Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
[email protected] www.student.uva.nl/mpw
MASTER ORTHOPEDAGOGIEK STUDIEHANDLEIDING MASTERSTAGE ORTHOPEDAGOGIEK (7014A456PS EN 7014A456RS) STUDIEJAAR 2012-2013
Coördinator: drs. M.C.Wijnekus tel: 020 – 5251549 (dins- en vrijdag) mail:
[email protected] kamer: G0.12
Amsterdam, juli 2012
INHOUDSOPGAVE 1 2
Deelname aan het onderwijs……………….. …………………… 3 Inleiding…………………………………………………………. 3 2.1 Samenstelling mastertraject Orthopedagogiek 3 Voorkennis en aansluiting bij andere modules………………….. 3 4 Algemene Leerdoelen…………………………………………… 5 5 Inhoud…………………………………………………………… 7 5.1 Criteria stageplaats 6 Onderwijsvormen………………………………………………... 9 6.1 Periode en omvang van de stage 6.2 Stagebegeleiding door de opleiding 6.3 Gastcolleges 6.4 Praktijkbegeleiding vanuit de opleiding 6.5 Basisaantekening diagnostiek (GZ casuïstiek) 7 Rooster………………………………………………………….. 11 8 Van de student verwachte activiteiten………………………….. 12 8.1 Procedure 8.2 Verslaglegging 8.2.1 Formeel-technische eisen 8.2.2 Stageplan 8.2.3 Instellingsverslag 8.2.4 Verslag tussentijdse evaluatie 8.2.5 Eindverslag 8.2.6 Stageprofiel 8.3 Presentatie 9 Beoordeling……………………………………………………… 17 10 Feedback en coördinatie………………………………………… 17 11 Overige zaken…………………………………………………… 18 11.1 Tussentijdse onderbreking stage 11.2 Stage in het buitenland 11.3 Geschillenregeling 11.4 Niet nakomen stageverplichtingen 11.5 Ongeschiktheid student tot het aangaan van een uitvoerende stage 12 Belangrijk………………………………………………………… 19
Bijlage 1 Stageplan Bijlage 2 Stagecontract Bijlage 3 Competentieprofiel stagiaire Bijlage 4 Competentieprofiel stagiaire: onderzoekstages Bijlage 5 Eisen basisaantekening diagnostiek Bijlage 6 Richtlijnen GZ-casuïstiek/Basisaantekening Diagnostiek en (extra) klinische stage POWL vanaf 1 september 2012 Bijlage 7 Aanmelden op BB
21 22 25 27
30 31
2
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de voorgeschreven periode aanmelden conform de door de onderwijsbureau voorgeschreven procedure. Bij niet-tijdige aanmelding en/of onjuiste inschrijving kan deelname aan het onderwijs/tentamen op praktische gronden worden geweigerd. Zie voor de aanmeldingsprocedure www.student.uva.nl/pw of /owk 2. Inleiding In de masteropleiding zal de student de kennis en vaardigheden die zijn opgedaan in de bachelor verder uitdiepen en leren toepassen. Nadat de inhoudelijke mastervakken zijn afgesloten kan begonnen worden met het afstuderen in de vorm van een stage en een zelfstandig onderzoek, dat uitmondt in een onderzoekscriptie of wetenschappelijk artikel. In dit masterjaar wordt de student voorbereid op het zelfstandig functioneren in een academisch pedagogische functie. Je leert reflectief toepassen en verder ontwikkelen van kennis en vaardigheden binnen een professionele setting, systematisch zoeken en weergeven van informatie op het eigen vakgebied, zelfstandig formuleren en bewerken van opvoedkundige vraagstellingen, adequaat schriftelijk en mondeling rapporteren over de bevindingen, binnen een afgesproken tijdsbestek uitvoeren van opdrachten. Deze handleiding geeft informatie over doelstelling, inhoud en praktische gang van zaken met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van de Stage Orthopedagogiek. Voor de Stage Forensische Pedagogiek geldt een aparte studiehandleiding. Procedure, eisen en begeleidingsstructuur van de stage zijn voor beide groepen nagenoeg dezelfde, maar de begeleiding vindt in aparte groepen plaats. 2.1 Samenstelling mastertraject Orthopedagogiek Semester 1 Interventie in de orthopedagogiek (6 EC)
Semester 2 (vanaf blok 3) Masterscriptie Orthopedagogiek (18 EC) Masterstage Orthopedagogiek (21 • Practicum diagnostiek (3 EC) EC) • Practicum Behandeling (3 EC) Regulier: Keuze uit: • Beleidsstage • Leerling-leerkracht interactie (3 EC) • Onderzoeksstage • Ontwikkeling van baby’s en kleuters en methodoKlinisch logische aspecten van peuter- en kleuteronderzoek • zonder GZ casuïstiek (3 EC) • met GZ casuïstiek Keuze uit: • Leerstoornissen (6 EC) • Diagnose-Behandel Combinatie bij ernstige opvoedingsproblemen en hulpverlening (6 EC)
3. Voorkennis en aansluiting bij andere modulen In het mastertraject Orthopedagogiek kiest elke student één van de twee richtingen, te weten ontwikkelings- en opvoedingsproblemen of onderwijsleerproblemen. In de eerste richting staat het bestuderen van de ontwikkelingsproblemen bij kinderen en daarmee gepaard gaande opvoedingsproblemen centraal. Onderzoeksobjecten zijn het internaliserend probleemgedrag, 3
zoals depressie en angst, het externaliserend probleemgedrag, zoals oppositioneel gedrag en agressie, en tenslotte verschillende soorten beperkingen als handicaps en chronische ziektes. Het accent ligt op de betekenis van deze problemen voor de ontwikkeling van het kind en de speciale eisen die aan de opvoeder worden gesteld. De andere richting richt zich op problematische onderwijsleersituaties. Men onderscheidt onderwijsleerproblemen die primair te herleiden zijn tot individuele factoren met een vaak biologische origine, zoals dyslexie en dyscalculie, waarbij vaak aangepaste vormen van instructie vereist zijn, en sociaal emotionele problemen zoals angstig en teruggetrokken gedrag, of agressief en storend gedrag in de klas, waarbij primair de kwaliteit van de relatie tussen leerling en leerkracht centraal staat. In de afstudeerfase kunnen studenten zich in een van beide richtingen verder specialiseren. De stage en de scriptie beslaan tweederde van de master en kunnen ook na elkaar worden afgelegd. In beide richtingen gaat men een orthopedagogische stage lopen. Volgordeverplichting Met de stage kan pas worden begonnen indien aan de vermelde voorwaarden is voldaan: • Klinische stage na afronding van de module Interventie in de orthopedagogiek òf Diagnostiek-Behandel-Combinatie (DBC’s) bij ontwikkelings- en opvoedingsproblemen óf Leerstoornissen, èn het Practicum Diagnostiek en het Practicum Behandeling en na goedkeuring van het stageplan; • een beleids- of onderzoeksstage na afronding van de module Interventie in de orthopedagogiek òf Leerstoornissen of DBC’s bij ontwikkelings- en opvoedingsproblemen en het Practicum diagnostiek en het Practicum behandeling òf Leerkracht-leerling interactie of Ontwikkeling van baby’s en kleuters en methodologische aspecten van baby-, peuter- en kleuteronderzoek en na goedkeuring van het stageplan; Opbouw programma In verband met de volgordeverplichting is deze master of in 1 jaar of in 2 jaar te doen. Als voltijdstudent volg je gewoon alle vakken in het eerste semester en zorg je dat je in september (maar liever nog eerder) begint met het zoeken naar een stageplaats. Het tweede semester (of al vanaf januari) is dan gevuld met stage en scriptie. In deeltijd kan het alleen in twee jaar vanwege de volgordeverplichting; je volgt eerst de module Interventie in de orthopedagogiek, de module DBC’s bij ontwikkelings- en opvoedingsproblemen òf Leerstoornissen en de keuzemodule. In het tweede semester schrijf je de scriptie op het terrein van de gekozen richting (ontwikkelings- en opvoedingsproblemen of leerproblemen). In het tweede jaar doe je dan het Practicum diagnostiek en het Practicum behandeling, gevolgd door de stage in het laatste semester. Stage In dit mastertraject loop je een stage van 21 punten. Je kiest binnen SIS voor een type stage. Je mag pas beginnen aan je stage als je voldoet aan de ingangseisen voor de stage, zie volgordeverplichting hierboven. Bezoek de voorlichtings- en stagebijeenkomsten, verzorgd door de stagecoördinator en stagebegeleiders. Er zijn drie soorten stage mogelijk: • Een klinische stage. Wil je na de opleiding de registratie als basis orthopedagoog van de NVO behalen, dan kun je ervoor kiezen je stage aan de ingangseisen van deze registratie aan te passen. Meld je aan voor een stage in de klinische setting (7014A456RS). • Een klinische stage met GZ casuïstiek Wil je in aanmerking komen voor de basisaantekening diagnostiek, vereist voor de Post Master opleiding tot Gezondheidszorgpsycholoog, NVO Orthopedagoog Generalist of Schoolpsycholoog, dan moet een klinische stage met drie casussen worden gedaan. Daarvoor is vereist dat je een diagnostische stage doet. Let erop bij de keuze van je stage dat daar bij voorkeur een GZ-psycholoog, maar in ieder geval een universitaire gedragswetenschapper, werkzaam is die je bij de diagnostische
4
werkzaamheden kan begeleiden. Twee derde van de tijd (dus 14 ECTS) moet besteed worden aan diagnostische activiteiten, waaronder niet alleen testonderzoek valt maar ook gespreksvoering, screening, dossieranalyse en casusoverleg. De casuïstiek wordt tevens begeleid door een docent van de opleiding, die ook de diagnostiekverklaring uitschrijft. Geef deze verklaring af bij je examenaanvraag, dan komt er een klinische aantekening op je bulbijlage. Meld je aan voor een klinische stage met GZ casuïstiek (7014A456RS) . • Een reguliere stage. In het geval je geen registraties wilt behalen dan kun je een reguliere beleids- of onderzoeksstage doen. Realiseer je wel dat je daarmee de weg naar een eigen praktijk of een klinisch beroep afsluit. Meld je aan voor een reguliere stage (7014A456PS). In het volgende hoofdstuk worden de typen stage verder toegelicht aan de hand van globale leerdoelen. 4.
