Extra opgaven module 2 vwo 5
Opgave 1 vwo ec1 2002-1 Huizenprijs in Nederland torenhoog Tussen 1997 en 2000 zijn de prijzen van koopwoningen en de inflatie gestegen (figuur 1). Twee belangrijke oorzaken van de gestegen huizenprijzen zijn de daling van de rente en het groeiend aantal tweeverdieners. Zo is in 2000 de rente gedaald van 5,25% tot 4,5%. Een econoom die de woningmarkt heeft onderzocht komt tot de volgende conclusies: conclusie 1 De kruiselingse elasticiteit van de vraag naar koopwoningen ten opzichte van de rente is -0,80. conclusie 2 Onder invloed van het groeiend aantal tweeverdieners is de collectieve vraaglijn van koopwoningen verschoven (figuur 2). 3p 1 � Bereken de procentuele stijging van de reële prijs van een koopwoning in 2000 ten opzichte van 1998. 2p 2 � Bereken met hoeveel procent de vraag naar koopwoningen in 2000 is toegenomen als gevolg van de rentedaling. 2p 3 � Verklaar het in conclusie 2 gegeven verband.
Opgave 4 vwo ec1 2002-1 Grensloze arbeidsmarkt In 1995 hadden in land A 6 miljoen mensen een baan en waren 460.000 mensen werkloos. In 2000 was de werkloosheid afgenomen tot 290.000. In 1995 was 4% van de beroepsbevolking in land B werkloos. Land A en land B zijn buurlanden met een onderlinge vaste wisselkoers. Beide landen hebben onderling vrij verkeer van goederen en kapitaal. De regeringen van beide landen overwegen om ook vrij verkeer van arbeid toe te staan. Sommige politici stellen dat er in dat geval een omvangrijke migratie van arbeid1) zal ontstaan van land A naar land B. Als argument daarvoor wijzen ze op het feit dat in land B de reële lonen sneller zijn gestegen dan in land A. 1) Migratie van arbeid is in dit verband wonen in het ene land en werken in het andere land (grensarbeid).
1
Extra opgaven module 2 vwo 5
2p 11 � In welk van beide landen is de arbeidsproductiviteit per arbeidsjaar in 2000 vergeleken met 1995 het meest gestegen? Licht het antwoord toe. 2p 12 � Is in land B de gemiddelde arbeidstijd per persoon in 2000 vergeleken met 1995 toegenomen, afgenomen of gelijk gebleven? Licht het antwoord toe. 2p 13 � Bereken het ontbrekende indexcijfer in tabel 1 (in ten minste één decimaal). 2p 14 � Leg uit waarom het argument van de politici geen onderbouwing van hun stelling is.
Opgave 5 vwo ec1 2002-1 ICT-bedrijven in het rood BitCom, een ICT-bedrijf, levert software aan het midden- en kleinbedrijf. In 2000 nam BitCom van de totale afzet op deze markt 16% voor haar rekening. Begin 2001 verlaagde BitCom de prijs van haar producten met 15%. Terwijl de totale marktafzet in de branche in 2001 met 12% groeide, nam het marktaandeel van Bitcom toe tot 20%. In 2001 waren de totale kosten van BitCom 17,5% hoger dan in 2000. Zowel in 2000 als in 2001 maakte BitCom verlies. Bij de presentatie van het jaarverslag kwam de directie van BitCom daarom met de volgende plannen voor 2002: • om de klantenbinding te vergroten worden naast software ook servicecontracten aangeboden; • naast software gaat het bedrijf zich toeleggen op bedrijfsadvisering en scholing. 2p 15 � Bereken met hoeveel procent de afzet van BitCom in 2001 gestegen is vergeleken met 2000. 2p 16 � Toon met een berekening aan of het verlies van BitCom in 2001 groter of kleiner is dan in 2000. 2p 17 � Wordt de afzet van Bitcom door een grotere klantenbinding meer of juist minder prijselastisch? Verklaar het antwoord.
