Maatschappij- en Gedragswetenschappen
Call for proposals
Onderzoekstalent 2016
Den Haag, juni 2015 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
Inhoud 1
2 3
4
Inleiding
1
1.1
Achtergrond
1
1.2
Beschikbaar budget
1
1.3
Geldigheidsduur call for proposals
3.1
Wie kan aanvragen
3
3.2
Wat kan aangevraagd worden
4
3.3
Wanneer kan aangevraagd worden
5
3.4
Het opstellen van de aanvraag
5
3.5
Specifieke subsidievoorwaarden
5
3.6
Het indienen van een aanvraag
Beoordelingsprocedure
7
4.1
Procedure
7
4.2
Criteria
9
Doel Richtlijnen voor aanvragers
4.2.1 Beoordelingscriteria vooraanmelding
5
4.2.1 Beoordelingscriteria uitgewerkte voorstellen
Contact en overige informatie 5.1
6
Contact
5.1.1
Inhoudelijke vragen
5.1.2
Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem Iris
Bijlage(n)
1
2 3
6
9 10
12 12 12 12
13
6.1
Disciplinecodes
13
6.2
Toelichting kennisbenutting
15
6.3
Toelichting datamanagement
17
6.4
Weging en scores
19
6.5
Cijfers en Grade Point Average (GPA)
20
1 Hoofdstuk 1: Inleiding / Onderzoekstalent
1 Inleiding 1.1
Achtergrond Deze call for proposals levert informatie over het indienen van een onderzoeksvoorstel voor Onderzoekstalent bij het NWO-gebied Maatschappij- en Gedragswetenschappen (MaGW). Onderzoekstalent is een financieringsprogramma met vrije competitie voor hoogwaardig promotieonderzoek voor getalenteerde, aankomende onderzoekers die een aantoonbare ambitie hebben een carrière als wetenschapper op te bouwen.
1.2
Beschikbaar budget Voor de ronde 2016 bedraagt het totale budget circa 6,25 miljoen euro.
1.3
Geldigheidsduur call for proposals Deze call for proposals is geldig tot en met de sluitingsdatum 8 maart 2016.
2 Hoofdstuk 2: Doel / Onderzoekstalent
2 Doel Onderzoekstalent biedt de gelegenheid de ambitie te verwezenlijken van uitmuntende studenten binnen de maatschappij- en gedragswetenschappen om promotieonderzoek te doen. Deze ambitie blijkt onder andere uit de gevolgde opleiding, de gevolgde vakken, behaalde resultaten en ontplooide wetenschappelijke activiteiten. Hoogleraren binnen de maatschappij- en gedragswetenschappen kunnen voor deze kandidaten een vooraanmelding indienen. Datamanagement Bij goed onderzoek hoort verantwoord datamanagement. Daarom is NWO in 2015 gestart met een pilot Datamanagement. Het MaGW financieringsprogramma Onderzoekstalent neemt deel aan deze pilot. Bij het verzamelen/genereren van data en de analyse daarvan is het noodzakelijk dat er tijdig maatregelen worden getroffen om opslag en hergebruik later mogelijk te maken. Dit betekent dat onderzoekers al voor de aanvang van het onderzoek moeten formuleren a) welke data relevant kunnen zijn en b) hoe deze data opgeslagen kunnen worden zodat zij voor hergebruik toegankelijk zijn. Van onderzoekers wordt verwacht dat zij in de aanvraag voor een uitgewerkt voorstel vier vragen over datamanagement beantwoorden (datamanagementparagraaf). Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker deze paragraaf uit te werken in een datamanagementplan. Uiterlijk 4 maanden na honorering van het project moet de onderzoeker de eerste versie van het datamanagementplan hebben ingediend bij NWO. NWO keurt het plan zo snel mogelijk goed. Het project kan van start gaan zodra het datamanagementplan is goedgekeurd door NWO. Het datamanagementplan kan gedurende het onderzoek bijgesteld worden. Meer informatie staat op: www.nwo.nl/datamanagement. In de vooraanmeldingsfase hoeven geen vragen over datamanagement worden beantwoord.
3 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Onderzoekstalent
3 Richtlijnen voor aanvragers 3.1
Wie kan aanvragen
Onderzoekers van de volgende kennisinstellingen kunnen aanvragen indienen: − Nederlandse universiteiten; −
KNAW- en NWO-instituten;
−
het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen;
Een kandidaat kan zelf geen aanvraag indienen. Namens de kandidaat dient de beoogd promotor de vooraanmelding in. Voor de kandidaat geldt de volgende toelatingseis 1: het (gewogen) cijfergemiddelde van de afgeronde bachelor bedraagt minimaal 7,5 (of een GPA van minimaal 3,37) én het (gewogen) cijfergemiddelde na afronding van het eerste jaar van de masteropleiding 2 bedraagt minimaal 8,0 (of een GPA van minimaal 3,95). Voor een toelichting op cijfergemiddelden en GPA zie paragraaf 6.5 van deze call for proposals. De masteropleiding die voldoet aan toelatingseis dient op het terrein van het NWO gebied Maatschappij- en Gedragswetenschappen (NWO MaGW) te liggen (zie paragraaf 6.1 van deze call for proposals). Op basis van de vooraanmelding kan de beoogd promotor worden uitgenodigd een uitgewerkt voorstel in te dienen. Dit uitgewerkte voorstel kan namens de kandidaat worden ingediend door een hoofdaanvrager en een medeaanvrager, mits een van de twee de beoogd promotor is die de vooraanmelding heeft ingediend en die door het Gebiedsbestuur is uitgenodigd de kandidaat het voorstel te laten uitwerken. Aanvragers kunnen indienen wanneer zij in dienst zijn bij een van de bovengenoemde instellingen én een dienstverband hebben voor ten minste de looptijd van het aanvraagproces en het onderzoek waarvoor financiering wordt aangevraagd. Voor Onderzoekstalent gelden de onderstaande voorwaarden voor indiening en behandeling: -
De aanvraag moet passen binnen het NWO-gebied Maatschappij- en Gedragswetenschappen;
-
Het aanvraagformulier moet volledig zijn ingevuld;
-
De kandidaat voldoet aan de toelatingseis: afgeronde bachelor met een (gewogen) cijfergemiddelde van minimaal 7,5 (of een GPA van minimaal 3,37) én afgerond eerste jaar van de masteropleiding met een (gewogen) cijfergemiddelde van minimaal 8,0 (of een GPA van minimaal 3,95);
-
De masteropleiding die voldoet aan de toelatingseis dient op het terrein van het NWO gebied Maatschappij- en Gedragswetenschappen te liggen;
1
Voor kandidaten die een universitaire opleiding oude stijl hebben gevolgd geldt dat de propedeuse
gelijk staat aan de bachelor, en het doctoraal gelijk aan de master. 2
Als de kandidaat een meerjarige master heeft afgerond op het moment van indiening, dan geldt een
(gewogen) cijfergemiddelde van minimaal 8,0 (of een GPA van minimaal 3,95) voor de gehele masteropleiding.
