Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6 Auteur
VO-content
Laatst gewijzigd
11 May 2016
Licentie
CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie
Webadres
http://maken.wikiwijs.nl/74469
Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein. Wikiwijsleermiddelenplein is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt. Stel zo voor iedere onderwijssituatie de optimale leermiddelenmix samen.
Inhoudsopgave Intro Hormonen aan het werk
Vooraf Eindproduct-Beoordeling Doelen-Concepten Kennisbank Werkwijze
Verwerking Stap1 Stap2 Stap3 Stap4 Stap5 Stap6 Stap7 www.lvoorl.nl
Antwoorden Verwerking Over dit lesmateriaal
Pagina 1
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Intro Hormonen aan het werk
Knuffelhormoon, prethormoon, stresshormoon, vechthormoon, groeihormoon… Regelen hormonen dan alles in je lichaam en je leven? Wat doen hormonen precies in je lichaam? Bepalen hormonen echt je gedrag, zoals Herman Finkers zingt in dit filmpje? En zou je wat extra hormonen kunnen slikken als je bepaalde functies in je lichaam wilt versterken? En welke risico’s kleven aan het slikken van hormonen? In deze module bestudeer je de werking van enkele hormonen van een mens. Als eindopdracht verdiep je je in een hormoon naar keuze, dat nog niet in de module of in de Kennisbank is behandeld.
Pagina 2
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Vooraf Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct - beoordeling Je maakt in tweetallen een presentatie over een hormoon. Je kunt kiezen uit een informatieve posterpresentatie of een mondelinge presentatie. Maak hierover afspraken met je docent. In je presentatie komen in ieder geval de biologische aspecten zoals: de structuur van het hormoon; de doelwitcellen; het effect op de homeostase en; de regeling van de hormoonproductie. Je besteedt bovendien aandacht aan maatschappelijke dilemma’s.
Doelen-Concepten
Leerdoelen: Aan het eind van deze module kun je:
Pagina 3
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
de werking van een regelkring in het hormoonstelsel voorspellen; de werking van hormoonklieren en de specifieke werking van hun hormonen beschrijven en afleiden hoe de doelorganen daarop reageren; het verband beschrijven tussen hormonale regulatie en het handhaven van homeostase; de relatie tussen het hormoonstelsel en het zintuig-, spier- en zenuwstelsel toelichten; beschrijven hoe cellen signalen ontvangen en verwerken, hoe cellen op signalen reageren, en deze processen aan elkaar relateren; herkennen hoe cellen met elkaar communiceren over korte en lange afstand via een hormoon; onderscheidend at er responsen in het celplasma zijn en dat er responsen zijn die genexpressie bevorderen; afleiden welke effecten celcommunicatie op andere organisatieniveaus teweegbrengt. Deelconcepten Hormoonklieren, hypofyse, hypothalamus, schildklier, nieren, bijnieren, ovaria, testes, eilandjes van Langerhans, exocrien, endocrien, doelwitorganen, receptor, hormoonconcentratie, insuline, glucagon, adrenaline, schildklierhormoon, spijsverteringshormonen, EPO, signaalstoffen, second messenger, cell junctions, receptor, respons, signaalcascade.
Kennisbank
KB: Regelkringen KB:? Hormoonklieren KB:? Homeostase op celniveau KB:? Hormonale regeling van man en vrouw
Werkwijze De module 'Hormonen aan het werk' bestaat uit een groot aantal opdrachten. Op bijgaand werkplan kun je invullen welke opdrachten je gedaan hebt. Zo houd je goed overzicht. Download hier het Werkplan ' Hormonen aan het werk '. Werkwijze Je werkt individueel of in groepjes. Bij de eindopdracht werk je in tweetallen. Tijdsduur Je hebt voor deze module ongeveer 8 uur nodig.
