Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
1
Deze versie is enige tijd geleden ingescand van een kopie. Later heb ik alsnog een exemplaar kunnen vinden. Vandaar, (GR-03) A.W.
TOEN, NU EN STRAKS Weinige vrienden van vóór december 1943 zijn mij gebleven uit de laatste oorlog. Verreweg de meesten vielen. Mij is het dikwijls vreemd te moede, wanneer ik een ontmoeting heb met, een overlevende. Sommigen uit de categorie, waarop ik doel, vragen zichzelf wel eens af, of het bouwen aan deze nieuwe vrede, deze statenbond, de toekomst nog wel enige zin heeft, na alles wat er in die oorlog is gebeurd. Vele diepe teleurstellingen staan nu in zulk een schrijnende tegenstelling tegenover het grootse, dat toen werd verricht, dat die sommigen met Jean Paul Sartre zouden willen uitroepen, dat het leven een nutteloze hartstocht is. Niet allen denken gelukkig zo. Integendeel. Zij, die de oorlog mede gevoerd hebben en bepaalde daden niet hebben nagelaten te verrichten, leefden misschien wel tien maal zo snel als vóór en na die zondvloed van leed. Zij hebben hun medemensen en ook het leven leren zien en kennen op een wijze, die zich wellicht nooit weer zal voordoen. Voor hen staat tegenover het begrip "nutteloze hartstocht", wat hun ik in Carnaval der Desperado's conniventie gedoopt heb: een medeplichtigheid, gericht tegen het kwaad; een collectieve verzekering tegen de zwakte van de enkeling; het gezamenlijk gedragen worden door het streven naar een betere naoorlogse wereld in de geest van hen, die vielen, ondanks alles. Een relatief kleine kring van gestalten vult mijn herinnering. Het is de kring van een aantal getrouwen dat zijn leven gaf. Er is meestal een glimlach op die gezichten de glimlach van het laatste afscheid. Zij gingen niet uit zucht tot avontuurt, neen, zij waren er zich van bewust wellicht hun leven te zullen verliezen met de regelmaat van de klok waarmee dit in die tijd nu eenmaal gebeurde. En zij deden dit voor hun ideaal, hun principe. Met die glimlach van dat laatste afscheid. Voor sommige strijders kwam het einde niet. Hun bondgenootschap met het noodlot werd eenzijdig door de wederpartij verbroken. Zij bleven midden tussen de puinhopen staan, afgemat en verbijsterd. Om hen heen was een groot lawaai en in hen was er de doodse stilte van een absolute verlatenheid De zon verrees over een nieuwe wereld, bedekt met het puin van forse illusies, die met groot geweld verpletterd waren. En zij zagen vertwijfeld naar de schijnbare onmogelijkheid van wederopbouw. Was het niet tijd om te gaan slapen en te vergeten? Wat viel er nog te halen in de chaos van deze totale verwording? Als grijsaards bleven zij in het verleden staren, totdat het geroep en geklop weerklonken van hen, die rustig voortleefden, zoals zij dat ook in de oorlog hadden gedaan, en ook het geschrei werd gehoord van een nieuwe generatie, die deze wereld mede kwam bevolken. Het verleden was voorbij. Maar de herinnering er aan zou blijven en die is als een geweten, welks stem niet het zwijgen mag worden opgelegd. Wij bouwen aan een nieuwe wereld, een betere vrede, een statenbond, een toekomst en wij doen dit op de fundamenten van een verleden, waarvan .de zin ons nu plotseling duidelijk is geworden. Het was niet voor niets, dat wij in die oorlog van de atmosfeer der eeuwigheid mochten drinken uit een aarden beker, die 'barstte in onze hand. Wij hebben haar leren kennen en zullen haar niet mogen verloochenen, ook niet in de banale decepties van onze naoorlogse ellende en nog minder in het realisme van de kleine en grote herin neringen uit de laatste oorlog, die wij scherp en ongeïdealiseerd moeten blijven zien in die sfeer van duizelingwekkende snelheid, onverbiddelijkheid, vertwijfeling soms. Een ieder leidt zijn eigen leven in zijn eigen wereld. Elkeen heeft daarop zijn eigen visie, die kan en mag afwijken van die van een ander. Men mag die uiten of uitwisselen. Ook in een kunstvorm: een gedicht of een roman. Dan wordt het individueel, subjectief, dat kan niet anders. Ik deed het in de twee delen van mijn Carnaval der Desperado's. Daaraan, ligt een waarachtig stuk leven ten, grondslag, dat ik getracht heb te verrijken en te intensiveren in een romanvorm, een individuele expressie. Mijn tegenstanders hebben het recht deze romans te vergruizen, maar zij hebben niet het recht de door mij geschapen hoofdfiguren te interpreteren op het stramien van hun vage – en soms pedant uitgebuite – begrippen omtrent het door mij gekozen onderwerp. "Geromantiseerde historie" zijn deze verhalen genoemd. Dat is juist. Maar daarom niet minder: romans, en dus fictie. II Het Spiel Daarnaast en geheel onafhankelijk daarvan, staat mijn activiteit inzake het onderzoek naar de oorzaken van het EnglandSpiel. Zeker, dit Spiel heeft mij mede geïnspireerd tot mijn romans, doch het staat in geen enkele noemenswaardige verhouding tot vele andere zaken., die mij oneindig meer aanleiding tot het schrijven van Carnaval hebben gegeven. Neen, ik verlaat, nu het terrein van de fictie en open de zware deuren, die toegang verschaffen tot het domein van de afschrikwekkende. realiteit van het England-Spiel. De feiten: A. De Duitsers
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
2
In Augustus 1941 werd Hermann Giskes van Ast-Paris overgeplaatst naar Ast Niederlande met een aanstelling tot Leiter Referat III-F. Hij bekleedde toen de rang van majoor en had zijn bureau aan de Hogeweg te Scheveningen. Hij werd daar onder meer bijgestaan door Hauptmann Busse, Sonder Jaacks, Oberleutnant Wuhr. Sonderführer Huntemann en de agent Willy Kup. Gezamenlijk vormden deze lieden de top van de Duitse contraspionage in Nederland, Abwehr III-F, een onderafdeling van de Wehrmacht. De taak van deze geheime dienst was zich op de hoogte te stellen van al hetgeen de Duitse legerleiding van nut kon zijn in haar oorlogsbeleid. Het arbeidsterreinwas Nederland. Daarnaast werkte Gestapo IV-E (Sicherheitsdienst), onder leiding van Sturmbannführer Joseph Schreieder. Dit was een afdeling van de Geheime Staatspolizei en had als,zodanig met,het leger niets uit te staan. Haar taak was het handhaven van de nazi-orde in de ruimste zin des woords, waaronder natuurlijk ook begrepen was de penetratie van het verzet. De leden dezer organisatie waren gewoonlijk ook lid van de SS. De verstandhouding tussen de twee bovenomschreven geheime diensten was slecht, die tussen Giskes en Schreieder eveneens. Beide functionarissen hadden er echter belang bij een draaglijke verhouding te simuleren. Dikwijls kon een "overlapping" van hun competenties niet worden voorkomen en het was Giskes niet mogelijk de almachtige SD op den duur van zijn Ast-terrein te weren, vooral niet toen in 1944 te Berlijn, nog voor de aanslag werd gepleegd, een complot tegen de Führer werd ontdekt en tal van hoge officieren, ook van de Abwehr, onder verdenking kwamen te staan of werden gearresteerd. De Abwehr werd toen onder curatele van de Gestapo gesteld en Giskes moest Schreieder als permanente pottenkijker en bemoeial dulden. Een derde afdeling, die met het "Spiel" te maken had, was de Funkbeobachtungsstelle der Ordnungspolizei kortweg Orpo-Stelle B, Fu-B-Stelle genoemd. Deze dienst bespioneerde het draadloze contact van de Geallieerden met de vijandelijke en door de vijand bezette gebieden. B. De Geallieerden In Engeland bestond de aloude Intelligense Service, die zijn werk gedurende de laatste oorlog op de beproefde wijze voortzette, Zijn taak was het verzamelen van inlichtingen betreffende de vijand ten dienste van het Geallieerde Opper bevel Daarnaast bestond Special Operations Executive, later; ook Special Forces geheten (SOE en SF), welke jonge dienst zijn ervaringen had opgedaan en zijn sporen had verdiend in Balkan woelingen en in de Spaanse burgeroorlog. De taak van dit bureau:was analoog aan die van SIS) met dit verschil, dat de uitgezonden agenten) op basis van hun ingewonnen informaties, operaties hadden uit te voeren volgens algemene en soms speciale directieven hun door hun hoofdkwartier. Zowel SIS als SOE waren onderverdeeld in secties, welker Arbeidsterrein op geografische grondslag waren verdeeld, meestal mogendheidsgewijze. Met deze secties moesten samenwerken de eventueel bestaande geheime diensten der betrokken naties. Wat Nederland aangaat, dit had tot einde 1943 zijn MID (Mil. Inl. Dienst) en daarna zijn BBO (Bureau Bijz. Opdr.) om tezamen met SOE te opereren, terwijl het BI (Bur. Inl.) met SIS samenwerkte. In 1942 en 1943 werd het Nordpol-(England-)Spiel gespeeld. In die periode bestond er een slechte samenwerking tussen MID en BI, terwijl onvoldoende posten aan de Nederlandse zijde door deskundigen waren bezet.
C. Nordpol In 1942 ontmoette Willy Kup, Abwehragent, een zekere George Ridderhof, een arrestant, die in de gevangenis een lid van de Nederlandse verzetsbeweging had leren kennen. Ridderhof vertelde Kup, dat toen hij zou worden vrijgelaten de verzetsman hem berichten ter hand had gesteld bestemd voor een illegale collega Enige tijd later rapporteerde Ridderhof, dat een Geal1ieerd vliegtuig binnenkort agenten en sabotagemateriaal te Hooghalen zou afwerpen. Giskes geloofde hier niets van en sprak toen de later zo bekend geworden woorden: "Gehen Sie zum Nordpol mit solchen Geschichten." Toen er echter inderdaad materiaal werd afgeworpen en Ridderhof in opdracht van de Abwehr de organisatie had gepenetreerd, slaagde deze Abwehragent er in een geallieerde agent te lokaliseren. Direct daarna werd de Fu-B-Stelle opgedragen de berichten van de agent in kwestie op te vangen. Korte tijd later arresteerde Kup de luitenant Lauwers, Wiens "Nordpol - geschiedenis ik hier kort wil aangeven omdat hij zo belangrijk is voor het onderzoek. . De reserve - 1e luitenant Hubertus Mattheus Gerardus`Lauwers was bij het uitbreken van de oorlog chef van de afdeling verkoop bij de Singapore :Rubberworks Ltd. te Manilla. In Juni 1940 vertrok hij naar het Verenigd Koninkrijk , om zich als vrijwilliger te melden bij de Koninklijke Landmacht. Op 3 September 1940 werd hij te Porthcawl ingelijfd bij de Brigade “Prinses Irene". Einde April 1941 werd hij door tussenkomst van de toenmalige kapitein Derksema gedetacheerd bij de Britse Inlichtingendienst, waar hij onder de bevelen werd gesteld van de heer Laming, commandant van de Netherlands Country Section.
