Faculteit Maatschappij- en gedragswetenschappen Bachelor Communicatiewetenschap
Stageverslag
Studente: Annika van Berkel Studentnummer: 5738814 Opleiding: Bachelor Communicatiewetenschap Stage-instelling: Stichting De frisse blik te Ilpendam Supervisor stage-instelling: Mirna Ligthart Stagebegeleider/stagecoördinator: Dr. Monique Timmers Datum: Juli 2010
Inhoudsopgave 1. Omschrijving stage-instelling: Stichting De frisse blik........................................................2 2. Functie en werkzaamheden.................................................................................................3 3. Evaluatie van de leerdoelen ................................................................................................5 4. Conclusies en aanbevelingen ..............................................................................................8
Bijlage I: Theoretisch kader ‘Standplaats Prachtwijk’..........................................................10 Bijlage II: Persbericht filmvertoning Holendrecht ................................................................19 Bijlage III: Stage-afsluitingsformulier ...................................................................................... Bijlage IV: DVD Standplaats Prachtwijk: Holendrecht ............................................................ Bijlage V: Verslag van het stageonderzoek (aparte bijlage)......................................................
1
1. Omschrijving stage-instelling: Stichting De frisse blik Stichting De frisse blik is een jonge instelling die in 2007 is opgericht vanuit televisieproductiebedrijf Bromet & Dochters te Ilpendam. De stichting is een initiatief van Mirna Ligthart en Lucas Westerbeek. Het doel van de stichting draait om het mediawijzer maken van kinderen op het gebied van audiovisuele media. Kinderen leren via verschillende media-educatieprojecten kritischer en met meer inzicht te kijken naar televisieprogramma’s en andere beelden. Eén van de grotere projecten van De frisse blik heet ‘Wat is waar?’. Binnen dit project staat de objectiviteit van non-fictieprogramma’s centraal. Aan de hand van allerlei beeldmateriaal ontleden de leerlingen specifieke fragmenten op interactieve wijze, waarbij de medewerkers van De frisse blik hen iets bijbrengen over beeldtaal, objectiviteit en mogelijke manipulatie. Daarnaast krijgen de leerlingen de opdracht om zelf in groepjes twee beeldreportages te maken over dezelfde straat in de buurt van de school. De ene reportage is een positieve weergave van de straat en de andere reportage is een negatieve weergave. Op deze manier ervaren de leerlingen dat ze van hetzelfde onderwerp twee totaal verschillende verhalen kunnen vertellen die beide voor ‘waar’ kunnen worden gezien. Door zelf te filmen en te monteren krijgen de leerlingen meer inzicht in de mogelijkheden en keuzes die gemoeid zijn bij het maken van een beeldreportage. In 2010 is De frisse blik gestart met een nieuw project: Standplaats Prachtwijk. Het is een media-educatieproject op diverse basisscholen in zeven van de veertig Prachtwijken, beter bekend als de Vogelaarwijken. Binnen dit project staat de beeldvorming rondom deze wijken centraal. De media berichten vaak alleen over de negatieve gebeurtenissen in deze wijken, waardoor er voor positieve ontwikkelingen weinig tot geen plaats is. De frisse blik geeft de kinderen in deze wijken een stem door ze zelf een beeldreportage te laten maken over hun wijk. Op deze manier komt er een heel ander beeld over de wijken naar voren, namelijk hoe de kinderen hun buurt vanuit hun eigen belevingswereld ervaren. Daarnaast wordt er met de 2
kinderen besproken hoe de media berichten over zogenaamde probleemwijken en of het beeld dat de media schetsen van deze wijken overeenkomt met de realiteit. De essentie van het project ligt naast het mediawijsheidsaspect ook in het bevorderen van de betrokkenheid van kinderen. Met het project worden de leerlingen uitgedaagd om actief na te denken over hun eigen wijk. Wat zijn de leuke kanten van de wijk? Welke negatieve dingen zijn er in de wijk? Wat kan hier aan gedaan worden? Met deze en vele andere vragen zullen de kinderen hun eigen reportage maken, waarin ook buurtbewoners hun woordje kunnen doen. De leerlingen gaan de straat op en brengen de wijk in beeld die zij voor ogen hebben, waardoor ze actief en kritisch bezig zijn met het welzijn van hun wijk. Naast mediawijsheid zal dus getracht worden de kinderen meer betrokken te laten zijn bij het wel en wee in hun wijk. Ook de betrokkenheid en participatie van de buurtbewoners zal aangesproken worden met dit project. Het belangrijkste is dat de buurt van binnenuit in beeld wordt gebracht met de eigen ideeën, wensen en suggesties van de bewoners. Naast media-educatieprojecten als ‘Wat is waar?’ en ‘Standplaats Prachtwijk’ verzorgt De frisse blik ook o.a. montageworkshops en teambuilding-activiteiten rondom mediawijsheid. Daarnaast kan De frisse blik hulp bieden bij het aanvragen van subsidie voor onderwijs- en cultuurdoeleinden. De werkzaamheden die ik zal vervullen gedurende mijn stageperiode zullen echter in het teken staan van de projecten rondom mediawijsheid.