Algemene Leerdoelen
• Klinische stage (code: (7014A456RS) is een kennismaking met een orthopedagogische praktijk en een oefening in vaardigheden die in die praktijk relevant zijn. Wetenschappelijke inzichten en methodische kennis worden in deze periode getoetst aan de werkwijze in een orthopedagogische instelling. De stage die plaats vindt op een instelling, die werkzaam is op het gebied van leerlingzorg, gehandicaptenzorg, jeugdzorg, of GGZ. In de stage wordt aandacht besteed aan indicatiestelling, diagnostiek, begeleiding/behandeling, methodiekontwikkeling en aan beleidsmatige aspecten van de uitvoering van de hulpverlening. • Klinische stage (code: 7014A456RS) met accent op diagnostiek. In de stage komen de aandachtsgebieden van de klinische stage aan bod met het accent op diagnostiek. Er worden 3 diagnostische casus verricht (Zie Bijlage 5). Dit type stage is noodzakelijk als je na afronding van je Master nog een vervolgopleiding tot Orthopedagoog Generalist of GZPsycholoog wilt volgen Leerdoelen van de klinische stage en klinische stage met diagnostiek Kennis en inzicht: De stagiaire heeft een grondige en specialistische kennis en inzicht in: 1. theorieën en modellen, alsmede psychodiagnostische procedures en behandelingsmethodieken die in de specifieke stagecontext relevant zijn. Toepassen van kennis en inzicht De stagiaire is in staat: 2. de in de opleiding verworven wetenschappelijke kennis productief te maken in een beroepsmatige setting. Oordeelsvorming De stagiaire is in staat: 3. wetenschappelijk en ethisch te reflecteren op pedagogische praktijksituaties. 4. overzicht te houden tijdens het proces van diagnostische besluitvorming en behandeling. 5. de juiste ethische en procedurele beslissingen te nemen tijdens het diagnostisch en behandelingsproces. 6. kritisch te reflecteren op de eigen kennisaanspraken en handelwijzen en die van anderen. Vaardigheden De stagiaire beschikt over: 7. vaardigheid op het gebied van observatie, gespreksvoering en rapportage. 8. vaardigheid op het gebied van tests en vragenlijsten die in de stagecontext relevant zijn.
5
9. vaardigheid op het gebied van het begeleiden/adviseren van groepsleiding/leerkrachten. 10. besef van de grenzen van de eigen competentie, dat wil zeggen kan op het juiste moment de deskundigheid van anderen inroepen en kan zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen. Communicatie De stagiaire is in staat 11. op een professionele manier een werkrelatie op te bouwen met een client(systeem). 12. goed te functioneren in een (multidisciplinair) teamverband. Leervaardigheden De stagiaire is in staat 13. tot het aansturen van het eigen leerproces 14. de eigen standpunten te herzien naar aanleiding van feedback uit een praktijksituatie. 15. een begin te maken met het ontwikkelen van interessegebieden en een persoonlijke stijl, waarin normen, waarden en opvattingen geïntegreerd worden. . • Beleidsstage (code: 7014A456PS). Dit is een stage specifiek op het terrein van beleid en van kwaliteitsontwikkeling. Veel instellingen, maar ook gemeenten en stadsdeelraden hebben diensten die zich specifiek richten op kwaliteitsverbetering van zorg door middel van methodiekontwikkeling en deskundigheidsbevordering. • Onderzoekstage (code: 7014A456PS) is bedoeld om kennis te maken met de praktijk van orthopedagogisch wetenschappelijk onderzoek in al zijn facetten. De nadruk ligt op het leren plannen en uitvoeren van onderzoek t.b.v. een opdrachtgever en het zicht krijgen op het onderzoeksbeleid van de instelling. Dit type stage is vaak te combineren met de afstudeerscriptie. In het algemeen wordt de stage afgesloten met een product, vergelijkbaar met de casussen in een klinische stage: een onderzoeksverslag of artikel, een nieuw testinstrument of protocol, een film, enz. Hieraan wordt ongeveer 25% van de stagetijd besteed, o.a. aan literatuuronderzoek en data analyse. De overige 75% wordt besteed aan uitvoerende stagewerkzaamheden, w.o. data verzameling door middel van diagnostisch onderzoek (observatie, gesprekken, testonderzoek). Let op: Voordat je definitieve afspraken maakt over een onderzoeksstage in combinatie met een scriptie moet je je ervan verzekerd hebben dat je door een docent van de opleiding kunt worden begeleid. Neem hierover bijtijds contact op met de stagecoördinator! Leerdoelen van de onderzoeks- en beleidsstage Kennis en inzicht: De stagiaire heeft een grondige en specialistische kennis en inzicht in: 1. theorieën en modellen, alsmede methodologie en statistiek, c.q. beleidsontwikkeling voor zover relevant in de specifieke stagecontext. Toepassen van kennis en inzicht De stagiaire is in staat: 2. de in de opleiding verworven wetenschappelijke kennis productief te maken in een beroepsmatige onderzoeks- of beleidssetting. Oordeelsvorming De stagiaire is in staat: 3. wetenschappelijk en ethisch te reflecteren op de eventuele spanning tussen onderzoeks-, c.q. beleidsbelang enerzijds en cliëntbelang anderzijds. 4. overzicht te houden tijdens het proces van onderzoek, cq. beleidsontwikkeling. 5. de juiste ethische en procedurele beslissingen te nemen tijdens het onderzoeks-, c.q. beleidsontwikkelingsproces. 6
6. kritisch te reflecteren op de eigen kennisaanspraken en handelwijzen en die van anderen. Vaardigheden De stagiaire beschikt over: 7. search- en documentatievaardigheid van wetenschappelijke en beleidsmatige literatuur. 8. begrip van onderzoeksliteratuur, c.q. literatuur m.b.t. beleidsontwikkeling (kwaliteitszorg en -verbetering) en de verwerking daarvan in eigen onderzoek. 9. de vaardigheid onderzoeksrapporten, c.q beleidsstukken te schrijven. 10. voor zover relevant voor de stagecontext: vaardigheid op het gebied van statistische analyses en het opzetten en uitvoeren van alle aspecten van onderzoek. 11. voor zover relevant voor de stagecontext: vaardigheid in methodiekontwikkeling en deskundigheidsbevordering in het kader van kwaliteitszorg. 12. besef van de grenzen van de eigen competentie, dat wil zeggen kan op het juiste moment de deskundigheid van anderen inroepen en kan zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen. Communicatie De stagiaire is in staat 13. op een professionele manier om te gaan met cliënten (ouders en kinderen, c.q. opdrachtgevers) 14. goed te functioneren in een teamverband. Leervaardigheden De stagiaire is in staat 15. tot het aansturen van het eigen leerproces 16. de eigen standpunten te herzien naar aanleiding van feedback uit een praktijksituatie. 17. een begin te maken met het ontwikkelen van interessegebieden en een persoonlijke stijl, waarin normen, waarden en opvattingen geïntegreerd worden. 5.
