteit krijgen in het Roermondse. Het amendement hebben wij gisteren gekregen, zodat we het nog hebben kunnen bespreken. Voordat wij ons voor of tegen dat amendement uitspreken, wachten wij even de reactie van het college af. Wethouder IJff: Mijnheer de voorzitter. Vanuit de gewijzigde situatie rond de Maastrichterweg – een aantal sprekers heeft beaamd dat het uit een oogpunt van verkeersveiligheid verstandig is de grenzen daar wat te verleggen – hebben wij nagegaan wat een logische eenheid zou zijn voor het gebied en hoe voorkomen kon worden dat er een heleboel borden bij zouden komen. Het stedelijk gebied rond de vroegere kernen Herten, Merum en Hool begint langzamerhand helemaal volgebouwd te worden en het is daarom beter dat als één bebouwde-komgebied te bekijken, uiteraard wel met respect voor de identiteit van de diverse kernen. Daarom hebben we daar gekozen voor de systematiek die in het verleden ook al is toegepast, wat betekent dat daar de zogenaamde witte borden zullen worden geplaatst als ons voorstel wordt gevolgd. Naar onze mening kunnen we zo het optimum bewerkstelligen tussen aan de ene kant het voorkomen van te veel borden en onduidelijkheid en aan de andere kant het bewaren van de identiteit in vorm van de kernborden, ook in het dialect. Ik heb geproefd dat ook de raad die redenering volgt. Als de raad nog specifieke vragen heeft over de tekst op de borden en het dialect, doe ik er het zwijgen toe en verzoek ik collega Kemp daarop nader in te gaan! De heer Moison heeft er even op gezinspeeld, maar ik heb het idee dat het wel verstandig is zoals het in de groene flap is omschreven. Wij hebben de heer Bakkes advies gevraagd en dat advies volgen wij. De heer Moison: De mensen kunnen niet uitspreken wat nu voorgesteld wordt. Ik raad dat dan ook af, anders zijn die borden over een week toch weer weg. Wethouder IJff: Als de onderbouwing van de heer Bakkes nog uitleg vergt, laat ik dat graag aan collega Kemp over. In het voorstel dat in het amendement wordt gedaan voor de 70 km-zone kunnen wij ons vinden, mede vanuit de gedachte dat Keulen en Aken ook niet op één dag zijn gebouwd. Het is goed de snelheid aan te passen aan de feitelijke situatie. Als alle bebouwing gerealiseerd is, zal hierover wellicht opnieuw moeten worden gesproken in de raad, maar voorlopig kunnen wij ons vinden in het voorstel om vanaf de Burgemeester Geuljanslaan het 70 km-regime in te voeren. Formeel voeg ik eraan toe dat in dat geval op het stukje Burgemeester GeuljanslaanLeropperweg de snelheid van 50 naar 70 km zal gaan. Ambtelijk is mij aangedragen dat dan de
105
theoretische kans bestaat dat extra onderzoek zal moeten worden gedaan naar geluidhinder en dat soort zaken, maar dat vind ik zelf eigenlijk van nul en generlei waarde op die locatie. De heer Moison: Wettelijk zult u toch moeten aantonen dat de versnelling van 20 km op dat gedeelte geen extra bronlawaai veroorzaakt op de gevel. Wethouder IJff: Dat zoeken we uit, maar het is zo’n detailwijziging dat het volgens mij wel los zal lopen. Verder kan ik me voorstellen dat in het detailprofiel dat nu wordt uitgewerkt ook nog even gekeken zal worden naar de fietsoversteek naar de woonwijk toe. Als daaruit een detailwijziging voortkomt, zal ik dat de commissie rapporteren. Ook tegen de toevoeging die in het amendement wordt voorgesteld ten aanzien van de bebording hebben wij geen bezwaar. Ik begrijp eruit dat het vooral de bedoeling is desinvesteringen te voorkomen en in de sobere tijden waarin we leven lijkt me dat alleen maar verstandig. Al met al kunnen wij dus leven met het amendement. De heer Daamen: In het oorspronkelijke amendement dat wij hebben ontvangen werd voorgesteld punt a. uit het besluit te schrappen: opheffen bebouwde kom Herten, Merum en Ool, en die te voegen aan de bebouwde kom van Roermond. In het gewijzigde amendement staat daar niets over. Voorgesteld wordt nu alleen twee punten aan het besluit toe te voegen. De heer Guffens: Dat klopt. In het besluit blijft punt a. nu staan. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Wat de borden betreft, wil ik van de wethouder graag nog iets over de levensduur horen. Hoe lang blijven die borden nog staan, gegeven de normale levensduur? Voorts doe ik nog een klemmend beroep op u om Ool Ool te laten. Mevrouw Faber-Doornebosch: Mijnheer de voorzitter. Zoals al gezegd, vinden wij vooral de veiligheid en de leefbaarheid heel erg belangrijk. Verder stellen wij het op prijs dat de identiteit van de kernen Merum, Herten, Ool en Aan de rijksweg als wijk als zodanig wordt behouden. Het amendement vinden wij heel sympathiek, vooral omdat het erin voorziet dat de snelheid wordt aangepast aan de feitelijke situatie, wat ook weer de veiligheid en de leefbaarheid ten goede komt. Derhalve kunnen wij met het amendement instemmen. De heer Guffens: Mijnheer de voorzitter. Van de wethouder heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag of Arie en Marie straks op de Gerbergaweg in Roermond zullen wonen. Is Roermond nu uniek met deze historische kernaanduidingen? Nee, kan ik die vraag zelf beantwoorden. Als ik in Zuid-Limburg rondrijd, zie ik dat het op meer plaatsen wordt toegepast. Gisteren heb ik ze nog mogen aanschouwen in Valkenburg aan de Geul en in de gemeente Nuth. Wat dat betreft zijn we dus niet uniek. De vraag die de heer Moison heeft gesteld over de levensduur van de borden is een interessante, want wellicht blijven ze nog 38 jaar staan en wie zou dat niet willen in deze minder florissante economische tijden? Tenslotte ga ik ervan uit dat wat het college in de groene flap heeft beschreven ergens in 2003 door de raad is besloten en dat het volledig correct is om de kernen anders aan te duiden. Met de heer Lucas ben ik het volledig eens dat wij dan uniform moeten handelen, ook al kan dat soms pijn doen. De heer Huurdeman: Mijnheer de voorzitter. De ambtelijke ondersteuning die wij de laatste dagen hebben gehad – waarvoor dank – heeft ertoe geleid dat wij het amendement op het laatste moment nog enigszins hebben moeten aanpassen. Het college dank ik voor het feit dat het het amendement wil overnemen en uitvoeren.
106
De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. Het zou mooi zijn als we over 38 jaar nog eens terugdenken aan 12 april 2012, toen we besloten dat er andere borden moesten komen. Het lijkt me erg lang. Wij kunnen leven met het amendement en onderschrijven de oproep van de heer Moison om de naam Ool ongewijzigd te laten en er geen Oeal van te maken. De heer Hutjens: Daar ben ik het niet mee eens. Op Wikipedia, dat gevoed wordt door de mensen zelf, die het eigen dialect willen handhaven, is het aangeduid als Oeal. De heer Moison: Ik heb gisteravond nog met het seniorenconvent van Ool aan tafel gezeten! De voorzitter: Ik heb er ook een vreemd gevoel bij, want alles wat je in Ool tegenkomt wordt met twee o’s gespeld, zelfs Oolderhof wordt in het dialect niet Oealderhof genoemd. Tot nu toe is verzuimd het amendement voor te lezen; vandaar dat ik dat nu alsnog doe: Amendement 12A04 “De raad van de gemeente Roermond, in vergadering bijeen op 12 april 2012; gezien het voorstel van het college van B&W betreffende wijziging grens bebouwde kom MaastrichterwegRijksweg N 271 (raadsvoorstel no, 2012/003/1); overwegende dat: • de afgelopen jaren diverse ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in Roermond Zuid, zoals de ontwikkeling van Oolderveste; • de inwoners van Herten, Merum en Ool veel belang hechten aan het behoud van identiteit; • de aanduiding als aparte bebouwde kom (aangegeven middels blauwe borden met witte tekst) een onderdeel is van die identiteit; • in het kader van kostenbesparing de aanduidingsborden van de kernen en de bebouwde kommen in Roermond Zuid niet per direct vervangen worden maar conform het huidige beheer- en onderhoudsschema; • het B&W-besluit aangaande de postcodesystematiek waarin de drie woonplaatsen Herten, Roermond en Swalmen zijn vastgesteld, ongewijzigd blijft; overwegende voorts dat: • sluipverkeer in Roermond Zuid-West zoveel mogelijk moet worden voorkomen; • het instellen van een maximum snelheid van 70 km/uur op het weggedeelte tussen de rotonde Schepersweg tot aan de nog aan te leggen rotonde Geuljanslaan/Maastrichterweg een bijdrage levert aan vermindering van het sluipverkeer; besluit: twee punten aan het besluit toe voegen, te weten f. de aanduidingsborden van de kernen en de bebouwde kommen in Roermond Zuid niet per direct te vervangen maar conform het huidige beheer- en onderhoudsschema; g. instellen van een maximum snelheid van 70 km/uur op het weggedeelte tussen de rotonde Schepersweg tot aan de nog aan te leggen rotonde Geuljanslaan/Maastrichterweg.
Wethouder IJff: Mijnheer de voorzitter. De levensduur van de borden ken ik echt niet, maar als de heer Moison, die ervoor heeft doorgeleerd, beweert dat 40 jaar voor dergelijke borden normaal is, geloof ik hem op zijn woord. Ik zeg er wel bij dat het in de praktijk bij aanpassing aan de weg en aan de omgeving vaak voorkomt dat de borden eerder verplaatst worden. Een urgente kwestie is het niet. Als we op een gegeven moment merken dat een bord aan vervanging toe is, zullen we het gewoon vervangen. De heer Guffens heeft gevraagd wat Arie en Marie van dit voorstel merken. In principe merken ze er niets van, want de postcodesystematiek, met koppeling aan de woonplaats van de mensen, verandert niet. Het blijft Herten, Roermond of Swalmen. In het spraakgebruik wordt ook gewoon de kern genoemd waar men woont. Als ik op zondag naar de radio luister en SVC 2000
107
wordt genoemd, is het SVC 2000 uit Maasniel en niet SVC 2000 uit Roermond. In die zin blijft de identiteit van de kern gewoon behouden. Als de heer Guffens het op prijs stelt, wil ik hem het besluit van 18 december 2003 wel ter hand stellen. Daarin kan hij de onderbouwing terugvinden die in de groene flap 1 op 1 is overgenomen. Het centrale onderwerp van deze discussie is kennelijk de schrijfwijze van Ool. Een reactie daarop laat ik graag over aan de heer Kemp. Wethouder Kemp: Mijnheer de voorzitter. Collega IJff heeft behalve Wikipedia ook de streektaalfunctionaris Pierre Bakkes hierover geraadpleegd. Er blijkt een taalgrens te lopen ten zuiden van Maerum, Linne en Mofert, waar een tweeklank wordt gebruikt die historisch is bepaald. Het heeft dus wel een zekere betekenis. Ten noorden van die grens, in Roermond, zeggen wij Ool, maar ten zuiden van die taalgrens is het Oeal. Het advies is die historische betekenis te volgen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig het voorstel en het daarbij behorende ontwerpbesluit. 11. Voorstel van het college tot vaststelling van de kadernota Welzijn (welzijnsvisie) (raadsvoorstel nr. 2012/008/1). De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. Laat ik om te beginnen zeggen dat we veel van deze kadernota kunnen overnemen, maar toch ook een paar opmerkingen hebben. Punten van aandacht zijn voor ons met name de beschrijving en de vraagstukken bij de individuele samenleving en de rol van de regisseur. De rol van de regisseur wordt in het stuk weer veel genoemd, daarmee is die nog niet veel duidelijker geworden. Het college wil wel regisseur zijn, maar zegt er niet bij van welk stuk. Het college wil wel regisseur zijn, maar verwacht vervolgens kennelijk dat de acteurs zich spontaan organiseren. De keuzevraag die er uiteindelijk onder ligt blijft onbeantwoord en het is wel van belang die te kennen, zodat we weten waar we aan toe zijn. Rekenen we als regisseur op het organiserend vermogen van de bekende onzichtbare hand? Rekenen we erop dat vanzelf paternalistische figuren dan wel structuren opstaan die een en ander zullen regelen? Of denken we wellicht dat deze aanpak leidt tot versplintering van kennis, macht en inkomen en dat daarmee een oplossing voor alles gerealiseerd wordt? Die keuze van het college, of deze coalitie, wil ik graag kennen. Over de individuele samenleving heeft onder anderen mevrouw Heijnen in de commissie al het nodige gezegd. Het vraagstuk dat blijft bestaan ten aanzien van enerzijds de eigen verantwoordelijkheid en anderzijds de verantwoordelijkheid van de samenleving kan wel worden opgelost, zoals in de kadernota een beetje gebeurt, door te roepen dat dat de civil society is, maar uiteindelijk is dat natuurlijk ook niet een echt eenduidige keuze of oplossing. Er blijft een vraagstuk bestaan ten aanzien van de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid, die ook voor D66 belangrijke uitgangspunten zijn, maar de volgende fase die het college daarin ziet, namelijk ‘de burger redt het niet’, is wat ons betreft een te grote stap, want wat we in de huidige samenleving zien is dat het niet zo gemakkelijk is om hulp te vragen. Je moet uiteindelijk ook nog leren hoe je hulp kunt vragen, je moet in staat zijn hulp te vragen en daarnaast ook nog een keer om hulp te accepteren. Dat leidt ertoe dat je het er met mensen over zult moeten hebben dat de mening van een hulpverlener, van een instantie, van een buur of van een goede vriend soms niet enkel maar een mening is, maar meer dan dat. Als je dat vraagstuk niet oplost, kom je er uiteindelijk ook hier niet verder mee. Deze twee kernvragen passen mijns inziens in de vraag wat we nu willen met een kadernota. De meer praktische vervolgvraag luidt tenslotte wat het vervolg is op deze kadernota.
108
De heer Lomans: Mijnheer de voorzitter. De keuzes die in Den Haag worden gemaakt bereiken nu ook Roermond. We zullen een omslag moeten maken van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving, vooral op het dossier welzijn. De vergrijzing en de ontgroening maken de huidige wijze van organiseren en bekostigen van zorg en welzijn onbetaalbaar. Willen we zorg en welzijn op minimaal het huidige niveau handhaven, dan zal een beroep moeten worden gedaan op de gehele Roermondse samenleving: burgers, sociale verbanden, zoals verenigingen, groepen, sportclubs, maar ook professionals en de gemeente Roermond. De vraag van burgers en verenigingen zal anders benaderd worden. In de toekomst zal meer gekeken worden naar de mogelijkheden die verenigingen en burgers hebben en de bijdragen die ze hieraan zelf kunnen leveren. De gemeente zal hierin steeds meer de regisseursrol op zich moeten nemen. In de vandaag ter tafel liggende kadernota is beschreven waar we over tien, vijftien jaar dienen te staan en welke weg daarbij bewandeld dient te worden. De VVD-fractie vindt het belangrijk dat zorg en welzijn op een hoog niveau blijven en liefst naar een nog hoger platform worden getrokken. We begrijpen en onderkennen dat er keuzes gemaakt dienen te worden. We zullen wel moéten, zeker gezien de ambitie die de gemeente Roermond heeft, ook op het thema zorg en welzijn. Dit alles betekent een andere manier van werken en financieren, maar vooral dat een groter beroep op vrijwilligers en verenigingen zal worden gedaan. Wil de huidige kadernota een kans van slagen hebben, dan moeten de verenigingen en vrijwilligers een zeer prominente plaats krijgen in dit transitieproces. Zij moeten begrijpen hoe de nieuwe structuur, zoals beschreven in deze visie, werkt, dan wel de gemeente als regisseur blijven voeden met informatie en ideeën vanuit de praktijk. Kortom, er moet draagvlak zijn. Hoewel er al sessies voor vrijwilligers en verenigingen zijn geweest, is hier volgens de VVD-fractie een verbeterslag te maken. Van verschillende vrijwilligersorganen en verenigingen hebben wij namelijk gehoord dat zij nog niet gehoord zijn in dit proces. Daarom vraagt de VVD-fractie nogmaals de toezegging dat alle vrijwilligers en verenigingen geïnformeerd en gehoord blijven worden in dit proces. Zij zijn namelijk cruciaal in dit proces. U zult begrijpen dat de VVD-fractie dit zal blijven monitoren als dit voorstel wordt aangenomen. Tenslotte. De hier beschreven visie is al moeilijk leesbaar voor mij en mijn VVD-vakbroeders uit de commissie BS. Gezien de moeilijke materie en het belang dat met name verenigingen en vrijwilligers dit beleid moeten dragen, wil de VVD-fractie nogmaals de toezegging van de wethouder dat heldere taal zal worden gesproken en geschreven in een eventuele uitvoering en dat verenigingen en vrijwilligers te allen tijde zullen worden gehoord. Mevrouw Faber-Doornebosch: Mijnheer de voorzitter. Gemeenten zijn door de Wmo verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning, en die maatschappelijke ondersteuning omvat activiteiten die het mensen mogelijk maken mee te doen in de samenleving. De nu voorliggende kadernota Welzijn moet ervoor gaan zorgen dat er eenheid van beleid komt op het terrein van het gehele welzijnswerk in onze gemeente. Door de vergrijzing en ontgroening in Nederland wordt het bekostigen van de zorg de komende jaren onbetaalbaar indien wij vasthouden aan de huidige manier van werken. Daarom moeten we noodgedwongen – ik herhaal: noodgedwongen – veranderen van een verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij. Dat biedt kansen, maar ook risico’s. iedereen zal straks naar vermogen een bijdrage moeten leveren aan de zorg voor elkaar en voor de samenleving als geheel. Het is een ambitieus plan dat u ons voorlegt. In de commissie hebben wij er al een aantal opmerkingen over gemaakt, maar in deze raadsvergadering wil ik ook nog het een en ander naar voren brengen. De inleiding van het stuk, de stip op de horizon, vonden wij meer een verhaal dat in een sprookjesboek thuishoort en niet passen in een zakelijk stuk als een kadernota. Een van de zinnen in de inleiding luidt dat eenzaamheid wordt verminderd in een participatiesamenleving. Dat vinden
109
wij niet erg realistisch. Eenzaamheid is immers het gevolg van meerdere factoren en kan helaas niet door een gemeente of overheid worden opgelost. Was het maar zo dat wij in deze zaal beleid konden maken waardoor de eenzaamheid van mensen kan worden opgelost! Het is niet realistisch en hoort wat mij betreft niet in deze inleiding thuis. Bovendien gaat de inleiding voorbij aan de verdergaande individualisering en globalisering van de maatschappij. In de commissie heb ik van de wethouder begrepen dat het stuk bedoeld is om de ambities te tonen voor de komende jaren. Het is heel goed ambities te hebben, maar ze op deze wijze beschrijven zou niet mijn keuze zijn. Bij het beschrijven van ambities moet de realiteit niet uit het oog worden verloren. Met de strekking van het stuk zijn wij het wel eens. We kunnen ons vinden in de visie. De visie van welzijn is: meedoen naar vermogen. Het is ieders verantwoordelijkheid om mee te doen in de samenleving, de zogenaamde burgerparticipatie. De springplank is belangrijk, wanneer burgers gestimuleerd worden om de belemmeringen die het meedoen in de weg staan weg te nemen. Het laatste, en voor de PvdA heel belangrijk, is het vangnet voor de mensen die hulp nodig hebben, omdat ze zelf de verantwoordelijkheid voor hun leven kunnen nemen. Bij de invulling van deze uitgangspunten behoort de burger centraal te staan en dient maatwerk te worden geleverd. Concreet betekent dit naar onze mening dat naast het eigen initiatief van burgers ook van de gemeente een proactieve houding mag worden verwacht. Burgers moeten bekend gemaakt worden met de veranderde manier van werken en de eigen verantwoordelijkheid die daarmee gepaard gaat. Mensen moeten ook leren om hulp te vragen. Soms hebben mensen hulp nodig, maar weten dan niet waar ze moeten beginnen. We zullen er heel alert op moeten zijn dat de hulp terechtkomt bij de mensen die het nodig hebben. In dat opzicht lijkt de experimenteerruimte ons de dé manier om te beoordelen of de burgers in staat zijn zelf te vragen wat zij nodig hebben. Het betrekken van het maatschappelijk middenveld is, net als bij de bestrijding van armoede, heel belangrijk. Zij weten juist waar de problemen zitten, omdat ze dicht bij de mensen zijn. Daarmee zullen we ons voordeel moeten doen bij het maken van het verdere beleid. Evaluatie en monitoring zijn met het oog op het voorgaande heel belangrijk. Het is mij nog niet helemaal duidelijk geworden hoe we dat gaan doen. In de kadernota wordt een enorm beroep gedaan op de inzet van verenigingen, terwijl daarop in deze tijd juist wordt bezuinigd, met als gevolg dat het verenigingsleven onder druk staat. In de kadernota zelf staat dat de reden waarom zo weinig mensen deel uitmaken van verenigingen moet worden gezocht in het gegeven dat ze er ofwel geen interesse, ofwel geen zin in hebben, terwijl aan de andere kant de hele visie van de kadernota Welzijn nu juist is opgehangen aan het beeld dat we het met elkaar moeten doen. Ik blijf dat een moeilijk iets vinden. Op pagina 21 staat dat de gemeente instrumenten ontwikkelt waarmee mensen maximaal geprikkeld worden uit hun uitkeringssituatie te geraken en te blijven. Op pagina 22 kunnen we vervolgens lezen dat de gemeente aan het verstrekken van een uitkering een tegenprestatie verbindt. In de commissie heb ik benadrukt dat dit wat de PvdA betreft niet kan betekenen dat mensen met een bijstandsuitkering verplicht vrijwilligers moeten gaan doen. Omdat nog niet helemaal duidelijk is hoe daarmee zal worden omgegaan, willen wij ten aanzien van deze tekst een voorbehoud maken, totdat een en ander wel duidelijk is. Samenvattend. Deze kadernota gaat ervan uit dat mensen zelf meer verantwoordelijkheid moeten nemen om mee te doen aan de samenleving. Dat is prima voor mensen die dat kunnen, maar helaas geldt dat niet voor iedereen. Voor sommige mensen zal zelfstandig participeren in de maatschappij niet mogelijk zijn, hoeveel prikkels wij hen ook geven. Voor deze mensen blijft een vangnet noodzakelijk. Dat vangnet hoeft niet altijd gericht te zijn op het activeren van mensen; dat kan alleen bij die mensen bij wie het realistisch en mogelijk is. Bij de beoordeling daarvan is maatwerk weer essentieel.
