Faculteit der Letteren Onderwijs- en ExamenRegeling 2011 - 2012 Bacheloropleiding
Kunstgeschiedenis Inhoud: 1.
Algemene bepalingen
2.
Opbouw van de opleiding
3.
De propedeutische fase van de opleiding
4.
Studievoortgang, inclusief studieadvies
5.
Toelating tot het tweede studiejaar van de opleiding, de postpropedeutische fase
6.
De postpropedeutische fase van de opleiding
7.
Tentamens en examens van de opleiding
8.
Vooropleiding
9.
Inschrijving voor colleges en Studiebegeleiding
10. Overgangs- en slotbepalingen
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 1
Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. opleiding: de bacheloropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; d. studiepunt: eenheid uitgedrukt in ECTS, waarbij een studiepunt gelijk staat aan 28 uur studeren; e. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; f. volgen van een onderdeel: onder volgen van een studieonderdeel, resp. het gevolgd hebben van een onderdeel wordt verstaan dat een student heeft deelgenomen (en indien van toepassing heeft voldaan aan de aanwezigheidplicht) aan het college en, indien van toepassing, de daarbij behorende werkzaamheden heeft verricht. In de studiehandleiding van het onderdeel wordt vermeld of de werkzaamheden slechts hoeven te worden gemaakt dan wel voldoende moeten zijn gemaakt; g. toets: tentamen als bedoeld in artikel 7.10 van de wet; h. tentamen: formele afsluiting van een onderdeel; i. deeltentamen: in het geval het tentamen bestaat uit verschillende delen dan wordt gesproken van deeltentamens; j. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7. 13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie (afstudeerwerkstuk); - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het actief deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het actief deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. k. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet. l. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase. m. examen: het propedeutische examen of het bachelorexamen van de opleiding; n. definitief studieadvies: advies als bedoeld in artikel 7.8 b, lid 1 van de wet; 0. bindend studie advies (BSA): afwijzend definitief studieadvies als bedoeld in artikel 7.8 b, lid 3 van de wet, namens het College van Bestuur uitgebracht door het faculteitsbestuur, betreffende de inschrijving van de student voor de opleiding; p. studievoortgangsoverzicht, een overzicht van de gerealiseerde studielast; q. voorlopig studieadvies, een schriftelijk tussentijds studieadvies over de voortzetting van de opleiding; r. doorstroomprogramma: programma van meer dan 60 ECTS-studiepunten, bedoeld voor het wegwerken van deficiënties ten behoeve van doorstroom naar een aansluitend Maprogramma. Het programma wordt afgesloten met een bachelordiploma. s. schakel-/pre-masterprogramma: programma met een omvang tot en met 60 ECTSstudiepunten bedoeld voor het wegwerken van deficiënties ten behoeve van doorstroom naar aan aansluitend masterprogramma. Dit programma wordt niet afgesloten met een bachelorprogramma. t. major: het geheel van verplichte onderwijseenheden in de propedeutische en postpropedeutische fase;
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 2
u. v. w.
minor: het geheel van onderwijseenheden in de vorm van een vast keuzepakket verbonden met de major in de propedeutische en postpropedeutische fase; vrije keuzeruimte: een pakket van keuzeonderdelen dat de student naar eigen inzicht mag samenstellen onder goedkeuring van de examencommissie; semester: deel van een studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks medio februari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks medio juli.
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd dat de student een zodanige academische vorming verwerft in termen van kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van de kunstgeschiedenis, dat: - voldaan wordt aan de ingangseisen voor toelating tot aansluitende masteropleidingen, met het recht op toegang tot in ieder geval de maatschappelijk georiënteerde masteropleidingen Kunstgeschiedenis en Nederlandse Cultuur van de Rijksuniversiteit Groningen; - de student in staat is tot het met succes uitoefenen van functies waarvoor academische kennis en vaardigheden op bachelorniveau op bovengenoemd gebied vereist dan wel wenselijk zijn. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd.
Paragraaf 2 Opbouw van de opleiding Artikel 2.1 Indeling en examens van de opleiding 1.
In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: a. het propedeutische examen; b. het afsluitende examen, d.w.z. het bachelorexamen. 2. De opleiding is opgedeeld in een propedeutische fase en een postpropedeutische fase. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major, een minor en een keuzeruimte. 3. De opleiding kent de volgende minoren waaruit de student er één dient te kiezen: Minoren 1. Kunst, Beleid en Management 2. Moderne Kunst 3. Oude kunst 4. De Mediterrane wereld 5. Landschap Artikel 2.2 Studielast 1.
De opleiding heeft een studielast van 180 ECTS studiepunten, waarbij één ECTS studiepunt gelijk staat aan 28 uren studie. 2. De propedeutische fase heeft een studielast van 60 ECTS studiepunten. 3. De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS studiepunten. Artikel 2.3 Verdeling major-minor 1.
De volgende verdeling van studiepunten geldt voor de major, minor en keuzeruimte: a. De major bestaat uit 120 ECTS studiepunten. Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 3
2.
3.
b. De minorruimte beslaat 30 ECTS studiepunten en dient te worden gekozen uit de set zoals aangegeven in artikel 2.1, lid 3 van de OER. c. De keuzeruimte. Deze beslaat 30 ECTS studiepunten. De keuzeruimte van 30 ECTS studiepunten bestaat uit onder de goedkeuring van de examencommissie door de examinandus te kiezen vrije onderdelen die betrekking hebben op vakken die aan een universiteit of een instelling voor hoger beroepsonderwijs worden onderwezen. Hierbij kan gekozen worden uit maximaal 3 (drie) wetenschapsgebieden of themagebieden naast dat van de major. In zijn/haar keuzeruimte kan de student er voor kiezen een stage te volgen. De examencommissie moet hieraan goedkeuring verlenen. Een student kan kiezen tussen een maatschappelijke stage (10 ECTS) via het stagebureau Letteren of een educatieve stage (10 of 15 ECTS) in het kader van een educatieve minor via het UOCG. De stages mogen niet beide worden gevolgd. Voorwaarde voor een stage via het stagebureau Letteren is dat de propedeuse is behaald en dat ten minste 120 ECTS-studiepunten zijn behaald in de combinatie van major- en minoronderdelen (erkend door de examencommissie van de majoropleiding). Voorafgaand aan de stage wordt een stageplan opgesteld, dat een omschrijving van de doelstellingen, de inhoud van de stage en een activiteitenplan omvat. Dit plan wordt goedgekeurd door de begeleiders. De beoordeling van de stage wordt verricht door een begeleider vanuit de opleiding en een begeleider vanuit de stagegever, die als examinator zijn aangewezen door de examencommissie. De stage wordt afgesloten met een stageverslag dat wordt beoordeeld door de begeleider vanuit de opleiding en ter kennis wordt gesteld van de stagegever.