Inhoud
De keuze voor een bepaalde stage en opvoedkundige problematiek kan gebaseerd zijn op inhoudelijke overwegingen die ontleend zijn aan de inhoud van het eigen studieprogramma en/of aan arbeidsmarktperspectieven. Verschillende themagebieden kunnen ook elk een specifieke bijdrage leveren aan de uitdieping van de gekozen opvoedkundige problematiek. • Integratieve leerlingzorg (Onderwijsleerproblemen) Dit thema is gericht op het beschrijven, verklaren en de aanpak van problematische onderwijsleersituaties. In grote lijnen is een onderscheid te maken tussen onderwijsleerproblemen die primair te herleiden zijn tot individuele factoren met een vaak biologische origine (o.a. dyslexie, hyperactiviteit, spraak- en taalstoornissen, intellectuele beperkingen) of tot omgevingsfactoren die leiden tot een gebrek aan pedagogische of didactische kwaliteit (o.a. grootstedelijke dynamiek, onderwijsbeleid). In veel gevallen is er echter ook sprake van een wisselwerking tussen beide soorten factoren. Studenten kunnen zich bekwamen in het vakgebied door een stage te lopen in een instelling die gericht is op diagnostiek en begeleiding van leerlingen en leerkrachten met het oog op het voorkomen, verminderen of compenseren van leer- en gedragsproblemen in het onderwijs, zoals in schoolbegeleidingsdiensten, sbo scholen of REC’s, pedologische instituten of individueeltherapeutische instellingen. De stage kan gericht zijn op individuele leerlingzorg, de diagnostiek en behandeling van individuele leerlingen, of op structurele begeleiding, aandacht voor scholen, leerkrachten en leerkrachtteams, implementatie van nieuwe methodes, kwaliteitszorg, of op combinaties van beide. Ook in de verschillende sectoren van secundaire onderwijsondersteuning, zoals landelijke pedagogische centra of in beleidsinstellingen zijn stageplaatsen te vinden, 7
al zullen die minder ervaring geven in diagnostiek, behandelingsplanning en begeleiding van leerlingen, maar meer in de ontwikkeling en implementatie van praktische instrumenten en methodieken, dan wel van het onderwijsbeleid op landelijk, regionaal of lokaal niveau. • Integratieve jeugdzorg (Ontwikkelings- en opvoedingsproblemen) Het thema ‘Ontwikkelings- en opvoedingsproblemen’ omvat eveneens een breed terrein. In de eerste plaats richt het zich op de bestudering van de ontwikkelingsproblemen bij het kind: internaliserend probleemgedrag (depressie, angst), externaliserend probleemgedrag (oppositioneel gedrag, agressie) en verschillende soorten beperkingen of handicaps en chronische ziektes. Het accent hierbij ligt op de betekenis van deze problemen voor de ontwikkeling van het kind en de speciale eisen die aan de opvoeders worden gesteld. Het tweede centrale thema heeft betrekking op de opvoedingsproblemen, variërend van pedagogische onmacht tot mishandeling. Het ontstaan van opvoedingsproblemen wordt bestudeerd vanuit het transactionele- ecologische ontwikkelingsperspectief, met speciale aandacht voor de risico- en protectieve factoren bij de opvoeder, bij het kind, in het gezin en in de omgeving. Tenslotte richt het thema zich op de pedagogische hulpverlening bij de bovengenoemde ontwikkelings- en opvoedingsproblemen. Speciale aandacht wordt hierbij gegeven aan evidence-based (protocollaire) behandelingen op basis van cognitieve gedragstherapie. • Stages in de Geestelijke Gezondheidszorg ten behoeve van kinderen of jeugdigen met psychosociale en gedragsproblemen en hun opvoeders. Voorbeelden: Adviesbureaus voor jeugd en gezin, Jongerenadviescentra, RIAGG’s, medische kleuterdagverblijven, dagcentra voor schoolgaande jeugd, Boddaertcentra, medische kindertehuizen, kinder- en jeugdpsychiatrische centra, kinderziekenhuizen, kinderafdelingen van academische ziekenhuizen. Hieronder valt ook het onderzoeks- en behandelcentrum voor oudere en kind UvA Virenze, verbonden aan onze opleiding. • Stages in de Gehandicaptenzorg (zorg- en dienstverlening, begeleiding en behandeling van mensen met een verstandelijke, zintuiglijke, lichamelijke of meervoudige handicap). Voorbeelden: revalidatiecentra, speciale instellingen voor gehandicapten, kinderziekenhuizen, sociaal pedagogische diensten, scholen voor speciaal onderwijs, dagverblijven. • Stages in de Jeugdhulpverlening en jeugdbescherming. Voorbeelden: gezinsvoogdijinstellingen, ambulante en residentiële behandelinstellingen, rijksinrichtingen, de Raad voor de Kinderbescherming, pedologische instituten, Bureau Jeugdzorg, justitiële inrichtingen, etc. Een stage in de Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming ligt overigens dicht bij een stage in de forensische orthopedagogiek. Bij alle bovengenoemde werkterreinen omvatten de stagewerkzaamheden onder andere: diagnostiek, indicatiestelling, begeleiding en behandeling van kinderen, begeleiding van opvoeders en het begeleiden van uitvoerende werkers in de vervulling van hun taken. Stages in een onderzoeksetting Studenten die een extra accent op onderzoek willen leggen, kunnen op elk der bovengenoemde thema’s ook een onderzoekstage formuleren. Hiervan is sprake indien de stagewerkzaamheden grotendeels bestaan uit het verrichten van onderzoekswerkzaamheden in opdracht. Onderzoekstages vinden plaats binnen onderzoeksinstituten van POW – het SCO-Kohnstamminstituut, UvA Virenze, het Babylab, - en bijvoorbeeld bij de afdelingen klinische psychologie en ontwikkelingspsychologie van de UvA, bij AIO’s en andere onderzoekers, binnen en buiten de UvA. Onderzoekswerkzaamheden omvatten hier vaak ook praktische en/of klinische componenten. Ook zijn onderzoekstages mogelijk bij een extern onderzoekinstituut, een onderzoeksbureau of een onderzoeksafdeling van een overheid of instelling. Dit type stage is ook geschikt voor deeltijdstudenten die wel enige beroepservaring, maar geen onderzoekservaring hebben. De stage en scriptie zijn hierbij eenvoudig aan elkaar te verbinden. In een dergelijke stage gelden dezelfde criteria voor de stagebegeleiding en de verslaglegging als bij een stage in een klinische of beleidssetting. De student ontvangt begeleiding vanuit de opleiding, naast de praktijkbegeleiding 8
op de stageplaats. In het begin van de stageperiode worden doelen en activiteiten vastgelegd in een stageplan.
5.1 Criteria stageplaats De eerste voorwaarde voor een stageplaats is natuurlijk dat de instelling gericht is op de orthopedagogiek. Ook het takenpakket van de wetenschappelijke staf moet daarbij aansluiten. Verder moeten de stagedoelen die de opleiding heeft gesteld (zie par. 4) binnen de stage-instelling gerealiseerd kunnen worden. Ook moet de stagebiedende instelling bereid zijn voldoende praktijkbegeleiding te bieden door een academisch gevormde gedragswetenschapper (pedagoog, psycholoog), bij voorkeur een Gezondheidszorgpsycholoog of een Orthopedagoog Generalist. De stagewerkzaamheden moeten van voldoende niveau zijn, vergelijkbaar met een academisch beroepsveld. Bij de Onderwijsbalie (of downloaden via www.student.uva.nl/mpw) kun je de ‘Brochure Stagebiedende Instelling’ krijgen. Nieuwe instellingen, waar de opleiding niet eerder contacten mee onderhield, dienen door de coördinator te worden goedgekeurd.
6.
Onderwijsvormen
6.1 Periode en omvang van de stage De omvang van de stage is 21 punten, dit is in totaal 588 uur. Deze uren omvatten stagevoorbereiding, begeleiding vanuit de opleiding, en het schrijven van verslagen in het kader van de stage. Hiervoor wordt ongeveer 1-1½ ECTS uitgetrokken. Onderzoekstages worden vaak gecombineerd met een afstudeeronderzoek resulterend in een scriptie, resp. 21 en 18 ECTS. De onderzoekstage kan echter ook zonder scriptie worden uitgevoerd (21 ECTS). Soms kiest een student ervoor om na een klinische stage van 21 punten (+ GZ casuïstiek) alsnog een kleine onderzoekstage (9 of 12 ECTS) te doen, bijvoorbeeld ter voorbereiding op een aioplaats, om een in de stage ontdekt onderwerp nader theoretisch en/of experimenteel uit te diepen, of om een reeds voltooid scriptieonderzoek om te werken tot een artikel. Ook het omgekeerde is mogelijk: na een onderzoekstage van 21 punten alsnog een klinische stage met GZ casuïstiek volgen. Voor die tweede stage zijn dan meestal 14 punten (2/3 van de reguliere stagetijd te besteden aan diagnostische activiteiten) voldoende, in overleg met de stagecoördinator. Meestal wordt stage gelopen voor een deel van de week, zodat naast stage het studieonderdeel scriptie een plaats kan krijgen. Stel dat de stage plaatsvindt gedurende 2,5 dagen per week van 8 uur (= 20 uur per week), dan betekent dit concreet 29 weken stage lopen op de instelling. De eisen van de instelling hoeven hiermee niet in overeenstemming te zijn. Vooral voor klinische stages wordt vaak een langere stageduur van de student gevraagd. Langere stages zijn bijzonder de moeite van het overwegen waard, zowel om inhoudelijke redenen als met het oog op je eigen ‘marktwaarde’. Bij stages van minimaal 9 maanden/ 3 dagen per week worden 12 extra studiepunten toegekend. NB Als je in bovenstaande voorbeelden naast de stage geen andere studieactiviteit onderneemt en de scriptie plant na afronding van de stage, moet je rekening houden met een uitloop van ca. 4-6 maanden. Gedurende de stageperiode dient dus voldoende tijd gereserveerd te worden voor: • deelname aan een stagegroep en een aantal gastcolleges van de opleiding op vrijdagochtend (tweewekelijks, verplicht) • het opstellen van leerdoelen en opnemen in een stageplan • het schrijven van een instellingsverslag
9
