FILOSOFIE VAN DE KUNST
COLLEGES I. II. III. IV. V.
Het schone en het sublieme. Ethiek en esthetiek. Natuur en cultuur. Esthetische waarheid. Postmodernisme.
I. HET SCHONE EN HET SUBLIEME
1. ESTHETICA Wat is kunst? 2. DENKEN EN VOELEN Hoe moet kunst worden benaderd? 3. NIET ALLEEN MOOI Gaat het in de kunst alleen om het schone?
I. ESTHETICA
LIEFDE EN ZORG Filosofie is een omstreden begrip. Klassieke omschrijving > liefde voor de wijsheid; de activiteit van degene die wijsheid begeert. Op een stuk Italiaanse zeep – Philosophia - staat een goede definitie: “natural soap with active ingredient”, gemaakt “with love and care”. In deze cursus loopt u het risico met liefde en zorg gezuiverd te worden van bepaalde ideeën over kunst en bovenal ook nog eens geactiveerd te worden zelfstandig na te denken.
GESCHIEDENIS EN SYSTEMATIEK Professionele filosofen benaderen hun vak op twee manieren: 1. Historisch > de studie van de geschiedenis van ideeën die filosofen zoal hebben opgehoest. 2. Systematisch > de studie van specifieke problemen. De esthetica wordt in de filosofie - net als de logica, ethiek en metafysica – gezien als een systematisch vak. Alexander Gottlieb Baumgarten (1714-1762) gaf met zijn verhandeling Aesthetica de naam aan deze filosofische subdiscipline.
EEN OMSTREDEN DEMARCATIE In het alledaagse leven stellen mensen zich dikwijls de vraag ‘wat is kunst?’. Publieke controversen gaan regelmatig over de demarcatie van kunst en niet-kunst. De vraag ‘wat is kunst’?’ wordt dikwijls ex negativo beantwoord > door aan te duiden wat kunst niet is. Diverse voorbeelden laten dat zien. Muziek: de eerste opvoering van de Altenberg Lieder van Alban Berg in 1913 > herrie in plaats van muziek. Literatuur: de publicatie van Lolita (1955) van Vladimir Nabokov > porno in plaats van literatuur. Beeldende kunst: de tentoonstelling Entartete Kunst (1937) in München > onechte in plaats van echte kunst.
VOORBIJ HET ESSENTIALISME Lange tijd probeerden filosofen de essentie van kunst te achterhalen. Dat werd ingegeven door de vraag ‘Wat is kunst?’ De vooronderstelling > door goed te bestuderen wat kunst is zou haar essentie aan het licht kunnen worden gebracht. Het is vooral de moderne kunst die toont dat deze zoektocht tevergeefs is > het zijn namelijk niet de eigenschappen van een object die het tot een kunstwerk maken. De Readymades van Marcel Duchamp tonen dat.
MARCEL DUCHAMP Korte biografie: 1887: 4 januari geboren in Balagnysur-Thérain. 1912: begin studie in Parijs. 1914-1919: was soldaat tijdens de wereldoorlog en raakte gewond. 1924-1928: nauw contact met de surrealisten. 1941: emigratie naar de Verenigde Staten. 1945: terugkeer naar Parijs. 1968: gestorven op 2 oktober in Neuilly.
KUNST OVER DE KUNST Het revolutionaire van de kunst van Duchamp is dat hij op een ironische wijze de kunst zelf ter discussie stelt. In 1913 deed hij dat door een fietswiel (Roue de Bicyclette) dat hij gevonden had (objet trouvé) ten toon te stellen. Toen hij in 1917 een pisbak met de titel Fountain en gesigneerd met R[ichard] Mutt wilde tentoonstellen, veroorzaakte dat een schok. Bepaalt de context of iets kunst is? Readymades zijn een soort kunst over de kunst.
WANNEER
Geïnspireerd door kunstenaars als Duchamp stelt Nelson Goodman (1906-1998) in Ways of Worldmaking (1978) voor de vraag ‘wat is kunst?’ te vervangen door de vraag ‘wanneer is kunst?’. Het lijkt zinvol te zijn om te onderzoeken wanneer en onder welke omstandigheden een object de status van kunstwerk krijgt. De wanneer-vraag vraagt aandacht voor het object en de context, maar veronachtzaamt het subject dat het object waarneemt. Nieuwe vraag: wat is een esthetische ervaring?