4 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Onderzoekstalent
-
De aanvrager van wie een voorstel in een vorige ronde van Onderzoekstalent is afgewezen kan dat voorstel niet opnieuw indienen;
-
Voor de betreffende kandidaat-promovendus kan slechts eenmaal een aanvraag worden ingediend;
-
De kandidaat-promovendus kan niet reeds een aanstelling als promovendus hebben;
-
Een uitgewerkt voorstel kan alleen worden ingediend als eerder een vooraanmelding is ingediend;
-
Een uitgewerkt voorstel kan alleen worden ingediend als de promotor van de kandidaat daartoe door het Gebiedsbestuur MaGW uitgenodigd is;
-
De hoofd- en/of medeaanvrager van een uitgewerkt voorstel voor Onderzoekstalent kunnen gelijktijdig bij andere MaGW financieringsinstrumenten geen aanvraag indienen of in behandeling hebben;
-
Als het uitgewerkte voorstel voor Onderzoekstalent in behandeling is genomen, kunnen de hoofd en/of medeaanvrager, zolang deze aanvraag in behandeling is, bij andere financieringsinstrumenten van MaGW geen andere aanvraag indienen
3.2
Wat kan aangevraagd worden Een aanvrager kan uitsluitend financiering aanvragen voor: -
Personele kosten: vier jaar fulltime voor een promovendus;
-
Materiële kosten tot maximaal € 10.000, inclusief kosten voor kennisbenutting en datamanagement.
Personeel Het voor Onderzoekstalent gevraagde personeelsbudget kan worden besteed voor een vierjarige, fulltime aanstelling van een kandidaat-promovendus aan een Nederlandse universiteit die volledig wordt ingezet voor het promotieonderzoek. Het onderzoek dient plaats te vinden aan een Nederlandse universiteit. Kandidaten die reeds een aanstelling als promovendus hebben (in binnen- of buitenland), komen niet in aanmerking. Dit geldt ook voor kandidaten die als buiten-promovendus promotieonderzoek verrichten. Salariskosten zijn subsidiabel conform het meest recente “akkoord overlaten werkgeverschap NWO-VSNU”. Onderzoekskosten Voor het onderzoek kan maximaal een bedrag van € 10.000 worden aangevraagd voor niet-personele onderzoekskosten, zoals specifiek voor het aangevraagde onderzoek noodzakelijke materiële voorzieningen (apparatuur, dataverzameling, verbruiksgoederen), veldwerk, reis- en publicatiekosten en kosten voor kennisoverdracht en kennisbenutting en de kosten voor datamanagement. Deze kosten dienen in de aanvraag te worden gespecificeerd en gemotiveerd. Niet voor vergoeding in aanmerking komen de kosten voor infrastructuur (huisvesting en kantoorautomatisering) en andere overhead, evenals kosten die door de benchfee worden gedekt. Bij aanvang van het onderzoek wordt een benchfee van € 5.000,- ter beschikking gesteld aan de aanvrager, ten behoeve van de promovendus. De benchfee is onder meer bedoeld voor promotiekosten en congresbezoek door de promovendus.
5 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Onderzoekstalent
3.3
Wanneer kan aangevraagd worden De sluitingsdatum voor het indienen van vooraanmeldingen is 6 oktober 2015, 14:00 uur CET. De sluitingsdatum voor het indienen van uitgewerkte voorstellen is 8 maart 2016, 14:00 uur CET.
3.4
Het opstellen van de aanvraag Uw subsidieaanvraag bestaat uit twee delen: een factsheet en het aanvraagformulier. − De factsheet vult u direct in het elektronisch aanvraagsysteem Iris van NWO in. −
Het aanvraagformulier vindt u op de subsidiepagina van dit programma op de NWO-website. Dit formulier voegt u, zodra ingevuld, als PDF bestand toe aan de Iris factsheet.
Aanvragen worden in het Engels opgesteld. Het inhoudelijke gedeelte van de vooraanmelding bevat niet meer dan 700 woorden, inclusief referenties (maximaal 5) en institutionele inbedding, en mag niet groter zijn dan 1 pagina A4. Er wordt op het vooraanmeldingsformulier niet gevraagd om een samenvatting. Echter, om een aanvraag in te kunnen dienen vereist Iris een samenvatting. U kunt, als u daarom gevraagd wordt, de titel of het onderzoeksidee kopiëren als samenvatting. Als u toch een samenvatting wilt opstellen, dan is deze niet langer dan 100 woorden en mag geen nieuwe informatie bevatten. Voor de goede orde, de samenvatting maakt geen deel uit van de beoordeling van de vooraanmelding. Een uitgewerkt voorstel mag niet meer dan 2.000 woorden bevatten, exclusief literatuurverwijzingen (maximaal 35), maar inclusief voetnoten. Het uitgewerkte voorstel bevat een overzicht van recente en relevante wetenschappelijke publicaties van de hoofd- en/of medeaanvrager; dit mogen tezamen niet meer dan 25 publicaties zijn. Aanvragen mogen geen bijlagen bevatten. Onderzoekstalent neemt deel aan een NWO pilot over datamanagement. Van aanvragers van een uitgewerkt voorstel wordt verwacht dat zij hierover een viertal vragen beantwoorden (zie paragraaf 6.3).
