D66 werkgroep Duurzame Economie 31 Oktober 2013
FACTSHEET EMISSIEHANDEL feiten en standpunten
I.
FACTS OMTRENT EMISSIEHANDEL
Het EU emissiehandelssysteem bestaat uit 12000 installaties uit de volgende sectoren: elektriciteitssector, cement, papier, staal en aluminium, chemie, raffinaderijen. Momenteel zijn we in de derde fase van het EU ETS, die loopt van 2012-2020 (8 jaar), en die aansluit op de EU 20/20/20 beleidsdoelen van 20% hogere energie efficiëntie, 20% duurzame elektriciteit en 20% CO2 reductie in 2020 (ten opzichte van 1990, doel voor Kyoto Protocol in 2012 was -8% emissies). In totaal zit er op jaarbasis 2 miljard ton CO2, i.e. European Emission Allowances in het EU ETS (27 lidstaten, exclusief zo'n 200 miljoen ton Aviation credits). Dit is de jaarlijkse cap. Deze EUAs zijn bankable en kunnen worden meegenomen naar andere jaren. In de gehele fase3 zitten er 8*2 miljard= 16 miljard EUAs in het ETS. De 2 miljard aan EUAs vertegenwoordigt ongeveer 45% van de gehele jaarlijkse uitstoot van de EU, die 4.5 miljard ton CO2 bedraagt (de wereldwijde uitstoot bedraagt ongeveer 31 miljard ton, en Nederland stoot jaarlijks 200 miljoen ton CO2 uit, waarvan 90 miljoen ton in het ETS zit (beide 4.5% van EU totaal)). Doelstelling is dus om in 2020 een besparing te bewerkstelligen van 20% van 4.5 miljard ton, dus 900 miljoen ton CO2, waarvan dus ongeveer 400 miljoen reductie in het ETS moet worden gerealiseerd. Dit betekent dat de jaarlijkse cap terugloopt van ongeveer 2 miljard ton CO2 in 2013 naar 1.6 miljard ton CO2 in 2020.
Verder is het zo dat de belangrijkste deelnemers aan het ETS, de industriële installaties en de elektriciteitscentrales zijn naast de banken, beurzen, projectontwikkelaars en overheden als regulator en als koper. De industriële installaties blijven, net als in fase 2 de emissierechten gratis ontvangen. Dit is ongeveer 43% van de 2 miljard ton CO2, dus 860 miljoen worden gratis verstrekt. De andere 1140 miljoen ton per jaar moet door elektriciteitsbedrijven worden gekocht in de markt of via veilingen, waar de verschillende nationale overheden hun emissierechten veilen (of worden gereduceerd natuurlijk).Verder moet worden vermeld dat de fase 2 EUAs (toen alle EUAs nog gratis werden verstrekt) ook bankable waren naar fase 3. Er was in fase 2 (2008-2012) een cumulatief overschot van zo'n 1.7
D66 werkgroep Duurzame Economie 31 Oktober 2013
miljard ton in totaal. Als er jaarlijks nu zo'n 1140 miljoen ton moet worden gekocht, dan betekent dit dat er pas vanaf 2014 (jaar 2) echt substantieel nieuwe EUAs moeten worden gekocht door de installaties, omdat hun buffers zijn opgeraakt. Pas na 2014 zullen de CO2 prijzen gaan stijgen door het opraken van de buffers en door de verlaging van het percentage installaties die de rechten gratis ontvangt en door de verlaagde cap (neemt jaarlijks af met 1.74% tot zo'n 1.6 miljard ton in 2020). Het eerst zullen de prijzen van Kyoto credits (de CERs) gaan stijgen totdat de limieten van 10-12% van de installatie emissies (daarna dalen ze weer), die hiermee mogen worden gecompenseerd, zijn bereikt. Daarna zullen de EUA prijzen zelf gaan stijgen. Om de momenteel zeer lage EUA prijzen te bestrijden heeft de Europese Commissie het backloading plan gelanceerd, waarbij de veiling van zo'n 900 miljoen ton aan EUAs wordt uitgesteld van 2013 en 2014 naar 2019 en 2020. Hierdoor worden de huidige prijzen hoger terwijl de toekomstige prijzen lager zullen uitvallen. Voor fase 4 (2021-2030)van het EU ETS zijn nog geen beslissingen genomen door de Europese Commissie.