110
De heer Jacobs: Mijnheer de voorzitter. In de kadernota Welzijn wordt gewag gemaakt van een participatiestaat waarheen we op weg gaan. Met name met het oog daarop wil ik de volgende anekdote aanhalen. Ik ken iemand die in een klein dorpje bij Roermond woont, nee, niet Ool of Oeal, laten we het op Asselt houden! Deze meneer is begin 60 met pensioen gegaan. Hij heeft daarvóór hard gewerkt en er komt nu ruimte, hoewel ruimte…: het is maar helemaal de vraag of er ruimte komt. Hij heeft namelijk twee zoons en inmiddels ook drie kleinkinderen en dat betekent in zijn situatie dat hij drie dagen per week op de kinderen moet passen. Ik zie de heer Puper lachen, hij herkent het en hij heeft ook wat meer dochters; ik weet er alles van…. De heer Puper: De week heeft dagen te weinig! De heer Jacobs: Juist. Zoals ik zei, die meneer in Asselt past drie dagen in de week op de kleinkinderen. Gelukkig is hij niet alleen, oma is er ook nog en die zorgt er ook voor. Daarnaast is deze persoon heel actief in het verenigingsleven. Tot voor kort heeft heel veel aan zorg gedaan voor ouders, die langzamerhand ook een behoorlijke leeftijd hebben bereikt, wat heel moeilijk was. Deze mensen wonen in Asselt, een prachtige plaats om te wonen, maar dat betekent ook dat je vrij veel ruimte om je heen hebt en daar moet je ook een beetje voor zorgen. De zoons zijn hard aan het werk, samen met de schoondochters moeten ze ervoor zorgen dat er wat binnen komt, want er moeten heel veel kosten worden gemaakt en er moet verbouwd worden aan de woningen. Ja, laat hem dat ook nog maar erbij doen! Daarnaast gaan wij nog meer dan nu een beroep doen op actief participerende en zelfredzame burgers. Ik maak mij daar zorgen over, niet zozeer in dit ene geval, en ook niet in het geval van de heer Puper, want zijn omvang dijt nog steeds gestaag uit, zodat hij het kennelijk nog heel goed heeft, maar wel in het geval van mensen die nog meer kinderen hebben, als er nog meer zaken spelen en als de financiële middelen van kinderen wat minder worden, zoals op dit moment het geval is. Ik vraag mij met zorg af wat wij de participerende en zelfredzame burgers nog meer willen laten doen. Ik snap dat we die kant op moeten, en ik ben het er ook mee eens, maar er zijn wel grenzen aan verbonden en ik vind dat we die grenzen wat nader moeten benoemen. In de commissie heb ik het ook gezegd, maar over een heel ander onderwerp, en dat geeft aan dat het niet alleen voor dit onderwerp geldt. Ik maak me daar zorgen over en vind dat we daar niet altijd maximaal van uit kunnen gaan. Natuurlijk is er een vangnet en natuurlijk is het allemaal prima verwoord, maar als we de conclusies uit het participatieonderzoek erbij betrekken, ontstaat er toch een ander beeld. Ik wil twee van die conclusies even aanhalen: de recreatieve participatie scoort het hoogst en er is achterblijvende participatie op het gebied van vrijwilligerswerk, deelname aan het verenigingsleven, sociale contacten en buurtparticipatie. Als oorzaak worden genoemd gebrek aan interesse en gebrek aan tijd. Neemt u van mij aan dat de meeste mensen die gepensioneerd zijn gebrek hebben aan tijd, nog meer dan in de tijd dat ze nog werkten. Verder is sprake van achterblijvende participatie van diverse doelgroepen. Een aantal doelgroepen komt overeen met de landelijke tendensen: 75+’ers – dat zou je bijna mogen verwachten –, mensen met beperkingen – dat is ook logisch – en huishoudens met een laag inkomen. Bij een aantal doelgroepen is de participatie meer dan gemiddeld achterblijvend: verweduwden en niet-westerse allochtonen. Als ik die groepen mensen optel, zijn het er heel wat en die hoeveelheid zal alleen maar groter worden. Alleen al met het oog daarop kan worden geconcludeerd dat het heel moeilijk zal worden. Het CDA staat achter de motie, laat dat duidelijk zijn. Wij vinden ook dat dit moet gebeuren, maar we moeten er wel heel veel energie in steken om het ook echt van de grond te krijgen, want je kunt participeren en regisseren wat je wilt, maar als het op een gegeven moment einde oefening is met participeren, hebben we met z’n allen een groot probleem en dan voorziet dit er niet in om er verder mee aan de slag te gaan. Daarom zullen we in de toekomst wat genuan-
111
ceerder moeten kijken naar de vraag in hoeverre mensen echt kunnen participeren. Met zelfredzaamheid is volgens mij meer succes te behalen, want daar hebben de mensen veel meer behoefte aan en in dat opzicht kunnen zij ook veel meer gemotiveerd worden. (Tijdens het betoog van de heer Jacobs is de heer Achten te 19.10 uur ter vergadering gekomen.) De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. In deze nota ligt een hele grote claim op verenigingen en vrijwilligers. Ik wil een vergelijking maken met een school waarin leerkrachten een aantal lesgevende taken hebben te vervullen en daarnaast nog een aantal andere: ook daar wordt heel vaak een claim gelegd om in allerlei zaken mee te doen, ook zaken die in de maatschappij spelen. Wat dan geadviseerd wordt is: als ergens een taak bij komt, moet er ergens anders een taak af. Hier komen er echter alleen maar taken bij, zodat deze mensen aardig over de kling worden gejaagd. Het zijn heel vaak ook dezelfde mensen: mensen die van huis uit door hun karakter dit soort zaken eerder oppakken dan anderen. Andere zullen dat soms ook niet kunnen, door een gebrek, door te weinig middelen, of wat dan ook. Blijkens de nota Taal zijn er in de huidige tijd, en straks nog veel meer, veel mensen in verschillende doelgroepen die niet in staat zijn een hulpvraag te formuleren. Opvolgende generaties zijn daarin wel wat gemakkelijker geworden, maar het blijft een groot probleem. Er zijn ook bepaalde groepen die in hun omgeving naar verhouding meer hulp krijgen dan anderen en aan de onderkant van de samenleving zie ik heel vaak dat het of professionele instellingen moeten zijn, of een paar goedbedoelende buurtbewoners. Ik mag hopen dat er voldoende vrijwilligers te vinden zijn om in sociale achterstandswijken hun steentje bij te dragen, hoewel die mensen soms helemaal niet geholpen willen worden. Ik kan er genoeg voorbeelden van aanhalen en daarvoor hoef ik niet al te ver te gaan. Het belang van heldere taal heb ik al vaker benadrukt, daarbij verwijzend naar Schaefer, exwethouder van Amsterdam, die opmerkte dat je in nota’s niet kunt wonen. Deze ambtelijke taal moet echt helderder, zeker voor bepaalde groepen mensen, waarover ik het zojuist had. Voor hen is dit gewoon abracadabra. U kunt pilots gaan doen, maar daar zult u ook specifieke beelden moeten laten zien. U moet u daarbij bepaalde mensen voor ogen houden en het een naam geven, duidelijk maken. Met meedoen naar vermogen zal niet bedoeld zijn dat het afhankelijk is van het aantal euro’s dat je hebt, maar van het vermogen, de capaciteit die iemand in zich heeft. Te veel wordt aanspraak gemaakt op die capaciteit. Net als bij een machine kun je bij een mens op een bepaald aantal uren rekenen. Dat is kwantiteit. Daarnaast wordt ook een bepaalde kwaliteit verwacht en die moet je proberen overeind te houden. Het kan niet zo zijn dat we steeds meer mensen over de kling gaan jagen, die een burn out krijgen en van voren niet weten of ze van achteren nog leven, om het maar eens plat te zeggen. Eenzaamheid is een groot probleem. Die mensen kun je moeilijk bereiken. De aandacht daarvoor blijft groot en wordt alleen nog maar groter door de individualisering en door de manier waarop de samenleving is ingericht en waarin verwacht wordt dat iedereen voor zichzelf opkomt. Als de PvdA daarvoor een aantal uitzonderingen wil maken, kan ik daar zonder meer achter staan. De heer Daamen: Mijnheer de voorzitter. Meedoen naar vermogen, zelfredzaamheid, de springplank en het vangnet zijn begrippen die in deze nota heel vaak naar voren komen. Als je de opmerkingen in de commissie op een rijtje zet, kom je tot de ontdekking dat alle partijen de visie onderschrijven en dan starten met het woordje ‘maar’. Ik heb er een aantal van opgezocht: het is geen publieksvriendelijk document, er moet meer aandacht zijn voor communicatie, hoe komen we aan de vrijwilligers, verandering van zorg geven naar participatie, hoe evalueren en
112
monitoren we, hoe reëel is de stip aan de horizon, hoe zit het met de stapeling van allerlei beleidsbezuinigingen, de notitie is te veel individueel gericht, er zou een tussenstap mogelijk zijn, er ligt een zware opgave, vooral in de wijken waar de draaglast hoog en de draagkracht heel laag is en het vragen naar de tegenprestatie. Kortom, er is sprake van een bijzonder hoog aantal ‘maartjes’ en die vertaal ik naar even zoveel onzekerheden: kunnen we dit allemaal wel waarmaken? De reactie van de wethouder in de commissie daarop was: ik realiseer me dat, maar ik word gedwongen door de opgaven die gedecentraliseerd worden, de AWBZ moet gemoderniseerd worden, de Wmo moet doorontwikkeld worden, de Wet werken naar vermogen moeten we nog invoeren en de transitie van de jeugdzorg staat op stapel. De samenleving moet in beweging komen, er moet anders gedacht worden, dat is wel duidelijk: met de gemeente als regisseur – de vraag wat we ons daarbij moeten voorstellen is al gesteld –, en een andere opstelling van de burgers, naar de mogelijkheden die de burgers in zich hebben. Communicatie gedurende het hele traject zal daarbij heel belangrijk zijn. Het is een opgave die van iedereen veel zal vragen en waar we met z’n allen de schouders onder zullen moeten zetten. Wellicht zal die stip aan de horizon dan ooit worden bereikt. Met mevrouw Faber ben ik het eens dat het op een sprookje lijkt, maar soms kunnen ook sprookjes voor een deel waar worden. Laten we hopen dat het ooit werkelijkheid kan worden. Over de helderheid van taal wil ik ook nog iets zeggen. Ik ben van mening dat de samenvatting die u achteraan in het stuk hebt geschreven regelmatig gepubliceerd zal moeten worden en dat de vorderingen onder de aandacht moeten worden gebracht van de burgers en van het maatschappelijk middenveld, zodat we stap voor stap kunnen bijhouden hoe ver we zijn. (Tijdens het betoog van de heer Daamen is de heer Ramdani te 19.20 uur ter vergadering gekomen.) De heer Heijnen: Mijnheer de voorzitter. Met de kadernota Welzijn geeft u aan hoe u in Roermond de grote maatschappelijke opgaven, de omslag van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving, vorm wilt geven, wat mede wordt ingegeven door concretisering via decentralisatieoperaties. De welzijnsvisie is in feite de overkoepelende visie, die de speerpunten en kaders van het welzijnsbeleid weergeeft, de samenhang en integraliteit aangeeft en de leidende principes en uitgangspunten voor de uitvoering en uitwerking neerzet. Volgens de kerntakendiscussie doen wij een beroep op de actieve, participerende en zelfredzame burger, die moeten we blijven inspireren. Verenigingen, organisaties en stichtingen horen daar zeker bij. Er zullen pilots noodzakelijk zijn om tot vernieuwingen te komen. We hebben amper decentralisatieopgaven volbracht, of er wacht waarschijnlijk een nieuwe ronde, die voor ons op dit moment wordt voorbereid in Den Haag. Terecht wordt gesteld dat nu een enorme opgave wacht. Vraag is alleen: is het niet te ambitieus nu er nieuwe opgaven op ons wachten? U hebt ons een kadernota Welzijn voorgelegd, dus is er werk aan de winkel. Aan de slag ermee dus. Samen op weg naar de participatiesamenleving. Er zullen straks minder mensen zijn die het werk kunnen doen, terwijl steeds meer mensen om ondersteuning vragen. We hebben nog een zorgsysteem, dat wordt georganiseerd en gefinancierd door de overheid. Dat is niet vol te houden en moet veranderen in een participatieve maatschappij. Dus aan de slag met een cultuurverandering, het opnieuw inrichten van het aanbod en het anders organiseren van de koppeling tussen vraag en aanbod. Ik neem aan dat u na de vaststelling van dit stuk nog eens uitdrukkelijk zult kijken naar de vraag hoe en op welke manier u verder gaat communiceren naar betrokkenen. Mevrouw Beeren-Adriaans: Mijnheer de voorzitter. Vandaag heb ik mijn glazen bol niet bij me, maar uitgaande van de woorden ‘Herinner je gisteren, droom van morgen, maar leef vandaag’, droom ik ervan dat onze samenleving zou kunnen worden zoals beschreven is in het stuk. Kijk ik terug naar gisteren, dan zie ik dat veel dingen die als nieuw gepropageerd worden toch te-
113
ruggrijpen naar 50, 60 jaar geleden. Dat is niet per se slecht. Zorgen voor elkaar, omkijken naar elkaar, is iets wat van oudsher bij de mensen past en het staat in het vaandel van de SP. In de huidige samenleving is ook voor vrouwen heel veel veranderd. Vrouwen zijn vaker mantelzorgers, doen vrijwilligerswerk, maar zijn nu naast huisvrouw ook werkzaam in het bedrijfsleven, noodgedwongen vaak. Het is aan ons ervoor te zorgen dat de mensen niet te zwaar belast worden. Ik hoop dat daar echt goed naar gekeken zal worden, want aan overbelaste mensen hebben we helemaal niets. Verplicht vrijwilligerswerk is iets dat bij ons niet bestaat. Ik doe vrijwillig vrijwilligerswerk, maar niet verplicht en een vangnet zal volgens mij altijd wel nodig zijn. Mevrouw Van Beers: Mijnheer de voorzitter. Veel van de nieuwe paletten van maatregelen en instanties en allerlei andere mooie termen die in deze nota staan zijn er al en hoeven we niet meer te bedenken, die hoeven we ook niet op een palet te leggen, want ze staan gewoon in de Stadsgids. Papier is heel geduldig, ook als er mooie woorden in staan. Ik ben wat minder geduldig, want we weten allemaal dat er heel binnenkort een hele hoop op de gemeente af zal komen. Bij het lezen van deze kadernota bekruipt mij het gevoel dat we daar nog lang niet klaar voor zijn. Ik ben bang dat mensen zo tussen de wal en het schip gaan vallen. Ik moet er niet aan denken wat dat met deze mensen en gezinnen gaat doen. Bovendien zijn de kosten om deze mensen er weer bovenop te helpen uiteindelijk altijd hoger dan wanneer het van het begin af aan goed georganiseerd wordt. Als ik eerlijk ben, moet ik de uitvoering hiervan nog maar zien gebeuren en denk ik dat we er voor moeten oppassen dat we mensen geen duw van de springplank moeten geven, met een gammel vangnet eronder. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Ik heb vertrouwen in dit college…. De heer Öztürk: Vast wel! De heer Moison: Ben je eens een keer serieus, begint de VVD te lachen; kun je nagaan! De voorzitter: Ik wist niet dat de heer Öztürk al bij de VVD zat! De heer Moison: Het is toch één pot nat! De rijksoverheid draagt steeds meer taken over aan onder andere gemeenten. In het domein waarover we nu spreken gaat het om de Wet werken naar vermogen, de extramurale begeleiding AWBZ en de jeugdzorg. De voorliggende nota spreekt over een integrale aanpak en daar is GroenLinks een groot voorstander van. Op pagina 12 hebt u dit mooie schema uitgewerkt. De nota beschrijft de visie met de uitgangspunten, zoals die al in diverse documenten is vastgesteld. In grote lijnen kunnen we ons daarin vinden. Op de details gaan we vandaag niet in, zoals gewoonlijk. Daarop komen we mogelijk nog terug bij de nadere uitwerking. Wel hebben we een aantal vragen en aarzelingen. Wij menen dat integraliteit ook moet plaatsvinden op diverse samenhangende beleidsterreinen. Op welke thema’s kunnen kaders gesteld worden vanuit beleidsmatig, inhoudelijk, financieel of organisatorisch perspectief? De voorliggende nota geeft aan over welke visie en uitgangspunten u het hebt met betrekking tot de inhoud. De andere beleidsterreinen worden echter niet of nauwelijks beschreven. Hoe krijgen we als raad inzicht in de vraag wat de decentralisatie nu eigenlijk inhoudt? Hoe kunnen wij als raad inhoud geven aan onze kaderstellende en controlerende taak? Welke concrete taken komen op de gemeente af? Welke geldstromen zijn te verwachten voor de nieuwe taken en voor de opstartkosten? Welke financiële taakstelling, bezuiniging of opdracht is hieraan gekoppeld? Ik heb het dan over een integraal beleid. Willen wij als GroenLinks een serieuze overweging kunnen maken, dan zullen we moeten weten welke keuzemogelijkheden er zijn, dit alles gekoppeld aan financiën en de organisatie. Hiervoor missen wij nu een integraal beleid. We zijn hierover nog onvoldoende geïnformeerd. Hoe wil de wet-
114