3.5
Specifieke subsidievoorwaarden Regeling Subsidieverlening NWO De Regeling subsidieverlening NWO van toepassing op Onderzoekstalent. Deze regeling is te downloaden via www.nwo.nl. Na honorering Op gehonoreerde voorstellen zijn de algemene subsidiebepalingen van NWO van toepassing. De hoofdaanvragers ontvangen deze subsidiebepalingen bij toekenning van de financiering. Het onderzoek dient binnen een halfjaar na toekenning van de aanvraag te zijn gestart. Indien dit niet gebeurt, trekt MaGW de toegekende financiering in. MaGW monitort de voortgang en evalueert de resultaten van het gefinancierde onderzoek. Als uitgangspunt dienen hierbij de in de aanvraag vermelde planning en de beoogde opbrengsten van het onderzoek zoals in de aanvraag vermeld. Na honorering van een uitgewerkt voorstel dient de onderzoeker de datamanagementparagraaf uit te werken in een datamanagementplan. Bij de toekenningsbrief ontvangt de hoofdaanvrager hiertoe een formulier. Uiterlijk 4
6 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Onderzoekstalent
maanden na honorering van het project moet de onderzoeker de eerste versie van het datamanagementplan hebben ingediend bij NWO. NWO keurt het plan zo snel mogelijk goed. Het project kan van start gaan zodra het datamanagementplan is goedgekeurd door NWO. Het datamanagementplan kan gedurende het onderzoek bijgesteld worden.
3.6
Het indienen van een aanvraag Het indienen van een aanvraag bij NWO kan alleen via Iris, het elektronisch aanvraagsysteem. Aanvragen die niet via Iris zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen. Een hoofdaanvrager is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen Irisaccount in te dienen. Indien de hoofdaanvrager nog geen Irisaccount heeft, dient deze dat minimaal een dag voor het indienen aan te maken. Dit is om eventuele aanmeldproblemen nog op tijd te kunnen verhelpen. Indien de hoofdaanvrager al een Iris account heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een nieuwe aanvraag in te dienen. Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de Iris helpdesk. Belangrijk: In november 2015 stapt NWO over op het nieuwe aanvraag- en registratiesysteem ISAAC. De uitgewerkte voorstellen zullen via ISAAC worden ingediend. Zodra voor aanvragers relevante informatie beschikbaar is over het indienen van voorstellen, wordt deze ook gepubliceerd op onze website: www.nwo.nl/magwot. Nota bene: de vooraanmeldingen worden nog ingediend via de Iris-account van de hoofdaanvrager In overeenstemming met de overeenkomst tussen NWO en de VSNU horen aanvragers hun instelling te informeren over de indiening. Om die reden vraagt MaGW om op het aanvraagformulier expliciet te bevestigen dat de instelling is geïnformeerd en dat deze akkoord gaat met het beschikbaar stellen van alle voor dit onderzoek benodigde infrastructuur, inclusief de daaraan verbonden kosten voor zover niet bij MaGW aangevraagd.
7 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Onderzoekstalent
4 Beoordelingsprocedure 4.1
Procedure De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of de aanvraag in behandeling genomen kan worden. Hiervoor worden de voorwaarden zoals beschreven in hoofdstuk 3 van deze call for proposals toegepast. Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWO-medewerkers is de NWO-code belangenverstrengeling van toepassing. De procedure kent twee fases: een vooraanmelding en een uitgewerkt voorstel. Een uitgewerkt voorstel kan alleen worden ingediend als de aanvrager van de vooraanmelding daartoe door het Gebiedsbestuur MaGW is uitgenodigd. Het Gebiedsbestuur zal maximaal zoveel aanvragers uitnodigen een voorstel uit te werken als driemaal het aantal te honoreren voorstellen. Hieronder worden de verschillende stappen in het beoordelingsproces beschreven. Aanvragers kunnen het verloop van de beoordelingsprocedure volgen via hun Irisaccount. Hieraan kunnen geen rechten worden ontleend. Administratief-technische toets Het bureau toetst of de ingediende aanvragen (zowel vooraanmeldingen als uitgewerkte voorstellen) voldoen aan de voorwaarden voor indiening. Indien daartoe aanleiding bestaat, wordt contact opgenomen met de aanvrager. Aanvragen die niet voldoen aan de in deze call for proposals vermelde voorwaarden zijn niet ontvankelijk en worden niet in behandeling genomen. Beoordeling vooraanmeldingen De vooraanmelding bestaat uit het CV van de kandidaat en een beknopte beschrijving van het beoogde onderzoek. Vier beoordelingscommissies, één voor elke MaGW disciplinegroep (zie hoofdstuk 6), beoordelen de vooraanmeldingen vergelijkenderwijs zonder inschakeling van externe referenten. Een nadere beschrijving van deze beoordeling is opgenomen in paragraaf 6.4. De beoordeling resulteert in een advies aan het Gebiedsbestuur MaGW, dat een besluit neemt aanvragers al dan niet uit te nodigen een uitgewerkt voorstel in te dienen. Beoordeling uitgewerkte voorstellen De ontvankelijke uitgewerkte voorstellen worden niet voorgelegd aan externe referenten. De kandidaat wordt uitgenodigd voor een interview met de commissie van de desbetreffende disciplinegroep. Voorafgaand aan het interview ontvangt de kandidaat vragen van de commissie. Het in de vooraanmelding ingediende CV van de kandidaat kan onderdeel zijn van dit interview. Het interview duurt maximaal 28 minuten, waarvan maximaal acht minuten zijn gereserveerd voor een korte presentatie (‘pitch’) door de kandidaat. De beoordeling van de uitgewerkte voorstellen op basis van de presentatie en het interview mondt uit in één van de volgende kwalificaties: excellent, zeer goed, goed, ontoereikend. Gedurende de looptijd van de pilot wordt de datamanagementparagraaf niet meegenomen in de beslissing van een commissie om een aanvraag al of niet voor honorering voor te dragen. De commissie kan wel advies geven m.b.t. de datamanagementparagraaf. Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker deze paragraaf uit te werken in een