2. Functie en werkzaamheden Gedurende mijn stageperiode heb ik mij voornamelijk bezig gehouden met het project Standplaats Prachtwijk. Mijn functie hierbij was het ondersteunen van dit project, vanaf de voorbereiding tot de uitvoering. In de maanden dat ik stage liep bij De frisse blik heb ik drie Standplaats Prachtwijk-projecten ondersteund, te weten in Holendrecht, Bos en Lommer en Poelenburg (Zaanstad). De voornaamste werkzaamheden met betrekking tot deze ondersteuning waren als volgt: −
Een theoretische basis leggen voor het project. In dit theoretisch kader bespreek ik de Vogelaarwijken die in het project centraal staan. Daarnaast ga ik kort in op problemen in jeugdgroepen, zoals criminaliteit, geweld, drugsgebruik en schooluitval. Ook de 3
beeldvorming over de wijken komt aan bod. Uit verschillende rapporten, nieuwsberichten en reportages blijkt dat de beeldvorming over probleemwijken te negatief is. Er wordt geen aandacht besteed aan de positieve ontwikkelingen in de wijken. Vanuit deze theoretische basis is er verder gebrainstormd over de inhoudelijke invulling van de lessen. Het theoretisch kader is te vinden in bijlage I. −
Het zoeken naar geschikte fragmenten om te laten zien tijdens de lessen. De (nieuws)fragmenten gingen meestal over de betreffende wijk die centraal stond in het project. Dit kon zowel audiovisueel materiaal zijn als berichten uit kranten en tijdschriften.
−
Assistentie verlenen bij de lessen in de klas. Dit hield onder andere in het voorbereiden van de lessen, het verzorgen van de powerpoints met het benodigde beeldmateriaal en kinderen helpen met filmen tijdens de filmoefeningen op school en de draaidag op straat. Ook heb ik voor de klas een enkele keer uitleg gegeven over de werking van de camera en microfoon.
−
Het ‘spotten’ van het gemaakte filmmateriaal tijdens de draaidag in Holendrecht. Dit hield in het afkijken van alle videotapes en noteren wat er zoal opgenomen was door de kinderen. Dit was voorbereidend werk voor de editor, die de hele film heeft gemonteerd.
−
Telefonisch
en
e-mailcontact
onderhouden
met
diverse
instanties,
waaronder
woningcorporaties Stadgenoot en Eigen Haard om toestemming te vragen of er in een groot wooncentrum in Holendrecht gefilmd mocht worden. Tevens heb ik contact gezocht met diverse gemeenten (Amsterdam, Zaandam, Alkmaar) om het project onder de aandacht te brengen met de vraag of de burgemeesters bereid waren om direct met de deelnemende kinderen in contact te treden. Naast het ondersteunen van het project 'Standplaats Prachtwijk' heb ik ook assistentie verleend bij de lessen van het project 'Wat is waar? en de montageworkshop ‘De kracht van montage’. Deze projecten werden gegeven op zowel basis- als middelbare scholen. Het assisteren bestond vooral uit het helpen van de kinderen en jongeren bij het praktische gedeelte van het project, namelijk het opstellen van het filmplan, het filmen op straat en het monteren in de klas. Bij de montageworkshop werd alleen gemonteerd in de klas. Daarnaast heb zorg gedragen voor de afronding van allerlei projecten. Het afronden hield in: de gemaakte films controleren op schoonheidsfoutjes, filmbestanden converteren, dvd’s maken van de films en films uploaden naar de website. Ook praktische klusjes, zoals het gereedmaken van de laptops en de camera’s
4
(accu’s opladen, videotapes opneem-klaar maken etc.) en het klaarmaken van de lesmapjes met opdrachtvellen behoorden tot mijn werkzaamheden. Daarnaast bestond een belangrijk deel van mijn stage uit een onderzoek rondom het project 'Standplaats Prachtwijk'. Dit filmproject vormde mijn casus in een breder onderzoek naar het fenomeen participatory video (PV), ofwel het zelf maken van filmreportages in lokale gemeenschappen ter verbetering van participatie en empowerment van de bewoners. Het verslag van dit onderzoek is apart toegevoegd als bijlage. Tussen de werkzaamheden van de projecten heb ik me ook bezig gehouden met algemene opdrachten voor De frisse blik. Zo heb ik een nominatielijst gemaakt van de leukste Wat is Waar?-filmpjes van de klassen die ik heb meegemaakt gedurende mijn stage. Ook heb ik Mirna en Lucas geholpen bij hun presentatie in het Instituut voor Beeld & Geluid in Hilversum. Deze presentatie ging over de kerndoelen in het onderwijs en in hoeverre De frisse Blik aan deze kerndoelen voldoet. Voor deze presentatie ging ik op zoek naar films van leerlingen die deze kerndoelen tot uiting brachten. Ook ben ik voor de nieuwe subsidieaanvraag voor Wat is Waar? op zoek gegaan naar verschillende overtuigingsstrategieën die voor kinderen gemakkelijk te begrijpen zijn en toe te passen in hun eigen films. De volgende reeks van het project Wat is Waar? gaat zich namelijk richten op technieken en strategieën om een bepaald publiek te overtuigen. Daarnaast heb ik voor Mirna een uittreksel gemaakt van een interessant boek over participatory video van Shirley A. White. Dit boek vormde tevens een belangrijk deel van mijn literatuurstudie.
