Factsheet Kinderopvang
Datum © MOVISIE
Utrecht, november 2010
MOVISIE Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling MOVISIE is hét landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. We bieden toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. In ons werk staan vijf actuele thema's centraal: huiselijk & seksueel geweld, kwetsbare groepen, leefbaarheid, mantelzorg en vrijwillige inzet. We investeren in de kracht en de onderlinge verbinding van burgers. We doen dit door maatschappelijke organisaties, overheden, maatschappelijk betrokken bedrijven en burgerinitiatieven te ondersteunen, te adviseren én met hen samen te werken. Lokaal of landelijk, toegesneden op het vraagstuk en de organisatie. Zo kunnen deze organisaties en hun professionals hun werk voor de samenleving zo goed mogelijk doen. Kijk voor meer informatie op www.movisie.nl.
COLOFON Projectnummer: P8420 Datum: november 2010 © MOVISIE
Inhoudsopgave 1 2 3 4
5
Samenvatting..................................................................................................................................... 1 Inleiding ............................................................................................................................................. 3 Kinderopvang vergeleken met enkele andere sectoren in 2008 ....................................................... 4 Personeelskenmerken in de kinderopvang ....................................................................................... 5 4.1 Overzichtstabel kerngegevens kinderopvang 2005-2009 ......................................................... 5 4.2 Percentage flexibel personeel in de kinderopvang.................................................................... 5 4.3 Verdeling van arbeidsplaatsen in functies in de kinderopvang ................................................. 5 4.4 Leeftijdsopbouw in de kinderopvang ......................................................................................... 6 4.5 Gevolgde opleidingen van werknemers in de kinderopvang..................................................... 7 4.6 Aansluiting van functies met opleiding, kennis en vaardigheden in de kinderopvang .............. 7 4.7 Instroom en verloop in de kinderopvang ................................................................................... 9 4.8 Ziekteverzuim in de kinderopvang ........................................................................................... 13 4.9 Hrm-beleid en ervaren knelpunten van werkgevers bij de uitvoering van Hrm-beleid in de kinderopvang ................................................................................................................................... 15 Gebruikte bronnen ........................................................................................................................... 17
Utrecht, november 2010 *
1
Samenvatting
De branche kinderopvang bestaat uit ongeveer 1500 organisaties waar in 2009 in totaal 80.000 personen werken. De werkgelegenheid in de kinderopvang groeide de afgelopen jaren fors. De gemiddelde leeftijd van werknemers in de kinderopvang is 35 jaar. De meest omvangrijke beroepsgroep met een cliëntgebonden functie in de kinderopvang is de pedagogisch werker. Ruim 30% van de werknemers die met cliënten werken heeft een sociaalagogische mbo4-opleiding; 19% een mbo3-opleiding. Ruim 70% van de werknemers met een cliëntgebonden functie in de kinderopvang geeft aan dat hun functieniveau en opleidingsniveau met elkaar overeenkomt. Bij de pedagogisch werker in de buitenschoolse opvang (bso) ligt dat anders: 42% van de werknemers in de bso geeft aan dat hun functieniveau lager is dan hun opleidingsniveau. Als het gaat om de aansluiting met de eigen kennis en vaardigheden op de functie, dan geeft bijna 84% van de werknemers die met cliënten werken aan dat de aansluiting van hun kennis en vaardigheden op de functie goed is. Als we kijken naar de relatie tussen kennis en vaardigheden en werk dan geeft 62% van de werknemers die met cliënten werken aan dat deze aansluiting ongeveer op het niveau van het werk ligt en 35% dat hun kennis en vaardigheden meer zijn dan het werk vereist. Bso medewerkers geven beduidend vaker aan dat zij over meer kennis en vaardigheden beschikken dan voor het werk nodig is (47,4%). Scholing en cursussen worden vaak genoemd als oplossing voor knelpunten. Iets