8 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Onderzoekstalent
datamanagementplan. De aanvragers kunnen het advies van de commissie gebruiken bij het opstellen van dit datamanagementplan. Vervolgens stellen de commissies, indien nodig, een prioriteitsvolgorde vast van de aanvragen die voor financiering in aanmerking komen gebaseerd op onderlinge kwaliteitsverschillen. De prioritering geschiedt binnen de kaders van de in deze call for proposals gepubliceerde beoordelingscriteria voor uitgewerkte voorstellen, waarbij het criterium Kennisbenutting een expliciete rol speelt. De beoordelingscommissies adviseren vervolgens het Gebiedsbestuur MaGW over de wetenschappelijke kwaliteit en leggen een prioritering voor over de aan hen voorgelegde en door hen beoordeelde uitgewerkte onderzoeksvoorstellen. Het bestuur neemt op basis van dit advies, waar nodig mede op grond van beleidsoverwegingen en op basis van de beschikbare middelen, een toe- of afwijzingsbesluit. Beoordelingscommissies Vier commissies, één voor elke MaGW disciplinegroep (zie hoofdstuk 6), beoordelen de aanvragen. De in het aanvraagformulier vermelde disciplinecode bepaalt door welke commissie de aanvraag wordt beoordeeld. De beoordeling van de vooraanmeldingen en de uitgewerkte voorstellen geschiedt binnen de kaders van de in deze call for proposals vermelde beoordelingscriteria. Voor de beoordeling van de vooraanmelding en de uitgewerkte voorstellen zijn verschillende criteria van toepassing (zie paragraaf 4.2.1). Het Gebiedsbestuur kan bij het besluit gebruikmaken van de volgende beleidsoverwegingen: -
het bevorderen van de participatie van vrouwelijke onderzoekers;
-
het optimaliseren van subsidiespreiding.
Samenstelling commissies De beoordelingscommissies worden onder verantwoordelijkheid van het Gebiedsbestuur samengesteld. De leden van de in te stellen beoordelingscommissies worden gekozen op basis van hun onderzoekservaring, hun ervaring op het gebied van het beoordelen van aanvragen en hun nietbetrokkenheid bij de aanvragen die in de desbetreffende commissies worden beoordeeld. Omdat de beoordelingscommissies pas kunnen worden samengesteld als bekend is wie aanvragen hebben ingediend, kan de samenstelling niet vooraf bekend gemaakt worden. Alle commissies worden voorgezeten door een technisch voorzitter. Na afloop van de subsidieronde worden de namen van de commissieleden in alfabetische volgorde gepubliceerd op de website van MaGW (www.nwo.nl/magwot). Tijdpad 6 oktober 2015
Deadline indiening vooraanmeldingen
Medio december 2015
Bekendmaking uitslag vooraanmelding
8 maart 2016
Deadline indiening uitgewerkte voorstellen
April-mei 2016
Interviews
Medio juni 2016
Besluitvorming Gebiedsbestuur MaGW over toekenningen en bekendmaking uitslag aan aanvragers
9 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Onderzoekstalent
4.2
Criteria Beoordelingscriteria Op vooraanmeldingen en uitgewerkte voorstellen zijn verschillende beoordelingscriteria van toepassing, die hieronder zijn vermeld. Per criterium worden relevante aandachtpunten genoemd die een rol kunnen spelen bij de beoordeling. Voor de weging van de criteria en onderdelen binnen die criteria zie paragraaf 6.4. Alle aanvragen worden aan de hand van de toepasselijke criteria beoordeeld op basis van de in de aanvraag verschafte informatie. 4.2.1 Beoordelingscriteria vooraanmelding 1. Opleiding De kandidaat heeft minimaal een bachelor afgerond en tevens het eerste jaar van de masteropleiding en voldoet voor deze componenten aan het gestelde cijfergemiddelde. De twee opleidingscomponenten worden apart beoordeeld en aan beide componenten is een afzonderlijk gewicht toegekend. Bij de beoordeling van beide componenten kunnen de volgende vragen aan de orde komen: Heeft de kandidaat een of meer bachelor-opleidingen gevolgd? Heeft de kandidaat een of meer masteropleidingen gevolgd? Heeft de kandidaat een onderzoeksmaster gevolgd? Welke vakken heeft de kandidaat in de bachelor(s) en in de master(s) gevolgd? Heeft de kandidaat aanvullende onderzoeksvoorbereidende talentprogramma’s gevolgd? Heeft de kandidaat aanvullende bijvakken gevolgd? Heeft de kandidaat college aan een andere of gerenommeerde buitenlandse universiteit gevolgd? Heeft de kandidaat prijzen behaald voor papers en/of scripties, en zo ja welke? Heeft de kandidaat judicia toegekend gekregen, en zo ja welke? Heeft de kandidaat de gevolgde opleiding binnen de gestelde tijd afgerond? De masteropleiding die de kandidaat heeft gevolgd en die voldoet aan de gestelde toelatingseis dient op het terrein van het NWO gebied Maatschappij- en Gedragswetenschappen te liggen. Bacheloropleiding(en) behoeven niet op het terrein van NWO MaGW te liggen. Ook eventuele andere masteropleidingen behoeven niet op het terrein van NWO MaGW te liggen. In deze gevallen is de vraag aan de orde in hoeverre de desbetreffende opleidingen relevant zijn voor het voorgestelde onderzoek. 2. Extracurriculaire activiteiten Extracurriculaire activiteiten zijn activiteiten waaraan de kandidaat naast de opleiding heeft deelgenomen. Deze activiteiten kunnen inzicht verschaffen in de wetenschappelijke interesse van de kandidaat of in eigenschappen, als inzet en doorzettingsvermogen, die er bij het doen van onderzoek toe kunnen doen. Extracurriculaire activiteiten kunnen wetenschappelijk of niet-wetenschappelijk van aard zijn. Beide onderdelen worden beoordeeld en aan beide onderdelen is een afzonderlijk gewicht toegekend. Wetenschappelijke activiteiten kunnen bijvoorbeeld studentassistentschappen (onderzoek en/of onderwijs) zijn of zelfstandig ondernomen onderzoeksactiviteiten. Vragen die bij de beoordeling aan de orde kunnen komen zijn: Wat is de aard van deze activiteiten en wat is de relevantie daarvan voor (de uitvoering van) het beoogde onderzoek? Heeft de kandidaat wetenschappelijke publicaties op zijn/haar naam staan (als eerste en/of medeauteur)? Niet-wetenschappelijke activiteiten kunnen bijvoorbeeld bestuurs- of werkervaring zijn. Vragen die bij de beoordeling aan de orde kunnen komen zijn: Wat is de aard van deze activiteiten? Wat is de relevantie ervan voor het CV van de kandidaat en voor de uitvoering van het beoogde onderzoek? 3. Motivering
