FILOSOFIE VAN DE KUNST
COLLEGES I. II. III. IV. V.
Het schone en het sublieme. Ethiek en esthetiek. Natuur en cultuur. Esthetische waarheid. Postmodernisme.
IV. ESTHETISCHE WAARHEID
1. HET ONTSLUITEN VAN DE WERELD Welk perspectief biedt kunst? 2. AFFIRMATIEF OF SUBVERSIEF Moet kunst mensen bevestigen in wat ze denken en voelen? 3. KUNST EN TAAL Heeft muziek een talig karakter?
I. HET ONTSLUITEN VAN DE WERELD
ZELFBEGRIP
Kunst, en daar wezen Kant en Hegel al op, kan bijdragen tot een beter zelfbegrip van de mens. Op de een of andere manier kan, zo hun vooronderstelling, de mens de kennis over zichzelf verrijken door middel van kunst. Het merkwaardige is dat sinds het begin van de vorige eeuw deze functie van kunst niet meer zo vanzelfsprekend is. Met de opkomst van de avantgarde-kunst verliest kunst haar vanzelfsprekendheid > zij stelt zichzelf ter discussie. Als de kunst zich met zichzelf bezighoudt en gerecipieerd wordt door een kleine culturele elite, verliest ze zich volgens sommigen in navelstaarderij. Twee vragen: 1. Kan ze nog bijdragen aan een beter zelfbegrip? 2. Zo ja, hoe zou ze dat moeten doen?
MARTIN HEIDEGGER (1889-1976)
Belangrijke werken: Sein und Zeit (1927). Was ist Metaphysik? (1929). Vom Wesen der Wahrheit (1943). Über den Humanismus (1949). Holzwege (1950). Vorträge und Aufsätze (1954). Was heißt Denken (1954). Identität und Differenz (1957). Unterwegs zur Sprache (1959). Nietzsche I/II (1961). Wegmarken (1967). Zur Sache des Denkens (1969).
MEER DAN EEN DING In zijn beroemde essay ‘Der Ursprung des Kunstwerks’ (1935/36) onderstreept Heidegger dat een kunstwerk in eerste instantie een ding is. Tegelijkertijd is een kunstwerk meer dan een ding > het verwijst naar iets anders. Echter, dat andere waarnaar wordt verwezen is met het ding=achtige karakter van het kunstwerk onlosmakelijk verbonden. Maar daarmee is nog niet precies aangegeven wat een kunstwerk is.
KUNSTWERK EN WERKTUIG Het doel waarvoor een ding een bepaalde vorm heeft aangenomen schept een eenheid tussen materie en vorm. Maar dan is niet meer sprake van een gewoon ding, maar van een (werk)tuig. Zodra iets met het ding wordt gedaan wordt duidelijk wat het is. Een (kunst)werk is echter geen (werk)tuig. Wel kan een kunstwerk het tuig-karakter van een ding aan het licht brengen. Zo brengt een schilderij van Van Gogh uit 1886 volgens Heidegger de waarheid omtrent die schoen aan het licht.
BETROUWBAAR Van Gogh beeldt niet een paar schoenen realistisch of mooi af, maar toont hun wezen: hun betrouwbaarheid. De schilder maakt aanschouwelijk hoe alledaasgse zaken als een paar schoenen ervoor zorgen dat mensen zich in hun omgeving thuis voelen. “Van Goghs Gemälde ist die Eröfffnung dessen , was das Zeug, das Paar Bauernschuhe, in Wahrheit ist. Dieses Seiende tritt in die Unverborgenheit seiens Seins heraus.”
WAARHEIDSWAARDE VAN KUNST Kunst biedt de mogelijkheid van een nietinstrumentele toegang tot het zijn. Voor Heidegger hebben kunstwerken een waarheidswaarde. Het wezen van de kunst omschrijft als “das Sich-insWerk-Setzen der Wahrheit des Seienden.” Waarheid verwijst hier niet naar het juist weergeven van de werkelijkheid. Waarheid heeft bij Heidegger te maken met ontbergen (aletheia) > een bepaalde wereld wordt ontsloten. Ook al beeldt Van Gogh niet de harde werkelijkheid van het boerenleven in zijn geheel af, de schoenen ontsluiten die wereld.