houder ons hierover de komende tijd informeren, zodat we onze taak naar behoren kunnen uitvoeren? Wethouder Kemp: Mijnheer de voorzitter. Zoals diverse raadsleden reeds hebben gememoreerd, is deze welzijnsvisie op 20 maart in de commissie BS uitvoerig aan de orde gesteld, bij welke gelegenheid iedereen op een bijzonder goede manier zijn of haar licht over nota heeft laten schijnen. Daarbij is gebleken dat iedereen zich ervan bewust was dat er grote maatschappelijke opgaven op de gemeente af komen. De verschillende decentralisaties die tot 2015/2016 onder de verantwoordelijkheid van de gemeentelijke overheid hun beslag zullen krijgen nopen tot een andere kijk op en aanpak van zorg en welzijn. De kosten van de zorg, de AWBZ, zijn in de afgelopen twintig jaar verdubbeld. Momenteel is er op nationaal niveau € 23 miljard mee gemoeid en dat bedrag stijgt in toenemende mate als er geen maatregelen worden genomen. Door de raad is erkend dat de weg van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving ingeslagen moet worden, maar daarbij zijn ook een aantal kritische kanttekeningen gemaakt en die wil ik heel graag ter harte nemen. In deze nota worden de kaders aangegeven waarbinnen de decentralisatieoperaties en de verdere kanteling van de Wmo gestalte moeten krijgen. Het concrete niveau waarop de heer Moison doelde zal de komende maanden zijn beslag krijgen. Volgende week bijvoorbeeld is een bijeenkomst belegd om verder te duiken in de AWBZ-problematiek, waarover de commissie in haar laatste vergadering is geïnformeerd. Aan de hand van de kaders die nu gesteld zijn proberen we invulling te geven aan de decentralisatieopgave AWBZ, die voor Roermond een portefeuille impliceert van zo'n € 7 miljoen. Verder zal met de jeugdzorg in de regio Midden-Limburg Oost straks € 20 miljoen zijn gemoeid. Het is dus nogal wat, maar er liggen ook enorm zware verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld ten aanzien van het subsidiëren en faciliteren van instituties die jongeren opvangen en jeugdzorginstellingen die jongeren begeleiden. Waar we naartoe willen, is dat in het voortraject met preventieve maatregelen wordt voorkomen dat jongeren instromen in die dure voorzieningen. Daarvoor moeten we anders leren denken, anders leren omgaan met onze samenleving en zoveel mogelijk een beroep doen op die samenleving. In tegenstelling tot de suggestie die is gewekt, zal het echter geen verplichting worden voor de samenleving. Het is een uitnodiging aan de samenleving na te gaan waar er kansen zijn om vrijwilligers actief te laten worden en verenigingen te betrekken bij bepaalde onderdelen van onze taken op het gebied van de AWBZ, en bij het bieden van hulp aan mensen die niet, of nog niet, zelfredzaam zijn. Het begeleiden en opvangen van mensen met een verstandelijke handicap, het verzorgen van activiteiten, enz., zou volgens de AWBZ door professionals moeten worden gedaan, maar volgens mij zijn er ook best mogelijkheden om hen door verenigingen en vrijwilligersorganisaties te laten opvangen. De vorige keer, en ook nu, is aangegeven dat we ons min of meer op het snijvlak bevinden van utopie en ambitie. Een utopie is iets wat onhaalbaar lijkt, maar uit een utopisch beeld, een droombeeld, komt wel een ambitie naar voren en zo’n ambitie kun je nastreven en moet je ook kunnen beschrijven. De stip aan de horizon die in de inleiding is beschreven kan het beeld oproepen dat het onhaalbaar is, te idealistisch of te utopisch, maar het is ook een ambitie en ik vind dat wij moeten proberen zoveel mogelijk van de elementen die in de inleiding zijn beschreven te realiseren. Het zal zeker niet op alle fronten lukken, maar daardoor moeten we ons niet laten ontmoedigen. Samen met de partners moeten we ons inzetten en proberen regisseur te zijn in deze complexe problematieken, om zorg en welzijn op een goede manier aan elkaar te verbinden. Die regisseursrol is er één van sturen en ondersteunen en kan van situatie tot situatie verschillen. De regisseursrol ten opzichte van partnerorganisaties die onder een ander bevoegd gezag leven zal een andere zijn dan wanneer je direct contact hebt met organisaties die aan tafel zitten. Ik merk het zelf bij de regiegroep jeugd, ook een regisseursrol, waarin organisaties vertegenwoordigd zijn met wie wij een subsidierelatie hebben, of een functionele relatie, met onderwijs, Met het bureau Jeugdzorg bijvoorbeeld hebben wij op dit moment geen relatie,
115
maar toch zit het in die regiegroep, vanwege het besef dat we samen de problemen en knelpunten op het gebied van het jeugdbeleid moeten oppakken. Als de jeugdzorg straks gedecentraliseerd is, zal deze regiegroep in stand moeten worden gehouden, om daarin na te gaan wat wij voor elkaar kunnen betekenen. De rol van regisseur is er een van sturen en ondersteunen, om te proberen de doelstellingen, ook de gemeenschappelijke doelstellingen, te bereiken. Van belang is ook dat je als regisseur probeert gezamenlijk de doelstellingen te formuleren, want de gemeente kan wel doelstellingen hebben, maar als die niet worden gedeeld door andere organisaties waarmee ze wil samenwerken, zullen we niet ver komen. De burger die hulp nodig heeft zal, zoals de heer Pleyte en later ook anderen terecht opmerkten, ook moeten weten hoe hij die hulp moet vragen. Is de burger in staat hulp te vragen en wil hij die hulp überhaupt wel accepteren? Hiermee kom ik bij een dure term, waarnaar ook in de commissie is verwezen: de gekantelde matchfunctie. Daarmee wordt aangegeven dat wij vraag en aanbod op een goede manier aan elkaar willen koppelen (matchen), maar wel uitgaande van de vraag van de burger zelf. In keukentafelgesprekken moeten we heel simpel proberen te weten te komen wat het probleem is van de burger: is het de aanvrage om een scootmobiel te krijgen, of spelen andere zaken een rol? In zo’n keukentafelgesprek kan bijvoorbeeld best blijken dat het isolement waarin iemand verkeert een groter probleem is dan het feit dat hij niet mobiel is, waarna in gezamenlijkheid kan worden nagegaan welke oplossing daarvoor kan worden geboden. Het hoeft dan misschien niet eens de meest dure oplossing te zijn; het kan wel, maar het hoeft niet als er andere voorliggende voorzieningen zijn. Het eerste waar we naar kijken is: wat zijn de mogelijkheden van de burger zelf, waartoe is hij zelf in staat, in hoeverre kan hij gebruik maken van zijn sociale netwerk, zijn familie, zijn vrienden, de buurt? Pas daarna komen de collectieve voorzieningen en de dure individuele voorzieningen aan bod. Tot nog toe was het gebruikelijk na een vraag van een burger meteen iets uit de ladekast te pakken, vaak zo hoog mogelijk, terwijl er ook andere mogelijkheden zijn. We zijn ons daarvan niet bewust, en kúnnen dat vaak ook niet zijn, omdat de AWBZ bijvoorbeeld door het zorgkantoor en het ministerie wordt uitgevoerd en wij de Wmo uitvoeren. Op dit moment bestaat daartussen geen goede verbinding, straks, ná de decentralisatie wel, en daarop moeten we ons voorbereiden. De raad wordt daarin begeleid. Mevrouw Smitsmans vroeg de vorige keer al de raad daarin mee te nemen en dat proberen wij zo goed mogelijk te doen, om de kaders die nu gesteld worden goed te kunnen vertalen in de praktijk. De heer Lomans en anderen hebben een pleidooi gehouden voor een goede communicatie. De suggesties die zijn gedaan om een verbeterslag aan te brengen, heldere taal te gebruiken in de communicatie naar buiten toe en vaker te publiceren, zal ik zeker ter harte nemen. Het is een taaie materie, omdat het zich op een abstract niveau afspeelt, maar als we eenmaal bezig zijn met de decentralisatie van de AWBZ zal het heel concreet worden, want dan komen de voorbeelden heel duidelijk op tafel te liggen van de manier waarop je de burger kunt ondersteunen en faciliteren binnen de kaders die hier gesteld zijn. Het verrast mij te horen dat maatschappelijke organisaties niet geïnformeerd en gehoord zouden zijn. Ik wil graag weten welke dat zijn en hoe het mogelijk is dat ze niet gehoord en geïnformeerd zijn. In het voortraject, vanaf de startnotitie die vorig jaar in mei in de commissie is behandeld, tot nu toe hebben wij namelijk op meerdere momenten grote groepen organisaties uitgenodigd voor informatiebijeenkomsten. Mevrouw Faber, die naar de experimenteerruimte verwees, kan ik verzekeren dat daar waar zich mogelijkheden voordoen om met pilots te werken en te beproeven op welke wijze transities en de kanteling van de Wmo vorm kunnen worden gegeven, gebruik makend ook van best practices in het land, wij die zeker zullen oppakken. Dat er gemonitord moet worden, is in deze visie vastgelegd. Daarvoor proberen we aan te haken bij de bestaande planningscycli van de managementinformatieinstrumenten. Dat is echter
116
een kwestie van uitwerking. Ik kan me voorstellen dat we daarnaast nog een aparte monitoring doen, specifiek geënt op deze nota. De heer Jacobs heeft het voorbeeld aangehaald van iemand die na zijn pensioen overbelast is geraakt, door eigen keuzes overigens. Het is beslist niet de bedoeling op dat microniveau verplichtingen op te leggen, zoals ik ook in mijn inleiding heb geprobeerd duidelijk te maken. De benchmark participatie in Roermond heeft wel uitgewezen dat we hier qua participatie achterlopen bij het landelijk gemiddelde. De belemmeringen die daarvoor bestaan, en die door de mensen die geïnterviewd zijn ook zijn aangegeven – fysieke belemmeringen, gezondheidsbelemmeringen en noem maar op –, wil ik graag nader analyseren, om te bezien of wij daaraan iets kunnen doen. Wij willen individuen echter beslist niet gaan verplichten om naast de zorg voor hun kinderen, kleinkinderen, enz. ook nog eens tijd vrij te maken voor andere zaken. De heer Jacobs: Dat de gemeente dat niet wil doen, snap ik, maar de maatschappij in totaliteit doet dat wel, waaronder ook de gemeente. Wethouder Kemp: Dat ben ik met u eens. De heer Daamen heeft zich afgevraagd of we dit allemaal wel kunnen waarmaken. In antwoord daarop zou ik willen zeggen: als we niets doen, kunnen we het in ieder geval niet waarmaken. Daarom vind ik dat wij er met z’n allen de schouders onder moeten zetten. De heer Heijnen heeft betoogd dat een cultuurverandering nodig is en dat die op alle fronten haar beslag dient te krijgen, niet alleen in de samenleving, maar ook en juist als eerste bij de overheid, bij het bestuur, de ambtelijke organisatie en de partners. Ik ben dat geheel met hem eens. We zijn er morgen echter niet klaar mee, we beginnen pas en het zal beslist enige tijd, misschien wel een halve generatie, duren voordat iedereen ervan overtuigd is dat we op een andere manier moeten werken in onze gemeenschap. De voorzitter: Ik heb inmiddels op Google eens gezocht naar de gekantelde matchfunctie waarover de wethouder het had, en daarbij kwam ik meteen bij Roermond uit. Blijkbaar is het in de rest van Nederland nog niet bekend! Het woord is in tweede termijn aan de raad. De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. Naar mijn mening blijft het een vrij technische benadering van de keuzes die gemaakt worden. Afkortingen als AWBZ en Wmo en ook jeugdzorg zijn volop gevallen, maar waar we niet over gesproken hebben, zijn de echt andere keuzes die gemaakt moeten worden. Hoe vanzelfsprekend is het bijvoorbeeld dat we achter groei blijven aanhollen, moeten we geen keuzes maken voor lokaal en voor klein en moeten we geen discussie voeren over de vraag of we in eerste instantie voor rechtszekerheid kiezen of voor effectiviteit, kiezen we voor management, of kiezen we voor democratie? Dat zijn naar mijn idee de echte achterliggende vragen die hier aan de orde zijn en niet alleen maar vragen als: hoe los je de bezuinigingen op? Wat dat betreft kan ik me wel vinden in de woordvoering van het CDA, dat duidelijk heeft gemaakt dat hiermee het probleem van de individuele burger niet wordt opgelost. Die wordt immers opgezadeld met steeds meer taken en problemen, en zeker niet alleen degenen die gepensioneerd zijn. Het is bekend dat degenen die aan het gewone arbeidsproces deelnemen aan steeds hogere eisen moeten voldoen. Ook zij komen in de problemen als zij naast hun bijdrage naar vermogen in geld – noem het maar belastingen –, nu ook in tijd en energie extra moeten bijdragen. Als de wethouder dan zo vrijblijvend zegt dat het geen verplichting is, maar alleen een uitnodiging, ben ik blij dat hij het dilemma van de PvdA, van D66 en een aantal andere heeft opgelost, want dan zullen dus geen verplichtingen worden opgelegd. Ik vraag me wel af hoe andere partijen daar dan weer over denken. Het is in ieder geval een hele zwakke basis voor een dergelijke grote omslag, als alleen maar een kaartje wordt gestuurd met
117
‘Welkom, doet u ook mee?’. Het maakt het des te meer nodig om in een nota als deze in te gaan op de vraag hoe u dat wilt bereiken. In eerste termijn heb ik de wethouder gevraagd wat er na deze nota zal gebeuren. We hebben er nu met elkaar een uurtje over gesproken. Blijft het daarbij, of gaan we met elkaar nog een paar andere discussies aan om de omslag te bereiken die kennelijk zo noodzakelijk is? De heer Lomans: Mijnheer de voorzitter. De portefeuillehouder dank ik allereerst voor zijn woordvoering. Wij zijn blij met de toezegging dat burgers, vrijwilligers en verenigingen nauw betrokken zullen worden bij dit transitieproces. Zij zijn immers de hoeksteen van deze samenleving. Wij betreuren het dat sommige partijen er zo negatief tegen aankijken. Wij zijn ervan overtuigd dat er bij de mensen ook een stuk zelfredzaamheid zit. Wij zijn er ons terdege van bewust dat dit ook zijn beperkingen heeft en wij kunnen ons helemaal aansluiten bij het betoog van de heer Jacobs ter zake, maar bij de VVD is het glas niet halfleeg, maar halfvol. Samen met vrijwilligers en verenigingen willen wij graag klankborden hoe de vrijwilligers gevonden kunnen worden, dan wel hoe de gemeente hen als regisseur kan ondersteunen. Daarom zeggen wij ‘ja’ tegen dit voorstel. Mevrouw Faber-Doornebosch: Mijnheer de voorzitter. Ook ik heb de wethouder een vraag te stellen over wat hij een uitnodiging aan de samenleving noemde, want dat klinkt inderdaad nogal vrijblijvend. De kadernota lezende, kan ik niet anders concluderen dat dat er ook enige verplichting aan verbonden is. Als de overheid geen hulp meer geeft, omdat ze vindt dat die eerst moet worden gezocht binnen de eigen sociale omgeving, is dat in mijn ogen geen uitnodiging, maar zit er wel degelijk een stuk verplichting in. In de commissie hebben we het wat dit betreft gehad over de jaren ‘40/’50, toen er geen verzorgingsstaat was en men aangewezen was op zijn buren, kennissen of familie als men hulp nodig had. Van daaruit is vervolgens een verzorgingsstaat opgebouwd, die vandaag de dag helaas niet meer te betalen is. Dat schept kansen – daarvan zijn we ons bewust –, maar er kleven ook veel nadelen aan. We willen niet terug naar de jaren ‘40/’50, waarin je met je gezin op straat kwam te staan als je geen beroep kon doen op familie, vrienden of kennissen. Hierover wil ik graag nog iets meer horen van de wethouder. De heer Lomans: U schetst het wel erg negatief. Waar wij het over hebben, zijn extra subsidies en extra zorg die mensen krijgen. In onze sociale wetgeving hebben we bepaalde minima afgesproken die nooit overtreden mogen worden, maar hier gaat het om extra’s. Er wordt nu elke keer over een verplichting gesproken, maar die is er niet. Als men graag bepaalde zaken wil, wordt er ook iets verwacht. Als de mensen daaraan niet willen meewerken, wordt er gekort. Mensen wordt dan niets afgenomen, ze krijgen gewoon minder. Mevrouw Faber-Doornebosch: U begon zo positief dat ik dacht dat we elkaar wel zouden kunnen vinden, maar u sluit af met een zin die ik niet helemaal kan plaatsen! De heer Lomans: Laat ik als voorbeeld het UWV noemen, een heel ander proces, maar misschien begrijpt u dan mijn woordvoering. Iemand is verplicht een bepaald aantal sollicitaties te doen. Als hij dat niet doet, wordt niet zijn uitkering afgenomen, maar wordt hij daarin wel gekort. Zo zien wij dit voorstel ook. Het is toch heel normaal dat van een burger iets wordt verwacht, vooral in deze tijden? Mevrouw Faber-Doornebosch: Ja, het is heel normaal iets van een burger te verwachten en volgens mij lopen onze meningen ook niet zo heel ver uiteen, maar we moeten er wel voor oppassen dat we niet te veel verwachten van die burger. De rek die er is moeten we ook in het oog houden. Natuurlijk mogen wij iets van de maatschappij als geheel verwachten, maar daar staat tegenover dat de burgers ook iets van hun overheid mogen verwachten. We moeten er in
118
ieder geval voor waken hierin te ver te gaan, want dan gaan we terug naar een samenleving waarin het ieder voor zich is en God voor ons allen, en dat willen we niet. De heer Lomans: Ik ben blij dat we elkaar hierin kunnen vinden, maar dan hoop ik wel op een wat minder negatief geluid. Mevrouw Faber-Doornebosch: Ik ben helemaal niet negatief, integendeel. Wij onderschrijven de visie in deze kadernota, maar we zien ook een aantal risico’s en daarop moeten we wel alert zijn. De overgang van de verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij biedt ook een aantal kansen en die moeten we met elkaar goed benutten. De wethouder heeft in zijn beantwoording gezegd dat hij overweegt een aparte monitoring uit te voeren en dat lijkt me heel goed. Daarmee wil ik deze tweede termijn afsluiten. De heer Jacobs: Mijnheer de voorzitter. Eerlijk gezegd heb ik bij niemand een echt negatief geluid gehoord, al benadert de één het wat anders dan de ander, en dat kan ik me ook voorstellen. Over participatie wordt in de nota het volgende geschreven: “Daarnaast speelt mee dat in Nederland nog te veel mensen langs de kant staan, iets wat we ons met bovenstaande demografische ontwikkelingen in het hoofd niet kunnen permitteren.” Hieruit blijkt mijns inziens wel dat het niet allemaal vrijblijvend is. Ik neem aan dat ook de wethouder het iets anders heeft bedoeld dan nu lijkt. We kunnen gewoon niet helemaal langs de kant blijven staan. Waar we elkaar zullen vinden, zal wel ergens in het midden zijn, zoals misschien wel hoort bij het CDA. In die zin moet ik zeggen dat mevrouw Faber in mijn beleving heel wijze woorden heeft gesproken, maar dat zal misschien ook wel komen omdat ze uit Swalmen komt! De heer Daamen: Mijnheer de voorzitter. In eerste instantie heb ik al gezegd dat ‘vrijwillig verplicht’ niet bestaat. Dat we mee zullen moeten veranderen, is duidelijk en dat dat nog heel veel werk zal kosten, is ook duidelijk. Het verheugt mij van de wethouder te hebben beluisterd dat de communicatie naar buiten toe, maar ook met elkaar, hoog in het vaandel zal worden gehouden. Als we daarmee goed omgaan, ben ik ervan overtuigd dat we een heel eind in de goede richting komen. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Het is wat moeilijk het woord te moeten voeren voor je fractievoorzitter, die in dit soort zaken beter thuis is dan ik, maar ze heeft mij een aantal dingen meegegeven die ik graag naar voren wil brengen. Een van haar adviezen was: geeft de wethouder geen direct antwoord op jouw vragen, dan moet je niet akkoord gaan. Ik zal mijn vragen even langs lopen. Hoe krijgen we als raad inzicht in de vraag wat de decentralisatie eigenlijk inhoudt? Het antwoord daarop was: dat wordt pas de komende maanden inzichtelijk. Hoe kunnen we als raad vorm geven aan onze kaderstellende en controlerende taak? Daarop heeft de wethouder helemaal geen antwoord gegeven. Welke concrete taken komen op de gemeente af? Antwoord: de gemeente vervult een regisseursrol, dat is tijdens de kerntakendiscussie besproken en daarmee moeten we het maar doen. Welke geldstromen zijn te verwachten voor de nieuwe taken en voor de opstartkosten en welke financiële taakstelling/bezuinigingsopdracht is hieraan gekoppeld? Ik heb het dan over integraal beleid. De wethouder heeft daarover wel iets gezegd, maar een direct antwoord heb ik niet gekregen. Marianne stelt voor in dit kader het woord ‘kadernota’ ter discussie te stellen. We weten in Roermond namelijk langzamerhand wel wat kadernota’s inhouden. De raad wordt gevraagd akkoord te gaan met wat erin staat, zo vaag mogelijk, en vervolgens wordt iedere keer dat de raad er moeilijke vragen over stelt verwezen naar het feit dat hij toch de kadernota heeft vastgesteld.