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
3
De heer Lauwers ontving een uitgebreide agentenopleiding op verschillende agentenscholen. Ten einde de latere ongelukken scherper te kunnen belichten, vestig ik de aandacht op de volgende punten: Zowel -op de veiligheids- als op de marconistenschool agenten in Engeland werd de agenten geleerd, dat - indien zij door de vijand werden gearresteerd - zij hun code mochten weggeven en tot op zekere hoogte mochten "doorslaan". De vijand moest dan de indruk krijgen, dat de agenten het beter en verstandiger vonden maar voor de Duitsers te gaan werken. Londen moest dan, -volgens een voor de Duitsers oncontroleerbaar, geheim herkenningsteken, de identity check, worden gewaarschuwd, dat de betrokken agent zich in vijandelijke handen bevond. Op deze manier bestond er nog een kans, dat de agenten niet alleen het leven er af brachten, doch bovendien, dat zij door de Britse dienst naar Engeland teruggebracht zouden worden, hetgeen inderdaad wel is voorgekomen. Daarnaast opende het voor Londen de mogelijkheid om - indien gewenst - met de vijand te spelen. De Britse technische instructeurs op de marconistenscholen verzekerden de agenten in 1941, dat het nagenoeg onmogelijk was voor de Duitsers, om ultrakortegolfzenders uit te peilen. Er zouden - zo zeiden zij - in die tijd nagenoeg geen agenten gearresteerd worden. En zo dit al voorkwam, dan was dit aan eigen onvoorzichtigheid van de agenten te wijten. Voordat de luitenant Lauwers vertrok bevestigde hij zijn superieuren nog eens ten overvloede, dat indien er onregelmatigheden optraden in zijn geheime herkenningstekens, dit in ieder geval zou moeten worden opgevat als een bewijs van zijn arrestatie. Voordat de agenten werden uitgezonden, werden zij geïsoleerd en ontvingen zij hun schriftelijke "operational orders", die zij welhaast van buiten moesten leren in het tijdsbestek van somtijds enkele dagen. Dit duurde ook wel eens langer daar alles afhing van de weersomstandigheden, die de afwerpoperatie moesten begunstigen. In de eerste plaats was het gedurende de Nordpol-periode voorschrift, dat alleen bij volle maan mocht worden geparachuteerd, zodat zowel de piloot als de agent goed kon zien, wat hij deed. In de tweede plaats mochten er geen grondmisten zijn. Voorts was het tijdstip, waarop de operatie kon plaatsvinden, afhankelijk van de berichten uit vijandelijk gebied, nl. van de commandant der afwerpterreinen, die moest uitmaken of alles veilig was. Het spreekt wel vanzelf dat, hoe langer de tijd van afzondering duurde, hoe nerveuzer de agent werd. Na het bestuderen der "operational, orders" volgde de "briefing", waarbij een der verantwoordelijke officieren van het hoofdkwartier alles nog eens met de agent repeteerde en er dikwijls nog mondeling het nodige aan toevoegde. De afzondering van de luitenant Lauwers duurde langer dan gewoonlijk. Het wachten was namelijk op zijn contactadressen in Nederland, die geleverd zouden moeten worden door de luitenants Homburg en Sporre, twee agenten, die per motortorpedoboot van het Scheveningse strand afgehaald zouden worden. Diverse pogingen hiertoe aangewend faalden echter. De luitenants Lauwers en Taconis (de laatste zou tegelijkertijd worden geparachuteerd) wachtten dus tevergeefs. De adressen konden hun niet worden verstrekt, zodat zij geheel op zichzelf of op de adressen van hun familieleden of kennissen in Nederland aangewezen waren, waarbij zij opgemerkt dat een van Taconis' persoonlijke contactadressen inmiddels, na het uitbreken van de oorlog, onbetrouwnants Lauwers en Taconis beiden dezelfde code meekregen, zodat, indien een hunner werd gearresteerd, ook de communicatiemogelijkheid van de ander verloren was. Het vroege stadium van de oorlog verontschuldigt niet het feit, dat beide officieren, behalve bankpapier, veel klein zilvergeld meekregen, dat in Nederland reeds lang was ingetrokken. Evenmin verontschuldigt het de omstandigheid, dat beiden in precies dezelfde namaak Nederlandse kleding, en uitrusting werden uitgezonden: met volkomen gelijke regenjassen, 'overkleding (colbert, broek en vest), onder, kleding, aktetassen, enz., alles voorzien van nagemaakte labels van Nederlandse kledingmagazijnen Wat. de zo uiterst belangrijke persoonsbewijzen- betreft, deze voldeden bij lange na niet aan de eisen, die daaraan moesten worden gesteld. In de nacht van 6 op 7 November 1941 werden de luitenants Taconis en Lauwers boven het Stegerveld bij Ommen geparachuteerd, nadat hun vertrek enige malen wegens slecht weer was uitgesteld. Als noodvervoermiddel werd mede een rijwiel afgeworpen. Reeds de volgende dag bezocht de luitenant Taconis een zijner vrienden, een officier van de OD. Deze organisatie bleek echter bevreesd voor de gevolgen en interesseerde zich bovendien nauwelijks voor de militaire opdrachten welke het Geallieerde Hoofdkwartier haar wilde delegeren. Dezelfde dag vertrokken Lauwers en Taconis naar Den Haag, waar zij onderdak vonden bij, de heer W. van der Hilst, die hun zijn volle medewerking toezegde. Om veiligheidsredenen werd het beter geacht, dat de beide agenten niet op dit adres bleven wonen. De luitenant Taconis nam zijn intrek bij Mevrouw Van Roy, Jac. Obrechtstraat 140,. Den Haag en de luitenant Lauwers bij Mejuffrouw G. T. Oudgenoeg, Columbusstraat 122, eveneens te Den Haag Later namen beide officieren hun intrek bij de familie Van Lingen, Fangtnanweg 1, Oosterbeek. De zender van Lauwers bleek verkeerd te zijn geconstrueerd. Enige transformatordraden waren verkeerd verbonden, zodat een Nederlands radiotechnicus in de arm genomen moest worden met het gevolg, dat Lauwers eerst op 3 januari 1942 een radiotelegrafische verbinding met zijn, hoofdkwartier in Engeland tot stand kon brengen. Een der opdrachten van Taconis, was het oprichten, instrueren en bewapenen van een verzetsgroep bij Arnhem. Nog vóór hij echter met de aanwerving van leden begonnen was, ontving hij opdracht van zijn hoofdkwartier, een zending wapens en sabotagemateriaal in ontvangst te nemen. Wij vestigen er de aandacht op, dat de organisatie nog niet voor de ontvangst gereed was en dat de luitenant Taconis nog niet om het materiaal had gevraagd! Via de heer J. van Dijk, te Arnhem, kwam Taconis in contact met een zekere Johnnie (Droog), die hem o.m. bij het vervoer der te ontvangen wapens behulpzaam zou zijn. Van dit tijdstip af, tot zijn arrestatie, ongeveer drie weken , later, moet Taconis voortdurend door SD- en Abwehr III agenten (Willy) geschaduwd zijn. Gedurende die tijd vertoefde Lauwers bij de heer J. Nakken, Schuytstraat 143 te Den Haag. De meeste telegrafische berichten werden echter yerzonden van het adres
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
4
van de luitenant Teller in de Fahrenheitstraat te Den Haag. Tezamen met Teller en de kapitein Van den Berg (die aan het hoofd stond van een illegale groep ), organiseerde Lauwers een inlichtingendienst. tagemateriaal vond eind Februari 1942 plaats. Dit was :de eerste dropping boven Nederland. Twee containers werden afgeworpen, doch slechts één ervan kwam op het terrein te Hooghalen terecht. Tengevolge van de slechte weersomstandigheden dreef de tweede enige kilometers af en kon niet worden geborgen. Naar achteraf bleek, was de groep' van de kapitein van den Berg reeds toen gepenetreerd. In de nacht van de operatie was de Sonderführer Huntemann, een agent van Abwehr III in Assen aanwezig, tot waar hij de kapitein Van den Berg en de luitenant Taconis gevolgd had. Uit informatie, welke Abwehr III via haar agenten bereikte. was gebleken, dat luitenant Taconis in contact stond met een radiotelegrafist, die van Den Haag uit een draadloze verbinding met Londen onderhield. Giskes liet daarom terstond alle beschikbare peilinstallaties en -wagens inzetten, om de enige toen in Den Haag werkende geheime zender op te sporen. 's Avonds 6 Maart 1942, juist vóór een uitzending, werd luitenant Lauwers gewaarschuwd, dat overvalwagens in de buurt van het zendadres werden geparkeerd. Onmiddellijk gaf hij zijn zendapparaat aan Mevrouw Teller, die reeds wist hoe er mede te handelen bij een overval, en verliet hij met luitenant Teller het zendadres. Bij de overvalgroep bevond zich ongelukkigerwijs de Abwehr III agent Willy, die de luitenant Lauwers direct herkende als een der personen met wie de luitenant Taconis enige malen in contact was geweest. De majoor Giskes arresteerde daarop beide officieren, in de hoop, dat een van hen de marconist zou blijken te zijn. Bij fouillering trof men op Lauwers drie gecodeerde berichten, zijn werkplan en een vals persoonsbewijs. De arrestanten werden naar Scheveningen vervoerd, waar Lauwers spoedig in verhoor genomen werd. Reeds dadelijk trachtte men hem te bewegen zijn code bekend te maken. Lauwers bleef echter, ondanks aandringen en dreigementen, steeds weigeren, totdat hij eindelijk door Giskes zelf' werd bezocht. Deze merkte op, dat het gemakkelijk genoeg was de code te breken, waarop Lauwers -die op grond van de door hem opgedane kennis in Engeland ; meende te weten, dat de code onbreekbaar was - toezegde de gehele code te zullen bekend maken, indien een der op hem gevonden berichten direct zou worden gedecodeerd. Giskes vroeg hém toen veelbetekenend "ob der Prinz Eugen wirklich" in Schiedam war". Dit ontwapende Lauwers volkomen, daar het inderdaad de inhoud was van een der berichten. Overeenkomstig de door hem in Engeland ontvangen instructies maakte luitenant Lauwers' toen zijn code bekend, weinig vermoedend, dat de informatie omtrent de "Prinz Eugen" hem oorspronkelijk", door een van Giskes' agenten in handen gespeeld was en dat men zijn berichten in het geheel niet gedecodeerd had! Nadat luitenant Lauwers in verschillende verhoren het vuur na aan de schenen gelegd was, verklaarde hij zich bereid een " volledige bekentenis" af te leggen. Zijn gefantaseerde verhaal kwam hierop neer, dat hij door de Nederlandse Inlichtingendienst onder leiding van de kapitein Derksema per motortorpedoboot op 1 Januari 1942 bij Noordwijk op het strand was gezet, vanwaar hij door een hem onbekend persoon naar Leiden was gebracht. Deze persoon had hij daarna nooit teruggezien. Van Leiden reisde hij zelfstandig naar Den Haag, waar hij als onschuldig Nederlander zijn intrek nam bij de familie Nakken. Zijn berichten zei de luitenant Lauwers ontvangen te hebben van (19) een onbekende, die hij op instructie van kapitein Derksema in café De Kroon te Amsterdam had ontmoet en die hij herkende aan een door deze in het knoopsgat gedragen bloem. Hij had persoon zijn adres in Den Haag gegeven en ontving daarna regelmatig per post of op andere wijze de te verzenden berichten, zonder daarbij verder persoonlijk contact met hem te hebben De luitenant Lauwers noemde met een gerust hart de naam van de kapitein Derksema, daar hij niets met deze officier te maken had en voorts, omdat hij bij een ontmoeting op de Velper Heide in Januari.1942 met de luitenant Peter Tazelaar(agent) vernomen had, dat de kapitein Derksema reeds een andere functie bekleedde. Door voorzorgsmaatregelen van Lauwers was Taconis van de arrestatie van zijn collega op de hoogte, voordat er vierentwintig uren verlopen waren. Terwijl Taconis een bevrijdingsactie op touw zette, werd ook deze gearresteerd. Na lang aarzelen stemde Lauwers er in toe om "voor de vijand" te seinen. Zodoende kon hij zijn hoofdkwartier waarschuwen, dat hij zich in vijandelijke handen bevond en tevens kon hij zo gunstig mogelijke condities voor zichzelf bedingen. In een van Londen ontvangen bericht werd de aankomst van de agent Baatsen aangekondigd. Doch doordat Lauwers in een antwoord zijn geheime herkenningsteken gaf, was Londen gewaarschuwd en stuurde het hoofdkwartier slechts bundels Franse pamfletten en volkomen onbelangrijk materiaal. Hieruit trok luitenant Lauwers de conclusie, dat de beroemde en ervaren Britse Geheime Dienst een zeer knap spel met de Duitsers ging spelen, waarin luitenant Lauwers een belangrijke rol was toe bedacht En Lauwers ging opgewekt door met seinen en met het(20) geven van zijn geheime herkenningsteken, wetend dat hij, in het aangezicht van de dood, toch de goede zaak kon blijven dienen. Groot was Lauwers verbijstering, toen, veel later, de agent Baatsen toch werd afgeworpen natuur1ijk gearresteerd. Dit kwam de gevangen luitenant ter ore en hij begon zich in grote ongerustheid af te vragen of het hoofdkwartier zijn overigens zeer duidelijke herkenningsteken wel begrepen had. Hij nam zijn toevlucht tot een desperaat, doch probaat middel. Hij zou ronduit en in open taal seinen, dat hij in Duitse handen was. Ieder bericht werd gewoonlijk voorafgegaan en gevolgd door ten minste 10 en ten hoogste 15 letters zonder enige betekenis. Terwijl de luitenant Lauwers de aandacht van de bij het seinen ssnwezige Duitse marconisten wist af te leiden, seinde hij aan het eind van een bericht CAUGHT, vergissingsteken (alsof hij zich vergist had), CAUGHT, vergissingsteken, CAUGHT, vergissingsteken, of in morse:
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
5
_._. / ._ /.._ / _. /…./ _/ De luitenant Lauwers seinde dus driemaal in open taal caught (gearresteerd). Hij ontving hierop ten minste tien het teken R (Roger, begrepen), zodat hij nu toch wel kon aannemen, dat Londen het inderdaad begrepen had doch hij ging bovenden ook nog door met het geven van het gevarenteken. Maar het kwam Lauwers ter ore dat desondanks toch nog twee afwerpingen hadden plaats gehad. Hij stelde toen wederom een desperate poging in het werk door in open taal achter twee telegrammen twee zin (21) delen te seinen, die tezamen luiden: Worked bij Jerry since March ’42 (bedient door de moffen sedert Maart ’42). Bovendien begon Lauwers taalfouten te seinen, die met elkaar weer een waarschuwingsbericht vormden. Toen kregen de Duitsers argwaan en vervingen hem door Duitse marconisten, wier zogenaamde “vingerafdruk” (die Londen van iedere agent kende en die iedere seiner duidelijk van een andere onderscheidt) zonder enige twijfel door het hoofdkwartier moest worden herkend als vreemd. Dan nog enkele belangrijke feiten. Nadat Lauwers zich door Giskes had laten “overtuigen” moest hij om de andere dag seinen onder toezicht van de Orpo. In april 1942 werd bericht uit Londen ontvangen, dat er een agent bij Steenwijk zou worden geparachuteerd. De Abwehr waarschuwde de Gestapo (Schreieder) en de agent Abor werd na de landing gearresteerd. Ongeveer tezelfdertijd nam de Gestapo Jordaan en Taconis gevangen. Jordaan werd eveneens “overtuigd” en de Abwehr opende een tweede station te Scheveningen. Gedurende het hele Nordpol-Spiel werden ongeveer 900 berichten verzonden en ontvangen door de Abwehr. Telkenmale wanneer een vliegtuig uit Engeland werd verwacht, werd zowel de Luftwaffe- als de Flak-organisatie gewaarschuwd om dit ongehinderd te laten passeren. Een moeilijkheid deed zich voor, toen Londen de “organisatie” in Nederland instrueerde een of meerdere leden naar het hoofdkwartier te zenden voor besprekingen. De Duitsers maakten voor iedere betrokken agent een “cover story”, die moest aantonen, dat het onmogelijk was op dat ogenblik terug te keren. Ridderhof kreeg opdracht om een verzetsman om de tuin te leiden en naar Engeland te zen (22) den. Toen Ridderhof er niet in slaagde het actieve verzet op korte termijn te penetreren, zocht en vond hij een OD-lid dat bereid was naar Engeland te vertrekken. Het was de heer Knoppers uit Blaricum, een assistent van kolonel Koppert. Over de Nordpol-lijnen vroeg Giskes verlof de enthousiaste Knoppers te zenden. Londen keurde dit goed en Knoppers werd door het hoofdkwartier uitgestippelde route geëxfiltreerd. Gedurende bijna twee jaren voorzag de Abwehr de Geallieerden van vals informaties en slaagde zij er in een geheel onwaar beeld te geven van het belang en de activiteit van het Nederlandse verzet. Giskes en Huntermann ontvingen mede op grond daarvan het Kriegsverdienstkreuz erster Klass mit Schwerten. In het Nordpol-Spiel werden in totaal 94 vluchten (droppings) door de Geallieerden uitgevoerd. De positie van Huntermann werd steeds belangrijker bij de Abwehr, dank zij zijn activiteit en doorzicht in het NordpolSpiel. Hamburger van geboorte en voor de oorlog werkzaam in Liberia, strandde hij in Duitsland bij het uitbreken van de oorlog en moest hij – zeer tegen zijn zin – in zijn vaderland een baantje zoeken. Aanvankelijk in dienst van de Auslandbriefprüfstelle te Berlijn en te Kopenhagen kwam hij via Fräulein Adrienne van Ehrenbach in contact met Giskes, toen nog commandant van Ast-Paris. Deze zag iets in Huntermann, die evenals Giskes weinig voor het Nazi-regiem voelde. Na eerst in 1941 te zijn ingelijfd bij het 3e Ersatz Btn, 3 Co Landesschützen, werd hij op 10 december 1941 overgeplaatst naar III-F, Scheveningen, waarvan Giskes het commando inmiddels had overgenomen. Tegen december 1943 werd Huntermann’s wantrouwen ( 23) gewekt door de aard der berichten, welke uit Londen werden ontvangen. Dit wantrouwen groeide, toen er geen agenten en sabotage materiaal meer werden geparachuteerd. In maart 1944 werd een agent van een andere dienst gearresteerd, uit wiens papieren bleek dat Londen volledig op de hoogte was van het Nordpol-Spiel. De Abwehr leidde hieruit af, dat insiders uit Nederland er in geslaagd waren Engeland te bereiken en Londen in te lichten over de werkelijke stand van zaken. Ongeveer drie weken later ontving III-F instructies het Nordpol-spiel – waarin thans van twee zijden werd gespeeld” – te beëindigen met het bericht aan de inmiddels reeds opgeheven MID en aan SOE op 1 april 1944, ongeveer luidende: “We are aware that for some time you have done business in Holland without our assistance stop having been your sole representatives for a long time we think this very unfair stop this does not alter the fact however that should you ever decide to pay us a visit on a bigger scale you will enjoy the same hospitable reception as your agents.” (Wij zijn ons er van bewust dat u reeds enige tijd zonder onze hulp zaken doet in Nederland. Daar wij lange tijd uw alleenvertegenwoordiger zijn geweest, vinden wij it zeer onbillijk. Dit neemt echter niet weg dat – mocht u ooit besluiten ons een bezoek te brengen op grote schaal – u dezelfde gastvrije ontvangst ten deel zal vallen al uw agenten). Ik ontving dit telegram toen ik reeds, onder de eminente leiding van de Generaal-Majoor J.W. van Oorschot, te Londen was belast met de voorbereiding der operaties in verband van een nieuw bureau dat ik het Bureau Bijzondere (24) Opdrachten had gedoopt. Deze dienst boekte vele successen, dank zij ook de goede samenwerking met de heer Somer en zijn dienst en de medewerking van het Nederlandse verzet. Mede op basis van de door ons verzamelde gegevens werden Giskes en Hunterman na de oorlog in verhoor genomen. Op grond van de resultaten van deze verhoren werd de volgende reconstructie der gebeurtenissen en omstandigheden later ingevoegd in hert reeds zo goed als uitgewerkte schema. Zoals gezegd, wed Giskes in augustus 1941 overgeplaatst van “Ast-Paris” naar “Ast-Niederlande” met de aanstelling tot “Leiter Referat III-F”. Bij aanvaarding van zijn nieuwe taak constateerde hij dat de gehele sectie reorganisatie behoefde,
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
6
daar vele officieren geheel incapabel waren en bovendien vele NSB-leden in de sectie hun positie uitsluitend gebruikten om hun eigen landslieden te kunnen terroriseren; daarenboven had Giskes rekening te houden met de vijandelijke houding van SIPO en de SD tegenover de Abwehr. Deze vijandigheid werd ieder jaar meer acuut. In de tweede helft van 1944 raakte zelfs Giskes leven in gevaar. Daar er een Duits burgerlijk bestuur in Holland was, in tegenstelling tot een Wehrmachtbestuur in de andere bezette landen, was de interne veiligheid volledig in handen van de Höhere SS- und Polizeiführer en – theoretisch althans – bleef het werk van III-F uitsluitend beperkt tot militaire aangelegenheden. III-F was ook geen uitvoerende instantie. De Abwehr had geen arrestatiebevoegdheden, waardoor – in elk geval, waarin actie genomen moest worden – dit door de SIPO gedaan werd. (25) Voor zuiver disciplinaire zaken was Giskes ondergeschikt aan de Leiter van Ast-Niederlande, doch, voor zover het zijn eigen activiteiten betrof, was hij verantwoordelijk aan Oberst Rohleder, Abteilung III, Berlin. Toen Giskes nog te Parijs was, had Rohleder een droefgeestig beeld opgehangen van de onbevredigende situatie in III-F te den Haag en had hij Giskes belast met de reorganisatie van het Referat. Na zijn komst bracht Giskes diep ingrijpende veranderingen aan; hij voorzag zijn sectie van nieuwe medewerkers, die hem waren aanbevolen om hun capaciteiten. Daaronder bevond zich ook Huntemann. Ten gevolge van RDF (Radio Direction Finding: activiteit van Radio-Richting zoekers), toentertijd bediend door de zgn. Funk Abwehr, kwam vast te staan, dat er twee vijandelijke (dus anti-Duitse) geheime zenders in de lucht waren en er waren hardnekkige geruchten omtrent zee-verbindingen tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Voor Giskes aankomst had een watervliegtuig pogingen aangewend om ter hoogte van de Nederlandse kust te landen, met medewerking van verzetslieden. In een treffen met de Duitse politie werden van de laatsten verscheidene gedood. Het was, voor zover III-F kon uitmaken. Duidelijk dat – in dat stadium – de Britse spionage en het Nederlandse verzet slechts op kleine schaal bestonden. Begin september 1941 werd er in het Bilthoven-district als resultaat van radio-richtingzoekers een marconist gearresteerd, op wie een reeks berichten gevonden werd, getekend AC. De berichten waren van een zuiver inlichtingenkarakter. De zaak werd geheel door de SD behandeld (26) en III-F werd onkundig gehouden van de identiteit v de gearresteerde agent. Een tweede marconist wiens naam van der Reyden was werd omstreeks januari 1942 gearresteerd. De poging van de SD om via deze agent met Londen te spelen mislukte. Ook deze zaak werd uitsluitend door de SIPO en de Fu-B-Stelle-Orpo behandeld, welke laatste instantie de FunkAbwehr tegen eind 1941 had vervangen. Onder de chefs der contraspionage en contra verzetsagenten van III-F bevond zich een zekere Uffz Kup, die sedert het neerleggen der wapenen door Nederland in 1940 voor het Referat gewerkt had. In de nazomer of in de vroege herfst van 1941 werd een George Ridderhof alias Van V1iet, een agent van Kup, gevangen gezet te Amsterdam wegens zwarthandel in goud en diamanten Terwijl deze zijn tijd uitzat, maakte hij kennis met een 'man wiens naam Giskes en Huntemann onbekend is en die klaarblijkelijk lid was van een verzetsgroep. Toen Ridderhof werd vrij gelaten, verzocht de onbekende hem contact te leggen met zijn vrouw, en zekere vrienden te bezoeken wier ,adressen hem door de vrouw zouden worden verstrekt. Ridderhof rapporteerde dit aan Kup, die op zijn beurt Giskes inlichtte. De laatste gaf Ridderhof toen opdracht deze groep, te penetreren door de adressen te bezoeken. Weldra kwamen de volgende rapporten van Ridderhof binnen: a. Begin December: een man met een motorboot wilde naar Engeland ontsnappen en had benzine nodig voor de overtocht. Ridderhof ontving 25 liter benzine van III.F en de SIPO liet het vertrekpunt observeren. Er gebeurde evenwel niets en Ridderhof rapporteerde later dat de man van een ander punt vertrokken was. Er werden inlichtingen ingewonnen op het huisadres van de vluchteling - bij de Abwehr (27) Stelle Scheveningen op de hoek van Parkweg en Hogeweg - en kwam vast te staan dat de naam van de gezochte Maas was en dat hij gedurende drie maanden afwezig was geweest. b. In januari 1942 zou het spelen van het Wi1he1mus (“Wilhelmina Lied”) voor Radio Oranje het teken zijn dat er een motorboot te Scheveningen zou arriveren om zekere leden van de Ondergrondse Beweging op te pikken en mee te nemen naar het Verenigd Koninkrijk. Op de aangegeven dag was er politie in burger op het strand die de Nederlandse patriotten arresteerde, die op de motorboot stonden te wachten. Die kwam echter niet. c. Later in januari 1942 rapporteerde Ridderhof dat hij in contact was met een zekere kapitein Van den Berg, een Nederlandse Landmachtsofficier te Den Haag die in verbinding stond met een verzetsorganisatie te Vierlingbeek, bij Nijmegen. Volgens rapporten over deze organisatie waren er wapenen en springstoffen in kerken en kloosters in de omgeving verborgen. Een sub-agent Graan, werd de observatie van deze groep opgedragen Weer later rapporteerde Ridderhof dat de organisatie verwachtte, dat er een watervliegtuig uit Engeland zou komen om sabotage materiaal af te werpen. Hij gaf de plaats wel aan doch niet het afwerpterrein. Toen Giskes dit van Kup vernam, antwoordde hij sceptisch: “Gehen Sie zum Nordpol mit solchen Geschichten”. Dit gevleugelde woord was, zoals gezegd, oorzaak dat het latere “omdraaien” en “terugspelen” van SOE-agenten door III-F de naam kreeg van het Nordpol-Spiel. Huntemann, die kort tevoren uit het ziekenhuis ons1agen was werd naar Assen gezonden om een oogje in het zeil te houden. Eind februari l942 werd op een nacht een.