• tussentijdse evaluatie aan de hand van een evaluatieverslag, de geformuleerde leerdoelen en het activiteitenplan • het schrijven van het eindverslag • begeleidingsgesprekken met de praktijkbegeleider van de instelling • evaluatiegesprekken tussen student, stagebegeleider en praktijkbegeleider • opzoeken en bestuderen van voor de stage relevante literatuur • het houden van een presentatie tijdens de werkgroep • het presenteren van een casus tijdens de werkgroep 6.2 Stagebegeleiding door de opleiding De stagebegeleiding vindt plaats in werkgroepen, die tweewekelijks op vrijdagochtend van 10 – 12.30 uur bijeenkomen. Deelname aan een stagegroep is verplicht (minimaal 80% aanwezigheid). De indeling van de groepen en de locaties worden kort te voren door de stagecoördinator bekend gemaakt op BB. Voor de activiteiten van de stagebegeleider vanuit de opleiding is ongeveer 20-30 uur beschikbaar. De docent besteedt de begeleidingsuren onder meer aan het begeleiden van de groepsbijeenkomsten, het lezen van de door de student ingeleverde verslagen, aan de gesprekken met de student en aan het bezoek aan de instelling. De begeleiding vanuit de opleiding bestaat uit de volgende onderdelen; 1. De begeleiding van studenten Orthopedagogiek vindt grotendeels plaats in werkgroepverband en bestaat uit geleide intervisie. In groepen van ten hoogste 15 studenten worden stageervaringen met elkaar en met de docent van de opleiding besproken; studenten geven elkaar zo nodig steun en advies. De stagegroepen zijn zo veel mogelijk gemengd wat betreft de (hulpverlenings)setting die als stageplaats fungeert. Op deze manier krijgen studenten een breed beeld van het orthopedagogisch beroepenveld, alsmede van de taken en werkzaamheden van een orthopedagoog in de praktijk De begeleiding van onderzoekstagiaires vindt over het algemeen plaats in gemengde groepen, zodat stagiaires van elkaars ervaringen en expertise kunnen leren. In de groepen komt aan de orde: • Bespreken van de ervaringen en die van anderen • Opsporen van problemen die zich bij de stagewerkzaamheden voordoen • Aanvullen van lacunes in de kennis of vaardigheden van de studenten • Bespreking van de doelstellingen en werkwijzen van de stagebiedende instellingen • Bespreking van de voor de praktijk relevante theorieën • Bespreking van actuele thema’s binnen de hulpverlening en preventie • Casuïstiekbespreking • Oefening van vaardigheden, zoals gespreks- en presentatievaardigheden. 2. De stagiaire ontvangt daarnaast individuele feedback op de door de opleiding gevraagde verslagen; tijdens stagebezoek wordt de individuele ontwikkeling van de stagiaire in de beroepssetting besproken en geëvalueerd. 3. Indien gestreefd wordt naar het behalen van de basisaantekening diagnostiek: individuele begeleiding bij het bewerken van de casuïstiek volgens de NVO richtlijnen. 6.3 Gastcolleges Naast de tweewekelijkse werkgroepbijeenkomsten vinden 2 maal per jaar gastcolleges plaats voor alle stagiaires gezamenlijk, door specialisten uit de praktijk. De data van deze gastcolleges worden vermeld in het rooster van de stagebijeenkomsten. Deelname aan de gastcolleges is verplicht (minimaal 80% aanwezigheid). 6.4
Praktijkbegeleiding vanuit de instelling
10
Aangezien het accent van de begeleiding ligt op de uitvoering van de taken en het behalen van de professionele en persoonlijke leerdoelen in de instelling, is praktijkbegeleiding vanuit de instelling een absolute voorwaarde voor een stageplaats; minimaal anderhalf uur per veertien dagen. De praktijkbegeleider geeft op grond van zijn plaats binnen de organisatie ondersteuning aan de stagiaire. De praktijkbegeleider is een universitair psycholoog, pedagoog of orthopedagoog of iemand met een vergelijkbare opleiding en takenpakket. Van hem wordt ondersteuning verwacht bij het realiseren van de leerdoelen van de stagiaire en bij het functioneren binnen de instelling. De specifieke vorm van de praktijkbegeleiding wordt in het stagecontract vastgelegd. 6.5 Basisaantekening diagnostiek (GZ Casuïstiek) De begeleiding van de GZ casuïstiek in de praktijk dient geboden te worden door een GZ psycholoog of gedragswetenschapper binnen de instelling, of eventueel daarbuiten (voor eisen zie bijlage 5). De theoretische begeleiding en fiattering van de casussen gebeurt door de groepsbegeleider c.q. supervisor van de opleiding. De GZ casussen worden zo veel mogelijk tijdens de stage uitgevoerd. Eventueel mogen de door de instelling goedgekeurde verslagen later worden ingeleverd bij de stagebegeleider van de opleiding, en wel tot vier maanden na afstuderen of tot zes maanden na het voltooien van de stage (zie bijlage 6). Studenten of afgestudeerden die pas na bovengenoemde termijn van vier of zes maanden besluiten de GZ casuïstiek te willen gaan doen, kunnen daarvoor alsnog betaalde begeleiding krijgen (zie bijlage 6). Studenten die na afstuderen hun aantekening willen halen, zullen, afhankelijk van hun vooropleiding en stagetype, aan aanvullende eisen moeten voldoen. Het diagnostiek practicum uit de masteropleiding dient gevolgd te zijn. Indien geen klinische stage is gelopen, maar bijv. een beleids- of onderzoekstage, moet alsnog een klinisch-diagnostische stage worden gevolgd, wil de student een verklaring hieromtrent van de opleiding verkrijgen. Studenten die niet meer ingeschreven staan bij de Universiteit, dienen zich voor de betreffende modules in te schrijven (zie bijlage 6).
7.
Rooster Concept 1 programma stagebegeleiding 2012-2013
Week (groepen die starten in semester 1)
Week (groepen die starten in semester 2)
Tijd
7 september
11 januari
10 -12.30u
attentie 18 januari 2013
18 januari
10 -12.30u
21 september
1 februari
10 -12.30u
Inhoud
-
Doen en Inleveren
kennismaking toelichting begeleiding
gastcollege seksueel misbruik: persoonlijke omgang
-
ronde ervaringen persoonlijke leerdoelen (stage-
lezen literatuur BB
-
concept stageplan met leerdoelen
1
Dit is slechts een concept. Het definitieve programma wordt nader ingevuld door de betreffende stagebegeleid(st)er in overleg met de groepsdeelnemers. 11
plan)
5 oktober
15 februari
10 -12.30u
19 oktober
1 maart
10 -12.30 u
attentie 15 maart 2013
15 maart
10-12.30u
2 november
22 maart
10 -12.30u
-
-
ronde ervaringen NVO richtlijnen; oefening clusteren
-
definitief stageplan
ronde ervaringen presentatie casus
gastcollege seksueel misbruik (professionele omgang)
-
ronde ervaringen presentatie casus
16 november
12 april
10 -12.30u
-
Beroepsethiek presentatie casus
30 november
26 april
10 -12.30u
-
eventueel: ronde ervaringen presentatie casus
14 december
17 mei
10 -12.30u
-
onderwerp naar keuze presentatie casus
11 januari
31 mei
10 -12.30u
-
Eventueel: ronde ervaringen presentatie casus
25 januari
21 juni
10 -12.30u
-
stagecontract
Instellingsverslag
- Lezen literatuur BB - Afspraak maken tussentijdse evaluatie
Tussentijdse evaluatie: Tussentijds evaluatieverslag inleveren één week voorafgaand aan de tussentijdse evaluatie.
Kort verslag (half A4) van de tussentijdse evaluatie één week na het gesprek
Afspraak maken eindevaluatie
Eindevaluatie gezamenlijke evaluatie: o stage o groep
-
-
Eindevaluatieverslag inleveren één week voorafgaand aan de eindevaluatie. Stageprofiel
8. Van de student verwachte activiteiten 8.1
Procedure
Stap 1 Oriëntatie op de stage en het verwerven van een stageplaats
12
Bij het verwerven van een stageplaats wordt van de student een grote mate van eigen initiatief en zelfstandigheid verwacht. Bedenk naar welk type stage en welk type instelling je voorkeur uitgaat. Instellingen verschillen wat betreft werkinhoud, werkvervulling, taakopvatting, attitude en sfeer. Het is niet alleen van belang dat je nagaat wat je wilt leren, maar ook in welke situaties (bijvoorbeeld open of gestructureerd), klein of groot team, enz. je het beste functioneert. De voorbereiding op de afstudeerfase begint al in het derde bachelorjaar met het bijwonen van de voorlichtingsbijeenkomst en het doornemen van deze studiehandleiding (bestudeer ook alvast de studiehandleiding Scriptie Orthopedagogiek). Vooral de bachelorstudenten die zeker zijn van toelating tot de master doen er goed aan bijtijds te beginnen met solliciteren: een aantal organisaties / instellingen rondt de sollicitatieprocedure al in de zomerperiode af, soms zelfs al daarvoor. Dat geldt ook voor de stages beginnend in januari van het jaar erop. Oriënteer je op de stagemogelijkheden door het raadplegen van jaarverslagen, instellingsverslagen en eventueel door gesprekken met ex-stagiaires van de instellingen. Daarnaast staat op BB het archief voor adressen van en informatie over stage-instellingen waarmee de opleiding contacten onderhoudt, evenals van nieuwe stageplaatsen en –projecten, en onderzoeksstageplaatsen binnen en buiten de opleiding. Wij doen ons best deze lijst actueel te houden, maar kunnen daarvoor geen garanties geven. Oriënteer je ook in je eigen omgeving en netwerk op andere stagemogelijkheden; deze moeten wel goedgekeurd worden door de stagecoördinator. Je kunt ook kijken op de website voor alumni POW (http://pow-alumni.socsci.uva.nl/). Hier staan onder de knop Externe links veel verwijzingen naar instellingen, die veelal ook stageplaatsen aanbieden. Ook kun je het Overzicht leden raadplegen. Klik hiertoe op de kolom Werksoort en zoek de werksoort naar voorkeur. Via de webmaster kun je een e-mail sturen naar een alumnus. Bovendien is het raadzaam om eens langs te gaan bij het Loopbaan Advies Centrum (LAC) van de UvA. Dit centrum begeleidt studenten bij hun opleidingskeuzen, ondersteunt hen bij de overstap naar de arbeidsmarkt en vergroot de toegankelijkheid van de UvA voor werkgevers en alumni. Kijk ook regelmatig op onze eigen website, waar vaak interessante stagemogelijkheden worden aangeboden. Overleg zo nodig bijtijds met de stagecoördinator of de studieadviseur. Ook de scriptie kan bij de keuze van een stageplaats een rol spelen. Een aantal stagebiedende instellingen geeft de voorkeur aan een stage die gekoppeld is aan een onderzoek en dan ligt het onderwerp voor de scriptie vast. Het scriptieonderwerp moet in dat geval uiteraard de instemming hebben van de verantwoordelijke scriptiebegeleider. Nogmaals: Nieuwe instellingen, waar de opleiding niet eerder contacten mee onderhield, dienen door de coördinator te worden goedgekeurd. Stap 2 Solliciteren Als op grond van deze oriëntatie een keuze gemaakt is, kan je starten met de sollicitatie. In de sollicitatiebrief, dan wel in je bijgevoegde CV, staan in elk geval: • je motivatie voor de vorm van interventie of hulpverlening die de instelling biedt; • wat je er wilt leren; • welke relevante theoretische basis aanwezig is en eventueel welke relevante vooropleiding en werkervaring je hebt; • welke voorwaarden door de opleiding aan de stage worden gesteld; • in welke periode je stage wilt lopen en of een langere stage voor jou aantrekkelijk is. Het sollicitatiegesprek op de instelling wordt door de student zelfstandig gevoerd. Stap 3 Aanmelding via SIS Via de aanmelding kan de benodigde begeleidingscapaciteit gepland worden. Niet of te laat aanmelden kan als consequentie hebben dat studievertraging optreedt. Bovendien kunnen alleen aangemelde studenten via Blackboard gericht geïnformeerd worden over mogelijke sta13
geplaatsen en voorlichtingsbijeenkomsten. Meld je dus tijdig aan. Bij niet (tijdig) aanmelden loop je het risico dat er geen begeleidingscapaciteit aanwezig is en je dus niet kunt beginnen met de afstudeerfase. Voltijdstudenten die in januari met de stage beginnen, moeten zich vóór 1 november aanmelden via SIS. Deeltijders beginnen met de stage in september in het jaar erop en melden zich voor de stage voor 1 juni aan. Aanmelden doe je onder de administratiecode POW en dan kies je voor: • 7014A456PS: Stage beleid en onderzoek • 7014A456RS:Stage in klinische setting Zie voor nadere omschrijving van de verschillende stagetypen de hoofdstukken 4 en 5. Stap 4 Stagecontact Als instelling, begeleider en student tot overeenstemming zijn gekomen, wordt een stagecontract opgesteld (bijlage 2). Daarin wordt vastgelegd wat afgesproken is met betrekking tot: • de praktijkbegeleiding • de begeleiding bij bijzondere activiteiten • de duur van de stage en de werktijden • eventuele financiële regelingen. Het contract is verplicht en moet uiterlijk binnen 1 week na aanvang van de stage door alle betrokkenen zijn ondertekend. Sommige organisaties geven een stagevergoeding, mede afhankelijk van de CAO-afspraken die daarvoor van toepassing zijn. Dit kan invloed hebben op de hoogte van de basisbeurs. Vaak ben je als stagiair verzekerd volgens de sociale verzekeringswet. De Basisverzekering voor ziektekosten blijft in de stageperiode van kracht. Als je niet onder de WA verzekering van de instelling valt, moet je zelf voor adequate verzekering zorgdragen. Stap 5 Uitwerken stageplan met leerdoelen Wanneer een stageplaats is gevonden, meld je dit voor stage bij orthopedagogische instellingen per mail bij de stagecoördinator, drs Maartje Wijnekus (