119
Daar passen wij voor. Marianne stelt daarom voor het als een visienota te beschouwen die voor de komende maanden geldend is. Aan het einde van het jaar, wanneer wat meer inzicht bestaat in de vragen die ik heb gesteld en waarop geen antwoord is gegeven – tenzij dat in tweede termijn alsnog gebeurt, maar dat kan ik me niet voorstellen, want dan duurt de vergadering nog drie uur –, kunnen we dan verder zien. Wij pleiten ervoor hiervoor een werkgroep in te richten, waarin we met de belangenorganisaties en de wethouder, met ondersteuning van de griffier, gezamenlijk kunnen bekijken hoe we die kadernota vorm kunnen geven. Ik heb er geen zin in hierover een amendement te schrijven, want dat kost weer zoveel tijd en die zal de voorzitter me ook wel niet geven, maar ik stel mondeling voor het raadsvoorstel te zien als een visievorming en niet als een kadernota. De voorzitter: Als u van plan bent een amendement te schrijven, wil ik u daarvoor overigens alle ruimte geven. U moet in ieder geval niet doen alsof ik u zou willen beletten een amendement in te dienen. De heer Moison: Wij stellen alleen voor in het ontwerpbesluit de naam ‘kadernota Welzijn’ te wijzigen in ‘visienota Welzijn’. De voorzitter: Dat stelt u bij wijze van mondeling amendement dus voor? De heer Moison: Ja. Wethouder Kemp: Mijnheer de voorzitter. Voordat ik aan het laatste toekom wil ik een aantal andere opmerkingen van een reactie voorzien. In antwoord op de vraag of hier sprake is van vrijwilligheid, van een verplichting of van een uitnodiging, zou ik willen opmerken dat het afhankelijk is van de situatie waarover je spreekt. In de nota stellen wij dat de burger zoveel mogelijk moet meedoen naar vermogen en daaraan mogen wij in een opgaande lijn van participatie steeds meer verplichtingen hechten. Aan iemand die wil participeren bij wijze van arbeid en in een uitkeringssituatie zit, mogen we best voorwaarden stellen om tot arbeid te komen en in die zin is het verplichtend. In het geval van iemand die hulp of ondersteuning nodig heeft en daarvoor gebruik wil maken van iemand, een organisatie of vereniging in zijn omgeving, wordt die hulp of ondersteuning echter geboden op basis van vrijwilligheid, maar wel in die zin dwingend, dat we in samenspraak met elkaar bekijken of en op welke wijze een maatschappelijke organisatie hulp of ondersteuning kan bieden. In het concrete voorbeeld dat in eerste termijn werd aangehaald kunnen we niet iemand forceren of dwingen, maar als we het bijvoorbeeld hebben over de decentralisatie van de AWBZ, waarin een heleboel taken zitten die nu gefinancierd worden, kunnen we heel goed proberen in het informele circuit een oplossing te zoeken, door met wijkorganisaties, verenigingen en individuen samen met de organisatie van verstandelijk gehandicapten aan tafel te gaan zitten om te bezien wat we kunnen bieden, anders dan professionele hulp, en kunnen we op een andere manier dagbesteding geven. Dat kan best ook wel wat dwingend zijn. Als iemand afhaakt, haakt hij af, maar dan gaan we wel op zoek naar andere vormen van ondersteuning. Het zal altijd wat balanceren zijn en het is heel moeilijk daarvoor één zwart-wit-definitie te geven, omdat het niet altijd toepasbaar is op iedere situatie. De aparte monitoring pakken we op, zoals ik eerder al heb toegezegd, net zoals de communicatie. De heer Pleyte heeft opgemerkt dat het vooral om de vraag lijkt te gaan hoe we de bezuinigingen kunnen oplossen. Naar mijn idee is het echter wel degelijk meer. Los van de bezuinigingen willen wij ervoor zorgen dat iedereen op een volwaardige manier in deze samenleving staat en meedoet. Iemand die deelneemt aan de samenleving en daarin sociale contacten heeft zal zich beter voelen en voor de omgeving waarin hij leeft van meer waarde zijn, om het zo maar eens
120
te zeggen. Iedere burger maakt echter zijn eigen keuze of en op welke wijze hij wil participeren. Van iemand die op zoek is naar de hoogste graad van participatie, arbeid, mag de maatschappij ook wel iets terug verlangen. Iedereen doet mee naar vermogen en als dat vermogen er niet is, komt men terecht in het vangnet dat wij creëren. De heer Pleyte: Ik hoop dat u zich versprak toen u zei dat de hoogste graad van participatie arbeidsparticipatie is. Wethouder Kemp: De verschillende stappen van deelname aan de samenleving beziende, is deelnemen aan het arbeidsproces in die zin de hoogste stap, dat het vaak de moeilijkste weg is, omdat de afstand van mensen tot de arbeidsmarkt in sommige situaties groot is en daarin veel geïnvesteerd moet worden. Het vervolg op deze nota is dat de raad veel verschillende uitvoeringsnota’s zullen worden voorgelegd op het gebied van decentralisatie. Concreter kan ik de vraag van de heer Moison niet beantwoorden, omdat heel veel wat uitgevoerd gaat worden nog onderdeel is van discussie in Den Haag. Dat geldt ook voor de financiën. Aangekondigd is wel wat we aan financiële middelen mogen verwachten, maar over efficiencykortingen, uitvoeringsbijdragen, en noem het hele circuit maar op, kunnen we nog geen concrete informatie verschaffen. De heer Moison: Maar dan is het toch ook logisch dat bij Marianne de vraag is opgekomen waarom we dit een kadernota zouden moeten noemen? In een kadernota behoren ook de consequenties te worden aangegeven en u zegt nu zelf dat u die nog niet kent. Het is maar een woord, maar we hebben in het verleden al verschillende keren gemerkt dat, als hier een kadernota wordt vastgesteld, daarop later niet meer terug kan worden gekomen. Daarom stellen wij voor dit als een visienota aan te merken. In uitwerkingsnota’s en een mogelijke werkgroep kunnen dan de aanvullingen aan de orde komen. Wethouder Kemp: Als we deze nota niet vaststellen, hebben we straks een probleem, omdat de AWBZ al op 1 januari 2013 van kracht wordt. De heer Moison: Maar de wet bepaalt toch niet dat het een kadernota moet zijn? Wethouder Kemp: Nee, maar als de wet later is vastgesteld, rest nog maar een korte tijd van voorbereiding voor de inwerkingtreding per 1 januari 2013. We moeten straks verordeningen vaststellen en beleidskeuzen maken en daarvoor zijn nu al afspraken nodig. Ik kan me nog herinneren dat mevrouw Smitsmans in 2006 vond dat we te laat waren met de kadernota Wmo. We waren op tijd, maar zij gaf aan dat het veel eerder had gemoeten. Nu zijn we op tijd, nog voordat de wetgeving door de Tweede en Eerste Kamer is, en zitten we in een goede range om tot uitvoering te kunnen overgaan met deze kaders. Ik begrijp overigens wel dat het lastig is, want als we het over kaders hebben, wil iedereen ook op het concrete detailniveau weten wat de consequenties zijn, maar die kunnen we niet in alle gevallen voorzien. Laten we nu echter de kaders vaststellen en ons voorbereiden op de uitvoering van de verschillende wetgevingen die op ons afkomen. De voorzitter: Aan de orde is thans de besluitvorming. Door de heer Moison is een mondeling amendement ingediend, ertoe strekkend dat de naam van de nota wordt veranderd van kadernota in visienota. Ik verzoek de raad allereerst zich daarover uit te spreken. De heer Coenen: Mijnheer de voorzitter. De discussie tussen de heer Moison en de wethouder heb ik een aantal maanden geleden ook al eens opgeworpen. Wat mij betreft mag deze nota niet de naam ‘kadernota’ dragen. Het mag wel een visiedocument of een uitgangspuntennotitie
121
worden genoemd, eenvoudigweg omdat er nog te veel onduidelijkheden in zitten, zoals de wethouder ook zelf heeft toegegeven. Het mondelinge amendement wordt hierop bij handopsteken in stemming gebracht en door de meerderheid van de raad verworpen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig het voorstel en het daarbij behorende ontwerpbesluit, onder aantekening dat de fracties van GroenLinks, SP, Stadspartij Roermond en Roermond Sociaal geacht willen worden tegen te hebben gestemd. De voorzitter: Dames en heren. Ik schors de vergadering voor een korte rookpauze (20.10 uur). Schorsing De voorzitter heropent te 20.20 uur de vergadering. 13. Voorstel van het college om het Masterplan Maasplassen vast te stellen en in te stemmen met de intentieovereenkomst intergemeentelijke structuurvisie Maasplassen (raadsvoorstel nr. 2012/011/1). De voorzitter: Dames en heren. De heer Guffens heeft aangekondigd wegens privé- en verenigingsbelangen niet aan de beraadslagingen en de besluitvorming over dit agendapunt te zullen deelnemen en keert derhalve nog niet terug in de zaal. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Laat ik eens beginnen met een compliment: we hebben een mooi boekwerk voorgelegd gekregen, dat perspectieven biedt voor de regio MiddenLimburg, mits onze economie een andere draai krijgt, ondernemers willen investeren en het woningbouwprogramma in de regio blijft groeien, zoals hier wordt verwacht. Een aantal gemeenten, Rijkswaterstaat en enkele andere partijen hebben gezamenlijk aan tafel gezeten om te proberen één rode lijn te vinden in het Midden-Limburgse, om een economische, ruimtelijke en natuurlijke ontwikkeling mogelijk te maken. Toen op 26 mei 2010 in de commissie stadsontwikkeling het vlekkenplan Maas en Meer werd gepresenteerd, door naar ik meen de heer Copier, heb ik de wethouder gevraagd wat dit nu voor kader was. De wethouder antwoordde daarop dat de kaders die Rijkswaterstaat aangeeft en de strategische visie van Roermond de kaders vormden. Daaraan voegde hij toe dat de raad eerder al een meerjarenplan gebiedsontwikkeling had vastgesteld, dat de raad daarover al vaak schriftelijke mededelingen had ontvangen, of nog zal ontvangen, en al met al voldoende op de hoogte zal worden gehouden van het verloop. De laatste weken heb ik het archief van de gemeente door zitten plunderen, om te proberen de toezeggingen en kaders te achterhalen die we met elkaar hadden afgesproken. Ik heb ze niet kunnen vinden, maar dat kan natuurlijk liggen aan het feit dat ik niet zo goed op de hoogte ben van wat hier dagelijks gebeurt. Ik probeer me daarvan een keer in de twee weken op de hoogte te stellen als ik een commissievergadering bezoek, of een keer in de maand als er een raadsvergadering is. Misschien schiet ik daarin dus tekort, maar ik heb in ieder geval niet kunnen vinden wat de wethouder mij op 26 mei 2010 voorhield. Eind 2011 werden wij uitgenodigd in Baexem een bijeenkomst bij te wonen over het Masterplan. Daar werd een geweldige presentatie gegeven, die de nodige vragen uitlokte. Een van die vragen luidde wat we nu eigenlijk met dat Masterplan gaan doen. Het antwoord was dat het na vaststelling vertaald zou worden in bestemmingsplannen. Ik ben daarom eens op zoek gegaan naar de vigerende bestemmingsplannen die we hebben en daarbij kwam ik uit bij het vastgestelde bestemmingsplan Maas en Maasplannen uit 2008. Bij het bestuderen daarvan kwam ik
122
tot de ontdekking dat het een geweldig mooi bestemmingsplan is, wat bij mij de vraag deed rijzen waarom er nog een Masterplan nodig is als we al een vastgesteld, vigerend bestemmingsplan hebben. Als ik vervolgens zie wat aan dat bestemmingsplan toegevoegd gaat worden, moet ik vaststellen dat het een aantal onderdelen zijn die beschouwd kunnen worden als vrijblijvende gedachtespinsels. Van het college verneem ik graag of er voldoende financiële middelen van de markt aanwezig zijn om die gedachtespinsels te kunnen uitvoeren. Wat staat er nog meer in het Masterplan? We hebben het over een rivierkundige structuur. De Maas moet maximaal kunnen doorstromen en daartoe wordt op het gebied van Roermond waarvoor het bestemmingsplan Maas en Maasplassen geldt, voor de Oolderplas een doorvoer naar de noordelijke kant neergelegd, alsmede een mogelijke brug bij een gedeelte van de bestaande invaart. Dat lijken mij heel positieve ontwikkelingen, als het in het bestemmingsplan tenminste wordt toegestaan en als alle dingen die in het bestemmingsplan vermeld zijn ook meegenomen worden, maar die zie ik in het Masterplan niet meer terug. Met betrekking tot natuur, landschap, recreatie en toerisme meldt u dat rond de Noorderplas recreatiegebieden ontwikkeld en uitgebreid kunnen worden. Op pagina 79 van de nota staat echter: “Rondom de Noorderplas bij Roermond zijn reeds vele vormen van dag- en verblijfsrecreatie gesitueerd. (…) Binnen de bestaande recreatiegebieden zal geen sprake zijn van uitbreiding van bestaande bebouwing.” Nou, denk ik dan, dat ligt helemaal in het verlengde van wat GroenLinks voorstaat. Wij hebben namelijk altijd al betoogd dat er niet buiten de rode stedelijke contouren tewerk mag worden gegaan. Vervolgens lees ik onder punt 7.7.5 bij de sleutelprojecten: “De gemeente Roermond wil medewerking verlenen aan de realisatie van het Nautisch Kwartier in de Noorderplas. Dit initiatief behelst de ontwikkeling van vakantiewoningen op en aan het water.” Hoe valt dat te rijmen met het zojuist geciteerde, namelijk dat geen sprake zal zijn van uitbreiding van bestaande bebouwing? Van de wethouder wil ik nu graag eens klip en klaar weten op welke momenten de raad kaders voor dit Masterplan heeft vastgesteld. Kaders zijn belangrijk voor de raad – bij het vorige agendapunt hadden we het daar ook al over –, omdat het college daarmee een bepaalde leidraad wordt gegeven aan de hand waarvan doorgewerkt kan worden. Op 26 mei 2010 zei de wethouder dat wij genoeg kaders hadden, daarbij verwijzend naar de kaders van Rijkswaterstaat en naar de strategische visie. Wij hebben echter nog nooit een discussie gevoerd over de kaders die binnen het Masterplan zouden moeten gelden. De wethouder zal nu misschien tegenwerpen dat ook het bestemmingsplan Maas en Maasplassen voor ons een kader is, maar dan moet ik toch zeggen dat daarin steeds van de ene planvorm naar de andere wordt verwezen. Het blijft daarom onduidelijk op welke momenten wij als raad, c.q. commissie, een discussie hebben kunnen voeren over de kaders van hetgeen hier wordt vastgelegd. In eerste instantie wil ik het hierbij laten, want u weet dat wij dit niet hebben kunnen voorbereiden, omdat wij dachten dat het pas in mei op de agenda zou staan, maar misschien zullen we er in tweede instantie nog verder op terugkomen. Mevrouw Beeren-Adriaans: Mijnheer de voorzitter. In het mooie stuk dat wij hebben gekregen lees ik onder andere dat bij de Linne nieuwe natuur en bij de Rosslag en in de Weerd drijvende woningen zullen komen. Ik vraag mij af of wij nog terug kunnen als wij hier ‘ja’ tegen zeggen. Volgende maand krijgen we dit namelijk allemaal in de commissies te behandelen en als we er dan nog iets over willen opmerken, vermoed ik dat we te horen zullen krijgen dat we eerder onze mond open hadden moeten doen, want dat de kadernota inmiddels is vastgesteld. De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. We hadden er een vaag vermoeden van dat dit voorstel op de agenda zou prijken en daarom hebben wij het wel in onze fractie besproken. Wij zijn van mening dat we met dit stuk in ieder geval vooruit kunnen. Alle punten die van belang zijn kun-
123