meer dan de helft van de werknemers in de kinderopvang met een cliëntgebonden functies is tevreden over de scholingsmogelijkheden in de organisatie; 32% is deels tevreden en deels ontevreden. Het brutoverloop in de kinderopvang is in 2009 sterk gedaald (8,9%) en hiermee op het laagste niveau gekomen sinds 2005. We zien in de kinderopvang een groot verschil in uitstroom naar leeftijdscategorie. Relatief stromen er per leeftijdsgroep meer medewerkers uit bij de jongere medewerkers. De meeste uitstroom zit in de categorie tussen <20 en 25 jaar (40,3%). In de kinderopvang is in 2009 10,8% van de werknemers op zoek naar ander werk. Een nieuwe uitdaging is de belangrijkste reden om te zoeken naar een nieuwe baan. Ook beter betaald werk, een onprettige werksfeer en ontevreden over de leidinggevende zijn belangrijke redenen om te gaan solliciteren. 26,5% van de werknemers in de kinderopvang die op zoek gaat naar ander werk, zoekt een baan buiten de branche. Het ziekteverzuimpercentage in de sector kinderopvang is vanaf 2007 aan het dalen en ligt in 2009 op 4,3%. Voor 37,8% van de werknemers binnen de kinderopvang zijn de arbeidsomstandigheden de oorzaak van hun ziekteverzuim langer dan twee weken, op de voet gevolgd door te hoge werkdruk (24,3%). Ook onenigheid met de leidinggevenden of collega’s speelt in de kinderopvang (17,4%) een rol om de werkgever te verlaten. Van alle werkaspecten is de medewerker in de kinderopvang het minst tevreden over de werkdruk en de ervaren zelfstandigheid in het werk. Het aantrekken van nieuw personeel wordt door meer dan de helft van de werkgevers in de kinderopvang in 2009 als het grootste knelpunt ervaren. Ook valt in de kinderopvang het onvoldoende beschikbaar zijn van personeel door verlof/vakantie als knelpunt op.
Utrecht, 23 november 2010 *
1
De meeste werkgevers in de kinderopvang hebben in 2009 een jaarlijkse cyclus van functionering -of beoordelingsgesprekken geïmplementeerd of is hiermee bezig. 42% van de werkgevers geeft aan geen beleid te hebben voor de koppeling van beoordelingsinstrumenten en de beloningssystematiek en 35% van de werkgevers heeft geen beleid op het gebied van loopbaan cq carrière beleid. Dit zou kunnen betekenen dat functioneringsgesprekken in de kinderopvang nog onvoldoende gericht zijn op de persoonlijke groei en ontwikkeling van medewerkers. De meeste instellingen hebben een Arbobeleid en beleid op het gebied van gezondheidsmanagement of is hier mee bezig. Ruim 20% van de instellingen heeft een beleid op het gebied van strategische personeelsplanning of zitten in de implementatiefase. Ruim de helft van de instellingen in de kinderopvang heeft een opleidingsbeleid geïmplementeerd of werkt hieraan.
Utrecht, 23 november 2010 *
2
2
Inleiding
Dit rapport geeft op hoofdlijnen in cijfers een beeld van de branche kinderopvang op het gebied van personeel en arbeidsmarkt. De verschillende gegevens zijn afkomstig uit onderzoeken van Prismant en FCB, dienstverlenen in arbeidsmarktvraagstukken en in dit rapport bij elkaar gezet. De branche kinderopvang bestaat uit ongeveer 1500 organisaties met in totaal ongeveer 74.000 werknemers. De werknemers werken in de dagopvang, buitenschoolse opvang en tussenschoolse opvang. In de gastouderopvang zijn personen werkzaam die voor het merendeel niet in loondienst zijn. In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste kerngegevens over personeel en arbeidsmarkt in de kinderopvang vergeleken met enkele andere sectoren in zorg en welzijn. In het hoofdstuk daarna geven we in verschillende paragrafen meer gedetailleerde informatie over enkele afzonderlijke aspecten over personeel en arbeidsmarkt in de kinderopvang.
Utrecht, 23 november 2010 *
3
3
Kinderopvang vergeleken met enkele andere sectoren in 2008
In tabel 1 is te zien dat de branche gehandicaptenzorg in 2008 de grootste is in fte’s en personen. De sterkste groei in werkgelegenheid vond de afgelopen jaren plaats in de kinderopvang; de laagste in Welzijn/MD. De omvang van de gemiddelde werkweek is met 62,4% het laagst in de kinderopvang. Bijna alle werknemers in de kinderopvang zijn vrouwen. Het brutoverlooppercentage (vertrek uit de instelling als percentage van het aantal werkzame personen) in 2008 in de kinderopvang is 10,8%;na Welzijn/MD het hoogste percentage. Het ziekteverzuim is in 2008 het hoogst in de jeugdzorg, op de voet gevolgd door de kinderopvang.