ONTHULLEN Kunst onthult het zijn, brengt het tot spreken. Dankzij kunstwerken treedt iets “in die Unverborgenheit seines Seins heraus.” Kunstwerken zijn geen dingen die uitsluitend gekarakteriseerd kunnen worden met eigenschappen als mooi of realistisch. Karakteristiek voor kunstwerken is dat ze het wezen van dingen tonen en zo de wereld ontsluiten. Zo heeft Richard Wagner met tal van composities een nieuwe wereld ontsloten.
RICHARD WAGNER Korte biografie: 1813: 22 mei in Leipzig geboren. 1831: student aan de universiteit van Leipzig. 1834: muziekdirecteur in Magdeburg. 1837: kapelmeester in Riga. 1842: hofkapelmeester in Dresden. 1848: wegens revolutionaire activiteiten uit Duitsland verbannen., 1849: vestigt ziich in Zurich. 1866: gaat samenwonen met Cosima von Bülow in Tribschen. 1870: huwt Cosima. 1871: verhuist naar Bayreuth. 1883: sterft op 13 februari.
BELANGRIJKE COMPOSITIES Der fliegende Holländer (1841). Tannhäuser (1843-1845; 1860-1861). Lohengrin (1846-1847). Tristan und Isolde (1857-1859). Die Meistersinger von Nürnberg (1861-1871). Der Ring des Nibelungen: - Das Rheingold (1853-1854). - Die Walküre (1856-1856). - Siegfried (1857-1871). - Götterdämmerung (1869-1874). Parsifal (1878-1882).
EEN NIEUWE MUZIKALE TAAL Wagner wist een nieuwe wereld te ontsluiten door de taal van de muziek radicaal te veranderen. Zijn muzikale taal vormt het hoogtepunt van de romantiek en loopt reeds vooruit op de grote muzikale omwenteling die nog plaats moet vinden. Wagner introduceert het ‘Gesamtkunstwerk’, waarbij muziek, theater en dans samensmelten tot een organische eenheid. Voorts is hij verantwoordelijk voor het veelvuldig gebruik van de techniek van het ‘Leitmotiv’ > daarmee wordt herhaaldelijk met muzikale middelen gezinspeeld op personen en situaties.
TRISTAN UND ISOLDE In feite forceerde Wagner al met zijn opera Tristan und Isolde (1865) een verandering in de muzikale taal. Dat doet hij door veel sterker dan welke componist voor hem gebruik te maken van een chromatische stijl, dat wil zeggen een overmaat aan laddervreemde tonen. Daardoor kan hij uitdrukking geven aan een hartstochtelijk verlangen. Aan het smachten lijkt geen einde te komen. Liebestod > Tristan sterft op het ment dat hij zich herenigt met Isolde; zij sterft daarop ook. www.youtube.com/watch?v=bXkyB nUnDEQ
2. AFFIRMATIEF OF SUBVERSIEF
THEODOR W. ADORNO (1903-1969) Belangrijkste werken: Dialektik der Aufklärung. Philosophische Fragmente [samen met Max Horkheimer (1947). Philosophie der neuen Musik (1949). The Authoritarian Personality [samen met andere onderzoekers] (1950). Minima Moralia (1951). Prismen. Kulturkritik und Gesellschaft (1955). Negative Dialektik (1966). Ästhetische Theorie (1970).
OMSLAAN IN HET TEGENDEEL De openingszin van ‘Dialektik der Aufklärung’ komt overeen met een van de openingszinnen van ‘Contrat social’ (1762) van Rousseau. Rousseau: “De mens wordt vrij geboren, en is alom geketend. Diegene die zich heer en meester over anderen waant, is uiteindelijk meer slaaf dan zij.” Horkheimer en Adorno: “Vanouds heeft Verlichting, in de meest omvattende zin van voortschrijdend denken, het doel nagestreefd, bij de mensen de vrees weg te nemen en hen als heer en meester te laten optreden. Maar de volledig verlichte aarde straalt in het teken van triomferend onheil.” De Verlichting is keer op keer in zijn tegendeel omgeslagen: mythologie.
