FACULTEIT DER LETTEREN ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING (OER) Bacheloropleiding
Kunstgeschiedenis voor het studiejaar 2014-2015
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 1
Inhoud:
1
Algemene bepalingen
2
Vooropleiding
3
Inhoud en inrichting van de opleiding
4
De propedeutische fase van de opleiding
5
Studievoortgang, inclusief studieadvies
6
Toelating tot het tweede studiejaar van de opleiding, de postpropedeutische fase
7
De postpropedeutische fase van de opleiding
8
Overige programma’s
9
Toetsen en Tentamens van de opleiding
10
Examen van de opleiding
11
Studiebegeleiding
12
Overgangs- en slotbepalingen
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 2
PARAGRAAF 1 - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de OER 1. 2. 3. 4.
Deze regeling geldt voor het studiejaar 2014-2015 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de bacheloropleiding Kunstgeschiedenis, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van de opleiding volgen, al dan niet in de vorm van een door de faculteit aangeboden minor. Voor de onderdelen of de minor die studenten van de opleiding, als bedoeld in lid 1, volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, geldt de OER van die andere opleiding, faculteit of instelling.
Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. opleiding: de bacheloropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; d. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van artikel 7.3 van de wet, opgenomen in OCASYS; e. OCASYS: het onderwijscatalogussysteem van de Rijksuniversiteit Groningen; f. ECTS: studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 ECTS staat gelijk aan 28 uur studeren; g. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet; h. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase; i. studievoortgangsoverzicht: een schriftelijk resultatenoverzicht met de daarbij behorende ECTS, dat per e-mail aan de student wordt verstuurd; j. voorlopig studieadvies: een voorlopig studieadvies verbonden aan een studievoortgangsoverzicht, dat gegeven wordt halverwege het eerste studiejaar; k. definitief studieadvies: een studieadvies, dat gegeven wordt aan het einde van het eerste studiejaar, dat kan luiden: negatief, voorlopig positief en positief. Zulks conform artikel 7.8b lid 1 van de wet; l. bindend studieadvies: een negatief studieadvies dat bindend is voor de student, inhoudende een afwijzing voor de opleiding. Zulks conform artikel 7.8b, lid 3 van de wet; m. major: het geheel van verplichte onderwijseenheden in de propedeutische- en post- propedeutische fase; n. facultaire minor: het samenhangend deel van onderwijseenheden dat een verbreding of verdieping biedt gerelateerd aan de opleiding, te volgen bij de eigen faculteit; o. universitaire minor: het samenhangend deel van onderwijseenheden niet per se gerelateerd aan de opleiding, te volgen bij een andere faculteit; p. vrije keuzeruimte: het deel van onderwijseenheden door de student zelf samen te stellen of door de student in het buitenland te volgen, met toestemming van de examencommissie van de eigen opleiding. q. tentamen of toets: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten daarvan; r. deeltentamen of deeltoets: in het geval een onderwijseenheid meerdere tentamens of toetsen kent, spreken we van deeltentamens of deeltoetsen. Deze deeltentamens en deeltoetsen vormen samen, wel of niet gewogen, de eindbeoordeling; s. toetsplan: document waarin per onderwijseenheid het aantal ECTS-studiepunten, de toetsvorm, toetsplanning, weging en eindkwalificaties vermeld staan. t. studiehandleiding: document op basis van het facultaire model studiehandleiding, waarin informatie wordt gegeven over de vorm, inhoud en organisatie van een onderdeel van de opleiding. BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 3
u.
examen: het propedeuse- of afsluitend bachelorexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, zodra aan alle verplichtingen van respectievelijk de gehele propedeuse- of bacheloropleiding is voldaan; v. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; w. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; x. praktische oefening: onderwijs- of leeractiviteit als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proefontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. y. examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12 en 7.12b en 7.12 c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; z. toelatingscommissie: de commissie die namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; aa. vwo-diploma: het diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, conform art. 13, lid 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel art. 7 van de Wet voortgezet onderwijs BES. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
PARAGRAAF 2 - VOOROPLEIDING Artikel 2.1 - Toelating tot de opleiding met profieleis 1. 2.
Toelating tot de opleiding geeft een VWO-diploma met de profielen Cultuur en Maatschappij (CM), Economie en Maatschappij (EM), Natuur en Gezondheid (NG) of Natuur en Techniek (NT). Op de bezitter van de in lid 1 bedoelde diploma’s, is artikel 2.5 lid 3 van toepassing (indien Engels de taal van de opleiding is).
Artikel 2.2 - Gelijkwaardige vooropleiding De toelatingscommissie kan de bezitter van een getuigschrift van bekwaamheid tot het volgen van universitair onderwijs, afgegeven door buitenlandse instellingen van onderwijs, toegang verlenen tot het afleggen van het propedeutisch examen, onverminderd het bepaalde in art. 2.1. Hierbij is artikel 2.5 van toepassing. Artikel 2.3 - Vervangende eisen deficiënties 1.
Deficiënties in de vooropleiding in de hierna genoemde vakken worden gecompenseerd door het tot genoegen van de toelatingscommissie afleggen van de desbetreffende tentamens op het niveau van het v.w.o.-eindexamen: N.v.t.
2. De toelatingscommissie kan in bijzondere gevallen een universitair docent in het desbetreffende vak belasten met het afnemen van een of meer tentamens.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 4
Artikel 2.4 - Toelating tot de opleiding met een hbo-propedeuse zonder vwodiploma De opleiding is toegankelijk voor studenten die in het bezit zijn van een hbo-propedeuse, zonder vwodiploma of zonder een ander gelijkwaardig diploma als bedoeld in artikel 2.1, lid 1. Artikel 2.5 1.
2. 3.
Taaleis bij buitenlandse diploma’s
Indien de student wordt toegelaten tot de opleiding krachtens een diploma dat buiten Nederland is behaald, dan kan de Toelatingscommissie hem – voorafgaand aan de inschrijving - verplichten tot het met goed gevolg afleggen van een toets Nederlands of Engels, afhankelijk van de taal van de gekozen opleiding, af te nemen door een door de Toelatingscommissie aan te wijzen instantie. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2). Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Engels taal wordt voldaan door het overleggen van een van de volgende bewijsstukken: a. een deelcertificaat VWO Engels (cijfer 6 of hoger) b. de internet-based TOEFL test (iBT TOEFL, minimumscore 79) c. IELTS, Academic Module, minimumscore 6.5 d. een certificaat van het Talencentrum RuG, minimaal B2, CEFR.
Artikel 2.6 - Colloquium doctum 1. 2.
3. 4.
De uitvoering van het toelatingsonderzoek bedoeld in artikel 7.29 WHW (colloquium doctum) is opgedragen aan de Toelatingscommissie. Degene die het colloquium doctum wil afleggen, dient de leeftijd van eenentwintig jaar te hebben bereikt bij aanvang van de studie. Van deze eis kan worden afgezien, als betrokkene een diploma bezit dat buiten Nederland is afgegeven. Van de leeftijdseis kan eveneens worden afgezien als betrokkene een vluchtelingenstatus bezit en zijn diploma om die reden niet kan tonen. Het toelatingsonderzoek, heeft betrekking op de volgende vakken: Nederlands, Engels, en naar keuze van de aanvrager Geschiedenis of Duits. Het bepaalde in artikel 2.5 is van toepassing. Het bewijs dat het colloquium doctum met goed resultaat is afgelegd, geeft gedurende één studiejaar na het afleggen van het colloquium doctum toelating tot de opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen waarvoor het colloquium doctum is afgelegd.