Pagina 4
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Verwerking Stap1
Homeostase In de module Aan de start heb je kennis gemaakt met verschillende regelmechanismen die je lichaam heeft, om ervoor te zorgen dat je interne milieu steeds zo optimaal mogelijk is. Het vermogen van het lichaam om het interne milieu constant te houden, ondanks veranderingen in de omgeving noem je homeostase. Het woord is afkomstig van de Griekse woorden “homoio” en “stasis” die respectievelijk “gelijksoortig” en “toestand” betekenen. Opdracht 1 Regelkringen In viertallen. In de vorige module heb je een aantal regelkringen bestudeerd voor het constant houden van: temperatuur bloeddruk CO2 gehalte osmotische waarde Teken alle vier één van de regelkringen en leg deze aan de anderen uit. Raadpleeg zo nodig de kennisbank. KB: Regelkringen Opdracht 2 Testosteron In het filmpje van de inleiding werd o.a. gesproken over “anabolen steroïden, chemisch verwant aan testosteron”. a. Herhaal uit de kennisbank wat je geleerd hebt over de werking van hormonen in het algemeen en testosteron in het bijzonder. KB: Geslachtshormonen KB: Hormonale regeling van man en vrouw Herhaal eventueel de toets. b. Zoek in Binas een schema op waar en hoe de productie van testosteron is geregeld. Neem het schema over en zet een + of een - bij de getekende pijlen om stimuleren of remmen aan te geven. c. In viertallen. In het nieuws hoor je weleens over het gebruik van testosteron.
Pagina 5
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Ieder leest één van de artikelen over de effecten van testosteron. Wissel de antwoorden uit en vat de effecten van testosteron samen in een schema.
Opdracht 3 Het wordt een jongen! In viertallen. Alle embryo’s groeien in principe uit tot een vrouw. Maar er is één gen dat daar verandering in kan brengen, het SRY gen, een gen op het Y-chromosoom. Extra info: In de module Transgenderkinderen heb je al kunnen zien dat het onderscheid tussen mannen en vrouwen niet altijd even duidelijk is. Verschillende tussenvormen zijn mogelijk. Bestudeer de volgende bronnen. Verdeel de taken en wissel daarna de antwoorden uit. Maak samen een overzicht van de manier waarop: het geslacht van een mens wordt bepaald in welk stadium van de embryonale ontwikkeling dat gebeurt door welke oorzaken er geslachts-tussenvormen kunnen ontstaan Bronnen: Onzeker mannenbestaan - www.kennislink.nl www.pbs.org Het is een eh - www.dsdnederland.nl Meiosis - www.hhmi.org
Stap2
Pagina 6
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Hormonen Bekijk het filmpje:
Opdracht 1 Hormoonklieren a. Maak een overzicht van de hormoonklieren die je in het filmpje hoort. Noteer de werking van de gevormde hormonen. Gebruik daarvoor het werkblad hormoonklieren b. Lees de onderstaande kennisbanken. KB: Samenwerking met zenuwstelsel KB: Hormoonklieren Vul je overzicht op het werkblad aan. Opdracht 2 De hypofyse a. Het verband tussen de hypotalamus en de hypofyse voorkwab is niet hetzelfde als het verband tussen de hypothalamus en de hypofyse achterkwab. Leg de verschillen uit. b. Het lichaam wordt plotseling veel kouder. Leg uit dat het lichaam nu meer thyroxine nodig heeft. c. De informatie dat het kouder is, komt via de hypothalamus in het regelsysteem. Teken de regelkring die nu zorgt dat er precies voldoende thyroxine wordt geproduceerd. d. Adrenaline heeft onder meer als effect dat de kleine spiertjes rond de bronchiën verslappen. Wat is daarvan het nut in een stresssituatie? e. Maak de oefening "De hypofyse" onderaan deze pagina. f. Teken een terugkoppelingsschema dat de regulatie van het voortplantingsgedrag bij een vrouwelijke kanarie weergeeft. Je mag ervan uitgaan dat bij de kanarie dezelfde hormonen worden gevormd als bij de mens. Geef in het schema een plaats aan: hypothalamus hormonen uit de hypothalamus hypofyse oestrogenen progesteron ovaria FSH LH
Pagina 7
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
De hypofyse kn.nu/hkge0
1
In het schema is de relatie weergegeven tussen de hormoonproductie van hormoonklier K en de reactie daarop van de weefsels en organen die gevoelig zijn voor het door K geproduceerde hormoon Q. De hormonen P en Q worden in de lever afgebroken. Op een bepaald moment wordt een hoeveelheid van het hormoon Q in een bloedvat gespoten. Wat gebeurt er met de concentratie van het hormoon P nadat hormoon Q is ingespoten? a. Neemt af en blijft daarna gelijk. b. Neemt af en neemt daarna weer toe tot het oorspronkelijke niveau. c. Neemt toe en blijft daarna gelijk. d. Neemt toe en neemt daarna weer af tot het oorspronkelijke niveau.