Artikel 2.4 Studieverblijf buitenland De student wordt in staat gesteld in de postpropedeutische fase onderdelen met een totaal volume van ten minste 30 ECTS studiepunten te volgen aan een buitenlandse (partner-) universiteit. Deze onderdelen behoeven vooraf in de vorm van een leerovereenkomst goedkeuring van de examencommissie. Deze leerovereenkomst dient te worden ondertekend door de examencommissie, de student en een vertegenwoordiger van de buitenlandse (partner-) instelling. Indien er tussentijds wijzigingen optreden in het programma dient de leerovereenkomst te worden gewijzigd en dient deze opnieuw te worden ondertekend door bovengenoemde partijen. Artikel 2.5 Vrij Programma Een student kan kiezen voor het Vrije Programma van Kunstgeschiedenis. Een Vrij Programma heeft vooraf goedkeuring nodig van de examencommissie van de opleiding. Het Vrije Programma dient tenminste 120 ECTS (van de 180 ECTS) studiepunten aan majoronderdelen te bevatten. Artikel 2.6 Honoursprogramma 1. De Faculteit der Letteren neemt deel aan het honoursprogramma van het University of Groningen Honours College door middel van een Gemeenschappelijke Regeling. 2. Studenten die zijn toegelaten tot de bacheloropleiding Kunstgeschiedenis kunnen aan dit honoursprogramma deelnemen, indien zij worden geselecteerd door de Dean van het University of Groningen Honours College. Voor de selectieprocedure wordt verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College 3. Op het honoursprogramma, waar het facultaire verdiepende deel een onderdeel van is, is de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College van toepassing. 4. In het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement wordt van het behalen van de honoursbul een aantekening gemaakt.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 4
Artikel 2.7 Academische vorming De opleiding van de student dient naar het oordeel van de examencommissie voldoende elementen te bevatten ten dienste van de academische vorming van de student. Hier volgt een overzicht van de eindtermen van de opleiding. De te realiseren eindtermen van de propedeuse zijn de volgende: Algemene academische vaardigheden De bezitter van het propedeusediploma Kunstgeschiedenis beschikt over de volgende algemene academische vaardigheden: a. Maken van betrouwbare en bruikbare verslagen en samenvattingen. b. Geven van presentaties over een discipline-gerelateerd onderwerp voor een geïnteresseerde publieksgroep. c. Hebben van een zodanig niveau van lees- en luistervaardigheid van het Engels dat het academisch debat in die taal in voldoende mate kan worden gevolgd. d. Op effectieve wijze studeren en de beschikbare tijd indelen; zich houden aan deadlines. Vakgerelateerde vaardigheden De bezitter van het propedeusediploma Kunstgeschiedenis beschikt over de volgende vakgerelateerde vaardigheden: a. Gebruik maken van kunsthistorische bibliotheekcollecties en omgaan met kunsthistorisch bibliografisch materiaal en kunsthistorische bestanden, zowel in gedrukte als in digitale vorm. b. Toepassen van methoden van annotatie en maken van bibliografische verwijzingen die voldoen aan de eisen die daaraan binnen de kunsthistorische wetenschap worden gesteld. c. Begrijpen, analyseren en samenvatten van kunst- en architectuurhistorische basisteksten. d. Visueel analyseren van objecten van beeldende kunst, architectuur en stedenbouw en deze analyses mondeling en schriftelijk onder woorden brengen. e. Schrijven van kunst- en architectuurhistorische papers die aan de academische basiseisen van helderheid, overzichtelijkheid en beknoptheid voldoen. Vakgerelateerde theoretische en inhoudelijke kennis en inzicht De bezitter van het propedeusediploma Kunstgeschiedenis beschikt over kennis van en inzicht in: a. Belangrijke kunstwerken uit de periode vanaf de Romeinse oudheid tot 1300; de periode 1300-1800, vooral in Italië en de Nederlanden; de periode 1800 tot nu, met nadruk op de twintigste eeuw. De stilistische ontwikkeling die deze kunstwerken laten zien en de thematiek die zij behelzen. b. De belangrijkste beeldcategorieën, kunstvormen, media en technieken waartoe deze kunstwerken behoren c.q. waarin zij zijn uitgevoerd. c. De artistieke en historische context waarbinnen deze kunstwerken werden gemaakt. d. De belangrijkste methoden en strategieën van interpretatie (stijlanalyse, iconografische en iconologische interpretatie, functieanalyse etc.) die binnen de kunst- en architectuurhistorische discipline worden toegepast. e. Aard en omvang van de kunst- en architectuurhistorische discipline, haar beroepsmogelijkheden en haar toepassingen in de maatschappelijke praktijk. f. De belangrijkste gebouwen uit de architectuurgeschiedenis vanaf de middeleeuwen tot en met de 20ste eeuw en de stijlontwikkeling waarin deze staan. De interactie tussen de vorm van deze gebouwen, hun maatschappelijke functie en de esthetische idealen van waaruit zij werden gebouwd. g. De belangrijkste hoofdstukken uit de geschiedenis van de stedenbouw en de eerste beginselen van de discipline waarbinnen deze geschiedenis wordt bestudeerd. h. Materiële, constructieve en organisatorische vernieuwingen in de bouw en hun invloed op het verloop van de architectuurgeschiedenis. i. Enkele van de belangrijkste musea, gebouwen, rijksmonumenten en stedenbouwkundige uitbreidingen in Nederland en hun maatschappelijke betekenis.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 5
De te realiseren eindtermen van het bachelordiploma zijn de volgende: Algemene academische vaardigheden De bezitter van het bachelordiploma Kunstgeschiedenis beschikt over de algemene academische vaardigheden die zijn vereist voor het propedeusediploma Kunstgeschiedenis. Daarenboven beschikt hij/zij over de volgende algemene academische vaardigheden: a. Samenbrengen en kritisch interpreteren van informatie uit uiteenlopende bronnen. b. Kritisch evalueren van theorieën, methoden en onderzoeksresultaten en hier gebruik van maken. c. Formuleren van vraagstukken, creativiteit tonen bij het zoeken naar oplossingen en deze op verantwoorde wijze onderbouwen. d. Mondeling en schriftelijk op academisch niveau formuleren. e. Een zodanig niveau van lees- en luistervaardigheid van het Engels dat het academisch debat in die taal in voldoende mate kan worden gevolgd. Vakgerelateerde vaardigheden De bezitter van het bachelordiploma Kunstgeschiedenis beschikt over de vakgerelateerde vaardigheden die zijn vereist voor het propedeusediploma