10 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Onderzoekstalent
De motivering is een door de kandidaat gegeven toelichting op het CV. In de motivering licht de kandidaat in maximaal 350 woorden toe waarom hij/zij promotieonderzoek wil doen en waarom het CV geschikt is voor het beoogde onderzoek. Daarnaast kan de motivering een toelichting zijn op bijzonderheden in het CV, bijvoorbeeld studie-uitloop of anderszins. Centraal staat de vraag: overtuigt de motivering de beoordelaars van de gedrevenheid van de kandidaat om onderzoek te doen? 4. Onderzoeksidee Het onderzoeksidee is een beknopte beschrijving van het beoogde onderzoek. Uit deze beschrijving blijkt wat de probleemstelling is van het beoogde onderzoek, waarom het onderwerp moet worden onderzocht, en hoe. Het accent in de beoordeling ligt in deze fase op originaliteit van de probleemstelling en de relevantie van het onderzoek. Er kunnen maximaal vijf literatuurverwijzingen worden opgegeven en voetnoten zijn niet toegestaan. Indien van toepassing kan hier ook de beoogde institutionele inbedding van het onderzoek worden aangegeven. Centraal staat de vraag: wekt deze beschrijving de nieuwsgierigheid van de beoordelaar(s) naar een uitgewerkt voorstel? 4.2.2 Beoordelingscriteria uitgewerkt voorstel 1. Originaliteit en potentiële bijdrage aan de wetenschap Richtinggevende vragen voor de beoordeling zijn: Levert het voorgestelde onderzoek een originele en relevante bijdrage aan het vakgebied voor wat betreft het genereren van kennis of het ontwikkelen van theorie en/of methoden? Is adequaat gebruikgemaakt van bestaande kennis? Is er gerelateerd of vergelijkbaar onderzoek dat niet in het voorstel wordt genoemd, maar waarvan de aanvrager(s) zich bewust zou(den) moeten zijn? Is het voorstel vernieuwend? 2. Onderzoeksopzet en methoden Richtinggevende vragen voor de beoordeling zijn: Zijn de probleemstelling en de onderzoeksvragen helder en zorgvuldig geformuleerd, voldoende afgebakend en adequaat uitgewerkt? Heeft het onderzoeksvoorstel een heldere onderbouwing? Zijn de voorgestelde methoden en het voorgestelde design geschikt voor het realiseren van de probleemstelling en het beantwoorden van de onderzoeksvragen? Is het werkplan logisch van opbouw, goed gefaseerd en realistisch? Zijn de genoemde bronnen toegankelijk en geschikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden? 3. Kwaliteit kandidaat, begeleiding, inbedding Richtinggevende vragen voor de beoordeling zijn: -
Wat is de kwaliteit van de kandidaat-promovendus, gelet op de opleiding, extracurriculaire activiteiten, motivatie, maar ook de presentatie en overtuigingskracht?
-
Wat is de kwaliteit van de begeleiding, gelet op ervaring met het begeleiden van promovendi en expertise, bijvoorbeeld blijkend uit publicaties?
-
Wat is de kwaliteit van de institutionele inbedding, gelet op toegang tot benodigde expertise, reputatie van de onderzoeksgroep of de institutionele omgeving?
4. Kennisbenutting Potentieel Kan het onderzoek een bijdrage leveren aan de maatschappij en/of andere wetenschapsgebieden? Wie kunnen hun voordeel doen met de onderzoeksresultaten uit het project?
11 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Onderzoekstalent
Implementatie Is er een gedegen plan gemaakt om de opbrengsten van het project ten goede te laten komen aan de potentiële kennisgebruikers? Is beschreven hoe potentiële kennisgebruikers zijn betrokken (of betrokken zullen worden) bij het project? Is beschreven welke maatschappelijke opbrengsten worden verwacht en op welke termijn de mogelijke kennisbenutting te verwachten is? Hoe dragen de beoogde opbrengsten bij aan de maatschappelijke relevantie van het project? Bij onderzoek dat zich niet leent voor kennisbenutting zoals in bovenstaande termen wordt omschreven, wordt aan de onderzoeker gevraagd om beknopt uit te leggen waarom de onderzoeker van mening is dat kennisbenutting niet van toepassing is op het voorgestelde onderzoek. Het gedeelte over implementatie hoeft dan niet te worden ingevuld. Indien de beoordelingscommissie van mening is dat de uitleg van de indiener juist is en concludeert dat de aard van het onderzoek zich inderdaad niet leent voor kennisbenutting zoals bovenstaand is omschreven, zal de commissie een positieve waardering voor kennisbenutting geven. Meent de commissie echter dat er wel mogelijkheden voor kennisbenutting zijn, maar dat deze door de indiener onvoldoende worden geadresseerd, dan zal de commissie een minder positieve waardering voor het onderdeel kennisbenutting geven. Zie ook de toelichting kennisbenutting in paragraaf 6.2 van deze call for proposals. Datamanagement De datamanagementparagraaf vormt in deze pilotfase geen criterium bij beoordeling van het uitgewerkte voorstel. De commissie kijkt pas ná vaststelling van de prioriteitsvolgorde naar de datamanagementparagrafen van de aanvragen die worden voorgedragen voor honorering. De commissie kan dan voor de datamanagementparagrafen van deze aanvragen suggesties doen en adviezen geven die voor de onderzoeker behulpzaam kunnen zijn bij het opstellen van het na toekenning in te dienen datamanagementplan. Zie ook de toelichting datamanagement in paragraaf 6.3 van deze call for proposals.
