Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie HOV
nr. 67
fase B
Subcategorie HOV Haltes
Kabels en leidingen Kabels en leidingen
91
B
92
B
Kunstwerken
57
B
Algemeen
Kunstwerken
58
B
Algemeen
Kunstwerken
59
B
Algemeen
Kunstwerken
60
B
Algemeen
Kunstwerken Kunstwerken Kunstwerken
61 62 63
B B B
Algemeen Algemeen Algemeen
Kunstwerken
64
B
Algemeen
Kunstwerken
65
B
Beton
Kunstwerken
66
B
Beton
Kunstwerken
67
B
Beton
Kunstwerken
68
B
Beton
Kunstwerken
69
B
Bouwarchief
Kunstwerken
70
B
Damwanden
Kunstwerken
71
B
Damwanden
Kunstwerken
72
B
Damwanden
Kunstwerken
73
B
Damwanden
Kunstwerken
74
B
Damwanden
Kunstwerken
75
B
Damwanden
Kunstwerken
76
B
Damwanden
Kunstwerken
77
B
Hout
Kunstwerken
78
B
Hout
Kunstwerken
79
B
Hout
Eistekst (nieuw) De zandlaag ter plaatse van de toekomstige abri dient tot minimaal 55 cm onder het perronniveau te reiken.
Buiten gebruik gestelde kabels en leidingen moeten zoveel mogelijk worden verwijderd. Dit geldt tevens voor aangetroffen weesleidingen waarvan de eigenaar niet meer achterhaalbaar is. Objecten die in de ondergrond achterblijven, aangebracht worden danwel ontdekt worden maar niet verwijderd, moeten worden geregistreerd en bij de overdracht gemeld. Hierbij wordt zo duidelijk mogelijk de aard en omvang (x,y,z) vermeld, inclusief eventuele bijzonderheden. Bij de oplevering en overdracht aan de beheerder dient een ontwerpnota toegevoegd te worden. In deze nota staan alle zaken die van belang zijn voor het maken van belangrijke keuzen: • Uitgangspunten en randvoorwaarden (ook van derden); • Mogelijke alternatieven en motivatie waarom voor een alternatief gekozen is; • Belastingen; verkeersintensiteiten; strookindeling en –breedtes. • Geometrie: overspanning, breedte, doorvaarthoogte (goedkeuring Hoogheemraadschappen); • Ontwerp-levensduur van de verschillende onderdelen; • Maatregelen bij calamiteiten: brand, aanvaring, aanrijding. Elk element nummeren en dateren op de door de aannemer te bepalen manier door middel van stempels. Elementen welke zodanige maatafwijkingen, onvolkomenheden of beschadigingen vertonen dat zij, naar het oordeel van de directie, niet geschikt zijn om te worden verwerkt worden afgekeurd. Afgekeurde elementen moeten als zodanig worden gemerkt en zonder verrekening worden vervangen. Tenzij anders vermeld mogen er geen hijsvoorzieningen, injectieopeningen, stempels e.d. in de blijvend zichtbare delen opgenomen worden. Langsnaden in buizen ter weerszijden van een rondnaad ten minste 300 mm laten verspringen. Onderdelen waarin water kan blijven staan, voorzien van voldoende gaten voor waterafvoer. De koppen van bevestigingsmiddelen (met uitzondering van slotbouten) inlaten met een overdiepte van ten minste 10 mm. De toegestane maattoleranties van de constructie na montage zijn max. 5 mm. PVC- en HPE-buizen in het beton voorzien van lijmmoffen. Bij voegen tussen betononderdelen deze buizen voorzien van moffen met rubbermanchet. De elementen moeten zuiver van maat, recht, strak en kantig, met een gaaf en dicht oppervlak zonder mortelverlies door naden van de mal en vrij van grindnesten en andere onvolkomenheden zijn. De in het zicht blijvende vlakken en kanten van de betonelementen dienen ten minste te voldoen aan: - oppervlak: glad zonder nabewerking; - aftekening structuur bekistingsmateriaal: niet toegestaan; - plaatselijke oneffenheden en afwijkingen door bekistingsmateriaal (o.a. plaatbeschadigingen, bramen en bekistingsnaden: max. 3 mm; - afwijkingen van de vlakheid van gehele oppervlakken: - onder 0,4 m lange rei: max. 2 mm; - onder 2 m lange rei (uitgevoerd met stelpootjes en meetklokje): max. 5 mm; - bij grotere onderdelen per m (gemeten met de draad): max. 2,5 mm; - met een maximum over het totale oppervlak van: 15 mm; - maatafwijkingen bij hoeknaden (o.a. hoeken van kolommen en balken): max. 4 mm; In het betonoppervlak zijn gedeelten met luchtbellen van minder dan 1.000 mm2 per m2 met een maximum van 3.000 mm2 per 10 m2 toegestaan. Bij de overdracht in beheer wordt het hele bouwarchief overgedragen. Deze dient alle tekeningen en berekeningen (papier en digitaal) , vergunningen, installatieschema's, het bestek, garantiecertificaten, namen van leveranciers van materialen, kleurencodes, typenummers en onderhoudsschema's te bevatten. De damwand, alsmede de aansluitingen aan de te maken beton-constructies moeten gronddicht afgewerkt worden. De houten damplanken voorzien van messing en groef of een trapeziumvormige visbek. De afwijking van de werkelijke ten opzichte van de voorgeschreven hartlijn, gemeten in het horizontale vlak, mag ten hoogste 10 mm bedragen. De afwijking van het werkelijke ten opzichte van het voorgeschreven inheiniveau, gemeten in het verticale vlak, mag ten hoogste 10 mm bedragen. Staalkwaliteit van de damwanden S240GP. Onrustig staal is niet toegestaan. De damwandplanken en slotverhaking moeten voldoen aan: - NEN-EN 10248-1: Warmgewalste damwandprofielen van ongelegeerde staalsoorten, deel 1 "Technische leveringsvoorwaarden". - NEN-EN 10248-2: Warmgewalste damwandprofielen van ongelegeerde staalsoorten, deel 2 "Toleranties op vorm en afmetingen" - "Technische Lieferbedingungen für Stahlspundbohlen-1992". - EAU 1996 Empfehlungen des Arbeitsausschusses "Ufereinfassungen" Häfen und Wasserstraßen. De bovenste sectie van het anker met een lengte van minimaal 4000 mm. en al het staalwerk van de verankeringsconstructie dienen thermisch verzinkt te worden volgens NEN-EN-ISO 1461. Onder moeren en boutkoppen, welke in aanraking komen met het houtwerk, volgringen aanbrengen. De diameter van de volgringen bedraagt driemaal de boutdikte en de dikte 3/10 maal de boutdikte. Voor het niet genoemde hout is een geringe kromming toegestaan, bijv. voor een houtlengte van 7,00 m en meer max. 20 mm Indien niet anders vermeld dienen alle in dit bestek te leveren houten onderdelen, met inachtneming van het hieronder bepaalde, volledig (100%) te worden geleverd met een certificaat van de Forest Stewardschip Council (FSC). Gradaties (bijv. 70-30 regeling) worden uitgesloten.