Kunstgeschiedenis. Daarenboven beschikt hij/zij over de volgende vakgerelateerde vaardigheden: a. Begrijpen, analyseren en samenvatten van gecompliceerde kunst- en architectuurhistorische teksten. b. Schrijven van uitvoerige kunst- en architectuurhistorische papers over complexe onderwerpen. c. Geven van uitvoerige en goed gestructureerde visuele analyses van objecten van beeldende kunst, architectuur en stedenbouw; deze analyses mondeling en schriftelijk onder woorden brengen. d. Kritisch evalueren van theorieën, methoden en onderzoeksresultaten op het gebied van de visuele kunsten, architectuur en stedenbouw en hiervan gebruik maken bij het analyseren en het interpreteren van objecten van beeldende kunst, architectuur en stedenbouw. e. Zelfstandig vergaren van gegevens met betrekking tot herkomst, staat, datering, stijl, techniek en voorstelling van objecten van beeldende kunst, architectuur en stedenbouw en het hierbij effectief gebruik maken van ICT-toepassingen. f. Kritisch de relaties onderzoeken en analyseren tussen enerzijds kunstvoorwerpen, architectuur en stedenbouw en anderzijds de maatschappelijke (d.w.z. culturele, sociaal-economische en politieke) context waarin zij zijn ontstaan en hebben gefunctioneerd. Reflecteren op kwesties van beleid, overdracht en communicatie op het gebied van visuele kunsten en architectuur en stedenbouw in de huidige maatschappij. g. Kritisch reageren op actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Vakgerelateerde theoretische en inhoudelijke kennis De bezitter van het bachelordiploma Kunstgeschiedenis beschikt over de kennis en het inzicht die zijn vereist voor het propedeusediploma Kunstgeschiedenis. Daarenboven heeft hij/zij kennis van en inzicht in de volgende onderwerpsvelden: a. De Italiaanse kunst tussen 1300 en 1600 in haar culturele en maatschappelijke context. De belangrijkste wijzen waarop kunsthistorici deze kunst interpreteren. b. De vorm, inhoud en functie van de Vroege Nederlandse schilderkunst (1400-1600) en de verschillende wijzen waarop kunsthistorici deze interpreteren. Kennis van de collectievorming van Vroege Nederlandse schilderkunst. c. De Moderne en Contemporaine Kunst. In het bijzonder het Realisme in de kunst van de 19 de en 20ste eeuw en de geschiedenis en theorie van mediakunst (film, video) en digitale cultuur. De theoretische uitgangspunten en de strategieën van interpretatie die bij de bestudering van deze thema’s aan de orde zijn. d. De grote 18de- en 19de-eeuwse kunstmusea in Europa: hun ontstaan en karakter, hun manieren van presentatie. De twintigste-eeuwse kunstinstituties in relatie tot de kunstvormen die zij presenteren en tot de rol van kunstdistributeur die zij vervullen. e. Het huidige praktisch functioneren van museale en Media-instituties in Nederland: collectiebeleid, beheer, conservatie, presentatie, communicatie. Het samenstellen van tentoonstellingen. f. De toepassing binnen de kunstgeschiedenis van natuurwetenschappelijke onderzoeksmethoden.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 6
g. h.
i. j. k.
De ontwikkeling van de bouwkunst vanaf de 16de eeuw tot heden, in relatie tot de samenleving. Het verband tussen architectuurtheorie en architectuurontwerp. De 19de- en 20ste-eeuwse stedenbouw en de stedenbouwgeschiedenis als discipline. De herinrichting van de openbare ruimte en de vernieuwing van het stedenbouwkundig en architectonisch ontwerp in Nederland en daarbuiten. De ruimtelijke transformaties in en om steden en de verandering van het Nederlandse landschap. Het ontstaan en de ontwikkeling van moderne bouwtechnieken en -systemen en de consequenties daarvan voor de 19de- en 20ste-eeuwse woningbouw en utiliteitsbouw. De grote restauratie- en vernieuwingsprojecten in historische stadskernen in Nederland na 1960, vanuit het perspectief van monumentenzorg. De globale inhoud en doelstellingen van een discipline buiten de Kunstgeschiedenis.
Omwille van het bereiken van een adequate academische vorming in de breedte beschikt de student, naast bovenbedoelde kennis en vaardigheden, over elementair inzicht in en overzicht van (een) ander(e) disciplinegebied(en) dan de gekozen major.
Paragraaf 3 De propedeutische fase van de opleiding Artikel 3.1 Samenstelling propedeutische fase De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: nr. 1 2 3 4 5 6 7 1
onderdeel Arch.& St.bouw: Historische Revivals Beeldende kunst: 1800 tot heden Beeldende kunst: 1300 tot 1800 Arch. & St.bouw: canon 19e en 20e eeuw Arch.& St.bouw: Moderniteit, modernismen BK: (Post)moderne en hedendaagse kunst 1 BK: Vragen bij topstukken 1 Minor
omvang 5 10 10 5 10 10 10 10
De student kiest één van deze twee onderdelen.
Artikel 3.2 Onderwijsuitvoering in de propedeutische fase 1.
nr. 1 2 3 4 5 6 7
Voor werkcolleges geldt een aanwezigheidsplicht. Hieronder wordt verstaan het actief deelnemen aan tenminste 80% van de werkcolleges. Precisering van de voorwaarden voor een succesvolle afronding van het werkcollege is opgenomen in de studiehandleiding van het betreffende college. Het betreft de onderstaande studieonderdelen: onderdeel Arch.& St.bouw: Historische Revivals Beeldende kunst: 1800 tot heden Beeldende kunst: 1300 tot 1800, inclusief mentoraat Arch. & St.bouw: canon 19e en 20e eeuw Arch.& St.bouw: Moderniteit, modernismen BK: (Post)moderne en hedendaagse kunst BK: Vragen bij topstukken
2. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de werkzaamheden van de onderwijseenheid als het behalen van het desbetreffende tentamen: n.v.t. 3. Bij afwezigheid tot 20% (in de regel drie van de veertien werkcolleges) mag de docent vervangende opdrachten verlangen. Bij afwezigheid van meer dan 20% wordt de student uitgesloten van verdere deelname aan het college en van het tentamen. Afmelden voor een college geschiedt altijd, onder opgaaf van redenen. Wie zonder opgaaf van reden de eerste twee colleges afwezig is, verliest het participatierecht ten voordele van een student op een eventuele wachtlijst.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 7
Paragraaf 4
Studievoortgang, inclusief studieadvies
Artikel 4.1 Studievoortgangsoverzicht In het jaar van eerste inschrijving ontvangt de student uiterlijk in week 13 van het studiejaar, doch in ieder geval gedurende het eerste semester van de opleiding een studievoortgangoverzicht, met daarin een overzicht van de gerealiseerde studielast. Artikel 4.2 Voorlopig studieadvies / bindend studieadvies 1. 2. 3.
4. 5.