Tabel 1:
Kerngegevens personeel kinderopvang in vergelijking met een aantal andere sectoren in 2008, gemiddelde jaarlijks groei (GJG) in procenten Welzijn/MD
Kinderopvang
Jeugdzorg
Aantal banen van werkzame
GGZ
GHZ
90.600
167.300 156.00
personen - waarvan werknemers GJG werknemers (2003-2008)
66.900
74.000
28.200
84.800
-1,3%
8,0%
3,6%
5,4%
4,0%
67.500
103.800
Aantal arbeidsjaren - waarvan werknemers
44.900
42.300
21.900
63.700
97.400
GJG werknemers (2003-2008)
0,0%
6,9%
5,2%
5,3%
3,2%
Omvang gemiddelde werkweek
67,1%
57,2%
77,7%
75,1
62,4%
43
36
38
42
39
33,3%
14,2%
23,0%
31,6%
24,1%
Gemiddelde leeftijd in jaren Aandeel 50+ Aandeel vrouw
72,0%
96,0%
73,1%
71,7%
83,1%
Brutoverloop
12,1%
10,8%
9,3%
7,4%
8,7%
4,9%
5,5%
6,0%
4,7%
5,2%
Ziekteverzuim (exclusief zwangerschap) Bron: Prismant, 2009
Utrecht, 23 november 2010 *
4
4
Personeelskenmerken in de kinderopvang
4.1
Overzichtstabel kerngegevens kinderopvang 2005-2009
Tabel 2 geeft een overzicht van kerngegevens over het personeel binnen de kinderopvang. De gegevens gaan over de jaren 2005-2009. Wat opvalt in de tabel is dat de werkgelegenheid in de kinderopvang de afgelopen jaren flink is blijven groeien. In 2009 zijn meer dan 80.000 personen in deze sector werkzaam. De groei is te verklaren omdat steeds meer personen in een kleiner dienstverband zijn gaan werken. De omvang van de gemiddelde werkweek in 2009 was 55,7% en de . gemiddelde leeftijd in jaren is 35. Het aantal vrouwen in de kinderopvang is al jaren stabiel. Bijna alle banen worden door vrouwen bezet. Het brutoverloop van het personeel laat een gevarieerd beeld zien, maar is in 2009 sterk gedaald. In 2009 bedroeg het verzuim 4,9%. Daarmee is het verzuim sinds 2007 weer gedaald.
Tabel 2:
Kerngegevens personeel kinderopvang, 2005-2009 2005
2006
2007
2008
2009
Aantal werkzame personen
54.700
61.800
71.000
74.000
80.400
Aantal arbeidsplaatsen
31.600
35.200
40.600
42.300
44.800
Omvang gemiddelde werkweek
57,8%
57,7%
57,7%
57,2%
55,7%
Gemiddelde leeftijd in jaren
35
35
35
35
35
Aandeel 50+
13,4%
14,1%
14,4%
14,2%
13,9%
Aandeel vrouw
96%
96,0%
96,0%
96,0%
96%
Brutoverloop
13,4%
11,1%
13,4%
10,8%
8,9%
Ziekteverzuim (exclusief
4,6%
4,4%
5,8%
5,5%
4,9%
zwangerschap) Bron: Prismant, 2009; FCB, (z.j.)
4.2
Percentage flexibel personeel in de kinderopvang
In de kinderopvang heeft 72,9% van de medewerkers een vast dienstverband. De overige medewerkers zijn tijdelijke medewerkers (17,2%), oproepkrachten (8,3%), ZZP’ers (0,9%), alfahulpen (0,0%) of uitzendkrachten (0,8%). (Prismant, 2009).
4.3
Verdeling van arbeidsplaatsen in functies in de kinderopvang
In tabel 3 is te zien dat er relatief weinig mensen met een administratieve of secretariële functie in de kinderopvang werken (het gaat hier om personen, het aandeel in fte’s geeft een ander beeld). Bij werknemers die met cliënten werken gaat het bijna geheel om de functie van pedagogisch werknemer. Ruim 11% van de respondenten die in de kinderopvang werken, heeft echter niet aangegeven welke functie zij vervullen.