2 Over het voortplantingsgedrag kanaries is het volgende bekend: I Het voortplantingsgedrag is het gevolg van daglengte. II Het optreden van het voortplantingsgedrag wordt gestimuleerd door de aanwezigheid van mannetjes. III Het voortplantingsgedrag kan worden opgewekt door het injecteren van gonadotrope hormonen (FSH en LH). De daglengteverandering wordt geregistreerd door: a. het centrale zenuwstelsel. b. door de hypofyse. c. de ogen.
Stap3
Pagina 8
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
De suikerstofwisseling Cellen hebben voortdurend glucose nodig. Het regelen van de glucoseconcentratie van het bloed is dan ook één van de belangrijkste opdrachten voor het lichaam. Opdracht 1 Eetgedrag a. Je hebt in de vorige module ook een regelkring bestudeerd die het eetgedrag regelt. I. Wat zijn de receptoren voor deze regelkring? II. Waar bevindt zich het controle centrum? Kijk je antwoorden zo nodig na in de kennisbank. b. De belangrijkste brandstof voor cellen is glucose. Noem vijf voedingsmiddelen waarmee jij glucose opneemt. c. Mensen eten niet de hele dag. Maar hun cellen hebben wel de hele dag brandstoffen nodig. Hoe zou je dat op kunnen lossen? Hier volgt een aantal mogelijkheden. Bedenk van elke mogelijkheid tenminste één nadeel. I. Eten op het moment dat het lichaam brandstof nodig heeft II. Voedsel gedeeltelijk verteren en opslaan in het maagdarmkanaal. III. Voedsel zo snel mogelijk verteren en voedingsstoffen opslaan in het bloed. IV. Voedingsstoffen direct in de cellen opnemen via doorlaatbare celmembranen. V. Voedingsstoffen opslaan in een orgaan Opdracht 2 Regeling van de glucose concentratie in je bloed a. Welke oplossing heeft ons lichaam ‘gekozen’? Bekijk beide filmpjes: b.
Pagina 9
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Lees nu in de Kennisbank.
KB: Alvleesklier (pancreas) c. Maak de oefening "Regeling van de glucose concentratie in je bloed" onderaan deze pagina. Opdracht 3 Hoog of laag? a. Bekijk de animaties voor hoog en laag bloedsuikergehalte www.abpischools.org.uk www.abpischools.org.uk b. Welke van de volgende omschrijvingen hoort bij de situatie dat het bloedglucosegehalte hoog is I. Lever zet glucose om in glycogeen II. Spiercellen zetten glucose om in glycogeen III. Aanmaak van glucagon IV. Aanmaak van insuline V. Vetcellen zetten glucose om in vetzuren VI. Lever zet glycogeen om in glucose
Regeling van de glucose concentratie in je bloed kn.nu/r8hi7
1 Vul hieronder de ontbrekende woorden in. Kies uit: glucose, insuline, celademhaling, alvleesklier, glycogeen, spieren, lever, glucagon. Let op, sommige woorden worden vaker gebruikt! Je _______________ regelt het _______________ gehalte met behulp van twee hormonen. Als je bloedglucose gehalte stijgt dan maakt de _______________ het hormoon _______________ . Dit hormoon zorgt ervoor dat je cellen _______________ opnemen. Het wordt gebruikt voor de _______________ . Het zorgt er ook voor dat glucose wordt
Pagina 10
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
omgezet in _______________ en opgeslagen in de lever en _______________ . Als het bloedglucosegehalte te laag is, produceert de _______________ het hormoon _______________ . Dit zorgt ervoor dat de _______________ moleculen _______________ omzet in moleculen _______________ .