nen vanzelf nog aan de orde in de diverse bestemmingsplannen. Wij kunnen dus instemmen met het voorstel. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Het Masterplan Maasplassen is een intergemeentelijk plan waarbij veel partijen zijn betrokken en het is zelfs grensoverschrijdend buiten Nederland. Er liggen uiteraard kansen, maar er is ook nog veel dat in onze ogen niet voldoende is uitgewerkt. Veel vragen blijven nog open. Wanneer kunnen die aan bod komen? Ik noem onder andere de Rosslag. Op het Sprekersplein hebben mensen gesproken over de stille sport, het kanoën en de zeilsport. Ook daarover blijven veel vragen liggen, evenals over het winterbed en de hoogwaterbescherming. Verder wordt nog gesproken over de GREX-wet. Naar mate ik verder lees, komen er steeds meer vragen op. Wanneer kunnen we daarop inspelen? Het document is weliswaar kaderstellend, maar we behouden ons in voorkomende gevallen toch het recht voor om hierin onze eigen positie te bepalen. De heer Franssen: Mijnheer de voorzitter. Het Masterplan Maasplassen en de intentie voor de intergemeentelijke structuurvisie gaan niet alleen over Roermond. Het Masterplan bestrijkt een gebied van circa 176.000 ha, zelfs grensoverschrijdend, en ongeveer 50 km aaneengesloten rivier. Dat betekent nogal wat. Het Masterplan is nog geen instrument voor ruimtelijke ordening. Na dit plan wordt een intergemeentelijke structuurvisie opgesteld, specifiek voor dit hele gebied, en vervolgens komen individuele plannen, individuele ontwikkelingen en individuele wensen van gemeenten, maar ook van ontwikkelaars, aan bod in een veel later traject. Er moet wellicht nog een plan-MER worden opgesteld en een POL-aanvulling komen, en dan zijn we – gesproken wordt wel over 18 maanden, maar ik rond het maar af – alweer twee jaar verder voordat we aan individuele bestemmingsplannen toekomen, waarmee we over individuele projecten iets te zeggen hebben. Het Masterplan is wat de VVD-fractie betreft een alles omvattend geheel, van waaruit verder gebouwd kan worden voor de hele regio. Later deze avond komen we nog te spreken over de meerjaren-investeringsprogramma’s van de gebiedsontwikkeling en dit is één van de vier programmalijnen van de Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg. Als er één majeur project is, is het dit wel. De informatievoorziening waarop de heer Moison doelde hebben we ook even nagekeken. Al vanaf begin 2009, toen nog sprake was van een vlekkenplan, zijn wij hierover geïnformeerd via mededelingen, informatiebijeenkomsten in de regio, op het Sprekersplein en andere momenten. In mei 2009 werd gezegd dat in de zomer van 2009 het Masterplan zou verschijnen, maar inmiddels zijn we al weer wat jaren verder en ik verwacht dat er nog heel veel jaren overheen zullen gaan voordat wij daadwerkelijk tot de kern komen. Daarop kom ik straks nog even terug, want over de manier waarop dat zijn beslag zou moeten krijgen, hebben wij nog wel wat vragen. De lokale inspraak heeft zich niet alleen beperkt tot het Sprekersplein. Heel wat instanties hebben hierover ook brieven geschreven en die zijn op zichzelf duidelijk, maar er is op dit moment nog geen inzage- of zienswijzeprocedure. Zonder in te gaan op alle individuele verzoeken die in die brieven zijn gedaan – dat laten we graag even aan het college over –, willen wij wel van het college weten hoe degenen die een brief hebben geschreven of hebben ingesproken, de stakeholders, de individuele briefschrijvers en wellicht nog heel veel meer partijen, hierbij in het vervolgtraject worden betrokken. Vanuit het Masterplan gaan we straks nog verder op details in en het is van belang dat alle betrokkenen daarin gekend worden. Behalve de mooie vlekken loopt als een rode draad 50 km van de rivier de Maas door het hele plan heen. Uit de bestuursovereenkomst Waterveiligheid Maas vloeit van alles voort. Letterlijk wordt zelfs gesteld dat met ondertekening van die overeenkomst ook financiering van maatregelen is verzekerd. Ik heb geen verstand van verzekeren en daarom wil ik graag eens van het college horen wat verstaan wordt onder het verzekeren van financiële middelen. Ligt er ergens
124
al een zak geld klaar om daarmee iets te doen? Verder wordt gerefereerd aan bestuurlijke overleggen met staatssecretaris Atsma en ambtelijk met Rijkswaterstaat en dat leidt tot mijn volgende concrete vraag: wat is de realiteitswaarde hiervan, als we straks vanuit het Deltaprogramma, of vanuit de beleidslijn Grote Rivieren, te horen krijgen dat hier wel een mooi Masterpan voorligt, maar dat het de vraag is of de individuele projecten daarin zich wel verdragen met de veiligheid in de rivieren? Bestaat dan de kans dat individuele projecten niet van de grond kunnen komen? Tenslotte wil ik nog een terugkomen op de brieven die zijn binnengekomen. Er waren heel wat brieven bij van watersportverenigingen. Hoe wil het college in de toekomst, bij het uitwerken van het Masterplan in een intergemeentelijke structuurvisie, omgaan met de zaken die door die watersportverenigingen worden aangegeven? Onder andere wordt daarin nadrukkelijk aandacht gevraagd voor rustige vormen van watersport, kanoën, roeien, zeilen en surfen. Zelf heb ik er wel een suggestie voor. In het vlekje Roermond van het vlekkenplan staat wel het icoon ‘intensieve watersport’, waarbij wij ons grote motorjachten e.d. voorstellen, maar het icoon ‘extensieve watersport’ ontbreekt, en dat is precies waar al die watersportverenigingen op doelen. Hoe staat het college tegenover de gedachte om met name die extensieve watersport mee te nemen in de vlek van Roermond? (De heer Coenen verlaat te 20.40 uur de vergadering.) De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. Vandaag besluit de raad van Roermond over het Masterpan Maasplassen. Dit Masterplan is een integrale visie op de inrichting van het gebied dat wij de Maasplassen noemen en is als zodanig een onderdeel van het plan van professor Bakker over de gebiedsontwikkeling in Midden-Limburg. Daarmee staan wat ons betreft de kaders dan ook vast voor dit Masterplan. Het CDA constateert dat zaken als hoogwaterbescherming en natuur en landschap op een duurzame manier verankerd zijn in dit plan. Wat ons betreft kan dit plan dan ook als uitgangspunt dienen voor verdere ontwikkeling, overigens met één maar: het CDA hecht zeer aan draagvlak voor plannen die moeten worden uitgevoerd. Uit de reacties van de watersportverenigingen begrijpen wij dat zij zich in dit proces niet gehoord voelen en dat zij graag willen participeren in de verdere vormgeving van de plannen, want juist deze verenigingen hebben de Maasplassen groot gemaakt en gemaakt tot wat het nu is. Wat ons betreft moet het mogelijk zijn de gedachten in het Masterplan te verenigen met de ambities van de watersportverenigingen. Dat betekent echter wel dat we naar elkaar moeten luisteren en dat er een podium geschapen moet worden waar men naar elkaar kán luisteren. Van de wethouder willen wij graag weten op welke wijze hij hieraan invulling gaat geven. Van groot belang is ook dat burgers die geconfronteerd worden met maatregelen, zoals de bewoners van de woonboten in de Donkere Nack, ervan op aan kunnen dat de afspraken die ooit met de gemeente zijn gemaakt door de gemeentelijke overheid gerespecteerd zullen worden. Met betrekking tot de ontwikkelingen van de Maasplassen in Herten, bij de Rosslag, heeft het CDA tijdens de algemene beschouwingen in 2011 het volgende gezegd: “In Herten bestaan plannen om de omgeving van de Rosslag te ontwikkelen. Om de toeristische waarde van Herten en Ool te behouden, wil het CDA niet inzetten op grootschalige projecten. We moeten hier projecten ontwikkelen die passen in het landschap, die de landelijke waarde van het gebied benadrukken en de toeristische mogelijkheden van het gebied ten volle benutten.” Voor het CDA is dit standpunt het uitgangspunt van waaruit wij zullen blijven kijken naar de ontwikkelingen in het Maasplassengebied. Dat geldt dus ook voor het gebied rondom Hateboer. De ontwikkelingen van de Maasplassen vragen om goede infrastructurele maatregelen. Daarvan is een goede verbinding van het gebied met de A2 wel de belangrijkste. Daarom kan het Masterplan Maasplassen niet los gezien worden van de ontwikkelingen rondom de N280. Net
125
zoals bij de N280 is het Masterplan een van de belangrijkste impulsen om Midden-Limburg economisch weer op de kaart te zetten. Zonder goede economische ontwikkelingen is het onmogelijk sociaal beleid te ontwikkelen. Het is dus van belang voor alle burgers van onze stad en onze regio dat het Masterplan Maasplassen wordt uitgevoerd, maar dan wel graag met draagvlak bij burgers en verenigingen. Mevrouw Thissen-Heynen: Mijnheer de voorzitter. Ook de PvdA-fractie vindt het erg belangrijk dat het voorstel nu op tafel ligt. Het is namelijk een van de speerpunten die is voortgekomen uit de samenwerking binnen de GOML. Ik kan me nog heel goed de bijeenkomsten van een paar jaar geleden met professor Riek Bakker herinneren, die op haar onorthodoxe manier die samenwerking vlot heeft getrokken. Het was een hele moeilijke bevalling en het is daarom goed dat dit plan er nu ligt. De PvdA vindt het ook van belang dit plan nu te behandelen. Wij willen onze verantwoordelijkheid, ook jegens de regio, niet ontlopen, want er zal vaart gemaakt moeten worden. Naar onze mening ligt een hele goede, integrale visie voor voor het gebied Maas en Maasplassen, vanaf België tot en met Midden-Limburg, waarin de diverse functies in het gebied – water, groen en recreatie – op een goede manier met elkaar in balans worden gebracht. Iedereen weet dat dat nu niet het geval is. Het gebied is nu te veel een lappendeken, gevormd door de ontgrondingen in de afgelopen decennia, waarbij van een fatsoenlijke herinrichting nauwelijks sprake was. Het plan ziet er goed uit, maar net als het CDA vinden wij het heel belangrijk dat er ook draagvlak voor is. Wat ons betreft zullen de plannen in het Roermondse gedeelte absoluut moeten voldoen aan een drietal belangrijke uitgangspunten. Allereerst zullen de eigen inwoners van Roermond en ook de inwoners van de regio voor hun waterrecreatie op en langs het water gebruik moeten kunnen blijven maken van de Maas en Maasplassen. Het is immers ook landelijk beleid dat de mensen dichtbij huis moeten kunnen recreëren en ontspannen. Op die manier creëer je ook een heel aantrekkelijke woonomgeving. Ten tweede moeten de watersportverengingen, die al lange tijd hun thuisbasis hebben op de Maas en Maasplassen, die thuisbasis ook in de toekomst kunnen behouden. Op het Sprekersplein is daarvoor aandacht gevraagd en bij die gelegenheid zijn ook een aantal suggesties gedaan door een vertegenwoordiger van de KNAP, maar het voert te ver om daarop nu in te gaan. De derde groep waarmee rekening moet worden gehouden, en die ook in de verdere uitwerking betrokken moet blijven, zijn de overige gebruikers van de Maasplassen, waarbij ik onder meer denk aan de naturistenvereniging, die op het Sprekersplein aandacht heeft gevraagd voor een aantal voor hen belangrijke zaken. Naar aanleiding van het plan zelf willen wij nog enkele vragen en kanttekeningen en ook een enkele tegenstrijdigheid naar voren brengen. Als de plannen op de voorliggende manier worden uitgevoerd, verdwijnt het evenemententerrein, wat ook het einde betekent van bijvoorbeeld het Solar Festival, een enorme publiekstrekkers, in het hele land bekend. Voorts is sprake van een breder aanbod aan dagrecreatieve en verblijfsrecreatieve voorzieningen. Hoe wordt dit gezien in relatie tot de hoogwaterproblematiek die er nog steeds is? Recent nog hebben de bewoners van de Weerd de hulp ingeroepen van de ombudsman om hier iets aan te doen. De nieuwe voorzieningen zorgen voor een aantrekkende werking op watersportbeoefenaars. Er komen steeds meer watersporters, terwijl het wateroppervlak als gevolg van de voorzieningen die worden voorgesteld steeds kleiner wordt. Hoe kunnen we voorkomen dat de kip met de gouden eieren geslacht wordt?
126
De PvdA vindt het goed dat de jachthaven de Rosslag een impuls krijgt, maar over de exacte invulling komen we volgende maand nog te spreken en uiteindelijk zal het bestemmingsplan dat door de raad wordt vastgesteld bepalen wat uiteindelijk wel of niet gerealiseerd wordt. Een heikel punt zijn voor ons de drijvende woningen die gepland zijn in de Noorderplas. In de ogen van de PvdA hebben die geen meerwaarde voor Roermond, integendeel – en hiermee kom ik op de tegenstrijdigheid die ik zojuist noemde –: ze vormen een bedreiging voor de uitgangspunten die we zojuist genoemd hebben, namelijk dat de Maas en de Maasplassen bereikbaar en beschikbaar moeten blijven voor de eigen inwoners en voor de watersportverenigingen. De recreatieve druk op en langs de Maasplassen is al hoog. Toevoeging van meer verblijfsrecreatie zal de druk verder verhogen. In onze ogen is het contrast met de groene gebieden juist waardevol en wat ons betreft past verdere grootschalige recreatie daar niet in. De voorzitter: In het kader van het primus secundus-systeem dat we vorige week hebben besproken, zal de reactie van het college bij dit agendapunt worden verzorgd door twee wethouders. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Met uw opmerking geeft u ook de problematiek aan die hierbij aan de orde is. We hebben hier namelijk niet alleen te maken met een Masterplan Maasplassen, maar ook met nationaal overleg met betrekking tot hoogwaterbescherming. Collega IJff neemt deel aan dat nationaal overleg en zal ingaan op een aantal aspecten die daarop betrekking hebben. Om te beginnen zeg ik de raad dank voor het feit dat wij dit voorstel vanavond kunnen behandelen, en dat is van belang omdat het integraal onderdeel uitmaakt van twee andere raadsvoorstellen die nog op de agenda staan. De heer Moison dank ik ook voor het compliment dat hij heeft gemaakt, want dat bood perspectief, zij het dat daarop een hele riedel volgde over te weinig informatie die zou zijn verstrekt. Gedeeltelijk is daarop inmiddels al ingegaan door de heer Franssen, die daarbij teruggreep op het jaar 2009, toen hij zelf nog geen raadslid was. Voor het gemak sla ik dat nu even over en ga ik meteen naar de datum van 26 mei 2010 die de heer Moison heeft genoemd. Volgens hem zou ik toen het een en ander hebben gezegd wat hij niet meer heeft kunnen terugvinden in de stukken die hij daarover heeft geraadpleegd. Hij voegde er echter zelf aan toe dat hij er niet veel tijd voor heeft gehad, omdat hij maar eens in de twee weken op het stadhuis komt als er een commissievergadering is en een keer in de maand als er een raadsvergadering is. Als hij wat meer op het stadhuis was geweest en wat meer navraag had gedaan, had hij kunnen weten dat 26 mei 2010 het vertrekpunt was voor deze coalitieperiode; ik verwijs in dit verband ook even naar het coalitieakkoord, waaraan hij weliswaar niet gebonden is, maar waarover in deze raad wel uitvoerig gesproken is. Vervolgens zijn er commissiemededelingen geweest op 22 juni 2010, op 14 september 2010, op 30 november 2010, op 25 januari 2011, op 15 maart 2011, op 10 mei 2011, op 21 juni 2011, op 7 september 2011 en op 5 oktober 2011, zodat er alle kans is geweest om daarover iedere keer vragen te stellen. Op 12 oktober 2011 heeft de heer Moison het prachtige Masterplan gekregen waarvoor hij vanavond een compliment uitsprak. Op 30 november 2011 zijn door collega IJff mededelingen gedaan over de hoogwaterbescherming van de Maas en de ontwikkelingen van het Deltaprogramma en op 1 december 2011 is een informatieavond belegd voor alle collegeleden, alle raadsleden en alle stakeholders in heel Midden-Limburg. Op 1 februari 2012 is in de commissie medegedeeld dat het Masterplan Maasplassen op 5 april 2012 aan de orde zou worden gesteld en op 21 maart 2012 is in de commissie het procedurevoorstel besproken om het niet te behandelen. Na deze opsomming moet het mij van het hart dat ik er altijd een beetje moedeloos van word als wij te horen krijgen dat wij onze informatieplicht niet serieus nemen. Een actief raadslid heeft voldoende mogelijkheden, zowel in de commissie als in de raad, maar ook daarbuiten, om alle informatie te krijgen die er is.