3. Evaluatie van de leerdoelen Deze stage vormde een eerste kennismaking van communicatiewetenschap in de praktijk. Binnen De frisse blik staat het 'leren kijken' naar televisiebeelden centraal, met als uiteindelijke doel het verhogen van mediawijsheid bij kinderen vanaf groep 7 van de basisschool. Alle kennis over mediawijsheid, beeldvorming, media-invloed en de manier waarop kinderen met de media omgaan, kwam binnen deze stage goed van pas. Deze theoretische kennis heb ik gedurende mijn bachelor verworven binnen diverse modules, zoals Kind en Media, Journalistieke Cultuur 5
in Nederland, Politiek en Media en Media, cultuur en informatie: De openbare bibliotheek. Tijdens de lessen die ik heb meegelopen met De frisse blik heb ik van dichtbij ervaren hoe beelden uit de media door kinderen worden opgepikt en geëvalueerd. Het viel mij op dat de kinderen al vanaf de eerste les heel kritisch kijken naar bewegende beelden en dat ze betreft het genre non-fictie (documentaires, journaals) zeker geen passief publiek vormen. Tevens heb ik geleerd dat mediawijsheid een breed begrip is, waaronder niet alleen de praktische vaardigheden met betrekking tot de media behoren, maar ook het ontwikkelen van een kritische kijk op mediaboodschappen door kinderen. Bij de ondersteuning van het project ‘Standplaats Prachtwijk’ kwam mijn eerder verworven kennis over beeldvorming goed van pas. Dit project draaide immers grotendeels om beeldvorming, namelijk rondom de Prachtwijken die deelnamen aan dit project. In de lessen legden we uit aan de kinderen wat beeldvorming inhoudt, hoe het werkt en wat de effecten zijn van bepaalde mediaboodschappen op de beeldvorming over de wijken in het project. Het begrip ‘beeldvorming’ is erg abstract, maar door het laten zien van fragmenten in de lessen konden we goed met de kinderen praten over dit concept. Tijdens mijn stage heb ik vele praktijklessen op verschillende scholen (basis- en middelbaar onderwijs) meegelopen. Ik heb niet zelf lesgegeven in de klassen, maar diverse keren heb ik zeker bijgedragen aan de interactieve discussies die ontstonden tijdens de lessen. Wel heb ik klassikaal uitleg gegeven over hoe het filmmateriaal werkte, waarmee ik toch heb geleerd hoe je voor een klas met jongere kinderen uitleg moet geven. Ik had voorheen zelden met kinderen gewerkt, maar dit heeft niet voor onregelmatigheden gezorgd. Met mijn collega’s als voorbeeld was ik al vrij snel gewend om de kinderen vlot te helpen bij vragen en problemen. Hulp aan de kinderen was vooral praktisch van aard: helpen met filmen en monteren. Hierdoor leerde ik zelf ook omgaan met het opnamemateriaal en het montageprogramma. Verder heb ik ervaring opgedaan met pr-werkzaamheden binnen het project ‘Standplaats Prachtwijk’. Onder
deze werkzaamheden vielen contact onderhouden met
enkele
woningcorporaties en gemeenten. Ook heb ik een persbericht geschreven ter aankondiging van de filmvertoning van de Standplaats Prachtwijk-film door de kinderen van 6
de
Holendrechtschool. Tijdens deze werkzaamheden heb ik mijn mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden getoetst en verbeterd. Ik heb hierbij geleerd dat dergelijke werkzaamheden niet onderschat moeten worden qua de tijd die het kost. Gedurende mijn stageperiode heb ik een literatuurstudie en een casestudie uitgevoerd rondom het begrip participatory video. Hierdoor heb ik mijn onderzoeksvaardigheden op dit vlak verbeterd. Het stageonderzoek behelsde geen empirische methoden, waardoor ik mijn onderzoeksvaardigheden zoals operationaliseren, vragenlijsten opstellen en data-analyse niet verder heb verbeterd. Naast communicatiewetenschappelijke vaardigheden op theoretisch en praktisch niveau, heb ik ook ervaren hoe De frisse blik op zich functioneert. Binnen de organisatie hing een informele sfeer en de omgang met mijn collega’s was erg prettig. In de periode dat ik stage liep, bevond De frisse blik zich in een groeispurt, wat zich uitte in enkele nieuwe werknemers, een uitbreiding van het aantal projecten en daarmee ook een grote uitbreiding van het aantal videocamera’s, laptops, opladers en ander materiaal. Om te voorkomen dat we het overzicht zouden verliezen, moest er duidelijk met elkaar gecommuniceerd worden betreft de planning van projecten en de materialen. Door de open sfeer en toch nog de kleinschaligheid van de stichting is het overzicht behouden gebleven. Er was genoeg ruimte om elkaar vragen te stellen en om zelf suggesties aan te dragen. Ten slotte heeft stichting De frisse Blik een goede basis gevormd voor mijn verdere carrière in de communicatiewetenschappelijke richting. Wellicht ga ik me na mijn afstuderen verder bezighouden met media-educatie, waardoor de contacten die ik heb opgedaan bij De frisse blik een begin van een nuttig netwerk vormen. Vooral tijdens mijn deelname aan de Mocca aanbiedersmarkt in april heb ik veel gesprekken gehad met mensen uit het basis- en middelbaar onderwijs, cultuurcoördinatoren en andere cultuuraanbieders voor het onderwijs.