ESTHETISCHE ERVARING Centraal vraagstuk in de hedendaagse esthetica: wat is het verschil tussen een esthetische ervaring en een niet-esthetische ervaring? Vertrekpunt: de ervaringen die een persoon opdoet bij het lezen van een roman die hem of haar, een muziekstuk dat hem of haar ontroerd of een schilderij dat hem of haar beweegt zijn anders dan de ervaringen van alledag. Voordat op dit vraagstuk wordt ingegaan, moeten eerst twee klassieken worden behandeld die een essentialistische kijk op de kunst vertolken.
PLATO (427-347 v. Chr.) Belangrijke werken: De staat. De wetten. Het symposium. De apologie. De phaedo. De crito.
WAARHEID VERSUS SCHOONHEID Er zijn weinig filosofen die zo tegengestelde berichten over de kunst de wereld hebben ingestuurd als Plato. Enerzijds staat in het Symposium: “Wanneer er iets is, dat het leven de moeite waard maakt, dan is het wel de aanschouwing van het schone.” Anderzijds laat hij in de staat weten dat kunst onverenigbaar is met de waarheidsvinding. Waarheid heeft voor hem niets te maken met overeenstemming, maar met het ‘zijn’ van een zaak. Een zaak is iets of niet, komt er dichter bij in de buurt of niet > iets is meer waar naarmate het dichter bij een bepaalde zijnstoestand komt.
HET WEZEN
De ideeënwereld vormt de ware zijnstoestand > ideeën zijn naar tijd en plaats onveranderlijk en dus het wezen waarom het gaat. De vergankelijke en dus de veranderlijke wereld is niet waar het om gaat > het draait bij Plato niet om de feitelijke tulpen, maar de idee van de tulp. Ideeën zijn de oerbeelden van al het zijnde, ze zijn waar. Plato onderscheidt twee soorten kunstenaars: 1. Degenen die iets scheppen , zoals een architect, wagenbouwer of smid. 2. Degenen die iets weergeven of nabootsen (mimesis) wat er al is, zoals de schilder, beeldhouwer of dichter. De eersten staan dichter bij de waarheid, omdat ze een idee dat in hun hoofd zit verwerkelijken. De andere kunstenaars beelden niet het zijnde af, maar zijn verschijning > zij leveren niets meer dan een schaduw van een droom.
ZINNELIJK GENOT IS GEVAARLIJK Het schone wekt het verlangen naar het kennen van de ideeën. Het hoogste is de idee van het schone, die met de idee van het goede samenvalt. Kunst kan het verlangen naar het hogere, de waarheid, wekken. Maar soms is dit verlangen al bevredigd wanneer de verschijning van het schone wordt waargenomen. Omdat dit zinnelijke genot de waarheidsvinding in de weg staat, is Plato uiteindelijk negatief over de kunst.
ARISTOTELES (384-324 v. Chr.) Belangrijke werken: Ethica Nicomachea. Politica. Poëtica. Retorica. Fysica. Metafysica. De Anima.
MIMESIS Net als Plato beschouwt Aristoteles kunst als het weergeven of nabootsen (mimesis) van iets. Aristoteles geeft er echter een positieve connotatie aan. Dat komt omdat hij het waarheidsbegrip van Plato verwerpt. Volgens hem vertoeven ideeën niet in een aparte wereld, maar zijn zij deel van de werkelijkheid > zij huizen als het ware in de dingen, geven er vorm aan. Volgens Aristoteles is de taak van de kunstenaar niet de werkelijkheid een-op-een af te beelden, niet “mede te delen wat werkelijk gebeurd is, maar had kunnen gebeuren.”
HET ALGEMENE EN HET BIJZONDERE Ook al worden in tragedies historische figuren opgevoerd, het gaat er altijd om te tonen hoe mensen in bepaalde situaties zouden kunnen handelen. Het gaat niet om het bijzondere, maar om het algemene tot uitdrukking te brengen > het typische. Daarom staat de dichter juist dichter bij de waarheid , dan de historicus. Kunstenaars moeten ook de vrijheid hebben om niet altijd de werkelijkheid klakkeloos na te bootsen > het gaat immers om het effect dat een tragedie bij de toeschouwers en luisteraars teweeg brengt. Effect wordt gesorteerd wanneer hetgeen wordt voorgesteld – hoe gek ook - geloofwaardig is.