12 Hoofdstuk 5: Contact en overige informatie / Onderzoekstalent
5 Contact en overige informatie 5.1
Contact
5.1.1
Inhoudelijke vragen Voor inhoudelijke vragen over Onderzoekstalent en deze call for proposals neemt u contact op met: NWO Gebied MaGW Postbus 93461 Den Haag Drs. J.S. (Joris) Voskuilen, coördinator,
[email protected] A. (Annelies) van Velze, MA, BSc, secretaris,
[email protected] E. (Erica) van Liempt, secretariaat Tel: 070-3440944 e-mail:
[email protected]
websites:
www.nwo.nl/magwonderzoekstalent (indienen voorstellen) www.nwo.nl/magwot (algemene informatie)
5.1.2
Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem Iris Bij technische vragen betreffende het gebruik van Iris neemt u contact op met de Iris helpdesk. Leest u alstublieft eerst de handleiding voordat u de helpdesk om raad vraagt. Bereikbaarheid Iris helpdesk: van maandag t/m vrijdag van 11.00 tot 17.00 uur, telefoonnummer 0900-696 47 47. Helaas ondersteunen niet alle buitenlandse providers het bellen naar 0900-nummers. U kunt ook uw vraag per e-mail sturen aan
[email protected]. Nota bene: bij het ter perse gaan van deze call for proposals zijn de contactgegevens voor de ISAAC helpdesk nog niet bekend. Zodra hierover meer bekend is zal NWO aanvragers via de gebruikelijke kanalen berichten.
13 Hoofdstuk 6 Bijlage(n) / Onderzoekstalent
6 Bijlage(n) 6.1 Disciplinecodes Het gebied Maatschappij- en Gedragswetenschappen is ingedeeld in vier disciplinegroepen die in een aantal (sub)disciplines zijn onderverdeeld. Aanvragen die bij MaGW worden ingediend moeten op het terrein van een van deze (sub)disciplines liggen, evenals de masteropleiding die voldoet aan de toelatingseis. Daartoe dient een van de hieronder vermelde zescijferige codes vermeld te worden op de aanvraag. Op basis van de opgegeven disciplinecode wordt de aanvraag in een van de vier commissies ingedeeld. De disciplinecodelijst is ook te raadplegen via www.nwo.nl/magw.
Disciplinegroep Economie en Bedrijfskunde Economie 38.10.00 Microeconomie 38.20.00 Macroeconomie 38.30.00 Econometrie Bedrijfskunde 39.90.00 Bedrijfskunde Disciplinegroep Gedrag en Onderwijs Psychologie 40.10.00 Klinische psychologie 40.20.00 Biologische en medische psychologie 40.30.00 Ontwikkelingspsychologie 40.40.00 Psychonomie en cognitieve psychologie 40.50.00 Sociale en Organisatiepsychologie 40.60.00 Psychometrie Onderwijskunde 41.90.00 Onderwijskunde Pedagogiek 42.00.00 Pedagogiek Disciplinegroep Recht en Bestuur Rechtswetenschappen 43.10.00 Privaatrecht 43.20.00 Staats- en Bestuursrecht 43.30.00 Internationaal en Europees recht 43.40.00 Strafrecht en Criminologie Bestuurskunde en Politicologie 44.10.00 Bestuurskunde 44.20.00 Politicologie Disciplinegroep Sociale wetenschappen Sociologie 45.90.00 Sociologie Culturele antropologie 46.90.00 Culturele antropologie
14 Hoofdstuk 6: Bijlage(n) / Onderzoekstalent
Communicatiewetenschappen 47.90.00 Communicatiewetenschappen Demografie 48.90.00 Demografie Geografie en Planning 49.10.00 Geografie 49.11.00 Planning Milieuwetenschappen 50.90.00 Milieuwetenschappen
15 Hoofdstuk 6: Bijlage(n) / Onderzoekstalent
6.2 Toelichting kennisbenutting Definitie NWO definieert kennisbenutting als volgt: Kennisbenutting is een proces dat bevordert dat wetenschappelijke kennis buiten de wetenschappelijke wereld en/of door andere wetenschappelijke disciplines gebruikt wordt. Het proces vereist vaak interactie tussen de onderzoeker en de beoogde kennisgebruiker, en dit contact kan in alle fases van het onderzoek plaatsvinden: van de formulering van de onderzoeksvraag tot en met de verspreiding van de onderzoeksresultaten. NWO is ervan overtuigd dat uitwisseling tussen onderzoek en praktijk voor alle betrokkenen vruchtbaar kan zijn. Het gezamenlijk opzetten van het onderzoek kan inspiratie bieden voor alle partijen. Lopende het onderzoek krijgen bedrijven en organisaties input voor innovaties, terwijl onderzoekers kennis maken met inzichten uit de praktijk. Na afloop van het onderzoek betekent kennisbenutting het implementeren van nieuwe kennis of het overdragen van nieuwe inzichten. NWO heeft in dit proces een faciliterende rol, bijvoorbeeld door de organisatie van matchmakingsbijeenkomsten of het instellen van gebruikersgroepen. Kennisbenutting bij vrij onderzoek Onderzoekers die van NWO financiering krijgen voor vrij onderzoek, beogen doorgaans niet in de eerste plaats resultaten die relevant zijn voor bedrijfsleven of maatschappij. Niettemin zijn er genoeg voorbeelden dat dergelijk onderzoek, soms op de langere termijn, aan ontwikkelingen buiten het eigen vakgebied bijdraagt. NWO wil de doordenking van kennisbenutting door deze onderzoekers stimuleren door hen hierop te laten reflecteren, en - zo mogelijk - concrete plannen uit te werken. De aspecten die van belang zijn voor de beoordeling van de kennisbenuttingsparagraaf worden genoemd bij het criterium Kennisbenutting in paragraaf 4.2 van deze call for proposals. De volgende vragen zijn bedoeld als handreiking bij het opstellen van de kennisbenuttingsdoelstellingen. Doelstelling
Welke bijdrage kan het onderzoek leveren aan de maatschappij en/of aan andere wetenschapsgebieden? -
Denk hierbij aan bijvoorbeeld aan bijdragen op economisch, sociaal-bestuurlijk, juridisch, enz. terrein
-
Met maatschappij worden zowel de publieke als private sector bedoeld
Wie kunnen hun voordeel doen met de onderzoeksresultaten uit het project? -
Het gaat om gebruikers in de publieke en private sector, waaronder ook wetenschappers in andere vakgebieden.