Stap4
Wat kan er mis gaan? De regelkring van suiker die je in stap 1 hebt geleerd is kwetsbaar. Op welke punten zou het mis kunnen gaan? Opdracht 1 Diabetes type I en II Je hebt gelezen dat er twee typen diabetes zijn. Zoek uit wat er mis gaat bij iemand met diabetes type I en type II. Beantwoord dan de vragen: a. Een van de complicaties van diabetes is beschadiging van zenuwweefsel. Waardoor loopt juist zenuwweefsel snel schade op? b. Maak de oefening "Diabetes type I en II" onderaan deze pagina. Opdracht 2 Tekort aan glucose? a. Als de cellen niet genoeg glucose op kunnen nemen, gaan ze over op een noodscenario. Uit welke stoffen kunnen ze zo nodig energie halen? b. Wat merk je aan iemand die veel vetten verbrandt? c. Merk je ook iets aan iemand die veel eiwitten verbrandt? Zoek hier het antwoord: Folder Ketonen en diabetes - www.bayerdiabetes.nl d. Als de cellen niet genoeg suiker kunnen opnemen, blijft de osmotische waarde van het bloed hoog. Welke gevolgen heeft dat voor het drinkgedrag? e. Beredeneer in vier stappen welke gevolgen dit heeft voor de geproduceerde urine.
Pagina 11
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Opdracht 3 Hypo of hyper?
Een te laag bloedsuikergehalte wordt wel een hypo genoemd, te hoog een hyper. a. Teken voor een gezond iemand een regelkring waarin een hypo voorkomt. Vergelijk je schema met een medeleerling b. Wat kan een diabetespatiënt doen bij een hyper? I. Meer insuline spuiten. II. Iets met koolhydraten eten. III. Gaan bewegen. IV. Minder insuline spuiten. c. Iemand met diabetes wil gaan sporten. Wat moet hij van te voren doen? I. Meer insuline spuiten. II. Een boterham extra eten. III. Minder insuline spuiten. IV. Meer vetten eten. d. Kan een diabetespatiënt alcohol drinken? Zoek hier het antwoord. Wissel de gevonden antwoorden uit in de klas.
Opdracht 4 Regeling
Teken de manier waarop de hoeveelheid schildklier-hormoon in het bloed wordt geregeld. Vergelijk deze regeling met de regeling van de hoeveelheid insuline in het bloed. Wat is het belangrijkste verschil? Opdracht 5 Regelkringen Herhaal de kennisbank.
Pagina 12
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
KB: Hormonale regeling van man en vrouw Teken de beide regelkringen en vergelijk deze met de regeling van het insuline gehalte van het bloed. Gebruik eventueel ook de animaties op Bioplek. De cyclus van een vrouw - www.bioplek.org De testis - www.bioplek.org Opdracht 6 Regeling insuline afgifte Als de regeling van de insuline afgifte niet vanuit de hypofyse wordt aangestuurd, hoe verloopt die regeling dan wel? a. Bestudeer de afbeelding.
Je ziet een aantal gebeurtenissen die aan de celmembraan van de bètacellen verlopen. Noteer de juiste volgorde van de gebeurtenissen. ATP bindt aan het K+ kanaal De membraan depolariseert Calcium komt de cel binnen Depolarisatie opent het Ca-kanaal Glucose komt de cel binnen via een glucose transportkanaal Calcium stimuleert de exocytose van insuline Verbranding van glucose leidt tot de productie van ATP De concentratie van glucose in het bloedplasma stijgt Het K+ kanaal sluit b. Medicijnen die bij diabetes mellitus type 2 kunnen worden voorgeschreven zijn sulfoonylureumderivaten. Het bindt zich aan de SURreceptor, waardoor de K+ kanaaltjes sluiten. Leg uit wat daarvan het effect is. c. Leg uit waardoor een patiënt met type I diabetes niets heeft aan dit medicijn. d. Maak de eindexamenvragen: VWO Biologie 2010-2 vraag 14 VWO Biologie 2010-2 vraag 15 VWO Biologie 2010-2 vraag 16 VWO Biologie 2010-2 vraag 17 VWO Biologie 2010-2 vraag 18 VWO Biologie 2010-2 vraag 19 Opdracht 7 Opname van glucose in de cel De cellen moeten glucose uit het bloed of uit de weefselvloeistof opnemen, en moeten dus glucose herkennen. Bijna alle cellen in je lichaam hebben daarvoor speciale receptoren voor glucose.