Utrecht, 23 november 2010 *
5
Tabel 3:
Aandeel van verschillende functies in de kinderopvang in percentage, 2009 aandeel
Manager van staf / ondersteunende functies
1,1
Manager (van functies) primair proces
3,3
Administratief, secretarieel
1,8
Staf / beleidswerknemer
2,3
P&O
1,2
Receptionist / telefonist
,3
Overige functies staf / ondersteunend
1,5
personeel Pedagogisch werknemer
74,2
Anders
,4
Onbekend
11,3
Totaal
100,0
Bron: Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009 (2010)
4.4
Leeftijdsopbouw in de kinderopvang
De gemiddelde leeftijd in de branche kinderopvang is 35 jaar. Tabel 4 laat zien dat ruim 40% jonger is dan 30 jaar. Bijna 15% van de medewerkers is 50+. De branche heeft nauwelijks te maken met de effecten van de vergrijzing. In tabel 5 wordt aangegeven hoe de leeftijdsopbouw er in 2018 mogelijk uit zal zien bij een uittrede leeftijd van 62 jaar en van 65 jaar. Hieruit blijkt dat bij een uittredeleeftijd van 65 jaar het aandeel 50+ in de kinderopvang 19,2% zal zijn.
Tabel 4:
Aandeel medewerkers naar Leeftijdscategorie in de kinderopvang, 2009
Leeftijdscategorie
Perc. medewerkers
<20
2,2
20-24
22,2
25-29
18,6
30-34
13,5
35-39
10,7
40-44
9,6
45-49
9,4
50-54
7,6
55-59
4,7
>60
1,6
Bron: FCB, (z.j.)
Utrecht, 23 november 2010 *
6
4.5
Gevolgde opleidingen van werknemers in de kinderopvang
Tabel 5 geeft aan welke opleidingen de werknemers met een cliëntgebonden functie gevolgd hebben. De tabel geeft echter een wat vertekend beeld. Het aandeel werknemers met een agogische opleiding op mbo4-niveau is erg hoog omdat bij de invoering van een nieuwe agogische kwalificatiestructuur bepaalde opleidingen zijn opgewaardeerd als een opleiding op niveau 4. Het niveau van de huidige opleiding SPW niveau 4 en de nieuwe opleiding pedagogisch werker is in vergelijking met de oude opleidingen echter lager. Het aandeel mensen zonder agogische of zorgopleiding is relatief hoog, voor een deel komen deze mensen uit het onderwijs. Voor het behalen van een diploma heeft 7,9% van de werknemers met een cliëntgebonden functie gebruik gemaakt van een EVC procedure.
Tabel 5:
Aandeel gevolgde opleidingen van werknemers in de kinderopvang in percentage, 2009 (cliëntgebonden functies)
aandeel Sociaal agogische opleiding (mbo 3)
19,0
Sociaal agogische opleiding (mbo 4)
30,8
Sociaal agogische opleiding (hbo)
6,1
Gedragswetenschappelijke opleiding
7,0
Zorghulp, Helpende, Verzorgende of
6,4
verpleegkundige opleiding Combinaties van sociaal agogisch en: of
8,6
helpend, verzorgend, of verpleegkundig Anders ( zorg of sociaal agogisch)* Geen zorg of sociaal agogische opleiding Onbekend
1,2 16,6 4,3
Totaal
100,0
* het gaat hier om verschillende combinaties van opleidingen Bron: Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009 (2010)
4.6
Aansluiting van functies met opleiding, kennis en vaardigheden in de kinderopvang
In tabel 6 is een aantal aspecten opgenomen met betrekking tot de aansluiting tussen de meest voorkomende cliëntgebonden functies en de opleiding, kennis en vaardigheden van werknemers. Bij de cliëntgebonden functies binnen de kinderopvang gaat het vooral om de functie van pedagogisch werknemer. Een deel van de respondenten in de vragenlijst heeft alleen de functie van ‘pedagogisch werknemer’ aangekruist. Daarom is het niet goed mogelijk om aan de hand van de gegevens die er zijn een onderscheid te maken tussen pedagogisch werknemers in de dagopvang en de buitenschoolse opvang(bso). In de groep pedagogisch werknemers zitten dus zowel werknemers in de dagopvang als de bso. Omdat de groep pedagogisch werknemers in de bso op een aantal punten wat afwijkt van de groep pedagogisch werknemers als geheel, zijn in tabel 6 gegevens over drie groepen opgenomen: de groep pedagogisch werknemers als totaal (inclusief werknemers bso), de groep pedagogisch werknemer bso en de totale groep werknemers die met cliënten werken. In tabel 6 is te zien dat 70% van de werknemers met een cliëntgebonden functie aangeeft dat hun functieniveau in overeenstemming is met hun opleidingsniveau. Bij de pedagogisch werknemers bso is