II.
STANDPUNTEN D66: EU ETS PROBLEMEN EN
VERBETERPUNTEN Emissiehandel is een beleidsinstrument in de vorm van een markt. Deze markt wordt gevormd door een aantal grenzen, die resulteren in een kunstmatige vraag en een kunstmatige aanbod. De grenzen van de emissiehandelsmarkt zijn de cap, de uitstootgassen, de sectoren, de rol van de financiële sector, het aantal installaties, de technologische verbeteringen / innovaties, de switch prijs tussen kolen- en gascentrales (die rond de €30/t voor EUAs ligt en die de facto de bovengrens vormt voor de EUA prijs), de bankability van emissierechten, de uitwisselbaarheid met internationale emissierechten en natuurlijk de duur van de handelsperiode. Cruciaal voor succesvolle emissiehandelsmarkten is lange-termijn politieke stabiliteit; voortdurende politieke discussies over dit innovatieve beleidsinstrument ondermijnen het EU ETS, politieke committent is dus noodzakelijk.
Emissiehandel is een innovatief beleidsinstrument, dat onderhevig is geweest aan hevige prijsfluctuaties omdat juist deze bovengenoemde grenzen niet stabiel waren. De tendens is geweest dat de prijzen van EUAs, Europese emissierechten, daalden, vaak in zeer korte tijd.
D66 werkgroep Duurzame Economie 31 Oktober 2013
De reden hiervoor was dat er een grote hoeveelheid overtollige emissierechten waren uitgedeeld aan de deelnemers aan het EU emissiehandel systeem. Deze waren nodig om de verschillende industriële en elektriciteitsinstallaties over te halen om deel te nemen aan het EU emissiehandelssysteem. Wij geloven dat er een aantal specifieke factoren zijn die het eerste actieve emissiehandelssysteem in de wereld, het EU ETS, ondermijnen.
De belangrijkste daarbij is beleidsconcurrentie door nationale beleidsinstrumenten, die door de verschillende EU lidstaten worden ingezet om hun nationale duurzame energiedoelstellingen te halen (dit zorgt voor daling uitstoot). Europese politieke eenwording is dus in hoge mate verweven met het EU emissiehandelssysteem. Hoe zwakker de EU is en hoe sterker de EU lidstaten zijn met nationaal beleid, hoe lager de prijs van de EU emissierechten zal zijn.
Andere belangrijke factoren zijn dat in het EU emissiehandelssysteem de emissierechten worden uitgedeeld aan installaties, terwijl de economische actoren bedrijven zijn. Deze bedrijven hebben vaak meerdere installaties in hun bezit, ook vaak in meerdere EU lidstaten, en dus worden de beslissingen over grote groepen installaties gecentraliseerd genomen. Daarnaast is een belangrijke factor dat eigenlijk alleen de elektriciteitsbedrijven substantieel "short" zijn en te weinig emissierechten krijgen gealloceerd. Dit zorgt voor een verdere concentratie van de vraag in de handen van een kleine groep bedrijven. En tenslotte zorgt de "bankability" van de emissierechten van het ene jaar op het andere jaar ervoor dat alle handel sterk wordt geconcentreerd in korte tijdsperiodes.
Alles bij elkaar opgeteld ontstaat een sterke concentratie van de vraag naar emissierechten waardoor er momenteel sprake is van een oligopsonistische marktstructuur, die samen met de overallocatie, de economische crisis en de beleidsconcurrentie door nationale lidstaten de marktprijzen voor EUAs onder continue neerwaartse druk zet. Enkel hogere groene ambities en verbeteringen van het ETS zullen voor tegendruk zorgen.