7
4. Conclusies en aanbevelingen Mijn stageperiode bij stichting De frisse blik kan ik het beste omschrijven als afwisselend, leerzaam, uitdagend en gezellig. De afwisseling tussen de uitvoer van projecten op de scholen en de werkzaamheden op kantoor in Ilpendam was erg prettig. Hierdoor vlogen de dagen voorbij en het is fijn dat je in de klassen terugziet wat je op kantoor hebt voorbereid. Ook de variatie tussen de scholen was groot. De frisse blik biedt projecten aan voor basis- en middelbare scholen, in steden en dorpen. Daarnaast zijn de projecten ook zeer divers. Bij de grotere projecten, zoals Wat is Waar? en Standplaats Prachtwijk ben je vijf of zes lessen op de scholen, waardoor je ook de leerlingen persoonlijk leert kennen. De film- en montageworkshops, zoals De kracht van montage, bestaat daarentegen uit één les van enkele uren. Dat mijn stage leerzaam is geweest, blijkt uit de evaluatie van de leerdoelen. Ik heb geleerd hoe je met kinderen moet omgaan wanneer je voor de klas staat of wanneer je als begeleider helpt met filmen. Daarnaast heb ik een aantal praktische vaardigheden verworven rondom het maken van een film. Ik heb hierbij geleerd om met allerlei hardware en software te werken die wellicht nog van pas komen in mijn verdere loopbaan. Doordat De frisse blik is ondergebracht bij Bromet & Dochters, heb ik ook bij dit bedrijf kunnen zien hoe het televisieproductieproces verloopt. Aan de lunchtafel werd vaak gesproken over de research, het opnemen van het filmmateriaal, de montage en de uitzendingen van de gemaakte documentaires. Hier heb ik tevens veel van opgestoken. De uitdaging in mijn stage bij De frisse blik werd vooral gevormd door het didactische onderdeel van de projecten. De kinderen leren tijdens projecten bijvoorbeeld wat beeldvorming is, hoe videomontage werkt en hoe je cameratechnisch het beste kan filmen. Het was een uitdaging om kinderen zowel praktische vaardigheden als abstracte concepten bij te brengen. Daarnaast was het ook een uitdaging om goed te leren omgaan met de uitbreiding van de organisatie. Dit was niet alleen voor mij als stagiaire een uitdaging, maar voor iedereen bij De frisse blik. Het goed plannen van projecten en het bijbehorende materiaal vereiste van iedere werknemer duidelijkheid, discipline en een helpende hand wanneer er iets niet helemaal vlot verliep. Ten slotte was mijn stage vanwege de open en informele sfeer een gezellige 8
werkervaring. Het team van De frisse blik heeft mij op een fijne manier onderdeel gemaakt van de groep en mij ook als zodanig gewaardeerd. Ook op de scholen hing vaak een gezellige sfeer in de klas, vooral tijdens het bekijken van de zelfgemaakte films. Aan toekomstige stagiair(e)s voor de opleiding communicatiewetenschap zou ik een stage bij stichting De frisse blik zeker aanbevelen. De werkzaamheden zijn afwisselend en de waardering van kinderen en onderwijzers is erg bevredigend. Voor een stage bij De frisse blik moet je open staan
om
naast
communicatiewetenschappelijke
vaardigheden
ook
meer
praktische
vaardigheden te leren, zoals filmen en monteren.
