N A L P N STAPPE GISCHE O G A D E P N E G N ADVISER A V P O R E D N I K T I E T I KWAL
Van opvang naar opvoeding; een eerste kwaliteitsslag op weg naar partnerschap
BOinK Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang
Inhoudsopgave
Inleiding
Ruim 3 jaar na invoering van de Wet kinderopvang is duidelijk dat het adviesrecht van ouders, uitgevoerd door de oudercommissies*, nog niet voldoende functioneert. Vaak steken oudercommissies veel energie in het opzetten van een goed lopende oudercom missie en doen hun best om op de verschillende adviesonderwerpen zaken te verbeteren. In de praktijk horen wij echter helaas maar al te vaak dat alle investeringen van de oudercom missie tot niets of nauwelijks iets leidt omdat bijvoorbeeld ondernemer en oudercommissie niet hetzelfde beeld van de rol en positie van een oudercommissie hebben, omdat het verloop binnen de oudercommissie groot is of omdat de structurele organisatie van de oudercommissie niet op orde is. Sommige oudercommissies blijven daardoor hangen in procedurele ‘gevechten’ op onderwerpen als ’prijs’ en van een bijdrage aan een verbete ring van de kwaliteit van de kinderopvang is dan haast geen sprake. Juist het adviesrecht op de kwaliteit, en met name de pedagogische kwaliteit, biedt veel mogelijkheden en uitgangspunten voor zowel oudercommissie en ondernemer om sámen naar de (pedagogische) kwaliteit te kijken. Oudercommissie en ondernemer hebben hierin namelijk als het goed is hetzelfde doel: kwalitatieve opvang! Onder nemers zouden goed moeten luisteren naar de wensen van ouders om zo meer vorm te geven aan de gedeelde verantwoordelijkheid waar het gaat om op de opvoeding van jonge kinderen. Uit het meest recente onderzoek van het Nederlands Consortium Kinderopvang (NCKO, 2009) komt naar voren dat de pedagogische en proceskwaliteit (zie hoofdstuk 1) van de opvang in Nederland weer slechter is geworden. ad1 Dit is zorgwekkend aangezien deze interacties de kern zijn van pedagogische kwaliteit. Het is dan ook van groot belang dat ouders (via hun adviesrecht) en ondernemers samen gaan proberen dit verval te stoppen en juist de kwaliteit weer omhoog brengen. De communicatie tussen individuele ouders en pedagogisch medewerkers (‘leidsters’) over zaken als opvoeding en het welzijn van het kind, bijvoorbeeld tijdens breng- en haal momenten en de kindgesprekken, is ook erg belangrijk. Deze brochure ondersteunt oudercommissies om meer te leren over pedagogische kwaliteit en om mede via hun adviesrecht de (pedagogische) kwaliteit te verhogen. Ook wil BOinK dat het belang van een goede en inhoudelijke communicatie tussen ouder en pedagogisch medewerker meer op de voorgrond komt. Voor oudercommissies is het buitengewoon lastig grip te krijgen op en inzicht te krijgen in de inhoudelijke kwaliteit. BOinK heeft onder andere in het project Kwaliteitsimpuls (BOinK, 2006-2008) een begin gemaakt met het ontwikkelen van enkele producten (brochure ’Adviseren over kwaliteit’, cursusmodule proceskwaliteit, brochure ‘Welkom in de groep’) met tips en handvatten voor ouders en oudercommissies met betrekking tot (pedagogische) kwaliteit. Door een peiling te houden onder ons respondentennetwerk en naar aanleiding van de signalen uit ons dagelijkse spreekuur zijn we echter tot de conclusie gekomen dat er meer praktische ondersteuning nodig is op dit gebied. In het kader van het project ‘Van opvang naar opvoeding, een eerste kwaliteitsslag op weg naar partner schap’ hebben wij daarom dit praktische instrument ontwikkeld ter ondersteuning van oudercommissies die echt aan de slag willen gaan met de kwaliteit op het kindercentrum.
1
Inleiding
(Pedagogische) kwaliteit in de kinderopvang Structuurkenmerken en proceskenmerken
2 Ouders en kinderopvang: partners in opvoeding
5
Ouders: geen ‘klanten’ maar ‘partners’ Invloed van individuele ouders op pedagogische kwaliteit Invloed van (centrale) oudercommissies op pedagogisch beleid en kwaliteit
3 Stappenplan bij het adviseren over pedagogisch beleid en kwaliteit
4
8
Pedagogisch beleid Gevraagd en ongevraagd advies Stappenplan bij het gevraagd adviseren over pedagogisch beleid en kwaliteit Stappenplan bij het ongevraagd adviseren over pedagogisch beleid en kwaliteit
4 Meer informatie
15
Leeswijzer Dit instrument bestaat uit drie onderdelen: het eerste deel bevat inleidende infor matie over kwaliteit op het kindercentrum. Het maakt de oudercommissie wegwijs in begrippen die met kwaliteit te maken hebben zoals proces kwaliteit, interactiebegeleiding en het pedagogisch beleids- en werkplan. Daarna volgt infor matie over het partnerschap dat ouders en kinderopvangorgani satie met elkaar aangaan als een kind naar een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang gaat. Tot slot een stappenplan dat gevolgd kan worden bij het (ongevraagd) adviseren over pedagogische kwaliteit.
* Overal waar oudercommissie staat kan ook centrale oudercommissie gelezen worden.
5 Bijlage
2
Organiseren van een ouderavond over pedagogisch beleid
18
Ad1 De proceskwaliteit gemeten in het onderzoek blijkt op de volgende onderdelen te zijn gedaald in 2008 ten opzichte van 2005: * ‘Ruimte/Meubilering’ (bijvoorbeeld: zijn er voldoende (thema) hoekjes waar kinderen zich terug kunnen trekken? * ‘Interacties tussen pedagogisch medewerkers en kinderen’. Hoe gaan de pedagogisch medewerkers (ook wel ‘leidsters’ genoemd) om met de kinderen? Op drie van de zes interactievaardigheden blijken pedagogisch medewerkers onvoldoende te scoren: > ‘Praten en uitleggen’ (bijvoorbeeld: leggen pedagogisch medewerkers goed uit wat een bepaalde activiteit inhoudt en wat ze daarna gaan doen?) > ‘Ontwikkelingsstimulering’. (bijvoorbeeld: moedigt een pedagogisch medewerker een kind aan om een wat moeilijkere puzzel te pakken?) > Begeleiden van interacties tussen kinderen’. (bijvoorbeeld: helpt de pedago gisch medewerker de kinderen samen een oplossing te zoeken bij een ruzie?)
3
1 (PEDAGOGISCHE) KWALITEIT IN DE KINDEROPVANG
Checklist Kwaliteit te bestellen via www.boink.info
Uit onderzoek (NCKO, 2009) blijkt dat kinderopvang van hoge kwaliteit een positief effect heeft op kinderen. Opvang van mindere kwaliteit heeft een slechte invloed op de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen. Het is dus van groot belang dat de kwali teit in de opvang goed en het liefst uitstekend is. Wat is kwaliteit in de kinderopvang nu eigenlijk? Kwaliteit in de kinderopvang is een lastig te onderzoeken begrip. Een kindercentrum dat zich aan alle regels en wetten houdt die er zijn en dus aan alle voorwaarden voldoet, is dat per definitie een goed kindercentrum? Nee. De wet en regels omschrijven de minimale eisen en bovendien zijn er nog veel meer items die in orde moeten zijn voordat gesteld kan worden dat iets een kwalitatieve kinderopvang is. Deze zaken hebben met proceskwaliteit te maken.
opvoeding uit door hun kind(eren) naar een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang te brengen. Maar ouders zijn en blijven eindverantwoordelijk. Ouders moeten dus zeker betrokken worden in de opvang van hun kind(eren). Het is belangrijk dat ouders en ondernemers hier achter staan en hier een invulling aan geven. En vooral de informatieuitwisseling op het gebied van pedagogisch beleid kwaliteit is belangrijk. Onderzoek in binnen- en buitenland heeft namelijk aangetoond dat het regelmatig uitwisselen van deze informatie tussen de ouders en de pedagogisch medewerkers een positieve invloed heeft op het contact tussen beiden en op het zich prettig voelen van kinderen in de kinderopvang. Een goede uitwisseling zorgt op zichzelf dus al voor een betere kwaliteit van de opvang!