Utrecht, 23 november 2010 *
7
dit aandeel beduidend lager dan bij de totale groep pedagogisch werknemer, aangezien 42,3% van de werknemers bso aangeeft dat hun functieniveau lager is dan hun opleidingsniveau. Bijna 84% van de werknemers die met cliënten werken is van mening dat de aansluiting van hun kennis en vaardigheden op de functie ‘goed’ is. Als we kijken naar de relatie tussen kennis en vaardigheden en het werk, dan geeft 61,6% aan dat hun kennis en vaardigheden ongeveer op het niveau van hun werk liggen en 35% dat hun kennis en vaardigheden meer zijn dan het werk vereist. De werknemers in de bso geven echter vaker aan dat zij over meer kennis en vaardigheden beschikken dan het werk vereist (47,4%). Verder geeft een relatief groot deel (12,2%) van deze groep aan dat hun kennis en vaardigheden voor een ander vak zijn. Dit kan te maken hebben met het feit dat in deze groep verhoudingsgewijs ook de meeste mensen voorkomen met een opleiding buiten zorg of WJK. Tot slot ervaart deze groep werknemers ook wat vaker knelpunten wat betreft hun kennis en vaardigheden bij het uitoefenen van hun functie (10,4%). Voor de groep pedagogisch werkers als totaal is dit 7%. Scholing en cursussen worden vaak genoemd als oplossing voor zorgpunten. Wat minder dan de helft van de werknemers die wel eens knelpunten ervaren, noemt extra scholing of cursussen als oplossing. Een bijna even groep geeft echter aan dat de zorgpunten vanzelf zullen verminderen als ze meer ervaring opdoen. Over de scholingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie is de helft van de werknemers (zeer) tevreden( 8,4% zeer tevreden en 42,3% tevreden), een derde (32,1% is deels tevreden en deels ontevreden en 17,2% is (zeer) ontevreden en 3,7% zeer ontevreden).
Utrecht, 23 november 2010 *
8
Tabel 6:
Aansluiting tussen functie en opleiding, uitgesplitst naar de meest voorkomende patiënt/cliëntfuncties in de kinderopvang in percentage, 2009 Pedagogisch
Pedagogisch
Totaal
werknemer
MW BSO
Functieniveau in overeenstemming
70,8
53,0
70,2
Functieniveau lager
26,3
42,3
26,7
Functieniveau hoger
2,8
4,6
3,1
79,7
73,6
78,5
goed
83,2
78,8
83,6
redelijk
15,3
21,2
14,9
matig
0,7
0,0
0,7
slecht
0,8
0,0
0,8
Ongeveer op niveau werk
62,4
48,5
61,6
Meer dan werk vereist
Functieniveau t.o.v. opleidingsniveau
Zelfde vakgebied als opleiding Zelfde vakgebied Aansluiting kennis en vaardigheden op functie
Relatie tussen kennis en vaardigheden en werk: kennis en vaardigheden zijn: 34,6
47,4
35,0
Minder dan werk vereist
2,6
3,5
2,5
Voor ander vak
7,9
12,2
7,6
Verouderd
3,2
2,2
3,1
Onvoldoende praktijkgericht
3,5
5,2
3,6
7,0
10,4
7,0
Aandeel werknemers dat wat betreft kennis en vaardigheden weleens knelpunten ervaart bij uitoefenen van de functie Ervaart weleens knelpunten
*De kolom ‘totaal’ geeft de cijfers weer van alle werknemers met een patiënt/cliënt gebonden functie, dus niet alleen van de functies die in bovenstaande kolommen zijn genoemd Bron: Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009 (2010)
4.7
Instroom en verloop in de kinderopvang
Het brutoverloop in de kinderopvang is in 2009 sterk gedaald (8,9%) sinds 2007 (tabel 7). Tabel 8 geeft aan dat het brutoverloop in 2009 onder mannen fors hoger is dan onder vrouwen.
Tabel 7:
Brutoverloop personeel in de kinderopvang
Brutoverloop
2005
2006
2007
2008
2009
13,4%
11,1%
13,4%
10,8%
8,9%
Bron: Prismant, 2009; FCB, (z.j.)
Utrecht, 23 november 2010 *
9
Uit de tabel blijkt dat in 2009 van elke 100 werknemers er bijna 9 hun baan opzegden. Het is niet bekend waar die naar toe zijn gegaan.
Tabel 8:
Instroom en verloop in de kinderopvang, 2009
instroompercentage verloop
Totaal
Vrouwen
Mannen
19,7%
19,2%
31,7%
8,9%
8,7%
15,5%
Bron: FCB, (z.j.)