GVB-IB 18-4-2013
Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie Kunstwerken
nr. 80
fase B
Subcategorie Metselwerk
Kunstwerken
81
B
Metselwerk
Kunstwerken
82
B
Metselwerk
Kunstwerken
83
B
Metselwerk
Kunstwerken
84
B
Metselwerk
Kunstwerken
85
B
Metselwerk
Kunstwerken
86
B
Metselwerk
Kunstwerken
87
B
Metselwerk
Kunstwerken Kunstwerken
88 89
B B
Metselwerk Metselwerk
Kunstwerken
90
B
Metselwerk
Kunstwerken
91
B
Metselwerk
Kunstwerken Kunstwerken Kunstwerken
92 93 94
B B B
Metselwerk Metselwerk Metselwerk
Kunstwerken
95
B
Palen
Kunstwerken Kunstwerken Kunstwerken
96 97 98
B B B
Palen Palen Palen
Kunstwerken
99
B
Staal
Kunstwerken
100
B
Staal
Kunstwerken
101
B
Staal
Kunstwerken Kunstwerken
102 103
B B
Staal Staal
Eistekst (nieuw) Oppervlakken van metselwerk moeten voldoen aan de in de hiernavolgende tabel vermelde oppervlaktebeoordelingscriteria: Groep 1 2 3 4 Stootvoegen toegestane geen toegestane geen (breedte) afwijking eisen afwijking eisen ten hoogste ten hoogste + of - 2 mm + of - 3 mm t.o.v. voor- t.o.v. voorgeschreven geschreven voegbreedte voegbreedte _____________________________________________________ Lintvoegen toegestane geen toegestane geen (dikte) afwijking eisen afwijking eisen ten hoogste ten hoogste 2 mm/m 3 mm/m t.o.v. voor- t.o.v. voorgeschreven geschreven voegdikte voegdikte _____________________________________________________ Lintvoegen gemeten over geen gemeten over geen (lengterich- 2 m lengte eisen 2 m lengte eisen ting) toegestane toegestane afwijking afwijking t.o.v. een t.o.v. een rechte lijn, rechte lijn, over de bo- over de bovenkant van venkant van de stenen de stenen 2 mm/m met 3 mm/m met een max. van max. van 8 mm. 9 mm. _____________________________________________________ De druksterkte van een eventuele uitvlaklaag op een ondergrond moet ten minste gelijk zijn aan die van het opgaande werk. Stenen kleiner dan een klezoor of passtukken met een lengte kleiner dan de breedte of dikte van een blok mogen niet voorkomen. Randen van passtukken moeten bij schoon metselwerk aan dezelfde eisen voldoen als de randen van normale stenen of blokken. De voegen en naden tussen de stenen of blokken onderling en ter plaatse van de aansluiting aan een ander steenachtig materiaal moeten geheel zijn gevuld met mortel of lijm. Wanneer naderhand wordt gevoegd moeten de voegen tussen de stenen of blokken tot een diepte van 1520 mm vrij van mortel zijn. Verbinding van nieuw met oud metselwerk uitvoeren met vallende of staande tanden, of met kassen. Het oude metselwerk vooraf schoon- en natmaken. De consistentie van de specie en het vochtgehalte van de stenen of blokken moeten op elkaar zijn afgestemd. De te verwerken metselstenen uit de sloop mogen niet gescheurd of beschadigd zijn. Metselstenen dienen, voor zover mogelijk, onbeschadigd te worden uitgebroken. Gebroken stenen dienen te worden vervangen door, overeenkomstige, hele stenen. Indien het bestek een vorstbestandheidsklasse voor metselbaksteen vermeldt is van toepassing BRL 1007 (Uitgave IKOB te Barneveld). Metselstenen voor rioleringswerken volgens NEN-EN 771-1 - Maatklasse: T2/ R1; - Druksterkte: 45 N/mm2 of hoger; - Klasse vorstbestendigheid: F2 / D; - Wateropneming: < 5%; - Initiële wateropzuigingscategorie: IW 1; - Gehalte actieve oplosbare zouten: S2; - Bandreactie: A1; - Keurmerk: KOMO certificaat; - Verwerken overeenkomstig de geldende richtlijnen van de fabrikant. Ingemetselde onderdelen moeten volledig zijn aangewerkt met mortel. Metselwerkankers moeten zijn chemische ankers, minimaal rond 6 mm. Voor de verankering van de diverse onderdelen aan de metselwerkwanden de nodige ankers, beugels en staalstrippen inwerken. De palen moeten zijn zuiver aan de maat, recht strak en kantig, met een volkomen gaaf en dicht oppervlak zonder mortelverlies door ondichtheden van de mal en vrij van andere onvolkomenheden. Iedere paal moet voorzien zijn van verwijderbare merktekens. Palen dienen voorzien te zijn van een meetdraad t.b.v. doormeten paal, na aanbrengen. De palen over de gehele lengte voorzien van beugelwapening. De hoeveelheid beugelwapening moet minimaal rond 5 mm. h.o.h. 200 mm bedragen. Het hoogwaardig staal zodanig voorspannen, dat de aanvangsspanning 52,5 % van de breukspanning bedraagt; de blijvende voorspanning dient het beton een drukspanning te geven van 4,5 N/mm2 (rekenwaarde). De toelaatbare plaatsafwijking van platen (of wand van buizen) ten opzichte van elkaar, ter plaatse van de montage-las, mag maximaal een zesde van de kleinste plaatdikte bedragen. Voor het maken van rondlassen in stalen buizen met een inwendige diameter kleiner dan 900 mm is het toepassen van een anti-parelring (of backing-strip) in plaats van een tegenlas toegestaan. Ruimten tussen elkaar kruisende profielen, kleiner dan 20 mm, dichten met stalen vulplaten. Bij alle boutverbindingen waarbij contactcorrosie kan ontstaan dienen nylon ringen als isolator te worden gebruikt.
GVB-IB 18-4-2013
Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie Kunstwerken
nr. 104
fase B
Subcategorie Staal
Kunstwerken
105
B
Staal
Kunstwerken
106
B
Staal
Kunstwerken
107
B
Tegelwerk
Kunstwerken Kunstwerken
108 109
B B
Tegelwerk Tegelwerk
Kunstwerken Kunstwerken Kunstwerken Kunstwerken
110 111 112 113
B B B B
Tegelwerk Tegelwerk Tegelwerk Tegelwerk
Kunstwerken
114
B
Tegelwerk
Kunstwerken
115
B
Tegelwerk
Kunstwerken
116
B
Tegelwerk
Kunstwerken
117
B
Tegelwerk
Op de volgende plaatsen moeten kitvoegen worden aangebracht: - aan de boven- en onderzijde van het tegelwerk (tussen het tegelwerk en de betonnen opsluitranden); - verticale kitvoegen t.p.v. mootscheidingen met een afwijkende breedte gelijk aan de voegen tussen de betonmoten; - tussen voorgaande kitvoegen gelegen verticale kitvoegen met een maximale h.o.h. afstand van 4 m.
Kunstwerken
118
B
Tegelwerk
De kitvoegen dienen zo goed mogelijk overeen te stemmen met het aangebrachte voegwerk.
Kunstwerken
119
B
Tegelwerk
Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting
189
B
Aanhanging
De kit moet voldoen aan de volgende voorwaarden: - geschikt voor buitenwerk; - blijvend elastisch, minimaal 20%; - goede hechting aan het tegelwerk, zonodig hechtmiddelen toepassen; - goed weersbestendig. De lichtmast en de coating van de lichtmast mogen niet beschadigd worden.
190
B
Aanhanging
Beugels mogen niet beschilderd zijn.
191
B
Aanhanging
De beugelafstand tussen de lichtmast en het object dient maximaal 0,05 meter te bedragen.
192
B
Aanhanging
De draadeinden van de bouten dienen in de richting van het object te wijzen.
193
B
Aanhanging
Er mogen geen gaten in de lichtmast gemaakt worden.
194
B
Aanhanging
Het inspectieluik van de lichtmast dient zonder hinder toegankelijk te blijven.
195
B
Aanhanging
De aangebrachte isolatie dient 5 tot 10 millimeter aan weerszijden buiten de ophangbeugel uit te steken.
196
B
Aanhanging
Tussen de ophangbeugels dient een weersbestendig, niet poreus isolatiemateriaal te worden aangebracht van polyethyleen of polyamide, met een minimale dikte van 1 millimeter en een maximale dikte van 5 millimeter.
197
B
Aanhanging
De ophangbeugels dienen goed passend rond de lichtmast te worden gemaakt.
198
B
Aanhanging
Scoperen is niet toegestaan.
199
B
Aanhanging
De ruimte tussen de sluitstukken van de beugels dient aan beide kanten gelijk te zijn.
200
B
Aanhanging
201
B
Algemeen
202
B
Algemeen
203
B
Algemeen
Indien het object elektrisch wordt aangesloten op de voeding van de lichtmast moet in de aansluitleiding een smeltveiligheid zijn opgenomen. De aansluitkabel wordt aangesloten op het 3e patroon van een gesloten aansluitkastje, type Faget. Indien dit kastje niet aanwezig is, wordt deze aangebracht. De aansluitkabel van een door derden aan te leggen installatie wordt na opdracht van de installateur, door de gemeentelijke onderhoudsaannemer in de lichtmast ingevoerd. De grond rond de mast dient met een mechanische stamper stevig te worden aangestampt.