PERFORMATIVITEIT In de kunst gaat het volgens Aristoteles niet alleen om de waarheid, maar ook om het effect. Aristoteles onderstreept met andere woorden de performativiteit van kunstwerken. De tragedie evoceert tegelijkertijd medelijden en vrees en zorgt zo voor een lust verbonden reiniging (katharsis) van deze emoties. Voor Plato was juist kunst verfoeilijk omdat ze deze gevoelens opwierp. Aristoteles zoekt hier een balans tussen de rede en de emoties: in bepaalde situaties zou het onredelijk zijn wanneer iemand niet kwaad wordt. Zo is het gepast om in het val van onrecht erg kwaad te worden.
II. DENKEN EN VOELEN
IMMANUEL KANT (1724-1804) Belangrijke werken: Kritik der reinen Vernunft (1781). Prolegomena (1783). Grundlegung zur Metaphysik der Sitten (1785). Kritik der praktischen Vernunft (1788). Kritik der Urteilskraft (1783). Zum ewigen Frieden (1795). Die Metaphysik der Sitten (1797).
RATIONALISME VERSUS EMPIRISME
Door toedoen van Aristoteles werd kunst gezien als regelgeleid handelen. Daaruit werd in de 17e eeuw door het rationalisme de conclusie getrokken dat schoonheid opgewekt kan worden door bepaalde regels toe te passen. In Engeland verzette men zich tegen een al te rationele benadering van kunst door daar een esthetica van het gevoel tegenover te stellen (Shaftesbury, Hutcheson, Burke). Empirisme > mooi is wat als zodanig wordt ervaren. David Hume: het schone is uiteindelijk het ervaren van de eigen lust bij het aanschouwen van een object. Kant tracht een brug te slaan tussen beide posities.
EEN BELANGELOOS WELBEVINDEN Het schone hangt niet vast aan het object noch aan het subject dat het gadeslaat. Weliswaar gaat het bij de esthetische ervaring om lust, maar dat is niet hetzelfde als de lust die het goede evoceert of iets dat gewoon aangenaam is. Goed is iets met het oog op een vooropgesteld doel en iets is aangenaam omdat het onbemiddeld de zintuigen positief prikkelt. Het genot van het schone is een belangeloos welbevinden (ein interesseslose Wohlgefallen). Omdat de esthetische ervaring vrij is van belangen, is ze in zekere zin algemeen geldig.
HET GENIE Het schone wekt bij iemand het verlangen om anderen ervan te overtuigen dat het esthetische oordeel deugt. Smaak is relevant voor de beoordeling van de kunst. Voor het creëren van kunst is het genie van groot belang. Genie > degene die de kunst een bepaalde regel voorschrijft. In tegenstelling tot de wetenschap gaat het in de kunst niet om het simpel toepassen van regels (methoden). De geniale kunstenaars schept nieuwe regels, roept nieuwe maatstaven in het leven. Pablo Picasso is hier een goed voorbeeld van, omdat hij nieuwe regels (c.q. manieren van doen) introduceerde.
PABLO PICASSO Korte biografie: 1881: 25 oktober geboren in Malaga. 1891: eerste tekenonderwijs van zijn vader. 1895: begint studie aan de kunstacademie in Barcelona. 1900: voor de eerste keer in Parijs. 1904-1908: verblijf in Parijs waar hij kennis maakt met onder anderen Apollinaire, Matisse, Braque, Derain en Kahnweiler. 1910: met Derain in Cadaqués. 1911-1913: met Braque en Gris in Cérat. 1925: deelname aan tentoonstelling surrealisten. 1973: 8 april gestorven in Mougins.
CONSTRUCTIVISME Picasso heeft niet een keer, maar diverse keren een nieuwe beeldtaal (c.q. regels voor het vervaardigen van beelden) in het • I leven geroepen. Zo introduceerde hij samen met Juan Gris en George Braque het kubisme. De beeldtaal van het kubisme is indirect beïnvloed door Kant. Niet wat waargenomen wordt, maar de voorstellingen en constructies van degene die waarneemt vormen het vertrekpunt. Het beeldvlak wordt opgelost door de constructie van geometrische vormen.
III. NIET ALLEEN MOOI
VOORBIJ DE SCHOONHEID In de 18e en 19e maakten filosofen werk van het ontwikkelen van een soort ‘tegenbegrippen’ van het begrip schoonheid. Daarbij gaat het vooral om een tweetal begrippen: het lelijke en het sublieme. Zo schreef Karl Rosenranz (1805-1879) die Ästhetik des Häßlichen (1853). Kunst die alleen maar mooi wil zijn, vervalt snel tot ornament en beperkt haar mogelijkheden om dat uit te drukken wat uitgedrukt zou moeten worden.