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
7
(28) Brits vliegtuig gesignaleerd in een periode van volle maan. Het cirkelde in de omgeving en later vernam men dat er inderdaad twee containers afgeworpen waren. Bij deze gelegenheid werd de zending in ontvangst genomen door een Nederlands ontvangstcomité onder leiding van de kapitein van den Berg en een zekere sergeant Bierman. Slechts een container werd door het comité gevonden en in een nabij gelegen pakhuis opgeslagen. Van den Berg ging vervolgens naar Ridderhof in den Haag en vroeg hem het vervoer van het materiaal te willen regelen naar Ridderhof’s flat. Toen dit incident aan Giskes werd gerapporteerd, was deze er van overtuigd dat er een marconist in direct contact was met Engeland, vooral daar de Fu-B-Stelle-Orpo voor die datum in het Haagse district seinen had opgevangen, doch niet ontcijferd. Voorts had Ridderhof gerapporteerd dat twee Britse agenten eind november 1941 waren geparachuteerd in de omgeving van Assen. Hij had deze informatie aan de kapitein van den Berg ontfutseld. De Fu-B-Stelle-Orpo kreeg daarom de prioriteitsopdracht de marconist op te sporen. De streek waarin deze werkte werd uiteindelijk vernauwd tot een punt bij de Laan van Meerdervoort te den Haag. Een razzia werd georganiseerd en de Luitenant Hubertus Matheus Gerardus Lauwers alias Ebenezer werd op 6 maart 1942 gearresteerd. Kup, die deel nam aan de razzia, had van Ridderhof een persoonsbeschrijving van Ebenezer ontvangen, afkomstig van de kapitein van den Berg. Luitenant Lauwers werd dus op straat door Kup aangehouden. De twee mannen werden naar Teller’s huis teruggevoerd, waar de geheime zender in de tuin gevonden werd, terwijl Giskes een kort onderhoud had met Ebenezer. De laatste werd daarop naar het Oranje Hotel overgebracht. Aanvankelijk werd hij op (29) opgesloten in de SD-afdeling der gevangenis, doch ongeveer een maand later werd hij op aandringen van Giskes naar de Wehrmacht-afdeling overgebracht, waar de toestanden beter waren. Giskes was er langzamerhand van overtuigd geworden – mede op basis van zijn vroegere ervaringen in Frankrijk – dat, indien de Britse plannen weden uitgevoerd en talloze goed uitgeruste sabotage- en verzetsgroepen gevormd zouden worden, een bijzonder gevaarlijke situatie zou ontstaan, vooral indien die maatregelen tegelijkertijd in alle West-Europese landen genomen werden. Giskes besloot daarom de werkzaamheden van zijn Referat te concentreren op het tegengaan of voorkomen van zulke plannen. Berlijnse richtlijnen van “Abwehr Drei”, die in het begin van de oorlog circuleerden, gaven instructies hoe gevangen agenten “teruggespeeld moesten worden. Korte tijd na Ebenezer’s arrestatie vroeg Kup verlof hem in de gevangenis te bezoeken. Na dit bezoek deelde Kup aan Giskes mede dat Ebenezer bereid was voor de Duitsers te werken. Giskes bezocht Ebenezer daarop persoonlijk en op 18 maart 1942 werd het eerste bericht van Duitse origine verzonden. Dit bericht verzocht om meer aanvoer en deelde mede dat een vroeger overeengekomen afwerpterrein te gevaarlijk was. Voorts refereerde het bericht aan drie boodschappen, verzonden op de 15e maart 1942, die in code op Ebenezer waren aangetroffen bij diens arrestatie. Zij handelden over informatie betreffende een scheepsbemanning, over geld en een verwijzing naar een agent Brandy; zij gaven voorts politieke en economische informatie en de positie van het oorlogsschip de “Prins Eugen” (30) Giskes was verantwoordelijk voor de algemene politiek bij het “terugspelen” van Ebenezer en de eventuele nog te vangen marconisten, doch niet de niet-technische, gedetailleerde leiding van het verkeer, i.c. de voorbereiding van conceptberichten, het ontvangen der antwoorden van Londen, het in de rechte sporen houden van het verkeer en – indien nodig – het denkbeeldig doden van marconisten, enz, behoorde uitsluitend tot Huntermann’s verantwoordelijkheid, wie verder alle functies ontnomen werden tot op 1 april 1944. De berichten werden geconcipieerd door Huntermanm en dan naar de Fu-B-Stelle van de Orpo gebracht, die altijd in de onmiddellijke nabijheid van III-F was. Alleen de B-Stelle was verantwoordelijk voor de codering en decodering van alle berichten en voor het daadwerkelijk overseinen, waarbij zij zich bedienden van gearresteerde agenten, zoals Ebenezer, (drie maanden) en Trumpet. De Stelle bediende zich echter ook van eigen geoefende marconisten. De eigenlijke arrestatie en gevangenhouding der agenten waren geheel SIPO-verantwoordelijkheden, doch zowel Giskes als Huntermann hadden, indien nodig, beiden uiteraard toegang tot hen. Ongeveer 18 maart 1942 werd de Luitenant Thijs Taconis alias Catarrh door de SIPO te Arnhem gearresteerd, terwijl hij een geweldadige bevrijding van zijn kameraad Lauwers aan her voorbereiden was. Giskes noch Huntermann weet veel omtrent de omstandigheden der arrestatie, daar de gehele zaak door Schreieder werd behandeld, doch naar het schijnt waren de Duitsers zich bij Catarrh;s arrestatie niet van bewust van diens identiteit en was het pas veel later dat zij zich het grote belang van hun vangst realiseerden. Giskes (31) had een onderhoud met Catarrh in de Scheveningse gevangenis na een poging tot ontvluchting, doch Catarrh weigerde bijzonderheden over zichzelf mede te delen. Pas op een veel latere datum, toen hij er van overtuigd was, dat de gehele organisatie “opgeblazen” was, kon hij worden overgehaald enkele onbelangrijke bijzonderheden over zijn opdracht mede te delen. Daar hij geen marconist was, was hij van weinig belang voor Giskes en Huntermann, doch Giskes drukt zijn groot respect uit voor Catarrh’s standvastigheid en soldatesk gedrag.
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
8
Negentien maart 1942 sein SOE dat een onafhankelijke agent van 24 maart 1942 af kan worden verwacht, tezamen met drie containers, met het gevolg dat Albert Arnoldus Baatsen alias Abor, alias Watercress, op 27 maart bij Steenwijk door een Nederlands ontvangstcomité onder SD controle werd ontvangen. Onder hen die deelnamen aan de ontvangst waren de Nederlandse SD-agenten Slachter, Poos en Ridderhof; de laatste was dronken. Ridderhof’s gedrag was van dien aard, dat zijn aanwezigheid voortaan bij dergelijke gelegenheden door de Duitsers werd verboden. De Fu-B-Stelle dwong Ebenezer een codebericht naar Londen te seinen, waarin de veilige aankomst van Watercress op 28 maart 1942 werd bevestigd. Vroeg in april 1942 ontving III-F bericht van de Feldgendarmerie dat het ontzielde lichaam van een parachutist was aangetroffen in een weiland ten N.W. van Holten; naar het bleek, had hij bij de landing zijn hoofd gestoten tegen een stenen waterput. Sporen in de nabijheid van het lichaam wezen er op dat andere agenten tegelijkertijd geland waren. Begin mei arresteerde de SIPO Gosewijn Hendrik Gerardus Ras, (32) alias Lettuce en Johan Jordaan, alias Trumpet, op aangifte van een zekere Dr. Stemkel, van de Incasso- en Hypotheekbank te Utrecht. De arrestaties werden uitgevoerd door de SIPO, en Giskes is van mening dat de zegsman in onwetendheid handelde bij zijn aangifte. Ongeveer dezelfde tijd arresteerde de SIPO ook Leonardus Andringa, alias Turnip, op informatie van een onbekende vrouw te Utrecht. Ook deze wordt door Giskes geacht onbewust te hebben gehandeld. Ondervraging der drie agenten reproduceerde de volledige geschiedenis van de afwerpoperatie van 28 maart en verschafte een soort identiteit van de gesneuvelde, een marconist genaamd John, alias Swede, (juiste naam bleef onbekend!). Het seinplan van de laatste werd aangetroffen op Turnip en later door de Duitsers benut. De informaties, verkregen uit verschillende ondervragingen, vormden stukjes van een legkaart, die de Abwehr op meesterlijke wijze in elkaar wist te passen, zodat zij bij nieuwe ondervragingen steeds meer indruk maakte op gearresteerde agenten, hetgeen natuurlijk fnuikend werkte op het moreel. Tegen einde april was B-Stelle zich er van bewust, dat er geheime uitzendingen plaats vonden, doch zij was niet in staat de berichten te ontcijferen. Het eerste door de Abwehr gecontroleerde bericht over de Trumpetschakel werd verzonden op 5 mei 1942.Het gaf een nieuw afwerpterrein. Op 5 april 1942 werd Barend Kloos, alias Leek, en zijn marconist Hendrik Sebes, alias Heck, “blind” (zonder ontvangstcomité) afgeworpen. Gedurende de afwerping werd het zendapparaat beschadigd en hoewel de agenten niet (33) direct gearresteerd werden, konden ze nooit contact met Londen krijgen. Zij werden uiteindelijk gearresteerd op een datum die Giskes en Huntermann onbekend is. Huntermann herinnert zich dat – na de arrestatie – over een andere schakel vervanging van de beschadigde zender aan Londen werd aangevraagd. Dit apparaat werd geleverd. De Heck-zender werd voor de eerste maal gebruikt op 22 augustus 1942, door de Duitsers zelf. Op 19 april arriveerde Johannes Henricus de Haas, alias Pijl, alias Potato, in een zeeoperatie op de Nederlandse kust. Op 24 april rapporteerde de nog in vrijheid verkerende Trumpet aan Londen, dat hij in contact was met Potato en dat dit contact was tot stand gekomen via de eveneens toen nog vrije Turnip, doch dat hij geen verbinding kon krijgen met Ebenezer. Toen Trumpet begin mei gearresteerd werd, waren de Duitsers in staat Trumpet’s berichten, die zij ondervangen hadden, te ontcijferen en is waarschijnlijk – volgens Giskes en Huntermann – dat Potato;s arrestatie door SIPO te wijten is aan deze ontcijfering van de ondervangen berichten van Trumpet. Het eerste verzonden Potatobericht verwijst naar een afwerpterrein. Op 15 mei adviseerde Londen Trumpet een plaats van ontmoeting, waar deze met George alias Carrot in contact moest komen, die op 27 februarie in Nederland was gearriveerd, De naam van het rendez-vous werd in een ingewikkeld codebericht opgegeven. Dit werd echter door de B-Stelle gedecodeerd en leverde op: Bodega de Leidse Poort, Leidseplein Amsterdam. Om een reden, onbekend aan Giskes en Huntermann, besloot (34) de SIPO Turnip en niet Trumpet naar het rendez-vous te zenden en Turnip slaagde er in Carrot te waarschuwen dat zijn metgezellen leden van de SIPO ware. Daardoor gelukte het Carrot via een W.C. te ontsnappen en op 2 september 1943 in Engeland te arriveren. Op 1 mei 1942 berichte Londen Ebenezer de aanstaande aankomst van twee agenten en op 29 mei werden Herman Parlevliet alias Beetroot e zijn marconist Antonius van Steen beiden bij Steenwijk geparachuteerd en ontvangen door de SD. Giskes beschrijft deze twee mannen als excellente agenten. Zij waren Eureka-instructeurs en assistenten van Watercress. Het was heel moeilijk hen aan het praten te krijgen. Op 15 juni 1942 berichtte Londen Trumpet de aankomst van nog twee agenten en op 22 juni werden John Jacob van Rietschoten alias Parsnip en zijn marconist Johannes Jan Buizer alias Spinach geparachuteerd naar een Duits ontvangcomité bij Holten. Uit ondervragingen bleek, dat Parsnip een onafhankelijke opdracht in Noord-Holland had uit te voeren, terwijl Spinach als marconist moet optreden niet alleen voor Parsnip, doch ook voor Potato, die zich zogenaamd van “Ebenezer” had bediend, daar Londen klaarblijkelijk vreesde dat te veel radio verkeer over de Ebenezer schakel de laatste in gevaar zou brengen, die – zoals bekend – gearresteerd was op 6 maart 1942….. Huntemann leidde hieruit af dat Londen “Ebenezer” als de beste marconist beschouwde.