Artikel 2.7 - Toelatingscommissie 1. 2.
3. 4.
De Toelatingscommissie beslist namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding. De Toelatingscommissie wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren of universitaire hoofddocenten die met onderwijs in de opleiding zijn belast; - een lid / twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. Als adviserend lid, tevens secretaris, wordt aangewezen de studieadviseur voor de opleiding of een overeenkomstige facultaire medewerker. De aanwijzing geschiedt door het faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt.
Artikel 2.8 - Studiekeuzeactiviteiten en -advies 1. 2.
Voorafgaand aan de eerste inschrijving voor de opleiding, dient een aspirant-student deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, met daaraan verbonden een studiekeuzeadvies, zoals deze gelden voor de opleiding. Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld (RIC) van de RUG en de facultaire matchingsprocedure is van toepassing.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 5
PARAGRAAF 3 - INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1. - Doel en eindkwalificaties van de opleiding 1. a. b.
Met de opleiding wordt beoogd: het verkrijgen van kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de kunstgeschiedenis, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid. de academische vorming. Voldaan moet worden aan de eisen zoals geformuleerd in het Nederlands Kwalificatieraamwerk Hoger Onderwijs, waarbij de volgende indicatoren worden onderscheiden ten aanzien van de eerste cyclys (bachelor): - Kennis en Inzicht - Toepassen Kennis en Inzicht - Oordeelsvorming - Communicatie - Leervaardigheden
c.
voorbereiding op een verdere studieloopbaan. Studenten worden vanaf het eerste bachelorjaar vertrouwd gemaakt met theorie en praktijk van wetenschappelijk onderzoek.
2.
Eindkwalificaties van de opleiding:
Dublin descriptoren Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en waarbij dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en
Eindkwalificaties/Programma-leeruitkomsten De afgestudeerde kan bogen op aantoonba(a)r(e) K1 De bachelor beschikt over kennis van relevante kunsthistorische bibliotheekcollecties, bibliografisch materiaal en bestanden; kennis van en inzicht in algemene ICT-applicaties, als studiemiddel en als middel voor communicatie. K2 Hij beschikt over algemene kennis en inzicht met betrekking tot de belangrijkste ontwikkelingen in de beeldende kunst, architectuur en stedenbouw in de westerse wereld vanaf de klassieke oudheid tot en met het heden. K3 Hij beschikt over kennis van en inzicht in zowel de historische samenhang tussen beeldende kunst en architectuur en stedenbouw als hun historische specificiteit. K4 Hij beschikt over kennis van en inzicht in de belangrijkste moderne kunsthistorische visies en theorieën en kennis van en inzicht in de hoofdlijnen van geschiedenis van de discipline. K5 Hij beschikt over kennis van en inzicht in de functies die kunstwerken, gebouwen en stedelijke omgevingen vervullen en hebben vervuld in de maatschappij. K6 Hij beschikt over uitvoerige kennis van en inzicht in twee van de drie deelgebieden OK, MHK en A&S. K7 Hij beschikt over kennis van en inzicht in de verschillende manieren waarop tegenwoordig kunsthistorische kennis wordt toegepast in de maatschappij. T1 Hij beschikt over vaardigheid in het gebruiken van kunsthistorische bibliotheekcollecties, bibliografisch materiaal en relevante digitale bestanden; vaardigheid in het toepassen van algemene ICTapplicaties, als studiemiddel en als middel voor
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 6
beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Oordeelsvermogen Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op publiek bestaande uit specialisten of nietspecialisten.
Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een
communicatie. T2 Hij beschikt over het vermogen om voor de kunsthistorische discipline relevante wetenschappelijke literatuur in het Nederlands en in het Engels te bestuderen, te begrijpen, en kritisch te beoordelen. T3 Hij beschikt over het vermogen om gegevens met betrekking tot herkomst, staat, datering, stijl, techniek en voorstelling van objecten van beeldende kunst, architectuur en stedenbouw zelfstandig te vergaren. T4 Hij beschikt over het vermogen tot het zelfstandig uitvoeren van complexe visuele en iconografische analyses, mondeling zowel als schriftelijk. T 5 Hij weet relaties te onderzoeken en te analyseren tussen enerzijds kunstvoorwerpen, architectuur en stedenbouw en anderzijds de maatschappelijke (d.w.z. culturele, sociaaleconomische en politieke) context waarin zij zijn ontstaan en function(e)er(d)en. T6 Hij is in staat om een beperkt wetenschappelijk kunsthistorisch onderzoek op te zetten en uit te voeren, en hiervan verslag te doen in een vorm die voldoet aan de kwalitatieve criteria van wetenschappelijke literatuur. T7 Hij weet theorieën, methoden en onderzoeksresultaten op het gebied van de beeldende kunst, architectuur en stedenbouw kritisch te evalueren en er gebruik van te maken door objecten van beeldende kunst, architectuur en stedenbouw te analyseren en te interpreteren. O1 Hij is in staat kritisch te reflecteren op actuele visies en op onderzoek naar de geschiedenis van de beeldende kunst, de architectuur en stedenbouw, het cultureel erfgoed en het landschap in Westerse wereld. O2 Hij is in staat kritisch te reflecteren op kwesties van beleid, overdracht en communicatie op het gebied van beeldende kunst, architectuur, cultureel erfgoed en landschap, kunst en architectuur en stedenbouw in de huidige maatschappij. O3 Hij kan complexe kunsthistorische problemen analyseren, en hij kan bijdragen aan oplossingen hiervoor van te beoordelen. C1 Hij kan individueel of in groepsverband, mondeling of schriftelijk, op academisch niveau verslag doen van zelfstandig of in groepsverband uitgevoerd kunsthistorisch onderzoek. C2 Hij kan presentaties geven betreffende een discipline-gerelateerd onderwerp voor een geïnteresseerde publieksgroep. C3 Hij kan adequaat communiceren met kunsthistorici in het veld. L1 Hij is in staat zich kunsthistorische inzichten eigen te maken.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 7
hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
L2 Hij weet vraagstukken te formuleren, legt vindingrijkheid aan de dag bij het zoeken naar oplossingen en weet deze op verantwoorde wijze te onderbouwen.
Artikel 3.2 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 3.3 - Taal van de opleiding 1. 2.
De opleiding wordt in het Nederlands verzorgd. In afwijking van het eerste lid kunnen een of meer onderdelen van de opleiding in het Engels worden verzorgd, conform de Gedragscode Voertalen van de RUG.
Artikel 3.4 - Studielast 1. 2. 3.
De opleiding heeft een studielast van 180 ECTS. De propedeutische fase heeft een studielast van 60 ECTS. De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS.
Artikel 3.5 - Elders behaalde onderdelen 1. 2.