9
Bijlage I: Theoretisch kader ‘Standplaats Prachtwijk’ Het project ‘Standplaats Prachtwijk’ had nog geen duidelijke theoretische basis voor de uitvoer van het project. In mijn eerste week bij De frisse blik kreeg ik daarom de opdracht om een theoretisch kader op te stellen als grondslag voor het verdere project. De hier opgenomen informatie komt uit zowel wetenschappelijke als niet-wetenschappelijke publicaties. Ik heb verwezen naar de gebruikte literatuur op een voor De frisse blik voldoende wijze (dus niet volgens de APA-regels). Dit theoretisch kader is niet elders gepubliceerd. Wat is een Vogelaarwijk? Een Vogelaarwijk is een wijk die op de lijst met 40 probleemwijken in Nederland staat. Welke wijken op deze lijst staan, is in 2007 door ex-minister Ella Vogelaar, van Wonen, Wijken en Integratie bepaald. Deze lijst is opgesteld om meer inzicht te krijgen in welke wijken een zekere achterstand hebben op het gebied van sociale, fysieke en economische omstandigheden. Na deze inventarisatie is er vanuit het kabinet gestart met extra investeringen op het gebied van wonen, werken, leren, integreren en veiligheid. De selectie van de lijst met Vogelaarwijken, ook wel Krachtwijken of Prachtwijken genoemd, is tot stand gekomen op basis van 18 indicatoren die de verschillende zwakheden in de sociale, fysieke en economische omstandigheden van een woonwijk bepalen. Deze zwakheden bestaan uit sociaal-economische achterstanden, fysieke achterstanden, sociale problemen en fysieke problemen. Factoren
die sociaal-economische achterstanden
werkloosheidscijfer,
de
gemiddelde
hoogte
van
en het
problemen
weergeven
inkomen
en
het
zijn het gemiddelde
opleidingsniveau binnen de wijk. Fysieke achterstanden zijn bepaald aan de hand van de eigenschappen van de woningen, waaronder bouwjaar, omvang en waarde. Sociale problemen zijn vastgesteld aan de hand van de mate van vandalisme, sociale overlast en onveiligheid. Fysieke problemen behelzen de (on)tevredenheid over de woningen en fysieke overlast van de woonomgeving (geluid, vervuiling, veiligheid, verkeer). Voor een beknopt overzicht van de indicatoren, zie de volgende link: http://www.kei-centrum.nl/websites/kei/files/KEI2003/ documentatie/VROM_indicatoren_selectie_aandachtswijken_mrt2007.pdf 10
Aan de hand van feitelijke gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek en resultaten uit grootschalige bevolkingsonderzoeken, is bepaald hoe een groot aantal wijken scoorden op de genoemde indicatoren. Er is hierbij gekeken naar de achterstand van een wijk ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Wanneer de scores van een bepaalde wijk aanzienlijk afweken ten opzichte van dit gemiddelde werd deze wijk als achterstands- of probleemwijk beschouwd. Het resultaat is een lijst met 40 wijken, die ook wel bekend staan als de 40 Vogelaarwijken. Een schets van een Vogelaarwijk Een Vogelaarwijk kenmerkt zich door een aantal negatieve afwijkingen ten opzichte van de gemiddelde Nederlandse wijk. Het gemiddelde inkomen per huishouden in een Vogelaarwijk ligt aanzienlijk lager en tegelijkertijd is het werkloosheidscijfer een stuk hoger dan het Nederlandse gemiddelde. De woningen in een Vogelaarwijk zijn gemiddeld van lagere kwaliteit en de bewoners ervaren meer sociale en fysieke overlast. Dit uit zich bijvoorbeeld in veel geluidsoverlast, vandalisme en een gevoel van onveiligheid op straat. Bovendien voelen inwoners van een Vogelaarwijk zich minder gezond dan de gemiddelde Nederlander. In een Vogelaarwijk wonen relatief meer allochtonen van niet-westerse afkomst. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat in de steden met een of meerdere probleemwijken het percentage allochtone inwoners doorgaans hoger ligt dan in andere steden of gemeenten. 'Standplaats Prachtwijk' Het project 'Standplaats Prachtwijk' zal plaatsvinden in 7 van de 40 Vogelaarwijken (prachtwijken) in Nederland, te weten: Amsterdam: Noord, Oost, Zuidoost (Bijlmer), Bos en Lommer en Nieuw-West; Zaanstad: Poelenburg en Alkmaar: Overdie. Waarom staan deze wijken op de Vogelaarlijst met problematische wijken? Aan de hand van de genoemde kenmerken is hieronder besproken wat deze wijken tot Vogelaarwijken heeft gemaakt. Amsterdam Noord De problematiek het Stadsdeel Noord in Amsterdam kenmerkt zich voornamelijk door de fysieke achterstand. Er zijn veel sociale huurwoningen waarvan de kwaliteit onder de maat is.
11
Vanwege de grote meerderheid aan flatgebouwen is het woningaanbod eenzijdig. Daarnaast ondervinden veel inwoners een gevoel van onveiligheid in sommige delen van de wijk. Amsterdam Oost Het stadsdeel Amsterdam Oost kampt voornamelijk met sociaal-economische achterstanden. Zowel in de Indische Buurt als in de Transvaalbuurt ligt het werkloosheidscijfer hoog en het gemiddelde inkomen laag. Hierdoor lijden veel inwoners onder oplopende schulden en daarmee toenemende armoede. Veel ouders hebben moeilijkheden met de opvoeding van hun kinderen en dat blijkt in deze kinderrijke buurt een groot probleem. Een groot deel van de bevolking is allochtoon. In de Transvaalbuurt is 52% van de inwoners van niet-westerse afkomst. In de Indische Buurt ligt dit percentage zelfs hoger. Qua fysieke woonomstandigheden zijn er weinig achterstanden en problemen in deze buurt. Amsterdam Zuidoost: de Bijlmer De Bijlmermeer werd