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
9
De “veilige” aankomst van Parsnip en Spinach werd gerapporteerd aan Londen op 24 juni 1942 via de Trumpet-schakel. (35) Op 15 juni adviseerde Londen de ontvangstcomité via de Ebenezerlijn om gereed te zijn vanaf de nacht van 24 juni, ten einde twee agenten te ontvangen. In de nacht van 26 juni werden George Louis Jambroes alias Marrow en zijn marconist Joseph Bukkens (Bakkers) alias Smit op de gebruikelijke wijze gearresteerd bij Wezep. De Duitsers erkenden het “succes” van de operatie via de Ebenezer schakel op 27 juni 1942, onder toevoeging, dat Smit enige tijd bij Ebenezer zou blijven logeren…. De zes schakels, waarover de nieuwe aankomsten werden geadviseerd, waren de lijnen Ebenezer, Marrow, Trumpet, Heck, Swede en Spinach. Einde augustus 1943 ontsnapten twee gearresteerde agenten, Pieter Dourlein alias Sprout en Johan Bernard Ubbink alias Chive, uit Haaren en bereikten uiteindelijk het Verenigd Koninkrijk via Zwitserland. De agent Apollo kwam te Londen uit Nederland terug van een controle opdracht. Zijn rapport was alarmerend evenals dat van Knoppers, van wie ik in Londen constateerde, dat hij door Ridderhof was uitgezonden. Toen Londen in oktober 1943 te kennen gaf, dat Nederland geen leveranties meer kon verwachten tengevolge van dringende behoeften elders, wist Giskes zeer, dat het mis was. Gedurende de toen volgende twee maanden was het draadloze verkeer tussen SOE en de Abwehr van generlei noemenswaardige inhoud. Londen hoopte nog, dat Giskes zich niet bewust zou zijn, dat zijn spel doorzien werd, doch agenten van SIS/BI, o.m. geïnstrueerd door de toenmalige majoor Somer, werden (36) door de SD gearresteerd en het bleek, dat zij op de hoogte waren van het geheim betreffende het Nordpol-Spiel, waardoor het voor Londen onmogelijk werd nu op zijn beurt met Giskes c.s. te gaan spelen. Het Nordpol-Spiel moest hierdoor worden beëindigd. D. “Deutschland-” of “Saskia-Spiel” Het kon ook anders. Het BBO was met een schone lei begonnen, echter op de fundamenten van een tengevolge van het Nordpol-Spiel zwaar gepenetreerde verzet. Maar weer probeerden de Duitsers hun doorzichtig trucje te doen slagen. In juli 1944 zond BBO / SOE een vliegtuig naar Nederland met twee agenten aan boord, die in Groningen zouden worden geparachuteerd. Boven de Zuiderzee werd de machine echter neergeschoten en de ontzielde lichamen der agenten spoelden aan bij Harlingen. In de zakken der parachute-uniformen werden codes aangetroffen. Ditmaal was het Kriminaldirektor Sturmbannführer Joseph Schreieder, chef van Gestapo IV-E (SD), en niet Oberstleutnant Giskes, chef van Abwehr III-F, die de teugels in handen nam. Een lid van zijn Dienststelle, de Polizei-Angesteltle Blanke, die voor de oorlog in Canada woonde, begon door middel van een Britse zender, die tijden het Nordpol-Spiel in beslag genomen was, naar het BBO te seinen. Hij legde uit, dat hij met gevaar voor zijn leven het apparaat had ontvreemd; dat hij van de codes der twee aangespoelde agenten gebruik maakte; dat hij misselijk was van het Duitse regiem en zijn gruwelen; dat hij altijd pro geallieerd was geweest en gedwongen werd voor de SD te werken in een (37) administratieve positie, doch dat dit zijn kans was om iets te doen voor de goede zaak. Hij smeekte om vertrouwen en zei op alle manieren te willen bewijzen dat hij “goed” was. Maar dan moest hij eerst een andere zender hebben, daar men anders de diefstal van het apparaat, dat hij nu gebruikte, weldra zou ontdekken. De BBO / SOE combinatie seinde terug nog even geduld te oefenen. Het spel was begonnen. Telegrammen vlogen over en weer en de smekingen van Polizei Angestellte Blanke werden steeds dringender. En ondertussen riep het BBO vrijwilligers op uit het Nederlandse actieve verzet, om nu een ereschuld tenminste gedeeltelijk in te boeten. De situatie werd tot in nauwkeurigheden langs telegrafische weg uiteengezet. En al zeer spoedig meldde zich een organisatie, om dit varkentje te wassen. Uitgebreide voorzorgsmaatregelen werden genomen. Een gehele stadswijk werd afgezet en iedereen door verdekt opgestelde, gewapende verzetslieden geobserveerd. En Polizei Angestellte Blanke kreeg eindelijk het lang verbeide telegram, waarin stond, dat men het wel eens met hem wilde proberen. Hij moest zich maar aan dat en dat adres melden met het wachtwoord: “Ik kom voor de volkstelling”. Dan zou hem een koffertje met de geheime zender worden aangereikt. Nieuwe codes zouden er ook bij zijn. Blanke liet zich dit geen twee maal zeggen. Met vier collega’s, die hem op korte afstand volgden, begaf hij zich naar het bewuste adres. “Ik kom voor de volkstelling”, zei hij, nadat de deur op zijn bellen was geopend. En toen was er vuurwerk. Vóór, achter en opzij van Polizei Angestellte Blanke knalde het, dat het een aard had. (38) Drie van zijn vier kameraden hadden reeds het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld, terwijl hijzelf en een overgebleven collega gewond op straat lagen en medische hulp verdacht lang op zich liet wachten.
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
10
Dezelfde dag ontving het BBO een telegram: “Five Gestapo agents arrived correct password stop three killed two seriously wounded stop no casualties our side.” (Vijf Gestapoagenten arriveerden met afgesproken wachtwoord stop drie gedood twee ernstig gewond stop bij ons geen ongelukken). 1 Het Saskia-Spiel was het laatste spel, dat Josef Schreieder in de oorlog zou spelen. Eerst na de oorlog zou hij het opnieuw proberen en met succes. E. Het “Van der Starp-Spiel” Ook van der Waals heeft nu inmiddels een eigen Spiel, dat hij zo knap weet te spelen, dat zelfs mensen als Mr. J.E. van der Starp er in vliegen, hoewel zij Anton’s antecedenten toch zo langzamerhand behoren te kennen. De ontstellende, ja adembenemende waanzin, die Mr. Van der Starp 71 pagina’s lang het Nederlandse publiek het vorig jaar als een onkies Kerstcadeautje – een soort morele boobytrap – voorzette, heeft mij moe gemaakt. Dat beken ik eerlijk. Er heerst een fabelachtige spraakverwarring over het Nordpol-Spiel in de pers. De oorzaak hiervan zoek ik mede in het feit, dat een aantal verslaggevers – al dan niet onder druk gezet door hun politieke leiders – menen de zaken te moeten kleuren en zodoende de geschiedenis te verkrachten (39) Of zij doen dit doodgewoon om “deining” te kunnen maken in hun blad en gebruiken de Nordpol tragedie daarvoor als springplank. Dat mag nu eenmaal. Van der Starp heeft deze spraakverwarring vervolmaakt, door in zijn totale onwetendheid ten aanzien van het onderwerp een brochure uit doen te uitgeven, waarin hij bij het eveneens onwetende publiek de indruk wekt alsof hij het hele zaakje tot in details onder de knie heeft. Ja ik heb die brochure gelezen. Met klemmende verbijstering. En ik heb mij – bijna moedeloos over zulk een zee van als ernst opgediende kolder – in gemoed afgevraagd hoe dit kan worden verholpen. Alle onzin van van der Starp te weerleggen ware welhaast overbodig als opnieuw de stelling te gaan verkondigen, dat de aarde rond is. Ik moge derhalve volstaan met enkele hoofdzaken. Eén ding slechts ben ik eens met van der Starp, namelijk dat Londen niet onwetend “head over heels” in de Duitse val gelopen kan zijn en “onbegrijpelijke” fouten zouden zijn gemaakt. Ik verwerp echter van der Starp’s stelling, dat Londen bewust en opzettelijk duizenden mensen verraden en opgeofferd heeft, om daarmee een veel groter militair of politiek doel te bereiken. De enige reële mogelijkheid, aldus van der Starp, is dat Engeland het verzet in Europa doelbewust heeft laten uitmoorden, ter wille van een politiek doel. Hiertoe acht Mr. Van der Starp zijn bondgenoten in staat. Van der Starp stelt, dat de Intelligence Service het verzet heeft uitgemoord, omdat Engeland anders na de oorlog zijn cricketbanen in Oxford, de landhuizen, de kastelen van de adel en de dure clubs zou verliezen, tegelijk met de suprematie in West-Europa. Vandaar het England-Spiel. De Duitse en Britse geheime diensten waren het over één zaak roerend eens, aldus van der Starp: het Verzet in Bezette Gebieden moest worden uitgemoord. Ik aarzel, om over deze minderwaardige laster nog iets te zeggen. Een schandpaalstraf ware m.i. het enige juiste antwoord. Of zou wellicht, zo vraag ik mij af, een psychiatrisch onderzoek meer op zijn plaats zijn? Het Engelse volkskarakter is moeilijk te doorgronden voor de vreemdeling. Maar in de ure des gevaars heb ik de Engelsen goed leren kennen en waarderen als trouwe vrienden. Mijn “opposite numbers” bij de Britse dienst, ja, Engeland zèlf van massamoord te betichten is voor mij een levensgrote onmogelijkheid. De tactiek hoort meer thuis in Moskou’s gewetenloze kraam van zwarte propaganda. Als zodanig zou het knap werk zijn, uitgevoerd volgens alle regelen van de kunst. Neen, mijnheer ven der Starp laat wel veel aperte onwaarheden drukken. Bovendien moet hij beweren mij te citeren, als hij dit niet doet. Niet over 18 lijnen werd twee jaar lang naar Londen geseind, maar over 6 (Ebenezer, Marrow, Trumpet, Heck, Swede, en Spinach). Nooit heeft een kolonel een agent een geheim teken in het oor gefluisterd. Van der Starp’s uiteenzetting over de identity check is pure onzin. Niet alleen de agent en de “kolonel” kenden de check. Een “seinstrook” bestond niet. Uit van der Starps idee, om ontvangst-commite’s uit agenten samen te stellen, blijkt diens onwaarschijnlijk grote naïviteit ten opzichte van het onderwerp. (41) Schreieder heeft niet twee jaren lang duizenden telegrammen verstuurd, maar Giskes heeft in totaal 900 berichten ontvangen en verzonden. De heer van der Starp, die allerlei van mij afkomstige gegevens in zijn kolder verwerkt, om die vervolgens tegen mij te gebruiken, heeft het over agentenoperaties, die op zijn hoogst drie maanden mogen duren. Ik geef de heer van der Starp in overweging de zaken beter te lezen. Misschien begrijpt hij er an ook wel iets van. Ik hoop, dat de advocaat van der Starp de belangen zijner cliënten niet even slordig en onverantwoordelijk behartigt als hij dit onderwerp behandelt, waarin hij bijna alles door elkaar gooit en de rest verzint. 1
Tekst zo letterlijk mogelijk weergegeven.
