PvE Boekel, De Donk fase 2 versie 1.0, 28-06-2010
Becker & Van de Graaf Projectnr.: 21440510
PROGRAMMA VAN EISEN LOCATIE
Boekel, De Donk
PROJECT
De Donk fase 2
PLAATS BINNEN ARCHEOLOGISCH PROCES o Inventariserend veldonderzoek (IVO), waarderende fase : proefsleuven eventueel uit te breiden tot een archeologische opgraving OPSTELLER Auteurs
Naam, adres, telefoon, e-mail Becker & Van de Graaf Postbus 126 2200 AC Noordwijk Tel: 071-3326888 drs. E. Hoven
[email protected] drs. S. Moerman
[email protected]
Datum
Paraaf
OPDRACHTGEVER
Naam, adres, telefoon, e-mail Gemeente Boekel dhr. G. Klop Postbus 99 5427 ZH Boekel tel: 0492-326800
Datum
Paraaf
BEVOEGDE OVERHEID
Naam, adres, telefoon Gemeente Boekel dhr. G. Klop Postbus 99 5427 ZH Boekel tel: 0492-326800
Datum
Projectleider (senior archeoloog) Medeontwerper(s)
Paraaf
Senior archeoloog namens bevoegd gezag UITVOEREND BEDRIJF / INSTELLING Naam Contactpersoon Telefoon/ e-mail DATUM ONDERZOEK o Start o Duur
Na goedkeuring PvE ca. 8 dagen
Pagina 1 van 12
PvE Boekel, De Donk fase 2 versie 1.0, 28-06-2010
Becker & Van de Graaf Projectnr.: 21440510
BASISGEGEVENS
Projectnaam
Boekel, De Donk fase 2
Provincie
Noord-Brabant
Gemeente
Boekel
Plaats
Boekel
Toponiem
De Donk, fase 2
Gemeente code Kaartblad
45H
X – coördinaat
175.711
Y – coördinaat
401.817
Kadasternummer
Boekel M 419, 458, 493
CMA/AMK-status
-
CAA-nr.
-
CMA-nr.
-
Archis monumentnr.
-
Archis vondstmeldingsnr.
412268
CIS-code
aan te vragen door de uitvoerder
Oppervlakte plan- of onderzoeksgebied
plangebied: 8,88 ha vindplaats 1: 0,74 ha vindplaats 2: 0,44 ha vindplaats 3: 0,33 ha
Huidig grondgebruik
PERIODE(N)
vroege prehistorie (paleo/meso/neo) late prehistorie (brons/ijzer) Romeinse tijd Middeleeuwen (vroeg/laat/NT)
akker
COMPLEXTYPE(N)
onbekend
Pagina 2 van 12
PvE Boekel, De Donk fase 2 versie 1.0, 28-06-2010
Becker & Van de Graaf Projectnr.: 21440510
1. Doel en reden van het onderzoek
Doel
Reden
Het doel van het IVO is het vaststellen van de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de tijdens het vooronderzoek aangetroffen vindplaatsen aan de hand van de aard, ouderdom, omvang en conservering. In het plangebied wordt fase 2 van de woonwijk De Donk gerealiseerd. Vooronderzoek heeft in De Donk vier vindplaatsen aangetoond, waarvan er drie (nummers 1 t/m 3) ter plaatse van fase 2 liggen.
Selectiebesluit (alleen na IVO) 2. Resultaten van het tot dusver uitgevoerde onderzoek Administratieve gegevens Bureau- en booronderzoek Uitvoerder Becker & Van de Graaf bv, Katwijk Uitvoeringsperiode januari 2006 Moerman, S., 2006: Inventariserend veldonderzoek, verkennende fase: Publicatie De Donk in Boekel, gemeente Boekel, Katwijk (Becker & Van de Graaf bv rapport). Overig onderzoek Uitvoerder Becker & Van de Graaf vof, Nijmegen Uitvoeringsperiode november – december 2007 Uitvoeringsmethode proefsleuvenonderzoek Graaf, W.S. van de / C. Helmich: Inventariserend Veldonderzoek, Publicatie proefsleuven. Plangebied De Donk te Boekel, gemeente Boekel, Nijmegen (Becker & Van de Graaf vof rapport).
Bewaarplaats van vondsten en documentatie De documentatie en vondsten van de uitgevoerde onderzoeken bevindt zich in het depot van de provincie Noord-Brabant.
