Factsheet Pedagogische kwaliteit kinderopvang Ruben Fukkink & Ellen van Reemst (2013)
In deze factsheet zijn recente gegevens opgenomen over de pedagogische kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. In een quick scan, uitgevoerd in november 2013, zijn recente gegevens geïnventariseerd uit nationaal en internationaal wetenschappelijk onderzoek van na 2005. De pedagogische kwaliteit van de kinderopvang is beknopt in kaart gebracht voor de verschillende typen opvang: dagopvang (voor 0-4-jarigen), peuterspeelzaal (voor 2,5-4 jaar), inclusief voor- en vroegschoolse educatie, gastouderopvang (voor 0-12 jarigen) en buitenschoolse opvang (4-12 jaar). Hieronder onderscheiden we per type kinderopvang drie aspecten: • • •
globale proceskwaliteit: de algemene pedagogische kwaliteit op de groepen (zoals de inrichting van de groepen, de aanwezigheid van materialen en omgang met kinderen) interactievaardigheden van de staf (zoals emotionele ondersteuning en ontwikkelingsstimulering) internationale positionering: de Nederlandse gegevens zijn, waar mogelijk, aangevuld met buitenlandse gegevens uit dezelfde periode om Nederland te kunnen vergelijken in internationaal perspectief
Pedagogische kwaliteit van kinderdagverblijven (0-4 jaar) De pedagogische kwaliteit van de Nederlandse kinderdagverblijven (0-4 jaar) is gestegen tussen 2009 en 2012. Deze positieve uitkomst betekent een duidelijke trendbreuk met de resultaten uit vorige peilingen in 1995, 2001, 2005 en 2009. Het is op dit moment niet precies in te schatten wat de huidige situatie van krimp betekent voor de kwaliteit van de kinderopvang.
Algemene proceskwaliteit (peildatum 2012): De Nederlandse dagopvang kan als voldoende worden bestempeld; de gemiddelde score in de laatste peiling was 4.3 op een zevenpuntssschaal (min-max: 1-7), tussen minimaal (3) en goed (5) in.
Interactievaardigheden van de staf (peildatum 2012): Pedagogisch medewerkers beheersen, gemiddeld genomen, de pedagogische basisvaardigheden (sensitieve responsiviteit, respect voor autonomie van de kinderen, respectievelijke scores 4.9, 4.6 en 4.8 op een zevenpuntsschaal). Zijn zijn duidelijk minder sterk in ontwikkelingsstimulering en begeleiding van interacties (scores zijn respectievelijk 2.7 en 2.5). De vaardigheid in het praten en uitleggen neemt een middenpositie in (3.7).
Kinderdagverblijven in internationaal perspectief De algemene proceskwaliteit van de Nederlandse kinderdagverblijven, zoals gemeten met het internationaal veelgebruikte ITERS-/ECERS-instrument, is redelijk vergelijkbaar met die uit veel
andere landen. Er zijn landen die lagere kwaliteitsscores laten zien, maar er zijn ook landen met hogere scores (zie Figuur 1 hieronder). Het patroon uit Nederlandse peilingen bij de interactievaardigheden met goede kwaliteit van de medewerkers bij basisvaardigheden en duidelijke mindere kwaliteit bij gerichte stimulering is ook gevonden in buitenlandse studies (zie Figuur 2).
Pedagogische kwaliteit van peuterspeelzalen (incl. voor- en vroegschoolse educatie) Algemene proceskwaliteit (peildatum 2012): Een (nog lopend) NCKO-onderzoek laat zien dat de algemene proceskwaliteit voldoende is (gem. ECERS-score van 3.7 voor Ruimte en meubilering, Activiteiten en Programma op een zevenpuntsschaal, min-max: 1-7). De kwaliteit ligt daarmee iets onder de dagopvang (berekend over deze drie schalen is de score voor de dagopvang in 2012 4.3); dit geldt ook als we alleen een vergelijking maken met de peutergroepen van de dagopvang (score: 4.1) met peuterspeelzalen, al is de steekproef erg klein. De educatieve kwaliteit van de peuterspeelzaal is voor zowel geletterdheid als rekenen onvoldoende en ligt tussen ‘inadequaat’ en ‘minimaal’ in (scores 2.8 en 1.8 op een zevenpuntsschaal, min-max: 1-7 op het ECERS-E-instrument). Recent Nederlands onderzoek laat verder zien dat de kwaliteit op de groep van vve-locaties vergelijkbaar is met die van reguliere peuterspeelzalen zonder voorschoolse educatie.
Interactievaardigheden van de staf (peildatum 2012): De emotionele ondersteuning van de staf is gemiddeld genomen goed evenals de groepsorganisatie (respectievelijk 5.5 en 5.0 op een zevenpuntsschaal, min-max: 1-7). De educatieve ondersteuning blijft hierbij achter en is matig (score 3.3). Recent Nederlands onderzoek laat geen duidelijke verschillen zien in de kwaliteit van de interactievaardigheden op locaties met vve en locaties zonder vve.