204
B
Algemeen
De aarding van het OV-net wordt niet doorgevoerd naar de nevenaansluiting tenzij deze is gemonteerd op de lichtmast of geheel door Stedelijk Beheer op kosten van de eigenaar wordt onderhouden.
205
B
Algemeen
Straatmeubilair dient deugdelijk aan lichtmasten bevestigd te worden met roestvaste bevestigingsmiddelen.
206
B
Algemeen
207
B
Algemeen
Bij een nevenaansluiting dient een hulpaarde te worden geslagen met een aardweerstand van maximaal 100 Ω, overeenkomstig de toegepaste aardlekschakelaar (30 mA). Een door derden aan te leggen installatie wordt aangesloten vanuit de dichtstbijzijnde lichtmast.
Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting
Eistekst (nieuw) Het verzinken uitvoeren met inachtname van de voorschriften genoemd in NEN-ENV 1090-1. De vereiste laagdikte is 80 µm (tenzij anders is aangegeven). In aanvulling op het bepaalde in artikel 52.36.11 lid 04 van de Standaard 2005 moet de dichtheid (116) van 90% van de hoeveelheid slak bedragen, voor: a. staalslak ten minste 2600 kg/m3; b. fosforslak ten minste 2350 kg/m3. Een zinkrijke verf met minimaal 91 gewichtsprocenten zinkstof of zinkpoeder gebruikt dient te worden. Er dient een minimale droge laagdikte van 1½ keer de voorgeschreven laagdikte te worden aangebracht. De tegels dienen geschikt te zijn voor buitenwerk, dat wil zeggen water-, vorst- en dooizoutbestendig. De tegels dienen haakse kanten te hebben. De lijm dient geschikt te zijn voor buitenwerk, dat wil zeggen minimaal vorst en vochtbestendig (na het uitharden). De lijm moet blijvend elastisch zijn. De lijm dient een minimale treksterkte loodrecht op het oppervlak van 1 N/mm² te hebben. De druksterkte van de uitvlaklaag moet ten minste 10 N/mm² zijn. Op alle betonvlakken welke betegeld worden dient een uitvlaklaag te worden aangebracht die voldoet aan: - de eisen uit artikel 46.02.01 deel 3 (m.n. lid 07 i.v.m. de vlakheid van het aan te brengen tegelwerk); - goede hechting op het beton, d.m.v. het aanbrengen van een hechtmiddel; - op basis van een cement gebonden specie.
Op de uitwendige hoeken van het tegelwerk dient vooraf een RVS staaf rond 10 mm. aangebracht te worden. Hiertoe op de hoek gaten boren en RVS ankertjes M5 bevestigen. Ankertjes op de juiste diepte afstellen en de RVS staaf eraan vastlassen Het voegwerk moet gelijk met de tegel liggen en volledig zijn gevuld met mortel, behoudens de kitvoegen welke zijn aangegeven in artikel 46.32.02 deel 3. Het voegwerk moet per wandoppervlak gelijkmatig van vorm, kleur en oppervlaktestructuur zijn.
GVB-IB 18-4-2013
Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting
nr. 208
fase B
Subcategorie Algemeen
Eistekst (nieuw) Armatuur TL-lampen dienen zo te worden geplaatst dat de opdruk op de lamp van buitenaf onzichtbaar is.
209
B
Algemeen
210
B
Algemeen
211
B
Algemeen
Reclameborden dienen bij masten met één armatuur altijd achter de lichtmast in het verlengde van de armatuur te worden geplaatst. Schijnwerpers worden bij twee traverses aan weerszijden van de OV-mast, haaks op het OV-armatuur aan de lichtmast geplaatst. Schijnwerpers worden bij één traverse recht achter het OV-armatuur geplaatst.
212
B
Camera's
213
B
Lichtmasten
Openbare verlichting
214
B
Lichtmasten
Openbare verlichting Openbare verlichting
215
B
Lichtmasten
216
B
Lichtmasten
217
B
Nummering
218
B
Nummering
Bij de aansluiting van camera's dient in de lichtmast een gat te worden geboord, met een diameter niet groter dan de gezamenlijke diameter van de voedings- en datakabel. Lichtmasten die in het trottoir geplaatst worden op 0,50 m uit de kant van de rijweg (breedte band plus één tegel) plaatsen. Bij afwezigheid van een band wordt dit één tegel (0,3 m). Bij Leicons wordt dit één tegel (0,3 m) uit bovenkant Leicon. Indien naast de band een parkeerstrook is gelegen en de ruimte achter de lichtmast anders minder dan 0,90 m zal bedragen dient een lichtmast op de afstand van een halve tegel te worden geplaatst, band + halve tegel (0,20+0,15=0,35 m). Als er geen band aanwezig is dient dit te gebeuren op de afstand van één tegel (0,3 m). Van lichtmasten die niet in het trottoir geplaatst worden of indien er geen trottoir aanwezig is wordt de plaats in nader overleg met directie bepaald. Lichtmasten, indien mogelijk, zo plaatsen dat de deur of deuren van deze lichtmasten zich bevinden aan de zijde die van de rijrichting afgekeerd is, zodanig dat bij werkzaamheden zo goed mogelijk zicht op naderend (gemotoriseerd) verkeer geboden wordt. De nummering op lichtmasten mag niet worden aangebracht als de ondergrond een temperatuur heeft lager dan 5 graden Celsius of als het lichtpunt nat door regenval is. De nummering van lichtmasten dient geplaatst te worden tussen de 2,00 en 2,20 meter boven maaiveld.
219
B
Nummering
De lichtpunten kunnen voorzien worden van speciale markeringen voor tijdelijke reclameborden.
220
B
Nummering
221
B
Nummering
222
B
Nummering
Bij tunnelverlichting en grote installaties met eigen verdeelkast wordt de codering van de armaturen aangegeven op de tekening, de verdeelkast krijgt een codering volgens voedingspuntnummer. Indien geen huisnummers bekend zijn en de richting van de straat nog niet bepaald is, dan dient de nummering als komend vanaf de Domtoren toegepast te worden. Het nummeren van alle lichtpunten van de openbare verlichting in de stad Utrecht dient dusdanig te geschieden dat daardoor informatie over de soort verlichting wordt verkregen. [ZIE TABEL OV nummering]
223
B
Nummering
224
B
Nummering
225
B
Nummering
226
B
Nummering
227
B
Nummering
228
B
Nummering
229
B
Nummering
230
B
Nummering
231
B
Nummering
232
B
Nummering
Bij rotondes dient de codering met het verkeer mee, oplopend te beginnen met het aansluitpunt bij de weg komende uit het centrum, genummerd te worden. De nummering van lichtmasten wordt op rotondes en bij gescheiden rijbanen onder een hoek van 45 graden tegen de rijrichting in geplaatst. Indien tunnelverlichting is aangesloten op de voedingskabel OV dient deze meegecodeerd te worden met de aansluitpunten in de desbetreffende straat. De nummering van lichtmasten wordt bij straten met tweerichtingenverkeer aan de straatzijde, evenwijdig aan de as van de weg geplaatst. Voedingspunten krijgen een samengesteld nummer: 4 cijfers van de postcode en aansluitend een letter op volgorde van het aantal voedingspunten in de wijk. Wegen zonder bepaalde richting dienen oplopend linksom (gezien vanaf Domtoren) genummerd te worden.
233
B
Nummering
De nummering op lichtmasten dient horizontaal en aaneengesloten te worden geplakt.
234
B
Nummering
235
B
Nummering
236
B
Nummering
237
B
Nummering
Zodra gebruikte lichtpunten worden geplaatst, dienen de oude nummers te worden verwijderd, dan wel onzichtbaar te worden gemaakt. De nummering bij lichtmasten dient geplaatst te worden aan de straatzijde, evenwijdig met de as van de weg voor straten met tweerichtingverkeer. De nummering dient bij rotondes en gescheiden rijbanen geplaatst te worden onder een hoek van 45 graden tegen de rijrichting in. De nummering dient in middenbermen aan twee zijden van de mast geplaatst te worden.