Resultaten: landschappelijke en aardwetenschappelijke context Huidig grondgebruik; (sub) recente ingrepen en verstoringen
NAP-hoogte maaiveld Fysiek-landschappelijke, geologische, geomorfologische en bodemkundige kenmerken
Het plangebied was ten tijde van het booronderzoek in gebruik als akkerland en grasland. Een klein gedeelte van het plangebied was bebouwd met een woonhuis. Het grootste gedeelte van het plangebied is verstoord tot een diepte van minimaal 60 cm beneden maaiveld. Waarschijnlijk zijn de bovenste bodemlagen in het verleden afgegraven om het land te egaliseren. Ca. 19 m +NAP Grondwaterstand Ca. 160 cm -mv Het dorp Boekel ligt op de rand van de Peelhorst. De Peelhorst is een hoger gelegen landschap dat als gevolg van tektonische bewegingen is ontstaan langs een aantal breuklijnen die in dit deel van Nederland in noord-zuid richting lopen. Het gebied ten oosten van de breuklijnen is opgeheven (de Peelhorst) en het gebied ten westen is weggezakt (de Roerdalslenk). Het plangebied ligt langs een van deze breuklijnen. De ondergrond van de Peelhorst bestaat uit een dunne laag dekzand boven op Pleistoceen rivierzand. Het plangebied ligt verder de Peelhorst op dan het dorp Boekel en ongeveer twee meter hoger. De bodem bestaat uit een samenstelling van laar- of veldpodzolgronden, gooreerdgronden en enkeerdgronden. De dikte van de humeuze bovenlaag varieert van 20 tot 90 cm waardoor niet overal gesproken kan worden van een enkeerdgrond. In het ongestoorde deel van het terrein bevindt zich een verhoging in het maaiveld in de vorm van een dekzandkopje. Het dekzandkopje heeft, op basis van het hoogtemodel van het maaiveld, een oost-west oriëntatie en het maximale hoogteverschil bedraagt ca. 1 meter met het ten westen gelegen lagere deel. Onder de afdekkende laag, die een gemiddelde dikte heeft van 40 cm, bevindt zich een (restant van een) Pagina 3 van 12
PvE Boekel, De Donk fase 2 versie 1.0, 28-06-2010
Becker & Van de Graaf Projectnr.: 21440510 B-horizont.
Cultuurlandschappelijke en historisch-geografische kenmerken
Uit historische kaarten blijkt dat het gebruik van het land weinig e veranderd is sinds de 19 eeuw. Ook toen was het gebied in gebruik als grasland en akkerland. Alleen het meest noordoostelijke stuk van e het gebied was begin 19 eeuw heideland. De eigenaar van het huis in het plangebied woont er al sinds zijn geboorte (mondelinge mededeling eigenaar nr. 23). Hij vertelt dat voor de ruilverkaveling de oprit naar het huis doorliep en aansloot op de weg die ten noorden langs het terrein loopt. Op de locatie waar nu de boerderij en bijgebouwen staan, was toen ook al bebouwing. In het gebied waar vroeger de weg lag is nog altijd veel puin aanwezig. Met de ruilverkaveling is tevens de beek in het noorden van het plangebied rechtgetrokken.