aanvankelijk ontworpen en opgericht als ideaal woonoord voor de moderne mens, met de aanleg van aantrekkelijk woonwijken met veel groenvoorzieningen. Deze wijk is echter in een neerwaartse spiraal geraakt, onder andere door problemen op de woningmarkt. Deze fysieke achterstand vertaalde zich vooral in een lage kwaliteit van de gebouwde woningen en het gebrek aan wijkvoorzieningen vanwege bezuinigingsmaatregelen. Daarnaast kampt de Bijlmer met vandalisme, onveiligheid op straat, vervuiling, overlast door drugsverslaafden en criminaliteit. Er heerst weinig tot geen sociale cohesie onder de buurtbewoners. De media geven veelvuldig een negatief beeld van de Bijlmer, waardoor de waardering van de wijk afneemt. Dit heeft als gevolg dat het probleem op de woningmarkt groter wordt, vanwege toenemende leegstand van woningen en veel verhuizingen van buurtbewoners. Bos en Lommer Stadsdeel Bos en Lommer in Amsterdam heeft vooral te maken met sociaal-economische achterstanden. Van alle stadsdelen heeft Bos en Lommer het hoogste werkloosheidscijfer (13,6%). Ook het inkomensniveau van de huishoudens in Bos en Lommer is het laagste van Amsterdam: bijna een kwart van de huishoudens moet rond zien te komen van het 12
minimumloon. Daarnaast scoort Bos en Lommer het laagst op het gebied van sociale cohesie. De sociale en economische problemen zijn in Bos en Lommer het grootst. Net als in Amsterdam Oost zijn er op fysiek gebied minder omvangrijke problemen. Nieuw-West Stadsdeel Nieuw-West kampt met fysieke achterstand in de vorm van een eenzijdig woningaanbod van veel kleine en goedkope flatwoningen van relatief lage kwaliteit. Dit is mede het gevolg van toenemende woningnood en gebrek aan voldoende financiële middelen vanuit de overheid. Verder heeft Nieuw-West te maken met een hoge werkloosheid, veel schooluitval en daarmee een gemiddeld laag opleidingsniveau. Ook neemt het gevoel van onveiligheid van de buurtbewoners toe. Zaanstad: Poelenburg Zowel op fysiek als op sociaal terrein kent de wijk Poelenburg een aantal zwakke punten. De wijk kent vanwege de goedkope huisvesting van relatief lage kwaliteit veel verloop van bewoners en daarmee een lage sociale cohesie onder de bevolking. Er zijn weinig welzijnsvoorzieningen in Poelenburg. Daarnaast kent de wijk fysieke problemen, zoals geluidsoverlast van de rijksweg A8. Tevens voelen de bewoners zich minder gezond en is het aantal gezondheidsklachten in deze wijk hoger dan gemiddeld. De aanpak van deze wijk richt zich dan ook op zowel fysieke als sociale problemen. 59% van de bewoners van Poelenburg is van niet-westerse afkomst. Alkmaar: Overdie Overdie kent verschillende problemen in de wijk, die zich zowel op fysiek, sociaal als op sociaal-economisch gebied uiten. De wijk kent veel sociale huurwoningen van lage kwaliteit en een afnemend aanbod aan welzijnsvoorzieningen. De werkloosheid is relatief hoog en er is sprake van toenemende schooluitval en daarmee een algeheel lager opleidingsniveau. Buurtbewoners ondervinden veel last van rondhangende jeugd, vervuilde openbare ruimtes en onveiligheid op straat.
13
Problemen op jonge leeftijd Kinderen zijn in hun basisschoolperiode druk bezig met hun ontwikkeling tot volwassenen. Hierbij is de omgeving van de kinderen mede bepalend voor hun gedrag en denkwijzen. Meestal levert het leren uit de omgeving positieve gedragingen op, maar er zijn ook situaties waarin een kind negatieve beïnvloed wordt door de omgeving. Uit onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut en het Willem Pompe Instituut blijkt bijvoorbeeld dat de woonomgeving van een kind bepalend kan zijn of het kind criminele gedragingen gaat vertonen. Het argument voor dit verband luidt dat wanneer criminaliteit in een bepaalde wijk vaak voorkomt het door de opgroeiende kinderen steeds meer als normaal wordt beschouwd. In wijken waar veel criminaliteit voorkomt, zouden dus meer kinderen zowel op jonge als op latere leeftijd meer crimineel gedrag vertonen. Er wordt vaak beweerd dat de mate van criminaliteit in een wijk bepaald wordt door het aantal allochtonen dat woonachtig is in de wijk. Etniciteit blijkt echter een veel kleinere rol te spelen dan wordt gedacht. Wel blijkt uit cijfers dat allochtonen kinderen vaker crimineel gedrag vertonen dan autochtone kinderen, maar dit komt waarschijnlijk doordat er meer allochtone kinderen in probleemwijken wonen waar meer criminaliteit bestaat. Er zijn echter geen concrete cijfers die ons vertellen in welke regio's en steden de meeste kinderen wonen die regelmatig crimineel gedrag vertonen. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat de mate van crimineel gedrag samenhangt met schooluitval. Daarnaast blijkt uit een grootschalig Europees onderzoek dat schooluitval ook samenhangt met taalproblemen van kinderen. Zij zouden minder goed mee kunnen draaien met de lessen, waardoor ze slecht presteren en meer spijbelen. In Vogelaarwijken komt schooluitval vaak voor. Dit leidt tot onderwijsachterstanden en uiteindelijk een algeheel lager opleidingsniveau. Of de wijk waarin een kind woont direct bepalend is voor het wel of niet vroegtijdig stoppen met school is niet bekend. Het is echter aannemelijk dat aan vroegtijdige schoolverlaters andere problemen ten grondslag liggen, die mede veroorzaakt worden door problemen in hun leefomgeving.