Pagina 13
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
a. Bedenk twee mogelijke nadelen van het systeem met receptoren. b. Wat is een oplossing? I. De receptor reageert niet op glucose maar op een andere stof. II. Deze stof wordt alleen gemaakt als het glucose gehalte hoog is. III. Als reactie bewegen de transportkanaaltjes voor glucose zich naar de membraan en gaan open. c. Maak de juiste combinaties tussen de nummers 1 tot en met 6 in de figuur en de beschrijvingen. Kies uit: glucose, insuline, glucose kanaal, synthese van vetzuur uit pyrodruivezuur, afbraak van glucose tot pyrodruivezuur, glycogeen
Let op: rode bloedcellen, zenuwcellen, dekweefselcellen van de nierbuisjes en het spijsverteringskanaal, hebben geen insuline nodig om glucose uit het bloed op te nemen. Hun celmembranen zijn doorlaatbaar voor glucose. Bij hoge bloedsuikerwaarden raken deze cellen snel verzadigd met glucose. Als de glucose niet verbruikt word, hopen allerlei schadelijke producten zich op in de cel.
Diabetes type I en II kn.nu/izflx
1 Welke type diabetespatiënt is in ieder geval gebaat bij het toedienen van insuline? a. Iemand met diabetes I. b. Iemand met diabetes II.
2 Welke type diabetespatiënt is mogelijk gebaat bij een dieet? a. Iemand met diabetes I. b. Iemand met diabetes II.
3 We bekijken twee personen met diabetes. P een man van 56 met overgewicht. Q een meisje van 9 van wie meerdere familieleden diabetes hebben.
Pagina 14
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Welk type diabetes heeft persoon P waarschijnlijk? En persoon Q? Maak de juiste combinaties. a. P diabetes I Q diabetes I b. P diabetes II Q diabetes II c. P diabetes I Q diabetes II d. P diabetes II Q diabetes I
4 Wat de meest voorkomende vorm van diabetes is in Nederland? a. Diabetes I b. Diabetes II
5 Welke cellen worden aangevallen door het immuunsysteem bij diabetes type II? a. Cellen van de alvleesklier. b. Cellen van de lever. c. Alfa cellen in eilandjes van Langerhans. d. Bèta cellen in eilandjes van Langerhans.
Stap5
Behandelen van diabetes
In 1869 ontdekte een Duitse student medicijnen, Paul Langerhans, groepjes cellen in de alvleesklier, waarvan de functie nog onbekend was. Later bleken deze cellen insuline af te scheiden. De groepjes cellen werden naar hem genoemd. Aan het begin van de twintigste eeuw deden in Canada enkele wetenschappers een experiment waarmee ze het verband tussen de alvleesklier en diabetes aantoonden. Opdracht 1 Genezen van diabetes? Ze noemden het geïsoleerde stofje : isletine. Later werd dit ïnsuline (insula – eiland in het Latijn). Om grotere hoeveelheden insuline te kunnen maken, schakelden ze over op koeien en varkens. Ze zuiverden de verkregen stof zo goed mogelijk en testen het geïsoleerde insuline uit op zichzelf. De eerste patiënt die genezen werd was een 14
Pagina 15
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
jarige jongen, in 1922. Het gebruik van runderinsuline en varkensinsuline had wel nadelen. Ondanks het zuiveren, bleven er verontreinigingen in het preparaat achter. In 1955 werd de aminozuurvolgorde van menselijk insuline ontdekt. Dierlijk insuline en menselijke insuline bleken niet helemaal hetzelfde. Maak de oefening "Genezen van diabetes?" onderaan deze pagina.