Uiterlijk in week 25 van het studiejaar, en zo mogelijk vóór het begin van het tweede semester ontvangt de student een schriftelijk voorlopig studieadvies. Dit voorlopig studieadvies geeft een waarschuwing indien er sprake is van onvoldoende studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te verbeteren. Wanneer de studievoortgang zodanig is dat in redelijkheid niet te verwachten is dat de student aan de voorwaarden als genoemd in artikel 4.3. lid 2 zal gaan voldoen, wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Dit gesprek heeft tot doel het bespreken van de wijze van studeren, een heroverweging van de studiekeuze en een eventuele verwijzing naar een andere opleiding. Indien de resultaten hiertoe aanleiding geven wordt na het voorlopig studieadvies een bindend studieadvies als bedoeld in artikel 4.3 lid 2 uitgebracht, conform de procedure als beschreven in artikel 4.5. De procedure als genoemd in lid 4 wordt geacht in werking te treden indien de student in week 21 minder dan 10 ECTS-studiepunten heeft behaald en in week 42 minder dan 40 ECTSstudiepunten heeft behaald.
Artikel 4.3 Definitief studieadvies / bindend studieadvies 1. 2.
3. 4.
In week 45 van het studiejaar, doch uiterlijk aan het einde van het tweede semester in het eerste jaar van inschrijving ontvangt de student nogmaals een schriftelijk advies over de voortzetting van zijn opleiding: het definitief studieadvies. Onverminderd het bepaalde in artikel 4.6 wordt aan dit studieadvies een afwijzing met een bindend karakter verbonden (het bindend studieadvies), indien de student minder dan 40 studiepunten (bij een deeltijdopleiding minder dan 20 studiepunten) heeft behaald in het eerste jaar van zijn inschrijving, dan wel het propedeutische examen niet heeft behaald aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving (bij een deeltijdopleiding aan het eind van zijn derde jaar van inschrijving). De afwijzing geldt gedurende een termijn van 2 volgende studiejaren en heeft betrekking op de CROHO-opleiding van inschrijving. Bij het vaststellen van het aantal behaalde studiepunten tellen alleen de studiepunten van de vakken als bedoeld in paragraaf 3. Bij het vaststellen van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in dit artikel tellen de studiepunten van verworven vrijstellingen mee.
Artikel 4.4 Afwijkingen definitief studieadvies / bindend studieadvies 1.
2.
Aan de student die een verzoek tot uitschrijving met ingang van 1 februari van het eerste jaar van inschrijving doet, wordt geen definitief studieadvies uitgebracht. Indien deze student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft, zal in dat volgende studiejaar het definitieve studieadvies worden uitgebracht. De student die zich met ingang van 1 februari inschrijft voor een bacheloropleiding van de RUG, krijgt een (negatief) bindend studieadvies indien hij aan het eind van het tweede semester van het eerste jaar van inschrijving minder dan 20 studiepunten van deze opleiding (bij een deeltijdopleiding minder dan 10 studiepunten) heeft behaald. Voor het overige zijn de bepalingen als bedoeld in artikel 4.3 van overeenkomstige toepassing.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 8
Artikel 4.5 Procedure uitreiken definitief studieadvies / bindend studieadvies 1. 2.
Het definitief studieadvies / bindend studieadvies wordt namens het College van Bestuur uitgebracht door het faculteitsbestuur. Alvorens een bindend studieadvies wordt uitgebracht, wordt de student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord door of namens het faculteitsbestuur.
Artikel 4.6 Persoonlijke omstandigheden 1.
2. 3.
In zijn afweging om een bindend studieadvies uit te brengen betrekt het faculteitsbestuur op verzoek van de student diens persoonlijke omstandigheden. Uitsluitend persoonlijke omstandigheden die door de student na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door het faculteitsbestuur betrokken in zijn afweging. Indien op grond van de omstandigheden als bedoeld in lid 1 van een bindend studieadvies wordt afgezien, wordt aan de student aan het einde van diens volgende studiejaar opnieuw het studieadvies als bedoeld in art 4.3 uitgebracht. Omstandigheden als bedoeld in het eerste lid leiden niet automatisch tot een succesvolle aanspraak op een uitkering uit het Profileringsfonds.
Artikel 4.7 Beroepsbepaling In het besluit wordt melding gemaakt van de geldende rechtsbeschermingsvoorziening.
Paragraaf 5
Toelating tot het tweede studiejaar van de opleiding, de postpropedeutische fase
Artikel 5.1 - Criteria toelating postpropedeutische fase 1. 2. 3. 4.
Toelaatbaar tot het tweede jaar van de opleiding, de postpropedeutische fase, is de bezitter van het propedeutisch getuigschrift; Voorwaardelijk toelaatbaar is de student die tenminste 40 ECTS-studiepunten in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald. De voorwaardelijke toelating geldt niet voor majoronderdelen van het derde jaar van de opleiding. Hiervoor is het propedeutisch getuigschrift vereist. De voorwaardelijke toelating vervalt indien niet is voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 4.3 lid 2.
Paragraaf 6 De postpropedeutische fase van de opleiding Artikel 6.1 Samenstelling postpropedeutische fase 1.
De postpropedeuse omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast:
Major, studiejaar 2 nr vaknaam 8 9 10 11 12
Beeldende kunst en identiteit Beeldende Kunst: Thema’s uit de 19e eeuw1 Beeldende kunst Nederl. 1400-1500: Vorm1 Arch.& St.bouw: Cultureel erfgoed1 Beeldende kunst: Sculptuur 20e eeuw Verplichte minor (evt. vrije ruimte)
omvang in ECTS 5 5 5 5 5 10
13 14
Arch.& St.bouw: Grote projecten Arch.&St.bouw: Herontdekking van de stad
5 5
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 9
15 16 1
Beeldende kunst: Atelier, museum, publiek 2 Beeldende kunst: Fotografie, avant-garde2 Verplichte minor (evt. vrije ruimte)
5 5 20
De student kiest in het 1ste semester twee van deze drie keuze-onderdelen. studieonderdelen worden in de vrije ruimte of minor geplaatst
2 Deze
Studiejaar: 3 Studiepad: Beeldende Kunst Modern nr vaknaam 17 18 19 20 21 22 23
Beeldende kunst: Theorie, kritiek, 20e E Beeldende kunst: Kunst en markt Beeldende kunst: Mediageschiedenis Beeldende kunst: Kunstwereld 20e/21e eeuw Minor Beeldende kunstkritiek 19e en 20ste eeuw Beeldende kunst: Thema’s eigent. kunst Ba-scriptie Visuele kunsten Minor
Studiejaar: 3 Studiepad: Beeldende Kunst Oud nr vaknaam 24 25 26 27 23
Beeldende kunst in Italië 1300-1600 Beeldende kunst: Kunstmusea Beeldende kunst Nederl. 1400-1500: Kunst Minor Beeldende kunst: Actueel onderzoek Ba-scriptie Visuele kunsten Minor
Studiejaar: 3 Studiepad: Architectuur en Stedenbouw nr vaknaam 28 29 30 31
Arch.& St.bouw: Dossier landschapsgesch. Arch.& St.bouw: Massaproductie 20e eeuw Minor Arch.& St.bouw: Ethiek en esthetiek Ba-scriptie Architectuur en Stedenbouw Minor
omvang in ECTS 5 5 5 5 10 5 5 10 10
omvang in ECTS 5 10 5 10 10 10 10
omvang in ECTS 10 10 10 10 10 10
Artikel 6.2 Onderwijsuitvoering in de postpropedeutische fase 1.