Uit tabel 9 blijkt dat er een groot verschil in verloop is naar leeftijdscategorie. Het verloop per leeftijdsgroep is hoger onder de jongere medewerkers. Maar ook de instroom is relatief hoog bij jongere medewerkers tot 25 jaar. Het verloop onder 60plussers is ook hoog omdat deze groep uitstroomt naar pensioen. In de kinderopvang is 10,8% van de werknemers op zoek aan een andere baan. In tabel 10 kunnen we zien dat van de groep die op zoek is 49,5 % (actief) actie heeft ondernomen om ander werk te zoeken.
Utrecht, 23 november 2010 *
10
Tabel 9:
Instroom en verloop naar leeftijdscategorie in de kinderopvang, 2009
leeftijdscategorie
Instroom in perc.
Verloop in perc
<20
72,3
16,6
20-24
35,8
13,7
25-29
18,0
10,0
30-34
13,3
7,1
35-39
13,7
6,7
40-44
13,6
6,6
45-49
12,0
5,5
50-54
9,7
5,2
55-59
6,7
4,9
>60
7,2
13,8
Bron: FCB, (z.j.)
Tabel 10:
Het aandeel werknemers dat op zoek is naar een andere baan en het aandeel daarvan dat actie heeft ondernomen in percentage, 2009. Op zoek naar een
Actie ondernomen
andere baan Kinderopvang
10,8
49,5
Bron: Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009 (2010)
Bepalende factoren voor de uitstroom van medewerkers in de kinderopvang Wanneer we kijken naar tabel 11 waarin de redenen staan waarom werknemers op zoek zijn naar een andere baan, dan zien we dat een nieuwe uitdaging in de kinderopvang op nummer 1 staat. Ook is in deze sector een beter betaalde baan (30,3%) een belangrijke reden voor het zoeken naar ander werk. Daarnaast zijn de onprettige werksfeer en de ontevredenheid over de leidinggevende bepalende redenen om te vertrekken. De top vijf van uitstroomfactoren in kinderopvang is: 1. Toe aan nieuwe uitdaging 2. Anders 3. Wil beter betaald werk 4. Onprettige sfeer 5. Ontevreden met leidinggevende
Utrecht, 23 november 2010 *
11
Tabel 11:
Redenen waarom werknemers in de kinderopvang op zoek gaan naar een andere baan in percentage (meerdere antwoorden mogelijk), 2009
Reden
Kinderopvang
Dreigend ontslag
2,9
Tijdelijk contract
11,5
Nieuwe uitdaging
71,2
Ontevreden over leidinggevende
22,4
Onprettige werksfeer
22,9
Ontevreden over zorg
4,5
Wil beter betaald werk
30,3
Reistijd te lang
19,2
Te hoge werkdruk
12,3
Lichamelijk te zwaar
11,8
Geestelijk te zwaar
3,4
Ongunstige werktijden
14,1
Te weinig verantwoordelijkheid
12,7
Wil meer uren werken
17,0
Persoonlijke redenen
9,6
Anders
33,2
Bron: Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009 (2010)
Waar willen mensen die op zoek zijn naar een andere baan naar toe? Uit tabel 12 blijkt dat 26,5% van de werknemers in de kinderopvang die een andere baan willen, dit zoekt buiten de branche. Dat is een op de vijf werknemers.
Tabel 12:
Wat voor banen zoeken mensen in de kinderopvang in percentage, meerdere antwoorden mogelijk, 2009
Zoekt baan in
Kinderopvang
Zorg
10,7
WJK
63,1
Buiten Zorg en WJK
26,5
Geen voorkeur
14,5
Bron: Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009 (2010)
Utrecht, 23 november 2010 *
12
4.8
Ziekteverzuim in de kinderopvang
Het ziekteverzuimpercentage in de sector kinderopvang is vanaf 2007 aan het dalen en ligt in 2009 op 4,9%. Tabel 13:
Ziekteverzuim personeel in de kinderopvang
Ziekteverzuim (exclusief
2005
2006
2007
2008
2009
4,6%
4,4%
5,8%
5,5%
4,9%
zwangerschap) Bron: FCB, (z.j.)