Opdracht 2 Molecuulstructuur
a. Zoek in Binas (67K) de structuurformule van insuline. b. Hoe noem je de getekende structuur? Kies uit: Primaire - secundaire - tertiaire structuur. c. Op hoeveel plaatsen verschillen Menseninsuline en runderinsuline? Menseninsuline en varkensinsuline? Tegenwoordig wordt insuline gemaakt met behulp van bacteriën. Opdracht 3 Productie van insuline a. Bekijk de animatie: Making human insuline - www.kscience.co.uk - Flash b. Maak een bijschrift bij de 10 plaatjes van de animatie. Gebruik eventueel: Transgene organismen - bacteriën - www.bioplek.org Opdracht 4 Insuline a. Insuline wordt ingespoten en niet in niet tabletvorm toegediend. Leg uit waarom. Gewone insuline vormt in oplossing hexameren (zes moleculen aan elkaar). Deze moeten in het onderhuidse vet eerst uiteenvallen tot mono- en dimeren. Door het verkregen insuline verder te bewerken worden medicijnen gemaakt met verschillende eigenschappen. Preparaten met een langere werking dan gewoon insuline worden bijvoorbeeld gemaakt insuline in een vorm te brengen die bij de normale pH van het weefselvocht moeilijk oplosbaar is of die aan bepaalde eiwitten in het bloed bindt, waarvan het weer langzaam wordt losgemaakt. b. Leg uit wat het voordeel is van langer werkend insuline. c. Op welk moment van de dag zou een diabetes patiënt gebaat kunnen zijn bij deze vorm van insuline? Kies het juiste antwoord. I. Direct voor een maaltijd II. Direct na een maaltijd
Pagina 16
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
III. Tussen de maaltijden in Opdracht 5 Diabetes Hoewel mensen met diabetes nu goed behandeld kunnen worden, is het goed regelen van het bloedsuikergehalte nog steeds lastig en bovendien belastend voor de patiënt. Er zijn wel steeds nieuwe ontwikkelingen. Bekijk de volgende filmpjes: Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende methoden? Opdracht 6 Gevolgen van diabetes Zoek uit welke organen beschadigd raken bij iemand met een niet goed geregeld bloedsuikergehalte? Leg ook uit waardoor juist in deze organen schade optreedt. Tip: kijk ook nog even naar stap 1, opdracht 5.
Opdracht 7 Onderzoek Onderzoek naar de oorzaken en de gevolgen van diabetes is belangrijk. Ook in Nederland wordt veel onderzoek gedaan. Bekijk twee onderzoeken: Zijn alle diabetes patiënten gebaat bij beide onderzoeken? Bespreek je antwoord in de klas. Opdracht 8 Test je kennis Maak eindexamenvraag: VWO Biologie 2011-2 vraag 24 VWO Biologie 2011-2 vraag 25 VWO Biologie 2011-2 vraag 26 VWO Biologie 2011-2 vraag 27 VWO Biologie 2011-2 vraag 28 VWO Biologie 2011-2 vraag 29 VWO Biologie 2011-2 vraag 30 VWO Biologie 2011-2 vraag 31 VWO Biologie 2011-2 vraag 32 VWO Biologie 2011-2 vraag 33
Pagina 17
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Genezen van diabetes? kn.nu/gnmty
1 Bekijk de afbeelding. Koppel het bijschrift aan het juiste nummer.
1. _______ 2. _______ 3. _______ 4. _______ 5. _______ 6. _______ 7. _______
Beschikbare keuzes: Cellen in oplossing brengen en filteren, De hond ontwikkelt diabetes, De diabetes is succesvol verholpen, Verdere experimenten geïsoleerd en gezuiverd insuline van de oplossing, Eiland van Langerhans worden geïsoleerd, Verwijderen van de alvleesklier bij de hond, Oplossing wordt geïnjecteerd
Stap6
Pagina 18
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Hormonen op celniveau Je hebt nu een heel aantal hormonen leren kennen. Ze bereiken hun doelwitcellen allemaal via het bloed. Wat er daarna gebeurt, is afhankelijk van de het soort receptor en de structuur van het hormoon. Lees de kennisbank. KB: Homeostase op celniveau Opdracht 1 Verschillende hormonen a. Hormonen zijn op grond van hun structuur in twee typen te onderscheiden. Welke twee? b. Zoek van elk type hormoon paar voorbeelden. c. In de kennisbank ben je de tem second messenger tegengekomen. Bij welk type hormoon komt je deze term tegen? d. Wat is de primaire messenger? e. In vetweefsel kunnen hormonen worden opgeslagen. Welk type hormonen zal je in dit weefsel vinden? Leg je antwoord uit. f. Lees het artikel Hormonale therapie bij borstkanker. Leg uit: in welke situaties gekozen wordt voor hormonale therapie waarom het beter is te spreken van anti-hormonale therapie wat de verschillen zijn tussen ER- en ER+ cellen wat het effect is van aromataseremmers en van receptor-blokkers wat het verschil is in behandeling van rouwen voor en na de overgang Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot. Opdracht 2 Verschillende receptoren Wat het effect van een peptidehormoon is op celniveau, hangt ook af van het type receptor in de celmembraan. Een veel voorkomende receptor is de G-protein receptor. Bekijk het filmpje:
a. Dit type receptor komt o.a. voor in de nierkanaaltjes. De receptor in de nierkanaaltjes is specifiek voor ADH. Er zijn mensen met een mutatie in het gen voor deze receptor. De receptor is dan afwijkend van vorm.