8 9 10 11 12 13 14
Voor de werkcolleges geldt een aanwezigheidsplicht. Hieronder wordt verstaan het actief deelnemen aan ten minste 80% van de werkcolleges. Precisering van de voorwaarden voor een succesvolle afronding van het werkcollege is opgenomen in de studiehandleiding van het betreffende college. Het betreft de onderstaande studieonderdelen: Beeldende kunst en identiteit Beeldende Kunst: Thema’s uit de 19e eeuw Beeldende kunst Nederl. 1400-1500: Vorm Arch.& St.bouw: Cultureel erfgoed Beeldende kunst: Sculptuur 20e eeuw Arch.& St.bouw: Grote projecten Arch.&St.bouw: Herontdekking van de stad Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 10
15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 2.
3.
4.
Beeldende kunst: Atelier, museum, publiek Beeldende kunst: Fotografie, avant-garde Beeldende kunst: Theorie, kritiek, 20e E Beeldende kunst: Kunst en markt Beeldende kunst: Mediageschiedenis Beeldende kunst: Kunstwereld 20e/21e eeuw Beeldende kunstkritiek 19e en 20ste eeuw Beeldende kunst: Thema’s eigent. kunst Ba-scriptie Visuele kunsten Beeldende kunst in Italië 1300-1600 Beeldende kunst: Kunstmusea Beeldende kunst Nederl. 1400-1500: Kunst Beeldende kunst: Actueel onderzoek Arch.& St.bouw: Dossier landschapsgesch. Arch.& St.bouw: Massaproductie 20e eeuw Arch.& St.bouw: Ethiek en esthetiek Ba-scriptie Architectuur en Stedenbouw Bij afwezigheid tot 20% (in de regel drie van de veertien werkcolleges) mag de docent vervangende opdrachten verlangen. Bij afwezigheid van meer dan 20% wordt de student uitgesloten van verdere deelname aan het college en van het tentamen. Afmelden voor een college geschiedt altijd, onder opgaaf van redenen. Wie zonder opgaaf van reden de eerste twee colleges afwezig is, verliest het participatierecht ten voordele van een student op een eventuele wachtlijst. Selectie van studenten voor themawerkgroepen, kernvakken, onderzoekscolleges, research seminars (de opleiding kan de selectie van vakken preciseren). Bij overtekening voor een werkcollege wordt er door of namens de examencommissie een selectie gemaakt gebaseerd op volgorde van inschrijving, rekening houdend met de toelatingseisen van het vak, de fase waarin de student zich bevindt op basis van zijn studiegedrag en –vorderingen, en rekening houdend met hetgeen vermeld staat onder artikel 6.2.2. Een alsnog toegelaten student mag maximaal 20% van de colleges hebben gemist. Voor bepalingen over de herkansing van werkcolleges zie artikel 7.8 OER. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de werkzaamheden van de onderwijseenheid, inclusief de in lid 1. gestelde actieve deelname aan 80% van de werkcolleges, als het behalen van het desbetreffende tentamen: N.v.t.
Paragraaf 7 Tentamens en examens van de opleiding Artikel 7.1 Toetsprotocol De opleiding beschikt over een toetsprotocol waarin ten minste de volgende zaken geregeld zijn: - Het opstellen van toetsen. Voor elke toets geldt dat deze aan inhoudelijke en vormtechnische eisen voldoet, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende toetsvormen (schriftelijk of mondeling tentamen, multiple choice of andere toetsvorm). - De beoordeling van toetsen. De verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de student ligt bij de betrokken docent. Deze dient ten allen tijden de beoordeling te kunnen onderbouwen en verantwoorden. De student kan bij een geschil de examencommissie inschakelen. - De wijze van openbaarmaking van uitslagen en gehanteerde normering. De uitslagen van alle toetsen waaraan een Progress-code is gehangen, worden openbaar gemaakt via het registratiesysteem Progress. Alleen de resultaten die in Progress zijn geregistreerd zijn juridisch geldig. Eventueel kan aan de studenten nadere informatie verstrekt worden m.b.t. de wegingsfactoren, bijvoorbeeld aan de hand van modelantwoorden. - Een feedbacksysteem voor de bespreking van de uitkomsten van toetsen. Met betrekking tot alle schriftelijke toetsen dient er gelegenheid te zijn de uitkomst van het tentamen te bespreken. Tijdens de nabespreking van genoemde schriftelijke tentamens dienen de mo-
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 11
delantwoorden beschikbaar te zijn. Er kan voor worden gekozen deze alleen te bespreken of ook ter inzage te leggen. Artikel 7.2 Leeruitkomsten 1.
Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij/zij de gestelde leeruitkomsten zal bereiken respectievelijk heeft bereikt. Hij/zij wordt daarbij geadviseerd over zijn/haar verdere deelname aan het betreffende programma. Het oordeel over een tentamen wordt uitgedrukt in afgeronde cijfers op een schaal van 10 (tien), waarbij een 6 (zes) of hoger een voldoende resultaat is en een 5 (vijf) of lager een onvoldoende resultaat.
2.
Artikel 7.3 Toegang tot en verplichte volgorde van tentamens 7.3.1 Toegang tot tentamens Om deel te kunnen nemen aan een tentamen dient een student zich online via ProgRESS-WWW in te schrijven. De inschrijfperiode wordt jaarlijks vastgelegd in het collegerooster. Indien een student zich door overmacht niet tijdig heeft kunnen intekenen, kan gebruik worden gemaakt van een beperkte mogelijkheid van na-inschrijving. Details van deze regeling worden jaarlijks tijdig bekend gemaakt. 7.3.2 Verplichte volgorde van tentamens 1. Aan de hierna te noemen examenonderdelen en bijbehorende tentamens kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald dan wel, indien expliciet vermeld, de studieonderdelen naar behoren zijn gevolgd: propedeuse: n.v.t. postpropedeuse: nr. 8 15 18
Onderdeel Beeldende kunst en identiteit Beeldende kunst: Atelier, museum, publiek Beeldende kunst: Kunst en markt
23 31
Ba-scriptie Visuele kunsten of Ba-scriptie Architectuur en Stedenbouw
26
Beeldende kunst Nederl. 1400-1500: Kunst
nr. 3 2
na het behalen van onderdeel Beeldende kunst: 1300-1800
9 15
Beeldende Kunst: Thema’s uit de 19e eeuw Beeldende kunst: Atelier, museum, publiek 60 ects uit jaar 2-3, waarvan in elk geval: 1) Beeldende kunst en identiteit 2) 1x10-ects-onderdeel of 2x5-ectsonderdelen uit jaar 3, binnen het studiepad van de Ba-scriptie (BK Modern, BK Oud, A&S)
8
8
Beeldende kunst: 1800 tot heden
Beeldende kunst en identiteit
Artikel 7.4 Tijdvakken en frequentie tentamens 1.
Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 3.1 en artikel 6.1 genoemde onderdelen wordt tweemaal per studiejaar de gelegenheid gegeven. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven. 3. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven hoeveel malen per studiejaar het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 12
dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijsen examenregeling bepaalde van toepassing. Artikel 7.5 Vorm van de toetsing 1. Propedeuse: De vorm van toetsing van elk studieonderdeel in de propedeuse wordt vastgesteld door de examencommissie en geregeld in de studiehandleiding. Richtinggevend is hierbij het toetsplan opgenomen als bijlage bij deze OER. Deze bijlage maakt integraal deel uit van deze OER. 2. Postpropedeuse: De vorm van toetsing van elk studieonderdeel in de postpropedeuse wordt vastgesteld door de examencommissie en geregeld in de studiehandleiding. 3. Op schriftelijk verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. Van de verplichting tot het deelnemen aan werkzaamheden voor een college kan door de examencommissie vrijstelling worden verleend. In dat geval bepaalt de examencommissie dat de werkzaamheden voor een college op een andere, door haar te bepalen wijze wordt verricht. 4. Aan studenten met een functiebeperking wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 5. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven op welke wijze het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijs- en examenregeling bepaalde van toepassing. Artikel 7.6 Mondelinge tentamens 1.
Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 3. Een mondeling tentamen wordt schriftelijk, analoog of digitaal vastgelegd. Bij schriftelijke vastlegging is de aanwezigheid van een tweede examinator vereist. Artikel 7.7 Deeltentamens 1. Als een onderdeel van 5 ECTS-studiepunten is opgesplitst in subonderdelen, waarvan de minimale omvang tenminste 2,5 ECTS per subonderdeel is, dan wordt het eindcijfer bepaald door de in het toetsplan vastgelegde weging van de –op één decimaal afgeronde- cijfers van de deeltentamens. De examencommissie bepaalt of er een minimum cijfer wordt gehanteerd voor de deeltoetsen. Deze bepaling wordt vastgelegd in de studiehandleiding. De 5 ECTS die verbonden zijn aan het onderdeel worden toegekend nadat alle deeltoetsen met voldoende resultaat zijn afgelegd. Alleen resultaten van deeltentamens met een ProgRESS-code worden gepubliceerd op ProgRESS-WWW. Deelcijfers zonder code worden op Nestor geplaatst. 2. Als een onderdeel van 10 ECTS is opgesplitst in subonderdelen, waarvan de minimale omvang tenminste 5 ECTS per subonderdeel is, dan wordt het eindcijfer bepaald door het de in het toetsplan vastgelegde weging van de – op 1 decimaal afgeronde - cijfers van de deeltentamens. Deelcijfers lager dan een 5 zijn niet toegestaan. De 10 ECTS die verbonden zijn aan het onderdeel worden toegekend nadat alle deeltoetsen met voldoende resultaat zijn afgelegd. Alleen resultaten van deeltentamens die voorzien zijn van een eigen ProgRESS-code dienen te worden gepubliceerd op ProgRESSWWW. Deelcijfers zonder code worden op Nestor geplaatst.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 13
Artikel 7.8 Herkansing van werkcolleges 1. Indien het tentamen en de herkansing daarvan niet met goed gevolg is afgesloten, hoeft de student in beginsel alleen het tentamen opnieuw af te leggen. Indien de stof van het werkcollege in het volgende jaar in hoge mate afwijkt, dient de student alsnog het werkcollege opnieuw te volgen. 2. Indien een werkcollege niet wordt afgesloten met een tentamen, vindt herkansing van de werkzaamheden verbonden aan het college uiterlijk plaats in het semester volgend op het reguliere werkcollege. Indien de werkzaamheden ook in de herkansing niet met goed gevolg zijn afgesloten, dient de student het werkcollege opnieuw te volgen. Artikel 7.9 De gang van zaken tijdens tentamens 1.
De duur van het tentamen is afhankelijk van de aard van het tentamen en wordt vastgesteld door de examencommissie. 2. De surveillant verstrekt alle papieren waarop de tentamenuitwerking wordt gemaakt. Gebruik van ander papier is niet toegestaan. 3. De student dient alle personalia die op de antwoordpapieren worden gevraagd duidelijk en volledig in te vullen. 4. Of tentamenopgaven en kladantwoorden door de student na afloop van het tentamen mogen worden meegenomen, wordt door de verantwoordelijke docent en/of namens deze door de surveillant bepaald. 5. Tot een half uur na de aanvang van het tentamen krijgt een laattijdige student alsnog toegang tot de ruimte waarin het tentamen word afgelegd. Tegelijk is het niet toegestaan dat een student gedurende het eerste half uur de tentamenruimte verlaat. 6. Toiletbezoek is tijdens het eerste en laatste half uur van het tentamen niet toegestaan. 7. Het is de studenten niet toegestaan met elkaar te communiceren of papieren of ander materiaal uit te wisselen. 8. Mobiele telefoons zijn uitgeschakeld en mogen niet meegenomen worden naar de toiletten. 9. Laptops, palm-pc’s of andere zakcomputers mogen niet worden meegenomen in de tentamenruimte. 10. De student tekent voor deelname aan het tentamen bij het inleveren van alle tentamenstukken bij de surveillant. 11. De student is verplicht alle aanwijzingen van surveillanten voor, tijdens en onmiddellijk na afloop van het tentamen op te volgen. Indien dit niet gebeurt, kan de student worden uitgesloten van verdere deelname, echter niet dan nadat hij/zij is gehoord. Uitsluiting betekent dat er geen uitslag van het tentamen wordt vastgesteld. 12. Indien een student door wangedrag de voortgang van het tentamen belemmert en dit wangedrag na één waarschuwing nog steeds vertoont, heeft de surveillant het recht deze student van verdere deelnamen aan het tentamen uit te sluiten. Artikel 7.10 De gang van zaken tijdens een tentamen voor studenten met een functiebeperking Artikel 7.9 geldt onverkort voor studenten met een functiebeperking, met dien verstande, dat studenten met een erkende functiebeperking bij de examencommissie een beroep kunnen doen op een regeling voor specifieke tentamenomstandigheden. Dit kan gaan om: meer tijd voor een tentamen, faciliteiten om het tentamen te maken (een door of namens de RUG gecontroleerde laptop), of andere maatregelen, vastgesteld door de examencommissie. Artikel 7.11 Scriptie 1. 2. 3.