Omgeving
Kan de institutionele inbedding van het onderzoek de beoogde benutting van onderzoeksresultaten bevorderen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? -
Denk hierbij aan de ervaring met kennisbenutting van onderzoekers binnen de afdeling, faculteit en hoe deze ervaring de kennisbenutting voor het voorgestelde project kan bevorderen.
Welke financiële middelen worden (eventueel) ingezet om de doelstellingen van de beoogde kennisbenutting te bereiken?
16 Hoofdstuk 6: Bijlage(n) / Onderzoekstalent
-
Kosten voor kennisbenutting kunnen worden aangevraagd.
Interactie
Op welke wijze worden potentiële gebruikers van de onderzoeksresultaten betrokken bij het project? -
Denk hierbij bijvoorbeeld aan het volgende: zijn gebruikers betrokken geweest bij de articulatie van het voorstel? Worden gebruikers ingezet bij het bereiken van de doelstellingen van de kennisbenutting? Zo ja, hoe?
Wat is het plan van aanpak om de resultaten van het project ten goede te laten komen aan potentiële gebruikers? -
Wat is de strategie? Hoe is deze strategie ingebed in de uitvoering van het onderzoek?
Op welke termijn is de kennisbenutting te verwachten en hoe dragen de beoogde producten bij aan de maatschappelijke relevantie van het project?
17 Hoofdstuk 6: Bijlage(n) / Onderzoekstalent
6.3 Toelichting datamanagement Bij goed onderzoek hoort verantwoord datamanagement. Daarom start NWO in 2015 met een pilot Datamanagement. Het financieringsprogramma Onderzoekstalent neemt deel aan deze pilot, maar alleen voor de uitgewerkte voorstelen wordt hierover informatie gevraagd. Hieronder staan de vier vragen vermeld die in het formulier voor een uitgewerkt voorstel beantwoord moeten worden. Bij het verzamelen/genereren van data en de analyse daarvan is het noodzakelijk dat er tijdig maatregelen worden getroffen om opslag en hergebruik later mogelijk te maken. Dit betekent dat onderzoekers al voor de aanvang van het onderzoek moeten nagaan a) of voor het project gebruik kan worden gemaakt van beschikbare data van derden, b) welke data voor hergebruik relevant kunnen zijn en c) hoe deze data opgeslagen kunnen worden zodat zij voor hergebruik geschikt zijn. Na honorering van een uitgewerkt voorstel zal de onderzoeker een uitgewerkt datamanagementplan opstellen. 1.
Worden er data verzameld of gegenereerd die voor hergebruik geschikt zijn? Ja: beantwoord dan vraag 2 t/m 4. Nee: licht dan toe waarom het onderzoek niet leidt tot herbruikbare data, of tot data die niet kunnen worden opgeslagen of om andere redenen niet relevant zijn voor hergebruik.
2.
Waar worden de data gedurende het onderzoek opgeslagen?
3.
Hoe worden de data na afloop van het project voor de lange termijn opgeslagen en voor hergebruik beschikbaar gesteld voor derden? Voor wie zijn de data toegankelijk?
4.
Welke voorzieningen (ICT, (beveiligd) archief, koelkasten of juridische expertise) zijn naar verwachting nodig voor de opslag van data gedurende het onderzoek en na het onderzoek? Zijn deze beschikbaar? 3
Neem voor het invullen van de paragraaf contact op met de universiteitsbibliotheek/beoogde repository/ICT afdeling van uw instituut of universiteit. Zij kunnen u helpen met het invullen van de dataparagraaf. De datamanagementparagraaf richt zich op de opslag van data gedurende en na het onderzoek (archiveren). NWO verstaat in deze paragraaf onder ‘data’ zowel verzamelde, onbewerkte data alsook geanalyseerde, gegenereerde data. Hierbij zijn alle verschijningsvormen denkbaar; digitaal en niet-digitaal (zoals bijvoorbeeld samples, ingevulde vragenlijsten, geluidsopnames etc). NWO vraagt alleen om opslag van voor hergebruik relevante data. NWO gaat er in principe vanuit dat er binnen de verschillende vakgebieden een breed gedragen opvatting bestaat over welke data relevant zijn om op te slaan voor hergebruik.
3
Met ICT-voorzieningen voor dataopslag wordt bedoeld zaken als capaciteit voor dataopslag, bandbreedte
voor datatransport en rekenkracht voor dataverwerking.