14
De invloed van de leefomgeving van een kind is ook groot wanneer het gaat om drugsgebruik. Uit de verschillende rapporten blijkt dat het merendeel van jonge drugsgebruikers de basis voor hun gebruik ligt in sociale problemen in de omgeving en de drang om te vluchten uit deze omgeving. Het is dus aannemelijk dat kinderen uit een wijk met veel sociale problemen eerder geneigd zijn tot het gebruiken van drugs dan kinderen uit andere wijken. Tevens ligt bij drugsgebruik de sociale druk vrij hoog. Jonge gebruikers geven veelal aan onder druk gezet te worden door vrienden of zelfs familieleden om verboden verdovende middelen te gebruiken. Beeldvorming: probleemwijken in de media “De beeldvorming rondom probleemwijken is te negatief”, aldus Minister Van der Laan van Wonen, Wijken en Integratie. Hij vervolgt in een interview met de NOS dat er ook positieve ontwikkelingen zijn in de wijken waar helemaal geen aandacht aan besteed wordt. Hierdoor ontstaat er de indruk dat er alleen negatieve ontwikkelingen zijn in de wijk, waardoor er steeds minder draagvlak is om de wijk aan te pakken. Zowel de bewoners, als wethouders en woningcorporaties hebben baat bij een evenwichtige beeldvorming, om meer steun te verkrijgen voor aanpak van de wijkproblematiek. Naast Van der Laan klinken er meer kritische geluiden over de beeldvorming rondom problematische woonwijken. Het gaat dan niet altijd over Vogelaarwijken, maar ook over andere probleemwijken die niet tot de lijst met 40 Vogelaarwijken behoren, zoals Oosterwei in Gouda. Deze wijk kwam in september 2008 negatief in het nieuws vanwege diverse geweldsincidenten in het openbaar vervoer. De nadruk lag op de Marokkaanse jongeren, die verantwoordelijk bleken te zijn voor de onrust in het busvervoer. Dit leidde tot negatieve beeldvorming over de wijk Oosterwei, en dan met name de Marokkaanse gemeenschap in deze wijk. Hierdoor bleek er geen ruimte meer te zijn voor de positieve ontwikkelingen in Oosterwei. Ook de wijk Terweijde in Culemborg kreeg het onlangs zwaar te verduren. Daar zou de “criminele Marokkaanse jeugd de buurt terroriseren”, aldus Dagblad De Gelderlander. De Marokkaanse gemeenschap werd hiermee opnieuw in verband gebracht met inbraken, diefstal en geweld, waardoor de negatieve beeldvorming rondom Marokkanen werd versterkt.
15
Beeldvorming: allochtonen in de media Vanwege het relatief hoge percentage niet-westerse allochtone inwoners in Vogelaarwijken wordt de oorzaak van de problemen in deze wijken vaak toegeschreven aan deze inwonersgroep. Hierdoor gaat de beeldvorming rondom deze probleemweken regelmatig samen met de beeldvorming rond niet-westerse allochtonen in ons land. Negatief nieuws over een wijk betekent in veel gevallen dus negatief nieuws over een groep allochtonen, zoals in Gouda en Culemborg. Fatima Akgul deed onderzoek naar de representatie van allochtonen in het NOS Journaal. Zij ging daarbij na of bepaalde groepen allochtonen (Marokkanen, Turken, Surinamers en Antillianen) positief, negatief of neutraal werden neergezet in het nieuws. Haar belangrijkste conclusie met betrekking tot de beeldvorming van niet-westerse allochtonen luidde dat er over het algemeen neutraal werd bericht over deze groep, maar dat het nieuwsfeit waarmee ze in verband werd gebracht overwegend negatief was. Zij noemt hierbij specifiek Marokkaanse jongeren, die volgens haar bevindingen het meest in verband worden gebracht met criminaliteit. Berichtgeving: positief, negatief of neutraal? Om te bepalen of de berichtgeving over de zeven Vogelaarwijken van het project positief, negatief of neutraal is, kan op verschillende manieren worden vastgesteld. Fatima Akgul ging bij haar beoordeling van nieuwsberichten af op de volgende indeling. Zij bracht een bericht onder de noemer 'positief' wanneer in het bericht een ontwikkeling wordt behandeld die op een goede of leuke manier bijdraagt aan de maatschappij. Akgul noemt als voorbeeld berichten over succesvolle allochtonen (bijv. Ahmed Aboutaleb) en positieve ontwikkelingen. Onder negatieve berichtgeving verstaat Akgul berichten met een negatief onderwerp, zoals criminaliteit, geweld en integratieproblemen. In haar onderzoek is een bericht negatief wanneer niet-westerse allochtonen in verband worden gebracht met deze onderwerpen. Een bericht was volgens Akgul neutraal wanneer er geen oordeel over, maar een beschrijving van een gebeurtenis wordt gegeven. Volgens Fatma Taspinar kan de teneur van een mediaboodschap ook bepaald worden door de woordkeuze van de journalist. Het gebruik van bepaalde woorden en associaties zijn dan bepalend of een bericht positief, negatief of neutraal is. Een bericht met een positief woordgebruik en positieve associaties heeft een positieve teneur. Hetzelfde geldt voor een 16