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
11
Hoe komt hij nu weer aan 65 parachutisten, die in het Nordpol-Spiel zouden zijn omgekomen? Zou hij die eens willen noemen? Waarom staat Mr. van der Starp geheel achter de grote verrader van der Waals? Waarom ondersteund hij diens leugens? Van der Starp zegt, dat het “natuurlijk pure klets” is. Dat Schreieder via het E-Spiel had laten doorgeven, dat de heren Dourlein en Ubbink naar de SD waren overgegaan. Van der Starp beweert dit met dezelfde overtuiging als waarmee hij al zijn enormiteiten debiteert. Maar hij heeft het al weer mis. Mr. van der Starp’s pedante en drukke gebabbel over mijn boeken zal ik maar liever negeren. Hij zegt ze gelezen te hebben, maar kletst de meest schokkende wartaal, die met de gebeurtenissen in het verhaal geen enkele correlatie heeft. Van der Starp doet het voorkomen alsof Londen eerst in april 1944 het Nordpol-Spiel ontdekte, terwijl de operaties al in augustus 1943 gestopt waren. (42) Aanhoudend blijft van der Starp de SD en de Abwehr door elkaar halen, één van zijn grootste technische dwalingen. Dat van der Starp’s cliënt, van der Waals, Jan Eerbeeck als een moffenknecht kent, verwondert mij weinig méér dan de rest in van der Starp’s delirante brochure. Ik mag de heer van der Starp niet, maar ik hoop toch dat Eerbeeck hem geen pk slaag zal komen toedienen. Want als ik Eerbeeck goed ken, dan zou dat wel eens heel erg hard kunnen aankomen. Dat “veldmaarschalk” Rodrigues Lopes met zijn Oostenrijkse correspondent, door van der Starp gekwalificeerd als: “de Hoge Officier van, doet niet er toe welke, Geheime Dienst”, deze van der Starp de ogen moet openen, om hem in staat te stellen tot de “brochure” over het “England-Spiel”, acht ik tekenend voor het resultaat. Van der Starp betreurt het geen “helderheid te hebben kunnen verschaffen in het England-Spiel, omdat het hem bij het proces van der Waals verboden was het England-Spiel te behandelen. Ik geloof dat men zich gelukkig mag prijzen van van der Starp’s helderheid in dit proces verschoond te zijn gebleven. Die helderheid heb ik overigens ook op de 71 pagina’s van zijn brochure tevergeefs gezocht of het zouden de duidelijke symptomen voor een aan helderheid niets te wensen latende diagnose moeten zijn. Ik constateer voorts, dat van der Starp de slachtoffers van zijn cliënt van der Waals beschuldigt van “onbekooktheden”. Ik lever hierop geen enkel commentaar. Dat is geheel overbodig. Dat de heer van der Starp, naar hij verder schrijft, “de tijd rijp acht” het E-Spiel bekend te maken is wel heel interessant. Van der Starp acht de tijd nu rijp. Wat al misverstanden (43) hadden er niet geheerst, indien van der Starp de tijd eens niet rijp geacht had. Want ik heb nu veel, heel veel van de heer van der Starp geleerd. Namelijk hoe in woord en geschrift het Nederlandse Volk kan worden misleid en hoe een nog steeds in vrijheid verkerende intellectueel ongestraft een lans kan breken voor een der gemeenste verraders, die ooit hebben geleefd. Genoeg hierover. Het is al te veel. F. Het “Pers-Spiel” Reeds hierboven noemde ik de spraakverwarring, die er over het Nordpol-Spiel heerst. Ten einde die tegen te gaan en tot haar eliminatie bij te dragen, moge ik hier in vijf punten resumeren wat ik op persconferenties en in krantenartikelen heb beweerd. 1. Er was verraad in eigen kamp. Over de bijzonderheden heb ik bij herhaling aan de regering gerapporteerd. 2. Gesmade slachtoffers moeten gerehabiliteerd en, waar rechtvaardig, gedecoreerd worden. 3. Mede aanleiding tot het England-Spiel was slechte verstandhouding tussen bureaus. In publiek heb ik geen der bureaus en geen der officieren beschuldigd. Het eventueel vaststellen van deze schuld is de taak der Parlementaire Enquête Commissie. 4. Er waren persoonlijke invloeden, die twee dingen onmogelijk maakten, namenlijk coördinatie en aanstelling van de juiste man op de juiste plaats. 5. Het bureau MID treft niet de schuld die sommigen het toedichten. Tijdens een persconferentie vroeg een der verslaggevers mij plotseling en zonder enige overgang: “Wie is Bingham?” (44) en welke zijn diens verantwoordelijkheden in het Englandspiel?” Op deze zakelijke vraag heb ik een zakelijk antwoord gegeven: Ik heb gezegd, dat men mij geen woorden in de mond moest leggen, die ik niet bedoelde te zeggen. En voorts, dat de heer Bingham een der verantwoordelijke posten bekleedde bij de Britse dienst gedurende een deel van het Spiel. Een ander verslaggever heeft zijn conclusies getrokken. Die zijn geheel voor zijn verantwoording, of die van zijn redactie. Hij zegt, dat ik het bij mijn oplossing van het Nordpol-Spiel geheel van de verkeerde eind heb, want zo schrijft hij, “de figuur Timpson in Carnaval der Desparado’s was bij de I.G. Farben, terwijl Bingham bij een bedrijf in Zaandam werkzaam was”. En zo heeft hij nog veel meer “onthullingen”, die mij al vele jaren bekend zijn. Ik feliciteer de verslaggever met zijn grote ontdekkingen; ik feliciteer de krant, waarvoor hij werkt; ik feliciteer het lezende publiek met zo een verslaggever en mijzelf met zulk een opponent.
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
12
Nadat De Kleine Johannes door critici was geïnterpreteerd, bleken er meer, en soms heel andere dingen in bedoeld te zijn dan Frederik van Eeden zelf eigenlijk wel wist, maar de interpretatie van mijn boeken door die verslaggever is hier en daar wel wat sterker. Het is hier niet “the man in the street”, die door een goede krant verstandig wordt voorgelicht, het is hier “a man in the street”, die in een slechte krant schrijft en het goede publiek oplicht. Een misinterpretatie of een misverstand kan ik – vooral over deze materie – heel goed begrijpen en ook excuseren. Maar een bewezen koelbloedig en met voorbedachten rade misbruiken van zulk een zogenaamde misinterpretatie behoeft (45) niet begrepen te worden en kan nog minder worden verontschuldigd. Dat is minderwaardige sensatiedorst, die ten koste van een hoogstaande en goede zaak wordt bevredigd door een onverantwoordelijke journalist. Ik wil verder gaan en mij afvragen met welke bonzen deze man zijn doortrapte actie heeft bekonkeld. In een ander courant, een Haags dagblad, concludeerde de redactie aan het slot van een korte polemiek, dat zij zich niet kan verenigen met de idee, dat een officier een roman schrijft over een ernstige kwestie als het England-Spiel. De personen zijn weliswaar fictief, doch de nationaliteiten zullen wel echt zijn, zo stelt zij, en daarom had het geheel zich beter kunnen afspelen in de tachtigjarige oorlog…. Alhoewel ik nu weer mijzelf citeer, stel ik er toch prijs op te verklaren dat: 1. Het Nordpol-Spiel als romanvorm in mijn boeken opzettelijk slechts zeer eenzijdig wordt belicht en het dientengevolge allerminst een gewichtige plaats inneemt, een plaats welke thans zeker niet vergelijkbaar is met de belangrijke rol die het in werkelijkheid heeft vervuld; het is hier dan ook zeker niet bedoeld als “plat de résistance”; 2. Een schrijver – “zelfs” al is hij officier – altijd vrij is te kiezen waar en wanneer zijn verhaal zich moet afspelen; de boeken in kwestie zouden wel een geheel ander karakter krijgen, indien ik de parachuteoperaties liet uitvoeren tegen de troepen van Alva; 3. Ik veronderstel, dat de redactie van de bedoelde courant zich – begrijpelijkerwijze, wellicht – bij haar commentaar mede heeft laten leiden door motieven van Geallieerdpropagandistische aard, waar zij immers bezwaren ziet in het karakter dat “de Engelsen” in mijn boeken zouden hebben. Ik moge er nadrukkelijk op wijzen, dat slechts één Engelsman (46) een slechte rol speelt, niet “de Engelsen”, welke categorie ik als volk hoogacht en ten zeerste heb leren waarderen. Iedere natie telt echter een aantal misdadigers onder haar landslieden, óók de Engelse. In mijn boeken komen verscheidene “goede” Britten voor, waarom dus niet één slechte? De strijd tussen goed en kwaad in de romanliteratuur is toch reeds vele eeuwen lang welhaast haar “raison d’être” geweest? 4. Mijn boeken niet worden beschouwd als wapenen in de strijd voor het recht van een concrete zaak. Als zodanig beschouwe men echter wel de stellingen welk ik zowel officieel ten overstaan van regeringsinstanties meen te moeten aanhangen. Hiermee beschouw ik ook dit punt – althans op deze plaats – als afgedaan en wil ik nog even terugkeren tot het NordpolSpiel zelf en wel tot: De sub C van uit verschillende hoeken belichte en in vogelvlucht behandelde lotgevallen van de luitenant Lauwers vormen één verhaal uit de vele, afgrijselijk in zijn zakelijke onverbiddelijkheid. Nog even uw aandacht voor het begin van die ene zin op blz. 22 bovenaan: “Toen kregen de Duitsers argwaan”…. Ja, zelfs de Duitsers, kregen wantrouwen! Londen niet. Insiders, experts, zeggen: “Onmogelijk”. Maar toch was het zo. In Holland, wist ik dat er parachutisten in Haaren zaten. In Engeland kreeg ik na heel veel geharrewar toegang tot de geheime archieven van de MID en daaruit constateerde ik, wat ik in Nederland reeds had gemeend te moeten concluderen, namelijk, dat de Gestapo als contactagente fungeerde voor de parachutisten. Daar zag ik de in gevangenschap (47) verzonden telegrammen van de agenten, die op ieder vel papier schreeuwden: “Ik ben gearresteerd door de vijand!” Daar na ik kennis van de operaties, die twee jaar lang op de Duitsers waren uitgevoerd, ondanks alles. Daar zaten de trouwe, dappere Dourlein en Ubbink in de gevangenis. Daar werd geruzied tussen de Diensten. Daar lagen experts “onder de tram”. Terwijl in Holland de doodsklok sloeg, iedere minuut. “Nou ja die herkenningstekens, daarin kun je je zo gemakkelijk vergissen,” zei eens iemand in Londen tegen mij. Ik kon weinig meer doen dan mijn schouders ophalen. Maar ik knipperde met mijn ogen, toen ik een telegram van Lauwers zag, dat van alarm, van obscuriteit stráálde, en waarin hij aankondigde een “assistent-telegrafist” te hebben opgeleid. En daaraan vastgemaakt een telegram van die “assistent” plus het antwoord van het hoofdkwartier: “Waarom onderwijst U de nieuwe marconist niet in het gebruik van zijn geheime herkenningstekens?” Zodat de vijand nu ook was ingelicht over het bestaan van deze allergeheimste, uiterst belangrijke zaak…. Sindsdien heb ik de stukjes aaneengepast. Voor mij bestond toen al geen twijfel meer over de toedracht dezer catastrofe. En nu nog minder. Mijn vermoeden werd mij tot een zekerheid.