[email protected]). Voor stages bij forensische orthopedagogische instellingen meld je dit per mail bij de stagecoördinator drs. Arna van Beek,
[email protected]. Geef in je mail het adres van de instelling, en globaal ook de aard van de doelgroep (bijvoorbeeld: jeugdzorg, onderwijs, GGZ, enz.) Vermeld ook de begindatum van je stage en of je GZcasuïstiek gaat doen (zie par. 4.4). Vervolgens maak je een ontwerp stageplan, dat wordt goedgekeurd door de stage instelling, en in overleg met de praktijkbegeleider uitgewerkt in leerdoelen (zie onder verslaglegging). Dit gebeurt voorafgaand aan, of in het begin van de stage. Later moet het stageplan tijdens de groepsbijeenkomst door je UvAbegeleider worden goedgekeurd. Stap 6 Uitvoering en van de stage In de eerste maand van de stage worden het stagecontract, het stageplan met de leerdoelen definitief gemaakt. Onder begeleiding en conform de vastgelegde tijdsafspraken geeft de student verder uitvoering aan het onderdeel. Tijdens de stage neemt de student deel aan de tweewekelijkse stagegroep van de opleiding waarbij hij of zij is ingedeeld, en volgt ook de verschillende gastcolleges. Deze bijeenkomsten zijn verplicht, minimaal 80% aanwezigheid. Zie verder hoofdstuk 6 en 7. Tijdens de tussentijdse evaluatie wordt de stand van zaken opgemaakt. Mocht de stage niet naar tevredenheid verlopen, dan zullen in overleg oplossingen worden gezocht. De stagiaire wordt aangeraden bij problemen snel in contact te treden met zijn of haar Uva-begeleider. Stap 7 Administratieve afhandeling, afsluiting 14
De onderwijsadministratie ontvangt van de begeleider het ingevulde uitslagenbriefje. De onderwijsadministratie draagt zorg voor de registratie van de uitslag en verzending van het cijfer via de mail aan de student. Opmerking Studenten moeten rekening houden met een zeer arbeidsintensief jaar, waarin veel initiatief, zelfstandigheid en doorzettingsvermogen van de student wordt gevraagd. Wanneer je stage en scriptie met succes binnen een half jaar afgerond wilt hebben, moet je rekenen op een studiebelasting van zeker 40 uur per week. Als je daarnaast ook nog werkt, zal een uitloop van enige maanden tot een half jaar te verwachten zijn. 8.2 Verslaglegging 8.2.1 Formeel-technische eisen Alle verslagen moeten voldoen aan de volgende formeel-technische eisen: - Verslagen dienen te zijn getypt in lettergrootte 11 of 12 met regelafstand 1. - Verslagen dienen voorzien te zijn van een Inhoudsopgave en Inleiding - Pagina’s dienen te zijn genummerd. - Alle literatuur dient te worden vermeld volgens APA normen (zowel in de tekst als in de literatuurlijst)(www.apastyle.org/styletips.html) - Taalgebruik dient correct te zijn: • geen (of slechts enkele) spelfouten • juiste grammatica en zinsvorming • formeel taalgebruik (geen ik-vorm, behalve in reflectieverslagen) zonder te vervallen in vakjargon 8.2.2 Stageplan met Leerdoelen Voor of aan het begin van de stage stelt de student leerdoelen op, en bespreekt deze met de praktijkbegeleider o.a. op haalbaarheid binnen de instelling. De stagebegeleider van de opleiding beoordeelt de leerdoelen, en bespreekt deze in de groep. Bij het formuleren van de leerdoelen zijn de volgende zaken van belang: 1) Leerdoelen worden gevormd op een viertal domeinen: • De stage-instelling of organisatie • Diagnostiek • Behandeling • Persoonlijk functioneren 2) Op deze domeinen zijn de volgende aspecten te onderscheiden: Theoretische kennis (kennis van theorieën en modellen) en reflectie Methodische kennis en kunde (kennis van procedures en methodieken en deze kunnen toepassen en hanteren) Vaardigheden (schrijf-, gespreks-, observatie- en testvaardigheden) 3) De leerdoelen worden concreet geformuleerd (Ik kan.., Ik ken…, Ik beheers…, Ik ben in staat…, Ik heb inzicht in…, Ik kan toepassen…etcetera) 4) Aan de hand van concrete activiteiten wordt aangegeven hoe de stagiaire de doelen denkt te behalen. Hierbij is er een opbouw in complexiteit van de activiteiten. 5) De leerdoelen worden uitgezet in de tijd. Bij beleids- en onderzoekstages worden de leerdoelen ontwikkeld al naar de specifieke werkzaamheden. In plaats van in de domeinen diagnostiek en behandeling kunnen beleids- en onderzoeksstagiaires doelen formuleren op het domein ‘wetenschappelijk onderzoek’, respectievelijk ‘beleidsontwikkeling’. Op deze domeinen kunnen onder andere de volgende aspecten worden onderscheiden
15
•
Theoretische kennis (kennis van theorieën en modellen, methodologie en statistiek, theorie over beleidsontwikkeling) en reflectie. Het kunnen toepassen van deze kennis t.b.v. methodiekontwikkeling, deskundigheidsbevordering en kwaliteitszorg. Vaardigheden (search- en documentatievaardigheid. Statistische analyses kunnen maken, opzetten en uitvoeren van onderzoek, schrijfvaardigheden).
8.2.3 Instellingsverslag Zes-acht weken na het begin van de stage levert de student een instellingsverslag in dat door de stagebegeleider en door de instelling moet worden goedgekeurd. Dit verslag heeft een omvang van 5 à 10 bladzijden en geeft een beeld van de plaats en functie van de instelling binnen het werkveld. In het verslag zijn de volgende onderwerpen opgenomen: - naam en adres van de instelling - beknopt overzicht van historische ontwikkeling van het werkveld en de instelling - organisatieschema, doelstelling en bestuursvorm van de instelling - beschrijving van de doelgroep(en) en de cliënten - disciplines binnen de instelling, w.o. een beschrijving van de taken van de (ortho)pedagoog die als praktijkbegeleider fungeert - beschrijving van de theoretische uitgangspunten, werkwijzen en methoden van de instelling. - beschrijving van vergaderstructuur en overlegmomenten - beschrijving van de afdeling waar de stagiaire werkzaam is De afgrenzingen tussen pedagogische en andere gedragswetenschappelijke disciplines, de samenwerking tussen de verschillende disciplines, en ieders specifieke inbreng op verschillende beslismomenten verdienen speciale aandacht. Dit verslag heeft de functie voor de student om thuis te raken in de instelling. Neem niet klakkeloos informatie over van de website, maar laat in je verslag zien dat je een goed inzicht hebt ontwikkeld in structuur, werkwijze en vakinhoudelijke kenmerken van je stage instelling. 8.2.4 Tussentijdse evaluatie Omstreeks halverwege de stageperiode vindt een eerste evaluatiegesprek plaats tussen de praktijkbegeleider van de instelling, de begeleidende docent en de student. Uitgangspunt zijn de opgestelde leerdoelen met het bijbehorende activiteitenplan, en het eerste deel van het competentieprofiel (bijlage 3 & 4). Dit geeft alle betrokkenen inzicht in de vorderingen van de stagiaire. Eventueel kunnen op grond van dit gesprek bijstellingen plaats vinden in de geplande activiteiten van de stagiaire. Ten behoeve van dit gesprek wordt door de student een tussentijds evaluatieverslag geschreven van ongeveer 5 pagina’s waarin dezelfde punten aan de orde komen als genoemd bij het eindverslag. In het bijzonder dient hier te worden aangegeven welke leerdoelen in de resterende periode nog extra aandacht behoeven en de eventuele specifieke wensen van de stagiaire. Dit verslag wordt een week van te voren opgestuurd aan de praktijkbegeleider en de stagebegeleider. 8.2.5 Eindverslag In het eindverslag worden zowel het proces (wat is je ontwikkeling geweest als stagiaire en hoe is die verlopen) als de eindtermen (wat heb je bereikt in termen van leerdoelen) besproken. Naast de leerdoelen en het activiteitenplan komen in het eindverslag de volgende onderwerpen aan de orde: - kritische beschouwing van de eigen werkzaamheden
16
- reflectie op de relatie tussen in de opleiding verworven kennis en de verrichte activiteiten - persoonlijke evaluatie van de stage en het werk in de instelling, inclusief reflectie op verworven inzichten in het eigen beroepsperspectief - eventueel: thema’s die vanuit de afstudeerspecialisatie gesteld worden. Het verslag heeft een omvang van ongeveer vijftien bladzijden A4, exclusief de bijlagen, en wordt een week van te voren rondgestuurd. 8.2.6 Stageprofiel Na afloop van de stage schrijft de student een kort profiel van de stageplaats, dat gebruikt wordt voor het informeren van nieuwe stagiaires via BB. Dit profiel behoeft de instemming van de instelling. In dit profiel komen de volgende punten aan de orde: - naam en adres van de instelling - doel en bereik van de instelling - duur van de stage - gerealiseerde leerdoelen - type stage - contactpersoon, wijze van solliciteren, en eventueel tijdpad - website, e-mailadres Dit verslag heeft de omvang van maximaal 1 A4-tje, en je stuurt het per mail naar de stage coördinator. Inleveren van het stageprofiel is voorwaarde voor het afsluiten van de stage. 8.2.7 Presentatie Iedere stagiaire geeft een presentatie voor de groep van een casus en/of een onderwerp dat relevant is voor zijn of haar stageplek of voor de stagegroep. 9. Beoordeling Tijdens de tussentijdse evaluatie wordt vooral het proces besproken: is de stagiaire op de goede weg, zijn tussendoelen bereikt? Er zal een voorlopige beoordeling worden gegeven in de vorm van een voorlopig cijfer. Tijdens de eindevaluatie worden zowel proces als eindresultaat besproken volgens het competentieprofiel en de stagedoelen. Bij de beoordeling wordt mee gewogen: • het oordeel van de praktijkbegeleidster. • eindresultaat: Zijn de stagedoelen behaald? Zo nee, waarom niet? • proces: leert de stagiaire van feedback en eigen reflectie? Kan de stagiaire het eigen leerproces aansturen? • participatie in de groep: een inhoudelijk relevante bijdrage leveren zonder dominant te zijn; uitnodigend naar anderen toe, anderen de ruimte geven; respectvolle attitude. • kwaliteit van de verslaglegging: structuur, taalgebruik, volledigheid, gebruik en verwijzingen naar literatuur. • inzet en consciëntieusheid: voldaan aan tijdlimieten, op tijd inleveren verslagen, aan afspraken houden, op tijd komen. • kwaliteit van de presentatie: inhoudelijk en presenteervaardigheden De beoordeling kent aldus zowel procesgerichte als productgerichte kanten. Criteria zijn steeds de opleidingsdoelstellingen en de leerdoelen die door de student zijn geformuleerd. Van belang bij de beoordeling is of en op welke wijze deze doelen zijn bereikt. Daarnaast speelt ook het competentieprofiel een belangrijke rol. De beoordeling wordt uitgedrukt in een cijfer van 1 (uitermate slecht) t/m 10 (uitmuntend). Als de stage met een onvoldoende wordt beoordeeld, worden aanvullende eisen gesteld of wordt een nieuwe stage gepland.