Voorwaarde voor het behalen van het getuigschrift van het bachelorexamen van de opleiding is dat tenminste tweederde van het onderwijsprogramma is behaald via onderdelen verzorgd door de RUG. In geval van een double degree bachelorprogramma met een buitenlandse instelling dient ten minste een derde van het programma aan de RUG te zijn gevolgd.
Artikel 3.6 - Contacturen 1. 2. 3.
De opleiding heeft in de propedeutische fase minimaal 480 contacturen per jaar. De opleiding heeft in de postpropedeutische fase minimaal …contacturen per jaar. De verdeling van de contacturen is als volgt:
Contacttijd Hoor/werkcolleges (incl. minor)
Aantal contacturen per jaar
Studiebegeleiding/mentoraat/docentbegeleiding Tentamens/examens incl. nabespreking Overige gestructureerde uren Totaal
336 31 96 71 534
Artikel 3.7 - Indeling en examens van de opleiding 1. In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het afsluitend examen d.w.z. het bachelorexamen. 2. De opleiding is opgedeeld in een propedeutische fase en een postpropedeutische fase. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major, een minor en een keuzeruimte.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 8
Artikel 3.8 - Deelname aan onderwijseenheden 1.
Alle ingeschreven studenten dienen vóór aanvang van elk semester in ProgRESS WWW aan te geven welke onderdelen zij gaan volgen. De periodes waarin de student zich kan inschrijven worden jaarlijks door de Faculteit vastgesteld. Per semester kunnen zij zich in beginsel voor ten hoogste 40 ECTS inschrijven. Slechts in overleg met de studieadviseur van de betrokken opleiding kan hiervan worden afgeweken. 2. De college-inschrijving van nieuwe studenten van een vaststaand propedeuseprogramma wordt voor het eerste semester ingevoerd door Bureau Studentzaken. Voor het tweede semester dienen studenten zich zelf in te schrijven voor de studieonderdelen. 3. De college-inschrijving van nieuwe studenten voor een premaster-programma en van andere nietreguliere inschrijvingen dient vóór 1 september schriftelijk te worden ingeleverd bij Bureau Studentzaken, waarna Bureau Studentzaken zorgt voor invoering in ProgRESS WWW. 4. Deelname aan een onderdeel met een beperkte capaciteit vindt plaats op basis van door het onderwijsmanagement vooraf vastgestelde en gepubliceerde toelatingscriteria en voorrangsregels, met dien verstande dat de voor de opleiding ingeschreven studenten voorrang genieten bij de onderdelen die behoren tot het verplichte deel van hun major.
PARAGRAAF 4 - DE PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING Artikel 4.1 - Samenstelling propedeutische fase 1.
De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast:
nr. Onderdeel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Kunstg.: Blijvende betekenis oudheid Kunstg.: Christendom Kunstg.: Moderniteit en modernisme Kunstg.: Kloosters en kathedralen Kunstgeschiedenis: Artistieke wedijver Kunstg.: Grandeur van kerk en staat Arch&St.bouw: Stijl en moderniteit BK: Werkelijkheid op losse schroeven Arch&St.bouw: Modernisme voorbij 1914 BK: Vervagende grenzen 1914-heden Minor Alle onderdelen zijn opgenomen in de digitale universitaire onderwijscatalogus, OCASYS
Omvang in ECTS 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 10
2. De onderwijs- en toetsvormen van de hierboven genoemde onderdelen zijn vastgelegd in de studiehandleiding van het betreffende onderdeel. Artikel 4.2 - Onderwijsuitvoering in de propedeutische fase 1. nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
De volgende studieonderdelen kennen één of meer praktische oefeningen: Onderdeel Kunstg.: Blijvende betekenis oudheid Kunstg.: Christendom Kunstg.: Moderniteit en modernisme Kunstg.: Kloosters en kathedralen Kunstgeschiedenis: Artistieke wedijver Kunstg.: Grandeur van kerk en staat Arch&St.bouw: Stijl en moderniteit BK: Werkelijkheid op losse schroeven Arch&St.bouw: Modernisme voorbij 1914 BK: Vervagende grenzen 1914-heden BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 9
2. Voor de in lid 1. genoemde onderdelen geldt een aanwezigheidsplicht van 80 %. Precisering van de voorwaarden voor een succesvolle afronding van het werkcollege is opgenomen in de studiehandleiding van het betreffende onderdeel. 3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de werkzaamheden van de onderwijseenheid als het behalen van het desbetreffende tentamen: N.v.t. 4. Bij afwezigheid tot 20% mag de docent vervangende opdrachten verlangen. Bij afwezigheid van meer dan 20% wordt de student uitgesloten van verdere deelname aan het college en van het tentamen. Afmelden voor een college geschiedt altijd, onder opgaaf van redenen. Wie zonder opgaaf van reden de eerste twee colleges afwezig is, verliest het participatierecht ten voordele van een student op een eventuele wachtlijst.
PARAGRAAF 5 - STUDIEVOORTGANG, INCLUSIEF STUDIEADVIES Artikel 5.1 - Studievoortgangsoverzicht In het jaar van eerste inschrijving ontvangt de student halverwege het eerste semester een studievoortgangsoverzicht, met daarin een overzicht van de gerealiseerde studielast. Artikel 5.2 - Voorlopig studieadvies 1. 2. 3.
Na het eerste semester en zo mogelijk vóór het begin van het tweede semester ontvangt de student vanwege het College van Bestuur een schriftelijk voorlopig studieadvies. Dit voorlopig studieadvies geeft een waarschuwing indien er sprake is van onvoldoende studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te verbeteren. Wanneer de studievoortgang zodanig is dat in redelijkheid niet te verwachten is dat de student aan de voorwaarden van een (voorlopig) positief studieadvies, als genoemd in artikel 5.3., lid 1, onder a en b, zal gaan voldoen, wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Dit gesprek heeft tot doel het bespreken van de wijze van studeren, een heroverweging van de studiekeuze en een eventuele verwijzing naar een andere opleiding.
Artikel 5.3 - Definitief studieadvies 1.
2.
3.
4.
Het definitieve studieadvies dat namens het College van Bestuur wordt verstrekt aan het einde van het eerste studiejaar houdt het volgende in: a. positief, indien de student heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse; b. voorlopig positief, indien de student ten minste 45 ECTS aan studiepunten heeft behaald; c. negatief, indien de student minder dan 45 ECTS aan studiepunten van het propedeutisch programma heeft behaald. Dit studieadvies is bindend voor de student (BSA). Indien de resultaten tussentijds al dermate onvoldoende zijn dat het redelijkerwijs niet mogelijk is om aan het einde van het eerste studiejaar te voldoen aan de norm van 45 ECTS, kan, desgewenst ook op verzoek van de student, na het voorlopig studieadvies conform artikel 5.2, een bindend studieadvies worden uitgebracht. Dit wordt uitgebracht volgens de procedure als beschreven in artikel 5.5. a. Studenten met een voorlopig positief studieadvies ontvangen ook in hun tweede jaar van inschrijving voor de opleiding een schriftelijk studieadvies, en wel na de hertentamens van het tweede semester, doch vóór 31 juli. In dit advies wordt het voorlopig positief studieadvies omgezet in: 1. een positief studieadvies, indien de student heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse; 2. een negatief studieadvies (BSA), indien de student niet heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse. b. Bij het vaststellen van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in lid 1, tellen de studiepunten van onderdelen van tentamens (toetsen, deeltentamens en opdrachten) niet afzonderlijk mee. a. Indien de student de norm als bedoeld in artikel 5.3, lid 2 niet heeft behaald doch deze BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 10
5.