Pagina 19
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Leid hieruit af wat het gevolg zal zijn voor de patiënt. b. Deze ziekte noem je ook wel Diabetes Insipidus. Deze variant van diabetes wordt onderscheiden van de veel meer voorkomende Diabetes mellitus. Vroeger onderscheidde doctoren deze varianten door de urine te proeven. Mellitus betekent “zoet’, insipidus betekent “smaakloos”. Leg met behulp van je kennis van de nier uit: waardoor er in beide gevallen te veel urine wordt geproduceerd maar de urine in het ene geval zoet en in het andere geval smaakloos is. c. Welke andere oorzaak zou Diabetes Insipidus ook kunnen hebben? Opdracht 3 De insuline receptor De insuline receptor is een tyrosine-kinase receptor. Bekijk hier hoe deze receptor werkt en maak daarna de opdrachten.
a. Bekijk de figuur en benoem de letters A t-m E. b. Noteer de nummers uit de figuur onder elkaar in de volgorde waarin het proces plaatsvindt. Schrijf bij elk nummer een bijschrift. Opdrcaht 4 Insulineresistentie Lees het artikel Goed vet, vet goed . Noteer in een enkele regels: wat insulineresistentie is waardoor het ontstaat hoe de ziekte die ontstaat wordt genoemd hoe deze ziekte te voorkomen is. Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot.
Stap7
Afsluiting In tweetallen. Je maakt een presentatie over het hormoon dat je hebt gekozen. Suggesties voor onderwerpen: groeihormoon, oxytocine, melatoninen, cytokinen, aldosteron, histamine, endorfine of serotonine. Je kunt kiezen uit een informatieve posterpresentatie of een mondelinge presentatie. Maak hierover afspraken met je docent.
Pagina 20
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
In je presentatie komen in ieder geval de biologische aspecten zoals: de structuur van het hormoon; de productie; de werking en de doelwitcellen; het effect op de homeostase en; de regeling van de hormoonproductie. Je besteedt bovendien aandacht aan maatschappelijke dilemma’s zoals die bijvoorbeeld ontstaan door het ontbreken of het extra toedienen van het hormoon. Misschien kun je informatie vinden over wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot het gekozen hormoon. Formuleer een stelling die je aan de klas voorlegt en beargumenteert.
www.lvoorl.nl
Leerlingen voor leerlingen Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt. Hieronder een video die goed past bij deze opdracht. Bekijk de video. Video: Hypofyse
Pagina 21
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Antwoorden Verwerking Stap 2 Opdracht 2 De hypofyse a. De achterkwab wordt rechtstreeks gestimuleerd via neurosecretorische zenuwcellen. De achterkwab wordt indirect gestimuleerd doordat de hypofyse stimulerende hormonen (releasing factors) afgeeft. b. De stofwisseling moet sneller werken om meer warmte te produceren. De stofwisseling wordt gestimuleerd door thyroxine. c.
d. Er kan meer lucht door de bronchiën, waardoor de longen meer zuurstof kunnen opnemen, en de cellen meer energie kunnen vrijmaken. f.
Stap 3 Opdracht 1 Eetgedrag b. Brood, pasta, rijst, aardappelen, suiker. c. I. Eten zoeken kost tijd. Het voedsel moet nog worden verteerd en dat kost ook tijd. II. Brandstoffen en bouwstoffen zijn mogelijk op verschillende momenten nodig. Ook nu kost vertering nog tijd. III. Osmotische waarde vertoont grote schommelingen, waardoor bloedcellenkrimpen of zwellen. IV. Dat gaat alleen tot dat de concentraties binnen en buiten de cel gelijk zijn, de opname stopt als er geen concentratieverschil meer is. Bovendien kunnen de voedingsstoffen weer uit de cel diffunderen als de concentratie in het bloed laag is. Als de celmembraan doorlaatbaar is, kunnen allerlei stoffen dan in en uit, wat misschien niet de bedoeling is. V. Opslag en afgifte moet worden goed worden geregeld zodat de cellen steeds voldoende hebben en de osmotische waarde van het bloed niet te hoog wordt. Opdracht 3 Hoog of laag?