WAT NIET TE VATTEN IS Edmund Burke (1729-1797) inspireerde Kant bij het maken van een onderscheid tussen het schone en het sublieme. Het sublieme is een esthetische kwaliteit die verwijst naar het onbevattelijke van dat wat groots is. Terwijl het schone gaat over welgeproportioneerde vormen, verwijst het sublieme naar onregelmatige en angstwekkende vormen. Het schone > harmonie tussen verbeelding en rede. Het sublieme > disharmonie tussen verbeelding en rede. Het is bij uitstek Barnett Newman die daaraan uitdrukking verleent.
BARNETT NEWMAN Korte biografie: 1905: 29 januari geboren te New York. 1922-1926: studeert aan de Cornell University (Ithaca) en de Art Student’s League (New York). 1927-1937: werkt thuis bij de ouders. 1948: richt samen met William Baziotes, Robert Motherwell en Mark Rothko de kunstschool ‘Subjects of the Artists’ op. 1959: leidt de ‘Artists Workshop’ van de University of Saskatchewan. 1962-1964: docent aan de University of Pennsylvania. 1970: gestorven op 4 juli te New York.
CONTRA HET FORMALISME Newman verzet zich tegen allerlei vormen van formalisme in de kunst. Zo zegt hij over zijn doek Who’s afraid of Red, Yellow and Blue (1967/1968): “Evenals met andere dogmatische opstellingen van de puristen, de neo-plasticisten en andere formalisten, werd ik nu geconfronteerd met hun dogma waarin rood, geel en blauw is gereduceerd tot een didactisch of op z’n hoogst pittoresk idee. Waarom meegaan met deze puristen en formalisten die een hypotheek hebben gelegd op rood, geel en blauw, deze kleuren transformerend in een idee, die ze vernietigt als kleuren? Daarom was ik dubbel geprikkeld deze kleuren te gebruiken om uit te drukken wat ik wilde doen - deze kleuren eerder expressief dan didactisch te maken, ze te bevrijden van de hypotheek die erop rustte. Waarom zou iemand bang zijn van rood, geel en blauw?”
JEAN-FRANÇOIS LYOTARD (1924-1998) Belangrijke werken: La Phénomenologie (1954). Discours, figure (1971). Economie libidinale (1974). Les transformations Duchamp (1977). La condition postmoderne. Rapport sur le savoir (1979). Le différend (1983). Le postmoderne expliqué aux enfants (1986). L 'inhumain. Causeries sur le temps (1988). Leçons sur l'analytique du sublime. Kant, Critique de la faculté de juger (1991).
DE GEBEURTENIS Het nu is ingeklemd tussen wat reeds is gebeurd en wat nog komen moet. Lyotard wil in zijn filosofie van de kunst rekenschap geven aan de gebeurtenis die zit tussen het nog-niet en het niet-meer. Zijn vraag: hoe kan nu iets tegenwoordig zijn? Dit is een kwestie van zijn en tijd, die de vraag oproept waarom er iets is en veelmeer niets. Dit is niet te vatten, domweg onbegrijpelijk.
DE KRACHT VAN HET ONGRIJPBARE Kunst vermag dat wat onbegrijpelijk is, wat niet te vatten is voelbaar te maken. Hierin ziet Lyotard ook de taak van de kunst. Het sublieme is volgens hem het naar voren treden van de tegenwoordige tijd, het niet in woorden te vangen moment dat er niet meer is als er over wordt gereflecteerd. Lyotard grijpt hierbij terug op een essay van Barnett Newman: The Sublime is Now (1948). “Dat hier en nu dat beeld er is, en niet veelmeer niets, dat is het sublieme”, aldus Lyotard.
AANBEVOLEN Bekijken: 1. Marcel Duchamp > http://www.youtube.com/watch?v=7Cuqni9rqHw 2. Pablo Picasso > http://www.youtube.com/watch?v=Pjlq85R_mcQ&feature=endscr een 3. Barnett Newman > http://www.youtube.com/watch?v=2QnrXJghoU
Lezen: 1. Plato > Het symposium. 2. Immanuel Kant > Kritik der Urteilskraft (1783). 3. Reneé van de Vall > Een subliem gevoel van plaats. Een filosofische interpretatie van het werk van Barnett Newman (1994).