6.
7.
8.
norm in hetzelfde studiejaar wèl heeft behaald bij een opleiding van de RUG waarvoor deze OER niet geldt, wordt voor de opleiding van deze OER geen bindend studieadvies afgegeven. b. Indien een student voor een wo-opleiding waarvoor deze OER niet geldt, van de RUG of een andere universiteit in Nederland, het propedeutisch examen reeds heeft behaald dan wel indien hier geen examen aan verbonden is- de propedeutische fase heeft afgerond, wordt voor de opleiding van de onderhavige OER geen bindend studieadvies afgegeven. Onverminderd het bepaalde in artikel 5.6, tweede en derde lid, betreffende de aanwezigheid van persoonlijke omstandigheden en behoudens het bekleden van een erkende bestuursfunctie in het tweede jaar van inschrijving op grond van een voorlopig postief studieadvies, wordt aan dit studieadvies een afwijzing met een bindend karakter verbonden, het zogenaamde bindend studieadvies, indien de student: a. minder dan 45 ECTS heeft behaald in het eerste jaar van zijn inschrijving; dan wel b. aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving zijn propedeutisch examen niet heeft afgelegd. De afwijzing voor de opleiding door middel van een bindend studieadvies geldt gedurende een termijn van 2 volgende studiejaren en heeft betrekking op de CROHO-opleiding van inschrijving, alsmede op de door het College van Bestuur aangewezen verwante CROHO-opleidingen als genoemd de bijlage* bij deze regeling, alsmede de daarin te onderscheiden tracks. Het is met een bindend studieadvies niet toegestaan onderdelen voor deze opleiding via een andere opleiding of onderwijsinstelling te volgen teneinde de gevolgen van het BSA te ontlopen. Voor de alsdan behaalde onderdelen zal geen vrijstelling worden verleend en ook anderszins zullen deze onderdelen niet worden erkend in het kader van de opleiding. Bij het vaststellen van het aantal behaalde ECTS tellen alleen de ECTS van de onderdelen van de opleiding als bedoeld in paragraaf 4.
Artikel 5.4 - Afwijkingen definitief studieadvies 1. 2.
3.
4.
5.
Aan de student die een verzoek tot uitschrijving met ingang van 1 februari van het eerste jaar van inschrijving doet, wordt geen definitief studieadvies uitgebracht in dat studiejaar. Indien deze student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft in dezelfde opleiding of in een door het College van Bestuur aangewezen verwante CROHO-opleiding als genoemd in de bijlage* bij deze regeling, zal in dat volgende studiejaar een definief studieadvies worden gegeven. In het jaar dat hij zich opnieuw inschrijft, dient hij de propedeuse te behalen (p in 2- eis), artikel 5.3 lid 5 sub b, is van overeenkomstige toepassing. De student valt onder de BSA-regeling van het studiejaar waarin hij zich opnieuw voor de opleiding inschrijft. Voor de student die zich voorafgaand aan of met ingang van 1 februari uitschrijft voor een opleiding en zich daarna meteen, in hetzelfde jaar, met ingang van 1 februari inschrijft voor een door het College van Bestuur aangewezen verwante CROHO-opleiding als genoemd in de bijlage* bij deze regeling, geldt geen aanpassing van de norm als bedoeld in artikel 5.3, lid 2. De student krijgt een bindend studieadvies indien hij aan het eind van het tweede semester van het eerste jaar van inschrijving minder dan 45 ECTS heeft behaald, dan wel het propedeutisch examen niet heeft behaald aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving. Voor het overige zijn de bepalingen als bedoeld in artikel 5.3 van overeenkomstige toepassing. Voor de student die zich voorafgaand aan of met ingang van 1 februari uitschrijft voor een voltijd opleiding en zich daarna in hetzelfde jaar met ingang van 1 februari inschrijft voor dezelfde CROHO-opleiding in deeltijd of voor een door het College van Bestuur aangewezen verwante CROHO-opleiding als genoemd in de bijlage* bij deze regeling in deeltijd, geldt geen aanpassing van de norm als bedoeld in art. 5.3, lid 2. De student krijgt een bindend studieadvies indien hij aan het eind van het tweede semester van het eerste jaar van inschrijving minder dan 45 ECTS heeft behaald, dan wel het propedeutisch examen niet heeft behaald aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving. Voor het overige zijn de bepalingen als bedoeld in artikel 5.3 van overeenkomstige toepassing. De student die zich vanaf 1 februari inschrijft voor een bacheloropleiding van de RUG en niet eerder in hetzelfde jaar als student stond ingeschreven, krijgt een bindend studieadvies indien hij aan het eind van het tweede semester van het eerste jaar van inschrijving minder dan 20 ECTS van deze opleiding heeft behaald, dan wel het propedeutisch examen niet heeft behaald aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving. Voor het overige zijn de bepalingen als bedoeld in artikel 5.3 van overeenkomstige toepassing.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 11
*
Deze bijlage is niet opgenomen bij deze OER. De Faculteit der Letteren kent geen opleidingen met verwante CROHO-opleidingen.
Artikel 5.5 - Procedure uitreiken definitief studieadvies / bindend studieadvies 1. 2.
Het definitief studieadvies / bindend studieadvies wordt namens het College van Bestuur uitgebracht door het faculteitsbestuur. Alvorens een bindend studieadvies wordt uitgebracht, wordt een voornemen tot BSA aan de student verzonden, waarna de student in de gelegenheid wordt gesteld gehoord te worden door of namens het faculteitsbestuur.
Artikel 5.6 - Persoonlijke omstandigheden 1.
2. 3.
4.
a. In zijn afweging om een bindend studieadvies uit te brengen betrekt het faculteitsbestuur op verzoek van de student diens persoonlijke, individueel bepaalbare, omstandigheden. b. Uitsluitend persoonlijke omstandigheden die door de student na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door het faculteitsbestuur betrokken in zijn afweging. Bij deze afweging worden tevens betrokken het studiegedrag van de student en de tussen de student en studieadviseur gemaakte afspraken, c.q. planning. Indien op grond van de omstandigheden als bedoeld in lid 1 van een bindend studieadvies wordt afgezien, wordt aan de student aan het einde van diens volgende studiejaar opnieuw het studieadvies als bedoeld in art 5.3 uitgebracht. Indien op grond van het tweede lid is afgezien van een bindend studieadvies en in het volgende jaar wederom, dan wel nog steeds, sprake is van persoonlijke omstandigheden als bedoeld in lid 1, kan het faculteitsbestuur besluiten om ook in dat studiejaar af te zien van een bindend studieadvies. In dat geval wordt definitief afgezien van het uitbrengen van een bindend studieadvies. Omstandigheden als bedoeld in het eerste lid leiden niet automatisch tot een succesvolle aanspraak op een uitkering uit het Profileringsfonds.