238
B
Nummering
239
B
Nummering
240
B
Nummering
241
B
Nummering
242
B
Nummering
243
B
Voedingskabels
244
B
Voedingskabels
245
B
Voedingskabels
Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting
Wanneer een straat onderbroken wordt door een hoofd-, spoor-, of waterweg, dan dient het tweede gedeelte te beginnen met de hogere codering. Nevenaansluitingen dienen een 200-nummer te krijgen, waarvan de laatste twee cijfers het laatste lichtnummer voor deze aansluiting voorstelt. Later geplaatste en aangesloten aansluitpunten worden alleen genummerd als de voorgaande mast met een hoger geplaatst volgnummer (zie tek. 41406, fig. 8) als er anders meerdere nevenaansluitingen of lichtmast reclames moeten worden omgenummerd. OV-lampen dienen te worden voorzien van plaatsingsjaar en -maand.
Nummering dient te geschieden op een hoogte van ca. 2 meter boven het maaiveld, echter niet boven de 2,2 meter De exacte plaats van de barcode sticker op de mast en armatuur wordt i.o.m. de opdrachtgever bepaald. Aan te brengen nummers worden door de opdrachtgever bepaald. Nummers moeten aangebracht worden bij droog weer en bij een temperatuur niet lager dan 5 graden Celsius. Nummers moeten horizontaal en aaneengesloten geplakt worden. Barcodesticker op door opdrachtgever aan te geven plaats op het armatuur en de mast aanbrengen Alle hoofd- en aftakkabels dienen bij wegkruisingen aangebracht te worden in PVC-buis met een doorsnede van 110 mm. Indien kokers/buizen aanwezig zijn wordt bij voldoende ruimte hiervan gebruik gemaakt. In een kabelbuis mogen maximaal 3 O.V. kabels ingevoerd worden. Kabelbuizen dienen, uit de as van de weg gezien, met een overlengte van 0,5 m uit de kant van de verharding aangebracht te worden.
GVB-IB 18-4-2013
Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie Openbare verlichting
nr. 246
fase B
Subcategorie Voedingskabels
Openbare verlichting
247
B
Voedingskabels
Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting
248
B
Voedingskabels
Kabels dienen met voldoende speling in de gemaakte sleuf te worden gelegd.
249
B
Voedingskabels
250
B
Voedingskabels
251
B
Voedingskabels
252
B
Voedingssysteem
253
B
Voedingssysteem
Bij aansluiting van een lichtmast dient elke ingaande en afgaande grondkabel voldoende overlengte (minimaal 0,5 meter) op de vereiste kabeldiepte in lus te hebben. Bij gebruik van voedingskabels, type VO-YMvKas 4 x 10 mm² of zwaarder met VDEN aderkleur toepassen: rood (nul), blauw (nacht), geel (avond), blauw-geel (reserve) aardelitze doorverbinden. Ten behoeve van aftakkingen van voedingskabels dient kabel type VO-YMvKas 4 x 2,5 mm² of zwaarder met Cenelcon aderkleur toegepast te worden. Oud: zwart (naast blauw, nul), blauw (nacht), bruin(avond), zwart (reserve). Nieuw: rood (nul), blauw (nacht), geel (avond) blauw/geel, (reserve) aardlitze doorverbinden. Beide varianten zijn toegestaan. Het aansluitkastje moet groot genoeg zijn om een gesloten aansluitkast met 2 stuks zekeringen in te plaatsen. Het armatuur dient geaard te worden via het aansluitsnoer.
254
B
Voedingssysteem
De mast dient geaard te worden op het aardscherm of aardlitze van de aansluitkabel.
255
B
Voedingssysteem
De aansluitkabel van openbare verlichting dient met een beschermbuis of RVS-Omegaprofiel tot onder het aansluitkastje beschermd te worden.
256
B
Voedingssysteem
Indien kokers of buizen aanwezig zijn wordt bij voldoende ruimte hiervan gebruik gemaakt.
257
B
Voedingssysteem
258
B
Voedingssysteem
Op een voedingskabel mag een maximaal aangesloten vermogen van 2,5 kW bij een normale belasting en lichtpuntverdeling geïnstalleerd worden. Kabels dienen met voldoende speling in de gemaakte sleuf te worden gelegd.
259
B
Voedingssysteem
260
B
Voedingssysteem
261
B
Voedingssysteem
262
B
Voedingssysteem
263
B
Voedingssysteem
Bij het aansluiten van de openbare verlichting (OVL) kabels in de OVL kast dient de volgorde van de groepen in het OVL rek gehandhaafd te blijven. De nachtader dient op de bovenste smeltveiligheidshouder gemonteerd te worden, de avondader daaronder. De onderste houder dient voor reclame of nevenaansluitingen.
264
B
Voedingssysteem
Het aansluitblokje naast de nachtsmeltveiligheidshouder dient gebruikt te worden voor de reserve-ader.
265
B
Voedingssysteem
266
B
Voedingssysteem
Openbare 267 verlichting Oppervlaktewater 65
B
Voedingssysteem
B
Duikers
De bedrading in de mast aansluiten op de aansluitkast en bestaat uit RTPR 4x1mm2 of gelijkwaardige kwaliteit in de volgende kleuren: blauw (nul), zwart (nacht), bruin (avond) indien aanwezig en groen/geel (aarde). De mastaansluiting dient te geschieden in een geïsoleerd en afgesloten Fagetkast LS 94L zonder aarde/nulkoppeling, voorzien van 2 stuks 6A diazed-patronen. Indien een open aansluitplaat aanwezig is dient deze bij vervanging of verplaatsing van de lichtmast te worden vervangen door een Fagetkast. De mast dient geaard te worden op het aardscherm of aardlitze van de aansluitkabel, het armatuur wordt geaard via het aansluitsnoer. Bij stroomsnelheden hoger dan 0,45 m/s dient een stortebed aan beide zijden van de duiker over volledige breedte watergang toegepast te worden, over minimaal 3 m lengte; dikte stampbeton 15 cm.
Riolering
170
B
Basis ontwerp documenten Leidraad Rioleringen (Rioned) Materiaallijst (rioleringen, pompen en gemalen) tekening 60156.rio.040-01 tbs-kolken stadswerken 2011 nen 1010 Veiligheisbepalingen voor laagspanningsinstallaties (pompen en gemalen) werken besloten ruimten (pompen en gemalen) Machinerichtlijn (pompen en gemalen) VGRP 2011-2014 Watertoets
Riolering
171
B
Huis- en kolkaansluitingen
Riolering
172
B
Huis- en kolkaansluitingen
Riolering
173
B
Huis- en kolkaansluitingen
Riolering
174
B
Huis- en kolkaansluitingen
Riolering Riolering Riolering Riolering
175 176 177 178
B B B B
Huis- en kolkaansluitingen Huis- en kolkaansluitingen Huis- en kolkaansluitingen Huis- en kolkaansluitingen
Riolering Riolering Riolering Riolering
179 180 181 182
B B B B
Huis- en kolkaansluitingen Huis- en kolkaansluitingen Huis- en kolkaansluitingen Huis- en kolkaansluitingen
Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting Openbare verlichting
Eistekst (nieuw) De aannemer dient er rekening mee te houden dat bij het maken van een aftakmof waarbij de mast niet geplaatst kan worden er een oranje mantelbuis moet komen. Dit geldt alleen in de situaties waar het straatwerk vooruitloopt op het plaatsen van de masten. Doorsnede mantelbuis 110mm; hoogte circa 1,5 meter. Aftak-, verbindings- en eindmoffen dienen wikkelmoffen met epoxyharsvulling te zijn. Indien de aannemer een alternatief wil gebruiken, dient dit in overleg met directie plaats te vinden.
Op de verdeelrekken c.q. verdeelkasten worden maximaal 9 afgaande eindgroepen aangesloten welke zijn voorzien van 3 x 16A installatie-automaten van het type B-karakteristiek of smeltpatronen. Het snoer in de armaturen dient water- en stofdicht ingevoerd te worden.
Leidingen voor huis- en kolkaansluitingen onder de wegverharding uitvoeren uit een buislengte zonder verbindingsmoffen. De kolken aansluiten door middel van 45 graden bochtstukken om de aansluiting met voldoende gronddekking onder de weg te kunnen aansluiten op het riool. Niet direct door te verbinden uiteinden van PVC-aansluitleidingen tijdelijk afsluiten met een afsluitkap met rubbermanchetverbinding. De PE-buizen moeten zijn voorzien van haaksgeslepen spie-einden; afgezaagde buiseinden moeten haaks worden gevijld. aansluitlengte < 15m hemelwater in Leidsche Rijn bijvoorkeur bovengronds aansluiten uitleggers minimaal 75cm uit de kant van de verharding Iedere woning dient afzonderlijk op de riolering te worden aangesloten. Bij verticaal boven elkaar gelegen woningen, krijgt de woning op de beganegrond apart een aansluiting. De overige boven elkaar gelegen woningen worden als één woning beschouwd. aanlegdiepte niet dieper dan 80cm tpv de perceelsgrens, standaard diepte 60 cm toe te passen kleuren , zie tek 60156.rio.040-01 aansluitleiding ≥ ∅200mm, aansluiten op inpectieput een aansluiting per standpijp, geen T-stukken toepassen.