>
Ook de oudercommissie kan via haar adviesrecht op (pedagogische) kwaliteit, het beleid op dit gebied positief beïnvloeden om zo in de praktijk verbetering te zien.
Structuurkenmerken en proceskenmerken
In de kinderopvang worden zogenaamde ‘structurele maten’ voor de kwaliteit van de kinderopvang gebruikt, de structuurkenmerken. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan het aantal vierkante meters binnen- en buitenruimte, veiligheid, hygiëne, groepsgrootte, de leidster-kind ratio (het aantal kinderen in verhouding tot het aantal pedagogisch medewerksters binnen een groep), opleidingsniveau van de pedago gisch medewerksters, het aanwezig zijn van een pedagogisch beleid, de inrichting, het spelmateriaal enzovoort. Deze structurele kwaliteitskenmerken zijn natuurlijk van wezenlijk belang. Elke organisatie moet hier minimaal aan voldoen; het biedt een mini male vereiste basis voor pedagogisch medewerkers om hun werk goed te doen. Indien er bijvoorbeeld enkel één pedagogisch medewerker verantwoordelijk zou zijn voor 12 kinderen, kàn je niet verwachten dat zij voldoende tijd en ruimte heeft om bijvoor beeld begeleiding te bieden aan twee ruziënde kinderen. De minimale structurele kwaliteitseisen staan op verschillende plekken vastgelegd: de Wet kinderopvang, de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en het Convenant tussen de brancheverenigingen en BOinK. De minimale kwaliteitseisen waaraan alle kinderopvangondernemers aan moeten voldoen, zijn na te lezen in de brochure ‘Checklist Kwaliteit’ van BOinK. Bij proceskenmerken staan niet meer de vierkante meters en de cijfers als maten voor kwaliteit centraal, maar de ervaringen van de kinderen; wat ervaren kinderen dagelijks op het kindercentrum? En is de pedagogisch medewerker sensitief (gevoelig en attent) genoeg in de omgang met de kinderen? Worden de kinderen genoeg gestimuleerd in hun ontwikkeling? Het begrip proceskwaliteit kan worden omschreven als: ‘de kwaliteit van de ervaringen die kinderen daar opdoen in hun interacties met de sociale omgeving (bijvoorbeeld contact met leeftijdsgenootjes) en de materiële omgeving (bijvoorbeeld de inrichting van de groepsruimte en hoe de groepsruimte gebruikt wordt)’.
Adviseren over pedagogische kwaliteit te bestellen via www.boink.info
4
2 OUDERS EN KINDEROPVANG; PARTNERS IN OPVOEDING
Bij proceskwaliteit gaat het dus om het zorg- en opvoedingsproces en ervaringen van kinderen in de kinderopvang. De wetenschap probeert proceskwaliteit meetbaar te maken. Bij kinderen wordt dit gedaan door middel van het in kaart brengen van het welbevinden (het zich prettig voelen) van kinderen en hun betrokkenheid bij spel. Bij pedagogisch medewerkers is proceskwaliteit af te leiden uit hun interactievaardigheden (vaardigheden om snel in te kunnen springen in het contact met kinderen). Het NCKO heeft de ‘Kwaliteitsmonitor’ ontwikkeld waarmee organisaties hun eigen kwaliteit kunnen meten. In de brochure ‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’ van BOinK wordt dieper ingegaan op proceskwaliteit. Voor ouders en oudercommissies is het lastig om de kwaliteit op hun kindercen trum te beoordelen. In de volgende hoofdstukken volgt meer informatie waar de als ouder(commissie) op kan letten. Voldoende kennis is echter zeker niet genoeg om als ouder(commissie) meer te gaan letten op kwaliteit of om deze via het adviesrecht te verbeteren. Belangrijker nog is dat de dialoog tussen organisatie en ouder(commissie) over kwaliteit en opvoeding meer op gang komt. Deze dialoog op zichzelf zorgt er al voor dat de pedagogische kwaliteit toeneemt. Het volgende hoofdstuk gaat hier over. Ouders hebben zowel individueel als collectief via de oudercommissie medezeggen schap op het gebied van pedagogische kwaliteit. Ouders besteden een deel van de
In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de noodzaak van een goed overleg en partner schap tussen opvangorganisatie en ouders op het onderwerp pedagogisch beleid en praktijk. Daarna wordt een toelichting gegeven op welke manier individuele ouders mee kunnen praten over pedagogische kwaliteit op het kindercentrum. En ten slotte een inleiding op de medezeggenschap via de oudercommissie op het onderwerp (pedagogi sche) kwaliteit.
>
Ouders: geen ‘klanten’ maar ‘partners’
Het marktgericht werken in de kinderopvang heeft de afgelopen jaren een hoge vlucht genomen. Hierdoor is de markt zakelijker geworden, wat ook geleid heeft tot een veran dering van termen: kinderopvangorganisaties zijn nu ondernemingen die het ‘product’ opvang bieden; ouders zijn ‘afnemers’ van het product en worden als 'klant' benaderd. Een resultaat van het marktdenken is de gedachte dat ouders de ontwikkeling van 'een goed en professioneel product' moeten overlaten aan de kinderopvang. De kinderopvang verkoopt echter geen kant en klaar producten, zoals gebruikelijk is 'op de markt'. Voor zover er in de kinderopvang al sprake is van een product, is dat product resultaat van een dynamisch samenspel tussen kinderen, leidsters en ouders - voortdu rend in ontwikkeling en voor ieder anders. Als een kinderopvangorganisatie zich beroept op haar eigen professionaliteit en ouders niet voldoende in dat samenspel betrekt, bevestigt zij ouders in de positie van klanten. De relatie tussen ouder en kinderopvang heeft zakelijke aspecten: er wordt tegen beta ling dienstverlening aangeboden en er zijn contractuele verplichtingen aangegaan. Maar in de dagelijkse opvang is de samenwerking tussen ouders en pedagogisch medewerkers van meer betekenis, en hier komen andere, minder zakelijke kanten naar voren. Om die samenwerking zo goed mogelijk in te vullen, is het prettig voor ouders, die als 'klanten' zijn binnengekomen, zo snel mogelijk als 'partner' benaderd te worden. Het gaat voor hen immers om de opvoeding en verzorging van hun kind, voor wie zij ook gedurende de opvang - eindverantwoordelijk zijn. Om te voorkomen dat ouders en kinderopvangorganisatie tegenover elkaar komen te staan wanneer ouders zich met de productontwikkeling willen bezighouden, dient intensieve samenwerking in de opvoe ding en verzorging onderdeel te zijn van 'een goed en professioneel ‘product’. Dit heeft ook gevolgen voor de relatie die ouders met de kinderopvangorganisatie hebben.