Artikel 5.7 - Beroepsbepaling In het besluit wordt melding gemaakt van de geldende rechtsbeschermingsvoorziening.
PARAGRAAF 6 - TOELATING TOT HET TWEEDE STUDIEJAAR VAN DE OPLEIDING, DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE Artikel 6.1 - Criteria toelating postpropedeutische fase 1. 2. 3. 4.
Toelaatbaar tot het tweede jaar van de opleiding, de postpropedeutische fase, is de bezitter van het propedeutisch getuigschrift. In afwijking van het eerste lid is voorwaardelijk toelaatbaar de student die ten minste 45 ECTS in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald en/of in het bezit is van een voorlopig positief studieadvies als bedoeld in art. 5. Een voorwaardelijke toelating tot de postpropedeutische fase vervalt, indien de student aan het eind van het tweede jaar van zijn inschrijving het propedeutisch examen niet heeft behaald. De voorwaardelijke toelating als beschreven in lid 2 van dit artikel geldt alleen voor majoronderdelen van het eerste jaar van de postpropedeuse (het tweede bachelorjaar). Om te kunnen deelnemen aan majoronderdelen van het tweede jaar van de postpropedeuse (het derde bachelorjaar) dient het propedeutisch examen met goed gevolg te zijn afgelegd.
Artikel 6.2 - Hardheidsclausule toelating postpropedeutische fase In situaties waarbij een onderwijsinhoudelijke wijziging en/of onderwijskundige overmacht aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de examencommissie afwijken van het in BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 12
artikel 6.1 bepaalde. In dat geval moet er sprake zijn van een unieke persoonlijke omstandigheid die zodanig onderscheidend is dat de toelating redelijkerwijs niet achterwege kan blijven. Artikel 6.3 - Studieplanning 1.
Elke student die een voorlopig positief studieadvies heeft gekregen als genoemd in artikel 5.3, lid 1, moet een studieplanning maken. De student moet in deze gevallen samen met de studieadviseur/mentor/aangewezen begeleider van de opleiding een studieplanning opstellen die tenminste behelst: a. de propedeusevakken die nog niet zijn behaald met het daarbij behorende tijdpad; b. de postpropedeutische vakken die in aanvulling op de onder a. genoemde vakken zouden kunnen worden gevolgd.
PARAGRAAF 7 - DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING Artikel 7 .1 - Samenstelling postpropedeutische fase 1.
De postpropedeutische fase van de opleiding omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast:
Major, studiejaar 2 nr Vaknaam 11 12 13 14 15 16 17
omvang in ECTS
Arch.& St.bouw: Visies op de stad Beeldende kunst: Objecten & interpret. Minor/vrije ruimte Beeldende kunst: Visies op moderne kunst Arch. & St.bouw: Het nieuwe Nederland Minor/vrije ruimte Actualiteit en samenleving 1: A&S en OK Actualiteit en samenleving 2: MHK Minor/vrije ruimte Buitenland excursie Minor/vrije ruimte
Major, Studiejaar: 3 nr Vaknaam 18 19 20 21 22 23 24 25 26 28
Themacollege OK: Nederland 1400-1500 Themacollege MHK: Between the Still and Moving Image Themacollege A&S: Ethiek en esthetiek OK: Musea, galeries en publiek MHK: Musea, galeries en publiek A&S: Architectuur als publieke zaak Minor/vrije ruimte Excursie Buitenland OK Excursie Buitenland MHK Excursie Buitenland A&S Minor/vrije ruimte Minor/vrije ruimte Bachelor scriptie: Kunst- en Architectuurgeschiedenis
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 10
omvang in ECTS 5 5 5 5 5 5 10 5 5 5 5 10 10
Alle onderdelen zijn opgenomen in de digitale universitaire onderwijscatalogus, OCASYS
2.
De onderwijs- en toetsvorm van de hierboven genoemde onderdelen zijn vastgelegd in de studiehandleiding van betreffende onderdeel.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 13
Artikel 7.2 - Onderwijsuitvoering in de postpropedeutische fase 1. 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 2. 3.
4. 5.
De volgende studieonderdelen kennen één of meer praktische oefeningen: Arch.& St.bouw: Visies op de stad Beeldende kunst: Objecten & interpret. Beeldende kunst: Visies op moderne kunst Arch. & St.bouw: Het nieuwe Nederland Actualiteit en samenleving 1: A&S en OK Actualiteit en samenleving 2: MHK Buitenland excursie Themacollege OK: Nederland 1400-1500 Themacollege MHK: Between the Still and Moving Image Themacollege A&S: Ethiek en esthetiek OK: Musea, galeries en publiek MHK: Musea, galeries en publiek A&S: Architectuur als publieke zaak Excursie Buitenland OK Excursie Buitenland MHK Excursie Buitenland A&S Bachelor scriptie: Kunst- en Architectuurgeschiedenis Voor de in lid 1 genoemde onderdelen geldt een aanwezigheidsplicht van 80%. Precisering van de voorwaarden voor een succesvolle afronding van het werkcollege is opgenomen in de studiehandleiding van het betreffende college. Bij afwezigheid tot 20% mag de docent vervangende opdrachten verlangen. Bij afwezigheid van meer dan 20% wordt de student uitgesloten van verdere deelname aan het college en van het tentamen. Afmelden voor een college geschiedt altijd, onder opgaaf van redenen. Wie zonder opgaaf van reden de eerste twee colleges afwezig is, verliest het participatierecht ten voordele van een student op een eventuele wachtlijst. Bij overtekening voor een werkcollege wordt er door het onderwijsmanagement een selectie gemaakt gebaseerd op volgorde van inschrijving, rekening houdend met de toelatingseisen van het vak, de fase waarin de student zich bevindt op basis van zijn studiegedrag. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de werkzaamheden van de onderwijseenheid, inclusief de in lid 1. gestelde actieve deelname aan 80 % van de werkcolleges, als het behalen van het desbetreffende tentamen: N.v.t.
Artikel 7.3 - Studieverblijf buitenland De student wordt in staat gesteld in de postpropedeutische fase onderdelen met een totaal volume van ten minste 30 ECTS te volgen aan een buitenlandse (partner-) universiteit. Deze onderdelen behoeven vooraf in de vorm van een leerovereenkomst goedkeuring van de examencommissie. Deze leerovereenkomst dient te worden ondertekend door de examencommissie, de student en een vertegenwoordiger van de buitenlandse (partner-) instelling. Indien er tussentijds wijzigingen optreden in het programma dient de leerovereenkomst te worden gewijzigd en dient deze opnieuw te worden ondertekend door bovengenoemde partijen. Artikel 7.4 - Vrij Programma Kunstgeschiedenis Een student kan kiezen voor het Vrije Programma Kunstgeschiedenis. Een Vrij Programma heeft vooraf goedkeuring nodig van de examencommissie van de opleiding. Het Vrije Programma dient tenminste 120 ECTS (van de 180 ECTS) aan majoronderdelen te bevatten (waarvan maximaal 80 ECTS op propedeuseniveau).
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 14
PARAGRAAF 8 - OVERIGE PROGRAMMA’S A.
Minoren en Vrije keuzeruimte
Artikel 8.1 - Minoren en vrije keuzeruimte 1.