GVB-IB 18-4-2013
Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie Riolering
nr. 183
fase B
Riolering
184
B
Subcategorie Inspectieputten, gemalen en kolken Relining
Riolering
185
B
Relining
Riolering
186
B
Relining
Riolering
187
B
Relining
Riolering
188
B
Relining
Riolering
189
B
Relining
Riolering
190
B
Relining
Riolering
191
B
Relining
Riolering
192
B
Riolering
Riolering
193
B
Riolering
Riolering
194
B
Riolering
Riolering
195
B
Watertoets
Wegen
419
B
Asfalt
Wegen
420
B
Asfalt
Eistekst (nieuw) dienen te allen tijden toegankelijk te zijn, zowel in eind situatie als tijdens bouw periode De lining dient zo glad mogelijk te worden aangebracht zodat een optimale (vrije) afstroming, bewerkstelligd wordt. In het kader van de afstroming en stabiliteit worden slechts minimale plooien geaccepteerd. De maximaal toelaatbare plooihoogte (uitstulping) bedraagt 5 % van de horizontale diameter van de bestaande te relinen buis; De maximale toelaatbare individuele plooilengte is gelijk aan de horizontale diameter van de te relinen buis; Over een lengte van 10 x de horizontale diameter van de te relinen buis mogen maximaal 10 plooien voorkomen met een plooihoogte van 5 % van de horizontale diameter van de te relinen buis. Voor het waterdicht afwerken van de aansluitingen van de lining met de putten (tussenputten en putbuisaansluitingen) dient gebruik te worden gemaakt van Xypex in combinatie met Xycrylic-admix of gelijkwaardig product. Indien de aannemer van een gelijkwaardig product gebruik wil maken, dient dit eerst overlegt te worden met de directie. De eisen waaraan een naaldvilt kous minimaal moet voldoen zijn: - E-modulus (lange duur) 1100 N/mm2. - Buigtreksterkte (lange duur) 18 N/mm2. De eisen waaraan een GVK-kous minimaal moet voldoen zijn: -E-modulus (lange duur) 5500 N/mm2. -Buigtreksterkte (lange duur) 120 N/mm2. Epoxyhars moet voldoen aan BRL K19006, beoordelingsrichtlijn voor het KIWA certificaat voor beschermingssystemen op minerale ondergrond t.b.v. afvalwatertoepassingen. Het riool dient te voldoen aan de volgende eisen voor waterdichtheid: Lekkage BBF 1 Zandinloop BBD A 1 Axiale verplaatsing BJA A 1 Radiale verplaatsing BJA B 1 Hoekverdraaiing BAJ C 1 (1) Inhangende rubberring BAI A 1 Inhangend voegmateriaal BAI Z 1 Het riool dient te voldoen aan de volgende eisen voor stabiliteit: Beschadiging BAF A 1 Aantasting BAF C 1 Scheurvorming BAB 1 Deformatie BAA 1 Het riool dient te voldoen aan de volgende eisen voor afstroming: Instekende inlaat BAG 1 Wortelingroei BBA 1 Aangroei BBB C 1 (2) Afzetting BBB A 1 (2) Zand/vuilophoping BBC A 1 (2) Obstakels BBE C 1 (2) Waterdiepte BDD 1 (3) (1) tenzij de directie de hoekverdraaiing heeft goedgekeurd (2) mag niet worden waargenomen (3) met een maximum van 10 mm Hemelwater dient lokaal verwerkt te worden. Enkel indien zuivering van regenwater noodzakelijk is en zuivering op de RWZI het meest doelmatig, dan kan het afgevoerd Hemelwater van balkons mag niet direct geloosd worden op oppervlaktewater Waterpasserende verharding is gelijk aan onverhard oppervlak. Hier is geen watercompensatie voor nodig. Groene daken vlak gelegen worden voor 40% meegerekend als onverhard oppervlak De afwijking in hoogteligging ten opzichte van het voorgeschreven profiel mag ten hoogste 10 mm bedragen. In afwijking van het bepaalde in artikel 28.16.01 lid 01 van de Standaard 2005 moet de korrelverdeling, bepaald volgens NEN-EN 933-1, van menggranulaat 4/31,5 voldoen aan: Sortering 4/31,5: - UF3 2 NEN-EN 13285 - LFn 3 NEN-EN 13285 - OC80 4 NEN-EN 13285 - Gn 6 NEN-EN 13285 Doorzeefmassapercentage: (mm) min. max. - 63 / 100 / 0 - 31,5 / 90 / 100 - 16 / 50 / 70 - 8 / 20 / 50 - 4 / 0 / 10 - 0,063 / 0 / 3
Wegen
421
B
Asfalt
AC (11/16/22) bind mag niet voor onderlagen, tussenlagen en deklagen toegepast worden.
Wegen
422
B
Asfalt
Asfaltgranulaat mag niet worden verwerkt in de bovenste twee lagen van een asfaltconstructie.
Wegen
423
B
Asfalt
Het gedeelte asfaltgranulaat in de overige asfaltlagen mag maximaal 50% zijn.
Wegen
424
B
Asfalt
Wegen
425
B
Asfalt
De samenstelling moet voldoen aan de extrapolatie van de bandbreedte van steenslagasfaltbeton 0/22 naar 0/16 zoals beschreven in tabel T 31.15 in Standaard RAW 2005. Bij het vooronderzoek (56.0) moet steenslagasfaltbeton 0/11, verkeersklasse 4 voldoen aan de in tabel T 31.16 in Standaard RAW 2005 genoemde eisen voor verkeersklasse 4. GVB-IB
18-4-2013
Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie Wegen
nr. 426
fase B
Subcategorie Asfalt
Eistekst (nieuw) Zeer open asfaltbeton 0/8 samenstellen volgens artikel 31.26.13 van de Standaard RAW bepalingen 2005. Voor genoemde tabel T 31.21 dient gelezen te worden tabel T 31.21a. Tabel T 31.21a Samenstelling van zeer open asfaltbeton, massapercentages -------------------------------------------------Soort zeer open asfaltbeton 0/8 -------------------------------------------------op zeef gewenst min. max. C16 - - C11,2 - - C 8 - 0,0 8,0 C 5,6 52,0 45,0 68,0 2 mm 85,0 - 63 mm 95,5 - --------------------------------------------------Bitumengehalte (op 100% mine- 5,0 - raal aggregaat)
Wegen
427
B
Asfalt
In aanvulling op artikel 31.26.13 van de Standaard 2005 dient bij zeer open asfaltbeton rood de bitumen Mexphalte C-SP, kleurloos van Shell te zijn en de vulstof (gedeeltelijk) iron oxide red-pigment ( Ferroxon rood 430). Minimaal 1 gewichtsprocent Ferroxon rood 430 is vereist. De toe te voegen kleurstof wordt beschouwd als vulstof en dient in mindering te worden gebracht op het totale vulstofpercentage.
Wegen
428
B
Asfalt
Wegen
429
B
Asfalt
Wegen
430
B
Asfalt
In aanvulling op artikel 31.26.12 van de Standaard 2005 dient bij dichtasfaltbeton roodbruin de vulstof (gedeeltelijk) oxide-red pigment te zijn. Minimaal 3 gewichtsprocenten Ferroxon rood 430 is vereist. De toe te voegen kleurstof wordt beschouwd als vulstof en dient in mindering te worden gebracht op het totale vulstof percentage. Een geluidsreducerende deklaag dient een semidicht, geluidsreducerend asfaltmengsel gebaseerd op SMA 0/5 te zijn. Het aanbrengen van deze laag mag alleen als Tlucht > 10º C en Vwind (m/s) < Tlucht (º C). (Tlucht =luchttemperatuur op 1m boven grondoppervlak) (Vwind=windsnelheid). Kwaliteitseisen gesteld aan semidicht, geluidsreducerend asfaltmengsel gebaseerd op SMA 0/5 zijn: - levensduur minimaal 8 jaar; - in de eerste 5 jaar na aanleg mogen de schadebeelden voor: - rafeling - dwarsonvlakheid - oneffenheden - scheurvorming de ernstklasse licht (L) genoemd in de CROW-publicatie 146 niet overschrijden. Voor rafeling geldt de tabel bij ZOAB: - in de jaren 6-8 na aanleg mogen de bovengenoemde schadebeelden de ernstklasse matig (M) genoemd in de CROW-publicatie 146 niet overschrijden.