D66 werkgroep Duurzame Economie 31 Oktober 2013
Daarnaast stimuleert het EU Emissiehandelssysteem momenteel groene innovatie niet, omdat het enkel gericht is op grote installaties, grote vervuilers. De drempel voor innovatie is te hoog omdat innovatie vaak ontstaat in start-ups en kleine installaties, die zijn uitgezonderd van deelname aan het EU emissiehandelssysteem. Tevens zorgt de lage prijs van EU emissierechten ervoor dat innovatie vaak onvoldoende beloond wordt.
Verder is het aan te raden speculatie in het EU emissiehandelssysteem tegen te gaan en daarom moet onderzocht worden of spot handel in EU emissierechten, samen met spot handel in andere grondstoffen uit de bankvergunningen moeten worden gehaald. De vastgoedcrisis heeft aangetoond dat banken niet te veel vrijheden moet worden gegeven in moeilijk controleerbare, essentiële en politieke gevoelige markten.
Ten slotte pleiten wij voor het verder verhogen van de CO2 reductie doelstellingen tot minus 95% in 2050 en minus 50% in 2030, en parallel daaraan een verlaging van de cap. Tevens pleiten we voor het uitbreiden van het EU ETS met de transportsector ( de belangrijkste emittent buiten het ETS), inclusief zeetransport. Ook pleit D66 voor een minimum prijs voor EUAs van €20/t, die nog in fase 3 in werking zal treden. Deze ondergrens dient ter versterking van de investeringszekerheid. Na 2020 kan deze ondergrens langzaam worden losgelaten. Deze ondergrens maakt een CO2 heffing/belasting overbodig.
Verder wil D66 in navolging van Californië de emissieplafonds niet langer plaatsen bij de producenten maar dichter bij de consumenten. Vanuit een beleidsoogpunt is het principe “de vervuiler betaalt” te simplistisch. Door de emissieplafonds dichter bij de consument van CO2 uitstoot veroorzakende goederen te leggen, en meer exact bij distributiebedrijven van stroom, benzine, etc., wordt het probleem van carbon leakage (=industrie verplaatst productie naar landen buiten de EU met lossere regelgeving op gebied van emissies en klimaat) opgelost en tegelijkertijd komt er een groter aantal spelers in de CO2 markt waardoor o.a. de oligopsonie verminderd wordt.
In Californië worden de caps bijvoorbeeld gratis toegewezen aan de elektriciteitsdistributiebedrijven. Deze moeten vervolgens hun emissierechten
D66 werkgroep Duurzame Economie 31 Oktober 2013
veilen aan de producenten van de elektriciteit die zij inkopen. De veilingopbrengsten moeten worden gebruikt om de prijsstijgingen van de ingekochte stroom te compenseren voor de consumenten. In elk geval mag enkel CO2 neutrale stroom worden doorgeleverd aan de consument. Hetzelfde gebeurt in Californië met pompstations en raffinaderijen.
Verder is D66 voorstander van dat alle vluchten van en naar de EU onder het EU ETS vallen zolang de ICAO geen werkend alternatief heeft.
Bovenstaande verbeteringen aan het EU ETS zijn voor de middellange termijn, daarnaast is D66 voorstander van backloading als korte termijn stimulans voor de prijs van emissierechten. D66 wil echter niet de andere middellange termijn verbeteringen naar de achtergrond verdwijnen door vertragingen met het bereiken van overeenstemming over backloading.
Ten slotte zien wij dat de top-down benadering van Verenigde Naties niet werkt (met het moeten tekenen voor emissieplafonds en die vervolgens moeten uitvoeren), en D66 wil dit vervangen door een bottom-up benadering waarbij verschillende emissiehandelssystemen, die over de hele wereld ontstaan, aan elkaar worden gekoppeld. Deze bottom-up linking benadering heeft een veel grotere succeskans dan de top-down benadering die nu door de VN wordt gehanteerd bij de klimaat onderhandelingen.
JLM Kanen, werkgroep Duurzame Economie Voormalig Kyoto-onderhandelaar, financieel econoom en adviseur op gebied van CO2 emissiehandel, lid werkgroep duurzame economie D66; zie
[email protected] ----