17
10. Feedback en coördinatie - Verslagen: de UvA begeleidster geeft mondeling of schriftelijk (per mail) feedback op de ingeleverde verslagen. De student wordt in de gelegenheid gesteld deze feedback te verwerken indien noodzakelijk. Hierbij wordt gelet op de formeel-technische als op de inhoudelijke eisen (zie hoofdstuk 8). - Functioneren op de stageplek: de UvA begeleidster geeft feedback in gesprekken op een aantal aspecten (zie hoofdstuk 9) - GZ Casuïstiek: de UvA begeleidster geeft feedback op de casuïstiek die omgezet wordt volgens de NVO richtlijn. De student verwerkt deze feedback. Meerdere rondes zijn meestal nodig voordat de casuïstiek als voldoende wordt beoordeeld. Met voldoende wordt bedoeld: de NVO richtlijn is toegepast waarbij het diagnostisch redeneerproces helder, consistent en logisch is. - Presentatie: medestudenten in de stagegroep geven mondeling en/of schriftelijk feedback op een aantal aspecten (Inhoud; nonverbaal gedrag, dia’s, interactie, taalgebruik). Coördinatie De coördinator van de stages Orthopedagogiek is drs. Maartje Wijnekus, mailadres:
[email protected]. Via de mail kan een afspraak gemaakt worden, bijvoorkeur op vrijdag, kamer G0.12. Studenten Forensische pedagogiek wenden zich voor inhoudelijke vragen rond de stage tot drs Arna van Beek, mailadres:
[email protected], kamer G0.03.
11.
Overige zaken
11.1 Tussentijdse onderbreking van de stage In het geval dat de student, bijvoorbeeld door ziekte, niet in staat is de stageverplichtingen na te komen moet dit onmiddellijk worden gemeld aan de praktijkbegeleider binnen de instelling en aan de stagebegeleider. Als een dergelijke onderbreking van langere duur is (geweest), moet in overleg met beide begeleiders en student bezien worden of door een aanpassing van het plan voor de resterende periode het alsnog mogelijk is de leerdoelen te realiseren en te voldoen aan de eisen. Studenten met een beurs moeten de vertraging tevens melden bij de studieadviseur om eventueel in aanmerking te kunnen komen voor een bijdrage uit het afstudeerfonds. Als de stage-instelling de student niet meer de gelegenheid wil bieden de stage te voltooien, zal de begeleidende docent op grond van een voorlopig eindverslag moeten beoordelen in hoeverre de reeds opgedane ervaringen als stage kunnen gelden en in welke vorm, bijvoorbeeld een kortdurende stage elders, deze leerervaringen gecomplementeerd kunnen worden. Indien de voortijdige beëindiging in een vroeg stadium van de stage plaatsvindt, zal in de meeste gevallen een volledige stage bij een andere instelling het enige alternatief zijn. 11.2 Stage in het buitenland Zowel de opleiding als de UvA bieden in toenemende mate de mogelijkheid om stage in het buitenland te lopen. Het kan om een praktijkstage gaan maar ook om een onderzoekstage. Een verblijf in het buitenland is een unieke ervaring zowel vanuit academisch oogpunt als voor je persoonlijke ontwikkeling. Een buitenlandse stage kan ook belangrijk zijn voor je CV. Werkgevers beoordelen werknemers steeds meer op hun internationale ervaring. Een stage in het buitenland hoeft geen studievertraging op te leveren. In een zgn. Learning Agreement kun je voor het vertrek samen met de begeleider vaststellen voor hoeveel punten de stage telt; waardoor je zeker bent van de te behalen studiepunten. Belangrijk is dat je een begeleider bij de opleiding hebt en een begeleider in het buitenland zodat je verzekerd bent van
18
feedback. Vanzelfsprekend dien je de (belangrijkste) taal van het betreffende land te beheersen. Voor een stage in het buitenland kan het hebben van een rijbewijs noodzakelijk zijn. Voor informatie over beurzen en fondsen kun je contact opnemen met Jelka Driehuis, de contactpersoon Internationalisering. Tel. 020 5251234,
[email protected] 11.3 Geschillenregeling Als de stagiaire in conflict komt met een of meer personen binnen de stage-instelling en dit conflict belemmerend werkt op de voortgang van de stage, moet in eerste instantie getracht worden dit conflict in overleg met de praktijkbegeleider op te lossen. De stagiaire is verplicht het bestaan van een dergelijk conflict te melden aan de stagebegeleider van de opleiding. Als, ook na bemiddeling van de stagebegeleider, het conflict onoplosbaar blijkt - waardoor een normaal verloop van de stage onmogelijk wordt - zal gehandeld moeten worden als bij een tussentijdse onderbreking. Bij een verschil van mening tussen student en stagebegeleider dat niet onderling kan worden opgelost, kan de eindverantwoordelijke coördinator, de onderwijsdirecteur of de examencommissie om een uitspraak gevraagd worden. Zie verder de beroepsprocedures in de studiegids. 11.4 Niet nakomen van de stageverplichtingen Als het voor de stage-instelling of de praktijkbegeleider niet mogelijk blijkt aan de in het stagecontract overeengekomen verplichtingen te voldoen, moeten de praktijkbegeleider en de student dit onmiddellijk melden aan de stagebegeleider van de opleiding. In onderling overleg tussen de drie betrokkenen kan geprobeerd worden het stagecontract aan te passen, waarbij de officieel vastgestelde eisen gehandhaafd blijven. Als de stagiaire de in het stagecontract vastgestelde verplichtingen niet nakomt, moet dit eveneens worden gemeld. Mocht na overleg tussen student en begeleider van de opleiding daar geen verbetering in komen, dan kan de begeleider er toe overgaan de tot dan gevolgde stage nietig te verklaren. De student zal dan opnieuw moeten beginnen met het uitvoeren van een stage, en wel bij een andere stage-instelling. Als de student daar zodanig functioneert dat ook deze nieuwe stage geen perspectief biedt, is het staken van de studie de enige mogelijkheid.
11.5 Ongeschiktheid student tot het aangaan van een uitvoerende stage Indien naar het stellige oordeel van de stagebegeleider, coördinator afstudeerfase, docent(en) van de opleiding en/of de onderwijsdirecteur een student ongeschikt geacht wordt om een uitvoerende stage in direct contact met cliënten in een pedagogische beroepspraktijk aan te gaan, kan de examencommissie POW - gehoord de partijen - de desbetreffende student elke medewerking ontzeggen tot de vervulling van een dergelijke stage.
12. Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module. Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de
19
vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen. Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat. Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd. Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie ook Serviceplein voor studenten, Fraudeen plagiaatregeling, http://www.student.uva.nl/fraudeplagiaat/voorkomen.cfm, en OER bachelor- en masteropleiding Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde, artikel 5.14. Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure.