Wegen
431
B
Asfalt
Wegen
432
B
Asfalt
Wegen
433
B
Asfalt
De aannemer dient voor de in lid 01 genoemde geluidsreducerende toplaag een geluidsreductie van minimaal 3,5 dB(A) te garanderen bij een ontwerpsnelheid van 50 km/h bij licht verkeer, ten opzichte van een referentiewegdek DAB 0/16, zoals beschreven in CROW-publicatie 200, gedurende de in lid 02 genoemde levensduur. Tabel - Samenstelling DESA Gradering: (% m/m) op zeef gew. min. max. opmerking/toelichting - C 11,2 0.0 - C 8 5.0 2.0 8.0 Morene steenslag 4/8 - C 5,6 50.0 45.0 55.0 Morene steenslag 4/8 - 2 mm 74.0 70.0 78.0 Morene steenslag 4/8 - 500 µm Breker- & Rivierzand: 1:1 - 180 µm Breker- & Rivierzand: 1:1 - 63 µm 88.5 87.0 90.0 Breker- & Rivierzand: 1:1 - vulstof 11.5 10.0 13.0 Zwak - kalk Genicel Was: Modificatie: Gehalte: (% m/m, 0.5 0.49 0.51 * 0,2 Synthetische op 100% min. aggr.) paraffine en * 0,3 Cellulosevezels. - Bitumengehalte: (% m/m, 6.6 6.4 6.8 op 100% min. aggr.) Tabel - Eigenschappen van DESA gew. min. max. opmerking/toelichting - Penetratie: (0,1mm) 40 60 - Holle Ruimte (HR) (% V/V): 5.0 5.5 - Marshallstabiliteit (Pm): (N) 6 000 5 750 - Marshallvloei (Fm): (mm) 2.00 1.5 2.5 - MarshallQuotient (Qm):(N/mm) 3 000 2 750 - Vullingsgraad: (% V/V): 75 70 80
GVB-IB 18-4-2013
Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie Wegen
nr. 434
fase B
Subcategorie Asfalt
Eistekst (nieuw) Aanvullende eisen aan DESA: 1. Geen PR (materiaal uit Partiële Recycling); 2. Productie, Controle, Aanleg & Openstelling conform richtlijnen Genicel-leverancier & RAW'2005, m.u.v.: 2.a. Mengtemp.: 130 - 160 (ºC), beslist niet hoger dan 160 (ºC); 2.b. Een volledig Asfaltvooronderzoek & Extractierapport; 2.c. Minimum Luchttemp. bij aanleg = 7 (ºC); 2.d. Omstandigheden bij aanleg: droog & geen natte ondergrond; 2.e. Verdichtingstemp. = 100 - 130 (ºC), beslist niet onder 100 (ºC); 2.f. Verdichting d.m.v. walsen, beslist niet trillend verdichten; 2.g. Openstelling: minimaal 24 uur ná aanleg; 3. Direct na walsen, afstrooien met brekerzand.
Wegen
435
B
Asfalt
Wegen
436
B
Asfalt
Wegen
437
B
Asfalt
Tabel - Samenstelling MODUS Gradering: (% m/m) op zeef gew. min. max. opmerking/toelichting - C 11,2 0.0 - C 8 3.0 0.0 6.0 Morene steenslag 4/8 -C 5,6 50.0 45.0 55.0 Morene steenslag 4/8 - 2 mm 74.0 70.0 78.0 Morene steenslag 4/8 - 500 µm Breker- & Rivierzand: 1:1 - 180 µm Breker- & Rivierzand: 1:1 - 63 µm 88.5 87.0 90.0 Breker- & Rivierzand: 1:1 - vulstof 11.5 10.0 13.0 Zwak - kalk - Genicel Was: Modificatie: - Gehalte: (% m/m, 0.5 0.49 0.51 * 0,2 Synthetische op 100% min. aggr.) paraffine en * 0,3 Cellulosevezels. - Bitumengehalte: (% m/m, 6.7 6.5 6.9 op 100% min. aggr.) Tabel - Eigenschappen van MODUS gew. min. max. opmerking/toelichting - Penetratie: (0,1mm) 70 100 - Holle Ruimte (HR) (% V/V): 4.0 4.5 - Marshallstabiliteit (Pm): (N) 5.500 5 000 - Marshallvloei (Fm): (mm) 2.00 1.5 2.5 - MarshallQuotient (Qm):(N/mm) 2.750 2 500 - Vlingsgraad: (% V/V): 75 70 80 Aanvullende eisen MODUS: 1. Geen PR (materiaal uit Partiële Recycling); 2. Productie, Controle, Aanleg & Openstelling conform richtlijnen Genicel-leverancier & RAW'2005, m.u.v.: 2.a. Mengtemp.: 130 - 160 (ºC), beslist niet hoger dan 160 (ºC); 2.b. Een volledig Asfaltvooronderzoek & Extractierapport; 2.c. Minimum Luchttemp. bij aanleg = 7 (ºC); 2.d. Omstandigheden bij aanleg: droog & geen natte ondergrond; 2.e. Verdichtingstemp. = 100 - 130 (ºC), beslist niet onder 100 (ºC); 2.f. Verdichting d.m.v. walsen, beslist niet trillend verdichten; 2.g. Openstelling: minimaal 24 uur ná aanleg; 3. Direct na walsen, afstrooien met brekerzand.
Wegen
438
B
Asfalt
Wegen
439
B
Asfalt
De afwijking in hoogteligging ten opzichte van het voorgeschreven profiel mag ten hoogste 10 mm bedragen. In afwijking van het bepaalde in artikel 28.16.01 lid 01 van de Standaard 2005 moet de korrelverdeling, bepaald volgens NEN-EN 933-1, van menggranulaat 4/31,5 voldoen aan: Sortering 4/31,5: - UF3 2 NEN-EN 13285 - LFn 3 NEN-EN 13285 - OC80 4 NEN-EN 13285 - Gn 6 NEN-EN 13285 Doorzeefmassapercentage: (mm) min. max. - 63 / 100 / 0 - 31,5 / 90 / 100 - 16 / 50 / 70 - 8 / 20 / 50 - 4 / 0 / 10 - 0,063 / 0 / 3
Wegen
440
B
Asfalt
AC (11/16/22) bind mag niet voor onderlagen, tussenlagen en deklagen toegepast worden.
Wegen
441
B
Asfalt
Asfaltgranulaat mag niet worden verwerkt in de bovenste twee lagen van een asfaltconstructie.
Wegen
442
B
Asfalt
Het gedeelte asfaltgranulaat in de overige asfaltlagen mag maximaal 50% zijn.
Wegen
443
B
Asfalt
Wegen
444
B
Asfalt
De samenstelling moet voldoen aan de extrapolatie van de bandbreedte van steenslagasfaltbeton 0/22 naar 0/16 zoals beschreven in tabel T 31.15 in Standaard RAW 2005. Bij het vooronderzoek (56.0) moet steenslagasfaltbeton 0/11, verkeersklasse 4 voldoen aan de in tabel T 31.16 in Standaard RAW 2005 genoemde eisen voor verkeersklasse 4.