2.
3. 4.
De volgende verdeling van studiepunten geldt voor de major, minor en keuzeruimte: a. De major bestaat uit 120 ECTS studiepunten. b. De facultaire minorruimte beslaat 30 ECTS studiepunten en dient te worden gekozen uit de set zoals aangegeven in artikel 8.2 van deze OER. c. De vrije keuzeruimte. Deze beslaat 30 ECTS studiepunten. De vrije keuzeruimte van 30 ECTS studiepunten bestaat uit onder de goedkeuring van de examencommissie door de examinandus te kiezen vrije onderdelen die betrekking hebben op vakken die aan een universiteit of een instelling voor hoger beroepsonderwijs worden onderwezen. Hierbij kan gekozen worden uit maximaal drie wetenschapsgebieden of themagebieden naast dat van de major, waarvan maximaal 20 ECTS op propedeuseniveau. Wanneer de vrije ruimte wordt gevuld met een universitaire minor, danwel met onderdelen van een andere binnenlandse of buitenlandse universiteit, dan geldt als eis dat de propedeuse is behaald. In zijn/haar vrije keuzeruimte kan de student er voor kiezen een stage te volgen. De examencommissie moet hieraan goedkeuring verlenen. Een student kan kiezen tussen een maatschappelijke stage (10 ECTS) via het stagebureau Letteren of een educatieve stage (10 of 15 ECTS) in het kader van een educatieve minor via de Lerarenopleiding van de Faculteit Gedragsen Maatschappijwetenschappen. Voorwaarde voor een stage is dat de propedeuse is behaald en dat ten minste 120 ECTS-studiepunten zijn behaald in de combinatie van major- en minoronderdelen (erkend door de examencommissie van de majoropleiding). Voorafgaand aan de stage wordt een stageplan opgesteld, dat een omschrijving van de doelstellingen, de inhoud van de stage en een activiteitenplan omvat. Dit plan wordt goedgekeurd door de begeleiders. De beoordeling van de stage wordt verricht door een begeleider vanuit de opleiding, die als examinator is aangewezen door de examencommissie en een begeleider vanwege de stagegever. De stage wordt afgesloten met een stageverslag dat wordt beoordeeld door de begeleider vanuit de opleiding en ter kennis wordt gesteld van de stagegever.
Artikel 8.2 – Facultaire minor 1.
De opleiding kent de volgende facultaire minoren waaruit de student er één dient te kiezen: Minoren 1. Cultureel Erfgoed 2. Landschapsgeschiedenis 3. Moderne Kunst voor KCM-studenten
2.
Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteitszorg met betrekking tot de aangeboden minor.
Artikel 8.3 – Bevoegdheid Examencommissie 1. 2. 3.
De invulling van de vrije keuze ruimte dient door de Examencommissie van de eigen opleiding te worden goedgekeurd. Voor de onderwijseenheden, waaronder de minor, die studenten van de opleiding volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt. Voor de onderwijseenheden van de opleiding, waaronder de minor, die worden gevolgd door studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, is de Examencommissie van de opleiding bevoegd.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 15
B.
Honoursprogramma
Artikel 8.4 - Honoursprogramma bacheloropleiding 1. 2.
3.
4.
De faculteit neemt deel aan het Bachelor Honoursprogramma van het University of Groningen Honours College. Dit Bachelor Honoursprogramma maakt geen deel uit van het reguliere bachelorcurriculum. Studenten die zijn toegelaten tot een van de bacheloropleidingen van de faculteit kunnen aan het Bachelor Honoursprogramma deelnemen, indien zij worden geselecteerd door de Dean van het University of Groningen Honours College. Voor de selectieprocedure wordt verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College. Het Bachelor Honoursprogramma heeft een totale studielast van 45 ECTS, verdeeld over de drie bachelorjaren. Op het Bachelor Honoursprogramma, waar het facultaire verdiepende deel een onderdeel van is, is de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College van toepassing. a. Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere bachelorcurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de bacheloropleiding. b. In het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement worden ook de resultaten van het Bachelor Honoursprogramma vermeld.
PARAGRAAF 9 - TOETSEN EN TENTAMENS VAN DE OPLEIDING Artikel 9.1 - Algemeen 1. 2. 3.
Aan elke onderdeel van de opleiding is een toets of tentamen verbonden. Door middel van de toets of het tentamen wordt de student op academische vorming getoetst en wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leeruitkomsten heeft bereikt. Voor het beoordelen van tentamens en toetsen wordt een schaal van 1 tot 10 gebruikt. Het resultaat van een tentamen (de uitslag) is voldoende dan wel onvoldoende, in afgeronde cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager.
Artikel 9.2 - Verplichte volgorde Aan de hierna te noemen examenonderdelen en bijbehorende tentamens kan niet eerder worden deelgenomen – tenzij de Examencommissie in een betreffend geval een ander oordeel is toegedaan - dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald dan wel, indien expliciet vermeld, de studieonderdelen naar behoren zijn gevolgd: nr. 17
Onderdeel Buitenland excursie
18
Themacollege: Oude kunst Nederl. 14001500
27
Ba-scriptie: Kunst-en Architectuurgeschiedenis
nr. 4 5 6 12
na het behalen van onderdeel Kloosters en kathedralen Artistieke wedijver Grandeur van kerk en staat
17 17
Buitenland excursie
BK Ned.:Objecten & Interpretaties Buitenland excursie
Artikel 9.3 - Tijdvakken en frequentie tentamens 1.
Tot het afleggen van de tentamens van de in de artikel 4.1. en artikel 7.1. genoemde onderdelen wordt per studiejaar ten minste tweemaal de gelegenheid gegeven. 2. In de studiegids en/of OCASYS worden de tijdvakken waarin de tentamens kunnen worden afgelegd, vermeld. Deeltentamens kunnen ook buiten de aangegeven periode afgenomen worden. BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 16
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven. 4. Een tentamen in een vak dat niet meer wordt aangeboden, kan in het eerste jaar dat dit het geval is nog ten minste tweemaal worden afgelegd. 5. Indien de student alle opdrachten voor een onderdeel heeft uitgevoerd, maar hem niettemin geen voldoende is toegekend, dient hij door de examinator in de gelegenheid te worden gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te leggen. Artikel 9.4 - De scriptie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
De scriptie kan uitsluitend gelden voor één opleiding. Een vrijstelling voor de scriptie, op grond van een bij een andere opleiding geschreven en beoordeelde scriptie is niet toegestaan. Artikel 10.2, lid 6 inzake de bezwaartermijn van de scriptie is van toepassing. Er wordt ten minste tweemaal per jaar de gelegenheid geboden tot het maken van de (eind)scriptie. Het tijdvak of de tijdvakken waarin de gelegenheid tot het maken hiervan wordt geboden, wordt in de studiegids en/of OCASYS bekendgemaakt. Nadere regels over de vorm, de inhoud, het tijdspad en de beoordeling van de scriptie zijn opgenomen in de Scriptiebrochure van de Bacheloropleiding. Dit reglement is opgenomen als bijlage bij deze Onderwijs- en Examenregeling. Indien aan het einde van het tijdvak genoemd onder lid. 5 de scriptie naar het oordeel van de beoordelaar(s) niet als voldoende aangemerkt kan worden, is er éénmaal de gelegenheid om binnen een door de opleiding vastgestelde periode alsnog tot een voldoende resultaat te komen. Uitsluitend de Examencommissie kan, op schriftelijk verzoek van de student, afwijken van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde.