2
Extra opgaven module 2 vwo 5
Opgave 8 vwo ec1 2002-2 Seizoensperikelen Het nationale product van een Caribisch eiland wordt vrijwel geheel bepaald door het toerisme uit de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie. De natuurlijke omstandigheden zijn uitmuntend voor mensen die zon, zee en strand zoeken. Hoewel deze omstandigheden zich gedurende het hele jaar voordoen, is er toch sprake van sterke seizoensfluctuaties in de werkgelegenheid. De werkloosheid op dit eiland is daarentegen vrijwel stabiel. Tabel 2 laat dat zien.
1p 30 � Geef een verklaring voor het seizoenspatroon in de werkgelegenheid van dit eiland. 2p 31 � Bereken hoeveel personen in het tweede kwartaal van 2000 onder invloed van het seizoen werk kwijtraken. 2p 32 � Geef een verklaring voor het feit dat de geregistreerde werkloosheid stabiel blijft terwijl veel mensen werk kwijtraken.
3
Extra opgaven module 2 vwo 5
Opgave 5 vwo ec12 2002-1 Betaald voetbal kijken In een land zijn alle uitzendrechten van binnenlandse voetbalwedstrijden in handen van de televisiezender Sport Totaal. De kijker betaalt aan Sport Totaal een prijs (vast bedrag) per gekeken wedstrijd. De opbrengsten voor Sport Totaal komen voort uit de betalingen door de kijker en uit reclame-inkomsten. De zender heeft twee soorten kosten: de betalingen voor het verkrijgen van de uitzendrechten aan de voetbalorganisatie en de productiekosten van de uitzendingen. Beide soorten kosten houden geen verband met het aantal betalende kijkers. In figuur 4 is een overzicht van de betrokken kosten en opbrengsten getekend.
GObet = gemiddelde opbrengst uit betalingen door kijkers MObet = marginale opbrengst uit betalingen door kijkers MOrec = marginale opbrengst uit reclame MOtot = MObet + MOrec GOtot = GObet + GOrec GOrec = gemiddelde opbrengst uit reclame MK = marginale kosten (MK valt samen met de horizontale as) q = aantal betalende kijkers 1p 15 � Hoe blijkt uit de tekst vóór figuur 4 dat voor Sport Totaal de marginale kosten nul zijn? 2p 16 � Geef een economische verklaring voor het feit dat de marginale opbrengst uit reclame (MOrec) voor Sport Totaal positief is. 2p 17 � Bij welk aantal betalende kijkers zal voor Sport Totaal de totale winst maximaal zijn? Kies uit q1, q2, q3, q4, q5 of q6. De voetbalbond die de uitzendrechten aanbiedt zou graag zien dat Sport Totaal een zo groot mogelijk aantal kijkers weet te bereiken. Sport Totaal brengt daar tegen in dat ze geen winstmogelijkheden ziet bij een prijs van nul. De voetbalbond bestrijdt dat laatste.