127
De heer Moison heeft ook geïnformeerd naar de kaders die hiervoor bestaan. Welnu, behalve de kaders van Rijkswaterstaat zijn dat de strategische visie, de beleidslijn Ruimte voor de rivier, de N280, de Lus van Linne, het Oog van Midden Limburg en als we heel ver teruggaan, is het zelfs begonnen in de jaren ’80 met de privatisering van Aqua Terra, waar ik destijds als jong Kamerlid fel tegen was, maar helaas was ik de enige in de provincie. Als we het toen anders hadden gedaan, hadden we veel betere, lokaal betrokken ontwikkelingen gehad. Nu daarvoor nieuwe mogelijkheden ontstaan, moeten we die kans wel grijpen. Im grossen ganzen meen ik te mogen zeggen dat de informatievoorziening vanaf 26 mei 2010 voldoende is geweest. De heer Moison maakte een fout toen hij opmerkte dat dit Masterpan vertaald zal worden in bestemmingsplannen. Het Masterplan zal worden vertaald in een intergemeentelijke visie en dié zal vervolgens worden vertaald in bestemmingsplannen. In dit verband kan ik meteen ook antwoord geven op een vraag van mevrouw Beeren. Als dit Masterplan wordt vastgesteld, komen alle onderdelen daarvan terug in de bestemmingsplannen. Ik zal haar er dus niet aan houden dat zij voor het Masterplan heeft gestemd, en dat zal mijn opvolger ook niet doen, als die er ooit komt! Alle onderdelen komen dus nog terug, want daar wordt verschillend over gedacht, zoals over de Rosslag en het Nautisch Kwartier, maar ik mag toch aannemen dat over Hateboer, waarover de heer Breugelmans sprak, geen verschil van mening meer bestaat. Collega IJff en ik zijn inmiddels heel hard bezig om dat geregeld te krijgen, want dat loopt binnenkort al twintig jaar. De ontwikkelaar heeft iedere keer nieuwe voorwaarden gekregen, en nu opnieuw, waardoor het misschien wel helemaal niet doorgaat. Ik hoop in ieder geval dat we daarop niet meer terug hoeven te komen…. De heer Breugelmans: Ik neem aan dat u zich toch wel wilt oriënteren op de vraag hoe de huidige bewoners van Hateboer daarover denken en welke mogelijkheden zij zien. Als ik namelijk hoor welke problemen zich daar voordoen, vrees ik dat het anders een ellenlange procedure van bezwaren gaat worden en daar zitten we ook niet op te wachten. Ik verzoek u met klem heel goed met die mensen te gaan praten voordat u daar tot planontwikkeling overgaat. Wethouder Van Rey: Not in my backyard is een bekend begrip. Het bestuur van Maas en Roer heeft ons gevraagd er rekening mee te houden dat het realiseren van recreatiewoningen tot problemen kan leiden in het kader van de zeilsport. Daar hebben wij begrip voor en daar wordt dan ook naar gekeken. Direct kom ik nog terug op de brieven die door de heer Franssen zijn genoemd. De heer Moison heeft geïnformeerd naar de financiële middelen bij een markt die tegen zit. Met de markt zit het op dit moment inderdaad tegen. Het probleem zou des te groter worden als we nu nog extra financiële bijdragen zouden vragen. Het persbericht van de provincie maakte gewag van investeringen van honderden miljoenen. Het college van Roermond heeft daarop meteen een mailtje naar de gedeputeerde gestuurd met de vraag of hij zich niet vergist had. Op dit moment zien wij dat nog niet, niet alleen vanwege de zeer onduidelijke financiële voorwaarden, maar ook omdat het de vraag is of de financiers hieraan wel willen meewerken. Als ik lid zou zijn van GroenLinks, wat ik me overigens in het geheel niet kan voorstellen, zou ik voor dit raadsvoorstel vanavond een bloemstuk hebben aangeboden. Terecht herinnerde mevrouw Thissen eraan dat in het verleden altijd economische motieven voorrang hebben gehad. We hebben ontgrind en aandacht geschonken aan infrastructuur en een aantal economische projecten. Daardoor zijn de verschillende functies die de Maas heeft, afvoer van water, transport over water, natuur, landschap, wonen, bedrijvigheid en recreatie een beetje in onbalans geraakt. Denk bijvoorbeeld aan de discussie over de Lus van Linne. Nu worden vanuit een oogpunt van natuur, landschap en ecologie geweldige inspanningen verricht om het evenwicht te herstellen tussen hoogwaterbescherming – logisch, gegeven de discussie over de Weerd –,
128
behoud van natuur en landschap, de gewenste economische ontwikkelingen en leisure, en dat niet alleen op het grondgebied van Roermond, maar op het hele Maasplassengebied. Als in het Nautisch Kwartier iets gebeurt, zal daarvoor elders gecompenseerd moeten worden en die compensatie zal in dit gebied gevonden moeten worden. Wat is dan mooier dan dat allemaal in een intergemeentelijke visie te gaan regelen? Misschien is een aantal projecten die in het Masterplan staan überhaupt niet mogelijk, omdat er geen compensatie mogelijk is. Op heel veel dossiers ben ik optimistisch, maar ik heb inmiddels wel geleerd dat deze weerbarstige materie heel moeilijk is. Mevrouw Pilz heeft geïnformeerd naar het tijdpad voor het bestemmingsplan. In reactie daarop neem ik meteen de brieven mee die de heer Franssen noemde. Hoewel hieraan geen inspraakof zienswijzeperiode was gekoppeld, hebben de verenigingen hierop nu al gereageerd en als ik bestuurslid zou zijn van zo’n vereniging zou ik dat ook hebben gedaan. Laat ik twee brieven als voorbeeld nemen. De Roeivereniging Aeneas schrijft: “De roeivereniging merkt verdergaand op dat zij verheugd kennis heeft genomen van het gegeven dat het Maasplassengebied van de gemeente de aandacht krijg die het verdient.” Uit de brief van Nautilus citeer ik: “Tijdens de stakeholderbijeenkomsten van het GOML/Maasplassen zijn regelmatig door de vertegenwoordiger van de Regioraad van het KNWV/Limburg, de heer Ap Joosten, zienswijzen en adviezen aangegeven en neergelegd (…).” Hiermee wil ik maar aangeven dat men er ook al in de stakeholderbijeenkomsten bij betrokken is geweest. Ik ben niet goed in voorspellen, maar ik weet wel dat het in dit dossier never nooit mogelijk zal zijn het iedereen naar de zin te maken. We doen uiteraard een uiterste poging, want ook wij willen het draagvlak zo groot mogelijk maken, maar het is niet uitgesloten dat er toch een vereniging zal zijn die zich blijft afvragen of de overheid hiermee moet doorgaan. Het is het college erom te doen ervoor te zorgen dat de watersport de ruimte die ze heeft behoudt, op één onderdeel na. Als de plannen van het Nautisch Kwartier doorgaan, zal het watersportgebeuren daar iets minder worden. Het is maar een heel klein onderdeeltje, misschien 1% of nog minder, maar daar staat tegenover dat we dan een poging zullen doen om het elders te regelen. Belangrijkste uitgangspunt is en blijft dat het Maasplassengebied een kwaliteitsimpuls moet krijgen en daarvoor hebben we de intergemeentelijke visie nodig. Ik wijs erop dat watersport ook economisch van betekenis is. In het boekje ‘Daarom watersport; de betekenis van watersport in beeld gebracht’, dat ik kreeg thuis gestuurd, heb ik gelezen dat de watersporter dagelijks veel geld uitgeeft aan de lokale economie, veel meer dan bijvoorbeeld iemand op een camping, maar dat zal u niet verbazen. Met de schrijvers van alle brieven die wij hebben binnen gekregen zullen wij, niet alleen in stakeholdersoverleggen, maar ook 1 op 1, in discussie gaan om te bezien hoe wij hen tegemoet kunnen komen. Mevrouw Pilz merkte op dat bij het lezen van het stuk steeds meer vragen bij haar naar boven kwamen. Het maakt deze materie alleen maar uitdagender, zou ik in reactie daarop willen zeggen. Het is in 1980 begonnen en we zien nu misschien het licht aan het eind van de tunnel. De heer Franssen heeft verwezen naar de geweldige hoeveelheid hectaren die hier in het geding zijn. Bezoekers die wij hier ontvangen – en morgen heb ik weer een belangrijk acquisitiegesprek voor een nieuwe ontwikkeling – laat ik altijd zien dat wij hier meer water hebben dan de Loosdrechtse Plassen. Mensen uit de Randstad zijn daarvan helemaal niet op de hoogte. De heer Franssen was wat pessimistisch toen hij de termijn van 18 maanden afrondde op twee jaar. Dat zou betekenen dat het pas in de volgende coalitieperiode zo ver is. Collega IJff en ik zullen onze uiterste best doen om het wat sneller voor elkaar te krijgen. Eenvoudig is het niet, want alleen al met de MER-procedure zijn we in Nederland hartstikke doorgeschoten, gelet op alle voorwaarden waaraan voldaan moet worden. Aan de rustige vorm van watersport zal zeker aandacht worden geschonken. De heer Franssen attendeerde in dit verband op een ontbrekend icoontje. Als iets ontbreekt, neemt collega IJff de beantwoording daarvan altijd voor zijn rekening!
129
Gevraagd is hoe wij tewerk gaan met de stakeholders. De stakeholders worden vertegenwoordigd. Zojuist heb ik al een citaat aangehaald uit een brief ter zake. Zelf zit ik in de Stuurgroep Maasplassen en verder komen er werkateliers. Dat functioneert heel goed. Eind deze maand gaan we in de commissie praten over de Rosslag. Ik heb verzocht het werkatelier over het alternatieve plan dat is aangeboden door het actiecomité in Herten te houden vóór de commissievergadering, zodat ik er in de commissievergadering mededelingen over kan doen. Dat de gemeente ooit afspraken zou hebben gemaakt met de bewoners van de woonboten in de Donkere Nack kan ik me niet herinneren. De mensen hebben ook geen afspraken gemaakt met de eigenaar van de grond, dus dat wordt nog een hele mooie juridische discussie. De naturistenvereniging heeft laten weten dat ze liever geen paviljoen bij de Oolderplas wil, en dat kan ik me wel voorstellen, want als je wat hoog staat is dat voor een naturistenvereniging misschien niet zo plezierig. Wel wil ze weer graag een brug. Zojuist heb ik al gezegd dat we het niet iedereen naar de zin kunnen maken. Met mevrouw Thissen ben ik het geheel eens dat we de kip met de gouden eieren nooit mogen slachten, integendeel: die moet juist een kwaliteitsimpuls krijgen. Wat betreft de ontwikkelingen bij de Noorderplas herinner ik eraan dat wij een woningbehoefteonderzoek hebben laten uitvoeren, waaruit is gebleken dat wonen op of aan het water zeer in trek is. We zien dat nu ook bij de dijkwoningen in Oolder Veste; daarvoor moest geloot worden, zo aantrekkelijk zijn ze. Hier is behoefte aan recreatiewoningen en dat is goed voor de kwaliteitsimpuls. Er zijn mensen die het heerlijk vinden om een of twee weken, en misschien nog wel langer, in een drijvende woning te vertoeven. De andere vragen en opmerkingen laat ik graag over aan collega IJff. De voorzitter: Voordat ik wethouder IJff het woord geef, verzoek ik u alvast even uw agenda’s te raadplegen. Het ziet er namelijk naar uit dat we deze vergadering niet om elf uur kunnen beeindigen. In dat geval zal de vergadering maandag worden voortgezet. Mevrouw Smitmans nodig ik uit dan als voorzitter te fungeren, omdat ik er zelf niet bij kan zijn. Wethouder IJff: Mijnheer de voorzitter. Een aantal sprekers heeft de vraag gesteld wat de mogelijkheden en onmogelijkheden vanuit het Deltaprogramma zullen betekenen voor dit gebied. In feite is in het Deltaprogramma dit gebied al aangewezen als een voorbeeldproject/pilotproject. Daarom is het extra belangrijk duidelijk aan te geven wat wij willen met dit gebied en daarvoor is het Masterplan een belangrijk handvat. Ik voeg er echter wel aan toe, en dat heb ik de laatste keer ook gezegd in de vergadering van de stuurgroep, waarin vijf gemeenten langs de hele Maas vertegenwoordigd zijn, van Rotterdam tot Eijsden – zelf zit ik er voor het deel van Limburg ten zuiden van Venlo –, dat het Deltaprogramma geen excuus mag zijn om niks te doen. We moeten de zaken oppakken en proberen ze te realiseren, ook al is de financiering pas vanaf 2017 gegarandeerd. Hiermee is ook aangegeven dat voor het Deltaprogramma geen onuitputtelijke pot geld beschikbaar is. Het speelt over het hele Maasgebied, ook het gebied dat gevaar ondervindt, met name het westelijke deel. Daarom zal in de gebieden in Roermond waar dit speelt – de Weerd is zojuist al even genoemd – nagegaan zal moeten worden wat technisch mogelijk en financieel haalbaar is. Als we accepteren dat solitaire bebouwing niet de bescherming krijgt die andere gebieden krijgen, zal er een effectieve schaderegeling moeten zijn en zal misschien zelfs mensen preventief tegemoet moeten worden gekomen in extra investeringen die worden gedaan om schade te voorkomen. De doorstroming in de Maas kent twee problemen: een hoogwaterprobleem, dat iedereen kent, maar ook een laagwaterprobleem. Steeds vaker en met steeds grotere frequenties krijgen we met name bij een rivier als de Maas te maken met het feit dat er heel weinig water doorheen gaat, met alle consequenties van dien. Het zou ook de recreatie een keer kunnen gaan raken,
130
als het niveau van het water zo laag wordt dat er gevaar ontstaat voor het varen. Terecht krijgt dat probleem in het Deltaprogramma een steeds belangrijker plaats. Veel aandacht is geschonken aan de watersportverenigingen. Vanuit mijn portefeuille heb ik een overleg gecreëerd met de watersportverenigingen, om te bezien of we hier een watersportexpertisecentrum kunnen realiseren, dat een impuls geeft aan het gebied en waarmee de verenigingen er gezamenlijk zorg voor kunnen dragen dat het geheel meer is dan de som der delen. Het overleg verloopt plezierig en gevolg is dat daardoor ook overleg plaatsvindt tussen de verenigingen. Momenteel wordt door alle watersportverenigingen voor de eigen jeugd een cursus zeillessen aangeboden tussen nu en 17 juni, om op die manier de jongeren in aanraking te laten komen met het watersportgebeuren. Daarnaast wordt de haalbaarheid onderzocht van het organiseren van een gezamenlijke open dag op 17 juni voor alle watersportverenigingen in Roermond. Noteer de datum alvast in uw agenda, zou ik zeggen! Over intensieve watersport heerst een hardnekkig misverstand. Het heeft ooit in de plannen gestaan en aanvankelijk dacht men dat dat snelle watersport was. Dat is echter niet het geval. Met intensieve watersport wordt in feite gedoeld op het aantal boten per vierkante meter, met name op die plaatsen waar zich veel jachthavens bevinden en dus veel recreatievaart mogelijk is. Het heeft niets te maken met wel of niet zeilen, wel of niet kanoën, of wat dan ook. Het is slechts een term die aangeeft dat ergens watersport in een hogere frequentie mogelijk is. Het Masterplan vergt, zoals de heer Van Rey al zei, ook het maken van keuzes. Toen de watersportverenigingen met de wens kwamen om een Olympische baan in de Zuidplas te realiseren, heb ik erop gewezen dat in België al een Olympische baan ligt. Ik kan me voorstellen dat men een wedstrijdbaan wil, maar een Olympische baan lijkt me overdreven, gegeven het feit dat dat in België, wat in feite ook ons plassengebied is, al goed verzorgd is. Met de woonbootbewoners in Donkere Nack heb ik twee maanden geleden overleg gevoerd. Hoewel de gemeente hierin geen formele rol heeft, heb ik ondersteuning aangeboden met het zoeken van stukken die in ons archief zitten en met het faciliteren van overleg tussen de belangrijke partijen die hiermee wel te maken hebben, om ervoor te zorgen dat iedereen in voldoende mate aan zijn recht kan komen. Dat traject loopt op dit moment nog steeds. De voorzitter: Het woord is in tweede termijn aan de raad. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Kun je raadsleden goed informeren door hen een lijst mededelingen voor te houden vanaf 26 mei 2010 tot en met 1 februari 2012 met de opmerking dat ze die maar hadden moeten lezen? Wat ik de wethouder heb gevraagd, is eens aan te geven op welk moment met de commissie, c.q. de raad, een discussie is gevoerd over de kaderstellende taak die de raad heeft. Je kunt alles wel via de Trompetter of het Zondagsblad ter kennis van de raadsleden brengen, maar het college hoort de raad bij de hand mee te nemen naar besluitvorming. In een discussie met elkaar horen wij elkaars standpunten aan te horen. Op 26 mei 2010 heeft de wethouder toegezegd dat de raad de komende maanden en jaren nog voldoende gelegenheid zou krijgen voor discussie over de kaders. Het verbaast mij dan dat het CDA, de PvdA en de VVD hierover in die periode nooit vragen hebben gesteld en zich nooit hebben afgevraagd wanneer daarover eens in discussie zou worden gegaan. Waarom wordt het aan Cees Moison van GroenLinks overgelaten om die discussie aan te zwengelen? De wethouder heeft mij voorgehouden dat ik voldoende gelegenheid heb gehad om hierover in discussie te gaan, en natuurlijk: iedere vergadering kan wel worden aangegrepen als gelegenheid om een kaderdiscussie aan de orde te stellen, maar het zou het college hebben gesierd als het zelf eens een sessie had belegd met de raadsleden over dit toch wel zwaarwegende agendapunt. Maar nee, dat gebeurt niet: we krijgen op 30 november via een raadsinformatiebrief het Masterplan….