Resultaten: perioden en sites Regionale archeologische context
De meeste vondsten in de omgeving van het plangebied komen uit het centrum van Boekel en hebben betrekking op het laatmiddeleeuwse en nieuwetijdse dorp (o.a. bestrating en meerdere kerken; Archiswaarnemingsnrs. 36565, 47627 en 401660). Enkele losse oudere vondsten ongeveer 650 m ten noordwesten van het plangebied lijken aan te geven dat het plangebied mogelijk al vanaf het Paleolithicum bewoond is. Een bladspits dateert waarschijnlijk uit het Mesolithicum (waarneming 409520), een vuurstenen spits uit het Midden Neolithicum (waarneming 409522) en een vuursteen afslag uit het Midden of Laat Paleolithicum (waarneming 409625). Ondanks deze vondsten is het terrein na een archeologisch booronderzoek vrijgegeven op grond van e e dat het gebied relatief laat (in de 16 of 17 eeuw) is ontgonnen. Een terrein ongeveer 385 m ten westen van het plangebied is zowel in de Bronstijd als in de IJzertijd bewoond geweest (waarneming 416483). Aard en ouderdom van de Vindplaats 1: Deze vindplaats ligt op het dekzandkopje in het westen vindplaats van het plangebied en bestaat minimaal uit vijf greppels en een mogelijke afvalkuil. De greppels zijn niet identiek maar horen mogelijk alle bij elkaar en bij het spoor, in welk geval ze in de IJzertijd te dateren zijn. De aard van de vindplaats is op basis van het vooronderzoek niet te bepalen. Vindplaats 2: Deze vindplaats ligt centraal in het plangebied op een uitloper van een ten zuiden gelegen dekzandkop. Mogelijk hangt de vindplaats samen met vindplaats 1 of gaat het om dezelfde vindplaats. De aangetroffen sporen bestaan uit twee greppels en vijf paalgaten of paalkuilen. Er zijn geen structuren te definiëren en geen van de sporen bevatte vondsten, waardoor geen datering te geven is. Vermoedelijk zijn de sporen prehistorisch. Vindplaats 3: Deze vindplaats ligt in het oosten van het plangebied op een hoger gelegen deel van de flank van de dekzandkop. De vindplaats bestaat uit twee clusters paalgaten, waarvan in één met zekerheid een rechthoekige structuur wordt herkend. Mogelijk gaat het om een omheining, aangezien de ontypische verhoudingen en het ontbreken van sporen van palen die het dak kunnen dragen er op lijken te wijzen dat geen sprake is van een huisplattegrond. Er zijn geen vondsten aangetroffen, waardoor een datering niet te geven is. De structuur is mogelijk jonger dan de andere cluster met paalgaten. De datering is vermoedelijk prehistorisch. Gaafheid en conservering De conservering en gaafheid van de vindplaats kunnen nog niet (structuren, sporen, definitief gewaardeerd worden, maar op de afgetopte dekzandkop zijn vondsten, paleo-ecologische deze niet goed. resten) Begrenzing en oppervlakte Voor de begrenzingen van de vindplaatsen wordt verwezen naar de van de totale vindplaats (dus bijlage. Op basis van het vooronderzoek kan echter niet overal bepaald ook buiten het plangebied - worden of het gaat om aparte vindplaatsen of om één vindplaats.
Pagina 4 van 12
PvE Boekel, De Donk fase 2 versie 1.0, 28-06-2010 Begrenzing en oppervlakte van (het deel van) de vindplaats binnen het plangebied Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen
Becker & Van de Graaf Projectnr.: 21440510 Voor de begrenzingen van de vindplaatsen wordt verwezen naar de bijlage.
Het sporenniveau bevindt zich in de top van de C-horizont, op een diepte van 0,6 à 0,85 m onder het maaiveld.
Archeologische verwachting op basis van het vooronderzoek Structuren en sporen Artefacten: anorganisch Artefacten: organisch Paleo-ecologische resten
Er worden greppels, kuilen en paalgaten verwacht. Bij vindplaats 3 wordt de rest van een structuur verwacht. aardewerk, vuursteen Organische resten kunnen alleen worden aangetroffen in zeer diepe sporen. Hiervoor geldt hetzelfde als voor organische artefacten.
3. Vraagstelling Onderzoekskader, relatie met NOA, synergie.
Onderzoeksvragen
Aanbevelingen
Indien de tijdens het vooronderzoek aangetroffen sporen inderdaad alle uit de IJzertijd dateren, kan er een relatie gezocht worden met hoofdstuk 17 van de NOaA, De late prehistorie in Noord-, Oost- en Zuid-Nederland en het rivierengebied. Wat is de aard, omvang, kwaliteit en verloop van de archeologische sporen en sporenclusters? Wat is de conservering en gaafheid van de vindplaats(-en)? Wat is de fasering van de vindplaats(-en)? Is de indeling van de sporen uit het vooronderzoek in drie vindplaatsen te handhaven of kan een andere indeling gemaakt worden? Welke? Wat zijn de argumenten? Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij? Wat is de relatie met de omgeving? Wanneer zijn de archeologische sites als woonplaats in onbruik geraakt? Maken de greppels in vindplaats 1 deel uit van een systeem en zo ja, zijn er uitspraken te doen over de functie en datering van dit systeem? Hoe hangt het systeem samen met de andere sporen en vindplaatsen die zijn aangetroffen? Kan de interpretatie van de structuur in vindplaats 3 als omheining gehandhaafd blijven? Waarom (niet) en hoe kan de structuur anders geïnterpreteerd worden. Op basis van het onderzoek dienen uitspraken te worden gedaan over de aanwezigheid van archeologische resten. Van de resten dient een waardering te worden gemaakt conform KNA (VS 06) en bepaald te worden of eventueel aanvullend onderzoek noodzakelijk is (VS 07).