Pagina 22
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
b.
I. II. IV. V.
Lever zet glucose om in glycogeen Spiercellen zetten glucose om in glycogeen Aanmaak van insuline Vetcellen zetten glucose om in vetzuren
Stap 4 Wat kan er mis gaan? Bij de productie van hormoon. Bij de herkenning van insuline door de receptor. Bij het transport van glucose door transportkanaaltje. Opdracht 1 Diabetes type I en II b. Deze cellen hebben geen insuline nodig om glucose op te nemen. Als het glucosegehalte van het bloed te hoog is, nemen deze cellen dus teveel glucose op. Opdracht 2 Tekort aan glucose? a. Eiwitten, vetten. b. Hij valt af. d. De patiënt gaat veel drinken. e. Het bloed bevat veel glucose. De maximumcapaciteit van de nier om glucose terug te nemen wordt overschreden. Er blijft glucose in de voorurine achter en dus in de urine. En die bevat daardoor door osmose ook veel water. Opdracht 3 Hypo of hyper? b. c.
I. Meer insuline spuiten. III. Gaan bewegen. II. Een boterham extra eten.
Opdracht 4 Regeling Bij de regeling van de hoeveelheid insuline speelt de hypofyse geen rol, bij de regeling van de hoeveelheid schildklierhormoon wel. Opdracht 6 Regeling insuline afgifte a.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
De concentratie van glucose in het bloedplasma stijgt Glucose komt de cel binnen via een glucose transportkanaal Verbranding van glucose leidt tot de productie van ATP ATP bindt aan het K+ kanaal Het K+ kanaal sluit De membraan depolariseert Depolarisatie opent het Ca-kanaal Calcium komt de cel binnen Calcium stimuleert de exocytose van insuline
Opdracht 7 Opname van glucose in de cel a.
Glucose wordt aan de receptor gebonden, maar kan dan ook niet meer naar binnen. Er zal altijd wel wat glucose in het bloed zijn, dus de receptor is dan voortdurend bezet.
c.
Pagina 23
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Stap 5 Opdracht 2 Molecuulstructuur b. Secundaire structuur. c. Op 3 plaatsen. Op 1 plaats. Opdracht 4 Insuline a. Insuline wordt in de darm afgebroken. b. Er is voortdurend een beetje insuline in het bloed in plaats van in kortdurend keer heel veel. c. III. Tussen de maaltijden in. Stap 6 Opdracht 1 Verschillende hormonen a. Peptide hormonen en steroide hormonen. c. Peptide hormoon. d. Het hormoon zelf. e. Steroide hormonen, deze zijn goed oplosbaar in vet, in tegenstelling tot peptide hormonen. Opdracht 2 Verschillende Verschillende receptoren a. De patiënt zal voortdurend veel water drinken en veel plassen. b. In het ene geval is de oorzaak een zo hoog glucosegehalte van het bloed dat de resorptiecapaciteit van de nier wordt overschreden. De osmotische waarde wordt te hoog, waardoor ook teveel water wordt uitgescheiden. In het andere geval zijn de nierkanaaltjes niet goed doorlaatbaar voor water, waardoor de terugresorptie wordt belemmerd. c. Geen of te weinig productie van ADH.
Pagina 24
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6
Over dit lesmateriaal Colofon Auteur
VO-content
Laatst gewijzigd
11 May 2016 om 10:53
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Leerniveau
VWO 6; VWO 5;
Leerinhoud en
Biologie; Instandhouding; Hormonale regulatie, verband met homeostase en
doelen
met zintuig- en zenuwstelsel; Regeling;
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad gemiddeld Studiebelasting
Pagina 25
8 uur en 0 minuten
Module: Hormonen aan het werk - VWO 5 6