Artikel 9.5 - Vorm van de tentamens 1. 2. 3.
4.
De vorm van toetsing van elk studieonderdeel wordt geregeld in de studiehandleiding. Richtinggevend is hierbij het toetsplan opgenomen als bijlage bij deze OER. Deze bijlage maakt integraal deel uit van deze OER. Op schriftelijk verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. Van de verplichting tot het deelnemen aan werkzaamheden voor een onderwijseenheid kan door de examencommissie vrijstelling worden verleend. In dat geval kan de examencommissie beslissen dat de werkzaamheden voor een college op een andere, door haar te bepalen wijze wordt verricht. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven op welke wijze het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijs- en examenregeling bepaalde van toepassing.
Artikel 9.6 - Deeltentamens 1.
2.
Als een onderdeel van 5 ECTS-studiepunten is opgesplitst in twee subonderdelen van elk 2,5 ECTS, dan wordt het eindcijfer bepaald door de in het toetsplan vastgelegde weging van de - op één decimaal afgeronde - cijfers van de deeltentamens. De examinator bepaalt of er een minimumcijfer wordt gehanteerd voor de deeltoetsen. Deze bepaling wordt vastgelegd in de studiehandleiding. De 5 ECTS die verbonden zijn aan het onderdeel worden toegekend nadat het gehele onderdeel met voldoende resultaat is afgelegd. Als een onderdeel van 10 ECTS is opgesplitst in twee subonderdelen van elk 5 ECTS, dan wordt het eindcijfer bepaald door de in het toetsplan vastgelegde weging van de - op één decimaal afgeronde cijfers van de deeltentamens. Deelcijfers lager dan een 5 zijn niet toegestaan. De 10 ECTS die verbonden zijn aan het onderdeel worden toegekend nadat het gehele onderdeel met voldoende resultaat is afgelegd.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 17
Artikel 9.7 - Tentamenvoorziening bijzondere gevallen 1. 2.
In afwijking van het bepaalde in artikel 9.3 kan de Examencommissie besluiten een individuele tentamenvoorziening toe te kennen bij een ‘bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard’. Verzoeken om een individuele tentamenvoorziening moeten zo snel mogelijk, inclusief bewijsstukken, worden ingediend bij de Examencommissie.
Artikel 9.8 - Bevoegdheid Examencommissie Voor beoordelingen en klachten over tentamens of een verzoek voor een afwijkende tentamenregeling is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt. Indien het een onderdeel bij een andere opleiding of faculteit betreft, is de Examencommissie van de opleiding waarvan het onderdeel deel uitmaakt bevoegd. Artikel 9.9 - Tentamens en functiestoornis 1.
2.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie kan zo nodig deskundig advies inwinnen bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen. Bij het afleggen van een tentamen van een keuze-onderdeel door een student met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding die het tentamen afneemt zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Artikel 9.10 - Mondelinge tentamens 1. 2. 3.
Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daar niet mee instemt. Een mondeling tentamen wordt schriftelijk, analoog of digitaal vastgelegd. Bij schriftelijke vastlegging is de aanwezigheid van een tweede examinator vereist.
Artikel 9.11 - De gang van zaken tijdens tentamens 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
De duur van het tentamen is afhankelijk van de aard van het tentamen en wordt vastgesteld door de examencommissie. De surveillant verstrekt alle papieren waarop de tentamenuitwerking wordt gemaakt. Gebruik van ander papier is niet toegestaan. De student dient alle personalia die op de antwoordpapieren worden gevraagd, duidelijk en volledig in te vullen. Of tentamenopgaven en kladantwoorden door de student na afloop van het tentamen mogen worden meegenomen, wordt door de verantwoordelijke docent of namens deze door de surveillant bepaald. Tot een half uur na aanvang van het tentamen krijgt een student die te laat is alsnog toegang tot de ruimte waarin het tentamen word afgelegd. Het is niet toegestaan dat een student gedurende het eerste half uur na aanvang van het tentamen de tentamenruimte verlaat. Toiletbezoek is tijdens het eerste en laatste half uur van het tentamen niet toegestaan. Het is de studenten niet toegestaan met elkaar te communiceren of papieren of ander materiaal uit te wisselen. Alle electronische communicatiemiddelen zijn uitgeschakeld en mogen niet meegenomen worden naar de toiletten. De student tekent voor deelname aan het tentamen bij het inleveren van alle tentamenstukken bij de surveillant. BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 18
10. De student is verplicht alle aanwijzingen van surveillanten voor, tijdens en onmiddellijk na afloop van het tentamen op te volgen. Indien dit niet gebeurt, kan de student worden uitgesloten van verdere deelname. Uitsluiting betekent dat er geen uitslag van het tentamen wordt vastgesteld. Artikel 9.12 - Vrijstelling 1.
2. 3.
De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding , in binnen- of buitenland, heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Voor verleende vrijstellingen voor examenonderdelen (of gedeelten daarvan) geldt een zelfde geldigheidsduur als voor tentamenresultaten. Artikel 5.3, lid 7 is van toepassing.
Artikel 9.13 - Vervanging en keuzeonderdeel elders: 1.
2.
De Examencommissie kan, na een gemotiveerd verzoek van de student, voorafgaande toestemming verlenen één of meerdere onderwijseenheden opgenomen in het examenprogramma te vervangen door (een) ander(e) door de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland aangeboden onderwijseenhe(i)den, passend in het examenprogramma. Bij de beoordeling van het verzoek let de Examencommissie in ieder geval op samenhang van (delen van) het vakkenpakket en het niveau van de vakken.
Artikel 9.14 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
De examinator stelt na het afnemen van een mondeling tentamen op dezelfde dag de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit. De maximale nakijktermijn bedraagt voor tentamens uit het eerste bachelorjaar tien werkdagen na de dag waarop een tentamen is afgelegd of een werkstuk is ingeleverd. Voor tweede- en derdejaarstentamens geldt eveneens een nakijktermijn van tien werkdagen, maar in geval van een tentamen met essayvragen dat door meer dan 50 studenten is gemaakt dan geldt een nakijktermijn van vijftien werkdagen. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van de in lid 2. En 3. gestelde nakijktermijnen. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student de uitslag zal ontvangen. Bij het bekendmaken van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 9.16, eerste lid, alsmede op de mogelijkheid tot het aantekenen van beroep. Aan een onderdeel c.q. tentamen dat met voldoende resultaat is afgesloten kan niet opnieuw worden deelgenomen.
Artikel 9.15 - Geldigheidsduur 1. 2.
3.
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is maximaal zes jaar vanaf het moment dat het onderdeel met succes is afgesloten. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan de examencommissie m.b.t. een onderdeel waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, dit onderdeel alsnog erkennen, indien de verworven leerstof nog steeds relevant is, dan wel een aanvullend of vervangend tentamen op te leggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van een examen. De resultaten van deeltoetsen en opdrachten die met voldoende resultaat zijn afgerond binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 19
Artikel 9.16 - Inzagerecht 1. 2. 3.