Beperkingen 4. Veldwerk
Strategie
Voor de ligging van de aan te leggen putten wordt verwezen naar de bijlage. Voor alle putten geldt dat als geen belangwekkende sporen worden aangetroffen de betreffende vindplaats vrijgegeven kan worden. Als er wel belangwekkende sporen worden aangetroffen, kan in overleg met het bevoegd gezag en met de opdrachtgever worden besloten het onderzoek direct uit te breiden tot een opgraving van de gehele vindplaats. Vindplaats 1: Er wordt een put aangelegd van 60x25 m. Het doel van de put is om vast te stellen of er meer dateerbare sporen aanwezig zijn en hoe het greppelsysteem in elkaar zit. Vindplaats 2: Er wordt een put van 20x10 m aangelegd met als doel de Pagina 5 van 12
PvE Boekel, De Donk fase 2 versie 1.0, 28-06-2010
Fysisch-geografisch onderzoek Methoden en technieken
Structuren en grondsporen
Becker & Van de Graaf Projectnr.: 21440510 aangetroffen sporen te waarderen. Vindplaats 3: Een put van 15x15 m wordt aangelegd om de structuur volledig op te graven. Er dient met name gezocht te worden naar vondsten waarmee de sporen gedateerd kunnen worden. Fysisch geografisch onderzoek is alleen noodzakelijk als de bodemopbouw afwijkt van wat tijdens het vooronderzoek is aangetroffen. De beslissing tot het inzetten van een fysisch geograaf ligt bij de projectleider. Het onderzoek dient conform de heersende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie te worden uitgevoerd. Er zal worden gegraven met een graafmachine met gladde bak. Bij het verdiepen naar het definitieve vlak (niveau waarop de sporen leesbaar zijn) worden vondsten verzameld. Bij het vlaksgewijs verdiepen wordt systematisch en vlakdekkend gebruik gemaakt van een metaaldetector voor het opsporen van metalen voorwerpen. Bij de aanleg van het vlak wordt vondstmateriaal per stratigrafische eenheid of per spoor verzameld. Indien deze niet herkenbaar of aanwezig zijn worden vondsten in vakken van maximaal 5x5 m en per sleuf verzameld. Indien sprake is van vondstconcentraties (crematies, concentraties scherven), worden deze als puntlocaties ingemeten. Grote vondstconcentraties worden ingemeten als zone. Prehistorische, Romeinse en middeleeuwse metaalvondsten worden nauwkeurig op x-, y- en z-coördinaat ingemeten (behalve spijkers e.d.). Het vlak wordt systematisch en vlakdekkend afgezocht met een metaaldetector voor het opsporen van metalen voorwerpen. Ook het stort uit de proefsleuven en uit gecoupeerde grondsporen worden onderzocht met de metaaldetector. Het vlak wordt waar nodig geschaafd, gefotografeerd, ingekrast en getekend op schaal 1:50. Het vlak wordt gewaterpast en een representatief deel van de sporen wordt gecoupeerd. Er dienen foto’s gemaakt te worden van de algemene situatie, de vlakken, de profielen, van grondsporen in het vlak en van de coupes. Fragiele en/of belangwekkende vondsten dienen op de plaats van aantreffen gefotografeerd te worden. Vlaktekeningen worden schaal 1:50 getekend, tevens worden op deze tekeningen de NAP-hoogten van het vlak aangegeven en de locatie waar de profieltekeningen en foto’s zijn gemaakt. Profielen en coupes worden schaal 1:20 getekend. Op de profieltekeningen worden de NAP-hoogten gezet en tevens zal de hoogte van het vlak aangegeven worden op de tekening. Tekeningen kunnen digitaal (met een total station) vervaardigd worden. Bij het aantreffen van bijzondere archeologische resten die niet tot de scope van dit project behoren worden opdrachtgever en Bevoegde Overheid onmiddellijk gewaarschuwd. In gezamenlijk overleg tussen partijen zal vervolgens worden bepaald hoe met deze resten dient te worden omgegaan. De grondsporen en structuren zullen volledig worden gecoupeerd en afgewerkt, met het oog op een eventuele uitbreiding tot opgraving. Indien een tweede of derde vlak noodzakelijk blijkt, worden alle sporen in het voorgaande vlak gecoupeerd en afgewerkt alvorens dieper wordt gegraven. Bij het voorkomen van diepe sporen, zoals water- en beerputten, wordt overleg gepleegd met bevoegde overheid en opdrachtgever over de te volgen strategie. Pagina 6 van 12