FILOSOFIE VAN DE GESCHIEDENIS Centrale these van ‘Dialektik der Aufklärung’: de Verlichting heeft zich tegen zichzelf gekeerd. Adorno en Horkheimer tonen dat de mythe niet plaats heeft gemaakt voor de rede, zoals de Verlichtings-denkers hoopten. Volgens Adorno en Horkheimer begint de Verlichting niet pas in de 17e eeuw. De Griekse oudheid, zo toont het leven van Odysseus, kenmerkt zich al door de verwevenheid van mythe en rede.
ODYSSEUS EN DE SIRENEN Door gebruik te maken van de rede weet Odysseus mythische krachten te overwinnen. Mythische krachten > Sirenen die met hun zangkunst voorbijvarende schippers verleiden en uiteindelijk vermoorden. Rede > de list om de manschappen was in de oren te stoppen en zichzelf aan de mast te laten vastbinden. Door deze list weet Odysseus weliswaar het leven van zichzelf en zijn manschappen te redden, maar onderdrukt hij zijn innerlijke natuur (volledige lustbevrediging) en zijn manschappen (geen enkele lustbevrediging).
VAN KLASSENSTRIJD NAAR NATUURBEHEERSING Marx: de geschiedenis kenmerkt zich door een klassenstrijd. Horkheimer en Adorno: de geschiedenis kenmerkt zich door toenemende natuurbeheersing. Natuurbeheersing kent twee kanten: 1. Beheersing van de uiterlijke natuur. 2. Beheersing van de innerlijke natuur. De door Marxisten onderstreepte heerschappij van mensen over mensen is een bijzonder geval van de heerschappij over de natuur.
BARBARIJ Benjamin vormde voor Adorno een niet te onderschatten inspiratiebron. Exemplarisch daarvoor is Benjamin’s zevende these uit ‘Über den Begriff der Geschichte’: “Es ist niemals ein Dokument der Kultur, ohne zugleich ein solches der Barbarei zu sein.” Adorno en Horkheimer proberen in ‘Dialektik der Aufklärung’ een antwoord te formuleren op de vraag “warum die Menschheit, anstatt in einen wahrhaft menschlichen Zustand einzutreten, in eine neue Art von Barbarei versinkt.”
EEN VERSCHEURDE WERELD Machtsuitoefening krijgt steeds meer totalitaire vormen, wordt alomvattend. Belangrijke vraag: hoe als filosoof rekenschap geven van het daardoor geïnduceerde lijden? Adorno: niet door een filosofie die de status quo bevestigt, maar door radicale kritiek. Object van kritiek: onder meer allerlei vormen van autoriteitsgehorigheid (gezien als het ondermijnen van het Verlichtingsproject).
CATEGORISCHE IMPERATIEVEN Auschwitz vormt het epicentrum van Adorno’s cultuurfilosofie. Dit blijkt uit het categorisch imperatief dat hij in navolging van Kant en Marx formuleert. Kant > “Handel alleen volgens de maxime waarvan u tegelijkertijd kunt willen dat zij een algemene wet wordt.” Marx > “alle Verhältnisse umzuwerfen, in denen der Mensch ein erniedrigtes, ein geknechtetes, ein verlassenes, ein verächtliches Wesen ist.” Adorno > “Hitler hat den Menschen im Stande ihrer Unfreiheit einen neuen kategorischen Imperativ augezwungen: ihr Denken und Handeln so einzurichten, daß Auschwitz nicht sich wiederhole, nichts Ähnliches geschehe.”
RADICALE KRITIEK Het door Adorno geformuleerde categorische imperatief impliceert dat kritiek radicaal behoort te zijn. Kritiek dient alleen de waarheid als ze compromisloos is. Machthebbers willen critici monddood maken door te stellen dat kritiek altijd gepaard zou moeten gaan met het aangeven van alternatieven. Adorno verzet zich tegen de gedachte dat kritiek constructief moet zijn. Kritische geluiden verliezen niets aan geldigheid indien ze niet gepaard gaan met constructieve geluiden.