>
Invloed van individuele ouders op pedagogische kwaliteit
Individuele ouders kunnen invloed uitoefenen op de kwaliteit van het zorg- en opvoedingsproces in een kindercentrum; door een inhoudelijke dialoog aan te gaan. Momenten en plekken waar informatie over het kind kunnen worden uitgewisseld zijn onder andere de breng- en haalmomenten en het zogenaamde ‘schriftje’ waarin zowel pedagogisch medewerkers als ouders de belevenissen van het kind beschrijven. De kwaliteit van de opvang wordt beïnvloed door twee soorten contact die ouders met het kindercentrum hebben. In het eerste soort contact – meestal met de pedagogisch
5
medewerker – wordt informatie uitgewisseld over het wel en wee van het kind. Vaak is dit dagelijks bij het halen en brengen. Om goed te begrijpen wat er in een kind omgaat en daar goed op te kunnen reageren, moet een pedagogisch medewerker een kind goed kennen. Dat betekent niet alleen dat een pedagogisch medewerker in het kindercen trum zoveel mogelijk met vaste kinderen zou moeten werken, maar óók op de hoogte moet zijn van ervaringen die de kinderen op andere plekken, zoals thuis (en bij kinderen die naar de buitenschoolse opvang gaan; op school) opdoen. Wanneer een pedagogisch medewerker bijvoorbeeld weet dat een kind thuis slecht geslapen heeft of ergens van is geschrokken zal zij de signalen van dat kind beter begrijpen en er beter op kunnen reageren. Hierdoor voelt het kind zich begrepen en veilig. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor ouders; ook zij zullen hun kind beter begrijpen en beter kunnen reageren wanneer zij op de hoogte zijn van dingen die het kind op het kindercentrum heeft meegemaakt. Het tweede soort contact tussen ouders en kindercentrum dat de proceskwaliteit van de kinderopvang kan beïnvloeden, heeft te maken met de communicatie over het pedago gisch beleid, regels die gelden in de opvang en over andere zaken die te maken hebben met het verzorgings- en opvoedingsproces in het kindercentrum. Ook ouders hebben een soort eigen ‘pedagogisch beleid’ met ideeën over hoe kinderen zich zouden moeten ontwikkelen, over wat goed is voor hen en hoe er met kinderen moet worden omgegaan. Voor zowel ouders als kinderen is het belangrijk en prettig dat er op het kindercentrum en in de situatie thuis enige mate van overeenkomst is over opvoedingsideeën (voor zover praktisch mogelijk en haalbaar). Dat zorgt namelijk voor een gelijkende aanpak op beide plekken. Hierdoor voelen kinderen zich op beide plekken veilig en dit komt hun ontwikkeling ten goede. Natuurlijk kunnen ouders ook deze onderwerpen bespreken bij het brengen en halen maar meer tijd en ruimte voor deze onderwerpen is er in een jaarlijks kind-gesprek tussen ouder(s) en pedagogisch medewerker. In dit gesprek is er ruimte om het echt over het kind te hebben: zijn/haar ontwikkeling op cognitief en sociaal- emotioneel gebied. Dit biedt een uitgelezen kans voor ouders om vragen te stellen over de aanpak van pedagogisch medewerkers maar ook om te praten over hoe u (en uw partner) thuis omgaan met het kind. Om ervoor te zorgen dat er al enigszins een overeenkomst is tussen de opvoedvisie van ouders en de pedagogische visie van het kindercentrum, is het belangrijk dat ouders zich hier al op oriënteren bij het kiezen van een kindercentrum. Het is dus belangrijk dat ouders zich bij het kiezen van een kinder centrum goed kunnen informeren over het pedagogisch beleid in het centrum en dat zij, wanneer hun kind het kindercentrum eenmaal bezoekt, ook de kans krijgen om het beleid ter discussie te stellen en indien nodig te beïnvloeden. Voorwaarden hiervoor zijn dat het pedagogisch beleidsplan beschikbaar en makkelijk toegankelijk is voor ouders (het staat bijvoorbeeld op de website). Individuele ouders kunnen hun vragen en klachten over het bestaande pedagogisch beleid of de uitvoering daarvan, bij de betreffende pedagogisch medewerker, leiding gevende maar ook bij de oudercommissie neerleggen. De oudercommissie heeft immers invloed op onder andere het pedagogische beleid (zie paragraaf 2.4). De signalen van individuele ouders kunnen voor de oudercommissie namelijk een reden zijn om bepaalde zaken aan te kaarten bij de ondernemer. Ouders en pedagogisch medewerkers In de dagelijkse opvang staan ouders en leidsters samen voor de opvoeding en verzor ging van de kinderen. De kwaliteit van de opvang en de samenwerking met ouders rust voor het grootste deel op de schouders van de pedagogisch medewerkers, die geschoold zijn in de zorg voor de kinderen, maar nauwelijks in de omgang met ouders. Het is dan ook begrijpelijk dat niet alle pedagogisch medewerkers zich voldoende zeker voelen in de communicatie met - inderdaad soms lastige - ouders. Bovendien zijn er nogal eens grote verschillen tussen pedagogisch medewerkers en ouders - in leeftijd, levenservaring, opleidingsniveau, en maatschappelijke positie. Pedagogisch mede werkers verdienen dan ook de nodige ondersteuning van leidinggevenden en andere begeleiders. Het is echter een misverstand dat een betere positie voor ouders ten koste gaat van de positie van pedagogisch medewerkers, en het is ook in geen geval de bedoe ling dat ouders hun opvattingen aan pedagogisch medewerkers gaan opleggen.
6
Respect door inzicht in het werk Wat ouders mogen verwachten, en waar pedagogisch medewerkers evenzeer bij 'te winnen' hebben, is een serieuze dialoog. Ouders hebben vaak wensen over de opvang van hun kind. In de praktische zorg - zoals bij eten, drinken en slapen - kunnen zij de pedagogisch medewerkers richtlijnen geven. Ouders kunnen ook met opvoedings wensen komen, bijvoorbeeld over buitenspelen en gedragsregels. De pedagogisch medewerkers zijn echter verantwoordelijk voor het reilen en zeilen in de opvang. Daarin hebben zij niet alleen te maken met wensen ten aanzien van individuele kinderen, maar ook met de eigenheid van groepsopvang. Het werken met een grotere groep kinderen heeft een eigen karakter, omdat niet alle individuele wensen in te passen zijn. Daar tegenover staat dat groepsopvang juist een aantal aantrekkelijke kanten heeft, waar ouders ook vaak bewust voor kiezen. Pedagogisch medewerkers kunnen dus hun eigen grenzen trekken - al hoort hier natuurlijk een duidelijke uitleg naar ouders bij. Voor ouders is het van belang dat zij met al hun opvattingen, vragen, wensen en ideeën bij de pedagogisch medewerkers terecht kunnen, en dat zij open staan voor een dialoog met ouders: een gelijkwaardig gesprek over gezamenlijk opvoeden. Pedagogisch medewer kers die de betrokkenheid van 'hun' ouders weten aan te spreken - die ouders als partner in de dagelijkse samenwerking erkennen - zullen op hun beurt van die ouders juist veel terugkrijgen: waardering, begrip, respect, steun en stimulans.
>
Invloed van de oudercommissie op de pedagogische kwaliteit
Individuele ouders hebben dus veel invloed op de pedagogische kwaliteit zodra een inhoudelijke dialoog is ingebed in het contact tussen ouders en pedagogisch medewer kers. Waarom zou een oudercommissie dan ook nog inspraak op het pedagogisch beleid moeten hebben als de dagelijkse contacten goed zijn? Deze dagelijkse zorg en communicatie - 'de praktijk' - wordt vaak onderscheiden van de meer formele kant van beleidsbeïnvloeding. In dit verband zegt men wel eens dat het beleid voor ouders veel minder relevant is dan de uitvoering van alledag, of - een soortgelijke opvatting - dat een formele inspraakregeling met rechten en bevoegdheden ondergeschikt is aan goede dagelijkse contacten met ouders. Ook wordt wel bezwaar gemaakt tegen adviesrecht op het gebied van pedagogisch beleid "omdat ouders toch al inspraak hebben in de dagelijkse zorg voor hun kind". Oudercommissies hebben echter adviesrecht volgens de Wet kinderopvang op het pedagogisch beleid en dit is zeker niet voor niets. En misschien zijn niet alle ouders geïnteresseerd in het pedago gisch beleid, toch is het voor alle ouders relevant, omdat het beleid niet los staat van de uitvoering. Beleid wordt ontwikkeld naar aanleiding van wensen en problemen uit de dagelijkse praktijk, denk aan vragen die te maken hebben met de aanpak van de groep, buitenspelen, vakanties, personeelswisselingen. De ouders die actief zijn in een ouder commissie kunnen eraan bijdragen dat praktijk en beleid op elkaar afgestemd worden. Het volgende hoofdstuk is gewijd aan het adviesrecht van de (centrale) oudercommissie op het pedagogisch beleid en praktijk.
7
3 STAPPENPLAN BIJ HET ADVISEREN OVER (PEDAGOGISCHE) KWALITEIT De Wet Kinderopvang schrijft voor dat ieder kindercentrum een oudercommissie moet hebben. De oudercommissie bestaat uit ouders of verzorgers van kinderen die in het kindercentrum worden opgevangen. De Wet Kinderopvang bepaalt dat de ouder commissie adviesrecht heeft op belangrijke kwaliteitsaspecten, deze zijn in de Wet vastgelegd. Waar een oudercommissie op kan letten bij het adviseren op deze kwali teitsaspecten en een stappenplan hiervoor, zijn in dit hoofdstuk te vinden.