Bepalende factoren voor het ziekteverzuim van medewerkers in kinderopvang Uit tabel 14 over ziekteverzuim blijkt dat de belangrijkste redenen voor ziekteverzuim van langer dan 2 weken vooral te maken heeft met de arbeidsomstandigheden en een te hoge werkdruk. Voor 37,8% van de werknemers binnen de kinderopvang zijn de arbeidsomstandigheden de oorzaak van het verzuim. Te hoge werkdruk en onenigheid met leidinggevenden of collega’s speelt in de kinderopvang ook een belangrijke rol om te verzuimen.
Tabel 14:
Het percentage werknemers dat in het afgelopen jaar langer dan 2 weken achtereen ziek is geweest en de oorzaken daarvan, 2009 kinderopvang
Langer dan 2 weken ziek geweest
12,9
Oorzaak gerelateerd aan werk
36,2
Oorzaken in werk uitgesplitst (meerdere antwoorden mogelijk) Arbeidsomstandigheden
37,8
Lichamelijk letsel a.g.v. ongeluk
4,4
Te hoge werkdruk
24,3
Reorganisatie/ontslag
4,8
Onenigheid met leidinggevende of
17,4
collega’s De omgang met cliënten/patiënten
0,0
Andere oorzaak
6,7
Bron: Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009 (2010)
Utrecht, 23 november 2010 *
13
Zoals we zien in tabel 15 zijn werknemers in de kinderopvang behoorlijk tevreden over hun werkbeleving.
Tabel 15: Gemiddelde score op de werkbeleving op een schaal van 1: meest negatief t/m 5: meest positief, 2009 Tevredenheid kinderopvang
3,7
Bron: Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009 (2010)
Hoewel de werknemers in de kinderopvang behoorlijk tevreden zijn in de beleving van het werk, vallen er bij nadere beschouwing toch een aantal aspecten op. De werkbeleving is namelijk door Prismant opgesplitst in vier verschillende aspecten. Het eerste aspect is een algemene evaluatie over het werk zelf. Hieronder verstaat Prismant hoe tevreden iemand is met het werk dat hij of zij doet en of het werk als zinvol wordt ervaren. Aspect twee is de tevredenheid over de ervaren werkdruk. Deze moet niet te hoog, maar ook niet te laag zijn, aangezien daarmee de uitdaging uit het werk verdwijnt. Het derde aspect bevat de mate van zelfstandigheid. Daarmee wordt de mate bedoeld waarin iemand zelf kan bepalen hoe en wanneer een bepaalde werkzaamheid wordt uitgevoerd en hoe werk en privé te combineren zijn en werktijden zelf te bepalen zijn. Het laatste aspect gaat over het gevoel gewaardeerd te worden door de leidinggevende. Uit tabel 16 blijkt dat van alle werkaspecten de werknemer in de kinderopvang het minst tevreden is over de werkdruk en de ervaren zelfstandigheid in het werk. Over de inhoud en de omstandigheden van het werk zijn de werknemers het meest tevreden, gevolgd door waardering van de leidinggevende.
Tabel 16:
Gemiddelde score op vier aspecten van de werkbeleving in de kinderopvang op een schaal van 1: meest negatief t/m 5: meest positief, 2009. Inhoud en omstandigheden
Ervaren
Ervaren
Gewaardeerd door
van het werk
werkdruk
zelfstandigheid
leidinggevende
in het werk kinderopvang
4,1
3,2
3,6
3,7
Bron: Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009 (2010)
Prismant heeft ook de tevredenheid van werknemers over een aantal jaren gemeten. Uit tabel 17 blijkt dat de tevredenheid van de werknemers in de kinderopvang stabiel is gebleven.
Tabel 17:
kinderopvang
De gemiddelde score op de algemene werkbeleving personeel In de kinderopvang in de jaren 2000 tot 2009 2000
2003
2005
2007
2009
3,6
3,6
3,6
3,5
3,6
Bron: Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009 (2010)
Utrecht, 23 november 2010 *
14
Prismant heeft de beroepskrachten ook gevraagd naar tevredenheid over de organisatie, werktijden, het werk, het loon, scholingsmogelijkheden, doorgroeimogelijkheden, arbeidsomstandigheden, personeelsbeleid en verzuimbeleid. De ontevredenheid over het loon laat de laagste score zien. Tevredenheid over de werktijden scoort het hoogst. Uit tabel 18 blijkt ook dat werknemers in kinderopvang het minst tevreden zijn over hun doorgroeimogelijkheden. Tabel 18:
De tevredenheid over de andere werkaspecten op een schaal van 1: meest negatief t/m 5: meest positief voor werknemers in de kinderopvang, 2009.