20
BIJLAGE 1: VOORBLAD STAGEPLAN ORTHOPEDAGOGIEK
Student Naam: Adres: Postcode en Woonplaats: Telefoon 06: E-mailadres: Studentnummer: Opleiding Leerstoelgroep: Stagebegeleider: Korte schets stage:
Aantal studiepunten: Aanvang stage: Einde stage: Instelling Stage-instelling: Adres: Afdeling: Praktijkbegeleider: Telefoon: E-mail-adres: Datum:
Handtekening student:
Naam en handtekening stagebegeleider:
21
BIJLAGE 2: FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht 130, 1018 VZ Amsterdam
STAGECONTRACT VOOR EXTERN GEBRUIK 1. Naam student(e): Postcode en woonplaats: Telefoon 06: studentnummer: Handtekening voor akkoord 2. Stagebiedende instelling: Adres: Postcode en plaats: Telefoon en mailadres: Vertegenwoordigd door: (naam + functie) Handtekening voor akkoord
3. Namens de opleiding Pedagogische Wetenschappen Naam + functie Handtekening voor akkoord Datum: Bovengenoemde personen verklaren met inachtneming van deze overeenkomst te gaan samenwerken opdat de student de stage-eindtermen, zoals vermeld in de Studiehandleiding Stage Master Orthopedagogiek van de opleiding Pedagogische Wetenschappen, kan realiseren. Deze overeenkomst omvat de volgende bepalingen:
22
Artikel 1 De stage omvat totaal .……. ..uren, dat is ……… studiepunten (één studiepunt = 28 uur). De stage vindt plaats in de periode van……………….………..tot………………………… Hierbij is de stagiaire voor ..........…………….uur per week werkzaam bij de stage-instelling. De werktijd wordt als volgt over de week verdeeld: maandag.………………………..uur dinsdag.…………………………uur woensdag………………………..uur donderdag…………………….…uur vrijdag.…………………………. uur Artikel 2 Tijdens deze periode worden de eindtermen van de stage gerealiseerd volgens het als bijlage toe te voegen Activiteitenplan. In die gevallen waarin de onderzoekscriptie betrekking heeft op het werk van de stagebiedende instelling, vindt tijdens de stage, in overleg met de opleiding, de vaststelling plaats van het onderwerp en de probleemstelling van de onderzoekscriptie. Deze opzet voor het onderzoek behoeft de instemming van de stagebiedende instelling, de stagiaire en de docentbegeleider. De laatste is verantwoordelijk voor de begeleiding van de onderzoekscriptie. Artikel 3 De stagebiedende instelling wijst als verantwoordelijke voor de praktische werkzaamheden en als begeleider van de stagiaire binnen de instelling aan: Naam..………………………………………………………………………………………. Functie………………………………………………………………………………………. Bereikbaar op.……………………………………………………………………………….. De begeleidingsgesprekken vinden bij voorkeur wekelijks plaats, maar tenminste gedurende anderhalf uur per veertien dagen en wel op……………..dag, gedurende……………uur. Naast de onder verantwoordelijkheid en begeleiding van bovengenoemde persoon uit te voeren reguliere werkzaamheden, kan de stagiaire deelnemen aan bijzondere, meer incidentele activiteiten. Voor zover al bekend, dienen deze hieronder te worden aangegeven. De stagiaire neemt deel aan de volgende bijzondere activiteiten: ……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. Hij/zij zal daarbij worden begeleid door …………………………………………………….. 23
Artikel 4 De Opleiding Pedagogische Wetenschappen wijst als docent-begeleider van de stage aan: ..................................................................................................................................……….. Deze is belast met de begeleiding van de stagiaire bij de integratie van theorie en praktijk en ziet er op toe dat de stagiaire gericht is/blijft op de eindtermen van de stage. Deze begeleiding vindt eenmaal per veertien dagen plaats op..........................…………………………………… Artikel 5 De stagiaire dient zich met vragen en problemen bij de invulling van de stage in eerste instantie tot de praktijkbegeleider te wenden. Als in dit contact geen oplossing gevonden kan worden, wordt de docent-begeleider ingeschakeld, waarna zonodig een driegesprek plaats vindt. Artikel 6 De stagebiedende instelling biedt een financiële vergoeding van € .…………… per …………… De stagiaire heeft recht op een reiskostenvergoeding ter hoogte van € .……...........per..........…… Vrije dagen in verband met feestdagen zijn overeenkomstig de geldende CAO voor de stageinstelling. Artikel 7 De stageverlenende instelling vrijwaart de stagiaire van het risico van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad en wanprestatie. Artikel 8 Ingeval van verzuim ten gevolge van ziekte moet voor 9.30 uur een ziekmelding worden gedaan bij ...……………………………….van de stagebiedende instelling. Bij een verzuim van langer dan één week, dient bovendien de docent-begeleider te worden geïnformeerd. Artikel 9 De stagiaire dient zich strikt te houden aan de binnen de stage-instelling geldende voorschriften omtrent geheimhouding en de voor de beroepsgroep geldende regels voor de beroepsethiek (Beroepscodes NVO of NIP). Ter meerdere verzekering hiervan heeft de stagebiedende instelling recht op inzage van alle schriftelijke stukken en andere soorten informatie die door de stagiaire worden opgesteld of verzameld en die niet uitsluitend het eigen gebruik dienen. Artikel 10 Tijdens de stageperiode wordt het leerproces van de stagiaire geëvalueerd in een gesprek tussen de stagiaire, de praktijkbegeleider en de docent-begeleider. De evaluatiegesprekken vinden halverwege en aan het eind van de stage plaats, aan de hand van schriftelijke evaluatieverslagen opgesteld door de stagiaire. De opleider bepaalt de uiteindelijke beoordeling. Als naar het oordeel van de student, de praktijkbegeleider of de docent-begeleider de stage niet naar wens verloopt, kan elk van hen een tussentijdse evaluatie inlassen. Begeleiders kunnen tussentijds onderling contact houden.
24
BIJLAGE 3 Competentieprofiel stagiaires orthopedagogiek: Klinische stage Het competentieprofiel valt uiteen in twee onderdelen: o kennis, vaardigheden en attitudes die halverwege de stage aanwezig moeten zijn wil een orthopedagoog in opleiding goed kunnen functioneren. Dit gedeelte is te gebruiken bij de tussentijdse evaluatie en heeft vooral betrekking op het proces van de stage. o kennis, vaardigheden en attitudes die aanwezig moeten zijn wil een junior orthopedagoog zelfstandig kunnen functioneren. Dit gedeelte is te gebruiken bij de eindevaluatie en heeft vooral betrekking op de eindtermen van de stage. Proces 1. Attitude: o Een respectvolle, klantgerichte houding o Motivatie en betrokkenheid o Leerbaarheid: open staan voor en gebruik maken van feedback o Zelfstandigheid en initiatief o Zelfvertrouwen en vertrouwen in de ontwikkelingsmogelijkheden van anderen 2. Vaardigheden o Adequate omgang met cliënten (ouders en kinderen) en collega’s o Samen kunnen werken o Organisatievermogen o Gespreksvaardigheden o Kunnen hanteren van diagnostische middelen 3. Kennis en theoretische diepgang: o Kennis van diagnostische procedures en fasering (intake, inclusief anamnese, hypothesevorming en –toetsing, onderzoek, integratie gegevens) o Kennis van behandelingsmethodieken o Kennis van pedagogische, (ontwikkelings)psychologische en psychiatrische theorieën en (behandelings)modellen 4. Verslaglegging o In correct en foutloos Nederlands kunnen schrijven o Teksten kunnen structureren en logisch kunnen opbouwen o Helder en beknopt kunnen formuleren 5. Uitvoering deelbehandeling o Volgens een behandelprotocol kunnen werken en dit protocol kunnen toepassen o Indicaties en contra indicaties voor behandeling kennen o In de behandeling kunnen aansluiten op de sterke en minder sterke kanten van de client
25
Eindtermen 1. Attitude Zie ommezijde 2. Vaardigheden o Voorgelegde adviezen overtuigend kunnen brengen o Samenwerkingsprocessen (groepsleiding; leerkrachten) kunnen bevorderen o Het kunnen plannen en organiseren van alle taken van een orthopedagoog o Assertief kunnen optreden en grenzen kunnen aangeven o Het uitvoeren van diagnostisch onderzoek volgens vaststaande procedures o Het vertalen van onderzoeksgegevens naar adviezen, c.q. handelingsplannen o Beheersing van gespreksvaardigheden: luisteren, zich verplaatsen in de boodschap van de ander en de ander volgen; de ander ruimte geven in gesprek, uitnodigend zijn; gevoelens en behoeften van de anderen verwoorden; heldere taal gebruiken; evenwicht vinden tussen volgen en sturen 3. Kennis, theoretische diepgang en reflectie o Het mobiliseren en toepassen van kennis van pedagogische, (ontwikkelings)psychologische en psychiatrische theorieën en (behandelings)modellen o Kritische opstelling o Ethische reflectie o Het kennen van de grenzen van de eigen competentie en daarbinnen handelen 4. Verslaglegging o Kan onderzoeksverslagen, rapporten en plannen schrijven o Kan, onder begeleiding, diagnostische conclusies formuleren 5. Uitvoering deelbehandeling o Het - onder begeleiding - uitvoeren c.q. begeleiden van een (deel)behandeling volgens vaststaande methodieken, c.q. protocollen
26