>
Pedagogisch beleid
Een oudercommissie heeft adviesrecht op de volgende onderwerpen, waarbij de dikge drukte onderwerpen een duidelijke link hebben met pedagogische kwaliteit; 1. Uitvoering van het kwaliteitsbeleid (leidsterkind-ratio, groepsgrootte, opleiding) 2. Beleid op gebied van voeding, opvoeding, veiligheid, gezondheid of hygiëne 3. Openingstijden 4. Beleid m.b.t. spel- en ontwikkelingsactiviteiten 5. Klachtenregeling en aanwijzen leden klachtencommissie 6. Wijziging van de prijs van kinderopvang
Het pedagogisch beleidsplan De dikgedrukte onderwerpen zijn zaken die in het pedagogisch beleid beschreven dienen te zijn. Elke kinderopvanginstelling moet, volgens de Wet kinderopvang, een pedagogisch beleidsplan hebben. Het beleidsplan moet antwoord geven op 3 vragen; Wat doen we met de kinderen? Hoe doen we dat? Waarom doen we dat zo? Pedagogisch beleid omvat onder meer de pedagogische visie die in de instelling het uitgangspunt vormt bij de verzorging en opvoeding van de kinderen. Zo’n beleidsplan kan richting en houvast geven aan de pedagogisch medewerkers bij hun omgang met de kinderen; het kan de onderlinge afstemming van het gedrag tussen de verschil lende pedagogisch medewerksters ten opzichte van de kinderen bevorderen; het kan bijdragen aan de communicatie tussen kindercentrum en ouders en zo bijdragen aan de opvoeding en ontwikkeling van de kinderen, waarbij afstemming tussen thuis en de opvang van groot belang is. Een pedagogisch beleidsplan beschrijft ten minste (de visie op) (Volgens de Beleidsre gels kwaliteit kinderovang, Artikel 2): a. de manier waarop emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd; b. de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke en sociale competentie; c. de manier waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt; d. de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de stamgroepen; e. de (spel)activiteiten die kinderen buiten de stamgroep kunnen verrichten; f. de manier waarop beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen.
Het pedagogisch werkplan Het ligt voor de hand dat het pedagogisch beleid een soort ‘vertaling’ krijgt per vesti ging. Vaak wordt er per vestiging een pedagogisch werkplan gemaakt waarin de praktische invulling wordt gegeven van het meer algemene beleidsplan. Een goed peda gogisch werkplan biedt voor zowel pedagogisch medewerksters als ouders praktische aanknopingspunten over hoe met kinderen wordt omgegaan. Staat er bijvoorbeeld in het algemene pedagogisch beleid dat de kinderopvangorganisatie waarde hecht aan een duidelijke structuur op een dag, dan kan in het pedagogisch werkplan beschreven staan welke dagindeling wordt gehanteerd en hoe kinderen en ouders daarvan op de hoogte worden gebracht. In ieder geval moet het beleidsplan uitgewerkt worden voor de verschillende soorten kinderopvang die de ondernemer aanbiedt. De pedagogisch medewerksters die bij het kindercentrum werken moeten op de hoogte zijn van de inhoud van het vastgestelde pedagogisch beleidsplan en moeten hier in de praktijk ook naar handelen.
8
>
Gevraagd en ongevraagd advies
De Wet kinderopvang schrijft voor dat de ondernemer de oudercommissie vraagt om advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot de onderwerpen die in de Wet genoemd worden (zie pagina 8). Zodra een ondernemer dus bijvoorbeeld de leeftijdsopbouw van de groepen van horizontaal naar verticaal wil veranderen, moet de ondernemer eerst advies vragen aan de betreffende oudercommissie. Een onder nemer mag niet zomaar van een advies van de oudercommissie afwijken; dat moet schriftelijk en gemotiveerd gebeuren. De ondernemer dient aan te tonen dat het advies van de oudercommissie zich tegen het belang van de kinderopvang verzet. Een oudercommissie kan de ondernemer ook ongevraagd adviseren. In het geval de oudercommissie bijvoorbeeld (al dan niet op signaal van andere ouders) merkt dat peda gogisch medewerksters niet volgens een onderdeel van het pedagogisch beleidsplan werken, kan de oudercommissie daarover een ongevraagd advies geven. Dat advies kan zijn om het beleidsplan (verder) uit te werken naar een pedagogisch werkplan. Dit pedagogische werkplan dient daarna (of beter: tijdens het schrijven/aanpassen) onder de aandacht van alle pedagogisch medewerkers te komen. Ook invalkrachten moeten weten met welke pedagogische visie er gewerkt wordt. Via haar adviesrecht heeft de oudercommissie dus ook invloed op het pedagogisch beleid en daarmee op de pedago gische kwaliteit in het kindercentrum.
>
Stappenplan bij het gevraagd adviseren over (pedagogische) kwaliteit
Stap 1: Het voorgenomen besluit Op het moment dat het management haar pedagogisch beleid wil wijzigen of nieuw beleid wil invoeren, legt zij het voorgenomen besluit op een zodanig moment ter advies aan de oudercommissie voor zodat het advies van de oudercommissie nog van wezen lijke invloed kan zijn op het uiteindelijk te nemen besluit. Zeker gezien veranderingen in het pedagogisch beleid wellicht voelbaar zullen zijn voor de kinderen zelf, is het van groot belang dat tijdig advies wordt gevraagd aan de oudercommissie. Zodra ouder commissie en ondernemer het adviestraject hebben doorlopen en duidelijk is wat er precies gaat veranderen en welke consequentie(s) dit heeft voor de kinderen, rest er nog genoeg tijd om de kinderen hierop voor te bereiden. Ervaring leert dat het (zeer) vroeg betrekken van de (centrale) oudercommissie bij aanstaande (beleids) veranderingen door het management erg voordelig voor beide betrokken partijen werkt. Bij veranderingen in de prijs en bijvoorbeeld openingstijden kan dit vroege betrekken niet altijd plaatsvinden. Maar bij onderwerpen die te maken hebben met het pedagogisch beleid is dit echt noodzakelijk. De aanzet tot verandering van het pedagogisch beleidsplan komt vaak voort uit ervaringen van ouders, pedago gisch medewerkers. Om als oudercommissie inhoudelijk mee te kunnen praten is het nodig dat de oudercommissie inhoudelijk wordt betrokken bij de totstandkoming van voornemens tot wijziging. Een kinderopvangorganisatie is elke dag bezig om vanuit haar professie te kijken naar hoe er met de kinderen wordt omgegaan en dit vast te leggen in beleidsplannen. Omdat de meeste oudercommissies deze specifieke kennis ontberen maar de mening van de oudercommissie wel van groot belang is, moet de organisatie meer moeite doen om bij het vragen van advies ervoor te zorgen dat de oudercommissie wel inhoudelijk op de hoogte is. Deels kan dit bereikt worden door de oudercommissie in een vroeg stadium te betrekken in het besluitvormingsproces. Oudercommissies worden zo meegenomen in het proces en de adviesaanvraag kan zo als sluitstuk dienen van een wijziging. Wil een oudercommissie echt inhoudelijk meepraten dan vraagt dit anderzijds ook een investering in de informatieverzameling van de oudercommissie. In het voorbeeldreglement van een (centrale) oudercommissie is sprake van een advies termijn van 4-6 weken. Deze termijn gaat pas in op het moment dat de oudercommissie over voldoende informatie van de ondernemer beschikt om tot een afgewogen advies te kunnen komen. Zoals hierboven geschetst, is het aan te raden om bij wijzigingen die
9
Zie: Werkplan (centrale) oudercommissie
met het pedagogisch beleid te maken hebben, eerder met elkaar om de tafel te gaan zitten. Aangezien dit niet wettelijk is vastgelegd, verdient het aanbeveling om deze werkwijze vooraf af te stemmen met de manager/directie en deze vast te leggen in het eigen werkplan en communicatieplan. Wat betreft de werkwijze van de oudercommissie op dit gebied, is het ook aan te raden om binnen de oudercommissie een werkgroepje in te stellen dat zich specifiek richt op het adviseren over pedagogische aangelegenheden. Voor een uitgebreide beschrijving bij het vormgeven van een dergelijke werkgroep, zie de brochure: Werkplan (centrale) oudercommissie. Twee of drie oudercommissieleden die een dergelijke werkgroep vormen worden ook makkelijker betrokken in vroegtijdige besprekingen met manager en/of pedagogisch medewerkers over aanpassingen in het pedagogisch beleid. Voorbeelden van wijzigingen (voorgenomen besluiten) in het pedagogische beleid waar over de oudercommissie om advies moet worden gevraagd: - Verandering van groepssamenstelling, bijvoorbeeld van horizontaal naar verticaal - Invoering van een open-deurenbeleid (groepen worden op bepaalde tijdstippen op een dag gemengd) - Het gaan werken met een andere pedagogische visie - Uitbreiding met één of meerdere groepen N.B. 1: Meestal wordt het pedagogisch beleid en het pedagogisch werkplan jaarlijks bekeken. De oudercommissie kan hier vanaf het begin af aan bij worden betrokken door bijvoorbeeld één oudercommissielid bij de besprekingen aanwezig te laten zijn. Op deze manier wordt de oudercommissie in het proces betrokken waardoor de informatie die ze eigenlijk nodig heeft om tot een goed advies te komen, beschikbaar komt. Het uiteinde lijke advies kan dan enkel als sluitstuk van de adviesprocedure dienen. N.B. 2: Vaak heeft een centrale oudercommissie het mandaat van de oudercommissies op locatie om te adviseren over het algemene pedagogisch beleidsplan. Sommige wijzi gingen in het algemene (vestigingsoverstijgende) pedagogisch beleid hebben echter op iedere verschillende locatie een andere uitwerking. Denk bijvoorbeeld aan het gaan werken met verticale groepen in plaats van horizontale. Op sommige locaties zal dit vanwege de indeling van het gebouw een hele andere uitwerking hebben dan op andere. Een oudercommissie op locatie die daarom op een dergelijk onderwerp toch zelf wil adviseren, kan dit aangeven bij de ondernemer en/of de centrale oudercommissie. Indien de ondernemer geen advies heeft gevraagd aan de oudercommissie terwijl het wel een wijziging betreft in het pedagogisch beleid; kijk dan op onze website in het dossier ‘Adviesrecht en – traject’ voor de te nemen stappen.