De scriptie wordt beoordeeld door een door de examencommissie aan te wijzen examinator, zijnde de begeleidende docent. Indien een student twee opleidingen volgt, dient de student in beginsel een zelfstandige scriptie per opleiding in te leveren. De scriptie mag alleen dan in een andere taal dan het Nederlands worden gesteld, indien er door de examencommissie toestemming is verleend.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 14
Artikel 7.12 Fraude en plagiaat 1.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een examinandus dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn/haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. 2. Onder plagiaat wordt verstaan: a. het gebruik maken van ideeën en formuleringen van anderen zonder bronvermelding; b. het als onderdeel van het eigen betoog opnemen van een vertaling of parafrase van tekstgedeelten gemaakt door anderen; c. het indienen van eenzelfde of vergelijkbare tekst voor opdrachten van meerdere opleidingsonderdelen. 3. In geval van fraude tijdens het afleggen van een tentamen kan de examinator de examinandus uitsluiten van verdere deelname aan het tentamen. 4. In geval van fraude met een tentamen kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan het tentamen voor een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. 5. In geval van plagiaat in een praktische oefening kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan de praktische oefening voor de duur van een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. 6. In voorkomende gevallen van plagiaat kan de examencommissie behandeling daarvan in handen geven van de facultaire plagiaatcommissie. 7. De examencommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de surveillant van de door hem/haar geconstateerde fraude, en na het horen van de examinandus. 8. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de examinator van de door hem/haar geconstateerde fraude respectievelijk het door hem/haar geconstateerde plagiaat, en na het horen van de examinandus. 9. Een uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het desbetreffende tentamen of de praktische oefening. 10. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie stelt het faculteitsbestuur op de hoogte van gevallen van fraude en/of plagiaat. Artikel 7.13 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
De maximale nakijktermijn bedraagt voor tentamens uit het eerste bachelorjaar tien werkdagen na de dag waarop een tentamen is afgelegd of een werkstuk is ingeleverd. Voor tweede- en derdejaarstentamens geldt eveneens een nakijktermijn van tien werkdagen, maar in geval van een tentamen met essayvragen dat door meer dan 50 studenten is gemaakt kan deze termijn worden verlengd tot vijftien werkdagen. Indien de resterende tijd tussen tentamen/werkstuk en bijstelling studieplanning korter is dan 10 resp. 15 werkdagen, geldt een termijn van uiterlijk één dag voor de sluiting van de planningsmodule in ProgRESS-WWW. In afwijking van het gestelde in het eerste lid stelt de examinator terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt hij/zij de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. Bij de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 7.14, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Aan een onderdeel c.q. tentamen dat met voldoende resultaat is afgesloten kan niet opnieuw worden deelgenomen. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 15
Artikel 7.14 Geldigheidsduur 1.
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is maximaal zes jaar vanaf het moment dat het onderdeel met succes is afgesloten. Cijfers van deeltentamens zijn alleen geldig in het studiejaar waarin met het onderdeel werd begonnen. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan de examencommissie m.b.t. een onderdeel waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, dit onderdeel alsnog erkennen, indien de verworven leerstof nog steeds relevant is, dan wel een aanvullend of vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van een examen. Artikel 7.15 Inzagerecht 1.
Gedurende ten minste zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 7.16 Vrijstelling 1.
De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. 2. De examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van de propedeuse indien de student in het bezit is van een diploma dat naar het oordeel van de examencommissie ten minste gelijkwaardig is aan het propedeutisch diploma. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma betreft, wordt vrijstelling niet verleend dan nadat het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met succes kunnen volgen van het onderwijs Artikel 7.17 Examen 1.
Een student die alle examenonderdelen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, dan wel alle onderdelen van het door de examencommissie goedgekeurde programma met goed gevolg heeft afgelegd, dient uiterlijk binnen vier weken na afloop hiervan het getuigschrift aan te vragen. De examendatum die door de examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 2. Indien de student het getuigschrift na de in het vorige lid bedoelde termijn aanvraagt, wordt op het getuigschrift als examendatum vermeld de datum waarop de examencommissie besluit dat de student geslaagd is, ook al ligt de datum waarop de examencommissie een dergelijk besluit neemt in een volgend studiejaar en dient de student voor dat studiejaar dan te zijn ingeschreven. 3. Tot het afleggen van het propedeutisch examen wordt ten minste drie maal per jaar de gelegenheid geboden. 4. Tot het afleggen van het afsluitend examen wordt ten minste tien maal per jaar de gelegenheid geboden. 5. Indien een student twee opleidingen heeft gevolgd, dan dient hij/zij voor het verkrijgen van beide diploma’s van de opleidingen, naast twee afzonderlijke scripties, tenminste 50% aan separate opleidingsonderdelen te hebben gehaald (zie ook artikel 7.11.2).
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 16
Artikel 7.18 Graad 1.
Aan degene die het afsluitend examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Bachelor of Arts verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 7.19 Judicium 1. 2.
3. 4. 5. 6. 7.
De examencommissie beoordeelt of aan het bachelorgetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’. Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS meer dan de helft van het totaal aantal ECTS van de opleiding bedraagt. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald. In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel. Voor studenten die vóór 1 september 2010 de opleiding hebben aangevangen blijft de judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010.
Paragraaf 8 Vooropleiding Artikel 8.1 Vereiste vooropleiding De vier VWO-profielen Cultuur en Maatschappij (CM), Economie en Maatschappij (EM), Natuur en Gezondheid (NG) en Natuur en Techniek (NT) geven alle recht op toelating tot de opleiding. Automatische toelating wordt ook gegeven aan bezitters van het diploma VWO-‘oude stijl’ en bezitters van een HBO-propedeuse. Artikel 8.2 Vervangende eisen deficiënties 1.
Deficiënties in de vooropleiding in de hierna genoemde vakken worden gecompenseerd door het tot genoegen van de examencommissie afleggen van de desbetreffende tentamens op het niveau van het VWO-eindexamen: n.v.t. 2. De examencommissie kan in bijzondere gevallen een universitair docent in het desbetreffende vak belasten met het afnemen van een of meer tentamens. Artikel 8.3 Nederlandse taal 1.
Conform artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt het onderwijs gegeven en worden de examens afgenomen in het Nederlands. In afwijking van de eerste volzin kan een andere taal worden gebezigd: a. wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft; b. wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt, of; Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 17
c. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het instellingsbestuur vastgestelde gedragscode. 2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Artikel 8.4 Gelijkwaardige vooropleiding De examencommissie kan de bezitter van een getuigschrift van bekwaamheid tot het volgen van universitair onderwijs, afgegeven door buitenlandse instellingen van onderwijs, toegang verlenen tot het afleggen van het propedeutisch examen, onverminderd het bepaalde in art. 8.1. Indien het onderwijs wordt gegeven en examens worden afgenomen in het Nederlands, wordt toegang niet verleend dan nadat het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. Artikel 8.5 Colloquium doctum 1.
Het toelatingsonderzoek als bedoeld in art. 7.29 van de wet omvat de volgende onderdelen: Nederlands, Engels, en naar keuze van de aanvrager Geschiedenis of Duits. 2. De faculteit kent een afzonderlijk colloquium-doctumreglement waarin het toelatingsonderzoek nader wordt geregeld. Het colloquium-doctumreglement maakt deel uit van deze regeling.