Tevredenheid over
kinderopvang
Organisatie
3,8
Werk
4,0
Werktijden
4,1
Loon*
2,9
Scholingsmogelijkheden
3,4
Doorgroeimogelijkheden
3,1
Arbeidsomstandigheden
3,6
Verzuimbeleid
3,6
Personeelsbeleid
3,6
Bron: Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009 (2010)
*De tevredenheid over het loon is gemeten op een 6-puntsschaal (1= niet tevreden tot 6 = heel tevreden)
4.9
Hrm-beleid en ervaren knelpunten van werkgevers bij de uitvoering van Hrm-beleid in de kinderopvang
Uit tabel 19 blijkt dat de meeste werkgevers in de kinderopvang functionering- of beoordelingsgesprekken hebben geïmplementeerd of in de implementatiefase zitten. De meeste instellingen hebben ook een Arbobeleid en beleid op het gebied van gezondheidsmanagement of zijn hier mee bezig. 52% van de instellingen in de kinderopvang heeft een opleidingsbeleid of zit in de implementatiefase. 50% van de werkgevers geeft aan geen beleid te hebben op het gebied van strategische personeelsplanning en 52% van de werkgevers geeft aan geen feitelijk beleid te hebben op het gebied van leeftijdsbewust personeelsbeleid. In tabel 20 staan de meest genoemde knelpunten waarbij werkgevers in de kinderopvang aangeven moeilijkheden te ervaren bij de uitvoering van het personeelsbeleid. Het gaat dus niet om harde feiten. Werkgevers in kinderopvang ervaren het aantrekken van nieuw personeel als het grootste knelpunt. Ook valt in de kinderopvang het onvoldoende beschikbaar zijn van personeel als gevolg van verlof/vakantie als knelpunt op. De werkdruk van het personeel komt in de perceptie van de werkgever in kinderopvang het minst als knelpunt naar voren.
Utrecht, 23 november 2010 *
15
Tabel 19:
De mate waarin beleid bestaat m.b.t. verschillende HRM onderwerpen in de kinderopvang in percentage, 2009 Geen beleid
Intern voorkeursbeleid bij invullen
Plannen
Beleid
Implementa
Geïmple
geschreven
tiefase
menteerd
19
8
4
8
61
5
3
9
11
73
42
15
12
8
22
Loopbaan cq carrière beleid
35
23
19
10
11
Management/
67
10
10
5
6
van vacatures Jaarlijkse cyclus van functioneringsen /of beoordelingsgesprekken Koppeling beoordelingsinstrumenten en de beloningssystematiek
developmentprogramma Leeftijdsbewust personeelsbeleid
52
14
13
7
13
Arbobeleid
8
2
10
16
65
Opleidingsbeleid
24
12
12
16
36
Strategische personeelsplanning
50
14
13
8
13
Gezondheidsmanagement (w.o.
13
5
10
12
59
ziekteverzuim) Bron: Werkgeversenquête zorg en WJK 2009 (2010)
Tabel 20:
Top vijf knelpunten in 2007 en 2009 in de kinderopvang vanuit de perceptie van werkgevers in percentage
Knelpunten
2007
2009
1. Het aantrekken van nieuw personeel
53
22
2. Onvoldoende beschikbaarheid van personeel a.g.v.
40
19
verlof/vakantie 3.Ziekteverzuim en/of WAO instroom
28
4. Loonkosten 5. Beheersing van de werkdruk
12 8
26
7
Bron: Werkgeversenquête zorg en WJK 2009 (2010)
Utrecht, 23 november 2010 *
16
5
Gebruikte bronnen
FCB (z.j.). Feiten, cijfers en meerjarenrapport. Branche kinderopvang. Smeets, R.C.K.H, Verijdt, F., Prieëlle, E. de., Windt, W. van der (2010). Werkgeversenquête Zorg en WJK 2009. Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt in Zorg en welzijn. Utrecht: Prismant. Smeets, R., Albers-Haye, D., Windt, W. van der (2010). Werknemersonderzoek Zorg en WJK 2009: een monitor van de kenmerken en omstandigheden van de werknemers in Zorg en WJK. Windt, W. van der, Velde, F. van der, Kwartel, A. van der (2009). Arbeid in zorg en welzijn 2009. Stand van zaken en vooruitblik voor de sector Zorg en de sector Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang. Utrecht: Prismant.
Utrecht, 23 november 2010 *
17