Stap 2: Het voorbereiden van een advies
Zie: Welkom in de groep
10
Hoe komt de oudercommissie tot een afgewogen advies? De beantwoording van de volgende vragen kan helpen om tot een advies te komen: - Welke informatie is nodig om een afgewogen advies te geven? Indien de ouder commissie (of de pedagogische werkgroep, zie stap 1) vroegtijdig is betrokken in de besprekingen, vindt de informatievoorziening als vanzelf plaats. De oudercom missie is dan namelijk betrokken bij het besluitvormingsproces van de organisatie. De oudercommissie beschikt daardoor over dezelfde informatie waarop gebaseerd de organisatie haar besluit zou nemen. En daarnaast wordt meteen de mening van de oudercommissie meegenomen alsmede de door de oudercommissie inge brachte informatie. - De pedagogisch werkgroep kan zich eventueel verder van informatie voorzien. Zie bijvoorbeeld de eerder verschenen brochure ‘Welkom in de groep’ van BOinK en het NJi. Deze brochure geeft oudercommissies veel inhoudelijke informatie over groepsindeling en opendeurenbeleid. Echte inhoudelijke achtergrondinformatie over pedagogiek in de kinderopvang kan gezocht worden in het ‘Pedagogisch Kader’ te vinden op: www.pedagogenplatform.nl. In 2011 zal er een specifiek voor ouders geschreven Pedagogisch Kader in de kinderopvang verschijnen. - Verandert er door het voorgenomen besluit iets in de vaste kwaliteitseisen zoals beroepskracht-kind-ratio, groepsgrootte etc.? Is het een verslechtering of verbe
-
- - - - - -
tering? De minimale ‘vaste’ structuurkenmerken staan beschreven in de ‘Checklist kwaliteit’ van BOinK. Wie kunnen er geraadpleegd worden? Bijvoorbeeld: de ándere ouders in het kindercentrum, de centrale oudercommissie, de pedagogisch medewerkers, de ondernemingsraad. Wie kan ons helpen? Bijvoorbeeld: ouders met specifieke pedagogische kennis of BOinK. Geeft de ondernemer zijn plannen helder weer? Met andere woorden: is duidelijk wat de bedoeling is? Welke argumenten geeft ondernemer aan voor zijn plannen? Wat zijn de consequenties voor de kinderen? Wat zijn de voordelen van het plan? Wat zijn de nadelen van het plan?
Stap 3: Het uitbrengen van een advies Let op: onderstaand schema geeft de formele stappen in een adviestraject weer. Zoals al eerder aangegeven, is het raadzaam om bij adviestrajecten over het pedagogisch beleid als oudercommissie eerder betrokken te zijn. De adviesaanvraag en het daaropvolgende advies kan dan enkel als sluitstuk dienen van het traject.
Positief
Positief, mits
Negatief
Negatief, tenzij
De ondernemer reageert binnen 4 weken schriftelijk op het advies van de oudercommissie De ondernemer kan het voorgenomen besluit uitvoeren.
De ondernemer neemt het advies en de door de OC gestelde voorwaarden in zijn geheel over. Of: De ondernemer neemt het advies met de voorwaarden van de OC niet over. Dan is sprake van een negatief advies. Zie volgende kolom.
De ondernemer kan het advies alleen naast zich neerleggen indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet.
De ondernemer neemt het advies en de daarin gestelde voorwaarden in zijn geheel over. De ondernemer kan de gewijzigde plannen uitvoeren. Of: De ondernemer neemt het advies en de voorwaarden niet over. De ondernemer dient schriftelijk en gemotiveerd aan te geven dat het belang van de kinderopvang zich tegen deze adviezen verzet.
Stap 4: Informeren ouders na afronding van het adviestraject Nadat de oudercommissie haar advies heeft uitgebracht en de – eventuele - wijzigingen zijn verwerkt in het definitieve beleid – dan schrijven artikel 54 van de Wet kinderop vang én de Algemene Voorwaarden (AV) voor dat alle ouders geïnformeerd moeten worden over het gewijzigde toekomstige beleid.
11
>
Stappenplan bij het ongevraagd adviseren over (pedagogische) kwaliteit
Oudercommissies kunnen ook ongevraagd adviseren over het pedagogisch beleid van een organisatie. In het geval de ondernemer zich in de praktijk bijvoorbeeld niet houdt aan het geschreven pedagogisch beleidsplan, geeft dat een reden dit bespreekbaar te maken met de ondernemer. In wezen is dat dan een ongevraagd advies. Ook in het geval een oudercommissie het pedagogisch beleid en de uitwerking daarvan in de praktijk eens kritisch wil bekijken, bijv. omdat het beter kan, kan de oudercommissie een onge vraagd advies geven. Ook signalen van ouders kunnen hiertoe aanleiding geven.
Stap 1: Onderzoek hoe het met de structurele kenmerken van de kwaliteit gesteld is Ons advies is om in eerste instantie te letten op de structurele kenmerken van pedago gische kwaliteit omdat deze kenmerken de voorwaarden vormen voor proceskwaliteit. De oudercommissie kan eerst de invullingen van deze structurele kenmerken (zoals maximale groepsgrootte, leidsterkind-ratio etc.) zoals die in het pedagogisch beleid staan te vergelijken met de kwaliteitseisen die vastliggen in de Wet kinderopvang en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Kort gezegd: voldoet de organisatie op papier aan de minimale landelijke eisen? De oudercommissie kan dit op verschillende manieren onderzoeken:
Checklist Kwaliteit te bestellen via www.boink.info GGD-inspectierapport op te vragen bij kindercentrum gemeente of dienstdoende GGD
· ·
·
De ‘Checklist Kwaliteit kinderopvang’ van BOinK biedt een prima overzicht van de minimale eisen Vraag het meest recente GGD-inspectierapport op. De GGD controleert de kwaliteit van het kindercentrum op verschillende domeinen waaronder Perso neel, Veiligheid en Gezondheid, Accommodatie en Inrichting, Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio en Pedagogisch beleid en praktijk. In het rapport valt precies op te maken op welke onderdelen er een (on)voldoende is behaald. Welke (extra) instrumenten gebruikt de organisatie? Kinderopvangorganisaties hebben de mogelijkheid een extra kwaliteitscertificaat te halen, de zogenaamde HKZ certificaat, is de organisatie HKZ gecertificeerd? Is er een kind-volg-systeem? Wat doet de organisatie hiermee richting de ouders? Is er sprake van deskun digheidsbevordering voor de pedagogisch medewerksters? Zijn er genoeg inhoudelijke werkoverleggen tussen de pedagogisch medewerkers?