4
Extra opgaven module 2 vwo 5
2p 18 � Onder welke voorwaarde kan Sport Totaal bij een prijs per gekeken wedstrijd van nul toch winst behalen? Opgave 6 vwo ec12 2002-2 Te koop: luchtkastelen In 2000 verkocht de Nederlandse overheid via een veiling (bij opbod) vijf vergunningen voor UMTS-frequenties. Elke aanbieder van mobiele telefonie, mobiel internet en mobiel video – verder kortweg aan te duiden als MTIV – heeft daarvoor één vergunning nodig. Het aanleggen van het voor deze dienstverlening vereiste netwerk kost nieuwe aanbieders enige miljarden euro’s maar voor bestaande aanbieders van mobiele telefonie (GSM) liggen deze kosten aanzienlijk lager. Het beperkte aantal aanbieders en de aard van het product zijn twee redenen waarom er op de markt voor MTIV géén sprake zal zijn van volkomen concurrentie. 2p 18 � Van welke marktvorm was er sprake op de markt waar vergunningen voor UMTS-frequenties in Nederland aangeboden werden? 2p 19 � Noem, op basis van bovenstaande gegevens, nog een derde reden waarom er op de markt voor MTIV geen sprake zal zijn van volkomen concurrentie. Licht het antwoord toe. De veiling van UMTS-frequenties bracht, gemeten naar opbrengst per inwoner, erg weinig op voor de overheid als we dit vergelijken met de opbrengst in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk. Op deze veiling kon geboden worden door bestaande aanbieders (GSM) en nieuwe aanbieders. De markt voor mobiele telefonie (GSM) was in Nederland tot dan toe in handen van vijf aanbieders. In de discussie na afloop van de veiling stonden twee beweringen centraal: bewering 1 • De lage opbrengst van de veiling voor de overheid is te wijten aan het samengaan van twee factoren: de relatief hoge investeringskosten voor nieuwe aanbieders en het feit dat de overheid besloot het aantal te veilen vergunningen vast te stellen op vijf. bewering 2 • De prijs per eenheid MTIV zal in Nederland lager worden dan in andere landen, omdat de lage opbrengst van de veiling leidt tot (relatief) lage constante kosten voor de aanbieders. 2p 20 � Verklaar bewering 1 op basis van de gegevens over mobiele telefonie. 3p 21 � Leg uit waarom bewering 2 niet juist hoeft te zijn
5
Extra opgaven module 2 vwo 5
Opgave 4 vwo ec1 2003-1 Vrijgeven markt werkt averechts In een land is de prijs van een taxirit lange tijd door de overheid centraal vastgesteld. Vanwege een vergunningenstelsel was het moeilijk om als taxibedrijf tot die markt toe te treden. Voor een ‘gemiddelde taxirit’ betaalde de consument toen € 15. Een jaar geleden is de taximarkt in dat land volledig geliberaliseerd. De verwachting was dat daardoor de prijs van een taxirit zou dalen en taxivervoer voor meer mensen betaalbaar zou worden. De praktijk pakte anders uit. Uit onderzoek een jaar na de start van de liberalisering bleek dat: • de taximarkt na liberalisering de kenmerken van monopolistische concurrentie heeft; • dezelfde ‘gemiddelde taxirit’ van vóór de liberalisering na de liberalisering € 17,10 kostte; • de totale marktomzet was gestegen maar de omzet per taxi was gedaald; • de kostprijs van de ‘gemiddelde taxirit’ was gestegen; • de prijselasticiteit van de vraag naar taxiritten –0,1 bedroeg. 2p 12 � Leg uit op welke wijze de liberalisering van de taximarkt − gegeven de marktvorm − volgens de overheid had moeten leiden tot een daling van de prijs van een taxirit. 3p 13 � Bereken − uitgaande van de prijs van de ‘gemiddelde taxirit’ − de procentuele toename van de totale marktomzet na de liberalisering. 1p 14 � Onder welke voorwaarde kan de totale marktomzet toenemen en de omzet per taxi dalen? 2p 15 � Geef op basis van de verstrekte gegevens een verklaring voor de gestegen kostprijs van de ‘gemiddelde taxirit’.. Opgave 8 vwo ec1 2003-1 Meer vrouwen aan de slag Een econome stelt dat bij de door haar verwachte aanhoudende economische groei, een toename van de participatiegraad noodzakelijk is om te voorkomen dat in de toekomst de internationale concurrentiepositie van Nederland verslechtert. De regering wil de arbeidsparticipatie daarom vergroten, onder andere door meer vrouwen aan het arbeidsproces te laten deelnemen. Men verwacht dat vooral een grotere toestroom van gehuwde vrouwen naar de arbeidsmarkt invloed zal hebben op het aantal personen per arbeidsjaar (de p/a-ratio).