Peuterspeelzaal in internationale perspectief De globale proceskwaliteit van peuterspeelzalen is vergelijkbaar met die van andere landen. Buitenlandse studies laten – net als in ons land – zien dat de educatieve kwaliteit lager ligt dan de pedagogische kwaliteit. Een vergelijking van de studies met het internationaal gebruikte CLASSinstrument laat zien dat de educatieve kwaliteit in buitenlandse studies vaak relatief laag is. De kwaliteit van de organisatie van de groepen in Nederland is vergelijkbaar met die in het buitenland en is zelf iets beter. De kwaliteit van de emotionele ondersteuning in de Nederlandse kindercentra is vergelijkbaar met die in het buitenland (zie Figuur 2). Bij vve-projecten zijn ook effecten op kindniveau frequent onderzocht. Buitenlands en met name Amerikaanse studies hebben in het verleden laten zien dat de eerste ‘early intervention’programma’s enige vruchten afwierpen voor kinderen in achterstandssituaties. Intensieve programma’s met een gecombineerde aanpak in zowel een kindcentrum (center-based) als thuis (home-based) bleken het meest effectief voor de stimulering van cognitieve ontwikkeling. De redelijk positieve resultaten van de eerste, veelal Amerikaanse programma’s zijn, waar onderzocht, niet gerepliceerd in Nederlandse, grootschaligere programma’s. In internationaal perspectief betekent dit dus dat de Nederlandse vve-resultaten achterblijven bij die van de (eerste) buitenlandse programma’s.
Figuur 1: Algemene proceskwaliteit in verschillende landen (opvang 0-4 jaar: ITERS/ECERS-scores) NL (2012) NL (2010) NL (2008) NL (2007) NL (2005) AUS (2010)
ROK (2009) S (2009) E (2012) E (2010) Oost-Afrika (2011) UK (2008) UK (2006) BD (2008) BD (2007) BD (2006)
D (2013) D (2012) CDN (2006) P (2013) P (2010) USA (2012)
USA (2009) USA (2008) USA (2005)
1
2
3
4
5
6
7
Noot: De globale proceskwaliteit (gemeten met het ITERS-/ ECERS-instrument) is per land weergegeven. Elke afzonderlijke balk staat voor een individuele studie naar de globale proceskwaliteit van kinderdagverblijven en/of peuterspeelzalen, geordend naar jaar.
Figuur 2: Interactievaardigheden van de staf in verschillen de landen: organisatie van de groep (1 - zie rode lijn), emotionele ondersteuning (2 - zie groene lijn) en educatieve ondersteuning (3 - zie zwarte lijn)
NL (2012) 3 2 1 AUS (2010) 1,2,3 3 2 1 E (2012) 1,2,3 3 2 USA (2012) 1 3c 3b 3a 2c 2b 2a 1b 1a USA (2010) 1,2,3 USA (2009) 3 2 1 USA (2008) 3 3 2 1
2
3
4
5
6
7
Noot: De kwaliteit van de interactievaardigheden, gemeten met het CLASS-instrument is per land weergegeven. Elke afzonderlijke balk staat voor een individuele studie naar de globale proceskwaliteit van kinderdagverblijven en/of peuterspeelzalen, geordend naar jaar. De letters op de Y-as geven aparte studies aan voor eenzelfde land, geordend naar jaar.
Gastouderopvang (0-12 jaar) De Nederlandse gastouderopvang is relatief weinig onderzocht (in 1995 en daarna in 2010); een nieuwe peiling is gepland voor 2014.
Algemene proceskwaliteit (peildatum 2010): De algemene proceskwaliteit van de gastouderopvang bleek adequaat (gem. score 34.8 op een schaal met min-max: 0-41 op het HOME-IT-CC-instrument).
Interactievaardigheden van de staf (peildatum 2010): Er zijn alleen gegevens met betrekking tot één interactievaardigheid: de sensitieve responsiviteit van de gastouders is beoordeeld als matig hoog (4.9 op zevenpuntsschaal, min-max: 1-7); deze score is gelijk aan die van de Nederlandse dagopvang in de laatste peiling van 2012. Ontwikkelingsstimulering is (nog) niet in onderzocht voor de gastouderopvang.
Gastouderopvang in internationaal perspectief Nader onderzoek is nodig om de Nederlandse gastouderopvang in internationaal perspectief te kunnen plaatsen. Recente studies uit de Verenigde Staten, Canada en Groot-Brittannië laten zien dat de pedagogische kwaliteit van de gastouderopvang (hier gemeten met een ander instrument, nl. de FDCRS) matig is, tussen onvoldoende en goed; scores zijn 4.0, 3.3 en 3.4 voor de Verenigde Staten in 2009 en 2012; 4.5 voor Canada en 3.6 voor Groot-Brittannië).
Pedagogische kwaliteit van de buitenschoolse opvang (4-12 jaar)
Algemene proceskwaliteit (peildatum 2011): In de eerste Nederlandse peiling uit 2011 is de algemene proceskwaliteit beoordeeld met een score die ligt tussen ‘voldoet’ en ‘voldoet goed’; de gemiddelde score was 3,5 op een vijfpuntsschaal (minmax: 1-5).
Interactievaardigheden van de staf (peildatum 2011): De pedagogische kwaliteit van de interactievaardigheden is beoordeeld met een score die ligt tussen ‘voldoet’ en ‘voldoet goed’ (gemiddelde totaalscore 3.4 op vijfpuntsschaal, min-max: 1-5). Het niveau van de basisvaardigheden is hoger (totaalscore: 3.8 voor sensitieve responsiviteit, respect voor autonomie en structureren en grenzen stellen). Ontwikkelingsgerichte vaardigheden worden minder goed beheerst (gem.: 3.1).
Buitenschoolse opvang in internationaal perspectief De bso is internationaal nog nauwelijks onderzocht. Het is daardoor op dit moment (nog) niet goed mogelijk de pedagogische kwaliteit van de Nederlandse bso te vergelijken met die in andere landen; de score die is gevonden in de Nederlandse validatiestudie voor het SACERS-instrument (4.1) is mogelijk binnenkort, af te zetten tegen peilingen uit Amerikaanse studies.