Indien er klachten of andere signalen van ouders binnenkomen over teveel kinderen op de groep of bijvoorbeeld onrust op de groep tijdens het brengen en halen, kan de oudercommissie eens extra letten op deze aantallen of bijvoorbeeld de pedagogisch medewerkster vragen naar het aantal kinderen en medewerksters die dag. En hoe lang staan zij in de praktijk alleen op de groep? Hoe wordt er omgegaan met de zogenaamde ‘3-uren regeling’ en met opendeurenbeleid?
Stap 4: Hoe denken andere ouders over de kwaliteit op het kindercentrum? Een ander belangrijk item: hoe denken de oudercommissie en de andere ouders over de proceskwaliteit (hoe wordt er in hun ogen met hun kinderen omgegaan)? Hiertoe zou de oudercommissie bijvoorbeeld een vragenlijst aan alle ouders kunnen sturen. Wat vinden de ouders? Is er onlangs een tevredenheidsonderzoek geweest? Wat waren de belang rijkste uitkomsten? Indien er (nog) geen tevredenheidsonderzoek onder de ouders is gehouden, kan de oudercommissie overwegen dit zelf (of in samenwerking met de vestigingsmanager) te doen. Denk in de vragenlijst bijvoorbeeld aan de volgende items (en bespreek deze items ook binnen de oudercommissie): · ·
·
·
·
Stap 2: Onderzoek naar het pedagogisch beleidsplan en werkplan Vraag deze plannen op bij de organisatie en lees ze rustig door. Check of de verschil lende items op pagina 8 in de twee plannen genoemd en beschreven worden. Vooral voor het pedagogisch werkplan geldt: is het plan helder, wordt er verwezen naar prak tijkvoorbeelden? Het pedagogisch werkplan kan gelezen worden met in het achterhoofd de vraag: biedt het voldoende (praktische) aanknopingspunten voor de pedagogisch medewerkers? Weet je na het lezen van het plan hoe pedagogisch medewerkers zouden moeten reageren op ruziënde kinderen of stille, verlegen kinderen? Indien na bestude ringen van het plan blijkt dat het niet voldoet aan de zaken genoemd op pagina 8 of dat het niet voldoende toepasbaar is voor de pedagogisch medewerkers, ga dan naar stap 5 voor de acties die de oudercommissie dan moet nemen.
·
Stap 3: Komt het beleid overeen met de praktijk?
·
De volgende vraag na het onderzoek naar het pedagogisch beleid en werkplan is: komt het beschreven beleid overeen met de praktijk? De oudercommissie kan hiertoe eens een gesprek aangaan met de pedagogisch medewerkers, wellicht in aanwezigheid van de manager. De oudercommissie kan de pedagogisch medewerkers vragen of zij tevreden zijn over de kwaliteit die zij leveren. Staan er zaken in de weg? Zijn de pedago gisch medewerksters goed op de hoogte van het pedagogisch werkplan en handelen zij naar dit plan? Bij dergelijke vragen is het goed te benadrukken dat jullie dit willen weten om zo met de manager mee te denken over eventuele verbeterpunten.
12
· ·
· ·
·
Uw pluis/ niet-pluis gevoel als ouder zegt vaak al heel veel, vraag ouders daarom naar hun algemene indruk. Hoe wordt u als ouder ontvangen? Belangrijker nog als het gaat om proceskwali teit: hoe stelt de pedagogisch medewerkster zich op in het contact met uw kind? Heet de pedagogisch medewerkster uw kind welkom? Buigt zij haar knieën door om op dezelfde hoogte als uw kind te komen? Stelt hij of zij uw kind gerust indien nodig? Is er voldoende leiding op de groep? Hoeveel gediplomeerde pedagogisch mede werksters zijn er? Hoe vaak wordt gebruik gemaakt van invalleidster? Deze zaken kunnen van invloed zijn op het gevoel van veiligheid en vertrouwen voor uw kind en u als ouder. Hoe wordt het contact tussen ouders en leiding vormgegeven? Houden ze een schriftje of logboek bij voor uw kind, knopen ze dagelijks een gesprekje aan? Is er niet alleen aandacht voor het aantal gegeten boterhammen maar bijvoorbeeld ook voor nieuwe dingen die uw kind geleerd heeft of voor dingen die nog moeilijk zijn? Hoe verloopt het halen en brengen van het kind 's ochtends en 's middags? Wordt daar aandacht aan besteed? Is er op die momenten ook voldoende gelegenheid om informatie over uw kind uit te wisselen? Wordt u door de pedagogisch medewerk ster hiertoe uitgenodigd? Bent u bekend met het pedagogisch beleid en het pedagogisch werkplan van het kindercentrum? Maken de pedagogisch medewerkers u duidelijk hoe er over verzorging en opvoe ding wordt gedacht en hoe zij dat in de praktijk uitvoeren? Is er voldoende afwisselend spelmateriaal in de groep? Zijn er boekjes en puzzels voor de verschillende leeftijdsgroepen? Zijn er karretjes, loopwagens, glijbaantjes, keukenhoek, een poppenhoek? Hoe gaat de pedagogisch medewerkster om met de zelfstandigheid van de kinderen? Hoe gaat de pedagogisch medewerkster om met een kind dat grenzen aan het ontdekken is? Op welke manier verbieden pedagogisch medewerksters bepaalde dingen aan kinderen of hoe grijpen zij in wanneer een kind iets doet wat niet mag? Welke activiteiten worden er met uw kind ondernomen? Zijn deze passend bij de leeftijd van uw kind? Hoe gaat de pedagogisch medewerkster om met uw kind als het verdriet heeft (bijvoorbeeld bij het weggaan van de ouders)
Stap 5: Uitbrengen van een (ongevraagd) advies. Zodra de oudercommissie uit eigen onderzoek of uit navraag onder de andere ouders dingen opmerkt die zij anders zou willen zien, kan de oudercommissie dit ter sprake
13
4 MEER INFORMATIE
Zie Bijlage: Partners in opvoeding: een ouderavond over pedagogisch beleid
brengen bij de manager/directie; een zogenaamd ‘ongevraagd advies’. Bij een onge vraagd advies is het raadzaam om niet te melden dat het om een ‘ongevraagd advies’ gaat. Sommige ondernemers voelen zich bij deze term niet comfortabel. Wel is een mogelijkheid om aan te geven dat jullie als oudercommissie eens om de tafel willen om het onderwerp pedagogische kwaliteit te bespreken. Maak duidelijk dat jullie niet pretenderen meer te weten over pedagogische kwaliteit dan de kinderopvangonder nemer. Wel dat jullie de kinderopvang als mede-opvoeder zien en dat het erg belangrijk is om op dit onderwerp met elkaar in gesprek te blijven. Het kan gaan om het pedagogisch beleid zelf, wellicht is het onvoldoende op de praktijk toegesneden. Of het gaat juist om de praktijk die in de ogen van de oudercommissie verbeterd kan worden. Een groot deel van de pedagogische kwaliteit hangt af van de interactievaardigheden van de pedagogisch medewerkers. De oudercommissie kan de manager van het kindercentrum vragen hoe pedagogisch medewerkers de kans krijgen deze interactievaardigheden te verbeteren. Een zeer goede manier is pedagogisch medewerkers een Video Interactie Begeleiding (VIB) training te laten volgen. Pedago gisch medewerkers krijgen zo de kans om vanuit een ander perspectief (de camera) hun pedagogisch handelen te volgen, dat levert altijd nieuwe inzichten op! Bijscholingsbe leid van een organisatie is geen adviesrechtonderwerp dus je kan een ondernemer op dit gebied tot niets ‘dwingen’ maar een oudercommissie is natuurlijk vrij in het geven van tips. Vaak is er een vertaalslag nodig vanuit situaties uit de praktijk naar het beleid om daar via het adviesrecht toch invloed op uit te kunnen oefenen. Een voorbeeld: een kinder centrum maakt veel gebruik van invalkrachten. Als oudercommissie heb je echter geen adviesrecht op het personeelsbeleid. De vele wisselingen van pedagogisch medewerk sters op de groepen heeft echter voor de kinderen het effect dat zij niet in staat worden gesteld een goede hechting met hun verzorgers aan te gaan. De continuïteit die nodig is voor de kinderen om in een emotioneel veilige omgeving te verkeren, is in het geding. Een oudercommissie kan in een dergelijk geval het pedagogisch beleidsplan er eens op naslaan om te lezen hoe de organisatie de emotionele veiligheid waarborgt. Grote kans dat daar vermeld staat dat er met vaste, sensitieve pedagogisch medewerksters wordt gewerkt. Over de juiste uitvoering van het pedagogisch beleid kan de oudercommissie dan een advies geven. Indien het niet beschreven staat, kan de oudercommissie een advies geven om dit punt in het pedagogisch beleid aan te passen. In de inleiding van hoofdstuk 2 staat beschreven: ‘Een goede informatie-uitwisseling tussen ouders en kinderopvangorganisatie zorgt op zichzelf al voor een betere kwaliteit van de kinderopvang’. De oudercommissie kan deze interactie stimuleren door samen met de pedagogisch medewerkers een ouderavond te organiseren over het pedagogisch beleid van het kindercentrum.