OBJECT EN BRON VAN KRITIEK Degenen die de cultuur kritiseren, moeten beseffen dat zij zelf deel uitmaken van het object van hun kritiek. Voor Adorno is de kunt zowel het object als een bron van kritiek. Object van kritiek > cultuurindustrie. Bron van kritiek > avant-garde kunst. Adorno veronderstelt een onderscheid tussen hoge cultuur (avant-garde) en lage cultuur (cultuurindustrie).
HOGE CULTUUR
LAGE CULTUUR
Kunst (Picasso, etc.)
Kitsch (de zigeunerin met de blote schouder, etc.)
Literatuur (Joyce, etc.)
Lectuur (Konsalik, etc.)
Serieuze muziek (Schönberg, Popmuziek (Beatles, etc.) etc.)
CULTUURINDUSTRIE Voor Adorno en Horkheimer toont de cultuurindustrie hoe Verlichting is omgeslagen in een soort massabedrog. De cultuurindustrie kenmerkt zich door standardisering en pseudo-individualisering gericht op het maken van winst. Adorno spreekt liever niet over massacultuur, omdat het niet gaat om een door de massa voortgebrachte cultuur, maar om cultuur die massaal wordt geproduceerd. De cultuur verwordt tot een waar en fetisj: “Was man den Gebrauchswert in der Rezeption der Kulturgüter nennen könnte, wird durch de Tauschwert ersetzt, anstelle des Genusses tritt Dabeisein und Bescheidwissen, Presitgegewinn anstelle der Kennerschaft.”
VOORBIJ EEN AFFIRMATIEVE KUNST
Marcuse: kunst is affirmatief, omdat ze als een soort religie het maatschappelijke lijden en de daaraan ten grondslag liggende sociaal-economische ongelijkheden aan het oog onttrekt. De ideologiekritiek van Marcuse wijst erop dat kunst de status quo bevestigt in plaats van ertoe bijdraagt de samenleving te veranderen. In tegenstelling tot Adorno en Benjamin had Marcuse alleen de traditionele kunst in zijn achterhoofd en nauwelijks notie genomen van de moderne kunst. Omdat Adorno aandacht schonk aan de avantgarde, besefte hij dat niet alle kunst affirmatief is.
EEN RADICAAL ANDERE MUZIKALE TAAL Adorno’s filosofie van de nieuwe muziek > het streven naar een andere muzikale taal is uitdrukking geven aan een verlangen naar vrijheid en geluk > kunst heeft een utopisch gehalte. Hij verzet zich tegen het statisch worden (verstommen) van de muziek. Voorbeeld: Strawinsky versus Schönberg. Strawinsky > verloochent de negativiteit van zijn radicale composities (bijvoorbeeld L’histoire du soldat) door in zijn muzikale taal compromissen te sluiten. Schönberg > bezit de kracht van het vernieuwen.
ARNOLD SCHÖNBERG Korte biografie: 1874: geboren op 13 september in Wenen. 1890: werkt bij een bank en raakt bevriend met de musicus Alexander Zemlinsky. 1901: huwt Mathilde Zemlinsky. 1902: docent compositie aan het Sternschen Konservatorium te Berlijn. 1903: wordt in Wenen leraar van Alban Berg en Anton Webern. 1910: tentoonstelling van zijn schilderijen. 1915: wordt vrijwillig militair. 1923: zijn vrouw overlijdt. 1924: huwt Gertrud Kolisch. 1933: emigreert naar Amerika. 1951: sterft op 13 juli in Los Angeles.
BELANGRIJKE COMPOSITIES Verklärte Nacht (1899). Drei Klavierstücke op. 11. Pierrot Lunaire (1912). Gurrelieder (1913). Fünf Klavierstücke op. 23. Mozes und Aron (1931-1932). Violinkonzert (1936). A Survivor from Warsaw (1947).
TWEEDE WEENSE SCHOOL Samen met zijn leerlingen Alban Berg en Anton Webern vormde Schönberg de Tweede Weense School, die de taal van de muziek nog radicaler dan Wagner veranderde. Emancipatie van de dissonant > composities moeten niet hiërarchisch worden geordend rondom een toon. Er is geen noodzaak om de spanningen die opgeroepen worden door dissonanten op te lossen. Twaalftoonsmuziek > alle noten van een chromatische schaal hebben dezelfde status; er mag geen hiërarchie tussen de noten bestaan. Atonaliteit > het ontbreken van een vast tooncentrum. Een goed voorbeeld is A Survivor from Warsaw uit 1947.