Paragraaf 9 Inschrijving voor colleges en studiebegeleiding Artikel 9.1 Inschrijving voor colleges 1.
Alle ingeschreven studenten dienen vóór aanvang van het academische jaar in ProgRESS-WWW aan te geven welke colleges zij gaan volgen. De periode waarin de student zich kan inschrijven wordt jaarlijks door de Faculteit vastgesteld. Per semester kunnen zij zich in beginsel voor ten hoogste 40 ECTS studiepunten inschrijven. Slechts in overleg met de studieadviseur van de betrokken opleiding kan hiervan worden afgeweken. 2. De college-inschrijving van nieuwe studenten van een vaststaand propedeuseprogramma wordt ingevoerd door Bureau StudentZaken. Voor het tweede semester dienen studenten zich zelf in te schrijven voor het minorprogramma in de propedeutische fase. 3. De college-inschrijving van nieuwe studenten voor een doorstroomprogramma, van nietletterenstudenten of van studenten van andere vooropleidingen dient vóór 1 september schriftelijk te worden ingeleverd bij Bureau Studentzaken, waarna Bureau Studentzaken zorgt voor invoering in ProgRESS-WWW. Artikel 9.2 Studievoortgangsadministratie 1.
Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de registratie van de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Een student kan online via ProgressWWW de door hem/haar behaalde studieresultaten raadplegen. 3. Een student kan bij het Bureau StudentZaken een gewaarmerkte uitdraai van zijn/haar studieresultaten verkrijgen. Artikel 9.3 Studiebegeleiding Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 18
Paragraaf 10
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 10.1 Wijzigingen 1.
Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijze niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige beslissing die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 10.2 Bekendmaking 1.
Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regels en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het bureau van de faculteit een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 10.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 september 2011. Aldus vastgesteld door het faculteitsbestuur op 1 augustus 2011.
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 19
BIJLAGE 1: Toetsplan propedeuse Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis Toetsplan opleiding Kunst- en architectuurgeschiedenis Semester 1 Blok 1 week 1-7 colleges
Vak BK 1300-1800 (10 ECTS) Sem 1ab
BK 1800-heden (10 ECTS) Sem 1ab
A&S Hist. revivals (5 ECTS) Sem 1a A&S canon 19/20 (5 ECTS) Sem 1b Totaal aantal ECTS dat is getoetst
e
week 8/9 toetsing
week 3: deeltoets 1 -diavraag en MC (10 % = 1 ECTS) week 6: deeltoets 2 - diavraag en MC (10% = 1 ECTS) week 5: deeltoets 1 -dia- , korte kennisvrag (10 % = 1 ECTS)
week 9: deeltoets 3 Visuele analyse (10% = 1 ECTS)
deeltoets 1: dossier inleveren uiterlijk week 9 (30% = 1,6 ECTS) -
week 9: deeltoets 2 essayvragen (70%= 3,4 ECTS)*
week 9: deeltoets 2 - dia-, kennis, inzichtvr (20%= 2 ECTS)
-
11 ECTS getoetst, waarvan 8 ECTS in de toetsperiode
Blok 2 week 10-16 colleges week 12: deeltoets 4 schrijfopdracht (20% = 2 ECTS) week 15: deeltoets 5 diavraag en MC (10% = 1 ECTS) week 11: deeltoets 3 excursie/visuele analyse (10 % = 1 ECTS?) week 16: deeltoets 4 dia (10% = 1 ECTS) -
week 17/18 toetsing week 17: deeltoets 6 (eindtoets: diavraag en essayvragen (40% = 4 ECTS)
Herkansingen week 19-20 herkansingen blok 1 -
week 20-21 herkansingen blok 2 week 21: herkansing blok 1 en 2 diavraag en essayvragen 100% = 10 ECTS
week 17: deeltoets 5 kennis/inzichtvragen (50% = 5 ECTS)
-
week 21: herkansing blok 1 en 2 kennis/inzichtvragen 100% = 10 ECTS
-
-
week 21: herkansing tentamen blok 1 (100% = 5 ECTS)
week 18: eindtoets tentamen: 4 (open?) vragen hc + 1 vraag wc/excursie (100%= 5 ECTS) 19 ECTS getoetst, waarvan 14 ECTS in de toetsperiode
-
week 21: herkansing tentamen blok 2 (100% = 5 ECTS)
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 20
Toetsplan opleiding Kunst- en architectuurgeschiedenis Semester 2 Blok 3 week 1-7 colleges
Vak A&S Moderniteit (10 ECTS) Sem 2ab BK mod, postmd, & hdnd. Kunst *K1 (10 ECTS) Sem 2ab BK vrag topstukken (10 ECTS) *K2 Sem 2ab
week 4: deeltoets 1 - dia/MC 25% = 2,5 ECTS week 4: deeltoets 1 - dia, MC en essay 25% = 2,5 ECTS
MINOR (= K1 of K2 of anders) (10 ECTS) Sem 2ab Totaal aantal ECTS dat is getoetst
-
Opm.:
week 8/9 toetsing week 8: deeltoets 2 - dia/MC 25% = 2,5 ECTS** week 8: deeltoets 2 - dia, MC en essay 25% = 2,5 ECTS** week 9: deeltoets 1 tentamen: dia/essayvragen 50% = 5 ECTS**
10 ECTS getoetst, waarvan 5 ECTS in de toetsperiode (K1) of 7,5 in de toetsperiode (K2)
Blok 4 week 10-16 colleges
week 13: deeltoets 3 - dia, MC en essay (25% = 2,5 ECTS)
week 17: deeltoets 4 - dia, MC en essay (25% = 2,5 ECTS) week 18: deeltoets 2 essay (50% = 5 ECTS)
Herkansingen week 19-20 herkansingen blok 3 week 19: herkansing blok 3 - dia/MC (50 % = 5 ECTS?) week 19: herkansing blok 3 - dia/MC en essay (50 % = 5 ECTS) week 20: herkansing blok 3 dia/essayvragen (50 % = 5 ECTS)
-
-
-
week 17/18 toetsing week 18: deeltoets 3 (50% = 5 ECTS)
10 ECTS getoetst, waarvan 7,5 ECTS in de toetsperiode (K1) of 10 in de toetsperiode (K2)
-*K1 en K2: studenten kiezen voor de major Oude kunst dan wel Moderne Kunst. K1 en K2 zijn tegelijkertijd ook minorvak. ** de 5 ECTS voor deze vakken worden toegekend aan het eind van Blok 4
Onderwijs- en Examenregeling Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, pagina 21
week 20-21 herkansingen blok 4 week 21: herkansing blok 4 - dia/MC (50 % = 5 ECTS?) week 21: herkansing blok 4 - dia/MC en essay (50 % = 5 ECTS?) week 21: herkansing blok 4 essay (50 % = 5 ECTS) -