PvE Boekel, De Donk fase 2 versie 1.0, 28-06-2010
Becker & Van de Graaf Projectnr.: 21440510
Artefacten: anorganisch
Artefacten: organisch
Paleo-ecologische resten
Waar mogelijk en relevant voor de onderzoeksvragen worden monsters genomen voor botanisch onderzoek, 14C of dendrochronologische dateringen. Stortvondsten worden per sleuf verzameld en geregistreerd; Vlakvondsten worden verzameld per vak van maximaal 5x5 m Vondsten worden indien mogelijk aan een spoor of laag toegewezen. Organisch vondstmateriaal wordt per stratigrafische eenheid of per spoor verzameld. Alleen kansrijke vondstcontexten worden op organisch materiaal bemonsterd. Te denken valt aan waterputten, haardplaatsen en beschoeiingen. Bijzondere vondsten dienen zoveel mogelijk als puntvondst te worden ingemeten. Bij de aanleg van de vlakken wordt organisch vondstmateriaal per stratigrafische eenheid of per spoor verzameld in vakken van maximaal 5x5 m. Bij het couperen en afwerken worden vondsten per spoor verzameld. Vondsten die bij de aanleg van het vlak worden aangetroffen en die niet nader aan een spoor toe te schrijven zijn, worden in vakken van maximaal 5x5 m. Uit de profielen wordt vondstmateriaal verzameld per stratigrafische eenheid van antropogene oorsprong. Artefacten van organisch materiaal worden na het verzamelen zodanig verpakt dat geen achteruitgang plaats vindt. Uit relevante contexten worden monsters genomen voor archeobotanisch onderzoek. Hierbij moet gedacht worden aan macrobotanisch- en pollenonderzoek.
Beperkingen 5. Uitwerking en conservering
Analyse fysischegeografie Historische context Structuren en grondsporen
Artefacten: (an)organisch
Analyse van de fysische geografie hoeft alleen plaats te vinden als tijdens het veldwerk fysisch geografisch onderzoek is uitgevoerd. De aangetroffen sporen, vondsten en structuren worden indien mogelijk en relevant gekoppeld aan hun historische context. Alle sporen en structuren worden conform de vigerende KNA (Centraal College van Deskundigen 2006) aan een beschrijving en analyse onderworpen. Er wordt geprobeerd de sporen in een archeologische context te plaatsen. Ten behoeve van het rapport van de opgraving, dienen sporen, structuren volledig tot op spoorniveau te worden onderzocht en beschreven. De monsters worden alleen na overleg met de opdrachtgever en de bevoegde overheid gedetermineerd en uitgewerkt. Alle aangetroffen artefacten worden conform de vigerende KNA (Centraal College van Deskundigen 2006) aan een beschrijving en analyse onderworpen. Opdrachtnemer dient voorafgaand aan conserveren en deponeren een voorstel bij opdrachtgever en de bevoegde overheid in ten aanzien van de vondsten die conservering behoeven alvorens bewaard te kunnen worden. Opdrachtgever en de bevoegde overheid beslissen op basis hiervan gezamenlijk over welke vondsten voor conservering in aanmerking komen. Van bijzondere en kwetsbare vondsten wordt een conserveringsvoorstel en een selectievoorstel geformuleerd. Dit voorstel wordt voorgelegd aan het Provinciaal Depot Bodemvondsten Noord-Brabant. De conservering vindt uitsluitend plaats door een gespecialiseerd bureau. Pagina 7 van 12
PvE Boekel, De Donk fase 2 versie 1.0, 28-06-2010
Paleo-ecologische resten Beeldrapportage (objecttekeningen, foto’s, kaarten, e.d.)