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
13
Onder mijn verantwoordelijkheid werd een uitgebreid onderzoek ingesteld, werden talloze ondervragingen verricht en officiële rapporten opgesteld. Deze heb ik gedurende de laatste dagen van Februari 1946 aan de regering ter hand gesteld. Een duizelingwekkend (48) aantal details, alle geïmpregneerd door een huiveringwekkende conclusie: verraad. Verraad, ten gevolge waarvan zevenenveertig agenten werden doodgemarteld, talloze verzetslieden het leven lieten en enkele overlevenden in de ogen van het publiek hun eer verloren. G. Resumé van waarnemingen. a. De agenten, die gedurende het Nordpol-Spiel werden ingezet, waren geïnstrueerd in het gebruik van een geheim herkenningsteken, waaruit het hoofdkwartier onomstotelijk zou moeten blijken of de verzonden berichten al dan niet betrouwbaar waren. Dit is weliswaar niets nieuws, maar het is wel uiterst belangrijk. Immers, met de vrijheid of gevangenschap van een geheim agent staat of valt zijn opdracht en daarmee ook alle opdrachten, die op basis van de door die agent uitgevoerde operatie worden versterkt. Het geheime herkenningsteken, de zogenaamde identity of security check, is dus – met de code – de basis waarop het hoofdkwartier met verdere opdrachten en operaties reageert. Het is in het algemeen veel belangrijker dan welke handtekening van welke bankdirecteur dan ook, want het gaat niet alleen om het leven van die enen agent en om de levens van agenten, die later worden uitgezonden, het gaat om een groot vaderlands en geallieerd belang. Nooit heeft een “Nordpol” agent zijn identity check aan de vijand meegedeeld. Steeds hebben de “Nordpol” agenten zich gehouden aan de opdracht om in gevangenschap de check weg te laten of te veranderen. Twee jaar lang. (49) Desalniettemin gingen de operaties door en werd de ene gebaseerd op de andere, zodat mislukking onvermijdelijk moest volgen. En ieder telegram werd gelezen en talloze malen herlezen. De identity checks der agenten waren vanzelfsprekend overbekend. Een vergissing kan voorkomen. Maar niet vele honderden vergissingen. Niet alleen maar vergissingen. Dat is onmogelijk. Bovendien: het eerste, waar de verantwoordelijke officier, die de operaties leidt, naar kijkt, wanneer een telegram van een agent naar kijkt, wanneer een telegram binnenkomt is de check. Men vraagt zich af: wie is deze agent en verkeert hij in veiligheid? Dan kan het antwoord niet steeds ja zijn, als het onmiskenbaar steeds neen is. En de heer van der Starp’s verklaring over dit “mysterie” is al even louche als het mysterie zelve. Immers was Nederland het enige land waar dit soort operaties op zulk een schaal mislukte! De geallieerden, of liever gezegd Engeland, kón er toch nooit belang bij hebben, dat alléén Nederland zou worden buitengesloten van de naoorlogse continentale suprematie in West-Europa? Neen, zó is het niet. En ook waren het niet alleen maar “vergissingen”, vele honderden “vergissingen”, twee jaren lang. Anderzijds is ook te verwerpen de visie van de inzender van een artikel in de Nieuwe Courant van 20 april 12949, waarin wordt verondersteld dat het Nordpol-Spiel is gespeeld om grote vijandelijke troepencontingenten in Nederland te binden en zodoende de Franse Maquisards vrij spel te laten Hierdoor zou de landing op de Franse kust worden vergemakkelijkt, terwijl bij de Duitsers de indruk zou worden gewekt dat een landing in Nederland werd voorbereid. (50) Indien dit spel was gespeeld, had men het duizend maal beter kunnen doen. De methodes van de zogenaamde “black propaganda” laten ruimte voor grote mogelijkheden op dit gebied. En ook de agenten zouden anders geïnstrueerd zijn geweest, zodat de vijand meer aanleiding zou hebben gehad voor troepenconcentraties in Nederland. Bovendien heeft Frankrijk ook zijn eigen “Spiel” gekend. Het Franse bureau had meer te vertellen dan het Nederlandse gedurende de “Nordpol” periode en ook al daarvóór. En het is een publiek geheim, dat zich ook in dit bureau een verrader bevonden heeft, die echter, na een aantal ongelukken te hebben veroorzaakt, werd ontmaskerd en geliquideerd. Voorts was de Britse reactie op het Nordpol-Spiel aanvankelijk allerminst vleiend voor ons, Nederlanders. Men was namelijk in de top van de geallieerde organisatie van mening, dat ons volk niet geschikt was voor SO werk en dat de operaties daarom beter helemaal gestaakt konden worden. Het is echter gelukt dit te voorkomen en het flagrante tegendeel te bewijzen. b.
Was het dan niet de gewoonte om wel eens een andere methode toe te passen ten einde de veiligheid van een agent te controleren? Ja zeker. Er was nog de zogenaamde catch question (lett.: vangvraag). Dit zijn vragen die meestal eveneens met de agent waren afgesproken alvorens hij vertrok. Het kwam echter ook wel eens voor dat de agent alleen de techniek van de catch question werd bijgebracht. Een fout antwoord zou altijd een bewijs zijn van onraad. Men zal zich afvragen waarom dit middel nog nodig was naast de identity check. Het antwoord is eenvoudig. (51)
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
14
Wanneer in een belangrijk stadium der operatie de agent ongeweten een fout maakt in zijn check, moet dit het hoofdkwartier voldoende aanleiding zijn om aan te nemen, dat de agent is gearresteerd. Men mag daarbij geen risico nemen. Een voorbeeld van een catch question: “Herinnert U zich het afscheidsdiner in Glasgow? Wat heeft Joan U toen beloofd?” Indien de agent niet is gearresteerd , is zijn antwoord: “Het dinerwas vlak bij station 62. Ik ken geen Joan” En indien hij door de vijand is gevangen genomen, bijv.: “Joan heeft beloofd mij whiskey te zullen zenden” Dit soort catch questions zij o.a. bij Lauwers gebruikt. Dat hoorde er nu eenmaal zo. Deze officier gaf, overeenkomstig de afspraak, een geheel fout antwoord. En het hoofdkwartier vroeg: “Wat bedoeld u daarmee?” of iets dergelijks, n negeerde verder her resultaat. De chef ging door met het lanceren zijn operaties en met het leen van de vele telegrammen, die tevergeefs bleven waarschuwen. Indien ik mij in dit zakelijk en korte relaas voldoende duidelijk uitdruk, kan een en ander niet mis begrepen worden. c.
Er was nog een andere methode: het zenden van controleagenten. In het algemeen valt dat niet mee. Dikwijls stuit het op grote bezwaren. Maar het werd gedaan. Het werd gedaan, toen de “Nordpol” operaties al gestaakt waren.
d. Naast de verhoren van Duitsers leidde ik een uitgebreid onderzoek, waarin ook mede gedupeerden werden ondervraagd, zoals “Nordpol” agenten, nabestaanden, helpers (52) contactagenten en voorts ook officieren van de Britse dienst in functie gedurende de Nordpol periode. De resultaten van dit alles berusten in handen van, door de regering aangewezen, bevoegde instanties. Maar zonder deze resultaten is het geheel al duidelijk genoeg. Ook voor mijn lezers, mag ik wel aannemen H. De verantwoordelijkheid van de MID voor het “Spiel” Ik heb geconcludeerd, dat de MID, onder leiding van de toenmalige kolonel der mariniers M.R. de Bruyne, niet verantwoordelijk te stellen is voor de Nordpol catastrofes in de wijze van voorbereiding en uitvoering der operaties. Merkwaardigerwijze werd het Nederlandse bureau namelijk geheel onwetend gehouden ten aanzien van de operatietechniek, ondanks de felle protesten van zijn chefs. Codes, identitychecks, uitgebreide operatieve bijlagen bij de opdrachten, gevende alle details van de operaties, enzovoort, werden met opvallende hardnekkigheid door de chef van SOE voor de MID verborgen gehouden. Alleen algemene richtlijnen werden besproken en verder was het de aak van het MID de agenten te rekruteren. De heer Somer van het BI, die gewaarschuwd heeft tegen ongelukken, heeft er meer van geweten dan zijn collega’s van de MID. Ik geloof, dat het Nordpol-Spiel veel eerder beëindigd had kunnen zijn, indien er samenwerking tussen BI en MID ware geweest in plaats van ruzie. Dit neemt echter niet weg, dat ook de kolonel Somer een outsider was t.a.v. de Nordpol tragedie. Wat voorts de (53) activiteit van de toenmalige kolonel de Bruyne betreft inzake de gevangenschap van Dourlein en Ubbink, na hun terugkomst in Londen, verklaar ik met de meeste klem, dat de heer de Bruyne niets heeft nagelaten om de twee agente zo spoedig mogelijk vrij te krijgen. De Security (Veiligheidsdienst) was echter aanvankelijk niet te vermurwen. I. De verantwoordelijkheid van Schreieder voor het doodmartelen van Nordpol agenten. Vast staat, dat Giskes de gearresteerde agenten meer dan behoorlijk heeft behandeld. Hij trachtte ze zelfs voor de kogel te behoeden, hoewel dit geenszins nodig was. De reden hiervan moet m.i. worden gezocht in zijn haat tegen het Nazi-regime. Toen Schreieder de supervisie kreeg over de Abwehr was het uit en werden de agenten naar concentratiekampen gevoerd, met welker methodes Schreieder volledig op de hoogte was. Giskes protesteerde. Hij zei de agenten nodig te hebben voor verdere operaties tegen de geallieerden; het hielp echter niets. Schreieder volvoerde zijn plan. Men bespare mij een beschrijving van de gevolgen. J. Resultaten van de Dienst. Aanvankelijk verloor de geallieerde legerleiding haar vertrouwen in Nederland daar waar het de zogenaamde “Speciale operaties” betrof. Het was ook een uiterst moeilijke operatieterrein, gezien het feit, dat in 1943 in Nederland evenveel vijandelijke spionnen actief waren als in Noorwegen, België en Frankrijk tezamen, in welke landen een militair bestuur (54) bestond in tegenstelling tot Nederland dat een politiebestuur had.