Voor meer informatie over medezeggenschap en adviesrecht van oudercommissies:
Over groepsindeling en opendeurenbeleid in kinderdag verblijven & buitenschoolse opvang:
OUDERS EN MEDEZEGGENSCHAP; HOE ZIT DAT? Een basisreader voor (startende) ouder commissies die invulling willen geven aan hun adviesrechten uit de Wet kinderop vang. In deze reader vindt u alle informatie en de documenten die een oudercom missie nodig heeft om haar taak uit te voeren. Theorie over wet en regelgeving, het budget en de adviesrechten van een oudercommissie en over het communi ceren met de achterban. Instrumenten als het modelreglement oudercommissie, model werkplan en een model jaarverslag.
WELKOM IN DE GROEP; HANDVATTEN VOOR OUDERS EN OUDERCOMMISSIES Ouders moeten vaak beslissen en meepraten over allerlei zaken, waarmee ze weinig ervaring hebben. Zij moeten bijvoorbeeld aangeven in welke groep zij hun kind willen plaatsen, maar zij weten niet wat de voor- en nadelen van zo'n beslissing zijn. Ook gebeurt het wel dat hun kindercentrum aankondigt dat zij de indeling van de groepen wil veranderen. De oudercommissie wil hierover een advies geven. Voor dergelijke situaties is deze brochure als handvat te gebruiken. Ook voor kindercentra is het prettig dat ouders deze basiskennis hebben, zodat zij beter overleg kunnen voeren met de ouders. De brochure geeft ook informatie over het spelen buiten de eigen groepsruimte; het zogenaamde opendeurenbeleid. De wijze waarop het opendeurenbeleid wordt uitgevoerd, is afhankelijk van de soort groepen. In grote groepen zullen kinderen minder behoefte hebben aan open deuren dan in kleine groepen. Daarom wordt in deze brochure zowel aan de groepsindeling als het opendeurenbeleid aandacht besteed. Beslissingen over opendeurenbeleid behoren tot het pedagogisch beleid en de oudercommissie moet bij deze beslis singen betrokken zijn. Deze brochure is door BOinK en het Nederlands Jeugdinstituut/NJi ontwikkeld.
De belangrijkst kwaliteitseisen uit de Wet Kinderopvang, Beleidsregels & het Convenant Kwaliteit Kinderopvang: CHECKLIST KWALITEIT De belangrijkste onderwerpen uit de Wet en de Beleidsregels komen in de Checklist Kwaliteit aan de orde. Bij elk onderwerp worden een aantal vragen gesteld die door ouders en oudercommissies gebruikt kunnen worden als richtlijn om te ‘checken’ hoe het met dit kinderopvangaspect binnen een kindercentrum is gesteld.
CKlist Cheeit it l Kwa
Informatie overdracht & Contact
rcom rs & oude voor oude
Groep
Personeel
miss ies
Pedagogisch beleid
Huisvesting & Veiligheid
Toezicht & Controle
Klachten & Geschillen
BOinK
Gastouder opvang
welkom-boink-binnen+
29-04-2008
12:53
Deze brochures zijn te bestellen via www.boink.info
Pagina 1
IN WELKOM P E O DE GR
Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang
Pedagogisch Beleid
Groepsopbouw
ADVISEREN OVER PEDAGOGISCHE KWALITEIT Waar kun je als individuele ouder op letten als het om pedagogische kwaliteit gaat? Hoe zet je als oudercommissie je advies rechten in om de pedagogische kwaliteit in je kindercentrum te beïnvloeden? In het kader van het project ‘Kwaliteitsimpuls’ is een brochure uitgebracht over proces kwaliteit voor ouders en oudercommissies. Deze brochure geeft meer inzicht in de pedagogische kwaliteit en geeft hand vatten om het adviesrecht in te zetten om de kwaliteit van de kinderopvang te verbe teren. Er wordt aandacht besteed aan de vraag wat ouder(commissie)s kunnen doen om de professionaliteit en de kwaliteit in de kinderopvang te verbeteren.
14
handvatten voor ouders en oudercommissies
Groepsstabiliteit
over groepsindeling en opendeurenbeleid in kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang boink folder 3 ster
30-06-2008
12:18
Pagina 1
Vaste groepsleiding
REN ‘ADVISE OVER GISCHE PEDAGOITEIT’ L A W K Een brochure over proceskwaliteit voor ouders en oudercommissies
Groepsgrootte
Groepsindeling
Opendeurenbeleid
BOinK
Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang
BOinK
Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang en Peuterspeelzalen
15
5 BIJLAGE Bijlage Organiseren van een ouderavond over pedagogisch beleid
16
17
Bijlage 1 Artikel uit BOinK Magazine 3-2008
Partners in opvoeding: een ouderavond over pedagogisch beleid Het tot stand komen van een goed contact tussen ouders en kindercentrum verloopt niet altijd even goed. Die uitwisseling tussen pedagogisch medewerkers en individuele ouders is in de ogen van BOinK echter van groot belang; op die manier kan de kwaliteit van de opvang verbe teren. En juist het één op één contact tussen een pedagogisch medewerker en een ouder biedt heel veel mogelijkheden om meningen, kennis en ervaringen op concreet niveau uit te wisselen. Een concreet voorbeeld hiervan is het orga niseren van een ouderavond; een prima manier om deze communicatie te bevor deren. Bijvoorbeeld door een specifiek thema uit het pedagogisch beleid te kiezen, worden ouders bij het beleid en de pedagogische praktijk betrokken en komt er ruimte voor dialoog. Inmiddels kan ik uit eigen ervaring zeggen dat dit echt wérkt! Omdat dit een positief effect heeft op de kwaliteit van de opvang, wil ik graag verslag doen van deze avond in ons kindercentrum zodat oudercommissies samen met hun kinderopvangorganisatie ook zo’n initiatief kunnen starten.
Ouderavond: ‘Op weg naar zelfstandigheid’ In kindercentrum Jodokus in Utrecht waar onze zoon wordt opgevangen - heeft de groepsleiding onlangs een ouderavond georganiseerd met als thema zelfstandig heid van kinderen. De zelfstandigheid van kinderen staat in het pedagogisch beleid van dit kinderdagverblijf hoog aange schreven. Het hoe en waarom werd me uit dit beleid echter niet helemaal duidelijk. Ik ging er eigenlijk een beetje vanuit dat de zelfstandigheid vooral gestimuleerd werd om het werk van de pedagogisch medewerkers te verlichten… Een aantal weken voor de geplande avond werd een uitnodiging voor de ouderavond ‘Op weg naar zelfstandigheid’ in de mandjes van de kinderen gedaan. Daarin stond dat de pedagogisch medewerkers in de komende weken de kinderen op de groep zouden filmen en daarbij vooral zouden laten zien hoe zij omgaan met de zelfstandigheid van de kinderen. Meteen werd het ‘kind betrokken’* gevoel bij mij aangesproken: mijn kind op video: dat moet ik zien! Ik schreef mij dus meteen in. En dat gevoel hadden meer ouders gehad want bijna alle ouders van de dreumesgroep kwamen opdagen.