Gedurende tenminste 6 weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen, kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokken student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn.
Artikel 9.17 - Examencommissie en examinatoren 1. 2. 3.
4. 5. 6.
De Examencommissie is het onafhankelijk orgaan dat vaststelt of een student de kennis, het inzicht en de vaardigheden bezit die nodig zijn voor het verkrijgen van de graad. Het faculteitsbestuur benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding (of groep van opleidingen). De Examencommissie bestaat uit ten minste drie leden waarvan ten minste één lid: a. als docent verbonden is aan de opleiding (of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort); b. afkomstig is van buiten de opleiding (of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort); c. deskundige is op het gebied van toetsing. Het is niet toegestaan leden van het bestuur of personen die anderszins financiële verantwoordelijkheid binnen de instelling dragen tot lid van de Examencommissie te benoemen. Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan, wijst de Examencommissie examinatoren aan. De Examencommissie stelt Regels en Richtlijnen van de Examencommissie vast.
Artikel 9.18 - Fraude en plagiaat 1. 2.
3. 4. 5. 7. 8.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een examinandus dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn/haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Onder plagiaat wordt verstaan: a. het gebruik maken van ideeën en formuleringen van anderen zonder bronvermelding; b. het als onderdeel van het eigen betoog opnemen van een vertaling of parafrase van tekstgedeelten gemaakt door anderen; c. het indienen van eenzelfde of vergelijkbare tekst voor opdrachten van meerdere opleidingsonderdelen. In geval van fraude tijdens het afleggen van een tentamen kan de examinator de examinandus uitsluiten van verdere deelname aan het tentamen. In geval van fraude met een tentamen kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan het tentamen voor een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. In geval van plagiaat in een praktische oefening kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan de praktische oefening voor de duur van een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. De examencommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de examinator van de door hem/haar geconstateerde fraude respectievelijk het door hem/haar geconstateerde plagiaat, en na het horen van de examinandus. Een uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het desbetreffende tentamen of de praktische oefening.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 20
Artikel 9.19 - Iudicium Abeundi 1.
2.
In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld van de RUG is van toepassing.
Artikel 9.20 - Ongeldig verklaren tentamen Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaren.
PARAGRAAF 10 - EXAMEN VAN DE OPLEIDING Artikel 10.1 Aanvraag getuigschrift afsluitend examen 1. 2.
Aan de opleiding is een examen verbonden ter afsluiting hiervan. Een student die alle examenonderdelen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, dan wel alle onderdelen van het door de examencommissie goedgekeurde programma met goed gevolg heeft afgelegd, dient uiterlijk binnen vier weken na afloop hiervan het getuigschrift aan te vragen. De examendatum die door de examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 3. Indien de student het getuigschrift na de in het vorige lid bedoelde termijn aanvraagt, wordt op het getuigschrift als examendatum vermeld de datum waarop de examencommissie besluit dat de student geslaagd is, ook al ligt de datum waarop de examencommissie een dergelijk besluit neemt in een volgend studiejaar en dient de student voor dat studiejaar dan te zijn ingeschreven. 4. Tot het afleggen van het propedeutisch examen wordt ten minste drie maal per jaar de gelegenheid geboden. 5. Tot het afleggen van het afsluitend examen wordt ten minste tien maal per jaar de gelegenheid geboden. 6. Indien een student twee opleidingen heeft gevolgd, dan dient hij/zij voor het verkrijgen van beide diploma’s van deze opleidingen tenminste 50% aan separate opleidingsonderdelen te hebben gehaald en daarnaast een zelfstandige scriptie per opleiding te hebben geschreven. Artikel 10.2 - Examenvaststelling 1. 2.
3. 4.
De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast zodra de student de voor het examen benodigde onderwijseenheden met succes heeft voltooid, en daarmee heeft voldaan aan de in artikel 3.1.2 geformuleerde eindkwalificaties. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 21
5. 6.
De datum van afstuderen is de datum waarop het afsluitend examen is behaald, zoals vastgesteld door de Examencommissie conform het bepaalde in lid 2, en niet de datum waarop de bul wordt uitgereikt. Het examen bedoeld in lid 1 dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken worden door het faculteitsbestuur gedurende een periode van ten minste 7 jaar bewaard.
Artikel 10.3 – Getuigschrift 1. 2. 3.
Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt, ook al rondt de student meerdere studiepaden af. De Examencommissie voegt aan het getuigschrift het Internationaal Diploma Supplement toe. Indien van toepassing, worden de resultaten van het Bachelor Honoursprogramma in het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement vermeld, conform artikel 8.4.4.
Artikel 10.4 - Graad 1.
Aan degene die het afsluitende examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Bachelor of Arts’ verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 10.5 1. 2.
3. 4. 5. 6. 7.
- Onderscheiding
De Examencommissie beoordeelt of aan het bachelorgetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: i. ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; ii. ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is i. groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; ii. groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’. Geen onderscheiding wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS meer dan de helft van het totale aantal ECTS van de opleiding bedraagt. Voor het behalen van een onderscheiding geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. Voor het behalen van een onderscheiding geldt dat voor geen enkele onderwijseenheid een cijfer lager dan 7,0 is behaald. Voor het behalen van een onderscheiding geldt als voorwaarde dat er geen beslissing is van de Examencommissie inhoudende dat de student, vanwege vastgestelde fraude/plagiaat, niet meer in aanmerking komt voor een onderscheiding. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.
Artikel 10.6 - Toetsplan Er is een door het faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. de eindkwalificaties van de opleiding; 2. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindkwalificaties; 3. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 22
Artikel 10.7 - Toetsprotocol De opleiding beschikt over een door de Examencommissie vastgesteld toetsprotocol waarin ten minste de volgende zaken geregeld zijn: - Het opstellen van toetsen. - De beoordeling van toetsen. - De wijze van openbaarmaking van uitslagen en gehanteerde normering. - De bespreking van de uitkomsten van toetsen. - De gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria. - De verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid. - De wijze van periodieke evaluatie.
PARAGRAAF 11 - STUDIEBEGELEIDING Artikel 11.1 - Studievoortgangsadministratie 1.
Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de registratie van de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Een student kan online via ProgressWWW de door hem/haar behaalde studieresultaten raadplegen. 3. Een student kan bij het Bureau Studentzaken een gewaarmerkte uitdraai van zijn/haar studieresultaten verkrijgen. Artikel 11.2 – Studiebegeleiding Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
PARAGRAAF 12 - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 12.1 - Wijzigingen 1. 2. 3.
Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de opleidingscommissie en de examencommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de Examencommissie is genomen ten aanzien van een student.
Artikel 12.2 - Bekendmaking 1. 2.
Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de Regels en Richtlijnen die door de Examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. De bedoelde stukken zijn tevens digitaal toegankelijk op de facultaire website via ‘my university’.
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 23
Artikel 12.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 september 2014. Aldus vastgesteld door het faculteitsbestuur op 16 februari 2014.
Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2:
Toetsplan Scriptiebrochure
BA-OER Kunstgeschiedenis 2014-2015 - pagina 24