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
15
Na de reorganisatie van de Nederlandse dienst waren de echecs – althans zakelijk gezien – reeds gedurende de eerste zes maanden goed gemaakt. Dit was een fabelachtige prestatie, waarbij zelfs Frankrijk relatief gesproken, verre werd overtroffen. In de eerste zes maanden, en ook daarna, werd er Vaderlandse geschiedenis geschreven in gouden letters. Geschiedenis, waarop wij meer dan trots kunnen zijn. K. Geheim en Gerechtigheid. Het nationale en geallieerde belang eisen geheimhouding van een aantal zaken en methoden. Niet voor niets worden de boven behandelde diensten wel “geheime diensten” genoemd. Dat beknot mij in mijn bewegingsvrijheid bij het schrijven dezer summiere uiteenzetting. Evenmin ligt het op mijn weg, noch ben ik geautoriseerd de schuldige(n) van deze misdaad bij namen te noemen. Wat mij als mogelijkheid gelaten is, heb ik benut: hier liggen voldoende feiten voor eenieder die het bevatten wil om onfeilbaar te komen tot de enig juiste conclusie. Het woord is thans aan de regering. Zij alleen kan met de Britse regering tot een oplossing van deze kwestie reraken, desnoods onder geheimhouding van bepaalde bijzonderheden. Het verleden is ons geweten. Het spreke, opdat de toekomst sterk zij. Rood bloed op schuldige handen vraagt om gerechtigheid. (55) L. Overzicht van de Nordpol operaties. 1 operatie Ebebezer Catarr 2 ,, Carrot 3 ,, Lettuce I 4 ,, Lettuce II 5 ,, Watercress 6 ,, Turnip I 7 ,, Turnip II 8 ,, Leek I 9 ,, Leek II 10 ,, Potato 11 ,, Beetroot I 12 ,, Beetroot II 13 ,, Parsnip I 14 ,, Parsnip II 15 ,, Marrow I 16 ,, Marrow II 17 ,, Leek A 18 ,, Kale 19 ,, Cauliflower 20 ,, Mangold 21 ,, Parsley 22 ,, Cabbage 23 ,, Pumpkin 24 ,, Cellery A 25 ,, Tomato A 26 ,, Cellery C 27 ,, Tomato B 28 ,, Cellery B 29 ,, Cucumber A 30 ,, Cucumber B 31 ,, Mustard 32 ,, Brocoli 33 ,, Cress 34 ,, Chive 35 ,, Broadbean 36 ,, Golf 37 ,, Chicory 38 ,, Radish 39 ,, Parsley A 40 ,,
Lt. Lt. Agent Lt. Agent ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, Lt. Agent ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, Ltz. Agent ,, Agente Agent ,,
H.M.G. Lauwers Geparachuteerd 08-11-1941 Taconis † ,, 08-11-1941 Dessing ,, 06-01-1942 Jordaan † ,, 28-02-1942 Ras † ,, 28-02-1942 Baatsen † ,, 27-03-1942 Andringa (Akki) † ,, 28-03-1942 Molenaar † ,, 28-03-1942 Kloos † ,, 05-04-1942 Sebes † ,, 05-04-1942 Jan de Haas † Aan wal gezet 19-04-1942 Parlevliet † Geparachuteerd 29-05-1942 Van Steen † Geparachuteerd 29-05-1942 Rietschoten † ,, 22-06-1942 Buizer † ,, 22-06-1942 Jambroes † ,, 26-06-1942 Bukkens † ,, 26-06-1942 Van Hemert † ,, 23-07-1942 Beukema toe Water † ,, 24-09-1942 Mooy † ,, 24-09-1942 Drooglever Fortuyn † ,, 24-09-1942 Jongelie † ,, 24-09-1942 v.d. Giessen † ,, 01-10-1942 Pals † ,, 21-10-1942 Koolstra † ,, 21-10-1942 Kamphorst † ,, 21-10-1942 Macare † ,, 24-10-1942 Hofstede † ,, 24-10-1942 Steeksma † ,, 24-10-1942 Dane † ,, 27-10-1942 Bakker † ,, 27-10-1942 De Kruyff † ,, 28-10-1942 Ruseler † ,, 28-10-1942 Overes † ,, 29-11-1942 Ubbink ,, 29-11-1942 Van Os † ,, 18-01-1943 W. van der Wilden † ,, 18-01-1943 Mej. B. Terwindt ,, 13-02-1943 Van Hulsteyn † ,, 16-02-1943 Braggaar † ,, 16-02-1943
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf. 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,,
Endive Hockey Tennis Kohlrabi Seakale Sprout Lacrosse Gherkin Netball Squash Croquet Polo
,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,,
Van der Bor † Jan Kist † P. van der Wilden † Boogaart † Arendse † Dourlein Wegner † Ivo v. Uytvanck † Rouwerd † Punt † De Brey † Mink †
,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,, ,,
16
16-02-1943 18-02-1943 18-02-1943 09-03-1943 09-03-1943 09-03-1943 21-04-1943 21-04-1943 21-04-1943 21-04-1943 21-04-1943 21-04-1943
Hiervoor werden nog afgeworpen twee agenten, die weinig of niets met het “Spiel” als zodanig te maken hadden, nl.: 53 Operatie Glasshouse I 52 ,, Glasshouse II
Agent ,,
A. Homberg Sporre
Geparachuteerd 07-09-1941 ,, 07-09-1941
Zoals bovenstaande gegevens blijkt, sneuvelden dus 47 agenten in het Nordpol-Spiel, terwijl in totaal 52 agenten naar de vijand werden afgeworpen. (indien men Lauwers en Taconis tot deze categorie rekent). (57) III DE OD Ik koester een wrok jegens de OD wegens de “Regeringsopdracht” en alles wat daarmede annex is. Deze wrok is de achtergrond waartegen men zekere, tegen de OD gerichte uitlatingen in beide delen van Carnaval der Desperado’s moet zien. Reeds in het voorwoord tot het tweede deel vermeldde ik, dat er van OD zijde – natuurlijk – ernstige bezwaren worden aangevoerd tegen bovengenoemde uitlatingen. Ook heb ik met nadruk verklaard, dat ik allerminst bedoeld heb goede vaderlanders te kwetsen. Voor hun prestaties heb ik niets dan lof. In het kort, zo schreef ik reeds, komen mijn bezwaren hierop neer. De Regering te Londen heeft de OD de zogenaamde “regeringsopdracht” versterkt, volgens welke de OD organisatie moest worden geconserveerd tot aan de bevrijding, voor het geval dat de vijand het land zou verlaten, terwijl de geallieerden nog niet binnengekomen zouden zijn. De OD zou dan de orde moeten handhaven in deze “vacuümperiode”. Die taak werd te Londen met merkwaardige vasthoudendheid gepropageerd. “Dit bewerkstelligde” – zo schreef ik in mijn voorwoord – “de inefficiëntie” van de OD als verzetsorganisatie, welke laatste kwalificatie ik de Ordedienst dan ook zeker niet zou willen toekennen. Dit was niet de schuld van de OD-leden. Velen hunner waren met de (58) goede verzetsgeest bezield en ook uitermate geschikt voor goed werk onder geallieerde directieven. Nuttig emplooi voor zulke goede vaderlanders werd echter helaas voor misschien 95% door de “regeringsopdracht” getorpedeerd”. Natuurlijk was er – zoals algemeen bekend – een percentage dat belangrijk verzetswerk verrichtte, zoals het voorkomen van vijandelijke destructies ingevolge bevel II-B d.d. 5 okt. 1944, uitgevaardigd door generaal-majoor Koot. Voorts heb ik mijn – zo objectief mogelijk gehouden – voorwoord de aandacht gevestigd op een klein percentage leden, dat werd ingezet in de berichtgeving ten dienste van de geallieerden. “Door hen werd goed en soms groot werk verricht”. Ten aanzien van het persoonlijk initiatief en de persoonlijke activiteit heb ik dus niets denigrerend gezegd, noch bedoeld. Integendeel. Mijn bezwaren gelden de “regeringsopdracht” en het typische karakter dat deze m.i. aan de organisatie gaf. Donderdag, 7 april j.l. had ik een onderhoud met een aantal vertegenwoordigers van de voormalige OD. Ik heb mijn standpunt zakelijk en in grote lijnen uiteengezet, in antwoord op de systematische aanvallen van de voormalige OD-leden op mijn voorwoord en verdere uitlatingen tegen de OD in Carnaval de Desperado’s. De onomwonden uitwisseling van inzichten schiep een zuivere atmosfeer. Het ging er namelijk om, zo stelde ik, gemaakte fouten in de toekomst te vermijden, de geschiedschrijving ten dienste te zijn bij haar verantwoordelijk en voor zover men mijn uiteenzetting over het OD-beleid als persoonlijke krenkingen aan het adres van gesneuvelde en overlevende leden beschouwt, deze personen in recht te doen wedervaren. (59) Aan de hand van een aantal spectaculaire voorbeelden beoogde men mij te doen inzien, dat de OD wel degelijk was een verzetsorganisatie en dat deze als zodanig veel heeft gepresteerd. Persoonlijk ben ik er van overtuigd, dat de ten hoogste 110000 geregistreerde leden van de OD niet allen de gehele oorlog met de handen in de schoot hebben gezeten. Zoals ik in mijn voorwoord mededeelde, heb ik het grootste respect voor de prestaties van de OD’ers
Fictie en werkelijkheid door reservemajoor K. De Graaf.
17
Daar gaat het mij niet om. Wanneer ik mijn aanmerkingen maak, dan doe ik dit op grond van waarnemingen gedaan door mijn BBO bril en die tevens een der brillen van het geallieerde opperbevel geweest. Het verzet in Nederland moest gecoördineerd en zo vroeg mogelijk onder bepaalde geallieerde directieven ingezet. Maar de OD’ers waren – althans rechtstreeks – voor het BBO onbereikbaar tot november 1944, waarna drie BBO agenten door toevallige omstandigheden met de OD in vruchtbaar contact kwamen, hoewel dit niet in hun opdracht stond. Begin 1944 reeds stond ik op het punt de OD te contracteren. Dit werd mij echter door de bevoegde instantie, ressorterend onder de minister van oorlog, verboden op grond van de bovenomschreven “regeringsopdracht”. De OD vertegenwoordigers bestreden het karakter van deze opdracht. Wel is er zoiets geweest als een “regeringsopdracht”, zo verklaarden zij. Deze sloot de OD echter allerminst uit van activiteit onder geallieerde directieven en daarmede van medeplichtigheid aan de uitvoering van allerlei BBO opdrachten. Ik ben gaarne bereid dit aanstonds aan te nemen en dusdoende (60) mijn standpunt ten aanzien van de OD en zijn beleid ter zake van deze kwestie te herzien. Maar dan wordt het zwaartepunt en daarmede ook mijn wrok nog verder verplaatst naar Londen dan ik vermoedde en aarzel ik dit hoogst ernstige gebeuren te kwalificeren. Honderdtien duizend personen buitengesloten van de bevrijding van ons vaderland in een der moeilijkste uren des gevaars, ten gevolge van een laakbaar misverstand! Is dit weer een van die “vergissingen”. Waarvan reeds eerder in deze brochure sprake is geweest? Moet ik dan aannemen, dat het gerucht, als zouden zekere Nederlandse kringen in Londen bevreesd zijn geweest voor een militaire OD dictatuur na de oorlog, op juistheid is gegrond? Welk een schertsvertoning! Zo ik al aarzel een en ander te kwalificeren, ik aarzel geenszins deze nieuw opgekomen kwestie de Parlementaire Enquête Commissie voor een eventueel nader onderzoek aan te bieden, tegelijkertijd met de verdere inhoud van deze uiterst beknopte brochure, waarin ik – als reactie op de spraakverwarring in de Nederlandse Pers – deze Paaszaterdag gaarne heb willen wijden. ’s-Gravenhage, 16 april 1949.