18 Hoofdstuk 6: Bijlage(n) / Onderzoekstalent
De RDNL checklist geeft een handreiking voor de selectie van data die voor archivering in aanmerking kunnen komen. Het belang en de waarde van hergebruik enerzijds en de kosten en haalbaarheid van data-opslag anderzijds dienen in redelijke verhouding tot elkaar te staan en zijn van invloed op de omvang van de te bewaren data. Bij voorkeur worden de data gearchiveerd bij een (inter)nationale data repository. Wanneer dit niet mogelijk is, dienen de data te worden gearchiveerd door de institutionele repository. Vertrouwelijke, privacy- of concurrentiegevoelige data vragen wellicht speciale vormen van opslag of beperkte toegang. Het uitsluitend opslaan van data op computers of externe media (bijv. USB stick, CD, DVD of harddiscs) is in het algemeen riskant en wordt daarom in principe door NWO niet worden goedgekeurd. Een overzicht van bestaande repositories met Data Seal of Approval kunt u vinden op deze lijst met repositories.
19 Hoofdstuk 6: Bijlage(n) / Onderzoekstalent
6.4 Weging en scores Bij de beoordeling zal worden gewerkt met scores aan de hand van een 9puntsschaal, waarin 1 de hoogste/beste score is en 9 de laagste/minste. Aan de criteria (en bij de vooraanmelding onderdelen daarvan) worden scores toegekend. Op basis van de gegeven scores wordt een gewogen gemiddelde berekend. Dit gemiddelde dient tevens als eindscore en bepaalt de positie in de rangorde. Bij het berekenen van de eindscores wordt rekening gehouden met het gewicht dat is toegekend aan de verschillende criteria, cq. onderdelen binnen die criteria. Weging bij vooraanmelding Criterium
Onderdeel binnen criterium
Opleiding
Bachelor
10%
Eerste jaar master
30%
Wetenschappelijk
6%
Niet-wetenschappelijk
4%
Extracurriculair
Weging deelscore
Motivering
10%
Onderzoeksidee
40%
Bij de criteria voor de vooraanmelding (paragraaf 4.2.1) staan per criterium aandachtspunten genoemd die een rol spelen bij de beoordeling. Scoren van criteria bij vooraanmeldingen Voor het eerste criterium (Opleiding) geldt voor beide onderdelen, bachelor en master de startscore 5,4. Deze score staat voor ‘goed’. De reden hiervoor is dat de kandidaat aan de toelatingseis voldoet. Voor opleidingen die een expliciet onderzoeksvoorbereidend karakter hebben, zoals onderzoeksmasters, geldt een betere startscore, namelijk 4,4. Bij de beoordeling van beide onderdelen (bachelor en master) spelen de aandachtspunten genoemd in paragraaf 4.2.1 bij het criterium ‘Opleiding’ een rol en kunnen leiden tot puntenaftrek, c.q. verbetering van de score. Ook voor het criterium ‘extracurrriculaire activiteiten’ geldt voor elk onderdeel een startscore: 5,4 als er activiteiten zijn uitgevoerd, 5,5 als er geen activiteiten zijn uitgevoerd. Voor de criteria ‘motivering’ en ‘onderzoeksidee’ geldt geen startscore en de gehele schaal is van toepassing. Weging bij uitgewerkte voorstellen Criterium
Weging deelscore
Originaliteit en bijdrage aan de wetenschap
30%
Onderzoeksopzet en methoden
30%
Kwaliteit kandidaat, begeleiding, inbedding
30%
Kennisbenutting
10%
Scoren van criteria bij uitgewerkte voorstellen Bij de beoordeling van uitgewerkte voorstellen is op elk criterium de volledige schaal van toepassing.
20 Hoofdstuk 6: Bijlage(n) / Onderzoekstalent
6.5 Cijfers en Grade Point Average (GPA) Kandidaten die een opleiding in Nederland volgen of hebben gevolgd, krijgen gewoonlijk cijfers op een schaal van 1 tot en met 10. Voor de opleidingen die in Nederland zijn gevolgd gelden de minimale gemiddelde gewogen cijfergemiddelden van een 7,5 voor de bachelor opleiding en 8,0 voor het eerste jaar van de masteropleiding (of in geval van een afgeronde masteropleiding het gemiddelde over de gehele master opleiding). Deze gemiddelden worden berekend op maximaal een cijfer achter de komma nauwkeurig. In het gewogen gemiddelde is rekening gehouden met het gewicht dat is toegekend aan de verschillende vakken, meestal uitgedrukt in ECTS. Als de cijfers volgens de Nederlandse systematiek zijn berekend is het niet noodzakelijk een GPA in te vullen. Kandidaten die hun opleiding (of onderdelen daarvan) buiten Nederland hebben gevolgd, ontvangen in de meeste gevallen cijfers op basis van een andere systematiek dan hiervoor geschetst. In deze gevallen wordt om een Grade Point Average (GPA) gevraagd. Een GPA is eveneens een gewogen gemiddelde dat rekening houdt met de gewichten die aan verschillende vakken zijn toegekend. Er zijn verschillende manieren om een GPA te berekenen en weer te geven. Er is gekozen voor de weergave van GPA op een 4 punts schaal zoals gebruikelijk in de Verenigde Staten. Met behulp van de volgende calculator kan een GPA worden berekend op basis van cijfers zoals die in vrijwel elk land ter wereld worden toegekend: http://www.foreigncredits.com/Resources/GPA-Calculator/. Voor de berekening van het GPA op basis van Amerikaanse grades zie: http://www.gradetracker.com/academy/4-0-gpa-scale-calculator De Universiteit Utrecht heeft een conversietabel gepubliceerd voor Nederlandse cijfers naar een GPA. Op basis van deze lijst is vastgesteld dat een 7,5 overeenkomt met een GPA van 3,37, een 8,0 met een GPA van 3,95. Deze tabel is te raadplegen via http://students.uu.nl/praktische-zaken/regelingen-en-procedures/grade-pointaverage.
Uitgave: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek Bezoekadres: Laan van Nieuw Oost-Indië 300 2593 CE Den Haag
juni 2015