bericht met veelvuldig gebruik van negatieve woorden en associaties. Een neutraal bericht is in deze visie een bericht waarin er een balans is tussen positief en negatief qua woorden en associaties. Toegepast op de berichtgeving over onze Vogelaarwijken zal de teneur van een relevant nieuwsbericht als volgt vastgesteld kunnen worden. Een positief nieuwsbericht over een Vogelaarwijk behandelt een positieve gebeurtenis in deze wijk. Buurtbewoners komen samen om gesprekken te voeren, de werkloosheid in de wijk is gedaald, een middelbare school in een bereikt hoger slagingspercentage etc. Positief gekleurde woorden in de kop van een artikel maakt het bericht ook positief, bijvoorbeeld: “Rustige nacht in Terweijde” (Trouw, 5 januari 2010) of “Studenten maken armoede bespreekbaar in Amsterdam-Noord” (fmg.uva.nl, 10 december 2009). Een negatief nieuwsbericht gaat over negatieve aspecten en ontwikkelingen in een wijk. Het aantal inbraken in de wijk is gestegen, schietpartijen of kleine relletjes op straat, jongeren zorgen voor overlast etc. Ook wanneer de kop van een artikel negatieve woorden bevat, krijgt het bericht een negatieve inslag. Denk bijvoorbeeld aan “Onrust in de Bijlmer” (AT5, 21 mei 2009) of “Amsterdammer in Poelenburg mishandeld” (Webregio.nl, 7 december 2009). In een neutraal nieuwsbericht is niet direct vast te stellen of het gaat om een positieve of negatieve gebeurtenis. De teneur in het bericht is in balans en ook uit de titel valt geen waardeoordeel te halen. Geraadpleegde bronnen: Informatie over Vogelaarwijken: http://www.kei-centrum.nl/view.cfm?page_id=4723 http://www.cbs.nl http://nl.wikipedia.org/wiki/Vogelaarwijken
17
Kinderen en maatschappelijke problemen: http://www.volkskrant.nl/binnenland/article1034402.ece/Slechte_wijk_beiuml_nvloedt_crimina liteit_kind http://www.trouw.nl/nieuws/nederland/article1812683.ece http://www.vkbanen.nl/onderwijs/743595/Schooluitval-is-typisch-Nederlands.html Beeldvorming rondom probleemwijken en allochtonen: Akgul, F. (2009). Hoe bericht het NOS Journaal over de multiculturele samenleving? Taspinar, F. (2009). Criminaliteitsberichtgeving over allochtonen in de media: een kwalitatieve inhoudsanalyse van twee Vlaamse kranten. http://nos.nl/audio/132191-van-der-laan-wil-positiever-geluid-over-probleemwijken.html http://www.gelderlander.nl/voorpagina/rivierenland/3491580/OM-Criminele-jeugd-terroriseertwijk-Culemborg.ece
18
19
Bijlage II: Persbericht filmvertoning Holendrecht
Leerlingen Holendrechtschool maken film over hun wijk De leerlingen van groep 8 van de Holendrechtschool in Amsterdam Zuid-Oost presenteren vrijdag 2 juli de film die zij maakten over hun eigen wijk. Ze deden in april 2010 als eerste klas mee aan het filmproject ‘Standplaats Prachtwijk’, een project verzorgd door mediawijsheidsstichting ‘De frisse blik’. Dit project wordt in de loop van 2010 uitgevoerd op basisscholen in zeven Prachtwijken, beter bekend als Vogelaarwijken, in Noord-Holland. De media berichten vaak negatief over deze wijken. Maar hoe zit het met de bewoners zelf? En de kinderen? Wat vinden zij eigenlijk van hun wijk? De frisse blik vroeg aan de leerlingen in Holendrecht om dat eens uit te zoeken. Met camera en microfoon in de hand gingen de kinderen op pad om een persoonlijk verslag te maken. In vier lessen op school leerden de leerlingen eerst kritisch te kijken naar journaals en documentaires. Daarnaast oefenden ze wekelijks zelf met filmen, interviewen en presenteren. Tijdens de vijfde les ging groep 8 filmend de wijk in om in gesprek te gaan met buurtbewoners, winkeliers en voorbijgangers. Ieder groepje leerlingen had een thema variërend van veiligheid en spelen tot talenten en vrienden en buren in de wijk. Het resultaat van deze filmdag is een levendige reportage over Holendrecht met kritische vragen van de leerlingen en interessante antwoorden van zowel kinderen, volwassenen als ouderen uit de wijk. Deze film zal vrijdagavond 2 juli om 18.30 uur tijdens een feestelijke bijeenkomst in première gaan in activiteitencentrum Swazoom te Holendrecht.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Stiching de Frisse blik Marjolijn Heijnen: 06-15966402 Lucas Westerbeek:06-44744212 www.stichtingdefrisseblik.nl
20