Conservering geselecteerd materiaal (zie CvAK-leidraad nr. 1)
Becker & Van de Graaf Projectnr.: 21440510 Niet te determineren metaalklompen of klompen van metaaloxide die in een archeologische context worden gevonden worden geröntgend ter screening van de inhoud. Analyse van monsters vindt alleen plaats als de resultaten kunnen bijdragen aan de beantwoording van de onderzoeksvragen. Botanische monsters dienen te worden gewaardeerd om het potentieel van de vindplaats te waarderen. Eventueel kunnen vondsten die kenmerkend zijn voor een specifieke periode gefotografeerd worden. Van uitzonderlijke vondsten wordt tevens een tekening gemaakt. Kwetsbaar vondstmateriaal dient zodanig geconserveerd te worden dat de toestand stabiel blijft. De projectleider kan na de uitwerking het depot voorstellen een deel van de vondsten te selecteren voor definitieve verwijdering uit de collectie. Het is aan de beheerder van het depot hierover te beslissen. De vondsten die gedeponeerd worden moeten voldoen aan de richtlijnen van het betreffende depot.
Beperkingen
6. Eindproduct: rapportage en deponering
Te leveren product
Inhoud eindrapport
Circa 4 tot 6 weken na afronding van het veldwerk wordt een evaluatierapport opgeleverd waarin de eerste resultaten van het onderzoek bekend worden gemaakt en waarin een scherp onderbouwd en beargumenteerd uitwerkingsvoorstel staan. Binnen 12 weken na afronding van het veldwerk dient het conceptrapport gereed te zijn en aan de opdrachtgever en de bevoegde overheid te worden voorgelegd. Indien het onderzoek geen of nauwelijks sporen en vondsten oplevert, kan worden volstaan met een korte standaardrapportage. Het rapport bevat in ieder geval de volgende onderdelen: paragraaf waarin staat vermeld wat soort plan het betreft, welke ontwikkelingen er gaan plaatsvinden en tot welke diepte verstoring gaat plaatsvinden en in welke fase van de planprocedure het plan zich bevindt; overzichtskaart - met landelijke coördinaten - met begrenzingen van het plangebied (1:25.000); paragraaf met de vraagstelling en de doelstelling van het archeologisch onderzoek. paragraaf (verantwoording) methode en technieken; paragraaf eerder gedane archeologische vondsten in plangebied of nabijheid van plangebied overzichtskaart - met landelijke coördinaten - met locatie van de proefsleuven, waarop de hoofdstructuren van de archeologische sites herkenbaar staan aangegeven; kaart van het plangebied waarop 1) het areaal van de archeologische sites staan aangegeven, 2) het areaal van verstoorde bodemprofielen in het plangebied staat aangeven en 3) het gebied staat aangegeven (inclusief reden) dat niet toegankelijk voor onderzoek was; de resultaten van het onderzoek dienen te worden geleverd in de vorm van een standaardrapport inclusief vlaktekeningen (zie hieronder) en profieltekeningen en inclusief vondstenlijsten (zie hieronder), sporenlijsten (zie hieronder) en monsterlijsten; de vlaktekeningen van de proefsleuven - met landelijke coördinaten – waarop de grondsporen (uitgesplitst naar periode) herkenbaar staan afgebeeld inclusief hun nummer; vondstenlijst waarin per archeologisch artefact (AF) staat aangegeven 1) het spoor waarin het AF is aangetroffen, 2) de Pagina 8 van 12
PvE Boekel, De Donk fase 2 versie 1.0, 28-06-2010
Verschijning en oplaag eindrapport Deponering
Becker & Van de Graaf Projectnr.: 21440510 conserveringstoestand van het AF (verbrand, vorstschade, geërodeerd, etc.), 3) de determinatie, 4) de datering van het AF en 5) een beschrijving van het AF (lengte x breedte x hoogte, gewicht, baksel/materiaal, versiering, bewerkingsporen, etc.) sporenlijst waarin staat aangegeven 1) het soort spoor, 2) de (conserverings-)toestand van het spoor, 3) de datering van spoor en 4) en welke vondstnummers er in aanwezig zijn. een waardering van de sites volgens de KNA (zie tabel); paragraaf conclusies en aanbevelingen over de evt. noodzakelijke bescherming of het mogelijk vervolgonderzoek. Het rapport wordt uitgegeven door de opdrachtnemer. Een exemplaar van het rapport wordt ter beschikking gesteld van de opdrachtgever, de gemeente, de provincie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In afwachting van eventueel vervolgonderzoek dienen de vondsten en documentatie te worden bewaard in het depot van de opdrachtnemer waarna het geheel, conform de daarvoor geldende normen en eisen (KNA-specificatie DS 02 & DS 03), wordt overgedragen aan het provinciaal depot van de provincie Noord-Brabant in ‘s-Hertogenbosch. De digitale documentatie wordt conform KNA-specificatie DS 05 overgedragen aan het e-Depot.