GVB-IB 18-4-2013
Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie Wegen
nr. 445
fase B
Subcategorie Asfalt
Eistekst (nieuw) Zeer open asfaltbeton 0/8 samenstellen volgens artikel 31.26.13 van de Standaard RAW bepalingen 2005. Voor genoemde tabel T 31.21 dient gelezen te worden tabel T 31.21a. Tabel T 31.21a Samenstelling van zeer open asfaltbeton, massapercentages -------------------------------------------------Soort zeer open asfaltbeton 0/8 -------------------------------------------------op zeef gewenst min. max. C16 - - C11,2 - - C 8 - 0,0 8,0 C 5,6 52,0 45,0 68,0 2 mm 85,0 - 63 mm 95,5 - --------------------------------------------------Bitumengehalte (op 100% mine- 5,0 - raal aggregaat)
Wegen
446
B
Asfalt
In aanvulling op artikel 31.26.13 van de Standaard 2005 dient bij zeer open asfaltbeton rood de bitumen Mexphalte C-SP, kleurloos van Shell te zijn en de vulstof (gedeeltelijk) iron oxide red-pigment ( Ferroxon rood 430). Minimaal 1 gewichtsprocent Ferroxon rood 430 is vereist. De toe te voegen kleurstof wordt beschouwd als vulstof en dient in mindering te worden gebracht op het totale vulstofpercentage.
Wegen
447
B
Asfalt
Wegen
448
B
Asfalt
Wegen
449
B
Asfalt
In aanvulling op artikel 31.26.12 van de Standaard 2005 dient bij dichtasfaltbeton roodbruin de vulstof (gedeeltelijk) oxide-red pigment te zijn. Minimaal 3 gewichtsprocenten Ferroxon rood 430 is vereist. De toe te voegen kleurstof wordt beschouwd als vulstof en dient in mindering te worden gebracht op het totale vulstof percentage. Een geluidsreducerende deklaag dient een semidicht, geluidsreducerend asfaltmengsel gebaseerd op SMA 0/5 te zijn. Het aanbrengen van deze laag mag alleen als Tlucht > 10º C en Vwind (m/s) < Tlucht (º C). (Tlucht =luchttemperatuur op 1m boven grondoppervlak) (Vwind=windsnelheid). Kwaliteitseisen gesteld aan semidicht, geluidsreducerend asfaltmengsel gebaseerd op SMA 0/5 zijn: - levensduur minimaal 8 jaar; - in de eerste 5 jaar na aanleg mogen de schadebeelden voor: - rafeling - dwarsonvlakheid - oneffenheden - scheurvorming de ernstklasse licht (L) genoemd in de CROW-publicatie 146 niet overschrijden. Voor rafeling geldt de tabel bij ZOAB: - in de jaren 6-8 na aanleg mogen de bovengenoemde schadebeelden de ernstklasse matig (M) genoemd in de CROW-publicatie 146 niet overschrijden.
Wegen
450
B
Asfalt
Wegen
451
B
Asfalt
Wegen
452
B
Asfalt
De aannemer dient voor de in lid 01 genoemde geluidsreducerende toplaag een geluidsreductie van minimaal 3,5 dB(A) te garanderen bij een ontwerpsnelheid van 50 km/h bij licht verkeer, ten opzichte van een referentiewegdek DAB 0/16, zoals beschreven in CROW-publicatie 200, gedurende de in lid 02 genoemde levensduur. Tabel - Samenstelling DESA Gradering: (% m/m) op zeef gew. min. max. opmerking/toelichting - C 11,2 0.0 - C 8 5.0 2.0 8.0 Morene steenslag 4/8 - C 5,6 50.0 45.0 55.0 Morene steenslag 4/8 - 2 mm 74.0 70.0 78.0 Morene steenslag 4/8 - 500 µm Breker- & Rivierzand: 1:1 - 180 µm Breker- & Rivierzand: 1:1 - 63 µm 88.5 87.0 90.0 Breker- & Rivierzand: 1:1 - vulstof 11.5 10.0 13.0 Zwak - kalk Genicel Was: Modificatie: Gehalte: (% m/m, 0.5 0.49 0.51 * 0,2 Synthetische op 100% min. aggr.) paraffine en * 0,3 Cellulosevezels. - Bitumengehalte: (% m/m, 6.6 6.4 6.8 op 100% min. aggr.) Tabel - Eigenschappen van DESA gew. min. max. opmerking/toelichting - Penetratie: (0,1mm) 40 60 - Holle Ruimte (HR) (% V/V): 5.0 5.5 - Marshallstabiliteit (Pm): (N) 6 000 5 750 - Marshallvloei (Fm): (mm) 2.00 1.5 2.5 - MarshallQuotient (Qm):(N/mm) 3 000 2 750 - Vullingsgraad: (% V/V): 75 70 80
GVB-IB 18-4-2013
Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie Wegen
nr. 453
fase B
Subcategorie Asfalt
Eistekst (nieuw) Aanvullende eisen aan DESA: 1. Geen PR (materiaal uit Partiële Recycling); 2. Productie, Controle, Aanleg & Openstelling conform richtlijnen Genicel-leverancier & RAW'2005, m.u.v.: 2.a. Mengtemp.: 130 - 160 (ºC), beslist niet hoger dan 160 (ºC); 2.b. Een volledig Asfaltvooronderzoek & Extractierapport; 2.c. Minimum Luchttemp. bij aanleg = 7 (ºC); 2.d. Omstandigheden bij aanleg: droog & geen natte ondergrond; 2.e. Verdichtingstemp. = 100 - 130 (ºC), beslist niet onder 100 (ºC); 2.f. Verdichting d.m.v. walsen, beslist niet trillend verdichten; 2.g. Openstelling: minimaal 24 uur ná aanleg; 3. Direct na walsen, afstrooien met brekerzand.
Wegen
454
B
Asfalt
Wegen
455
B
Asfalt
Wegen
456
B
Asfalt
Tabel - Samenstelling MODUS Gradering: (% m/m) op zeef gew. min. max. opmerking/toelichting - C 11,2 0.0 - C 8 3.0 0.0 6.0 Morene steenslag 4/8 -C 5,6 50.0 45.0 55.0 Morene steenslag 4/8 - 2 mm 74.0 70.0 78.0 Morene steenslag 4/8 - 500 µm Breker- & Rivierzand: 1:1 - 180 µm Breker- & Rivierzand: 1:1 - 63 µm 88.5 87.0 90.0 Breker- & Rivierzand: 1:1 - vulstof 11.5 10.0 13.0 Zwak - kalk - Genicel Was: Modificatie: - Gehalte: (% m/m, 0.5 0.49 0.51 * 0,2 Synthetische op 100% min. aggr.) paraffine en * 0,3 Cellulosevezels. - Bitumengehalte: (% m/m, 6.7 6.5 6.9 op 100% min. aggr.) Tabel - Eigenschappen van MODUS gew. min. max. opmerking/toelichting - Penetratie: (0,1mm) 70 100 - Holle Ruimte (HR) (% V/V): 4.0 4.5 - Marshallstabiliteit (Pm): (N) 5.500 5 000 - Marshallvloei (Fm): (mm) 2.00 1.5 2.5 - MarshallQuotient (Qm):(N/mm) 2.750 2 500 - Vlingsgraad: (% V/V): 75 70 80 Aanvullende eisen MODUS: 1. Geen PR (materiaal uit Partiële Recycling); 2. Productie, Controle, Aanleg & Openstelling conform richtlijnen Genicel-leverancier & RAW'2005, m.u.v.: 2.a. Mengtemp.: 130 - 160 (ºC), beslist niet hoger dan 160 (ºC); 2.b. Een volledig Asfaltvooronderzoek & Extractierapport; 2.c. Minimum Luchttemp. bij aanleg = 7 (ºC); 2.d. Omstandigheden bij aanleg: droog & geen natte ondergrond; 2.e. Verdichtingstemp. = 100 - 130 (ºC), beslist niet onder 100 (ºC); 2.f. Verdichting d.m.v. walsen, beslist niet trillend verdichten; 2.g. Openstelling: minimaal 24 uur ná aanleg; 3. Direct na walsen, afstrooien met brekerzand.
Wegen
457
B
Straatwerk
Wegen
458
B
Straatwerk
Wegen
459
B
Straatwerk
Aan artikel 31.41.01. lid 01 sub b van de Standaard 2005 toevoegen: "met een maximaal hoogte verschil van 0,05 m t.o.v. de oorspronkelijke hoogteligging." De bestrating na aftrillen 10 tot 15 mm boven de aansluitende kantopsluiting leggen, tenzij deze kantopsluiting onderdeel uitmaakt van een gootconstructie. In het onderbeton moet minimaal 20% van het grind zijn vervangen door betonpuingranulaat.