A SURVIVOR FROM WARSAW I cannot remember ev’rything. I must have been unconscious most of the time. - I remember only the grandiose moment when they all started to sing, as if prearranged, the old prayer they had neglected for so many years - the forgotten creed! But I have no recollection how I got underground to live in the sewers of Warsaw for so long a time.
The day began as usual: Reveille when it still was dark. Get out! Whether you slept or whether worries kepts you awake the whole night. You had been separated from your children, from your wife, from your parents; you don’t know what happened to them - how could you sleep?
The trumpets again - Get out! The sergeant will be furious! They came out; some very slow: the old ones, the sick ones; some with nervous agility. They fear the sergeant. They hurry as much as they can. In vain! Much too much noise, much too much commotion - and not fast enough! The Feldwebel shouts: “Achtung! Stilljestanden! Na wirds mal? Oder soll ich mit dem Jewehrkolben nachhelfen? Na jutt; wenn ihrs durchaus haben wollt!”
The sergeant and his subordinates hit everybody: young or old, quiet or nervous, guilty or innocent. - It was painful to hear them groaning and moaning. I heared it though I had been hit very hard, so hard that I could not help falling down. We all on the ground who could not stand up were then beaten over the head. -
I must have been unconscious. The next thing I knew was a soldier saying: “They are all dead”, whereupon the sergeant ordered to do away with us. There I lay aside - half-conscious. It had become very still - fear and pain. Then I heard the sergeant shouting: “Abzählen!” They started slowly and irregularly: one, two, three, four -
“Achtung!” the sergeant shouted again, “Rascher! Nochmal von vorn anfangen! In einer Minute will ich wissen, wie viele ich zur Gaskammer abliefere! Abzählen!”. They began again, first slowly: one, two, three, four, became faster and faster, so fast that it finally sounded like a strampede of wild horses, and all of a sudden, in the middle of it, they began singing the Shama Yisroel.
Hear, Israel: The Lord our God is one Lord, And you should love the Lord, your God, With all your heart and with all your soul And with all your might. And these words, which I command you today, Shall be in all your heart; And you shall teach them diligently to your children and talk of them When you sit in your house And when you walk along your way, When you lie down and when you rise.
www.youtube.com/watch?v=gdBIBmlEkKo
ANTITHESE Wat voor muziek geldt, is volgens Adorno exemplarisch voor kunst in het algemeen > het ontsluiten van de waarheid over de werkelijkheid. Dat betekent dat kunst niet gericht moet zijn op het bevestigen van wat mensen al denken en voelen. Integendeel, kunst is niet affirmatief maar subversief > zij zet mensen niet zelden op het verkeerde been. Kunst kan haar waarheidsfunctie alleen vervullen als ze relatief autonoom is. Adorno: kunst is de maatschappelijke antithese van de samenleving. Kunst houdt de belofte van geluk en vrijheid levend.
3. KUNST EN TAAL
MODERNE MUZIEK
De moderne muziek heeft zich in de twintigste eeuw grofweg met de volgende stappen ontwikkeld: 1910 –1930 > radicale verwerping van de traditionele muziek door de Tweede Weense School. 1930 – 1950 > de poging tot een synthese van de oude en nieuwe muziek. 1950 1980 > radicalisering van de verwerping van de traditionele muziek. 1980 > een postmodern ‘ anything goes’. Voor de Duitse filosoof Albrecht Wellmer is deze ontwikkeling een aanleiding om na te denken over de relatie tussen taal en muziek.
ALBRECHT WELLMER (1933) Belangrijke werken: Zur Dialektik von Moderne und Postmoderne (1985). Ethik und Dialog (1986). Endspiele: Die unversöhnte Moderne (1993). Sprachphilosophie (2004). Wie Worte Sinn machen (2007). Versuch über Musik und Sprache (2009).