131
De heer Franssen: Ik begrijp wel wat u zegt, maar volgens mij is nog niet zo lang geleden door de griffier een notitie rondgestuurd over passieve en actieve informatieplicht van raadsleden. Bij de mededelingen van portefeuillehouders stelt de VVD regelmatig vragen, ik zelf soms wel eens te vaak en te detaillistisch, zeg ik met een schuin oog naar de voorzitter van de commissie Ruimte. Het is toch aan ons zelf om die informatie tot ons te nemen? Wat dat betreft begrijp ik u niet helemaal. De heer Moison: De wethouder is een goochelaar, probeert de heer Moison zoveel mogelijk in de zeik te zetten… Wethouder Van Rey: Ik maak bezwaar tegen dat woord! De heer Moison: Sorry: belachelijk te maken. Zo voelt het tenminste aan als hij het doet voorkomen alsof ik geen tijd zou hebben gehad om het Masterplan te lezen. Ik heb helemaal niet gezegd dat ik het Masterplan niet heb gelezen, ik heb alleen gezegd dat het een complex verhaal is. De wethouder is een goochelaar met een aantal dingen. Ik heb hem eerder twee, drie vragen gesteld. Geef me nu eens aan waarom op pagina 79 een tegenstelling staat over de Noorderplas. Daarop heeft hij helemaal geen antwoord gegeven. Dat komt omdat hij mij zo graag het sommetje van al die raadsinformatiebrieven wil voorhouden, daarmee aangevend wat voor tekortkomingen ik zou hebben. Hij is ook niet ingegaan op mijn vraag naar de relatie met het bestemmingsplan Maas en Maasplassen. Het Masterplan Maasplassen is wat mij betreft al gewoon juridisch vastgelegd in dat bestemmingsplan, waarin is aangegeven dat aan de zuidzijde van de Oolderplas bos en bossingels en aan de oostzijde bomenrijen moeten worden aangelegd. In het Masterplan zie ik dat allemaal niet terug. Alles wat nu weer wordt aangevoerd over de ontwikkeling van PMC’s en waterfun, over de relatie aanleg voorzieningen met het Lateraalkanaal, zijn allemaal dingen die al in het bestemmingsplan zijn vastgelegd. Daarom vraag ik waarom dit alles zo nodig weer wordt opgesomd in het Masterplan. Verder lees ik dat bij de Noorderplas mogelijk een overdekt zwambad gerealiseerd zal worden, terwijl we ons zwembad de Roerdomp niet eens kunnen financieren, en dat in de Donkere Nack woonboten worden aangelegd. Laten we daarover eerst eens in de raad discussiëren voordat we zo’n Masterplan gaan vaststellen. De heer Franssen: Als u zoveel op- en aanmerkingen hebt op het Masterplan, tot zelfs op detailniveau, waarover we het nu niet hebben, vraag ik me af waarom u het voorstel in de commissie van de agenda hebt laten halen. Daar had u erover kunnen praten! De heer Moison: U weet donders goed wat daarvan de reden was: omdat wij al vanaf 30 november een discussie wilden voeren over de Rosslag en het Masterplan, om na te gaan welke kaders daarvoor met elkaar gesteld zouden kunnen worden. Ik ben iemand die graag met raadsleden van gedachten wil wisselen over kaders. Als ik echter op zo’n manier gefrustreerd word door de coalitie, die steeds weer agenda’s verschuift, laat ik het maar. De wethouder heeft geen antwoord gegeven op mijn vragen over de tegenstelling op pagina 79 en over wat nu eigenlijk in het bestemmingsplan is vastgesteld en hij is voorbij gegaan aan de discussie die wij hebben gehad over de visie van dit plan: wat is het belangrijkste van het hele verhaal en waar willen we naartoe werken? Mevrouw Thissen gaf het heel duidelijk aan: je kunt in een plas met water zoveel mogelijk gaan stoppen, maar op een gegeven moment is het maximum bereikt. Dát zou ik graag in het Masterplan willen zien: hoeveel stoppen we erin en hoe verhoudt zich dat ten opzichte van de natuur en het leefmilieu? Gaan we ons kapot programmeren met iets wat we niet willen, willen we hier de Loosdrechtse Plassen krijgen? Nee, we willen een attractief gebied blijven en daarover wil ik een discussie met de raad en het college aangaan. Daarvoor krijgen we echter niet de gelegenheid. Als dagelijks bestuur zou u op
132
een normale manier met ons in een sessie dit zo belangrijke onderdeel aan de orde moeten stellen, maar in plaats daarvan krijgt de heer Moison het verwijt te horen dat hij raadsinformatiebrieven van weet-ik-veel-welke data niet heeft gelezen. Dank u voor dat verhaal, wethouder! Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. We weten met z’n allen dat dit een gevoelig gebied is en dat er verschillende soorten watersport zijn, de stille en de minder stille, waarvan de banen elkaar in het water kruisen, waarmee geen van beide partijen gelukkig is. Wat mij nog niet helemaal duidelijk is, is of de drijvende woningen waarover de wethouder het had alleen bedoeld zijn voor recreatie, of dat het toch peu à peu vaste woonbestemmingen worden, zoals in Oolderhuuske gebeurd is, waar in de negentiger jaren alleen recreatiewoningen waren, waarvan nu meer dan de helft vast bewoond is. Bestaat niet het risico dat dat ook bij de nieuwe drijvende woningen zal gebeuren? De heer Franssen: Mijnheer de voorzitter. Dit onderwerp leent zich er natuurlijk prachtig voor om de uitdaging aan te gaan om nu al, terwijl we nu toch spreken over een Masterplan en hoe daarmee verder moet worden gegaan in de richting van een intergemeentelijke structuurvisie, op detailniveau in discussie te gaan. De VVD-fractie heeft dat echter bewust niet gedaan, omdat we er nu op abstractieniveau over willen praten. Daarom zijn we ook niet ingegaan op individuele brieven, al hebben we het college wel uitdrukkelijk verzocht die, hoewel er geen inspraakreactie is, mee te nemen in het vervolgtraject. Daarop heeft het college wat ons betreft voldoende geantwoord. De heer IJff moet ik zeggen dat er zoveel icoontjes op de bewuste pagina stonden, dat ik de betekenis van extensief en intensief even verkeerd geïnterpreteerd heb. Het is nu duidelijk, maar wij blijven erop aandringen voldoende aandacht te besteden aan met name de langzame watersport. Zoals de heer Van Rey terecht opmerkte, is die watersport van gigantisch belang en geeft ze een economische impuls aan onze stad en de hele regio. Na de beantwoording van de vragen is er mijns inziens voldoende basis om akkoord te gaan met dit Masterplan en het vervolgtraject om te komen tot een intergemeentelijke structuurvisie. Wel wil ik bij deze alvast aangeven dat wij het vervolgtraject nadrukkelijk zullen blijven volgen, en met name ook de afspraken met hogere overheden, zoals provincie en Rijkswaterstaat, want die zijn in onze ogen van wezenlijk belang in dit hele ontwikkelingsgebied. De heer Breugelmans: Mijnheer de voorzitter. Om te beginnen zeg ik beide wethouders hartelijk dank voor hun beantwoording. Zeer tevreden ben ik met de manier waarop wethouder Van Rey mensen en verenigingen wil betrekken bij de besluitvorming. Ik ga ervan uit –, nee: ik weet – dat hij zijn uiterste best zal doen, maar hij weet dat zelfs die uiterste best nog niet goed genoeg is. Daarom wil ik hem vragen zijn uiterste uiterste best te doen! De heer IJff kan ik zeggen dat de verenigingen buitengewoon lovend over hem zijn, maar wel aangeven dat ze niet kunnen praten over de ontwikkelingen die hen te wachten staan, en daar gaat het op dit moment over: zij willen als een volwaardig partner aan tafel zitten. De mening van de heer Van Rey over Aqua Terra deel ik. Ik zou willen dat hij destijds al enige gelijk had gekregen en dat zal ik Pierre Verhagen vertellen! Tenslotte nog dit: wat ons betreft kan dit als hamerstuk naar de raad. (Mevrouw Van Beers verlaat te 21.28 uur de vergadering.) Mevrouw Thissen-Heynen: Mijnheer de voorzitter. Met de wethouder ben ik het eens dat niet iedereen tevreden gesteld kan worden. Er zijn nu eenmaal heel veel belangen mee gemoeid en waar het hier een intergemeentelijk plan op hoofdzaken betreft – zeg ik tot de heer Moison –, zul je af en toe ook water bij de wijn moeten doen, of bepaalde verantwoordelijkheden verder
133
van je moeten af leggen. De PvdA heeft haar verantwoordelijkheid genomen en duidelijke uitgangspunten en voorwaarden gesteld. Die blijven voor ons belangrijk, zeker ook in de volgende stappen naar de structuurvisie en uiteindelijk het bestemmingsplan. Dat de drijvende woningen zeer in trek zijn neem ik zonder meer van wethouder Van Rey aan, maar wij vinden wel dat het gebied attractief moet blijven voor met name onze eigen inwoners, onze eigen recreanten en watersporters. Als die woningen daarbij roet in het eten gooien, is het voor ons een duidelijke zaak, maar dat komt in een later stadium nog wel aan bod. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Jammer genoeg moet ik beginnen met de constatering dat de heer Moison lijkt op een ouderwetse grammofoonplaat, waarbij de naald in de groef is blijven steken. Het is een dolgedraaide plaat geworden, want hij geeft zichzelf een brevet van onvermogen… De heer Moison: Ga zo maar door! Wethouder Van Rey: Het is volgens mij al de tiende keer in deze periode dat hij het dagelijks bestuur van de stad vraagt hoe de fractie van GroenLinks moet opereren. Dat is de omgedraaide wereld. Ik heb geen oordeel over deze manier van opereren, ik zeg alleen dat hij, als hij de presentatie op 1 december voor alle gemeenteraadsleden onvoldoende vond, de voorzitter van de commissie Ruimte had kunnen verzoeken dit op de agenda te zetten. De heer Moison: Ik heb daar bezwaar tegen, want ik heb de voorzitter van die commissie al op 30 november gevraagd die discussie daar te voeren. Wethouder Van Rey: Het lijkt me sterk dat u al de dag van tevoren om die discussie vraagt. Ik heb de heer Moison overigens niet gezegd dat hij alles had moeten lezen. Hij begon zelf met een verwijzing naar 26 mei 2010 en dat als vertrekpunt nemend heb ik even zijn geheugen opgefrist en verteld wat er in de tussentijd is gebeurd. Hij heeft 12 keer de mogelijkheid gehad hierover te discussiëren, maar ik ga niet over de orde van die vergaderingen; daar gaat de raad zelf over. Een goochelaar ben ik ook niet. Als hij me het overzicht had gevraagd, had ik hem dat gegeven. Vandaag heeft hij nog telefonisch contact gehad met een ambtenaar, die hem ook antwoord heeft gegeven. Op pagina 79 staan twee kolommen. Met de bestaande bebouwing die in de linkerkolom is weergegeven wordt de Weerd bedoeld. In de rechterkolom, betrekking hebbend op de ontwikkeling van vakantiewoningen op of aan het water, had het woordje ‘aan’ misschien beter achterwege kunnen worden gelaten, want bedoeld zijn hier de woningen op het water. Het is overigens helemaal niet erg dat het er zo staat, want later komt die indeling nog een keer aan de orde. Wat de bestemmingsplannen betreft waarnaar de heer Moison herhaaldelijk heeft verwezen, herinner ik eraan dat de bestemmingsplannen die hier de laatste jaren zijn behandeld op dit gebied altijd conserverende bestemmingsplannen zijn geweest. De heer Moison: Hoe komt het dan dat in de toelichting dat soort ontwikkelingen als gewenst wordt aangeduid? Wethouder Van Rey: Dat heb ik de vorige keer al in de commissie uitgelegd, en hier ook. Als wij in het bestemmingsplan Stadsweide, dat nu bij de binnenstad hoort, niet de ontwikkelingen van Jazz City hadden vermeld, was ons nu het verwijt gemaakt dat wij niet aan onze actieve informatieplicht hadden voldaan. Daarom is ook in het bestemmingsplan Maasoever – de heer Moison had het wel steeds over het bestemmingsplan Maas en Maasplassen, maar het is het
134
bestemmingsplan Maasoever – verwezen naar eventuele ontwikkelingen. Als wij daarvan op de hoogte zijn, moeten wij die mededelen. Mevrouw Pilz moet ik zeggen dat de mensen die op Oolderhuuske permanent wonen op één hand te tellen zijn. De exploitant heeft er liever ook niet permanent mensen wonen, omdat die voor de lokale economie veel minder opbrengen. Waar we nu over spreken, zijn met name recreatiewoningen. Ik sluit niet uit dat in het plan voor de Rosslag, als dat te zijner tijd doorgaat, wel een paar permanente woningen zullen komen, zoals er nu ook één of twee zijn. De heer Breugelmans kan ik verzekeren dat ik bij ieder dossier nog een tandje toevoeg aan mijn uiterste best. Drijvende woningen zijn op het gebied van recreatie inderdaad zeer in trek. Bij iedere ontwikkeling geldt als uitgangspunt dat ze tot een kwaliteitsimpuls moet leiden, vernieuwend moet zijn en geen roet in het eten mag gooien. Vergelijk het even met het Designer Outlet Center, waar iedereen in het begin zeer terughoudend tegenover stond, buiten deze zaal was iedereen zelfs tegen. Dankzij de vernieuwingen die daar zijn gekomen heeft de lokale economie een jump gekregen en zo moet dat ook hier worden gezien. De voorzitter: Aan de orde is de besluitvorming. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Demokraten Swalmen kan instemmen met dit plan, maar behoudt zich het recht voor te zijner tijd op onderdelen en projecten een ander standpunt in te nemen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig het voorstel en het daarbij behorende ontwerpbesluit, onder aantekening dat de fracties van GroenLinks en SP geacht willen worden tegen te hebben gestemd. (De heer Guffens keert terug ter vergadering.) 14. Voorstel van het college om de ‘Kwaliteitsatlas Kaleidos, wonen in het landschap van de Roervallei’ vast te stellen (raadsvoorstel nr. 2012/022/1). De voorzitter: Dames en heren. De heer Dohmen heeft aangekondigd niet aan de beraadslagingen en de besluitvorming te zullen deelnemen, omdat hij via zijn werkgever bij dit plan betrokken is, en verlaat derhalve de zaal. Mevrouw Beeren-Adriaans: Mijnheer de voorzitter. Het oorspronkelijke plan voorzag in 700 woningen, een aantal dat na het afhaken van Roerdalen is teruggebracht tot 468. In de bijgevoegde cijfers voor Roermond heb ik gelezen dat er veel plannen zijn voor het bouwen van koopwoningen, en dat terwijl volgens gegevens van de NVB vandaag de verkoop van koopwoningen dramatisch is gedaald en momenteel in Roermond nogal wat woningen leeg staan. Bovendien is gisteren een rapport van minister Spies uitgekomen, waarin te lezen valt dat de vraag naar huurwoningen toeneemt met 75.000, terwijl twee jaar geleden nog een daling van 45.000 werd verwacht, een verschil van 120.000. Wordt het dan niet eens tijd te denken aan de bouw van wat huurwoningen in plaats van koopwoningen? De heer Lucas: Mijnheer de voorzitter. Het college zeg ik dank voor de nadere informatie die is verstrekt in de groene flap. Dit jaar krijgen we nog een voorontwerp, de inspraak daarop wachten we af en dan komen we er vanzelf op terug. Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Kaleidos is momenteel een mooi, kwalitatief natuurgebied, waar veel mensen van profiteren. Het voorliggende plan voorziet nu in een gestileerd gebied voor nieuwe bewoners, terwijl het volgens ons momenteel een onzekere tijd is
135
voor de totale uitvoering ervan. Twijfels en vragen blijven. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als halverwege alles staakt? Er is dan een complete infrastructuur en enkele grote kavels zijn waarschijnlijk verkocht, maar hoe zit het met de inkomsten tegenover de lasten die er dan liggen? Al met al is dit plan in onze ogen op dit moment niet nodig. Voor Demokraten Swalmen zijn nut en noodzaak ervan nu niet bewezen. Mevrouw Thissen-Heynen: Mijnheer de voorzitter. Het plan is uitgebreid besproken in de commissie en daar hebben wij geconstateerd dat het feit dat hier gebouwd kan worden al is vastgesteld in het POL. De vraag of hier gebouwd mag worden staat dus niet meer ter discussie. De enige vraag die dan nog rest is of we deze locatie ook nodig hebben. Op ons verzoek heeft de wethouder inzage gegeven in de huidige woningbouwplannen en daaruit blijkt, enigszins tot mijn verbazing moet ik zeggen, dat naast de plannen voor dit Melickerveld her en der in de gemeente nog 3.600 woningen gepland zijn, méér dan volgens de prognose van het ETIL uit 2011 in het uiterste geval nodig zou zijn, want daarin wordt uitgegaan van een maximale groei van 3.000 huishoudens in 2032. Bovendien meldt de risicoparagraaf dat de huidige woningmarkt nog veel onzekerheden kent. De bestaande plannen lijken ruim voldoende om de verwachte groei op te vangen. Waarom wordt dan toch nog ingezet op dit plan? Inhoudelijk willen wij nog de volgende vragen stellen over het plan. In het plan wordt gesproken over 18 woningen per ha, echter exclusief het onbebouwde midden. In de groene flap heeft het college zelf aangegeven dat het op de stukken waar gebouwd wordt in feite neerkomt op 30 woningen per ha. De woningen liggen dus vrij dicht op elkaar en dat is een heel ander verhaal, zij het dat ze zijn gelegen in een ruime, groene omgeving. In dit verband wil ik ook aandacht vragen voor het onderhoud van dit groen. In de plannen staat dat de toekomstige bewoners het groen zelf moeten onderhouden, maar dat blijkt nu al een probleem op te leveren waar een dergelijk iets een feit is. Daarvoor is aandacht nodig. Verder dringen wij aan op een goede communicatie met de toekomstige eigenaren, als de plannen doorgaan. Of hier koop- of huurwoningen moeten worden gebouwd, laten wij graag aan de projectontwikkelaar over. Omdat hierin ook twee woningcorporaties zijn vertegenwoordigd, nemen wij aan dat het wel goed zit. Wonen voor mensen met een kleine beurs vindt de PvdA uiteraard ook belangrijk. De heer Hutjens: Mijnheer de voorzitter. Het voorstel voorziet in een ontwikkeling van Melickerveld, afgezoomd door een industrierand, met daaronder een verwaarloosd stukje grond aan de zuidas. Wij vinden dit een mooi project. De vragen die ik in de commissie heb gesteld over de leidingen die daar lopen zijn naar voldoening beantwoord. Zojuist is een vraag gesteld over de risico’s die eventueel gelopen zouden kunnen worden als het plan niet helemaal kant en klaar opgeleverd zou worden. Volgens mij blijkt uit de stukken dat dat risico voor de gemeente niet bestaat. De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. Mij resten nog enkele vragen die in de commissie niet beantwoord konden worden. Ik heb er mijn verbazing over uitgesproken dat, gelet op de Kwaliteitsatlas die er nu ligt, niets gezegd kon worden over het prijsniveau dat voor deze woningen kan gelden. Is daarover intussen wel nieuws te melden? De volgende vraag luidt waarom in dit plan wordt afgeweken van de keuze die hier eerder is gemaakt voor een compacte-stadsaanpak. Net als de PvdA-fractie vraag ik me vervolgens af waarom nu 468 woningen in dit gebied worden gebouwd, terwijl in de overige plannen al 3.900 woningen voorkomen, een iets ander aantal dan de PvdA noemde, maar dat maakt in wezen niet zo heel veel uit. Kan het college aangegeven waarom de woningmarkt van Roermond dit project dan nodig heeft?
136
De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. Net als de PvdA en D66 heb ik wat zitten rekenen met de cijfers en daarbij ben ik uitgekomen op 4.100 woningen + 400 die erbij komen + 210 woningen die niet zijn meegeteld omdat het plannen betreft met minder dan 10 woningen. Zo kom ik op ongeveer 4.700 woningen. Mevrouw Thissen heeft al aangegeven hoeveel woningen wij volgens het ETIL nodig zouden hebben tot 2032. Mijn vraag is of we onze markt niet kapot aan het maken zijn door nog meer gronden aan te wijzen voor ontwikkeling. Het aantal woningen per ha doet ook een vraag rijzen. Tijdens de presentatie is aangegeven dat er heel ruim ontwikkeld zou worden en dat er 16 woningen per ha zouden komen. Kijken we echter naar het uitgeefbare gebied, dan komen we op ongeveer 30 woningen per ha, bijna het dubbele dus. Kan de wethouder nu eens aangeven welk beeld we ons hierbij moeten voorstellen, het Oolder Veste-beeld of een nog lager beeld? Gezegd is dat men hier een dorps karakter wil creëren, maar een dorps karakter is volgens mij iets wat je in Asenray vindt, of in Boukoul, met 10 à 15 woningen per ha. Hier doet zich mijns inziens echter een stedelijke verdichting voor met 30 woningen per ha. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Deze discussie is een herhaling van die in de commissie en ik meende met mijn beantwoording in de groene flap duidelijk te zijn geweest. Laat ik maar eens beginnen met de vraag waarom dit plan zo nodig is, terwijl we al zoveel woningbouwplannen hebben. In de groene flap heeft men kunnen lezen dat op de lijst met plannen ook een aantal plannen voorkomen die nooit doorgaan. De vorige keer heb ik al uitgelegd dat in Roermond geen vraag meer is naar de 94 appartementen die voorkomen in het bestemmingsplan voor de oude GAK-locatie. De ontwikkelaar heeft ze al vele keren aangeboden en is al flink gezakt met de prijs. Wij hebben zelfs al eens geïnformeerd of we het zouden kunnen gebruiken als een tijdelijke parkeerlocatie voor het ziekenhuis, als daar nieuw wordt gebouwd. Het is dus een dynamische lijst die voortdurend bijgesteld wordt. Zojuist heb ik op mijn kamer de mail laten ophalen die ik vanmorgen heb gekregen met een behoefte-onderbouwing van Kaleidos, die de laatste stand van zaken weergeeft. Ik zou die mail kunnen voorlezen, maar ik kan hem ook aan de raad toesturen, zodat daarvan rustig kennis kan worden genomen. Verder wijs ik erop dat er een verschil is tussen de ETIL-onderbouwing en de CBS-onderbouwing. Volgens de afspraak die de raad zelf heeft goedgekeurd bij de woonvisie mogen wij in het kader van de planvorming boven die ETIL-onderbouwing gaan zitten. Het betekent dat wij binnen de maximale planruimte blijven. In totaliteit hebben we 4.800 woningen, inclusief Kaleidos, en dat past precies binnen de berekening die wij het verleden met elkaar hebben afgesproken. In de commissie heb ik aangegeven dat dit plan er bij mijn aantreden al lag, samen met dat van Roerdalen. Tot mevrouw Beeren merk ik in dit verband op dat het toen 1.000 woningen betrof. Nadat Roerdalen eraf was gegaan, bleven er 700 woningen over en daarvan hebben wij gezegd: dat never nooit. Met het plan is gestart in een periode waarin die mooie cijfers er nog niet lagen, maar wel een geweldige vraag bestond naar grondgebonden woningen. Wij verkeren nu in een dip op de kopersmarkt, maar hopelijk komt er weer vertrouwen in de koop- en huurmarkt als de onderhandelingen in het Catshuis volgende week een overeenkomst opleveren. Er zal in ieder geval iets moeten gebeuren, want op deze wijze kunnen we niet doorgaan in Nederland. Het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen is op één jaar na de Tweede Wereldoorlog na nog nooit zo laag geweest als in het eerste kwartaal van 2012. In de commissie is er ook op gewezen dat dit plan in fasen wordt uitgevoerd en dat in de realiseringsovereenkomst zal worden afgesproken dat, als na de eerste fase van 50 woningen besloten zou worden tijdelijk, drie jaar, vijf jaar of tien jaar, niet door te gaan, dat tot een niemandsland mag leiden. Dat moet heel goed afgezekerd worden. Gegeven het feit dat de realiseringstermijn bij woningbouwplannen gemiddeld acht jaar is en ervan mag worden uitgegaan dat we een keer uit deze economische dip komen, meen ik dat wij op deze weg moeten doorgaan.