18
Zelfvertrouwen De verschillende pedagogisch medewer kers namen ieder een deel van de avond voor hun rekening. Begonnen werd met een voorstelrondje. Nu bijna alle ouders aanwezig waren, was het erg leuk om te zien welke ouders bij welke kinderen horen. Daarna werd kort besproken hoe een gemiddelde dag op de dreumesgroep eruit ziet. Vervolgens vertelde een van de vaste pedagogisch medewerkers en tevens leidinggevende over de ontwikkeling van kinderen op het thema zelfstandigheid. Uitgelegd werd dat kinderen naarmate hun ontwikkeling vordert, steeds zelf standiger worden. Bij heel jonge kinderen (tot circa 3 jaar) zie je een toename van het zelfvertrouwen bij een toenemende onafhankelijkheid van hun ouders en/ of pedagogisch medewerkers doordat ze steeds meer activiteiten zelfstandig kunnen en wíllen uitvoeren, zoals tanden poetsen, zelf je boterham smeren en eten. Zelfvertrouwen is weer van groot belang voor de verdere ontwikkeling; kinderen met zelfvertrouwen hebben een goede basis om nieuwe dingen uit te proberen en te ontdekken. Die ontwikkeling van het zelfvertrouwen draagt dus bij aan de auto nomie en de zelfstandigheid van kinderen. Vertaalslag naar het pedagogisch werkplan Met deze pedagogische theorie werd vervolgens een vertaalslag gemaakt naar het pedagogisch werkplan van de vestiging. Daarin staat dit belang van zelf standigheid beschreven maar ook hoe de pedagogisch medewerkers deze zelfstan digheid proberen te bevorderen: kinderen leren bijvoorbeeld vanaf de dreumesleef tijd (vanaf ongeveer 12 maanden) al hun boterhammen te smeren en zichzelf uit te kleden voor het naar bed gaan. Het werd mij door de uitleg duidelijker waarom de organisatie de zelfstandigheid al op jonge leeftijd probeert te bevorderen. Het is namelijk belangrijk dat kinderen de kans krijgen om zelf dingen te doen en uit te proberen omdat kinderen zo meer positieve ervaringen opdoen over wat ze zelf al kunnen. Ieder zelf bereikt succes zorgt voor meer zelfvertrouwen bij een kind. En zelfvertrouwen is weer een voor waarde voor kinderen om gemakkelijk de ontwikkelingsfasen te doorlopen. Om de zelfstandigheid van kinderen te bevor deren is het belangrijk dat kinderen de tijd, ruimte en aandacht krijgen om dingen
zelfstandig te doen. Door respect te tonen voor de autonomie van het kind, laten pedagogisch medewerkers de kinderen in hun waarde en perken zij het exploratiege drag niet in dat elk kind van nature heeft. In dit informatiedeel van de ouderavond werden ouders aangespoord hun mening te geven en vragen te stellen. Het thema zelfstandigheid werd bijvoorbeeld besproken in het geval van ruziënde kinderen. In hoeverre kunnen kinderen dit zelf oplossen? Elke ouder heeft hierover een mening of juist vragen. Omdat alle ouders meededen in de discussie, werd het een interactief geheel.
Ouderlijke trots Na de pauze werd de video getoond waar alle kinderen op te zien waren. Toen kwamen de reacties van ouders pas echt los! Ouderlijke trots is universeel, zo bleek… Het was erg leuk om te zien hoe de pedagogisch medewerkers met je kind omgaan zonder dat je er als ouder bij bent, want dat beïnvloed namelijk ook de interactie tussen de medewerker en je kind. En het was vooral ook verbazingwek kend om te zien dat veel kinderen al veel zelf kunnen! De kinderen smeerden zelf hun boterhammen (niet héél netjes maar dat bederft de smaak niet als je hem zelf gesmeerd hebt!) en kinderen kleedden zichzelf deels zelf aan en uit. De meeste ouders gaven de reactie: ‘Dat laat ik mijn kind thuis nooit zelf doen’ met als reden dat ze hun kind qua zelfstandig heid lager inschatten maar ook omdat ouders daar nooit het geduld voor zouden kunnen opbrengen. Echter, en dat was de conclusie van de avond, door kinderen bepaalde taken wèl zelf te laten doen, bevorder je de zelfstandigheid en daarmee het zelfvertrouwen van een kind. Het was een erg leuke, leerzame avond en de inhoud van de avond heeft nog steeds zijn uitwerking bij ons thuis: ik laat onze zoon veel meer dingen zelf doen! Een ander positief effect was dat ik me als ouder na deze avond meer verbonden voelde met het kindercentrum; mij was namelijk erg duidelijk geworden dat ook het kindercen trum het belangrijk vindt om informatie uit te wisselen en te praten over opvoeding!
Een ouderavond organiseren? In het voorbeeld dat ik beschrijf zijn het de pedagogisch medewerkers die deze avond organiseerden. Natuurlijk kan een
dergelijk initiatief ook van de oudercom missie komen. Hieronder volgen een aantal voorwaarden en enkele tips om op jullie kindercentrum ook een succesvolle ouderavond te organiseren: - Het thema, maar vooral de manier van presenteren (filmpjes van de kinderen) sprak de kindbetrokken* ouders aan: iedere ouder is betrokken bij zijn kind dus dat garandeert een hoge opkomst! - Ouders maken kennis met de andere ouders en met het pedagogisch beleid: de kans bestaat dat ouders aangesproken worden op hun groepsbetrokkenheid* en/of beleids betrokkenheid*. De beleidsbetrokken ouders zijn goede kandidaten voor de oudercommissie! Indien de ouder commissie een dergelijke avond organiseert, vertel dan ook wat over jullie werkzaamheden en nodig mensen uit zich bij jullie aan te sluiten. - Als er gebruik wordt gemaakt van video: zorg dat alle kinderen op video worden gezet; het is niet leuk voor ouders als hun kind maar één seconde in beeld is. - Als je als oudercommissie een derge lijke avond organiseert, vraag dan de pedagogisch medewerkers ook wat te vertellen over hun ideeën en hun inter pretatie van het pedagogisch beleid. In het geval er video/opnamen gemaakt worden, is het ook aan te raden om dit de pedagogisch medewerkers te laten doen om zo de natuurlijke situatie op de groep niet te verstoren. - Misschien is het ook nog een leuk idee om een panel discussie te houden waarbij een ouder en een pedagogisch medewerker de discussie aangaan over een bepaald onderdeel van het pedagogisch beleid, bijvoorbeeld het opendeurenbeleid. - Een ouderavond als deze kan ook een belangrijke input leveren op wijzi gingen in het pedagogisch werkplan (of zelfs beleid). De oudercommissie kan op verschillende onderwerpen die op de ouderavond bespoken worden, peilen wat de mening van ouders is. Deze informatie kan de oudercom missie gebruiken bij de motivatie van een bepaald ‘ongevraagd’ advies. * Zie de tekst over de verschillende vormen van ouderbetrokkenheid van Jan Peeters (zie: www.boink.info/ Dossiers /Ouders betrekken bij de opvang
19
Bronnen
20
•
IJzendoorn, R van, Tavecchio, L., & Riksen-Walraven, M. (2004) De Kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
•
Dees, A. (2007) BOinK over proceskwaliteit & medezeggenschap; een cursusmodule voor oudercommissies. Utrecht; BOinK.
•
Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang
•
BOinK (1999) Ontwikkeling, opvoeding en verzorging van kinderen, ouders denken mee
•
Ouders, spoken, leeuwen en beren op de weg naar medezeggenschap, BOinK (1995)
21
© BOinK 2010, Utrecht Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang & Peuterspeelzalen Maliebaan 80 3581 CW Utrecht tel.: 030-2317914 www.boink.info Ontwikkeld met steun van het ministerie OC&W Samenstelling & redactie: Renske Groener Vormgeving: Joseph Plateau grafisch ontwerpers
BOinK