ANDERS DAN DE GEWONE TAAL Wellmer roept de vraag op wat de recente ontwikkeling van de muziek betekent voor het begrip van de kunst. De vraag die hij oproept is of kunst nu nog lijkt op taal of niet. Lange tijd was muziek zonder meer talig van karakter, omdat de kunstenaar iets wilde betekenen (bijvoorbeeld de Pastorale van Beethoven, waarmee het leven op het platteland werd geduid). Sommige muziektheoretici denken echter dat in de jaren vijftig muziek steeds meer haar taalkarakter heeft verloren > zij wordt steeds minder ‘sprachähnlich’. De muziek van John Cage wordt dikwijls als voorbeeld aangedragen om te onderstrepen dat muziek niet dezelfde structuur heeft dan taal > geluiden zijn niet per se dragers van ‘betekenis’, hoeven geen semantisch gehalte te hebben.
JOHN CAGE
Korte biografie: 1912: geboren op 5 september in Los Angeles. 1922-1928: middelbare school. 1928-1930: studeert aan het Pomona College van Claremont literatuurwetenschappen. 1930: lange reis door Europa. 1934: compositieleer bij Henry Cowell in New York. 1935: huwelijk met Andreyevna Kashevaroff. 1935-1937: compositieleer bij Arnold Schönberg. 1938: verhuist naar Seattle. 1950: krijgt de I Tsjing, een boek dat hem helpt om recht te doen aan het toeval. 1961: publicatie de bundel ‘Silence’. 1992: sterft op 12 augustus in New York.
BELANGRIJKE COMPOSITIES First Construction (In Metal) (1939). Sonatas and Interludes for Prepared Piano (19461948). Music of Changes I (1951). 4’33’’ (1952). Imaginary Landscapes (1939-1952). Pianoconcert (1958). Cartridge Music (1960). Cheap Imitations (1969). Hymns and Variations (1979). Thirteen Harmonies (1982).
EMANCIPATIE VAN DE KLANK De muziek van John Cage wordt dikwijls als voorbeeld aangedragen om te onderstrepen dat muziek niet dezelfde structuur heeft dan taal. Dat komt omdat Cage heel radicaal de klanken hun eigenwaarde terug geeft. Hij wilde de muziek bevrijden van de geestelijke drang om erover te heersen > open stellen voor het toevalsprincipe, dat wil zeggen klanken die zich per abuis aandienen. Cage wil de compositie bevrijden van de intentionaliteit van de componist.
POTENTIES ONTDEKKEN
Cage wil erop wijzen dat er in veel alledaagse geluiden muziek zit. Neem zijn compositie 4’33’’ > een muziek is gedurende deze tijd stil, waardoor het publiek attent wordt gemaakt op allerlei toevallige geluiden die normaliter (amper) gehoord worden. Het publiek wordt zich bewust van allerlei geluiden in de omgeving. Geluiden uit de omgeving verdienen in een plek in de muziek > geen fixatie op de muziek die enkel en alleen in de concertzalen ten gehore wordt gebracht.
LUST OM TE EXPERIMENTEREN
Aandacht voor stilte, toeval en autonomie zijn belangrijke stijlkenmerken van Cage. Autonomie impliceert bij hem het experimenteren met diverse kunst uitingen (literatuur, dans, beeldende kunst, etc.) en het spelen met geluiden. Van het laatste is Sonatas and Interludes for Prepared Piano een goed voorbeeld. Bij deze compositie wordt de piano geprepareerd door hout, metaal, gum en papier tussen en over de snaren en hamers van een piano te klemmen. Dat luistert zo: www.youtube.com/watch?v=8fPSzo4zzY
AANBEVOLEN
Lezen: 1. Walter Benjamin > Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit (1936) [vertaald in het Nederlands]. 2. Theodor W. Adorno > On Photography (1973). 3. Albrecht Wellmer > Versuch über Musik und Sprache (2009). (2006). Bekijken: 1. Richard Wagner > www.youtube.com/watch?v=Q_0sQI90kYI 2. Arnold Schönberg > Sebastiào Salgado > www.youtube.com/watch?v=5X76jieUgTQ 3. John Cage > Thirteen Harmonies: www.youtube.com/watch?v=BowyUXyNud4