137
De heer Pleyte kan ik bevestigen dat wij er vertrouwen in hebben. We zien ook dat de cijfers voor Roermond ieder jaar beter worden. Het is heel eenvoudig: hoe meer werkgelegenheid, hoe meer mensen gelukkig in deze regio willen wonen. Ik kom nu bij de vraag die is gesteld over het aantal woningen per ha. De heer Hutjens heeft verwezen naar de geweldige leidingenstrook in dit gebied. Daar moeten we van af blijven en dat betekent dat er een heel groot openbaar gebied komt. In Nederland zie je dat wel vaker. Er zijn mensen die het geweldig vinden om in zo’n gebied te wonen, landschappelijk vanwege het open groen, maar toch ook stedelijk. 1 op 30 is natuurlijk niet te vergelijken met Oolder Veste, maar als het hele middenterrein van Oolder Veste was leeg gelaten en alleen aan de buitenkant was gebouwd, zou daar dezelfde verdichting zijn ontstaan. Uiteindelijk is het de markt die bepaalt of er wel of niet vraag naar is. Zoals bekend, zijn bij de ontwikkeling twee corporaties betrokken. Krachtens de motie die door deze raad is aanvaard, moet de ontwikkelaar de verhouding van de aandelen melden en moeten wij dat ook melden, wat ik in de commissie heb gedaan. Die verhouding is: een kwart Wonen-Limburg, een kwart Wonen-Zuid, een kwart 3W Vastgoed en een kwart bouwbedrijf Jongen, in Roermond Scheepers-Jongen. Nadat 3W heel veel activiteiten in Limburg had verkocht, is het 50% Scheepers-Jongen geworden. In Nederland mogen we van corporaties verlangen dat ze doen waarvoor ze zijn opgericht en we mogen er daarom van uitgaan dat ook hier huurwoningen zullen komen. Ik weet niet of ik het juridisch kan afdwingen, maar ik zal er mijn uiterste best voor doen. De heer Moison: Waarom zou je dat niet juridisch kunnen afdwingen in een bestemmingsplan? Wethouder Van Rey: In een bestemmingsplan spreek je niet over koop- en huurwoningen. De heer Moison: Hoezo niet? Je kunt de verdeling van woningen toch in een bestemmingsplan vastleggen? Wethouder Van Rey: U hebt vanavond gezegd dat u zo actief bent. Ik zou zeggen: kom met een initiatief. Dat zie ik met belangstelling tegemoet. Ik ben het met iedereen eens dat dit een prachtig geomorfologisch gebied is, dat geweldig in stand wordt gelaten met de vallei e.d., en dat er iets moois kan ontstaan. We verkeren echter in een onzekere tijd en we moeten in ieder geval waarborgen dat we, als er een nog grotere stilstand komt, niet met de gebakken peren komen te zitten. Dat alles zal in de realiseringsovereenkomst moeten worden afgesproken. Tot de heren Pleyte en Moison, die het over een dorps karakter hebben gehad, merk ik op dat dit een stedelijk gebied is, zoals in het POL is afgesproken. Als we daaraan nog een groen karakter kunnen geven, is dat meegenomen. De vraag die door de heer Pleyte over de prijzen is gesteld is volgens mij eerder al door de heer Van Vught beantwoord, maar als dat niet zo is, zal ik hem vragen dat alsnog te doen. Mevrouw Beeren-Adriaans: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft gezegd dat ermee zal worden opgehouden als er maar 50 woningen zijn gebouwd en er niet meer worden verkocht. Op dat moment liggen er echter wel allerlei voorzieningen, die wij hebben kunnen betalen. Hoe gaan we daarmee om? Mevrouw Pilz-van Elven: Mijnheer de voorzitter. Ik heb gevraagd hoe de inkomsten zich verhouden tot de lasten als er in fasen wordt gebouwd. We zullen dan misschien jarenlang de lasten mee moeten nemen van de infrastructuur die er ligt, en waarvan niemand de uitgaven betaalt. Verder is het best een aardig plan, dat ontken ik niet, maar we willen op dit moment toch een pas op de plaats maken.
138
Mevrouw Thissen-Heynen: Mijnheer de voorzitter. Wij blijven een beetje worstelen met de behoefte. De wethouder heeft zelf gezegd dat er telkens maar 50 woningen worden gebouwd. Je kunt je dan afvragen of er behoefte aan is. Aan de andere kant heeft de wethouder aangegeven dat uit een onderzoek is gebleken dat bepaalde woningen gewoon niet verkocht worden, en dan doelt hij met name op een aantal inbreidingslocaties. Is dit een andere type woningen, waar meer vraag naar is? We zullen maar zeggen: de praktijk zal het leren. Omdat dit plan in feite al geaccordeerd is, gaan wij akkoord met deze Kaleidos-visie. De heer Hutjens: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden dit nog steeds een goed plan. Ik zie weinig tot geen risico voor de burger, alleen een goede economische impuls voor de stad. Daarom willen wij deze Kwaliteitsatlas Kaleidos vaststellen als basis voor het op te stellen bestemmingsplan Melickerveld. De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. De wethouder heeft gezegd dat we binnen de maximale planruimte blijven en dat lijkt me op zichzelf nogal logisch, maar er is natuurlijk geen enkele verplichting om helemaal tot het gaatje te gaan wat die maximale ruimte betreft. De redenering van de wethouder dat het plan niet hoeft te worden afgebouwd als er geen vraag blijkt te zijn, naar deze bijna 500 woningen, gaat mijns inziens ook niet op. Zo simpel is het natuurlijk niet. Het zou namelijk best kunnen dat er wel vraag is naar woningen in dit gebied en dat dit vervolgens leidt tot een grote leegstand in andere delen van Roermond. Het verschil daarbij is wel dat de woningen die wel verkocht worden dan vervolgens gekocht worden van projectontwikkelaars, terwijl de woningen die leeg blijven staan voor schade en schande zijn van de dan aanwezige bewoners. De heer Moison: Mijnheer de voorzitter. De wethouder blijft af en toe toch weer goochelen. Eerst zegt hij dat de gemeente in bestemmingsplannen bepaalde dingen niet kan regelen en in de volgende zin geeft hij aan dat hij een realiseringsovereenkomst gaat afsluiten waarin wel afspraken over het programma kunnen worden gemaakt. Het is maar hoe je wilt goochelen. Met de heer Pleyte ben ik het volledig eens dat wij de consequenties van de krimp, die wij in deze regio ook gaan krijgen, eens onder ogen zullen moeten zien. Volgens de wethouder zou deze discussie een herhaling zijn van die in de commissie. In de commissie beschikte ik echter niet over het overzicht van alle openstaande bebouwingsvlakken en evenmin over de cijfers betreffende de woningdichtheid. De opmerkingen die ik daarover heb gemaakt waren dus geen herhaling van die in de commissie. Ook dit is weer zo’n statement van de wethouder waar ik niet op zit te wachten. Al met al blijf ik veel twijfels houden bij dit plan. Nu kan wel gezegd worden dat dit alleen maar een Kwaliteitsatlas is, een leuk schilderijtje, en dat straks bij het bestemmingsplan de consequenties nog kunnen worden beoordeeld, maar ik durf op basis van de cijfers die hier voorliggen en op basis van eigen onderzoek dat ik heb gedaan naar de ontwikkelingen naar 2020, 2030 en 2040 – ik doe namelijk ook onderzoek in planologische richtingen, naar geboortegolven en zo –, wel te zeggen dat het niet verantwoord is met een kaliber van ongeveer 4.600 à 4.800 woningen steeds maar dit soort bouwgronden toe te voegen. De raad moet het ook eens aandurven wat te matigen en nader te bezien of een bepaald plan wel of niet kan doorgaan. De wethouder zal wel weer boos worden en zeggen dat ik er niets van snap, maar misschien snapt hij ook veel dingen van mij niet. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Enkele raadsleden hebben aandacht geschonken aan de fasering. Ik heb gezegd, en dat staat ook in het stuk, dat wij gegeven de marktomstandigheden nog een en ander zullen moeten vastleggen in de realiseringsovereenkomst. Tot de heer Moison merk ik in dit verband op dat in een realiseringsovereenkomst wel afspraken kunnen worden gemaakt over huur- en koopwoningen, maar niet in bestemmingsplannen. In de re-
139
aliseringsovereenkomst zullen we afspraken maken over een stedenbouwkundige invulling waarvan we geen spijt kunnen krijgen. Verder gaan we natuurlijk niet de totale infrastructuur aanleggen. In Oolder Veste hebben we dat ook niet gedaan. In de eerste fase leggen we de infrastructuur aan die daarop betrekking heeft. We mogen geen risico lopen en hiervan geen financiële nadelen ondervinden. Voordelen hebben we er wel van in de vorm van bouwleges en de WOZ. De heer Moison heeft zojuist iets nieuws naar voren gebracht, namelijk dat hij eigen onderzoek doet. Ik moet vaststellen dat hij er dan totaal niets van heeft begrepen. Wij hebben hem vele malen de cijfers toegestuurd en daarin kan hij zien – kijk er de woonvisie maar op na – dat wij een maximale planruimte hebben van 5.200 woningen. Met 4.600 à 4.700 woningen blijven wij daar onder. We kennen ook geen krimp in Roermond. In plaats daarvan hebben we te maken met een groei van het aantal huishoudens, die pas stopt in 2032. Iemand van GroenLinks zou toch blij moeten zijn dat mensen die hier komen werken dichtbij hun werk gaan wonen en met de fiets naar hun werk kunnen gaan in plaats van met de auto van elders hierheen naar hun werk te komen. Deze stedelijke ontwikkeling, die al meer dan tien jaar in onze strategische visie vastligt, is echt uitdagend in dit mooie gebied, en dat is niet een kwestie van goochelen, maar van het op de juiste manier in praktijk brengen van de cijfers die wij hanteren. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig het voorstel en het daarbij behorende ontwerpbesluit, onder aantekening dat de fracties van GroenLinks, Demokraten Swalmen, SP en D66 geacht willen worden tegen te hebben gestemd (De heer Dohmen keert terug ter vergadering.) De voorzitter: Dames en heren. We lopen inmiddels een uur achter op het tijdschema. Ik weet dat veel mensen al maanden wachten op afhandeling van het voorstel inzake de startersleningen. Ik stel daarom voor dat nu in behandeling te nemen en na afloop daarvan te bezien wat we met de beide andere agendapunten moeten doen. Aldus wordt besloten. 17. Voorstel van het college om in te stemmen met het voorstel inzake startersleningen (raadsvoorstel nr. 2012/031/1). De heer Franssen: Mijnheer de voorzitter. Met dit voorstel wordt een geweldige impuls gegeven om de doorstroming in de woningmarkt verder op gang te helpen. Wij kunnen er dan ook van harte mee akkoord gaan. Mevrouw Faber-Doornebosch: Mijnheer de voorzitter. In de raadsvergadering van 11 november 2010 hebben wij een motie ingediend betreffende de startersleningen, omdat de toen bestaande regeling ten einde zou lopen. Wij vonden en vinden het belangrijk dat starters op de woningmarkt een kans krijgen om een eigen plekje te verwezenlijken. Ook in het kader van de vergrijzing is het belangrijk om starters, en dat zijn veelal jonge mensen, te binden aan onze stad en regio. Verder bevordert een regeling als deze de doorstroming op de woningmarkt en ontstaat geen stagnatie in de wooncarrière van mensen. Kortom, iedereen wordt er beter van. Zeker in deze economisch moeilijke tijd is dit een belangrijke regeling, die aan de verwachtingen heeft voldaan en moet worden voortgezet. In onze motie vroegen wij daarom om de bestaande regeling voor startersleningen voort te zetten. De motie werd door de raad aangenomen en in aansluiting daarop heeft de raad op 31 maart 2011 besloten een aanvullend budget van € 450.000,- beschikbaar te stellen.
140
In het voorstel dat thans voorligt wordt aangegeven dat tot 1 januari 2012 74 leningen zijn verstrekt, waarvan 34 in 2011. Door de in gang gezette verhuisketens wordt naar schatting nog eens dat zelfde aantal woningen verkocht. Op basis van voorlopige transacties/gegevens over 2011 kan worden gesteld dat het aantal woningverkopen 320 bedraagt en daarmee is de starterslening betrokken bij bijna een kwart van de in 2011 verkochte woningen. Dat is een resultaat om trots op te zijn, en dat is de PvdA dan ook. Opnieuw is gebleken dat koopstarters een belangrijke bijdrage leveren door het op gang brengen van verhuisketens in de koopmarkt van Roermond en daarom is het – ik kan dat niet genoeg benadrukken – belangrijk om met deze regeling door te gaan. Door de in het besluit beschreven afkoopregeling kan op korte termijn voor een lager bedrag een zelfde aantal leningen worden verstrekt. Hierdoor kan op korte termijn een nieuwe impuls worden gegeven aan starters op de Roermondse woningmarkt. De woningmarkt moet weliswaar hervormd worden, maar zo lang dat in Den Haag niet gebeurt, mede onder invloed van gedoogpartner PVV, is dit een regeling die wat beweging in de woningmarkt kan brengen, en dat is nodig, want de woningmarkt zit helaas muurvast. Samenvattend: wij zijn blij dat veel mensen al baat hebben gehad bij de motie en gezien de vele voordelen die kleven aan het voortzetten van deze regeling, vinden wij het verstandig deze regeling voort te zetten. De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. Startersleningen, het klinkt zo sympathiek, net als aflossingsvrije leningen en beleggingshypotheken. We kennen de tijd nog wel dat je op zaterdagochtend naar de bank liep, in de hoop een lening te kunnen sluiten, om vervolgens met een lening van 110%, 120% of nog meer procent van de koopsom van de woning weer naar buiten te lopen. Inmiddels zijn we een paar financiële crises verder. Daaruit zouden we geleerd moeten hebben dat gratis geld niet bestaat, dat lenen riskant is en te veel lenen helemaal, zowel voor degene die leent als voor degene die uitleent, en dat uiteindelijk – er is net weer een commissieonderzoek in de Tweede Kamer naar gedaan – onschuldige buitenstaanders de rekening daarvoor betalen. Het gevolg van al die financiële crises is geweest dat de markt heeft gereageerd en dat de banken hun voorwaarden hebben bijgesteld. En wat doen dit college en deze coalitie: die weten het beter dan de markt. Ze willen kopers meer laten lenen dan de markt verstandig vindt. Hoezo meer marktwerking, hoezo zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van de burger? Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Faber heeft de historie en de vele voordelen van deze regeling nog eens gereleveerd, zodat ik dat niet meer hoef te doen. De heer Pleyte heeft verwezen naar de Tweede Kamer en dat geeft mij de kans dat ook te doen. Voor mij ligt een verzoek van de D66-fractie in de Tweede Kamer aan het ministerie van BZK van een paar maanden geleden, waarin wordt gevraagd bij de najaarsnota het fonds startersleningen aan te vullen met € 40 miljoen. Eerder heb ik ook in de commissie gezegd dat D66 landelijk een groot promotor is van startersleningen. Een tijdje eerder had zij daarover zelfs een motie ingediend, die werd gesteund door PvdA, GroenLinks, D66, Partij voor de Dieren, VVD, ChristenUnie en PVV. Daarmee wil ik maar aangeven dat de heer Pleyte de enige is die in zijn partij dit standpunt inneemt, maar ook de enige in Roermond die dit, zoals ik in de commissie heb genoteerd, een financieringsmarktverstorend element vindt. Blijft u in godsnaam met twee benen op de grond staan, want dit is echt in heel Nederland een goed instrument. De heer Pleyte is hiervoor een veel te koele kikker, hij begrijpt niet wat er in de samenleving gaande is. Zijn partijgenoten in Gelderland, in Leiden, in Amstelveen weten het wel. Al met al: dit is een prachtig voorstel, hoe eerder hoe beter aangenomen.
141
De heer Pleyte: Mijnheer de voorzitter. Een alternatief om de woningmarkt in beweging te krijgen zou kunnen zijn ervoor te zorgen dat er voor starters betaalbare woningen zijn. Bij het vorige agendapunt hebben we kunnen zien dat van alle woningen die in de planning staan 184 onder een prijsklasse zitten van € 184.000,-, wat mij betreft overigens ook niet een typische starters-koopsom, maar dat geeft de tabel nu eenmaal weer en verder gaat ze niet. Het aantal echt voor starters betaalbare woningen zal dus nog aanmerkelijk lager zijn. Dat is ook een mogelijkheid om de zaken aan te pakken. Ik houd niet zo van citaten, ik vind dat argumenten hun eigen waarde moeten hebben. Het is nog maar een week geleden, bij de behandeling van een ander agendapunt, dat iedereen ineens vond dat in Roermond de nationale discussie zou moeten beginnen om dingen te veranderen. Kennelijk is dat ook een argument dat nogal selectief gebruikt wordt. Zou de markt hierdoor verstoord worden of niet? Daarover kun je altijd redetwisten, maar ik constateer wel dat ook in de ons omliggende gemeenten soortgelijke initiatieven worden genomen: ook daar komen startersleningen en daar komen zelfs garanties om je huis weer te kunnen verkopen met een bepaald percentage van de waarde. Wat dat betreft zitten we tegen elkaar op te bieden en dat leidt uiteindelijk niet tot het gewenste effect van het almaar, tegen elke prijs, voorkomen van krimp in de gemeente. Ik zei zojuist al: ik hou niet zo van citaten, argumenten hebben hun eigen kracht. Maar laat ik er toch maar een paar gebruiken. Gisteren nog zei Boele Staal van de Nederlandse vereniging van banken dat we minder afhankelijk zouden moeten worden van leningen, en dat is juist wat we met deze maatregel niet doen. En om nog maar een andere, onverdachte bron te citeren: het was Wiegel die heel recent opriep toch vooral niet in te grijpen in de markt en de markt en de banken hun werk te laten doen. Dat is iets wat we met deze maatregel nadrukkelijk niet doen. Het zijn de banken die een starter zeggen dat het onverantwoord is zoveel te lenen en dat het niet verantwoord is dat wij dat geld uitlenen. En wat zegt dan vervolgens de gemeente: maakt niet uit bank, dat jij dat vindt, wij weten het beter, wij doen wel wat meer. Wethouder Van Rey: Mijnheer de voorzitter. Voor dit college tellen alleen maar argumenten, dit om te beginnen. Wat betreft de kwestie van betaalbare woningen, kan ik melden dat vorige week door de Tweede Kamer is besloten daarnaar een onderzoek uit te voeren, onder leiding van de D66’er Verhoeven. In de citaten die de heer Pleyte heeft gebruikt was hij nogal selectief, want meneer Boele Staal is inmiddels al weer teruggefloten op een aantal opmerkingen die hij hierover heeft gemaakt. Ik vind dat iedere generatie de kans moet krijgen om een woning te kopen. Daarvoor moet iets gebeuren, en dat heet hervorming van de woningmarkt. Op dit moment bestaat daarvoor in Nederland nog geen meerderheid, maar ik hoop dat die er over veertien dagen of drie weken wel zal zijn. Als de startersleningen dan niet meer nodig zijn, prima, maar nu zijn ze hard nodig. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig het voorstel en het daarbij behorende ontwerpbesluit, onder aantekening dat de fracties van D66 en GroenLinks geacht willen worden tegen te hebben gestemd. 15. Voorstel van het college om in te stemmen met het Meerjaren-investeringsprogramma (MIP) 4 en het meerjarenprogramma Gebiedsontwikkeling MiddenLimburg (GOML) (raadsvoorstel nr. 2012/023/1). Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel en het daarbij behorende ontwerpbesluit. 16. Voorstel van het college om in te stemmen met de Economische Uitvoeringsagenda en Netwerkstructuur Brainport 2020 Hoge Dunk/OML (raadsvoorstel nr. 2012/027/1).
142
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel en het daarbij behorende ontwerpbesluit. 18. Vragenuur. Van het vragenuur wordt geen gebruik gemaakt. 19. Sluiting De voorzitter sluit te 22.16 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 mei 2012. De raad der gemeente Roermond,
De griffier,
De voorzitter