6
Extra opgaven module 2 vwo 5
1p 29 � Waaruit bestaat het verschil tussen de bruto-participatie en de nettoparticipatie? 2p 30 � Bereken de netto-participatiegraad in 2001. 2p 31 � Zal de p/a-ratio in Nederland door een toenemende arbeidsparticipatie van gehuwde vrouwen stijgen of dalen? Verklaar het antwoord. 2p 32 � Geef een verklaring voor de stelling van de econome. Opgave 1 vwo ec12 2003-1 Belastingen en bestedingen In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken wordt onderzocht wat de effecten zijn van een wijziging in de tarieven van directe en indirecte belastingen op de vraag naar een bepaald goederenpakket. Bij dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van de vraagvergelijkingen van twee huishoudens: een gemiddeld huishouden met een minimuminkomen (huishouden 1) en een gemiddeld huishouden met een modaal inkomen (huishouden 2). De gezamenlijke vraag van deze twee huishoudens staat in het onderzoek model voor de totale vraag naar dit goederenpakket. qv1 = -2,5p + 0,006y1 + 100 qv1 = gevraagde hoeveelheid door huishouden 1 y1 = besteedbaar inkomen van huishouden 1 qv2 = -1,5p + 0,005y2 + 100 qv2 = gevraagde hoeveelheid door huishouden 2 y2 = besteedbaar inkomen van huishouden 2 p = prijs van het goederenpakket (inclusief indirecte belastingen) In de uitgangssituatie geldt: p = € 30; y1 = € 12.500; y2 = € 25.000. 2p 1 � Laat met behulp van een berekening zien dat huishouden 2 aan het onderzochte goederenpakket relatief minder besteedt dan huishouden 1. Vervolgens worden door de regering twee belastingwijzigingen doorgevoerd. Ten eerste verlaagt men de tarieven van de inkomstenbelasting, waardoor voor alle inkomensgroepen het besteedbaar inkomen met 10% stijgt. Tegelijkertijd verandert de regering de tarieven van de indirecte belastingen, waardoor voor dit goederenpakket het totale tarief stijgt van 6% naar 16,6%. Deze verhoging wordt volledig doorberekend in de prijs van het goederenpakket (p). 2p 2 � Leg uit hoe dit pakket van belastingwijzigingen het reëel besteedbaar inkomen van huishoudens deels verhoogt en deels verlaagt. 2p 3 � Toon met een berekening aan dat door de belastingwijzigingen de gevraagde hoeveelheid van huishouden 1 gelijk blijft. 2p 4 � Zal de gezamenlijke gevraagde hoeveelheid van huishouden 1 en 2 naar dit goederenpakket afnemen, gelijk blijven of toenemen als gevolg van de belastingwijzigingen? Verklaar het antwoord.
7
Extra opgaven module 2 vwo 5
Opgave 6 vwo ec12 2003-2 Groothandel in wereldvaluta Koersveranderingen van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar worden vooral veroorzaakt door kapitaalstromen tussen de landen van de Economische en Monetaire Unie (EMU) en de Verenigde Staten (VS). De invloed van de onderlinge handel in goederen en diensten tussen beide economische grootmachten op deze koers wordt in deze opgave buiten beschouwing gelaten. In het onderstaande model van een deel van de valutamarkt worden vraag en aanbod van euro’s beschreven. Qv = -50P + 86 Qv = gevraagde hoeveelheid euro’s in miljarden Qa = 25P + 17 Qa = aangeboden hoeveelheid euro’s in miljarden Qv = Qa P = koers van de euro in dollars ($) 3p 19 � Bereken voor welk bedrag in dollars er euro’s worden verhandeld op deze markt. Stel dat vanwege sterk dalende aandelenkoersen op Wallstreet grote concerns uit de EMUlanden besluiten tot overname van een aantal Amerikaanse bedrijven. Hierdoor ontstaat een kapitaalstroom met een totale waarde van 3 miljard euro. 2p 20 � Bereken met hoeveel procent hierdoor de koers van de euro in dollars zal veranderen. 2p 21 � Was bij een minder elastische vraag naar euro’s de koersverandering, zoals deze optreedt als gevolg van de genoemde kapitaalstroom, groter of kleiner geweest? Licht het antwoord toe.
8