Wegen
460
B
Straatwerk
De betonstraatstenen mogen geen blijvende witte vlekken door kalkuitslag op het bovenvlak vertonen.
Wegen
461
B
Straatwerk
De betonstraatstenen dienen van een splintervrije uitvoering te zijn.
Wegen
462
B
Straatwerk
Wegen
463
B
Straatwerk
In aanvulling op NEN-EN 1338 geldt dat de samenstelling van de betonstraatstenen moet zijn voorzien van kleurechte toeslagstoffen. In afwijking op de NEN-EN 1339 zullen onderstaande breuklasten van toepassing zijn: Afmeting tegel in mm / lengte / breedte / dikte / breuklast / min breuklast in kN 300 300 45 9,7 7,8 300 300 70 23,5 18,8
Wegen
464
B
Straatwerk
Wegen Wegen Wegen
465 466 467
B B B
Straatwerk Straatwerk Straatwerk
Wegen
468
B
Straatwerk
Wegen Wegen Wegen
469 470 471
B B B
Straatwerk Straatwerk Straatwerk
Wegen
472
B
Straatwerk
De banden moeten een over de volle hoogte van het profiel doorlopend afgeronde visbek- c.q. contravisbeksluiting hebben. Alle banden dienen dezelfde kleur grijs te hebben. De verkeersdrempels dienen te voldoen aan de eisen genoemd in BRL 5070. Voor de verkeersdrempels dienen onderstaande maattoleranties te worden aangehouden: - lengte +/- 2 mm - breedte +/- 2 mm - hoogte +/- 5 mm - haaksheid +/- 2 mm - vlakheid +/- 2 mm Toe te passen betonkwaliteit moet minimaal zijn C35/45, milieuklasse 3.
Wegen Wegen
473 474
B B
Straatwerk Straatwerk
De verkeersdrempels dienen sinusvormig te zijn, conform CROW publicatie nr. 172. De verkeersdrempels mogen geen blijvende witte vlekken door kalkuitslag op het bovenvlak vertonen.
De betontegels, voorzien van een gladde deklaag, dienen te worden voorzien van een vellingkant van 4 mm. De tegels 300 x 300 x 70 mm dienen met een splintervrije kop geleverd te worden. De betontegels mogen geen blijvende witte vlekken door kalkuitslag op het bovenvlak vertonen. De deklaag van de grijze betontegel, dient te bestaan uit zand, cement en uitsluitend porfier.
GVB-IB 18-4-2013
Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie Wegen
nr. 475
fase B
Subcategorie Straatwerk
Eistekst (nieuw) De verkeersdrempels dienen te worden voorzien van een splintervrije kop van 4 mm.
Wegen
476
B
Straatwerk
Wegen
477
B
Straatwerk
Wegen
478
B
Straatwerk
Wegen
479
B
Straatwerk
Wegen
480
B
Straatwerk
Wegen
481
B
Straatwerk
De verkeersdrempels dienen te worden voorzien van een VCA goedgekeurde hijsvoorziening. De hijsvoorzieningen dienen na plaatsing, op een dusdanige manier worden afgedekt, dat de verkeersdeelnemers hiervan geen hinder ondervinden. De aannemer dient de voorziening hiervoor te leveren. De zwarte kleur van de verkeersdrempel is gebaseerd op een afwerklaag basis van ijzeroxide, ondersteund door basalt. De verkeersdrempels dienen te worden voorzien van een witte betonnen belijning, gebaseerd op witte cement en witte kwarts. Aan artikel 31.41.01. lid 01 sub b van de Standaard 2005 toevoegen: "met een maximaal hoogte verschil van 0,05 m t.o.v. de oorspronkelijke hoogteligging." De bestrating na aftrillen 10 tot 15 mm boven de aansluitende kantopsluiting leggen, tenzij deze kantopsluiting onderdeel uitmaakt van een gootconstructie. In het onderbeton moet minimaal 20% van het grind zijn vervangen door betonpuingranulaat.
Wegen
482
B
Straatwerk
De betonstraatstenen mogen geen blijvende witte vlekken door kalkuitslag op het bovenvlak vertonen.
Wegen
483
B
Straatwerk
De betonstraatstenen dienen van een splintervrije uitvoering te zijn.
Wegen
484
B
Straatwerk
Wegen
485
B
Straatwerk
In aanvulling op NEN-EN 1338 geldt dat de samenstelling van de betonstraatstenen moet zijn voorzien van kleurechte toeslagstoffen. In afwijking op de NEN-EN 1339 zullen onderstaande breuklasten van toepassing zijn: Afmeting tegel in mm / lengte / breedte / dikte / breuklast / min breuklast in kN 300 300 45 9,7 7,8 300 300 70 23,5 18,8
Wegen
486
B
Straatwerk
Wegen Wegen Wegen
487 488 489
B B B
Straatwerk Straatwerk Straatwerk
Wegen
490
B
Straatwerk
Wegen Wegen Wegen
491 492 493
B B B
Straatwerk Straatwerk Straatwerk
Wegen
494
B
Straatwerk
De banden moeten een over de volle hoogte van het profiel doorlopend afgeronde visbek- c.q. contravisbeksluiting hebben. Alle banden dienen dezelfde kleur grijs te hebben. De verkeersdrempels dienen te voldoen aan de eisen genoemd in BRL 5070. Voor de verkeersdrempels dienen onderstaande maattoleranties te worden aangehouden: - lengte +/- 2 mm - breedte +/- 2 mm - hoogte +/- 5 mm - haaksheid +/- 2 mm - vlakheid +/- 2 mm Toe te passen betonkwaliteit moet minimaal zijn C35/45, milieuklasse 3.
Wegen Wegen
495 496
B B
Straatwerk Straatwerk
De verkeersdrempels dienen sinusvormig te zijn, conform CROW publicatie nr. 172. De verkeersdrempels mogen geen blijvende witte vlekken door kalkuitslag op het bovenvlak vertonen.
Wegen
497
B
Straatwerk
De verkeersdrempels dienen te worden voorzien van een splintervrije kop van 4 mm.
Wegen
498
B
Straatwerk
Wegen
499
B
Straatwerk
Wegen
500
B
Straatwerk
Wegen
501
B
Bevoorrading
Wegen
502
B
Bevoorrading
Wegen
503
B
Bevoorrading
Wegen
504
B
Bevoorrading
Wegen
505
B
Bevoorrading
Wegen
506
B
Bevoorrading
De verkeersdrempels dienen te worden voorzien van een VCA goedgekeurde hijsvoorziening. De hijsvoorzieningen dienen na plaatsing, op een dusdanige manier worden afgedekt, dat de verkeersdeelnemers hiervan geen hinder ondervinden. De aannemer dient de voorziening hiervoor te leveren. De zwarte kleur van de verkeersdrempel is gebaseerd op een afwerklaag basis van ijzeroxide, ondersteund door basalt. De verkeersdrempels dienen te worden voorzien van een witte betonnen belijning, gebaseerd op witte cement en witte kwarts. Tijdens de bouwwerkzaamheden nabij bevoorradingsroutes dient een helder bevoorradingsplan voor de omgeving te worden gemaakt. De fundering en bestrating van laad- en losplaatsen dienen afgestemd te worden op periodieke zware, statische belasting door vrachtwagens. Tijdens bouwwerkzaamheden dient een heldere, logische en duidelijke routering voor het bouwverkeer te worden gemaakt. Tijdens de bouwwerkzaamheden nabij bevoorradingsroutes dient een helder bevoorradingsplan voor de omgeving te worden gemaakt. De fundering en bestrating van laad- en losplaatsen dienen afgestemd te worden op periodieke zware, statische belasting door vrachtwagens. Tijdens bouwwerkzaamheden dient een heldere, logische en duidelijke routering voor het bouwverkeer te worden gemaakt.
De betontegels, voorzien van een gladde deklaag, dienen te worden voorzien van een vellingkant van 4 mm. De tegels 300 x 300 x 70 mm dienen met een splintervrije kop geleverd te worden. De betontegels mogen geen blijvende witte vlekken door kalkuitslag op het bovenvlak vertonen. De deklaag van de grijze betontegel, dient te bestaan uit zand, cement en uitsluitend porfier.
GVB-IB 18-4-2013
Fase Bestek
Eisen HIOR Categorie
nr.
fase
Subcategorie
Eistekst (nieuw)
GVB-IB 18-4-2013