Bijlage 4: Competentieprofiel stagiaires orthopedagogiek: onderzoekstages Het competentieprofiel voor de onderzoekstages bestaat net als dat voor de klinische stages uit drie onderdelen: Attitudes, Vaardigheden en Kennis. Aan het begin van de stageperiode worden de leerdoelen omschreven, halverwege wordt geëvalueerd hoe ver de student gevorderd is, en aan het eind van de stage wordt het competentieprofiel getoetst. Attitude: - Motivatie en betrokkenheid - Interesse in theoretische en methodologische vraagstukken, - bereidheid tot kennisuitbreiding - Een respectvolle houding t.o. proefpersonen en anderen - Leerbaarheid: open staan voor en gebruik maken van feedback - Kritisch-analytische houding t.o. v. wetenschappelijke literatuur - Zelfstandigheid en initiatief - Nauwkeurigheid en tempo - Zelfvertrouwen en vertrouwen in anderen Vaardigheden - Search- en documentatievaardigheden - Onderzoeksliteratuur kunnen begrijpen - Statistische analyses kunnen uitvoeren, beschrijven, en interpreteren - Het uitvoeren van onderzoek volgens vaste procedures - Kunnen hanteren van onderzoeksmiddelen, zoals tests, film, etc. - Onderzoeksliteratuur kunnen maken (End Note, Web of Science, e.d.) - Meewerken aan het maken van een onderzoeksdesign - Meewerken aan het maken van een coderingssysteem - Meebeslissen over de selectie van onderzoeksinstrumenten - Adequate omgang met cliënten (ouders en kinderen) en collega’s - Samen kunnen werken - Gespreksvaardigheden - Kunnen plannen en organiseren van alle taken van een orthopedagogisch onderzoeker - Assertief kunnen optreden en grenzen kunnen aangeven Kennis, theoretische diepgang en reflectie: - Kennis van pedagogische, (ontwikkelings)psychologische en psychiatrische theorieën en (behandelings)modellen - Ideeën kunnen ontwikkelen voor verder onderzoek en klinische implicaties - Verdiepte kennis van onderzoeksthematiek, zowel theoretisch als methodologisch - Kennis van methodologie en statistiek - Mogelijke nieuwe onderzoeksvragen kunnen maken - Ethische reflectie, inzicht in mogelijke spanning tussen onderzoek- en cliëntbelang - Inzicht in het belang van wetenschappelijk evidentie voor de klinische praktijk, en v.v.: - Besef dat klinische oordelen moeten berusten op wetenschappelijke evidentie Verslaglegging - In correct en foutloos Nederlands kunnen schrijven - Evaluatieverslagen kunnen schrijven - Teksten kunnen structureren en logisch kunnen opbouwen - Helder en beknopt kunnen formuleren - Onderzoeksresultaten (met hulp) adequaat kunnen weergeven - Conclusies kunnen trekken in overleg met begeleider - Onderzoeksverslag, artikel, of nieuw onderzoeksinstrument voltooien 27
BIJLAGE 5:
Eisen voor de basisaantekening diagnostiek (klinische stage met accent op diagnostiek) Om de basisaantekening te halen moet de student een diagnostische stage hebben gelopen waarbij het grootste deel van de werkzaamheden heeft bestaan uit diagnostische activiteiten. De diagnostische stage wordt afgesloten met het bewerken van drie casus psychodiagnostiek, volgens de NVO richtlijnen. Eén casus kan gericht zijn op indicatiestelling (ad. A) of kan de casus uit het master practicum betreffen (ad. B). De (overige) twee casus moeten aan een aantal eisen voldoen (ad. C). A. Casus m.b.t. indicatiestelling Het diagnostisch verslag is eveneens geschreven volgens de NVO richtlijnen. De hypothesen mogen indicerend zijn, dat wil zeggen, er zullen onderzoekshypothesen worden gevormd die zijn afgeleid uit de criteria die het Speciaal Basisonderwijs aan toelating stelt (zie: Resing e.a. (2008), Amsterdam: Boom). Ook toelatingsonderzoek voor het Speciaal Onderwijs is toegestaan. B. Casus uit het practicum De papieren casus uit het master practicum kan gebruikt worden als minstens twee van de in de casus voorgestelde genormeerde instrumenten ook daadwerkelijk bij een cliënt worden afgenomen. In de procesbeschrijving hiervan komen de volgende punten aan de orde: 1) Inleiding: de context waarin het instrument werd gebruikt: - hulpverleningscontext - de context van de casus zoals geslacht, leeftijd en problematiek van de cliënt; - de diagnostische vraagstelling (en eventueel hypothese) die m.b.v. het instrument werd beantwoord, c.q. getoetst 2) Korte beschrijving van het instrument (meetpretentie). Waarom wordt dit instrument gebruikt en geen ander? 3) Hoe ging de afname/waar liep je tegenaan? - Hantering materiaal en gestandaardiseerde testsituatie - Contactname met het kind - Observatie van het kind in de testsituatie 4) Hoe ging de verslaglegging/interpretatie? - Bruikbaarheid van de handleiding - Scoring ruwe testgegevens - Profielanalyse en –interpretatie - Koppeling aan de vraagstelling - Verslaglegging in de voor de cliënt begrijpelijke termen 5) Evaluatie: waar moet je de volgende keer alert op zijn? Bijlage: casus uit de module (omvang per instrument 1 pag.) C. Eisen waar de casuïstiek aan moet voldoen: 1) Als de ‘papieren’ casus niet door de student wordt gebruikt: niet alle stappen (intake, onderzoek, advies) van de casus hoeft de student zelf uit te voeren met dien verstande dat, verdeeld over de drie casus, iedere stap minstens één keer zelf moet zijn gedaan. Bovendien moet in twee van de drie casus het onderzoek zijn uitgevoerd door de stagiaire. De gegevens uit de tweede hand worden gebruikt bij het volledig bewerken van de casus volgens de richtlijnen.
2) Als de ‘papieren casus’ wel wordt gebruikt: naast de eisen uit punt B, eveneens: het onderzoek in de tweede en derde casus moet zijn gedaan door de student zelf; één intake en één adviesgesprek mag worden gemist. De gegevens uit de tweede hand worden gebruikt bij het volledig bewerken van de casus volgens de richtlijnen. 3) In iedere casus moeten minstens vier richtinggevende hypothesen worden gevormd, waarvan minstens één hypothese betrekking heeft op contextfactoren en één hypothese veranderingsgericht is. 4) Naast gesprek en observatie moet in iedere casus minstens één genormeerd en individueel bij het kind afgenomen instrument zijn gebruikt. Dit moet in elk van de drie casus een ánder instrument zijn. Wordt de ‘papieren casus’ gebruikt: in elk van de twee casus twee verschillende genormeerde instrumenten, waarvan minstens één individueel afgenomen.
Het diagnostisch verslag omvat de volgende punten: 1) Klacht en vraagstelling 2) Analyse van het probleem 3) Diagnostisch perspectief 4) Toetsing 5) Diagnostische conclusie De volledige richtlijnen zijn te downloaden van de website van de NVO (NVO.nl) en op Blackboard.
29
Bijlage 6 Richtlijnen GZ-casuïstiek/Basisaantekening Diagnostiek en (extra) klinische stage POWL vanaf 1 september 2012
a) Bij de GZ-casuïstiek kan tot uiterlijk vier maanden na het behalen van de stage kosteloos begeleiding worden verleend. Ook als de student in kwestie in de tussentijd inmiddels is afgestudeerd. b) Indien bij punt a genoemde termijn is verstreken, worden begeleidingskosten in rekening gebracht; uitgaande van € 150,- per studiepunt = totaal € 1050,- (10 uur begeleiding, omgerekend 7 ects). Indien student in kwestie nog ingeschreven is, kunnen er geen kosten in rekening worden gebracht, maar duurt de begeleiding maximaal 6 maanden na afsluiting van de stage. c) Diegenen die besluiten de basisaantekening diagnostiek te halen, dienen een klinische stage te volgen dan wel gevolgd te hebben. Indien geen klinische stage is gelopen en student in kwestie wil na afstuderen deze alsnog volgen, worden er naast de kosten voor casuïstiekbegeleiding (zie punt b) € 2100,- in rekening gebracht (14 ec x € 150,), uitgaande dat er wel een onderzoeksstage is gelopen. Oude doctoraalstudenten dienen daarnaast i.e.g. vooraf aan het practicum Diagnostiek uit het master Orthopedagogiek programma deel te nemen (3 ec x €150 = € 450,-). d) Studenten die aanvullend op hun onderzoeksstage een klinische stage (14 ECTS) volgen, schrijven zich niet in voor stagebegeleiding. Zij hoeven de werkgroepen niet te volgen en hoeven geen verslagen te schrijven. De stagecoördinator dient als aanspreekpunt voor de stage-instelling en schrijft de aanvullende studiepunten uit. De desbetreffende studenten melden zich bij de stagecoördinator voor begeleiding van de casuïstiekaantekening. e) Studenten dienen gemiddeld “voldoende” relevante onderdelen op het gebied van Orthopedagogiek in de bachelor/master/doctoraal fase gevolgd te hebben, conform de GZ-eisen. f) Het kortingstarief voor alumni is op bovenstaande niet van toepassing. De betaling en inschrijving geschiedt middels contractonderwijs. g) Bovenstaande geldt alleen voor "eigen" studenten en afgestudeerden. Toelatingsverzoeken dienen via de examencommissie ingediend te worden. Begeleiders accepteren alleen studenten met een toestemmingsverklaring van de examencommissie. Studenten van buiten de opleiding worden niet geaccepteerd. h) De ondertekende verklaring Basisaantekening Diagnostiek wordt alleen via de onderwijsbalie afgegeven.
30
Bijlage 7
Aanmelden voor Blackboardomgeving
Stap 1) ga naar: https://blackboard.ic.uva.nl/ en log in met je UvA-ID (studentnummer). Niet UvA studenten kunnen inloggen met: Username: Gast-stage Password: Gast Scroll naar beneden totdat je ziet: Browse Course Catalogue Stap 2) Klik op Browse Course Catalogue en vul de volgende zoektermen in: masterstage orthopedagogiek Klik op GO Wanneer je dit hebt gedaan verschijnt het volgende in beeld:
Course ID 2533.7014A456PS.Copy.2011
Course Name 20122013.Masterstage Orthopedagogiek
Negeer de link die er onder staat dat is de oude blackboardomgeving! Klik op het menu met de pijltjes de cursus die staat bij Course ID Het menu klapt open en je ziet de tekst ENROL staan Klik op ENROL Stap 3) Je ziet nu dit scherm:
Klik op SUBMIT Stap 4) Je krijgt een bevestiging dat je enrolment is geslaagd! Action Successful:Success: Enrolment in 20122013.Masterstage Orthopedagogiek (2533.7014A456PS.Copy.2011) as mharing3 processed. Click OK to continue. Tuesday, 24 July 2012 12:57:34 o'clock CEST Klik op OK en je komt meteen terecht in de blackboardomgeving van de masterstage orthopedagogiek.
31