Beperkingen 7. Randvoorwaarden
Personele randvoorwaarden
Uitvoeringsperiode en opleveringstermijn veldwerk Uitvoeringscondities veldwerk Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie
Selectieprocedure tijdens het veldwerk (i.h.b. bij archeologische begeleiding) Uitvoeringsperiode uitwerking; opleveringstermijn (concept) eindrapport Termijn overdracht van vondsten, monsters en documentatie
Het onderzoek moet verricht worden door een gecertificeerd archeologisch bedrijf. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een KNAarcheoloog onder leiding van een senior KNA-archeoloog. Zowel voor veldwerk als voor uitwerking, conservering en rapportage is de aanwezigheid van een projectleider en specialisten met periode- / materiaal- / gebiedspecifieke kennis en/of ervaring vereist. De eventueel in te zetten fysisch geograaf dient eveneens gebiedspecifieke kennis te hebben. De duur van het veldwerk bedraagt circa 8 dagen.
Over de toegankelijkheid van het terrein en eventuele afzettingen en vergunningen dient overleg gevoerd te worden met de opdrachtgever. De eindverantwoordelijkheid en het toezicht op de werkzaamheden liggen in handen van de projectleider. Indien zich bijzondere vondsten voordoen worden de opdrachtgever en de bevoegde overheid direct op de hoogte gesteld. De kwaliteitsbewaking van het onderzoek wordt verzorgd door de verantwoordelijke senior archeoloog. Bij bijzondere vondsten wordt overleg gepleegd met opdrachtgever en bevoegde overheid.
Het basisrapport dient binnen twaalf weken na afronding van het veldwerk in conceptvorm gereed te zijn.
De vondsten en documentatie dienen binnen zes maanden na inzending van de rapportage gedeponeerd te worden.
Pagina 9 van 12
PvE Boekel, De Donk fase 2 versie 1.0, 28-06-2010
Procedure toetsing eindproduct door bevoegde overheid
Becker & Van de Graaf Projectnr.: 21440510 Het conceptrapport wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de opdrachtgever en de bevoegde overheid. Het commentaar wordt verwerkt in een definitieve rapportage.
8. Wijzigingen na evaluatie Indien belangwekkende zaken worden aangetroffen die niet in het PvE zijn voorzien vindt overleg plaats met de bevoegde overheid en de opdrachtgever. Indien substantieel van het PvE afgeweken moet worden wordt hiervoor overleg gevoerd met de bevoegde overheid. Wijziging na evaluatie van Na afloop van het veldwerk wordt in overleg met de bevoegde overheid besloten welke monsters in aanmerking komen om gewaardeerd te het veldwerk worden. Kwetsbaar vondstmateriaal dient zodanig te worden geconserveerd dat Wijzigingen tijdens de toestand stabiel blijft. De selectie van de te conserveren vondsten uitwerking en wordt in overleg met de bevoegde overheid bepaald. conservering
Wijzigingen tijdens het veldwerk
9. Literatuur en bijlagen
Literatuur
Lijst van bijlagen
Centraal College van Deskundigen, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, Gouda. Graaf, W.S. van de / C. Helmich: Inventariserend Veldonderzoek, proefsleuven. Plangebied De Donk te Boekel, gemeente Boekel, Nijmegen (Becker & Van de Graaf vof rapport). Moerman, S., 2006: Inventariserend veldonderzoek, verkennende fase: De Donk in Boekel, gemeente Boekel, Katwijk (Becker & Van de Graaf bv rapport). -Topografische kaart -Puttenplan
Pagina 10 van 12
Bijlage 1: Topografische kaart
401500
404000
º
0 174000
176500
Projectnummer: 21440510 Projectnaam: Boekel, De Donk 2e Fase Legenda Plangebied
1,000 m
Bijlage 2: Locatiekaart met geplande werkputten 402000
º
werkput 2
401750
VP2
VP3 werkput 3
werkput 1 VP1
t ra a
401500
D
kst on
0 175500
175750
Projectnummer: 21440510 Projectnaam: Boekel, De Donk 2e Fase Legenda Geplande Werkputten Vindplaatsen Plangebied
100 m